text
stringlengths
96
60.7k
ja, maar je moet zelf ook een beetje drinken. je moet niet alles aan mij geven. drink je ook zelf een beetje? nee, k wi niet nie veel. ja, dat is genoeg. drink jij dat maar lekker op dan. ikke ook xxx. oh, lekker. is het lekker? mmm. zo. zullen we het in de keuken zetten? de bekers. tafel even schoonmaken, he. gaan we soon same make. same doen. efe. mij? ja. moet soonmake. in e keuken zette. ja. zo. die is op. gaan we strakjes schoonmaken, he. gaan we nou eerst even spelen. ga je mee spelen even nog? zo, even de tafel schoonmaken. die xxx. daar kun je wel mee spelen. dat is nog wel schoon. of niet? nee. is dat ook vies allemaal? ja. gooi maar in de bak. zo. gaan we straks wel afwassen. ja. die ook. ja, die ook. gooi die ook maar in de bak. een kopje meer of minder maakt niet uit. zo! meew niet, he. mijn hele servies joh, is eh die no niet vies, he. moet gewassen worden. het lijkt de grote schoonmaak wel. die hoef e niet. nee, ik zou het maar niet doen. moe e nou doen? mama is even zo. hij zakt de hele tijd af die band, broekband. zo. misschien blijft ie zo beter zitten. zo. xxx, he. xxx. ah, niet lekke, hoor. nee, kan niet! wat kan niet? ditte. kijk. kieboe! ik kan niet. oh, je kan het niet. nee. nou, dan, doen we het zo. nee, jij trui. jij trui. ik trui. moet jij raden waar ik ben. zeg dan waar is mama nou? mama, waar ben je nou? of zie je mij niet? zie je niet waar ik ben. ? Laura, waar ben je? yyy. yyy. yyy. kom Laura, zullen we iets leuks gaan doen? hee. ik verveel me zo. yyy. hee toe. yyy. boe! yyy. yyy. jaha. eh eh. blijf je daar kijken, Laura? nou, ik zet em even uit. ja. lekker, he, zo n appeltje. is snoepje nou? snoepje? wat zei je nou? is snoepje nou? k heb honge. ete. ikke honger. zeg het nog eens harder, waar is. ? honge. ik versta je niet. ikke honge. ikke oh, je hebt honger. ja. wat wil je hebben, zei je? honge. yyy. nou, ik versta er niets van. je kan best harder praten. k heb honge. je hebt honger? ja. nou, je hebt nou een lekker appeltje om te eten. nee. nee? nee. heb je niet zulke honger? heb je andere honger? ja. lekkere honger? ja. mama, jij moet. wat, wat moet ik er mee doen? moet ik de appel van jou opeten? ja, toe nou. ik heb mijn eigen appel. nee, k hoe die appel niet. , ik hoef die appel niet. xxx. xxx. ik wil dit. wat zeg je? wil je die hebben? wil je mijn appel hebben. ? e mama moe die opete. ja, ik zal die opeten. moet wel opete jaha. app. ete Laura opete appel.
goed, ik eet jouw appel wel op. ja. xxx! yyy. , stukj appe, he. wat is die appel? stukj appe. is gewasse. gewassen? ja. oh, mmm. yyy. zo app, he. stukje appel. ik versta je niet. sik appel? ja, k wi suk appel. zieke appel? ja, siek appel. die, xxx efe. nee. hoe niet xxx. k hoef niet die niet. hoef je die niet? nou. goed. veeg je handen even aan de slab af dan. hier. vege niet. veeg je handjes even goed af. k wil soepje. honge, honge. honger. en wat wil je dan wel eten? ik wi honge. ik wi honge. ik wil honger? ik heb honger. nee, jij honge. ik moet soepje hebbe. yyy. ik moet snoepje hebben. yyy. en die appel niet opeten! dat kan niet, he. nee, ik wi soepje hebbe. he, nee. ja, goed. ik begrijp dat je een snoepje wil hebben. maar ik heb een appel voor je. nee, ikke soepje hebbe. ja. dit is. ik wi soepje hebbe. nee, ik weet niet waar het snoepje zijn, dus. soepje hebbe. ik heb geen snoepjes in huis. ja, xxx soepje inne huis xxx. ik heb geen snoepjes. ja. k wi soepjes wel, k wi soepjes wel kope. yyy. jaja, maar mama heeft ook geen centjes om te kopen, dus. en de winkels zijn dicht. en zelfs al zou ik centjes hebben, zou je ze nog niet krijgen. slecht voor je tanden, ook. xxx. e se se zo zitte. ga je zo zitten? zo. en hoedje op. jij oo hoedje zien. jij oo hoedjes. ehme hoedjes xxx. zo. ook een hoedje op doen? ja. hoedjes. nee, die! oh, die. moet ik het bij mij doen of bij jou? ik wi doen. bij jou. oh, wat een lief meisje ben je zo. met een hoedje op. zo ben je net ah, hou je hoofd eens omhoog. beetje. hoofd recht. hoho. zo ben je net een eh, een melkmeisje. een Staphorster meisje ben je nou. yyy. ja. jij oo make. wat moet ik ook maken? jij oo make. wat moe k ook doen? jij ook make. ook een hoed op min hoofd. nee, kan niet zo. xxx. zo, zo. hee, een boot. dis een boo. bouw nou? bouwen? de blokken? ja. eh, ik weet het niet. waar heb je het neergezet? in de kast? ja! nou, ga het dan maar even pakken. heb je het netjes opgeruimd al? ja. oh zonder dat wat knap van je! xxx. heb je het zelf opgeruimd allemaal. ? ja, nou dat heb je allemaal al zelf gedaan. wat goed zeg. ja, xxx spele? ja. oh, oh. xxxtjes pakke. ja. oh, letjes in. ja, er zitten lettertjes in. ja. oh, die xxx nou? wat dat is? dat nou in? oh, waar dat is? ehm. ditte nou. ehm. ik heb ze wel mee naar beneden genomen. misschien heb ik ze in de keuken neergelegd. ik zal even kijken. ik dacht dat ik ze mee had genomen. nee. nee, k wi xxx.
beertje is helemaal nat geworden. beertje is nat eh. ehm. mama gaat even kijken waar die dingetjes zijn. xxx? nou, vinden we ze straks wel. xxx! wat is dat? wat staat er in het boek? nee, is e punmuts. is, oh, dat is een puntmuts. ja, is goed. ja, jaas. die is jarig. ja, is ook goed. oh, wat knap van jou. oh, kijk! aah. wat doet ie nou? nee. zn maillot uit aan het doen? ja. maillot uittrekken? ja. kindje is zijn maillot uit aan het trekken. domme kindje, he. ja. mag dat niet? nee. oh! ah. yyy. wat is dat op het plaatje? nee, is e se lope. ze lopen, waar? die ene sokke uit. sokken heeft ze uit, ja. en waar is ze aan het lopen? nee, in e zand. in het zand, ja. aan de zee. bij de zee daar. oh, oh. die nou? wat die doet? weet ik niet. kind. die. nee, die is niet jarig, nee. e puntmuts nou? ik weet niet waar de puntmuts nou is, weer. hee! oh, xxx. die nou? wat die is? wie dat is? dat is een even kijken, hoor. das een hond. een speelgoedhond. speelgoedhond op wieletjes. nee. oeh! kijk es! ja,, wat doet die baby? nee, peen! oh, hij heeft een speen ja, in zn mond. ja. kijk es! een pop! oh ja, een pop. babytje heeft ook een pop. hier. , he. ja. oh, kijk! ah! yyy. yyy! huilt, he. ja. hij huilt. yyy. wat is dat dan? nee, ik wi kusjes geve. oh, kusjes geven. oh. kijk es! ja. wat moet ik kijken? kijk! wat is dat? isse in e bad. oh, baby zit in bad. kijk. oh, kijk es! ja. ik zie het. ete. oh, lekker, he. oh. oh, das ook lekker. ja. au, he. ah, is die au? heeft die au gedaan? nee. nee, is toch geen au. hij is aan het eten van een lepeltje lekker. hij wil alleen niet eten. hij zegt “bah, hoef niet”. wel, he. ja, spinazie is dat. vindt die baby niet lekker. nee. vind jij spinazie lekker? , kijk es! kijk dese! ja, centimeter. baby heeft een centimeter. oh, so oppe kop. oh, het flesje staat op zn kop, ja. ja. e drinke. ooh. kijk es! hoe groot is die daar? hij heef een saapsakje aan. ja, hij heeft een slaapzak aan. die is heel klein, he. die is net geboren, dat babietje. zie je? oh, nie papa, he. nee, is papa niet. nee. de buuvouw. is het de buurvrouw? oh ja. het is een buurvrouw, ja. die eten geeft. ik zie het al. ja. de buuvouw. oh, kijk. lief, he. oh! ja. oh. ja, dat is een jongetje. ja. , vies, he. nee, dat is niet vies! dat is toch niet vies? oh. kijk es! ja, dat vind ik vies. vieze mond! moet je kijken. bah. hij heeft em helemaal onder gesmeerd. oh! oh, fie, beh! mond vies. is e mij, he. isse mij! ja.
oh, kijk es. ! kijk es. ja, wat moet ik kijken? kijk es! ja, wat is er te zien dan? dit is meisje. oh, dat is een meisje. ja, ja dit is een meisje, ja. oh, no e meisje. dat is nog een meisje, ja. oh, kijk es. wannewase. ja, een wandelwagen. hele mooie grote wandelwagen. ikke oo xxx. jij oo xxx wannewage. jij ook xxx wannewage. moet ik ook een wandelwagen kopen? ik heb een wannewage. ja? nee, we hebbe. wannewase. we hebbe wannewase thuis. jij hebt een wandelwagen thuis? ja. ja? ik ook eh jij pakke. oh, die wandelwagen. das een buggy. das een andere wandelwagen. dis een hele grote, he. wij hebben een klein wandelwagentje. hier. ja, zo n klein buggytje. zo eentje hebben wij, die. ja. jij hebt ook eentje, he. voor de pop. jij. moet ik die pakken? nou, je pakt em zelf maar. nee, jij pakke. nee, ik ga em niet pakken. ikke wel pakke? ja, ga jij em maar pakken. kijk, kijk es. kijk es! oh kijk eens, wat mooi, he. kijk eens. wat doet wat doet die moeder allemaal daar? die moeder? in de oortjes. druppeltjes in zijn oortje, ja. kijk es! ja. ga neusje make. ga neusje make. ja, neusje schoonmaken. die niet. het mondje. soomake die nou? ja, wat doet mama dan? zo. zo, he. ja. met de pink in je mond zo. gaat het babytje lekker op sabbelen. kijk! oh, hehe! oh. ooh. kijk. e kikke. is dat een kikker? oh, nee, dat is een schildpad. nou ja. oh. ooh! kijk es! yyy. donke. is een beetje donker daar, ja. is een klein babytje nog, he. die is pas geboren. lief. ja, vind je em wel lief? oh. ja. oh, poep! poep, hij heeft geen poep toch, die jongen. hij heeft een schone bips, hoor. hij is ewas. hij is gewassen, ja. en hier is e papa. dat is papa niet. dat is de mama van het babytje. is babytje aan het was gewassen heeft die. die mama. zie je? hee, is e mapa. ja. kijk es! wat is die aan het doen? e brood. brood aan het eten. kijk es! lekker. opete, he. ja. opete. ja. ooh! yyy. nou, dat kan. dat kan ook gewoon in een emmer. lekker in een emmer wassen. als je op vakantie gaat dat kan. met de tent. kun je gewoon lekker in de emmer wassen. grote emmer gaan zitten. oh, oh. boekje dis. so! goed zo. eh nou? sok nou? dat isse nou? weg? oh hier. hier is e. xxx jij soonmake. ja. oh, je was je sok kwijt, ja. xxx. ga maar schoonmaken met de sok. mama, he. xxx. zo. vies, he. zo. xxx he. zo. zo vies, die. ja, beertje is een beetje vies. maar je hebt het zelf gedaan. kijk kijk es. ooj in bad. kijk! ja, in bad. dit is xxx. met trein mee? wat moet er mee? met trein mee. met de trein mee? ja.
moet mama ook met de trein mee? oh jee. met de trein mee. xxx. waar gaan we dan naar toe? nee, hier niet. dit is e xxx. waar gaan we naar toe, Laura? naa e sembad toe. naar het zwembad toe met de trein. ja. oh, lekker zwemmen. hier xxx. nou ik heb wel zin om te zwemmen hoor. hier hier! , ik zwem. zie je mama zwemmen? zwemmen, zwemmen. of zitten we nog in de trein? ja. oh, domme mama. hier hier zitte. xxx. hier zitten? ja, hier. ah. nee, hier dat. hier zitte. eh, eh. tjoeketjoeketjoeke. so, amme uittappe. oh, uitstappen. oh, we zijn er al. hier sembad. oh, het zwembad. lekker. oh, wat lekker, het zwembad. nee ikke. is mij. zo. kom in het sembad zitte. jaja, ik zit al aan het zwembad. zo. ik ben aan het zwemmen. sssss. oh, lekker, he. ssss. yyy. goed zo! oh, wat kan jij goed zwemmen. oh,, ik se e sembroek. oh, de zwembroek moet nog aan. natuurlijk. dom. de zwembroek aan. zo. sssss. zwemmen, zwemmen. hoeoe, lekker he, is het water. lekker warm is het water, he. amme uittappe. oh, gaan we er weer uit? nee. ja, maar ik moet me even afdrogen eerst. even afdrogen. ja. ja. lekker afdrogen. en dan. nog meer? nu ikke. jij ook. k moe zeesop, k moe haa wasse. haar wassen. een beetje zeepsop. mmmm, lekker. e, ga zo semme, hoor. oh, gaan we weer zwemme? ja. jij oo semme. nee, ja, ik ga ook wel zwemmen. sssss, ssss. ssss, ssss. nee, so pakke, hoor. xxx hie is in. wat zit er in, in de tas? nee, xxx. oh. ga je schrijven in het het water? oh, ik krijg een blaadje, he. wat is dat? e jij moet tekene, he. moet ik tekenen? ja. dan moeten we wel uit het zwembad, eerst, he. yyy. oh, je,, je zwembroek. je laat alles op de grond liggen. ik ga wel hier aan de tafel even tekenen, hoor, Laura. ja. isse nou tekeninge? oh, isse nou tekeninge? oh, hier. k wil hier tekene. op de grond zitten is niet zo geweldig. ik vind het niet zo geweldig, hier. k wil teke. lekke teke. nou lekker tekenen, meid. eentje. eentje hebbe. eentje, vooruit. jij wil tekening niet pakke? ja ja, brrr. pak maar een potlood. dankjewel. xxx moe no sosijn make. zonneschijn? ja. oh, een zonneschijn. kijk eens wat een mooie zonneschijn dit is. bolletjes ook? no oogjes. oh, oogjes. een noos. een neus. een neus make. ja, heb ik al. is dat geen neus? “kee neus”. sokke en haar make. wat, haar? trein n make? trein? ja. brrrr. oh, yyy. nou. is trein, he. moeten we maar doen of het trein is, he. zo. e trein nou? hie. zo. moe xxx boek e wes? boek weg? oh ja, leg het boek maar even weg. ja. nou. ik vind het niet onaardig. heb ik zomaar een zon getekend. dat is toch knap van mama? een zon getekend.
n maan. een maan ook nog. maar dat is moeilijker, hoor. kijk, dat is veel moeilijker. ja. met sterretjes? ja. doen we sterretjes op zijn buik, zo. oh. sterretjes. ja, een beetje ongelijk, maar ach. en en ehm, nog meer. wat kan een maan nog meer hebben? een oog. e oosjes. ook. en een hele grote puntneus. zo. zo. en hij is een beetje verkouden. kijk, er hangt een druppel water aan zijn neus. i een beetje kouwe. een beetje wel. hatsjie zegt de maan. hatsjie zei de maan en hij nieste. xxx. ja, mooi. maak het maar even, Laura. ik kan make. jij kan ook heel mooi tekenen, ja. zo. je hebt wel gauw je blaadje vol, zeg! een streep. ik kan so no e pak. dat is zonde van al die blaadjes. je moet er wel een beetje wel op tekenen, voordat je een nieuwe pakt. ik wil no een. nog een neme, hoor. k wi no een neme. k wi no een neme. xxx. xxx. een kruiwagen. xxx. xxx. pop. pop pakken. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. weg. xxx. xxx. xxx. weg. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. eend. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. poes. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. poes. poes. poes. poes. xxx. poes. xxx. pakken. pakken. pakken pakken pakken. pakken pakken. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Els. xxx. xxx. pakken pakken. pakken. xxx. xxx. xxx. xxx. kat. xxx. xxx. poes. kat. dat. pootjes. staart. waard. waard. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. pop. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. poes. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kus. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. eend. eend. kwaak. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. koe. xxx. xxx. xxx. boek lezen. boek lezen. xxx. xxx. xxx. plak. uit. uit. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ik. xxx. weg. xxx. weg. weg. weg! weg. weg. weg weg. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. weg. weg. weg. weg. ja. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. wortel. xxx. wortel. xxx. poetst. hoed. xxx. xxx. xxx. bus. bus. boekentas. koek. xxx. melk. xxx. blok. xxx. varken. xxx. auto. auto. xxx. xxx. paard. xxx. boek. boek. xxx. xxx. banaan. aap. aap. aardbei. pruim. bloemkool. xxx. xxx. sla. sla. prei. xxx. appel. patat. wortel. pet. xxx. stoel. stoel. stoel. xxx. neushoorn. neushoorn. wat dat. pinguin. pinguin. pinguin. xxx. poes. schildpad. bal. bal. bal. xxx. xxx. kuiken. xxx. xxx. bal. bal. xxx. koek. xxx. xxx. kaas. xxx. xxx. gedaan. xxx. xxx. xxx. xxx. zitten. zitten. zitten. zitten. xxx. lezen. xxx. xxx. hoed. Dipsy. xxx. paraplu. paraplu. xxx. xxx. xxx. Tinky Winky. Po.
Laa Laa. xxx. xxx. Po. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Noo Noo. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. nee. nee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Hopla. olifant. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kip. xxx. xxx. paard. schaap. varken. eekhoorn. xxx. egel. xxx. xxx. xxx. bak. schildpad. xxx. schildpad. poes. xxx. xxx. xxx. xxx. picknicken. poes. poes. varken. poes. xxx. poes. poes. poes. xxx. xxx. muis. pinguin. pinguin. xxx. pinguin. pinguin. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. zitten. zitten. xxx. xxx. xxx. aap. egel. Kees. Kees. Kees. Dikkie Dik. xxx. Dikkie Dik. xxx. beer. xxx. xxx. xxx. bal. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. twee. twee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. xxx. xxx. xxx. xxx. pakken. pakken. pakken. pakken. pakken. pakken. xxx. xxx. banaan. aap. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. worm. muis. muis. olifant. olifant. boek. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. poes. poes. poes. poes. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. poes. poes. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bloem. xxx. bloem. gieter. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja, hoor. ja. dan wordt het wel donker hè? ja. maar dat geeft niks. ik ga even lekker koptelefoontje opdoen. zo. heb jij nog gedroomd vannacht? wat? heb jij nog gedroomd vannacht? nee. nee? Ernst heeft vannacht gedroomd over krokodillen. huh! zo! hij was bang, joh. echt? ja. heb jij wel eens zo'n droom gehad? nee. ik ik had mama mama heeft ook gedroomd. kijk! mijn moeder die dacht dat het onweerde en regende. het heeft ook geregend vannacht. en ik hoorde onweer. vannacht? ja. en regen. ik heb niks gehoord, joh. ik heb wel iets gehoord, want ik kon niet slapen. &~hm. dus daarom kon ik iets horen. en heb jij een andere keer wel eens iets engs gedroomd? of droom jij alleen maar leuke dingen. nou, kijk! ik heb geen droom gehad. ik heb wel een droom over de zeeheks gehad. zeeheks? ja. zeeheks. Ursula. oja. want toen ik die videoband pas nieuw had, toen ik hem die dag gekocht had, kijk, toen mocht ik hem 'smorgens ik bedoel 'smiddags kijken en kijk! eens even denken, hoor. wat gebeurde d'r toen? toen zag je de zeeheks. nou, nee. ik kon geen zeeheks zien, hoor. nee? in mijn bed. oh! je bedoelt dat je 'snachts d'rvan ging dromen al. ja. dat ik nog in mijn eigen bed lag. ja. met mijn ogen open. ja. ja. en toen vond je het eng? nee. dat vond ik niet eng. zeeheks is toch maar een klein heksje. ze kon heel groot worden. ja. maar hier kan je ja. da's kijk! Ursula is een inktvis,. natuurlijk. waarom noemen ze dat eigenlijk een inktvis? gewoon omdat ze inkt heft heeft.
want, kijk, ik ik heb het gezien op televisie. wat voor inkt dan, om mee te schrijven? nee. inkt gewoon zwarte inkt. wat doet ze daar dan mee? 0dat heb ik eigenlijk niet gezien toen. oh. moet nou, kijk! dan gaat ze de zee vies maken. oja. ja. 0dan gaat ze de zee heelmaal vuil maken. 0dat mag natuurlijk niet. het is koning Triton zijn zee. ja. 0die is van koning Triton en niet van de zeeheks. 0dan kunnen we nu gaan beginnen met de koptelefoon. ja, hoor. 0dan moet dit stekkertje d'r eerst in. waar is het? jij wil jezelf altijd graag horen praten hè? ja ja ja ja. als je de koptelefoon op hebt, kan je gewoon verder praten, hoor. ik geloof dat het niet zo'n hard geluid is. probeer maar even of het goed is. praat maar! ja. ja? niet te hard? nee. okee. goed. wel goed. nou. ga maar weer zitten! 0dan kan je gewoon bij zitten. ja. oh. ik ga lekker televisie kijken. hi. weet je dat het de laatste keer is dat we gaan opnemen? nou, nee. vind je dat jammer? nou, 0dat vind ik dat vind ik ja. ik vind het jammer. ja. ik ook. het ging zo goed hè? ja. altijd ging het zo goed. ja. altijd heel veel gepraat hè? ja. heel veel. want dan komt mijn zussie op school. ja. en en dat kan natuurlijk niet. nee. dus daarom is het de laatste keer. ik hoor de klok. dus ja. zo. wat is nou het is maandag vakantie. ja. wat ga je doen in de vakantie? wat heb je voor plannetjes? nou. ganzenborden. met papa en mama en Alexandra. en wie d'r het eerst bij de gans is. nou. die heeft gewonnen. en Alexandra mag de roze gans. ik neem de blauwe gans. en mama neemt de rode gans. papa neemt de blauwe gans. onee. wat voor kleur neem jij? ik neem de blauwe gans. en papa ah! de gele gans. oh. die neemt papa want we hebben geen twee blauwe. dat kan natuurlijk niet. en heb jij al een keer gewonnen? ja. ik win elke keer. ja? ja. en Alexandra dan? oh, Alexandra heeft maar één keer gewonnen. kijk! ja. één keer. nou. da's niet leuk! ik stond het eerst op de gans. Alexandra stond naast mij. dus nou, ja. en ben je wel eens in de put geweest? in welke put? 0er zit toch een put bij het ganzenborden? ja. een put. dan kan je d'r niet meer uit en dan moet je een paar beurten overslaan. dus dan kan je niet opschieten. nou, nee. dat hebben wij niet. wij hebben een water. dat hebben wij. een waterput? of gewoon water? nou, gewoon een water. een vijvertje ofzo? ja. een vijvertje. oja. en je als je daar in valt dan nou. dan ben je af. oja. helemaal af? mag je dan niet meer meedoen? nee. dan mag je niet meer meedoen.
mag een nou, kijk! dan moet die gans weer op één staan. en dan moet ie weer overnieuw beginnen. ja. ja. nou, da's niet goed dan. nee. da's niet leuk. nee. en met hoeveel dobbelstenen gooi je? nee. je hoeft niet met dobbelstenen te gooien. nee? wat dan? oh, nou. kijk kijk. maar pap weet je maar kijk. nee. kijk. kijk. dus ja. het is wel leuk maar eigenlijk kijk. als als je kijk, je je hebt ook een kooi. en en kijk, daar als je dan op de kooi staat dan dan zit je in het kooi. dan is het een arme gans. ben je gevangen? ja. dan gevangenis? nou, nee. het is een houten hokje. oh. dus nou. 0dat vind ik lekker. maar hoe moet dat dan als je geen dobbelstenen gebruikt? hoe doe je dat dan? oh, gewoon. dan moet je omstebeurt gaan. maar één stapje vooruit dan, één hokje? nou, kijk. oja. we hebben d'r toch dobbelstenen bij. jawel. toch hè? ja. , nou, we hadden eerst twee dobbelstenen d'rbij, maar nu één. &~hm. die ene zijn we kwijt. die andere ja. ja. nou. met één kan het ook. 0het duurt het wat langer. maar het kan toch ook. ja. dat kan ook. maar nu is tie weer gevonden, die andere. dus oh, en hoeveel gooi je dan? oh, je mag met &~t twee dobbelstenen gooien. en en als dan ééntje zes is, ééntje vijf nou dan mag je zes keertjes gaan, zes keertjes rond. dat mag dan. zes keer. maar kijk, dan moet je niet bij kijk. waar je op staat, dan moet je daar gaan staan. en &~wan want daar begin je bij één. want, kijk, die andere is de nul. ja. en kijk, dan begin je bij één. twee, drie, vier, vijf, zes. ja. 0dat kan je doen. zo. ah. ik heb nu wel genoeg 0met deze koptelefoon opgenomen, hoor. ja. maar ik doe hem straks weer op. ik vind het goed. je hoeft hem ook niet op te houwe. nee. nee. zo. hé! hé! heb je hete oren? nee. &~z je oren zijn helemaal rood. zullen we nu met de Clickies gaan spelen? da's goed. maar we hebben geen vliegtuig daarvoor. ik wou eigenlijk nog even met je praten en dan met de Clickies spelen. want het praten gaat zo goed met jou. even. ik heb vorige keer met jou gekeken hier. toen vertelde je over dat er eendjes gingen broeden. en dat er wel eens een merel 0dat was een merel hè? in die struik zat. ja. hoe is het nu met ze? heb je ze nog gezien? nou, nee. hij nou, ja. daar zat een merel te broeden. en kijk. en kijk. hoe was het ook weer? ja. toen kwam d'r een ekster daar. 0dat zijn heel erge gemene vogels. &~hm. want, kijk, die heeft alle kleine babyvogels mereltjes opgegeten. is dat gebeurd? ja. maar nu zijn er alleen nog maar twee.
ho! vreselijk! oh oh, ik zit daarnet in de put. en met de eenden, hoe is het met de eenden gegaan? oh, die zijn kijk. hebben die wel veel kleintjes gekregen? die hebben heel veel gekregen, maar die zijn ook allemaal opgegeten door de ekster. ook door de ekster? ja. kijk! daar daar is er één, kleintje, een mereltje. oja. dat is een ja. is dat een jonkie? ja. 0dat is een jonkie. even van dichtbij bekijken. zo. ja. sst. met een oja. ja. 0dat is een kleintje. ja. kan die al vliegen, of nog niet? kan die alleen nog maar &~ho lopen. nou. hij kan vliegen. hij is vijf jaar oud. vijf jaar kan niet. hij is toch in dit jaar geboren dan, als het een jonkie is? nou, nee. hij is een ander jaar geboren. oh, andere keer? oja. ja. hij is op de ja. 0ik geloof dat het daar buiten is. of niet? ja. dat zit buiten op de ruit. ja. oh. ja. dat mag niet. ze mogen d'r niet op gaan poepen. zullen we nu even. met de Clickies gaan spelen, joh? ja. is 0het is nu wel genoeg. 0dat is nou wat meer en is Alexandra trouwens vandaag afscheid aan het nemen? is dat vandaag, van de crèche? nee. ze heeft gisteren van de peuterspeelzaal afscheid &~gev gevierd. oja. maar nu gaat ze het niet op de kres vieren. gaat ze volgende week nog naar de crèche dan? ja. oja. dan zit ze nog op de crèche. maar dan komt ze naar de grote school, naar jullie school. ja. 0dan zit ze wel in de gele groep. ja. want, kijk, ze zit bij juffrouw Ellen dan. bij wie? bij juffrouw Ellen zit ze dan. Ellen? ja. juffrouw Ellen. ja. dus niet bij juffrouw Els in de andere groep. nee. ik geloof dat ze bij juf Afke weer had. maar dat gaat juist niet. dus maandag ga je verder. maar het is wel een andere maandag. oh. een andere maandag. maar niet de maandag als we vakantie hebben. als het nou grote zomervakantie is, waar ga je dan naartoe? 0het lijkt wel alsof tie het niet doet. ja, toch wel. ik dacht even dat ie het niet nee, hoor. hij staat gewoon aan. oh. het lampje brandt, dus dan is het goed hè? ja. wie is dat? weet jij al waar je met de grote vakantie naartoe gaat? je bent wel eens naar Frankrijk geweest. ga je dat weer doen? nee. nee? mijn vader kan niet. nou. het het kan wel maar maar misschien als tie &~z, ja, hij gaat zeggen dat ie een weekje op vakantie gaat, ofzo met naar Frankrijk. dat het een weekje duurt dat ie nog komt. maar als ze hem nodig &~heb hebben, dat &~i nou dan moet papa snel naar Utrecht gaan. dus daarom kan dat niet. oh. dus daarom gaan we niet op vakantie. gaan jullie ook niet op vakantie? jawel. ik ga wel eens vragen.
misschien weet ie het over een tijdje wel, hè, dat jullie toch kunnen. het lijkt me wel fijn voor jou ook. lekker naar zee. hé! een klein piepsleuteltje, joh. 0dat is klein piepsleuteltje. waar is dat van? oh, 0dat weet ik niet. weet je waar het op lijkt? nee. op een sleuteltje van de spaarpot. het is geen sleuteltje van de spaarpot. we hebben geen &~sleut wacht! ik zal het uit gaan proberen. ik zal even mijn spaarpot gaan halen en kijken of het lukt. misschien ook niet. misschien heb jij ook een spaarpot van de bank. dat ze op de bank de sleutel bewaren. heb je dat ook? nou, op de bank hebben ze de sleutel. ja. maar wij hier ook. ik denk het niet. ik denk het ook eigenlijk niet. nee. ik ga het boven uit. ik ga eens kijken, hoor. maar hij gaat d'rin. en ik kan draaien. ja? onee. ik zie het al. da's ook een Rabobankspaarpot die je hebt. ja. ja. het is ook een Rabobankspaarpot. maar ik ga hem eens even proberen. nou. dan denk ik dat die sleutel d'r niet op past. ik ja. maar hij gaat er wel in. 0dit is ook ééntje van de Rabobank. maar het kan ook dat het wel gaat. 0dit is ook een sleuteltje van de Rabobank, dit ditte. maar. nu zit er geen huh! oh, shit! 0hij zit vast! hupla! 0hij gaat niet open hè? nee. 0dat dacht ik al. 0dan zet ik hem even hier op de trap neer. nou. dan weten we niet waarvan die kleine sleutel is, joh. misschien wel van misschien van een koffer dan, een klein koffertje ofzo. ja! dat kan. weet je wat ik nou graag van jou eens wil weten? nee? wat jij het allerliefste wil hebben. waar je altijd van droomt. wat je mooi vindt. oh, misschien voor als ik zes jaar word? ja. of wat je wil vragen aan papa en mama, of je wil vragen voor Sinterklaas. wat waar denk je nou het meeste aan voor speelgoed? ik wil de rode Turtlepoppetje hebben. dat wil ik. een rode? ja. de het rode Turtlepoppetje met het rode maskertje op. 0dat wil ik zo graag hebben. een Turtlepop is toch groen? ja. die heeft ook allemaal rood op zijn lichaam. kijk! die heeft ook een rood masker, rode banden. en hij heeft hier een geel ding en een &~r riem met een nummer d'rop. ja. ja. en achter een schild. en kijk! is ook nog achter zwaarden. en een hoes. 0die moet hierin. en hoe groot is tie dan? hoe groot is tie dan? hoe hoe groot de riem is? nee. het poppetje. oh, die is ongeveer &~s zo groot. oh. ik heb hier zelf ook een Turtlepoppetje. maar kijk. die ligt trouwens in de auto. ik heb geen sleutel van de auto. de auto is er ook niet hè? maar ik ga nu even de Clickies pakken. maar je bedoelt ja. da's goed. ja.
ik ga eens kijken of. maar je bedoelt dus niet zo'n Turtlepoppetje zoals Ernst heeft? met zo'n maskertje. nee. niet zulke Turtlepoppetjes als is kleiner? moet kleiner zijn? nou. kijk! die die kijk! Leonardo heb ik al. maar kijk! met benen en met een buik, dat wil ik. met allemaal de goeie kleuren. ja. ja. en waar kan je die dan kopen? heb je hem wel eens gezien dan in een winkel? oh, dan moet je wel even mee gaan, hoor, eens een keer met boodschappen doen. oh, dan moeten we eerst even samen die verhaaltjes doen. maar dat is niet zo handig met Ernst samen. 0dan gaat ie weer tussendoor praten. vind je niet? gewoon 0dan luister ik gewoon eventjes hiernaar. ja. ja mag hem opzetten. kom maar hier zitten ook! ja. 0dan gaan we 0er maar mee op de bank. ja. oh, kijken wat dat is. aha! ja. zo. en dan 0daar komt ie weer, hoor. ja. nou. 0dan mag jij hem vasthouden. daar is een vissenkom met een kindje en een moeder. &~hm &~hm. graag gedaan! hier zit het kindje bij de vissenkom en een poes. ja. &~hm. graag gedaan! daar zit de poes d'rin te grijpen en het meisje loopt weg! ho! en hij wil hem pakken, de vis. &~hm. graag gedaan! oeh. het gaat niet zo makkelijk. hier &~a heeft de poes hem d'ruit gehaald. en het kindje zei en het kindje komt d'raan gerend. naar de vissenkom. huh! wacht maar! wacht maar even. even deze afmaken nog. die hoort erbij. en nou is is de poes verdrietig. en het meisje is boos op de poes. en en ze zet de vissenkom hoog neer heel goed. dat zijn poes d'r niet meer bij kan. heel goed! huh! ah! gauw! 0er is niks aan de hand. Ernstje. dit is niet open. moet andere deur. die is open. 0die staat op slot. op slot hè? ha! lekker bij Ernst. zo. zo:! dit is de deur. doei! zo. Carl. 0dan maken we even de andere verhaaltjes af. Ernst, ga jij even boven kijken of je de. autootjes ziet hè? nee. boven heb ik geen autootjes. beneden. Ernst, je weet wel waar de autootjes staan hè? ja. ik weet dat weet je wel hè? dat weet ik wel. ja ja. hij weet het zelf wel. ik weet het zelf wel. ja. kijk! die staan hier. hier. in deze hè? zal ik even meehelpen? nee. dat gaat niet hè? nee. Ernst, dat gaat zo niet. zal ik het even doen? ja. vliegmachien. wat is dit voor auto? oh, politieauto. onee, hij moet hier. hij moet ik ga met de gewone auto. zo. ik ga met de en nog een andere! een andere ook. zo. Carl heeft allemaal autootjes, verschillende. hier! Ernst. vier autootjes. jij had één autootje nog vergeten. hoor, Carl! ja. maar ik ja. ik had een autootje vergeten eens een keer. zo. kom je even? Carl? 0dan maken we dit af. Ernst. Carl maakt even de verhaaltjes af.
ga jij maar vast beginnen met de auto's. ja. ikke. ja. jij mag alvast beginnen met de auto's. ja. Carl was bijna klaar met de verhaaltjes. ja. 0hij komt zo bij je. ga maar vast beginnen! kijk! nou. daar staat een jongen en een meisje bij de spiegel. want ze doen net alsof of ze gaan trouwen. ja! mama. deze auto die hadden wij gezien. ja. je moet eventjes aan die kant blijven. even niet praten. ja? we zijn zo klaar, lieverd. goed. dus ze doen net alsof ze gaan trouwen. ja. ja. 0dat had je goed gezien. en dan? dan gaan ze op reg weg. en en en en de man stapt op de jurk van de moeder. huh! oh! oh! wat gebeurt er dan? en dan valt de man d'rover. en daar &~zi zit het meisje boos want d'r zit een voetstap d'rop. ja. nou. schaar en een draad. 0wat gaat ie doen? ze zit een gat in. ho! dus? ze gaat hem weer maken. ja! goed geraden. kijk! en daar is moeder boos, omdat de jurk stuk is. ja. ze ziet het. ja. en daar daar horen ze allebei de moeder is niet boos op hun. nee? nee. en, kijk, daar daar komen ze bij moeder. en en moeder zit op een stoel. ja. nou. alles en? is ze boos? ja. of niet meer? ja. ze is wel boos. ja? zielig hè? ja. nou deze. dit was de langste. oja! kijk eens even. oh, daar is een hengel om te vissen. en daar zit een meisje. en daarnaast zit een egel. naast het jongetje. een egel? ja. nee? of niet? ik dacht het niet. nee. een poes. een hond, ofzo? nou, ik weet het niet. dan gaan we de volgende bekijken. daar is een jongetje met een beer. en de beer kijkt. nou. ja. daar staan we dan. daar staat weer een meisje. en daar staat een plant. en daar vangt ie een vis, het jongetje. ja. en. daarvan heeft die vis hem vast. en toen toen had ie hem vast. en toen wou de beer hem pakken. en kijk en toen was het voor het meisje, die vis. oh! ho! en kijk. daar heeft die beer hem opgegeten. oh! oh! 0dat was niet de bedoeling hè? nee. 0dat was verkeerd afgelopen. nou nog eventjes die dingen uit de map. daar zijn nee, ik zeg eerst wat tegen je. weet je wel. ja. ik geef hem een mes om te snijden. ik geef hem hem een kwast om te schilderen. zo. 0dat doe je lekker zo hè? mooi! nou nou hebben 0we ze allebei gehad hè? kijk! zij hebben ook wat nodig. ja. ja. ik geef hem een pen om te schrijven. ik geef haar een schaar om te knippen. ja! zo. okee! ook weer goed! 0nou gaat ie lekker zo. die hebben we ook al eens gehad. ja. ha! 0dat is toch niks! doe maar dicht! kijk! hier zie je allemaal wormen. ja.
die is net zo lang als die. ja. en die is net zo lang als die. wat gaan we nu doen? die is bijna even groot als die. die is bijna even groot als die. ja. 0die is net iets kleiner hè? ja, net iets. ja. dus die waren even groot. en die twee. en die. deze niet. en nou komt het, hoor. nou, wat komt er? het gaat nog een keer over auto's. maar die is eigenlijk groter dan die. die die is eigenlijk groter dan die. ja, precies! en die twee ze zijn niet even groot, hè, die. zie je? maar kijk eens! die doet net of ie even groot is als die. die doet net of ie even groot is als die. ja! maar het is niet zo. zo kan ik het ook! ja, zo kan ik het ook! gewoon ergens op gaan staan! hè? ja. ja. en dan doet ie net alsof. hé! we hebben net samen over vogels gepraat en dan krijgen we vogeltjes. dat is leuk. kijk eens! die vogels zitten op hun nest. ja. die zit te wachten totdat de eieren uitkomen. die zit te wachten tot de uitkomen. wat doe je als je je gaat wassen? je handen wassen. eerst moet je je wassen. ja, eerst moet je je handen wassen. en en dan moet je de handen afdrogen. nee, kijk! ik heb het niet over de handen. je moet je helemaal wassen. ik begin met die. en dan zeg ik “eerst moet je je wassen en dan” afdrogen. nou zeg ik het nog één keer. 0dan moet je goed luisteren. eerst moet je je wassen. en dan moet je je afdrogen! ja, heel goed! Ernst komt je al ophalen, joh. we zijn allemaal tegelijk klaar. Carl is klaar. jij bent klaar hè? nog even met de auto's dan? zal ik naar jou toe komen? Ernst. ga je niet met de auto's spelen? mama, ik wil deze op. zet hem maar even op. dan kan je het horen. en dan gaan we xxx. praat maar! hoor je het goed? Ernst? ja. mooi zo. ja. mama. ja. mama. ik hoor het goed. mooi zo. mama. Ernst is d'r niet bij. ja. maar, lieverd, je moet nu praten. hij neemt nu op wat jij zegt. dan hoor je jezelf. dan hoor je toch dat je d'rbij bent. hoor je het? praat maar! zeg maar “hallo mama”. zegt Carl. mam. ja. dat is Carl. Carl! Ernst. ik ga weer auto's al spelen. ja. ja. daar ook. &~hm. daar ook. en dat is &~hm. kom maar! xxx. kom maar eventjes. oh, kom eens kijken wat ie klaargelegd heeft. doe maar af! doe maar af! dit is zo'n mooi oplegger hè? 0daar kan van alles op geladen worden. zo! dicht. xxx. mam. kom dan! leg maar neer! leg maar neer. zo. dan d'r even op. kijk dan. die kan je d'r zo weer op maken. ik heb hem d'ruit gehaald. kijk! daar heeft Carl ook zo'n motor.
die heeft hem ook hè? ik heb die ook. ja. ja. kijk! zo koopt ie even twee kaartjes. hier! Carl! ga maar in het stoomtreintje. stoomtreintje, die heeft Carl ook. ja. zegt ie dan. mama. jij mag ook meedoen met ons. ja? ja. nou. ik doe ook mee. en ik kijk ook, hoor, naar wat jullie allemaal voor moois maken. kijk! ik kan alles dit is een. die kan echt hard, joh. xxx. joh, moet je kijken. gaat glijje. kijk dan! kijk! ik heb een auto. ik heb gekregen, auto, joh. voor zit de achterbak en achter zit de motor. nou. zeg! wat raar. dat heb je soms wel bij raceauto's. kijk! jij hebt die auto, een trekauto, ook hè? ja. is kijk dan! 0die rijdt heel mooi. mama. is dit dit is d'raf gegaan. hè, mam? ja. maar nu niet meer. xxx! wat zat er dan op? maar dit zat erop. oh, dan kan het d'r weer op. ik zie het al. ja. ja. ik dat weet ik. Ernst. ga eens een beetje aan de kant. Ernst. getsie. het wil niet. die zijn xxx. kijk! 0die lijkt net op onze auto. zeker. die lijkt erop. ja. maar da's een hoge auto, ditte. ja. 0dit is een hoge auto. jij hebt een hoge auto ook hè? ojee! ho ho ho ho ho! ja. mama. kijk wat ik hier 0dit is een gek autootje, dit hè? ja. 0dit is een gek autootje. 0dit is een. ja. daar zaten eerst batterijen in, joh. weet weet je waarvoor die deze geluid maakt? kijk! hier. ja. hoor je? oh oh. ho! deze rijdt even. benzine tanken moet ik. kijk! Ernst. breng jij wat kleine autootjes die daarop kunnen? ja. kleine autootjes breng ik daar. zo. kleine autootjes moet daarop hè? allemaal achter hè? shit. allemaal achter hè? moet “shit” zegt hem hè? “shit” zeg je dan hè? als het niet lukt. Turtlepower! Turtlepower. deze auto ook. moeilijk hè? heel moeilijk is het. ja. het wordt heel moeilijk, hoor. het is heel heel moeilijk. ja. maar bij mij gaat het natuurlijk wel. zo. autootje. autootje voor autootje. en dan staat ie al vol! 0dan staat ie al vol. nou, nee. dat nee. dat wagentje gaat echt niet. 0dat is een beetje te kijk, auto! zo. hier staat ie ook op. hier staat ie ook op. zo. en dan moet hier een autootje op. nou. d'r horen geen traktors op. Vandaag is het achttiende november negentien achtig. En. Kimmetje en ik moeten buiten. Ah! Nou, was het niet bang? Heb. Je koffie? Ja. Ik heb koffie. En wat heb jij? Ik heb koffie. En wat heb je nog meer? Brood. Brood met? Pindakaas. Is dat pindakaas? Mag ik een hapje pindakaas? Nee daar is meer wat. Oh. Kaas. Dat is kaas. Wil. Je een hapje kaas? Ja Nee. Tikken. Er is al getikt. Ik kan tikken. Paarden. Nou. Niet tikken maar paarden. Ik wil tikken. Ik. Wil tikken. Dan. Moet je tikmachine gaan aanschatten. Nee.
Dat zijn speciale tikmachines. Dat. Hm. Dat. Tikken. Wat. Vind je nou zo leuk aan het tikken? Kim. Aan Kim een. Ben jij Kim N? Kim. En hier. En. Hier. Hier. Wel, hè? Hier wel. Wel. Hè? Ja. Hier. Ja. Hier. Hier. Hier. Hier. Hier. En hier. Ah. Hij mag er niet. Aankomen Kim. Nee. Nee. Wordt Loeki heel boos op je hè? Nee. Thomas. Mag dat Loeki ook niet aankomen en hij ook niet. Ik ben dood. Dood Dood. Dood. Kijk. Eruit. Mijn koffie gaat af met hem. Nee. Nee. Nou ga ik jouw boter allemaal opheven nou. Nee is toch geen straat? Nee. Wat zullen we. Vandaag gaan doen? Nou met. Wil je met je toe? Ja. Ja? Ja. Wat zullen we met je gaan doen? Eten. Zullen we met je gaan eten? Ja. Met je want. Hier. Hier. Hier Woon je met je daar? Ja. Ja. Ja. Woon. Je met je vlakbij? Ja. Bij Nina. Woont ze bij Nina? Ja. Met je woont wel bij een park, maar niet bij Nina. Ja. Het ander park. Wilhelminapark. Ja. En Nina woont in het park Oog en Oog. Ja. Kim ook in het park. Nee, Kim woont niet bij het park. Kim woont bij de singel. Ja. En. De park is ook een. Beetje een park, maar niet een echt park zoals Algenau en Wilhelminapark en Julianapark. Ja. Super. Kijk. Uit hoor, dat je niet valt, Kim. Boodvang. De ontbijt. Ja. Dat is leuk. Dat ontbijt Wat ontbijt? De. Ontbijt Toele moet tikken. Toele Moet Toele tikken? Ja. Toele, hij heeft al getikt. Nee. Hij loopt nu. Hè? Hij loopt nu. En hij neemt jouw stem op. Hè Dat is wat jij zegt. Papa. Mama. Mama Mama. Mama Mama. Papa. Mama. Mama. Mama Mama. Je. Laten valt een stukje uit je mond. Help me. Mag. Ik een stukje van jouw smeerkaart? Ik heb één. Eerlijk, zullen we alles delen? Ja. Ja! Ik denk Nog. Één Kijkjes Kijkjes Kijkjes Ja Kijk eens, dat groen ja hé en hé dat, dat is blauw. Gaan vandaag. Bij het vrouwengezondheidscentrum eten, ja, ga je mee. Ja, open. Ja, ja. Open. Ha, ja, open. Niet. Vugen op de apparaat he. Wat. Is dat? Wat. Is dat? Dat. Is een cassettericorder, en die neemt de stemmen op. Ha. Wat. Is dat? Ha, dat is lief he, Is. Dat lief? Ja. Hij heeft een mond. Waar zit zijn mond? Hier. Ja, dat klopt wel een beetje. Daar neemt hij op. Neemt hij voedsel in. Ja. Kijk. Uit hoor. Dat koffie niet over me heen gaat. Wat. Is dat? Geluid Volume. En. Wat is dat? Ja. Dat neemt ook het voedsel in. De hoogte klanken. Als. Jij heel hard praat dan slaat hij heel ver uit, dat wijzertje. Bij me. Zie je. Dat? Bij me. Bij. Me Bij me. Bij me. Bij me. Bij. Toen hij even een lage stemde dan slaat hij niet uit. Maar jij hebt een hoogte. Bij me. Toen. Slaat niet uit.
Bij me. Bij me. Nee. Bij mij doet hij het niet. Bij mij. Bij mij. Bij mij. Bij mij. Nee. Nee nee, nee. Bij mij bij mi, itti naUSE. Bij mij. Opdragen. Opdragen? Opdragen. Opdraa- Opdragen. Bang! Slaten. Slaap jij? Slaap. Acht. Neus. Neus Neus Maar. Neus Maar. aankleden. En dan gaan we even naar de bibliotheek, Kim. Ja. Gaan. We jou aankleden? Want Tulle is al aangekleed. Tulle heeft. Boterhammen eten. Deze hoef je niet meer, Kim. Nee. Nee. Nou, zoveel eet je niet. Tulle ook een hapje. Nee nee. Oma. Nou, je kunt toch ook wel wat missen. Je hebt van Tulle ook meegegeten Kom eens hier. Nee Nou, dan leg ik het daar allemaal neer. Oma. Ik vind je wel gierig Kim. Nee. Je hebt van Tulle ook van de boterhammen meegegeten. Nee. Nee. Hebberig ben je. Nee. Dat lust je toch allemaal niet. Nee. Nou, eet dan op, want we willen weggaan. Nee. Dus ook niet eerlijk zullen we alles samen delen. Nee. Nee Jij kunt het helemaal niet delen. Nee. Mag Tulle dat hebben? Ja. Geef me die set. Nee. Deze heeft hij al. Laat maar hier. Nee. Nee. Nee. haha, wat vond je nou lekker? chocoladekoekjes. vind je dat ook lekker? vindt Thijs dat ook lekker? mmm! xxx. en wat vindt Ieke lekker? boterham. boterhammen? ja. Ieke vindt alles lekker, of niet? nee, Ieke hoeft niet ə boterham. is vies. is vies? ja. he he. nou, ik zie dat er wel wat eh nieuw speelgoed bij is gekomen. Sinterklaas xxx. ja. Thijs ook. het was een schot in de roos. xxx. heeft Thijs ook kadootjes gekregen? Thijs. ja. wat heb je gekregen dan? steen. laat eens zien. ja. ja. &~fi:botə. vier boten? die boot. oh! ə heeft ə geel. ja. heeft geel er om he? eigenlijk niet goed, he Thijs? wel! eigenlijk moet daar de groene omheen, he? oh ja? daar is ie heel precies in. ha. nee! waar is die andere dan, met groen? waar is die dan? moet je ook even pakken. zoek. zoeken niet. ja. hij zegt zoeken in plaats van vinden. oh ja. zoeken niet. zoeken niet. nee. ik zoek ə wel! oh ja. ja, je zoekt wel. maar vind je hem ook? dat is de vraag. ja, haha, precies! oh! nou, Ieke is wel wat bewegelijker dan de vorige keer. jawel. ja. nou, ze komt nog niet van haar gat af. haha. maar ja, waarom zou ze ook he? xxx. heb je het? even zoeken. Evelien. zoeken niet. ah. nee. ja, hij kan die groene ring niet meer vinden. oh. die s ə beetje. &~papot! is die puzzel een beetje kapot? ja! ah, maar nu is die weer gemaakt. waar is dat groene dingetje? is weg he? moet die. moet die gele niet om deze blauwe? nee. nee? nou nog niet. nou nog niet. wanneer dan wel? nee. straks. straks wel. ja. oh. nee. kom op, gaan we naar de kamer.
anders kan Evelien niet horen wat jij allemaal voor geweldige zinnen zegt. haha. wat zei je allemaal? xxx. ik weet niet waar die is, Thijs. twee varen. ja. gaan ze allebei varen? ja. oh. waar gaan ze naar toe varen? oh, xxx. ga jij maar met het kadootje van Evelien spelen. haha. zo doen we dat altijd. nee, xxx xxx niet! hee, ho ho ho! hee hee hee! Thijs. wie speelt er nou met die muis? Matthijs. Matthijs. wat hadden we nou afgesproken? moest je eerst aan Ieke vragen, he? Matthijs, ga je aan Ieke vragen “mag ik met de muis spelen”? xxx! kijk, nou is Ieke verdrietig. ja. zo. jij was toch met de boten aan het spelen, Thijs? hee. boten zijn veel leuker. ja. wat had je nog meer gekregen van Sinterklaas? ə. speelgoedjes! allemaal speelgoedjes! deze ook? heb je die gekregen van Sinterklaas? speelgoedje. wat is dat voor speelgoedje? hoe heet die? ən. autospeelgoedje. een autospeelgoedje? ja. die moet. Evelien mee spelen. oh, moet ik daar mee spelen? nou, dat vind ik ook wel een speelgoedje voor mij. Thijs ook. Thijs ook? nou. allemaal naar een kant dan. zo. en nou? een. een, twee, drie. vier, vijf, zes, negen, acht. goed zo. negen! negen? oh, wat veel! negen. negen, veel! negen, tien, negen! negen? oh, wat een boel. nou die. nou die, ja. en die is. een, negen, tien. negen, negen, negen, negen, tien, negen. negen. negen, negen, negen, tien. negen. negen, tien! tien? oh, wat een boel! tien. die ook tien? ja, ik denk het wel. en die tien. en die tien. en die tien, en die tien. oh! van wie heb je die gekregen? van Iekie. van Ieke? is deze van Ieke? of is die van Thijs? ja. van Thijs? ja. oh. wat een feest hadden jullie allemaal he? ja. bij opa en oma ben je nog geweest. kreeg je. wat kreeg je daar allemaal, bij opa en oma? taart. taart? en wat nog meer? een, twee, drie, veel, die! ja. nou zijn ze allemaal aan deze kant. wat een mooi speelgoedje. zo. van wie had je de graafmachine gekregen, Thijs? ja. van wie is die graafmachine? van Matthijs. en van wie heb je die gekregen dan? wie heeft die aan Matthijs gegeven? Sinterklaas. Sinterklaas? oh. zo, ik ga even kijken naar de graafmachine hoor. kan er ook kan je daar ook mee graven, Thijs? hoe moet dat dan? zo. moet zo. ja. en dan? oh, zo. zo. is ə brand! is er brand? ja. brandweerauto. Thijs hoef ə niet ə broodje nee! nee? Evelien die. puzzel moet. spelen. met de puzzel? ja. moeten we hem dan hier naast maken, naast de andere puzzel? ja. je hebt al heel hard gewerkt. heb jij die allemaal al gemaakt, Thijs? ja. helemaal alleen? moet ə xxx nee. puzzel. 0met deze moet ik helpen? ja. nou, waar moet dit mannetje? hier. die helpen. van Evelien! xxx. nee, moet xxx. tatuut, tatuut.
kan die ook een puzzelstukje opgraven? oh ja. broem broem broem. nee. broem! nee, moet zo. nee, moet zo! nee! moet zo. ja. oh, zo. nou gaat ie hard wegrijden. tatutatutatu! wat een mooi ding, zeg! ja, het is nog wel een beetje moeilijk voor hem. ja, met die twee handles he? tuutuutuut! nou nog ə puzzelstukje rapen. nog een? ja. nou. gaat ie. heel hard! gaat ie dan heel hard? broem broem broem. die. en. die. en die en die. heel hard rijden. ja, ik denk het ook wel. oh. broem broem broem! broem broem broem. broem broem! ha ha. pas op. ongeluk! een ongeluk? oh. ja. oei! een botsing? ja. waar botste die tegen aan dan? maar er zit toch. had de meneer niet goed gekeken? haha! nee! oh, wat een fijn speelgoedje! gooi dit maar kapot, Frederike. ja. nee wat is dat nou? dat mag ə niet! mag dat niet? nee. ja, hij heeft het handig opgelost, want hij drinkt uitsluitend uit een rietje, uit deze beker. slim, ja. zodat ie hem niet op hoeft te tillen. want als je hem op tilt, begint ie. ja. mag niet aankomen nee! mag je. nee? waarom mag Ieke daar niet aankomen? Ieke muis! oh, Ieke speelt met de muis. maar met een ding tegelijk. ja. nou, moeten we even die puzzel maken? die kan opgraaf. ook ə nog ə. hier op. of gaat ie er nog een opgraven? ja. ja. oh. even wachten! daar komt de auto. aan. ja. moet ie. even wachten. heng heng heng! heng heng heng heng heng! oh jee! moet wachten. auto lang. ha ha. auto! komt er een auto aan? ja. nee, maar nou is die voorbij. dus nou kan die weer verder. xxx! ha ha. die moet. xxx maken. vind je het ook leuk, Ieke? maak je een muziekje? ja. boem boem boem! chocoladekoekje. ja, maar die zijn toch voor Evelien, he? jij hebt al een koekje gehad en een heleboel pepernoten. waar zijn die pepernoten gebleven van jou? Thijs ook! Thijs ook! ja, dat wordt moeilijk voor jou, jongen. ah. maar eh. jij krijgt geen koek, want jij krijgt een boterham. xxx! hij moet ook niet het hele uur gaan huilen, natuurlijk. heel klein stukje. ja? oh, zoek ik ze weer helemaal op. speciaal voor jou. ja. nou. kijk eens hier, wat een groot stuk koek! ja! mmm! ja, xxx! wat ben jij. ja. ben jij een bofferd? ja! ja. zo, Frederike gaat een boterhammetje eten. wat zullen we er op doen, Thijs? xxx. die. ga je die weggooien? nou gaat ie. nog ə puzzeltje opgraven. oh. zo. heng heng! even wachten. waarom moet ie wachten? is de brug open? ja. nee. niet brug. komt ə auto nog aan. hee. even wachten. daar komt ə auto weer aan. heng, heng! heng! heng! wat gaat ie hard, Thijs! zo. nou, kan ie er nou door? ja. ja? alle autos voorbij? ah! alle. alle autos voorbij. heng heng. heng! heng heng! broem broem broem.
heng! oh jee. ə die. zo. rijdt ie tegen de kachel op? kachel tegen de kachel op, Thijs? nee. is ie een beetje kachelig? nee. moet eerst. toch niet? die puzzel maken. nou, zullen we die puzzel dan even maken? &~fosixjə. &~fosixjə. stukje voor stukje. gezichtje? ja. nou, moeten we even kijken of er nog een stukje van het gezichtje is, he? wel ook van. gezichtje. dit zijn er volgens mij een paar door elkaar. daar is ə gezichtje. daar is ə gezichtje. is dat een gezichtje? kijken dan. das ə gezichtje. oh ja, ja. voorzichtje. ja, voorzichtje! ik denk andersom. even draaien. ja! ja, die was goed denk ik. probeer maar. ja. ja. ja! kijk. heeft ie twee oogjes al. eh. nog. hi hi. hee. past wel! ja. ja. ja. hier liggen trouwens nog wat eh krabbels van eh Marlies. oh ja, ja. dat vind ik wel leuk. dat zei ze aan de telefoon inderdaad. nee! oh. ja, hij zit. nou, volgende stukje. Evelien doet het. nee, Thijs kan het toch ook? kijk eens. moet ik. grot ə maken. moet je hem groter maken? grot. &~da grot. ga je de grot maken? ja. hm. is er een grot op de puzzel, Thijs? ja. ja! ik zie helemaal geen grot. nee. eh. ja! is dat een grot? eh. nee. of wil je zo even met de blokken een grot bouwen? ja. ja? blokken ən. grot mee bouwen. ja? zullen we jouw blokken pakken? dan kunnen we een grot bouwen. ja. dat is misschien beter. ja, haha! ja, puzzelen daar komt ie niet verder mee. nee. hee kleine Ieke! is het lekker? hai! ha. is het lekker, die boterham? mmm! ja! xxx! oh! komt ə aan! wat komt daar aan? hi hi hi! zo, nou een grot bouwen he? ə grot. boem! hi hi. ha ha. wat een mooie! van wie heb je die gekregen, Thijs? van. Zwarte Piet. van Zwarte Piet? ja. dat is op. zo. ja. ha ha, valt bijna om! ha ha! heel voorzichtig! puzzels. eh! ja, of in de doos kan het ook wel. nee. puzzels! oh, ze. xxx. nou Thijs, waar ga je nou mee spelen? met blokken of met puzzels? nee. even kiezen. ja, maar de puzzel was even kapot. oh. kom, kijk. doen we hem hierop. en dan maken we hem eerst. kijk, dan hebben we een net stapeltje. xxx. stapeltje. die ook gauw maken. nee, die doen we eventjes gewoon aan de kant. dat duurt een beetje lang. zo. Eef moet ə. Evelien ook ə grot maken. ja, dan moet je mij wel helpen, hoor. want ik weet niet hoe dat moet. hier, kijk zo kan die wel blijven staan. zo. zo. nee niet zo. oh. nou, en nou? misschien kunnen we hier wel een mooie mee. mooie grot mee maken. moet je eens kijken. hi hi. eh nee! niet zo. zo. ja! oh oh! xxx grot maken. kijk, dan kan er een eendje in rondkruipen. oh.
daar komt een eendje aan! hi hi, nee! hoort niet? nee. oh, dacht ik. het wordt wel heel mooi. nou. nog iets er op, Thijs? nog iets moois verzinnen? andere! die! ja. oh. mooi! deze. moeten we. moeten we zo doen. nee. ja. oh! zo! oh, moet het daar boven maar die is te kort. ja wacht, dan doet papa het zo. let op. en dan kan ie wel misschien. ja, nou kan ie er door. met een beetje geluk. nee niet zo niet! andere! je bent een eigenwijze flapdrol. ja, ontzettend! precies. je moet deze er bij, Thijs, dan kan het wel. ja! oh, wat mooi. wat een mooie grot. nee. moet iets groter maken. oh. oh, iets groter maken. nou. nou. dan moet er wat bij he? dan. moet deze erbij? nee! toch niet? boem. oh boem, xxx. hi. die ook wel. vast. nou is het nog groter, he? nog ə grot. nog ə grot. maken. moet er nog wat bovenop dan? op ə. tafeltje. die tafeltje. tafeltje. wat wil je met het tafeltje dan? ja die! wat moet er dan mee? die! zo. grot maken. ja. Thijs, er gaat een autootje door de grot heen. oeh, bom! mis! boem, oh oh! een botsing. kan ie onder de grot door? ha ha. ja! heng! heng! nog een keer proberen. oh, oei! wel goed. maken. ja! wel goed. maken. oh oh oh! nou, gauw maken want. hij is helemaal weer kapot. papa maakt er een troepie van. ja. moet ə. moet nou moet ə stal! wat? voor de paard. wordt dat de stal voor het paard? en die ook niet. nee. oh. daar moet ə ook. andere. ik lus ə niet. nee. ha ha. Thijs hoeft niet he? zullen we je broodje maar weggooien, dan? wel! zo. nee. nou, kom op, ga in je stoel klimmen. zo, ga maar even hier, hier. Thijs. hier, hier! wat is er? ik ga ook even aan tafel boterham eten. hier! ga je. ik ga ook even zitten. eh eh! gaan we straks weer verder spelen. oh. nou, Thijs, ga jij lekker verder spelen. komt Evelien aan tafel zitten. ja, ik ga gewoon even aan tafel zitten. en dan gaat. ga jij lekker door spelen. eh eh Evelien moet hier! nee, want ik ga even een boterham eten. Evelien heeft zo'n honger! ja. eh eh! Evelien moet hier. heeft Thijsje ook wel eens honger? eh eh! of heb jij nooit honger? Evelien moet hier! zo. nou, moeten we wel even deze meenemen. zo. Evelien ook een bordje. zo. eh! hier, zet jij maar een bord voor Evelien op tafel. he? hier. oh, is dat mijn bord? mmm. nee, nee. Evelien moet hier! Evelien moet hier! ik ga straks weer. ik ga eerst even boterham eten. straks gaan we weer verder, ja? xxx! hee Thijs, we gaan eerst even boterhammen eten. xxx! oh, Thijs. Thijs, we gaan toch even boterham eten? hee! xxx! blijf jij maar even wachten bij de stal. ja.
eh jij wil nog wat koffie er bij of wil je er iets anders bij drinken? oh ik wil nog wel koffie, ja. ik heb nog meer koffie in de. in zitten hoor. zo. ik weet niet of je bestek nodig hebt? nee. ik kan met de handen eten. ga jij ook even boterham eten? als de boterham op is, ga ik weer bij jou spelen, ja? xxx. zo. zal papa even jouw broodjes weggooien? wel. oh. wel wel! oh, nou. nou, kom gauw! gauw komen dan. ze zijn er nog net. gauw op je stoel. klim maar even in je stoel. net zoals Evelien en papa. en Iekie. mmm. 0die 0zitten allemaal lekker te eten. oeh, broodjes kaas. nou, papa gaat ook een broodje. papa gaat Thijsjes broodje kaas maar opeten, denk ik. kan toch niet! nou, ik ga jouw broodjes opeten. wel! wel! nou, kom dan ook. kom, gauw zitten. moet Evelien naast jou zitten? is dat gezelliger? nee, papa moet hier niet! oh. nee, moet ə xxx. ik moet. ik moet daar niet? wie moet hier zitten dan? Evelien. moeten we even ruilen? laten we dat maar doen. das goed. zo. hai hai! ja, Ieke denkt “oh iedereen gaat weg”. ga je even. ja. klim maar in je eigen stoel, ik in deze stoel. oh oh oh. xxx! zo, ga jij het bandje vol kletsen? ja. moet ik even aanschuiven? zo. die ook. wel. ja. wat is dat? zo. oh, moet dat zo? ja. oh. oh. zo, alles een beetje aan de kant he, zo'n troepie. van wie heeft ie die onzalige beker gekregen? nou, xxx. karnemelk. heb je karnemelk? is het lekker? ja. hm. nou. misschien gaat Evelien jou deze slab nog wel omdoen. oh. nee. kin. haha, onder je kinnetje? zo. zit ie goed? haha, twee! heb je er twee tegelijk? heb je er twee in een keer? ja. volle mond! ja, dat kun je wel zeggen! ha ha. das grappig. eh. moet je snijden. ja. goed snijden he? ja. he he. ha ha, vol. nog volle mond. niet proppen he? nog volle mond. volle mond. veel melk erbij. ho ho. oh, waar gaat dat bord naar toe? hi hi. hi. daar moet mijn broodje toch op? oh oh! oh oh. wat is dat? zo. ja moet ook! ha ha, op elkaar. nog volle mond. Evelien heeft ook een mooie. feestblouse aan. vind je dat? heb jij ook zo'n feestblouse? hier. daar. hm. oh, je hebt er ook een aan, zie ik. hier. ja. en hier ook. hier. daar ook he? oh. en wie heeft er nog meer een feestblouse? en ehm. mama en Evelien. mama en Evelien? ja. en Ieke dan? heeft die een feestblouse? nee. oh. feesttrui? nee. ehm. feesttrui. ah. heeft Thijs! heeft Thijs een feesttrui? ja. oh. waar is die dan? in de was. oh, in de was. oh. hoe ziet die er uit? wat staat er op de trui dan? ə. kameel. een kameel er op? au. ja. om zo.
ja. ja. van wie heb je die feesttrui gekregen dan? van Sinterklaas. oh? ja. die. donkerblauw of zo. klopt het? ik geloof het wel, ja. oh. ha ha, nog een! nog een stukje. kapje. kap! van het kapje? ja. oh. lekker. hee, neem nog wat eh. eet nog wat. ja. oh oh! gebeurt er nou! oh! wat gebeurt er nou? oh oh, gebeurt er nou? mag ik een beetje karnemelk? wil je een andere beker hebben? nee, ik heb hem al leeg gemaakt. 0aan elkaar! waar zijn we vanochtend naar toe geweest, Thijs? naar Appie Happie. naar de Appie Happie? hm. wat moesten we kopen? &~bo:tə. boter? twee &~bo:də. twee boterham. oh, twee boterhammen, ja. twee broodjes. die waren op he? je maakt er geen smeerboel van he? ah. dat is niet helemaal de bedoeling. ah! oh oh! oh oh! oh oh! puinhopie! korstjes. heb je allemaal korstjes? oeh, lekker. wil je wat van dittem? Evelien ook ə boterham. ja, dat is voor Thijs. ja. oh oh oh, pas op, zo! zullen we de kaas terug doen. xxx. honing. honing. lekker he? ja. ik wil honing! Thijsje wil ook honing. ja. ja? Thijs wil ook honing. mmm! ja. heb je je boterham al op dan? ja. bijna. bijna. bijna. xxx. xxx kaas op, ja. mmm. www. mag ə. in ə oude schoenendoos zat ə krokodil. die ken ik wel. ken je die wel? hoe gaat die verder dan? in ə oude schoenendoos zat ə krokodil. xxx wel. en wat doet de krokodil? bijt ie in de bil. bijt ie in je bil? oh! xxx. &~rrrr! nee, Iekie, nee! &~rrrr! nee! Thijs kent al een heleboel liedjes he? mag ə stroop op. klaar. nee, je eet ook de korstjes op he? ja. kaas op. beetje. ik zal er even een plakje kaas opleggen, kijk zo. prik aan je vork. stop die maar in je mond. wil niet kaas op! nee, hier is kaas. kijk maar. zo. en dan zal papa nog een nieuwe voor je smeren. wat moet er op? ja! lekkere jam? niet alles tegelijk, he? je bent geen nijlpaard. die. wat is er mee? zal ik nog een broodje voor je smeren? met honing? ja. die xxx. een halve? ja. die nog door slikken. moet je eerst even deze door slikken? ja, dan weet je pas of je nog honger hebt he? ja, precies. nee niet honger. niet honger meer? nee. oh. xxx. haha, schudden met je hoofd! uit. uit! nee, nog even wachten. hee, ga je het potje halen? oh jee. he? heb je dat al aan Evelien laten zien? uit! kom op, ga er maar uit. schuif jij zijn stoel even naar achter? ga je even het potje ophalen. waar zou die zijn, in de badkamer of in de weecee? nee, xxx. waar ga je naar toe dan? ik denk dat ie in de badkamer is. of is ie in de weecee? nee. of is ie in de. slaapkamer? xxx.
of is ie in de studeerkamer? ja! ja? nee. nee he? ə slab af. doen. slab af doen. ja, kom maar hier. zo, klaar. xxx soms heel erg tussen de middag. met ə blokken spelen! Evelien moet. Evelien moet even blokken spelen. Thijs, je mag met de blokken spelen, maar dan haal je wel even je potje op he? en dan zetten we die neer bij de plant. en dan zetten we al je blokken er naast. en de microfoon van Evelien er vlak bij. dan komt alles er hardstikke mooi op. gaat dat al wat beter? ja, gister bijvoorbeeld ging het perfect. inclusief alle resultaten. ben jij een beetje lekker aan het knoeien? wat een prettante is het toch! ja. moet &~pa. eh po halen. moet nog ə. ən plasje in doen. ja! ja. nee Thijs doet het! oh, Thijs doet het, he? oh. Thijs doet het. nee, ja. oh. Thijs is. grote jongen, ja. ja. ja. xxx xxx. even weg. juist dat zelf doen en zo he. ja. dat is de manier gewoon. tja. even stilte. deur open! Evelien moet deur open doen. lukt het niet? deur open. moet ik even helpen? oh. daar zijn we weer. al zoek. goed zoeken he? ha ha, hierbij! dat is plant. nee. Evelien doet het! wat moet ik doen? Evelien doet het. ja. Evelien zit te eten. nee, ik heb het al op hoor. oh. moet ik even daar heen, want anders dan. als je broek naar beneden is kun je bijna niet meer lopen. nemen we de microfoon ook mee. xxx. ja, precies. nee, niet. niet met de blokken? autos? xxx. zo. wat dan? wat wil je er bij hebben? ja, de bretels zitten nog vast, dus dat lukt niet. oh, nee. kom maar. die moeten eerst toch even los. nee, Thijs! een twee. een twee. floep! ja. als je dit soort dingen niet wil, dan doe ik het wel hoor. xxx. nee hoor. zo. nee. daar. daar. maar wat wil je er nou bij hebben? twee autos. twee autos. oh, maar die zijn er al bij. wacht even, even de knoop los. zo. oh. nee, moeten blokken op. oh, moeten blokken op. moeten er blokken op? ja. oh. ja. xxx. ga jij even op zelf op het potje zitten? die moet op ə grond! die moet op de grond. met je broek op je enkels! zo. Evelien doet het. ja, Evelien doet het. papa kijkt er alleen maar naar. ja, precies. xxx. een twee. floep floep floep! floep floep floep! xxx. &~fup. oh ja. floep floep floep. nou. floep. net als het beertje. op het potje. nou. zetten we het tafeltje erbij, een boel blokken en twee autos. nee. wat wil je nog meer? nee, niet! oh. ga maar zitten dan. xxx. oh jee. moet dat er ook? ja. kom maar. zullen we zo het xxx er nog even bij zetten? nee. en nu? ga je even zitten? ja. goed zo. zit je goed? ja. nee. niet? oh.
dan doen we het niet. hier. ja! ja. hij komt ə weer! komt ie er weer? wat een grote jongen ben jij! nou, het is het mooiste als we hem dus in feite langer laten zitten dan dat ie denkt dat nodig is, want dan komt er meer meestal. oh, dat is mooi. nou bijna klaar! nee, nog even niet he. even wachten. zo min mogelijk aandacht aan schenken. dat werkt het best. ja. en nou nog ə. zo. ben klaar! ja. ik ben klaar. xxx. nee! nee. oh. nou, dan ga ik even zelf met de blokken spelen. dat mag toch ook wel? wil Thijs ook met ə blokken spelen! wil Thijs ook met de blokken spelen? daarnet wou je dat nog niet! zo. even kijken of ik hier ook een. zo doen. grot kan bouwen. nee. nee. nee? blauwe auto. garage? voor de. voor de. rode en de gele auto. ja. hee, waar is de gele auto gebleven? hier. oh. dat is wel een sjieke meneer. die heeft een garage voor twee autos. ja. xxx. zo. kijk. hij gaat hier in de garage. broem. eh. zo. nog een voor die andere maken. ə dit ook. zo. nou. waar gaat die gele nou in? die moet toch ook in de garage? xxx. broem broem. broem broem! broem! Evelien gaat in. die garage. broem broem. broem broem broem! moet ook ə dak op. moet er ook een dak op? even kijken, hoor. moet ook. xxx. zo. daar komt het dak aan. nou. hoe moet het dak er op dan? deze nog een. hebben. deze? ja. moet nog een op. nog. gaat het goed? moet ə zo. oh. moet het zo. nou. mooi hoor. oh. moet ə nog. oh! hebben. die. welke wil je hebben dan? die? die. alsjeblieft. die is ə. in. hij is klaar. hij is klaar? ja! nou die nog. moet die er nog bij? nee. nou is zo goed. waar moet die dan? zo. oh ja. ja. nou kan ie er door. zo kan ie. zie je? oh! wat een mooie! nou kan ə. &~au. əm auto. af rijden. ja. en nou kan ie er zo af rijden. moet ə. benzine. moet benzine! moet ə. benzine. moet ie benzine tanken? oh ja? hier kan dat wel, denk ik. hier hebben ze wel een tank. zal ik er even naar toe rijden? broem. broem. zo. even tanken. klaar! oh! Evelien betaalt helemaal niet, met centjes. oh! betalen. allemaal centjes. ja, dank je wel. daag! moet. moet die moet. garage. moet die in de garage? moet ook benzine tanken. ja, ik heb al benzine getankt! die gele moet nog. ook benzine tanken. nee moet hier benzine xxx. deze. broem. broem. oh. die gele die kan nog niet zo goed rijden, he. die maakt de garage een beetje kapot. botst die zo tegen de garage aan. kan die hier wel onder door? ik wil er onder door! moet nog ə garage maken. hier. hier kan ie wel tanken. hier. nee.
ja, dank je wel. hoeveel kost het? heleboel centjes. dank je wel! nou dan gaan we weer. hoeveel centjes kost het, Thijs? zo. nog een hebben. Evelien, nog een hebben. wat moet je hebben dan? nog een. waarvan nog een? nog een hebben. nog een hebben. nog een van een blok? nog een blok? of nog een auto? blok. nog een blok. nou kijk, maar hier hebben we nog een blok. en hier hebben we ook nog een blok. zijn dat goede? nee! welke dan? əm. nou? garage hebben! moet ə garage hebben. ja? pas op he? oh oh, alles gaat omvallen. garage. moet ə garage hebben. kijk eens, maken we een hele hoge. oh. niet? kijk, dan kunnen we een brug maken. zo. kijk? mooie brug. oh! das een mooie brug! kan auto door heen. oh, maar dan moet de brug eerst even open. broem. moeten toch boten door heen? auto kan ook wel. maar we hebben hier ook nog wel een boot. moet een boot onder door. de autos moeten er over heen. ə niet. xxx. oh, niet xxx? nee, nee, nee. zo past ie. nee, nee. andere boot. kan ə wel door. kan die er wel door? broem. broem. xxx. wachten. dag Ieke! slaap lekker! nog een hebben. wat moet je? nog een blok? nog zo een? ja. zo een? die zal ik even pakken. twee. twee nog? wat een mooie blokken, Thijs. je hebt wel heel erg geboft. ook bij. oh, die er ook bij. box! ja. box. wat? deze niet. ook niet. ook niet. welke wil je dan? zo een er op? xxx. oh. welke dan? groot. grote blokken. grote blokken? zulke? of zulke? grote? grote blokken. grote blokken. ja. nou, zal ik even kijken. hier hebben we nog een groot blok. en. hier nog. en hier nog. nou. dat is het met de grote blokken. dit zijn allemaal kleintjes. grote blokken. hier. is dat een groot blok? moet ə grote blok hebben. ja heb ik niet meer. dit zijn alle blokken. zo, kan het zo? ja. moet ə ook. ə. nog ə grote blok hebben. nog ə grote blok hebben. nog een grote blok hebben? ja. ja maar wat voor groot blok dan? hier zijn ze allemaal. kijk. nee. wat een mooie brug wordt dat! moet zo. moet het zo? gaat ie weg ə. gaat ie weg varen? broem! ja. komt de boot aan gevaren. broem. moet ə. boot door heen. moet er een boot door heen? oh! hij botst tegen de brug aan! nee niet ə xxx. gaat ie helemaal omhoog? hier. en dan gaat ie weer naar beneden. ə gaatje. gaatje. waar is een gaatje? hier gaatje. wat is dat dan? in de lucht. in de lucht? ja. wat is dat dan? van mama. is dat van mama? een plafond. plafond. ja. gaatje in het plafond. wel een mooi gaatje, he. vind je niet? ja. ja. plafond. ja. plafond. 0ik 0ga een hele hoge brug maken. kijk maar.
oh, wat een hoge! oeh! moet auto. kijk eens. nee! ja! kan die zo er op rijden. broem. en zo er weer af. nee. nee. ja. kan niet. daar ook? kijk maar. daar komt ie aan, he. broem! nee. nee? moet toch niet. is dat gek? moet ə mensen op stappen. oh, moeten daar de mensen op stappen. ja. dat ə. mensen hebben. zal ik even een mensje pakken? ə. mensjes. in ə duplo! oh, mensjes zitten in de duplo? is dat hier, de duplo? ja. oh, gelukkig. ja, ik zie het al. xxx. oh. even omdraaien? oh! wat een berg. hier, kijk eens. jij hoeft niks meer te eten daar he? nee. nee hoor. ik heb eh. genoeg gehad. en nog een mensje. oh. lopen die over de brug? mensen stap! ja. mensen stappen. oh, gaat ie op de trap omhoog stappen? xxx op ə trap. moet ie goed kijen. moet goed kijken. gaat ie kijken of er een boot aan komt? ja. komt er een boot aan? even kijken hoor. ja hoor, daar komt een boot aan. toetoetoet! boot. nee niet dat ə boot! xxx xxx. mannetje ook goed kijken. moet ie ook goed kijken? ja. dan moet ie er ook boven op gaan staan, he. dan kun je lekker ver kijken. van. vuilniswagen. vuilniswagen? wel van. vuilniswagen. oh, is deze van de vuilniswagen? nou. eens even kijken hoor. of er een &~bo ja. laten we even kijken of er een boot aan komt? ja. even kijken of er een boot aan komt. wie staat er op die boot? en. en. die. wie staat daar op? əm. Sinterklaas? ja. oh. en zwarte piet ook? nee. zwarte piet niet? en Sinterklaas niet. Sinterklaas ook niet? en dan gaan die mannetjes een liedje zingen. kijk eens. zie ginds komt. de stoomboot. nee. die ken ik niet. ken je niet? kan die helemaal! van voor naar achter. en. ehm. dag Sinterklaasje, dahaag dahaag dahaag! gaat ie weer wegvaren? ja. ja? gaan ze. gaan die mannetjes zwaaien naar Sinterklaas? dahaag! broem. waar gaat Sinterklaas naar toe varen? hier zit. zwarte piet! hier zit zwarte piet? ja. oh. zwarte piet moet sturen. nee. nee? die kan nog niet! kan die niet sturen? nee. niet. moet ie in het kinderstoeltje? pst pst pst! komt er water uit? nee. oh. foto maken! moet ie een foto maken? ja. oh. wat moet je hebben dan? foto. een foto? dit is geloof ik een fototoestel, he Thijs? oh! volgens mij. ja. of niet? ga je een foto maken? mm. van papa? ə. nee. Thijs doet ət zelf. ga ik even mijn haar kammen, Thijs, als jij een foto gaat maken. zo. oeh! oh! oh! klik! is het leuk? een leuke foto geworden? ə nog groter maken. foto. ga je er ook een van mij maken? groter. oh. nog wat groter. hier. moet die er onder? nee moet zo. oh, die moet zo. zo. oh. xxx op. slagboom moet ik maken. wat moet je maken? slagboom maken.
slagroom? &~slagbo. boot! slagboom. slagboot? slagboom. slagboom? die hoort bij de brug, he. slagboom. je bent nou toch een foto aan het maken? ga je een foto van de brug maken? oh ja. dat is leuk. met de mannetjes er op en de boot er onder. en de zwarte piet. nee! dat zwarte piet niet! nee. waar is zwarte piet dan? bij Frankrijk. in Frankrijk? ja. nog een beetje verder. is zwarte piet op vakantie dan? əm. is in. Hannah en Mirjam. Hannah en Mirjam, ja. ja, die waren ook op vakantie ja. ja, die waren ook in Frankrijk. zwarte piet is nou in Spanje. hm. nou. zit dan Berend Botje misschien op de boot? nee. waar is Berend Botje dan? volgens mij zit Berend Botje er op. ik zie Berend Botje. Berend Botje ging uit varen. nee. nee! niet? ga je weer een foto maken? ga je van mij een foto maken? hallo! klik! ja! moet draaien. doordraaien ja. lampje op. het lampje er op? nee, nee, nee. oh. das niet ə fototoestel. wat is dat dan? ə deurtje. hebben. is het een deurtje? oh. Evelien maken. ja, dat lukt jou denk ik nog niet, he. dat deurtje er aan te maken. zal ik even helpen? wat is het dan, als er een deurtje aan zit? andersom denk ik. zo er aan. zo komt ie. Evelien. zo. oeh, het zit wel heel strak. ja. gemaakt! kan open. kan ie open? oh. dicht. wat is het dan? is het geen fototoestel meer? wat is het dan? klik! klik! klik? ja. ja. klik! klik! oh, het is echt een klikfototoestel. nee! wat is het dan? is het een raam? ja. kan je mee kijken. oh. kan de boot er ook mee kijken? kan ook ə mannetje. door kijken. kan het mannetje door het raam kijken? ja. xxx die. daar komt ie. wat ziet ie? hij kijkt door het raam en wat ziet ie daar? ən boot. een boot, ja! ja. en gaat die boot ook varen? nee. ligt ie stil. die. die. ə die. die moet in ə boot varen. in ə water. oh, in het water moet ie varen. maar hier is toch water. xxx hoor. dit is de brug. ja. zijn er ook visjes in het water? ja. nee, zijn niet visjes in ə water. nee. nee? zijn in. Appie Happie. vissen zijn in Appie Happie? ga je visjes kopen? met centjes betalen? nee. vissen zijn in water. oh, toch in het water. ja, dat dacht ik ook. zo. gaat het mannetje nog even mee op de brug? kijken? nee, moet af! moet ie er af? moet ə. deze xxx. wat? Evelien. kan ə trein niet over brug he. kan de trein niet over de brug? nee. nou, moet je even proberen. kan misschien toch wel. nee. past het niet? wel past ə boot. toch. Evelien moet ə. moet ə. trein maken. ik kan dat niet. oh oh.
moet ik de trein maken? kan Thijs dat niet? kan jij dat niet? eerst moet trein van. dat van maken. wat? geel. geel. moet geel er op? ja. nou. en dan? die. die er aan? moet nog een. hebben. moet ie langer gemaakt worden? nog geel. nog geel op. moet er nog geel op? xxx. nee, geel, geel! xxx. xxx. ja! ja! ja? nou vuilniswagen achter. nou vuilniswagen er achter. zo zet je hem er voor. oh. moet ə daar nog. ja, moet je nog even vasthouden. goed zo. als ik moet helpen, hoor ik het wel, he. moet je het maar even vragen. oh nee. zo precies, he? ja. oh! ja. oh, wat een lange! waar gaat ie toch naar toe? die kan ə niet op. kan die over de brug? kan die onder de brug door? ja. nee. blokken een beetje aan de kant. hand ook aan de kant. tuuttuuttuut! daar komt ie! daar komt de trein. oh. een blok er af. zitten er ook mensen op de trein? die. die moet ə in. ja,. die moet sturen, he. ja. of niet? die kan in. en wat gebeurt er als Sinterklaas komt Thomas?. Sinterklaas op de televisie. hm. Sinterklaas oppe televisie. had jij hem op televisie gezien? &+s Sinterklaas op de televisie he? ja en als Sinterklaas komt dan krijgt Thomas een kadootje. ja. ja. xxx. allemaal kerstboom. allemaal kerstboom he? ja daarna komen die. dan. gaan we lang_zal_ze_leven zingen he? ja. ik ben jarig. o ja? gaan. van poesje_mauw zingen. xxx. gaan nou doen?. nou doen? wat zullen we nou doen? we zulleke. lang_zal_die_leven zing. zing maar lang_zal_ze_leven. alle kindje. is. &+o ook. bijna jarig. alle kindjes zijn bijna jarig. ja. o dat is leuk. &+t. moet even lang_zal_die_leven zingen. wat ikke de de kerstboom is. zing maar lang_zal_ze_leven toe maar. we gaan. xxx. lang_zal_ze_leven zing dan. hiephiephiep hoera. hiephiephiep hoera. wie is t'r nou jarig? Thomas jarig. mm. Thomas jarig. en Joris jarig. Joris jarig. allemaal? allemaal? ja. o allemaal jarig. ditte man. wat zeg je? man inne auto. mm. in vrachtauto. o. nu het is nou twee december en dan is Maaike jarig. hee kijk eens! taperecorder. dat is taperecorder. dat is van Loekie. dat is van Loekie. xxx hapjes gekregen. ja. en dat vertelt ie dan echt een aantal keren na. ja. en ik moet het hem nazeggen. ja. hij blijft het net zolang herhalen tot ik het ook gezegd heb. ja. dat moet je niet te vaak te hard doen. zo. als je een koekje wil dan pak je maar. ja. lekker. dank je. mama koek. mama heeft koekje he. ik ook. Frank. koek. ja lekker joh. mmm! Peter banaan. xxx peer. Peter. Peter. Peter. Peter koek. Peter heeft een peertje. koffer. koffer. nog een koffer. &~die &~zal &~ik zo eens eventjes openmaken. daar zitten leuke dingen in! oe! nou Peter ook een koekje. Peter. Peter ook. nee. de peer kun je niet drinken. peer. een peer.
dat kon vroeger toen mama het nog. Peter. wil Peter ook een koekje? mama. jij mag een stukje van het koekje. koek. koekje. alsjeblieft. mmm! maar niet in een keer. mama o. wel in een keer. ook &~ə koek. mama ook een koekje. ook hap. ook een koekje. hap. mama. is het lekker. is het lekker? mama koek. mama koekje. Peter een koekje. Frank koekje. is al weer op. koffie. koffie. roere. is het warm? ja ja. ga maar roeren. in: roere. in:. lepel in. roere. ga maar roeren. wat doe jij daar? wat doe jij nou? maak je muziek met het lepeltje? zo. ja:. dankjewel. roere. o. o toch weer roeren. roere. ja. ga maar drinken. roere. roere. www. mama roere. mama roeren. Peter roere. koffie. koffie. Peter koffie. Frank. Frank heeft ook koffie. ja. kijk. koffie. kijk eens? &~kajs. koffie. mooi he? koffie in. ja. roere. koffie. koffie roeren. mama roere. mama roeren. Peter roeren. Peter roeren. nou gaat mama koffie drinken. nou mama gaat koffie drinken. Peter roere. Peter roere. Peter roere. wil jij nog even roeren? dan mag je nog wel even roeren. in:. ja lepeltje. op. mama op. mama op? is bijna op. zo. Peter. koffie op. Peter. kijk maar. koffie op. Peter koffie. voorzichtig he! tafel. ga je het op tafel zetten? Peter koffie op tafel. zette. xxx. je begint inderdaad dingen van jezelf terug te horen he. ja. wat hij zegt. ja. hij kan ook heel gaat ie daar staan. het bodempje opdrinken. Frank. xxx. hij kan ook Frank. op de juiste momenten. “kijk eens”. “mooi he” zeggen. ook als ie zijn box half gesloopt heeft. ja. zegt ie “kijk eens. mooi he”. nou. hij had een nieuw trainingspakje. en er zat een plaatje op zijn broek. uhhuh. kijk eens. ja. mooi he. &~mooihe. mooi he? ook. koffie. ook &~ə koffie. ook koffie? ook koffie ja. o. in de keuken. ja in de keuken is ook koffie. ook. daar ook. koffie. je hebt hier nog een peertje. weet je dat? koffie. ja koffie. Peter koffie. &~hə:hə:. Peter koffie. Peter heeft de koffie. hebben. mag je wel hebben. drinken. drinken. ga je drinken? &~m:. xxx. wat &~s ook &~ə bal. nog een bal? ook &~ə bal. o! oh! dat is een grote. mooi he! boem! boem:! vangen. vangen? Peter! Peter vangen. xxx. xxx. hola! over je bolletje. pakken. bal. waar is de bal? xxx. pak hem Peter! mama hebbes. mama hebbes? boem:! boem:! Frank. ja. Frank. moet ie naar Frank. gooien? hoepla. hoepla. hoepla! mama. naar mama. &~am: mama. Peter! Frank. Frank. naar Frank? afijn. zo houdt ie ons leuk bezig. ja. hebbes. hebbes. hebbes. Frank heeft de bal. kijk. xxx. Peter koffie. ja Peter heeft koffie. ja. hebben. ga je het. ook opdrinken? ga je het opdrinken? ook &~ə tafel. ook op tafel? zet maar op tafel. zo. goed zo! netjes gedaan. hebben. xxx. xxx. is het lekker? tafel. ga je het weer op tafel zetten? zo. goed zo. ietsje verder. ja.
en nou weer pakken. &~ha pakken. nou pakken? peer. peer. eet. peer eten? hier is je peertje. Jeroen struikelde van het weekend bijna met hem in zijn armen. en die zei dus. ja. ja. o ja. daar moeten dus maar iets anders voor verzinnen. toch niet zo geslaagd als een kind van bijna twee. al shit loopt te zeggen. wat is er? ligt daar je piep of zo? ga je piep maar pakken. ga je piep maar pakken. kom je nog peertje eten? peer. papier. nee niet papier. peer. www. he lekker. Jiska blaft. wat is dat nou? hm. een of ander blaadje. genoeg! wat is dat Peter? wat is dat? &~s Jiska blaffen? ja. ook &~ə koffie. ja. hier is ook een kop. daar ook. daar ook. daar ook ja. pakken. ga je hem pakken? Peter. heb jij de koffie? is het lekker? xxx. op. op. ah! maar peer is nog niet op he. een lekker stukje peer. nog een lekker stukje peer. nog een lekker stukje peer. boing! boem:! hee. volgens mij zijn de banken omgewisseld. nee hoor. drie en twee nee? nee. die staan nog zo. maar. meestal liggen de kussens op die bank. misschien &~dat &~ja &~daarom o: precies. en de uh afscheiding staat er niet meer. dat is waar. jajajajajaja. peer. ja ja ja. o peer. nog keer. nog een keer? peer. ja. “meer peer”. heeft ie ook al gezegd. o ja. ja! zullen we dat eens gaan bekijken? dat is ook heel leuk. kom maar. kom maar. ga maar kijken. koffertje. mama kusje. &~ko:h. mama een kusje ja. xxx zo 'nn stomme koffer. hij valt de hele tijd weer dicht. o! xxx. xxx kijk. de auto gaat even rijden zo. broem. rijen Peter. hee Peter. luister eens? waar is de borstel? waar is de borstel? zoek? Peter. waar is de borstel? ook &~ə borstel. ja! ook een borstel. heel goed. hebben. kan je haartjes borstelen. kan je wel he haartjes borstelen. o mama haartje. kom maar. kom maar mama haartje borstelen. kom maar. auto. enne ja. auto krijg je zo weer. krijg je zometeen weer. even kijken. en waar is de pop?. auto! auto. auto. waar is de pop? Peter. waar is de pop? waar is de pop? waar is de pop. ja. en: waar is de bal. dit. handje. ja. handje wees je aan. heel goed. is het handje. handje! o: ja. ja handje. ja. auto! uh het zijn uh de de auto is ook gewoon het leukst. ja precies. auto. en het Peter. het blokje? waar is het blokje? waar is het blokje? waar is het blokje? dat is de borstel he. ja. kun je haartjes mee borstelen. kijk. mama haartjes borstelen. en zie jij: de sok. zie je de sok? kijk eens goed naar de tafel. waar is de sok? kijk eens goed naar de tafel. dat is een balletje. dat is een balletje. mama. mama. ja. doe maar. goed zo:. ho. even vasthouden voordat we dat doen? zo. hoepla. Peter.
waar is de sok? waar is de sok? ja dat is de pop. dat is de pop. waar is de sok?. dat weet ie best hoor. want hij kan zijn eigen sokken ook prima aanwijzen. dus uh en:. even nog iets anders. zie jij het blokje? het blokje. kijk. hier. is ook een blokje. zie jij een blokje? ja! ja goed zo! heel goed. heel goed. dat is een mooi blauw blokje. in. ja, in dat doosje he. kan in dat doosje ja. en. moest ik nog meer vragen? de lepel. de lepel. waar is de lepel? ja! xxx. dat is de lepel. is lepel. en: waar is de uh pop? ga jij uit het kopje drinken? waar is de pop? gek he. dat is de sok. dat is de pop. hier. wat heb je daar? heb je daar ook een pop? o: je hebt zo ontzettend veel dieren. ontzettend veel dieren. ja. dat is nou het moeilijke he. om. dat je zulke kinderen. hun aandacht ja. dat is het een beetje leuk vinden. ja. het is eigenlijk niet zo leuk. ja. gaat het niet dan niet hoor. is nog nog geen punt. doen we het een andere keer weer eens. hier. pak jij de auto maar hoor. mag je wel even mee spelen. daar was ie al naar op weg geloof ik. Peter doen. wat ga je doen? auto. heb je de auto? pakken. was je de auto gaan pakken? Frank. ja. ja Frank had de auto meegebracht voor jou. ook xxx. open. zo. stoel open. wat zeg je? &~p:. &~p Peter. stoel. Peter op de stoel? wil Peter op de stoel? op. erop? erop. bimbam uit. ja de bimbam is weer uit. ja. wil je op de stoel. op. stoel. op &~ə stoel. op de stoel. grootst. en dan op de tafel. tafel. tjoek is ook auto he. o ja. auto:! gaat de auto rijden? open. open. open. doe maar open. mama open ook. ja mama kan het ook wel open doen. mama open. doe. Peter maar open. mama open. open. ook open. ook open. open. open. dicht. dicht. ook. ja. ook. ook dicht. open. ja! ja. ja. dicht. dicht. open. open. bimbam uit. de bimbam is weer uit. ja. auto. ja. o. bimbam uit. ja lieverd. de bimbam is uit. dat vindt ie zo mooi. die. kerkklokken. die kerkklok ja. ja. auto. auto deur. auto deur? ook &~ə deur. daar zit ook een deur. hier zit ook nog een deur. kan ook open. dicht. moet die dicht? o. je moet niet denken dat je er wat van weet hoor. ook &~ə stoel om. ook een stoel? ja? ook &~ə stoel. auto pakken. nou auto pakken. auto pakken. ga maar pakken dan. open. ook &~ə auto ook. stoel. uit. hij wil iets &~he heel moeilijks gaan zeggen geloof ik. aan. ja. &~a op. wil je daar ook op? ook op. wil je op die stoel? op. op. op die stoel? auto:. auto op de stoel. Peter stoel.
Peter op de stoel? op &~ə stoel. oe! o o! ho ho! ook. open &~poka. stuur. ook &~ə. hee. pakken. open? zit er iemand in? nou hij probeert wel het stuur te pakken. o het stuur! ja. een stuur in he. &~nto:tu. weg. weg:. weg. weg. weer. weer? dicht. dicht ook. dicht. dicht. ook dicht. ook. daar ook. dicht. ja. auto! bam! xxx. naar huis en weg en zo. dat kent ie ook. wat zei je? &~teiy begrippen als thuis en weg, &~dat &~kent ie nu ook goed. ja? o ja. wij waren zaterdag de hele dag weg. en we hadden een begrafenis. en toen uh paste het buurmeisje op hem. en uh nou ik had de sleutel nog niet in het slot. of het was “mama thuis”. o ja. papa thuis. thuis. thuis. ata thuis. wil je er weer af? in:. ook in. waar ook in? waarin? ook in die stoel. ga je ze nou allemaal proberen? in. ook in. ja. ja? bedoel je dat? deze? die stoel? aan. &~təs:tu af. wil je eraf? Peter af. Peter eraf. ook af. o. kom maar. kom maar hoor. auto. ja. daar mag je nog wel even mee spelen. hoi! Frank. hoi. &~ʔisə. wat zeg je? “Frank is er” verstond ik. dat of “Frank kusje”. dat zou ook boem:! doe je een beetje zachtjes! wat doe je? gaat de auto rijden? ja. nog keer. nog een keer. nog een keer. o: ja. ik zie het al. hij rijdt ook achteruit. xxx valt xxx. ja. wat doet de auto nou? wat doet ie nou? vallen? gaat ie vallen? ja. op de grond. boem:! ja. is ie weer gevallen. boem. nou ja. hoe ze dat hebben kunnen doen. zo een prachtige auto. en dan de rest is allemaal zo. saaiig. beetje lullige popjes en zo. ja precies. tjongejonge. Frank xxx. ja. hoi. wat ben je allemaal aan het doen met de auto? wat ben je nu aan het doen. hm? gaat de auto rijden? gaat ie rijden? xxx. ja. ook. ook. ja ook. ook. doet Jiska? wat doet Jiska? doek. de doek he. ze gaat spelen met haar doek. sleutel! sleutel? ja. sleutel. sleutel in mijn zak. sleutel Frank. ja. hier zit ie. van mij. van Frank. sleutel: Frank! ja. heb jij ook een sleutel? Frank. xxx. op. is ie er weer op? op xxx. zachtjes Peter. auto. ja. je hebt een mooie auto. beneden. is ie naar beneden? hoog. op. nou weer hoog? erop? weg auto:. is de auto weg? oh! waar is de auto? pakken. pakke Peter. had je hem nu gepakt? hoog. gaat ie omhoog. ook. gaat daar ook. gordijn. gordijn. tuin? gordijn. o gordijn. ga je het gordijn dichtdoen? o jee. daar ook. ja. daar ook. is daar ook een gordijn? daar. daar ook gordijn. daar ook gordijn. ook &~ə het is een beetje vol daar geloof ik. vol. vol ja. gordijn ook dicht. o:. &~mi: ook. daar ook. dicht. ja. dicht ja. hier. o het wordt wel donker hoor.
donker. donker ja. oe: wat wordt het donker. donker. donker ja. moeten we naar bed. of zo? roekoe! vogel. ja je hoorde een vogel. o ja. een roekoekoe. ga je ze weer open doen? ook open. ja. die ook open? goed zo. goed zo. roekoe. roekoe. ja vogeltjes. waar zijn de vogeltjes? waar zijn de vogeltjes? auto. ja dat is de auto ja. pak. pak hem maar. zijn de vogeltjes weer weg? of zitten ze in het huis? daar. in het huis? vogelhuis. zie jij ze? nee he. op. gordijn. dicht. gordijn. o. moet weer dicht. www. ja. het is dat Peter nou zo druk is met die auto. maar als je zegt waar is je bal heb je kans dat een bal aangegeven krijgt. dat is de doek. broem broem broem! met de auto rijden? over. over. over. moet ie daarover rijden? nee joh. dat kan toch niet? dit. wat doet ie nou? o ja. hij rijdt zijn. weg auto! ja. tjoek. daar is je auto weer. over. over. waar ben je nou? o daar. auto! ja. Peter. wat gaat Peter doen? www. open. ga je het gordijn weer open doen? ja. doe maar. dat is ook een auto. de politieauto. hallo. boing! hallo hallo. bent U daar? een mikrofoon he. o hij zegt ook nog klik. dat is hard. dat is hard. Peter. is dat ja is van Peter. Peter zijn auto. duwen. hm? xxx. duwen. duwen! ja. over. auto. ga je duwen? wat kan jij goed duwen! ook. die ook? die ook. die ook. stoel vooruit. precies. aan de kant mama. ga maar duwen. ga je parkeren? je rijdt wel over het vogeltje heen. zeker van Jiska? open. is dat van Jiska? is de piep he. van Jiska. xxx. waar ga je naar toe? auto. ja? auto deur. en waar is de auto nou? weecee auto. is de auto in de weecee? xxx. weecee auto. weecee. weecee auto. heb jij de auto in de weecee gezet? mallerd. dicht. nou de deur weer dicht. nou de deur dicht. ja. zo! weg auto. weg auto. pakken. ja. xxx pakken. ga je hem pakken? duwen. kar duwen. kar duwen. kar duwen. kar duwen. Peter weecee xxx in. is Peter binnen. in de weecee? weecee. kar. xxx. kar binnen. is de kar binnen? auto. en waar is je auto nou? xxx. ja. xxx. precies. duwen. ga je duwen? dat is een beetje moeilijk he. duwen. hard! hard duwen. aan. zal ik je even helpen? zal ik je even helpen? kom maar. Peter duwen. hoe hoe! je rijdt me van mijn sokken. sokken. sokken. ja je rijdt me van de sokken ja. www. zo:. staat ie weer geparkeerd. gekke Jiska he. peer. o! had je nog peer. stukje peer ja. lekker stukje peer. lekker. wat sta je daar nou te kijken! lummeltje. ja ja ja ja ja ja ja! nog een stukje peer? he. is het lekker? is het lekker? lekker? dat kan ie ook zeggen hoor. ja. tenminste.
want de de dat gaat nog niet. ja. www. doek. doek. gaat &~x kijk. Jiska vangt hem in de lucht. Frank de doek gooien. Frank. gooien. gooien. gooien. ging Frank gooien. nog een keer doen? pas op hoor. want. Jiska die springt met een. ontzettende vaart. hoepla. hoepla. hoepla! doet Jiska nou? zo. rompompom. met de doek he. met de doek. peer. lekker peer. is het lekker? nog een keer gooien? een: twee. hoepla! ja. waar is je bal? eerst even nog stukje peer. xxx peer. stukje peer. ja. mondje. mondje. mooi he. in je mond. o in je mondje. mondje. ja nee. mond. hij zei mond inderdaad. waar is je bal. Peter? waar is je bal? &~jeiy:p. peer. is wel lekker he peer? ho! xxx. boem:. vallen. was gevallen. wat ga je nou doen? xxx. binnen. kom je weer naar binnen? binnen stappen. mama schoenen. mama heeft haar schoenen aan ja. en Peter? &~fa Frank. Frank. Frank ook ook schoenen. Peter schoenen. nee Peter heeft pantoffels. mama pantoffels. mama pantoffels? mama heeft schoenen aan. mama schoenen uit. mama schoenen uit. mama schoenen uit. mama schoenen uit doen? keuken. ga je weer naar de keuken? keuken. schoenen keuken. wat ga je doen Peter? o! ja je hebt helemaal gelijk. kom maar laten zien. schoenen misschien? kom maar xxx schoenen hier. o ja. ook schoenen. aan. moet mama die aan? mama schoenen uit. mama heeft al schoenen aan. uit. Peter uit. gaat Peter ze uit doen? samen. o samen. xxx. samen? open. samen? toe maar. pak maar. mama open. ja toe maar. pak maar. schoenen uit. ook uit. dan moet je eerst die andere halen. doe mama die schoen maar. doe maar het voetje. ook. uit. die ook uit. nee. dan moet je eerst die andere schoen halen. hier. hier. hier. keuken. geef maar aan mama. dankjewel. ga je die andere schoen ook halen uit de keuken? ja? het zou kunnen. maar je moet maar afwachten waar die mee terugkomt. ja. goed zo! heel goed. moet deze nou uit? he? samen? Peter uit. Peter uit? woef. woef. o: wat is woef lief. banaan. dat is weer geen banaan. dat is een peertje. woef peer. o moet de woef peer. peer. woef peer. woef peer. Peter ook nog een stukje peer. woef peer. woef peer. je gaat je gang maar hoor. ik was hem wel. lekker he. wat is dat? &~kej deken. de deken! &~heiʔ liggen. ga je liggen? zou je niet eerst je mondje leeg eten dan? mondje! ik weet wel waar mijn mondje is hoor. auto. daar staat je auto. kan je auto ook aan? kan Peter zijn auto aan doen? uit. hij is uit. ja. aan. goed zo! ja:. mooi lampje. uit. ja. weer bimbam. wat? bimbam. ja! die hoorde ik ook. xxx ook uit. uit. ja, uit istie. ja, auto is uit. aan. en weer aan. deur. ook aan. wat doe je nou? stoel ook. o. stoel. stoel. ja.
het zou me niets verbazen als ie nou iets zoekt. xxx. dat rode maar het lijkt alsof ie uh over. moet je er over? hij gaat meer een wandelingetje maken. www. ja maar toe nou. o gaat Peter piano spelen. wat is dat? telefoon. aan. telefoon is aan. www. o dat is de telefoon. &~ʔej uit. is telefoon. ik zal wel vaak aan de telefoon zeggen. dat is mogelijk ja. boem. lekker peertje. Frank weg. wat zeg je? Frank. ja. weg. Frank weg. Frank weg? moet ik weg? moet Frank weg? zal ik hem uitdoen? vind je het niet gezellig meer? zal ik de auto uitdoen. bal. zo. zullen we even een beetje rollen weer? een beetje rollen. mama. o. ja. mama komt meedoen hoor. mama kusje. o mama kusje. oh! maar dat is mooi. zo. ook &~ə bal. ook een bal? ook een bal. ook &~ə bal. waar is die andere bal dan? ook &~ə bal. hier. is ie daar? xxx. pak hem Peter. pak hem Peter. ook &~ə bal. ja. hele mooie. is de gele bal. de gele bal en de paarse bal. xxx. ja. ja. goed zo:! knappe jongen. ook &~ə bal. ook een bal! twee ballen. zijn ze iets te groot voor. Frank. hebbes. mama. mama. moet ie naar mama? gooien. Frank. en nou naar Frank? over je heen. over je bolletje heen. wil jij gooien. mama. o. pas op. daar komt ie. een: twee. leuk he. &~a:kə:. wat heb je daar? wat is dat? open. ja doe eens open. mama open. wat zit daar allemaal in. mama open. mama open doen. Frank open. en Frank moet ook open doen. xxx. Peter open. Peter open. doe maar open. een andere variant op ja. het bekende thema. de vormenstoof. xxx klemvast dicht. dan krijgt ie hem niet meer open. en daarom. heb ik dat ertussen. geplakt. en het plakband houdt het dus niet meer. kielekielekiele. wat doe je nou? wat doe je nou? daar zat ie op te wachten. auto. o: juist. auto. ja. ik geloof dat ie nu inderdaad xxx. auto hier. auto. auto. de auto is weg! auto. auto. auto. hier is ook een auto Peter. broem broem broem! ook. ook. ook. daar ook. auto. daar ook ja. is ook een auto. &~ni. ook. ook. ja die kan open. &~icmi auto:. nou bedoelt ie die andere auto he. ja. xxx. ook auto. ook auto. xxx. nou. gaan we nog eens kijken. Frank nog meer in zijn mooie koffertje heeft. moeten maar even die stoel en de bank proberen. &~ə keuken. opeten. opeten. opeten. Peter zullen we eens xxx ho! wat een snoekduik. Peter kom eens kijken. xxx. kijk eens. &~kwukə:. oh! kijk eens. auto. kijk eens Peter. o! dat is de bedoeling. nou. Peter kijk eens. ik zie een bad. ik zie een bad. zie jij ook een bad. ik zie een bad. helemaal geen tijd voor mama. helemaal niet in geinteresseerd. flauwekul. ja. peer. peer. www. peer. peer. www. Peter. Peter.
waar is het mes. ja:! heel goed. dat is het mes he. heel goed. daar is het mes. en waar is het bed? nou. weer zo een rare vraag. weg ermee. ja jouw bed is boven he. ja. jouw bedje is boven he. ja in de toelichting staat dan dat de truc is dat ze proberen erachter te komen. achter. zeg maar. deze. verkleinde dingen ook herkend worden. xxx. ik twijfel er niet aan. maar ja. ja het is ik moet de aandacht weten te trekken he. precies. Peter waar is het bad? waar is het bad? maar plaatjes ervan herkent ie wel. ja. precies. dat is hetzelfde. dat is toch in wezen hetzelfde. Peter. hee mannetje! mannetje. heb jij geen zin in een test. he. kom eens. even even even even kijken. waar is de tafel? waar is de tafel? mama. bij mama. o. dat is goed. kom bij mama zitten. kom bij mama zitten. Peter waar is de tafel. waar is de tafel? ja hoor. goed zo. knappe jongen. je weet dat best he. jij weet dat best. doen we het volgende zakje nog even. even kijken. xxx. Frank heeft nog een heleboel leuke dingetjes. o er zitten dieren bij. dat is wel leuk. wat zeg je? er zitten ook dieren bij. o dat is leuk. dat is leuk! oh! kijk eens. paard. een paard! mooie paard. mooi he. mooi een paard. mooi he. hebben. pak het maar hoor. ook &~ə paard. paard. ook &~ə paard stappen. ja. gaat stappen. stap stappen ja. &~te:ə. paard. paard. gaat paard stappen. is &~ə. is &~ə. nou:. xxx wat zegt ie nou? dat is een dat het een schaap is. o. een. is een. is een beh. precies. is wit he. is ook helemaal verkeerd. precies. precies. paard. als je nou kijkt xxx dit. paard. dat is een paard ja. stappen! gaat paard stappen? dit. wat is dat? wat is dat? wat is dat? mevrouw. een mevrouw? is dat een mevrouw? als je zegt dat het mama is voel ik me niet erg gevleid. vrouw! en. Peter. waar is de baby. bank. op de bank. die houden we erin. ja. dat is xxx. wat ie vorige week gezien heeft he. ja. baby was op de bank. ja. paard. ja. paard is het spannendst. natuurlijk. paard toe. xxx paarden. Peter waar is de baby? waar is de baby? bank. o ja. zat op de bank. maar &~s ja. ook dat is ook een baby. ook &~ə &~pejn baby. ook een baby. ja. in. zak in. in de &~s. moet ie weer de zak in? ja. paard. paard de zak in. doe maar open ja. wat moeten ze hier van zeggen? nou mevrouw. de mevrouw. de mevrouw. waar is de mevrouw. deze. deze he. ja. ga je met je neus wijzen? dit. waar is het hondje? waar is het hondje? paard. paard ja. dit is het hondje. paard. deze paard. nou. pakken. het is wel duidelijk. dat beest kan he. ja. Peter. Peter.
waar is Peter. hallo. koekkoek. mama. kijk kijk. &~ku kijk eens even. waar is de meneer? de meneer. mama. mama. ja ik hoor je wel. ik heb geen zin. gewoon geen zin. ga je maar weer liggen? woef. dat is een woef. goed zo. ja. woef gezien. ja? wat wil je nou? ga je zitten? doet de woef? ja? stappen woef. woef stappen. woef eten. goed zo ja. eten. woef. bed. gaat woef naar bed? gaat woef mooi zitten? ja. woef liggen. nou gaat ie liggen ja. precies. ook liggen. ook liggen. ook liggen ja. af. nou. deze wil niet erg staan op zijn rare piposchoenen. precies. zo. mevrouw. he? mevrouw. mevrouw ja. waar is de meneer? bed. hm? bed. mama bed. mama bed. mama naar bed? boing. ho boem. ho boem. &~powo. liggen. ja. is gaan liggen. liggen ja. die xxx. kusje. kusje geven. geven. geven. kusje geven. kusje. voelt de bui al hangen. die denkt ik er schielijk vandoor. wegwezen. xxx. ja. het is goed. ga je nou weer liggen. he? kus. ja. geef jij maar een kus. mama kusje. niet bijten he. bal. dingen zoals “zet de pop op de stoel” en zo. zou ie dat kunnen? auto. een pop op de stoel zetten. ja als je dat zegt. doet ie dat dan. auto. snapt ie dat? hij kan het heel goed snappen ja. ja. ja hoor. ik zal eens even kijken. ja het is meer dat ie er niet zo een zin in heeft. ja. precies. aan. heb je de auto gevonden? heb je de auto gevonden? paard. ja. die zit er weer in. paard zit in het zakje. hebben. ja. jij wil alles wel hebben. hehe. ja precies. xxx. even kijken hoor. www. en door door wie worden dat soort dingen gedaan? pedagogen neem ik aan. ja. in mekaar gezet? ja. ontwikkeld. ja ja ja. inderdaad. ja. en dit kan op die stoel zitten? open &~sei. open &~sei. okee. het kan. Peter. www. kom eens. deur open. deur open. o de deur open. ja. deur open. Peter kom eens kijken. deur open. kom eens kijken. deur open. ja hij gaat wel zijn eigen gang hoor. ja zeker. als ie iets uh o nou moet de auto weer op de weecee natuurlijk. ligt voor de hand. ja. het is volkomen duidelijk. xxx. ja dat heeft ie vrijdag ontdekt hoe ie de deur open moet doen. o: vandaar. iets nieuws. nog nieuw en spannend. ja. uhhuh. binnen stap. binnen stappen. kom je weer binnen stappen? o kom maar. deur. kijk eens Peter. deur. doe je de deur weer dicht? mama gaat eten uit dit kopje. met een lepel. Peter. open. kijk eens. &~iti:. een lepel. &~f:ə. Peter lepel. mmm! nou gaat mama de pop eten geven. oftewel dat wil ik doen mama. o is dat het. de piep. ja. nou heeft ie met dat. kleine lepeltje een stukje peer eruit geschept. ja. is het lekker? is het lekker. he? lepel.
ga je de pop ook eten geven? lepel. lepel. ja het lepel. Peter lepel. hij maakt. echt uit wat ie zelf interessant vindt. en waar ie uh ja. het kost enige moeite. &~seika. wat zeg je Peter? lepel. lepel. lepel? lukt het niet? moet mama helpen? zei je dat? Peter xxx. ja jij doet het. ho! ho boem! komt er soms zo vrolijk uit. ho boem! ja. mama hap. krijgt mama hapje? krijgt Frank een hapje? het lukt maar niet. mama hap. mama hap. krijgt mama hap? krijgt mama hapje? mama hap. geef mama maar hapje. &~eify:. Peter hap. Peter hap. &~nimə. o hij zit in broek. ja in je broek. precies. hier zit ie. o kijk. pop hap. krijgt de pop een hapje. &~nimə:. pop hap. krijgt pop een hapje. mm lekker zeg. mm. mm. mama hap. krijgt mama hapje? nemen. hapje nemen. Frank. ook een lekker hapje. Peter hap. Peter weer hapje nemen. nemen. hapje nemen. broek. boek? het zat in zijn broek. net. o in zijn broek. zat in zijn broek. o ja. broek. broek. ja. het zat in je broek. krijgt de pop nog een hapje? pop een hapje? ja. lekker Peter dankjewel. dankjewel Peter. nog een hapje graag. mmm lekker Peter. ik heb zo 'nn honger. mag ik nog een hapje? mag ik nog een hapje van jou? Petertje. Petertje. mag ik nog een hapje? ik vind het zo lekker. mmm nog een hapje. mmm. Petertje. ik wil even gaan zitten. wil je mij op de stoeltje zetten? zet mij maar op het stoeltje. ik wil graag even gaan zitten. Peter zit. gaat Peter zitten? pop ook oh:. pop is gevallen. ja. zo hoort dat. nee. op het schoteltje. dat is keurig. ja. heel netjes. zet de pop maar op het stoeltje. pop wil ook even zitten. zitten. ja:. zet de pop maar op het stoeltje. ja. mama zitten. o. mama zitten. zo he. het is ook niet zo makkelijk. stoel. op de stoel! op de stoel ja. pop zit op de stoel. was dat de bedoeling. dat ie dus uh ja zo ongeveer ja. dit. wat is dat? nou. ditte. dat is een mes. een mes. lepel. doe maar in het kopje de lepel. ja. nou. dat was ie toch al van plan. zet de lepel maar even in het kopje Peter. zet maar in het kopje. goed zo:! o: lekker Peter. nou als ie dit volgens de normen. als ie dit kan is ie al boven de leeftijds uh. dinges. begrip. ja. uh taalbegrip. het gemiddelde zeg maar. goed zo. goed zo jongen. www. eenentwintig september. bij het ontbijt. wat is dat? is boekje. voorlezen. een boekje voorlezen. aha. paard. ja. een paard. met. auto. nee. dat is een kar. niet een wagen waar de mensen vroeger inzaten. toen hadden ze nog geen autoos. mm? kijk nou. wat doen ze daar? niks. jawel. wat is het? wat doen ze daar? weet ik daar zijn ze aan het dansen. en daar. daar ook.
zijn ze aan het dansen. hebben ze pret. daar. mm? kijk &+dɨ dit nou. dat is een kast. xxx die daar. nou dat weet ik niet. yyy. de kast. dat weet ik niet Hein. die staat daar zo maar. o. &+bɛ buiten. ja. staat buiten. &+mɑ lijkt wel mama. ja. alleen zo een dure bontjas heb ik niet. mm. een dure jas. bootje. dat is toch geen boot dat is een hijskraan. de hijskraan. een twee drie vijf. vijf zes twaalf. ja. deze tellen. een twee drie. een twee drie. een twee drie o ja. vier vijf. nee. een vier vijf. een twee vijf. &+sə zeven acht negen tien. jij tellen. wie niet weg is is gezien. xxx. een twee drie vier vijf zes zeven drie vijf zes acht. acht negen tien. ja. tien vingers. daar? ja. daar zijn. ook boten. daar zijn wel boten. ja. water. daar is het water. en daar ook. daar is ook water. ja. daar komen ze uit. ja. &+hɑ &+kə. &+ɑ &+ɑ allemaal bruggen. allemaal bruggen. ja. daar moeten de mensen over het water heenrijden. he. niet mensen in. nee. daar zie ik ook geen mensen in. nee. xxx. ho! daar is. paard. ja. weer. met wagen. ja. kijk. en dit is een hele oude tram. heel oud. he! wat een gekke &+t-t tram. ja. is wel een rare tram zo te zien he. dit is gek. en daar? en daar? gaan ze doen? en daar nog paard. nog een paardje. ja. hier wachten de mensen op de trein. en dan gaan ze met de trein. op reis. &+mɛt en daar ook? ja. gaan ze wachten. ja. Hein is. nu niet. nee. dat is een een kerk. en daar? dat hoort ook bij de kerk. ook plaatjes van de kerk. dit ook. ja. xxx. en daar? ook een weg. mm? daar dit is weg. xxx. weet ik niet of het dat is. nee. het is een tuin. zijn de mensen groente aan het kweken, in de tuin. en daar? dat is een xxx. mensen. ja. kinderen. is niet zo een leuk boekje hoor voor kinderen. heb jij in mond nou? ik heb een uh stukje brood in m'n mond. &+ɛ en daar? wat is dat? molen. ja. &+ɛ en de vogeltje. en dit. xxx wat in het rond draait. dat zijn de wieken. wieken. ja. zo draait de molen de molen de molen. en nu weer verder kijken. nee. want dit plaatje hebben we nog niet zo erg goed bekeken. want er staat nog veel meer op. en nu weer verder lezen. oh. gaan ze doen? gaan ze doen? pret maken. xxx ze. ja. &+mm mag ik dit opeten opeten? mag ik dit opeten? ja hoor. yyy. uhhuh. haas en uhhuh. opeten. ik opeten. en wat doen ze daar? dat is een xxx. xxx. en daar. daar rijen ze allemaal in een wagen. gaan ze. alles vast. uhhuh. met sleutel. met sleutel. ja. gekke paard is dat. dit is. de gekke meneer. uhhuh.
hier dit stoel gek. die moet thuis. blijven. uhhuh. mag ook. xxx. kaas. kijk eens. jij ook een. zo kaas. mmm je moet niet alle kaas van mijn brood af eten. kijk eens. nog een. ja. op. zo. waarom blijf daar? deze. welke. mm? dan gaan we straks naar oma toe. en opa. boten kijken? boten kijken? &+nəɘ nou misschien gaat opa wel met jullie naar de boot kijken. &+mɑmɑ mama ook. mee met de boot. naar &+og ook met boot. zullen we dat doen xxx. o. dit. voorlezen. dit nou. plaatje van een huis. leg maar weer weg. daar. even die andere voorlezen die. ah joh. daar is niks aan. daar kan ik niet van voorlezen. dar staan alleen maar autoos in. vind ik helemaal niet leuk. pak maar iets anders. ditte. &+fɑ van &+t &+k Sinterklaas. van Sinterklaas. ja. uh jij even voorlezen. even voorlezen. die? is Sinterklaas nou? hier. daar is Sinterklaas. een heleboel kinderen. en een zak vol kadootjes. aah! zijn die. niet die stout. nee. kinderen die stout zijn die krijgen. geen kadootje he? nee. nee. gaan ze huilen. uhhuh. ja. dat vinden ze natuurlijk niet leuk. &+n die die gaan wel wel dansen. Zwarte_Pieten. zijn dat. twee. Zwarte_Pieten. ja. twee. ja. Pieten lief. ja hoor. ja. &+eon-oen die zit op een paard. Sinterklaas zit op een paard. ja. hard weglopen. mm. kijk. en hier ligt de stoomboot. kijken. &+də dit is nog een stukje stoomboot waarmee Sinterklaas uit Spanje gekomen is. mm? die heeft hoed op. ja. dat heet een mijter. Sinterklaas Sinterklaas draagt een mijter. xxx die is ook wel wel uh Sinterklaas. ja. hier twee. xxx. hij heeft zijn schoen gezet. en doet de Sinterklaas allemaal kleine. snoepjes in. kijk. dat jongetje ligt ook. met een beer in bed. en een jongetje. ja. wil uit. wil ie dat jongetje d'r uit? mm. maar kijk. hier heeft ie wat hooi in zijn schoen gezet. en een suikerklontje. en dat is voor het paard van Sinterklaas. dat vindt het paard lekker. op. kijken. en en hond. ja. ik zie de. nog voorlezen. xxx Sinterklaas. xxx. allemaal kadootjes. wat zijn dat allemaal voor kadootjes wat daar in de winkel ligt. die lijkt is dit is &+k uh uh kinderboerderij. is dat een kinderboerderij? o? en wat zie je daar dan allemaal op? apen. ja. en dit ook. ja. wat is dat? trein. een trein. op de kinderboerderij? en auto. uhhuh. hele hele grote auto. allem allemaal mensen. zeg wil jij niet nog een hapje? ja. uit. zo. xxx. maar wat vind jij nou zo leuk aan Sinterklaas he? xxx. ja. en die gaat boekje lezen. Sinterklaas gaat een boek lezen. en wat wat staat er in dat boek? weet nog niet. en wat heeft mama verteld? wat staat er allemaal in? van alle kindjes heeft ie opgeschreven wat er mee aan de hand is. kijk eens. daar is de zak met. kadootjes. hier nog een grote zak vol met kadootjes. xxx.
zitten geen papiertjes om de kadootjes. he. nee. wat gebeurt er daar? over wie gaat het? kijk eens naar het eerste plaatje. over wie gaat het verhaaltje? wie zie je daar?. het ging net zo goed. daarnet &~he het vorige verhaaltje heb je heel goed zitten vertellen. lisanne wat is dit? hond. een hond ja! goed zo. dus het gaat ook over een hond het verhaaltje? maar daarvoor hierzo. &~w wie is dat? meneer. een meneer. en op het tweede plaatje? wat zie voetballen. voetballen! goed zo. en verder?. met papa. ja. en dan? bot geven. goed zo. ut gaat goed zeg. en verder? bot zoeken. ja!. en dan? kijken. ja. en verder nog iets? nee? dan is ut klaar. zo dat was alweer ut derde verhaaltje. komt er nog eentje. vertel ut maar. wat gebeurt er hier allemaal. moet even nadenken. moet je even nadenken? kijk maar even rustig naar de. tekeningen. xxx kijken. wat zeg je? kijken. ja. goed zo. en wat gebeurt er verder? meneer ballon vast. ja. en verder? krijgt un ballon. ja. vertel maar verder. lopen. goed zo. weg waait ie. ja. en dan? huilen. dan huilen. goed zo. prima hoor. zo. nog een verhaaltje. mag je eerst even rustig naar kijken. en als je weet waar ut over gaat dan mag je beginnen te vertellen. ja?. vertel maar. uh er staat un meneer. wat voor meneer? “er staat un meneer” zei je. ja. goed zo. en dan? voetballen. ja. en verder? krant lezen. goed zo. en verder? pakken. ja. ga maar verder. meneer. ja. huilen. goed zo! nou. zijn we ook hier al mee klaar. komen we bij verhaaltje nummer zes. op de bank zitten. goed zo. dat gaat goed he. ja? vertel maar verder. wij gaan spelletjes spelen. dan gaan wij beginnen. ja? in de klas? brei afpakken. de poes pakt de brei af. goed zo. vis pakken. ja. en verder? eet ie helemaal op. ja. en dan? slapen. slapen. prima. um. begin maar te vertellen. waar gaat ut verhaaltje over? kikker kwijt. ja. en wat wat zie je allemaal op ut eerste plaatje? kikker in de pot. ja. en wie zie je nog meer? de hond. ja. kun je nog meer vertellen? ja? vertel maar zoveel als je kan over over ut plaatje. en als je alles verteld hebt. dan mag je zelf naar de volgende gaan. ja? ga je gang. jongen. ja goed zo. nog meer? ga maar verder. goed zo. vertel maar verder. kikker komt uit de pot. ja. en dan? vallen af de bed. kijken of de kikker er is. ja. nog meer? zo. gaan we gewoon verder. vertel ut maar. wat gebeurt er nog meer? hond bij de pot gezicht. ja. en verder? niet meer dur uit. goed zo. ga maar verder. het volgende plaatje wat zie daar? door bij door buiten. ja. nog meer? gaan we naar de volgende bladzijde. weg. ja. nog meer? pakken. ja. ut gaat goed hoor. vertel maar verder.
weet je niks meer op deze bladzijde? gaan we gewoon verder. hartstikke goed. ja?. wat doet ie? kikker roepen. ja. wat denk je dat ie roept? “kikker waar je bent”. goed zo!. vertel maar verder. eikel. ja. nog meer? nee? gaan we verder. eikel valt uit de bomen. ja. nog meer dingen?. meneer de uil. ja. en wat doet die? jongetje weg. ja. en wat nog meer? de hondje is bang. goed zo. van wie? van meneer de uil. ja. ga maar verder. de jongen ligt uh ligt op de grond. ja. ga maar door. de meneer de uil uh vliegt weg. ja. goed zo. en verder? ziet iets. ja. ga maar door. &~re &~re &~re hert. ja. wat gebeurt er mee? optillen op zun hoofd. ja. beneden gooien. goed zo. helemaal beneden. ja. en dan? water. goed zo. en kun je hier nog meer over vertellen? nee? gaan we verder. xxx. paal van de boom. ja. en wat gebeurt er mee?. kijken we naar de volgende volgende bladzijde. twee kikkers zagen. ja. en verder? heel veel kikkers. ja. en dan op de laatste bladzijde? kikker op in de hand. goed zo. en dan? de kikkers op de paal. goed zo. en dan? de kikker op de grond. &~j. nog. ja kikker op de grond he. en dan is ut uit. uit! goed zo. hartstikke goed! ti tit? dat is 'n microfoon. ja. ja he? mij zitten. moet ik bij je zitten? ja. gaan we doen dan? wat gaan we doen? gaan we spelen? kip. kip. kip. oh, pop. oh. wat is dat? paard. ja, en dat? aap. ja. en dat? kok. ja, en die? pop. gaat 't popje huilen? au. heeft 't popje au? ja. och jeetje. au. heb jij au? ja. au. au, au. kijk. kijken? je mag wel effe kijken, hoor, maar je mag er niet aankomen. niet, he? ja. kijk effe, kijk. Mee. moet ik mee? kijk. kijk. ja. nie aankomen. niet aankomen. nog een, he? au komen? niet aankomen. kijk daar. nee, daar mag je helemaal niet aankomen. xxx klok, he? niet aankomen, hoor. toe maar, nee, nee, nee. Ben je mal? mag niet. oh, wordt die meneer boos. die, kijk, die. ja? nou, weet je, ga hier maar mee spelen. xxx. ga je muziek maken? zo! Mammie? he? Mammie zitten? zo. hoe? zo? ja. grond zitten. sstt. sstt. sstt. sstt. xxx. dag! sape pop. ja. bom, die is dicht. xxx. mama spelen? nee. hoppekee. ma! hop. xxx. huisje stuk maken. ga je 't stuk maken? ta. mag dat? xxx. zitten, zitten? ja, ik kom zitten. xxx. nou, je bent wel heel erg nat, schat, ik moet je wel zo even verschonen. Mammie mee? hier zitten. Mammie mee zitten. Mee zo zitten. zo, ik ook op de grond zitten, zo he? goed zo? oh. zo. die moet zo, ja. hoho, pop. nou deze nog. nou zo. pa paard? ja. zo. uit. kijk. ook mee. ga je naartoe? niet eraan komen, he? mag niet hoor. xxx.
kijken. , Marieke. niet, niet eraan. , kok. kijk, kok. ja, dat is 'n klok ja. xxx. ja. ja? ja. tas. tas. xxx. Mammie. kok. xxx. die au komen. niet aankomen, he? kok. kok. Mammie. paten zo zo. Mammie, kok. au. ah ah au. ja. xxx. zullen we 'n boekje lezen? he, kom maar. ga 'k met je 'n boekje lezen. kijk es, wie is dat? wie is dit? Ernie duche. onder de douche. he, niet, kom es eventjes. kom es even. , want ik ben, ik ben veel te bang dat je d'r aankomt. ja? ja, nee, mag niet. nee? mag je niet aankomen. ja. , kom es kijken. Ernie zit in 't bad. wat heeft ie bij zich in 't bad? wat is dat? bad. xxx. ja, en wat is dat? xxx. tototo? ta. 'n pet. xxx hop. boot. wat nog meer? voorzichtig hoor. nee,. ja, kijken, maar niet aankomen. xxx kok. ja, kok. vind je de klok mooi? ja? nah kok. ja? ja, is 'n klok. kok. ja. xxx. lampje. xxx. niet aan, nee nee nee. nee Marieke. ja? kom nou niet, nee. potverdikkie, mag niet. wat gaan we doen? ja. wat gaan we doen? lees. lezen? kijk. boek. van wie is dat boekje? xxx. he schat. oh. oh dat dat. uit. zo. xxx. slaap pop, kijk. oh ja, zit 'n pop in. ja, leuk he? e pop xxx. kijk, pop. oh ja. uit. uit. uit. nou deze? oh suffie. doe ie 't nog? ja. ja. nou, kom maar. deze, kijk es naar Bert. kijk Bert? wat doet Ernie? au au. Ernie au. pop au. ja, oh. auto rijden. auto tuk. auto tuk. is de auto stuk? ja. Ernie, kijk. wat is dat? xxx. xxx. dat. dat. dat. dat. dat datte. dat. dat. oh, xxx. Bert. Mammie. ja. ti tit? 'n sok. ti tit? ook 'n sok. ti tit? voor op de brommer, met de rieten mand. xxx. ti tit? nou, wat is dat? ti tit? wat is dat dan? Bert. ja. Ernie, Ernie ja. Ernie. ja. kijk, Bert. Bert. Bert. Bert. ja. Bert. Bert. Bert. wat? Bert. 't is dat? Bert. Bert. ja. xxx. datte xxx. vogeltje? is dat 'n vogeltje? ja. ja. even pakken. xxx. ga je doen? oh. doek. oh, boem. wat is er? Mammie! wat is er? pak, pakken. moet je effe die speen uit je mond doen. wat moet ik pakken? dat pakken. dat daar. pakken. wat moet? moet die jas d'raf? moet deze jas d'raf? oh. maar dan gaat Toto zo ontzettend hard fluiten. oh. nou kom op, doe ik het wel effe. ah. ah zo. niet eraan komen, he? tis dit? 'n bandrecorder. ja, en 'n klok. kok? ja. mooi he? dat. e tas. e tas. ja. e tas. e tas. nou moe. xxx. nee, niet daar aankomen, doe dat maar niet. nee, nee, schat. dat kan niet. bij. he? nee, je kan er niet bij, mag niet. nee. xxx.
he, ik hang die jas daar weer even overheen hoor, hij maakt mij teveel lawaai. toto moet even slapen, he? zo, slapen jij. nee! ja, hij moet slapen. xxx. nee, Toto moet slapen, schat. xxx. nee, Toto moet slapen. xxx. ja! nou. moet jij 'n snoepje? ja! wat wil je dan? koeke. koek? daar. wil je 'n koekje? ja, oh. pak maar eentje. pak ook. he, wil je niet? wil je geen koekje? krummeltjes xxx. Mammie, die die. die, die. nee. die koek daar. welke dan? daar. daar. deze? hier, pak maar eentje. 'n witte. mooi he? en 'n gele. mama koek? mama ook snoepen? zo. lekker? xxx. xxx. plakt he? nou, doe maar niet alletwee in je mond, shcat. doe maar niet, eentje. eerst je mondje leegeten. kijken, doe es ah. nee, eerst je mond leeg eten. is 't lekker? ja? mama hapje,. is op, samen. nou, viespeuk. niet klimmen, dan ga je. kom es, geef mij es 'n stukje van je snoep, want het is veel te groot. kom es. xxx ja? niet aankomen, he? xxx. mama, mammie! Mammie! ja. Mammie! oh. Mammie! wat, wat is er? he? Mammie! kijk,. niet aankomen. kok. ja. kogge kok. ja. nogge kok. nog een? dat. haha. open, open maken. he? open maken. wat ga je open maken? open maken. open maken. Mammie. Mammie. mama! ja. wa is dat? heb je al verteld, Bert is dat. ja, Bert. Bert. Bert. kijk. Bert. Bert. nee. pak potlood. pak potlood. ga je tekenen? xxx potlood. in de la. daar? mama pakken voor je. da. ga je tekenen op 'n papiertje dan? ja. niet op de tafel, he? ja. nee, want dan ga ik het meteen afpakken, hoor. ja. ga je echt op 't papiertje? kom maar. xxx. dit is 'n potlood. nou effe 'n punt aanmaken. hier is 'n papiertje. xxx. potlood pakken. oh ook. nee, doe maar niet. zo. ook. nee, nee 'k ga 't opruimen. ah, ah. je, je gaat toch tekenen? ga 'n mooie tekening maken. ah ah xxx die. d'r zit al 'n puntje aan, zie je wel? die. poes. poes. poes. mama. mama. mama. mama. papa. mama. dag. baby. poes. poes. poes. poes. ja. koekoek. koekoek. klingeleding. xxx. xxx. mama. mama. ja. mama. hond. poes. xxx. Samson. mama. dag. bij. xxx. uit. uit. xxx. xxx. sneeuwman. daar. daar. hond. iglo. xxx. iglo. vis. boot. water. boom. boom. boom. ja. hond. boot. xxx. pinguin. ja. xxx. pinguin. xxx. vis. beer. vis. xxx. xxx. gedaan. ja. ja. ja. poes. xxx. het paard. varken. xxx. gedaan. pizza. pizza. worst. boontjes. drinken. water. appelsien. soep. chips. opeten. appel. appel. frietjes. drinken. sap. boek kijken. ja. xxx. xxx. opeten. ja. opeten. bijten. ja. xxx. snoep. xxx. xxx. chocola. bijten. ja. snoep. snoep. xxx. banaan. snoep. nee. xxx. xxx. op. op. snoep. snoep. snoep. snoep. cola. snoep. snoep. graag. opeten. xxx. opeten. ja. xxx. druifjes. xxx. xxx. xxx. snoep. snoep. snoep. snoep. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. snoep. ja. snoep. snoep. snoep. snoep.
snoep. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. daar. xxx. ja. xxx. druif. bouwer. bouwer. bouwer. bouwer. poes. xxx. nog. nog. xxx. ja. xxx. nog. ja. xxx. nog. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. poes. xxx. nog. xxx. snoep. snoep. ja. nog. xxx. open. ja. hoort. tekenen. tekenen. ja. daar. ja. xxx. xxx. xxx. hoort. ja. xxx. kleuren. xxx. xxx. ja. xxx. ja. kleuren. ja. ja. koe. xxx. xxx. xxx. boom. ook. ook. ook. doos. doos. ook. ook. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. ja. Sjoewie. open. xxx. nee. auto. open. xxx. xxx. xxx. mooi. xxx. uit. xxx. xxx. toren maken. ja. xxx. auto. ja. ja. druif. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Meinder. xxx. ja. ja. op. op. op. snoep. nog. ja. nog. ja. nee. Samson. Samson. ja. ook. xxx. zo. nee nee nee, nog niet open maken. wil je een placemat hebben? mag ik hieraan komen? is het heet? ja. het is heet. hi hi. ho! het eerste beetje schenk ik voor jou dan. ho! nou nou, moet er nog melk en suiker komen? mama, deze is van. jou. mama? ja. weet je, die volle is van jou. oja. want deze is van mij. mama. waarom pak je nou drie lepels? nou, ik heb ook al een kopje klaar gezet voor papa. ik hoor iemand. ja. dat gaat niet zo. zo. en voor maar mama! ja? en voor de suiker ook één! oh. 0dan pak ik er nog wel één. hè? nou schenk maar in, Maike! de thee. doe het dan! ha ha. mama. waarom heb je hem zo aangezet? omdat we aan het opnemen zijn toch? ja. ja. nou. nou! uh uh uh uh. nou moet je voorzichtig zijn, want als je hier tegen stoot hier moet nog meer thee in. nou. ja. 0die is voor jou. mama. heerlijk. dank je wel! deze is van mij. ja. is het geen bonbon? nee. heb je vanmiddag weer naast de juf gezeten? ja? kom, doe de koptelefoon maar af anders vergeet je gewoon thee te schenken en met mij te praten! straks weer even luisteren. maar hij blijft heus wel aan. zo. maar 0dan gaan de batterijen toch leeg? nee nee, dat niet. deze werkt op stroom, 0de cassetterecorder. nog één! zo! wat wil je nog dan? goed. en dan je thee drinken hè? nee, deze. nou, schenk mij nou gelijk maar weer een kopje in, hoor, hè? klaar! ja ja! wil papa nee, die moet je nog niet inschenken, want hij komt nog niet thuis. straks. ja? hoe heet dat serviesje ook al weer? van wie had je het gekregen? gewoon opgestuurd! wat opgestuurd? dit. ik wil nog meer. ik begrijp niet precies leg het me nou eens uit! je moet het niet zo snel opdrinken! waarom niet? voor mij is het maar twee slokjes. mag heb je geen zin om in te schenken? 0je moet niet zo snel doen! moet ik zelf inschenken? &~mmm. voor jou ook nog? jij neemt er melk bij. huh.
wij snoepen alles op hè? oh! ik neem 0er ook nog ééntje. gewoon praten, want anders kan ik je niet verstaan. 0ik neem nog ééntje. huh. je mag 0er nog één ding kiezen, en dan houd je eventjes op. deze is goed. ja. en daarna mogen we weer eten. praten. nee, eten we &~doe nee, want dit is eten. daarna mogen we niet meer eten. dan houwen we op. heb jij d'r zoveel gehad? nee. je moet duidelijk praten, Maike! 0dat moet je niet zeggen! zo praat je goed. ja. wat is er? wat denk je? wat heb je vanmiddag gedaan? 0dat weet ik niet meer. nou, zal ik de recorder maar uitzetten dan, als je niet praat? ja! nou, ga nou gezellig met mij praten! nou, ik weet niet meer wat ik gedaan heb, hoor. je hebt Seabert meegenomen. ja. nou. nou, even stoppen maar! en wat deed je met Seabert? lekker met Little Pony en met Seabert &~s spelen. nou wil ik hem weer om. hè? nou wil ik hem weer om. ga maar dingetjes aan mij vragen. ja. over de kip. mama. hoe lang gaat ie nou weer levend worden, mijn kipje? hij wordt niet meer levend. maar waar dan? d'r &~ko worden wel andere kuikentjes geboren, maar deze niet meer. nou, ik wil weet je nog wat Carl vertelde over de kip, waar die naar toe gaat als tie dood is? nee. heb je niet geluisterd naar wat ie zei? 0dat weet ik gewoon niet meer. naar de kippenhemel. kippenhemel? wat gaan ze dan met de kippen doen? niks. ik weet niet waar die is, maar Carl die vertelde dat aan jou. hè? de kippenhemel. wat mama! huh! ik zei wat! wil je nog over je kipje praten? ja:! ik wou mijn kipje opeten! dat kan toch niet! wij eten onze eigen kippen toch niet op? ah:! nog een kopje thee? ja. schenk maar in bij jezelf! ik heb nog. ah. schenk maar in! wil jij ook nog? straks als tie leeg is. 0ik dacht dat je hem leeg had. deze hoort eigenlijk daarin. oh. is tie van jou? ja, maar ik heb hem niet nodig. nou! als je geen suiker in de thee hebt, dan heb je geen lepeltje nodig. oh, ik dacht dat dat wel moest. mam. wanneer gaan we de plaatjes doen? zo direkt. heb je d'r al zin in? ja. goed zo. vies, hoor. nee. nou, zet maar even aan de kant. 0dan kan je straks nog een kopje thee nemen. straks weer verder. ah:! nu gaan we de plaatjes doen. ja? ah:! nee. ik deed dat. ja, maar ik hoorde de kat ook. kijk! &~mi. Maike. Maike! een kat in de boom. en net zoals deze. daar nog een kat! onze kat springt ook op tafel hè? ja. ja. ja. lieverdje. nou even naar het plaatje kijken. poes weg! nee. hij nog meer te vertellen daarover. 0het was nog niet klaar. hij gaat zo. poesje! zo. poesje, hé! ja.
hij mag straks. eerste deze poes. hij gaat in de boom, ja. en wat nog meer? roets, 0hij gaat zo in boom. dat heb je al gezegd. en de jongetjes staan te kijken. hier is het water. ja, goed. volgende. ja. en de poes valt eruit! oh! oei! zielig poesje! en hij valt in het water. en de andere? en hij is in het water. en nu is 0hij in het water gevallen. plons in het water gevallen. en de jongens gaan hem opvangen. en daar is tie! 0dat heeft hij gedaan. zo, mama. met een. heb je nog een paar? ja. die doe ik ook. goed kijken! alles vertellen wat je ziet! 0je mag een heleboel vertellen als je dat wil. hij gaat in bad. en de hond is hier. en hier is het water. en de andere. en hij gaat mee in bad. en. en spetterde gaat ie. hij gaat in bad. en de andere? en hij is in bad. en de vloer is nat. en de mama is boos. goed. klaar. hi hi hi! ja:! en nu foto's kijken. www. www. zullen we nog een kop thee drinken? ja. en ik wil nog wat lekkers. zo, snoepkont! snoepkont? ja! je noemt mij echt een snoepkont hè? ja! mag ik nou, schenk maar in! mag ik dan nog wat lekkers? je mag nog een letter. nee, aan die kant ophangen. oh. zo. nee, ik kies wat anders. nee, die zijn voor papa. anders hebben we niks voor hem bewaard. kies maar d'ruit welke ik het mooist vind. papa, wil jij hem strakjes op? papa. je moet duidelijk praten, hoor. niet praten met eten in je mond! dat kan niet. ze heeft wat in d'r mond. ja. dan kunnen we niet horen wat je zegt. nee. open maken. en nu mag je even praten. met het eten moet je altijd even stil zijn. ho. mama. ja? Maike? ja. &~hm. wil jij hem op? wat hoor je dan? gewoon wat &~ma als je praat dan is het harder! oh! waarom is het dan harder? zeg het dat nog eens! waarom is het dan harder? omdat je dan heel hard praat. oh. waarom heb je mam. waar gaan we deze nu gebruiken? papa. gaan we mama. gaan we deze gebruiken? ja. zo direkt. jee! doe maar open! huisje, boompje boompje, beestje. heb je “Huisje Boompje Beestje” gezien? wat was d'r nu op? kraan. over kranen. wat voor kraan? een waterkraan? ja. en wat gebeurde er met die kraan? er komt gewoon. water uit. ja. gewoon laten zien. ja. waar komt dat water dan eigenlijk vandaan? uit een put. uit een put? is het dan niet vies? nee, dan maken ze het schoon van. grondwater. oh! dus dat heb je allemaal op 0de schooltelevisie gezien? oh, leuk! ging hoe ging dat dan? vertel eens hoe ze dat precies deden. nou papa weet dat niet. doen in zo'n buisje. en komt het uit de grond. ja.
en dan komt het in een hele grote bak. en dan gaan ze het schoonmaken in een watervaltje waar ze op drukken. en en dan. dan komt het uit een buis naar daar buiten. en dan komt het uit die gaatjes in de sloot. is het dan schoon? dan is het helemaal schoon. en wat doen ze met het vuil wat ze d'r &~uitge &~uitge nou, dat gaan ze ook schoonmaken, hoor. ja? maar je doet toch geen schoon water in de sloot? wel! dat komt uit een buis in de sloot. goed zo. dat vind ik zonde. heb je het schoongemaakt en dan doe je het in de sloot! nu komt het bij het vuile water toch weer, of niet? ik denk dat het ergens anders &~i in komt. 0dan komt het in een bak waar je dan drinkwater in zet? of niet? nee. een hele grote, veel. hoe groot is die bak dan? nou, net zo groot als die &~boek als die. kast. oja. en uit die bak loopt het dan in de waterleiding, of niet? nou, in de sloot gaat een buis. en dan gaat het vieze water in de &~an en dan wordt het. een waterpomp. en dan gaat het naar de een &~f put toe. en en dan gaan ze het schoonmaken. en dan is het ook weer schoon water! goed zo! Maik! 0dat heb ik gezien. ja. was d'r een meneer die dat vertelde? nee. een mevrouw? nee. wie dan? maar er waar Pien. oh. Pien vertelde dat? ja. is Pien van het programma “Huisje Boompje Beestje”? en jullie kijken altijd 'smiddags d'rnaar als er speelgoedmiddag is hè? ja. 0dat is waar. neem deze maar op. ja. als tie leeg is komt ie aan de beurt. als tie vol is, bedoel ik. hier. 0dan kan je zo nog wat inschenken. kijk eens wat ik heb! kijk eens wat ik heb! weet je, juffrouw Afke heeft nu ook een poesje. ja? die heet Harrie. Harrie! Harr:ie? Har. Harr:ie? Har. hé, Har! Harrie. heet ie Harrie? nee! hij wil, &~a als ik zo doet, ook zo pakken! heeft ze hem meegenomen dan? www. neen. hij gaat ernaar kijken! en wat was er nog meer op de schooltelevisie hè? nou, ik ga even wat doen. even een dasje. een dasje! 0dat weet ik nog niet. ik heb om de &~poe ik heb het poesje een ketting omgedaan! www. ik heb het poesje een ketting omgedaan! nou dat vindt ie helemaal niet leuk! haal eens gauw d'raf, want hij wordt helemaal bang! help hem nou! poesje! nou! dat is plagen, hoor. ja. niet lief. niet meer doen. 0dat vindt ie niet leuk. nou, ik heb mijn dasje. zo poesje. ja. ik heb hem. www. www. kijk dan! 0dat doen we zo. poesje poesje gaat klaarzitten. Fleurtje, kijk dan! www. dat doet ie niet. kom nou bij ons zitten, Maike! huh! hij wil deur dicht, anders wordt het koud. andere gaat ie straks mee spelen. 0dat vindt ie leuk.
mama. hij wil d'r straks mee spelen. nee, ik denk het niet. poezen houden van kleinere draadjes. en niet van een groot springtouw. maar maar van deze? ik heb een goed idee. van die das, mama. die grote das. ja. waar is die? zal ik het even zoeken? ja. waar heb je die zak dan neergelegd? daar, om de hoek. hè? ik weet niet waar die is! www. waar ligt tie? in de gang? oja. ik doe een ander draadje d'rbij. zo één? kijk! zo heb ik een draadje. zo. kijk dan. 0zo maak ik het vast. 0dan komt alles. pak hem, poesje! pak hem. weet je wat ie altijd zo leuk vindt? wat doe je dan? Maike! Maike! zullen we hem maar uitzetten? nee! ik wou wat met poesje doen. lief poesje. en je moet me niet afleiden! als je geen zin hebt om op te nemen, dan zet ik hem gewoon stop. nee, niet doen! nou. zo. die plakkertjes vind je mooi hè? en ik wil die plakkertjes hebben! mama, ik wil plakkertjes hebben. zeg maar wat voor cijfer dat is! 0dan halen we dit dit velletje d'r even uit. zo. dat doe ik op mijn eigen stoel! www. daar is het niet voor. xxx gemaakt. wat heb je gemaakt dan? één, twee, drie, vier, vijf! heel goed! helemaal op volgorde. alleen de drie heb je omgedraaid. die lijkt zo meer op Ernst zijn letter. maar 0het kan ook zo de drie! ja? oh. ja. zo is de drie ook. waarom zijn de lege stickers ook d'rbij, mama? 0die kan je zelf wat op invullen. nou, dat doe ik. volgende keer maar. hier. je kan mag het potlood wel gebruiken. ja, goed idee! 0dat is een goed idee van je. zo. je moet ook nog voor papa voor zijn thee zorgen. kijk! ja! wat is dat voor cijfer dan? een? een. ik heb mam, weet je welke? ik heb deze gedaan. ik heb deze gedaan. een. een! 0die is niet zo goed gelukt dan. wat heeft &~eh juf Afke nog meer over Harrie verteld dan, over de poes? als ook juf Afke onder de douche is geweest dan gaat Harrie aan zijn benen hangen met zijn scherpe nageltjes. ja! ja? maar poezen houden toch niet van nattigheid? maar ze heeft hem al afgedroogd! wie? hem of zichzelf? zichzelf! en hoe oud is die poes dan nu? of hoe jong? nou jong gewoon. weet je hoeveel dagen? nee, want ze heeft hem al pas net. en wat is dan de achternaam van die poes? nee, ze heeft geen achternaam. waarom niet? jij geeft jouw poes ook altijd een achternaam. nou ze heeft geen achternaam. ze geeft hem geen &~a achternaam. ik heb dit gedaan, mama! ik ga hier wat opschrijven. kijk eens, mama! ja. wat is dat? wat staat hier? vijftien staat er. en dan. dit is de of de? de. wat &~s xxx. wat staat er dan, mama? xxx. wat dan hier? xxx.
wat staat dan hier? dat heb ik net gezegd. staat er toch ook nog bij? nee. 0die heb ik niet gezien. xxx. hier! dat is de. wat staat er dan? xxx. zeg dan wat er staat! oh, postzegels! Harrie 0is wat er staat. Harrie. Harrie. Harrie 0is wat er staat. Harrie. Harrie. Harrie. ik geef elke dag aan 0de poes mijn naam. en het is een. Fleur Fleur Fleur Fleur Fleur Fleur Fleur. &~moe &~i ik neem hem nu op, mama, &~cassetrec &~um die die die koptelefoon. mama. ja. die wil ik op. wil je hem weer op? ja. wat hoorde je? mama. ik denk een geluidje van de poes. 0die zit zeker op de tafel of zo. of niet? nee. oh. dan zit ie ergens vlakbij hè? ik denk wel hier 0op de stoel. nou nou, wat zullen we gaan spelen Maike? nou, laten we nu maar op &~s of wil je alvast pannenkoekendeeg gaan klaarmaken? pannenkoek! we gaan nog niet bakken, hoor! dat doen we straks pas. lekker pannenkoekendeeg maken. mama. ja? ik wil pannenkoekendeeg. kijk eens wat ik heb gedaan! papa, kijk eens wat ik heb gedaan! papa, ik heb dit gedaan. papa. oh, je moet even kijken. hebben wij nog pannenkoekenmeel? ik weet het niet. pak hem maar weer op. papa. waarom was je nou zo snel thuis, papa? nou papa is iets eerder naar huis gekomen. oh. waarom? papa, kan jij lezen wat hier staat? hier. fikken. de eerste is de dan de de de en de hè? goed zo hè? bijna een woordje hè? xxx. maar ik kan heel goed schrijven! ja. goed oefenen, dan kun je gauw lezen. dan kun je boekjes lezen. ja:! maar ik kan ook me eigen naam, hoor! ik kan Maik schrijven, hoor! papa. ja? ja. schrijf het eens op dan! nou, okee! Maik. mama. ik kan al Maik schrijven hè? ja. je kan ook Maike schrijven hè? nee, Maik! ja, dat kan ook. maar ik weet niet hoe drie moet, de. oh, je gaat een pen pakken nu. nee, een papier. ik weet niet waar de papier moet jij nog thee? ja, als d'r nog is. ja. ik kan beter een grotere bak neerzetten hè? kom eens hier! papa! zo, Maike, kom! 0dan gaan we even je. serviesje opruimen. zo. Maike! ja? ga even je serviesje &~op afgehaald. kijk eens wat hier staat! Maik. eens kijken? Maik staat daar. nee. ja. daar staat Maik met een hè? Mike staat er. de staat daar weer. in het Engels staat er dan Mike. in het Engels zeg je het anders hè? Maik. heel goed. maar je kan het ook zo zeggen, hoor, Maik. ja. dat heb ik geschreven. ik ik schrijf altijd Maik. een. een. huh! ik glij nou zo naar je toe op één been. ik gleed zo naar op één been naar papa toe. ja. ja! wil jij even zo'n vork halen uit de gele bak in de keukenla? ja. xxx.
dus hij weet dat ie krijgt, hè, de kat. ja. doe jij het maar! ik doe het. nee, poes! niet eruit eten! nou nou nou! kijk nou wat je doet! nou, niet tegen mij aan. ik vind het smerig dat spul! schiet eens op! nee, ga nou maar door! dat veeg je aan het eind pas af. weer verder gaan. kijk nou toch! smeer het nou niet aan die rand, want dat gaat verkeerd bij jou! doorgaan! je moet er beter in kijken wat je doet. gossiemikkie! wat duurt dat lang. klaar. nee, nog meer. nou, laat mij de rest maar doen, want dat duurt me echt te lang. poesje! kom eten! kijk eens hoe ik d'r. ik heb ook een bril op. wat heb je op? een een zonnebril. een zonnebril heb je op. til me eens op! laat me eens zakken! ik zak niet. hupsakee, af! mama, mag ik mee om pannenkoekenmeel te maken? ja. 0dat doe ik zo. ik heb gevraagd aan jou of je mee wil helpen 0het serviesje op te ruimen. ja. mijn melk opgedronken! waar moet de suiker dan, mama? weer terug hè? hé hé! &~eh nou, laat maar even zo staan. dat doen we zo wel op de pannenkoeken. okee. wat een lekker zacht eitje! oh. leg je het nou neer, want je laat het zo vallen! niet waar! zie je wel? zo. dit in de prullenbak gooien. kleverig spul. huh? 0wat is dit nou? meteen weer terugleggen! niet van jou. mag alleen dit ook weg. nou! papa. wie is dit? nou, hier staat hieronder hè? staand Han Reiziger. dat is Han Reiziger. Frans van Rossum. dat is die. Robert Mazell. dat is die. zittend Chris van der Heijden. dat is die. Aleid Hamel. dat is die. en Carola Muizelaar. zo heten ze. waarom staan ze dan in de krant? die hebben een radioprogramma gemaakt. voor de radio. waarom? nou, omdat ze daar &~eh hier hier. hier staan ze. hier staan d'r twee. ja. dat is Chris van der Heijden en dat is Han Reiziger. ja? en d'r staat hierin hoe ze dat programma gemaakt hebben. ja? vind je het leuk? en er zijn foto's. dit is weer een ander verhaaltje. wie vermoorde Sonja van Gelderen? welke Sonja van Gelderen? 0even kijken, hoor. xxx. ja, dat weet ik niet. dan moet ik het eerst lezen, hoor. anders kan ik het zo niet zien. dit is Sonja. hé! ik heb ook een meisje in de klas die Sonja heet. ja? ja. dit is Sonja. en &~we hoe heet deez, papa? deze? ja. die heet Nel. kijk maar! dat kan jij wel lezen. Nel. hé! nog een Nel die Carl zijn &~moe en wie is dit? zie je de letters? kan je die letters lezen? wie is dit? nou wat denk je wat staat hier? xxx zitten bij die xxx. ehm, zevenentwintig juli negentieneenennegentig. en dit zijn Laura en Jacqueline. oh jee, je hebt geknoeid. wacht even hoor. ik kan beter even een doekje pakken.
uh. en het is koud en de kachel brandt. zevenentwintig, ni, he. hee! hee, wat ben je nou weer vergeten? wat ben ik vergeten? was xxx vies? nou, dat kan ik toch niet xxx. k was aan het lezen, dus eh xxx lezen. beer en xxx en xxx en xxx. xxx op visite en Jannie ook en Lilly en xxx en xxx. het was een leuke mannetje, een mannetje die lief was. daar staat xxx kun. daar staat kun kun. wat staat daar? kun. kun. kun. wat is dat allemaal? eh, maar ik ga even niet lezen, hoor, mam. ga je niet lezen? niet lezen. zullen we dat boekje een beetje heel laten, Laura? met de liedjes? mam, mag ik er even wel van hier zingen? ja, zing maar een leuk liedje. hier staat het liedje. ik zal vertellen welke liedjes er allemaal xxx. trouwens, kun je zelf zien. xxx zien welke liedjes het zijn. nee, dees xxx. dus daar zijn alle dieren, dus feesten is zo fijn. we klappen in de handjes, stampen op de grond. je zegt in plaats van want daar zijn alle dieren, dus daar zijn alle dieren. maar want ken je ook wel, he. of niet? en van de schildpad? eh. de xxx uilen. van de uilen, oh, van de uilen. nee, niet zo slurpen, Laura, beetje netjes xxx. van de uilen, hier is de uilen. nee, dit zijn de uilen. daar zijn de uilen, oh ja. we zijn twee wijze uilen, zitten op een tak. nee, das een andere, van de uiln. welke was de uilen ook alweer? tegen enen nee. nee? oh. maar dat is andere. doe die niet. ik wil effe van de uilen, joh. brom brom. xxx. xxx ook niet. ik wil echt xxx. ehm. rom rom rom bom bom, twee uilen op een tak. van tierelieredom, van tierelieredom. nou, zie je? nee! oh. zo gaat die niet. oh. hoort iedereen hoe aardig Laura voor mama is. xxx. ik ga nu gewoon xxx. en mama is ook wel stout voor jou natuurlijk, he. ja. rom bom bom, twee uilen op een tak. van tiereliereliere, van tierelierelom. ondeugend zijn de apen. slapen. k ga xxx weer xxx. nou eh, zing dan maar van de giraffe. die vind k ook heel leuk. moet je het liedje helemaal doen, anders kan k het niet horen. ik kan niet ehm nou, wacht dan maar even tot je je dat op hebt. Lauraas beste manier om limonade te drinken. yyy. nou. ja, ik zit je een beetje te plagen, hoor. met een rietje is het ook moeilijker. dit is een hele grote kom. en dan is het moeilijk om netjes te drinken, he. ja, zonder rietje hoef je niet te slurpen, vind ik. oeh. nou, zie maar. nee, ik wil niet meer dat doen. oh. zullen we naar een boekje kijken? weet je hoe dat varkentje heet? nee. Onno. Onno. yyy. Onno. Onnon het varkentje. ik wil niet meer dat doen. je hoeft niks te doen.
de bandrecorder staat alleen maar aan, maar je hoeft verder niks te doen. je mag doen wat je wil. dat uit. niemand die het hoort, alleen mag jij het straks als het afgelopen is, zet ik de koptelefoon op en dan mag jij luisteren. is dat goed? nee, nu. nee, we moeten eerst even het bandje uit. ja, maar dan moet dat uit! ja. op welke? nee, nu niet dat uit! strakjes moet dat uit. dan kan je em strakjes luisteren. das heel spannend juist. dit? nu heb je er toch helemaal geen last van, we gaan gewoon lekker eh, pff,. ja, je mag lezen. nee, jij! moet ik lezen? nou, dan ga ik lezen. ehm. Onno zit klem. yyy. er liggen twee varkens in de modderpoel. het zijn Onno en zijn moeder. moeder slaapt. Onno is wakker. hij wil graag spelen, maar dat mag hij nog niet in zijn eentje. hij kijkt eens om zich heen. aan de rand van de poel zit een beest. het heeft grote oren en lange achterpoten. het is een haas. he, denkt Onno. als ik met de haas ga spelen, dan ben ik niet meer in mijn eentje. dan vindt mama het vast wel goed, dat ik even weg ben. zo snel hij kan, komt hij uit de modderpoel. de haas schrikt van hem. hij zet het op een lopen. hoi, denkt Onno, hollen is leuk. hij gaat achter de haas aan. maar de haas is veel sneller. ze schiet als een haas een konijnehol in. Onno vindt het best. hij heeft nog nooit een hol van binnen bekeken. hij gaat de haas achterna. maar dat lukt niet zo best. het hol is te krap voor zijn dikke lijf. onno komt vast te zitten. muurvast. help, schreeuwt hij, help! het geluid gaat onder de grond door en komt uit een ander gat weer tevoorschijn. Onnoos moeder wordt wakker. ze schiet Onnoos achterkantje. wat is een achterkantje? dat dat ze daar staart heb. ja, ja, daar bewaren ze de staart, xxx ja. zn bips, he. ja. dat ze daar staart heeft, ja, hebt. ja. moeten de volgende bladzij, wil je het niet meer uithoren? t is nog niet afgelopen. ze ziet Onnoos achterkantje en zijn trappelende pootjes. er zit maar een ding op. ze neemt de staart tussen haar tanden en trekt. auw, doet wel zeer, hoor. hup, een twee hup twee! heel langzaam komt Onno los. met een laatste grootse grote ruk schiet hij uit het gat als een kurk uit een fles. domme moeder, zegt zijn moeder, je moet ook niet alleen gaan spelen. nog verder? daar heeft ie hele rode zere staart. au au au. moeten ze dat ook niet doen. hee, volgende verhaaltje moet jij vertellen. nee! waarom wil je niet vertellen? om ik niet kan lezen. zeg het nog es. omdat ik niet kan lezen. oh ja, omdat je niet kan lezen. maar je kunt ook wel van de plaatjes vertellen.
je hoeft niet v de eh, woorden te lezen, om toch een verhaaltje te kunnen vertellen. nee, jij. jij moet zingen. jij moet lezen. ja, wat denk je gaa dat er gebeurt? ze ze zit in de plas. nee! jij moet lezen. ik lees va xxx, papa. ik geef het mee aan papa, en dan ve papa vanavond een verhaaltje lezen. wat vind je daarvan? nee. ben je niet zo in de stemming om te lezen? nee. zal mama maar eten gaan koken? zal ik eten gaan koken? nee! nee. ik wil koptelefoon op. strakjes mag je de koptelefoon, als ik eten ben aan het koken. ja? nee! nou, je bent nou wel een beetje in een tegendraadse stemming. ooh, je hebt echte echte moedervlekken op je rug. leuk, hoor. moedervlek moedervlek. nou krijg je kippevel, als ik zo doe. hoeoeoe, voel je dat? dat je kippevel krijgt? huuu. yyy. xxx nog een keer. rare, meid. hee, wat? nog? keer. yyy. ik wil met jou wat bouw we. wat bouwen? ja, breng je lego maar hierheen. Laura, wat heb je gedaa vandaag eigenlijk op school gedaan? heb je nog niet verteld. speeld. gewoon gespeeld. gemaakt? gewoon nee? gewoon op de gang spelen, gang. ik heb gewoon niks gedaan. xxx niks. hiervan? ja, van de lego. kom maar. hiervan? of van eh, dinges. ja. van het blad. ehh! wat was xxx. ik mag uitzoeken! we leggen alles gewoon op de grond, zo. xxx. xxx. oh. nee. xxx gedaan? ja! deze. die? moet je hier zo n xxx halen af ergens van. daarvan, xxx af. oh ja, je moet dat eh van die, ieder geval de eh, hier het raam van de auto moet je hebben ook. he, welke? en die, heb je die ook? oh ja. ja, dat zijn xxx toch niet helemaal dat is een rondje. waar hoort dat rondje? oh, die hoort daarop. nou, dat dat kunnen we niet helemaal maken. maar je moet wel zo n glazen dingetje hebben voor een autootje. ja, die heb ik wel. en en wieltjes, moeten we zoeken. nee, die ga ik niet maken. ga grote wieltjes, deze horen dr. nee, ik hoef nie meer. oh. mag zelf weten wat je ga maken. xxx. moet je plat dingetje hebben? ja. het eh, hoe heet dat ook alweer? de werktafel? nee, zo heet dat niet. een eh, grondplaat, heet dat. deze wil je wel, he. xxx is goed, neem jij de grote grondplaat. nee. ik kan ook een auto maken. maar je hebt mischien al een auto gemaakt. ja, maar die mag je niet hebben. xxx ziekenhuis. oh ja. xxx. dan maak je een andere auto. maak je zelf maar een auto. xxx dit xxx. even lekker roeren in de xxx. xxx jij die xxx. ja. ja, die xxx toch niet. probleem is, Laura, dat weer alles door elkaar ligt, he. je kan hier je auto nooit van maken. staat daar een molen trouwens? ja nee, he, xxx molen in hier.
we zouden eigenlijk plaatje van een molen, want volgens mij moeten we de molen kunnen maken. helemaal. nog een van deze hebben, maar ik heb niet meer van dee deze deze. kan wel van de kleintjes nemen als je het wil. dan kan het wel. oh, jawel. kan wel, dees xxx. e wee is nee. oh, daar hebben ze dr ook een paar. het is allemaal voorgedrukt. je moet een ouwe hebben. oude lego dingen, oude lego bl bladen. xxx. oh ja, heb je nog meer van die eh nee ja, die heb ik nog xxx. xxx, hier. nee. hier. die hoort niet bij de molen. hee, kan geen molen maken. weet ik niet meer, hoe de molen moet. ik wil ook geen molen maken. een vliegtuig kan je ook fiets, kan je ook maken. oh ja, een fiets kan ik ook maken. blijf niet staan. geef ook niet, he. nee. nee, maar we moeten eigenlijk zo n ding hebben, dat ie kan blijven staan. fiets eh, stang. maar da hoef niet, hoor, xxx. yyy. Jacqueline xxx. Jacqueline? ja. kijk. ja, stuur, ja. xxx ook een stuur ja. die is eigenlijk zo. deze is zo eigenlijk. ja. xxx. maar xxx dit niet dr bij. oh jawel, anders blijf niet vast. zo. weet je, ik zal morgen in de stad gaan kijken kijken of ik zo n ladenkastje met allemaal bakjes kan vinden. anders moeten we em zelf timmeren, dat kan natuurlijk ook. en dan eh, kan ik het een beetje sorteren. beetje uitzoeken. he. xxx hier, xxx. of dees, dit xxx. of kan je een kleine en een gro xxx klein en een grote. ja. kun je ook wel hebben. kleine en een grote, dan is het een xxx auto xxx. kan beetje zo doen. kijk, zo vi vin je het zo xxx? ah ja, een klein en een groot wiel, das leuk. dat wil je niet, he. nee, eigenlijk wil ik dat helemaal niet, nee. , deze ia ook van een groot wiel. en dat moet er gewoon tussen, he. dat is het gewoon een beetje. oep! had ik bijna laten vallen, dat xxx va van eh die. xxx. nee, maar geeft toch niet als die niet in de lego is? of vind je dat erg, dat die niet van lego is? nee toch. geef niet. gewoon geen geen xxx. xxx die handschoenen, die moeten ook nog wel ergens zijn. die heb ik net gezien. stofzuiger, van xxx. die moet ook wel ergens op kunnen, he. want, daar zit wel iets, van een trein denk ik, he. nee. open en dicht, nee? ja. spoorwegrails, nee? kan je ook maken, als je het wil. ja, als je het wil, kan je het maken. wil je het maken? k heb ook wel xxx kleine treintjes. xxx. eh, dit is van van een hijskraan of zoiets. zo hee! eigenlijk xxx af. deze hoort eigenlijk niet hierop. een andere moet hier op. dus deze moet eigenlijk van die deze. xxx andere.
xxx weer weg. xxx. eigenlijk moet deze xxx. xxx. xxx moeten toch makkelijk te maken zijn, en kinderwagen. kinderwagen kun je wel maken, met twee kleine wieltjes. oh, dat kan ik wel. heeft ie wieltjes? ja. oh. gaan we maken. en dan moet je ehm, zo eentje hebben, met twee, vier zes acht tien twaalf veertien zestien nee, ik wil dat niet maken. nou, het hoeft niet. man, het hoeft allemaal niet. k wil gewoon wat je zelf wil. maar je mag niet van mij poppetje pakken. deze xxx is van mij. xxx. eh, en dees. xxx. oh Laura, kijk es. zie je iets? ja, xxx. ja, bij die jongen? poepie. nee, gewone jongen. kijk es naar die jongen. xxx. waar is die jongen? dit is een meisje. waar is die jongen? dat is een jongen. die heb xxx. nee, kijk es naar die jongen zelf. nou. zie je niks? pet. nee. nou, weet ik xxx. kijk es naar die trui. heb zelfde. zie je? je hebt dezelfde trui. staat op het plaatje van de lego, een jongen met dezelfde trui die Laura ook heeft. nou, zeg. nou, zeg. kijk, dit is een mooie grote. dit is oh, dit is gewoon eh, lego basic, is dit. kan niet maken. xxx he. xxx. weet je wat ik maakt? kijk es wat ik maakt. ja, kijk es wat ik maakt. nou, laat es zien wat jij maakt. xxx, lego xxx. oh, lampjes kun je ook kopen. zie je? van lego. lampjes. xxx lampjes allemaal. en met de taxi, kun je ook met een lampje xxx doen. moeten we dit nodig hebben. dat moeten we hebben, ja. maar dat hebben we niet. oh, xxx. nee. dit is ook leuk. wacht es. dit is een eh, doos, waar alles van met eh huizen en eh, restaurants en gebouwen kunt maken. hele grote xxx. ik wil xxx. deze. vanaf zeven jaar, staat hier. nou, xxx. deze is ook wel leuk. die is misschien nog wel voor kleine kinderen. kijken, hoor. deze, zomervakantiehuis. met een huisje, een camper een auto, een boot en een xxx. huh. of een vliegtuig. reddingvliegtuig met dokter, piloot, brancard, en een zieke. oh, een brancard hebben we nog niet. deze alle twee. ja. xxx. we kan gewoon van dat ander xxx. toch. ja. die heb wij ook. ja, dat eh parapluutje hebben wij ook. xxx. hier, kijk, dit is wat je wilde bouwen. hier hebben ze dit zo, kun je zo kopen. eerste hulp. ziekenhuis met eh he. maar wij hebben wel deze, maar die zijn op. oh ja, die zijn een beetje op, he. hee, nou geplakt. die heb je al geplakt. ergens op. op de ziekenhuis. oh, je hebt al een mooie auto gemaakt. xxx. ik wist niet dat je deze had, met haartjes. wat leuk, vrouwtje. kan ook dak voor dat huis. je geloof ik twee poppetjes met ogen, he. kijk es, de huis kan ook de af. ja. nu xxx.
, nu kun je putje petje op doen. xxx. kun je de haartjes bij de andere doen. zie je? dan kan je ook zeggen van nou, ik doe deze petje op, en ik doe die de haartjes op. neeee. xxx een haartjes vrouwtje. zo. das meer een vrouw, een mevrouw, zo. hee, hier hoofje is xxx. dat is de potbode dit, met die pet. of niet, is dat geen postbode? ja toch. ja. kijk maar, k heb dat spulletje wel. ja, dat para parapluutje wel. parasolletje denk ik. maar dan deze streepjes hebben we niet. he. nee. nee. hee, wat zie k daar nou weer? die haar pop, die haartjes heb ik wel. haartjes heb ik. jaja. ja. deze wil ik. en deze wil ik, en dee je mag wel hard gaan sparen, he. ze, en deze. , en deze. deze. allemaal wil k hebben. maar wil k eigenlijk niet sparen. wil k kopen. deze wil k, die. deze wil ik! die vin k leuk. oh. kom es. kom es! nu. deze heb k al. deze heb ik. echt. ja,. s dit is, die auto. ja, die had je ook, want die had je van van wie had je die gekregen ook alweer? in zo n doosje. en deze heb ik, dees. ja. die heb k van Cindy gekregen. oh ja! Zinnie. xxx want xxx. nee. ik wil die ding op. nou, luister maar even. xxx toch de dat uit. nee, we zetten em niet uit, even. luister maar even. wat eh wat je hoort. ik weet niet wat je hoort. hoor je wat? wat hoor je? vertel es wat je hoort door de koptelefoon. nu hoor ik niks! hoor je helemaal niks? nee. laat es luisteren. luisteren. yyy. zeg es wat. een. nee, ik hoor niks. nee nee, niet aankomen, Laura. nou, moeten we straks maar even luisteren, he. xxx. moet je deze uitzetten. nee, ik zet em nou even niet uit. k ga maar vast aa aardappeltjes even opzetten. huh, ik hoor wat. k hoor wat, mam! hoor je wat? oh, leuk, dat je wat hoort. ik ga vast even de aardappels opzetten. helemaal niks. nee. ? hee, xxx. nee. mam. mammie. ja, Laura. xxx. hee. wat moet ik daar xxx. je mag even een xxx. klein xxx. xxx. hee. dat kan xxx jou. mm, mm. mammie. xxx als gekookt heb, dan mag ik. en ga ik xxx. wat? jij zei toch dat dat je wat ging kopen. je zei als je heb gekook dan mag ik dat ding op. is toch gekookt. mm. hee! heb mmm. ik ga weg met de fiets. okee. ja, mama heef fiets, hoor. hoor die zo? of op het xxx. moet die hierop? ja, daar hoort ie op. zo. yyy. zit ie lekker hoog, he. nee, want die hoort eigenlijk andersom. natuurlijk. hier hoort het stuur, daar bovenop. en hier hoort het mannetje. en dan moet er nog hier een stuurtje op en hier een achterband.
hebben we niet een stuur? nee, he. xxx. zo, ik ga min koffer mee xxx. ah, k heb het koud. t het is gewoon tochtig hier. zo, of zo. hier, de gevarendriehoek. hupsekee. we zetten gewoon alle dicht. verkeersdingen neer. we mogen dr niet meer door met de fiets. en ook niet met de auto. nee, ook niet met de auto. niks dervan. mmmmm oh! oh, jezus. gggg. nee, ongeluk gebeurd. beng. oh, zit een beetje alle verkeersborden omver te gooien. dan moet jij deze mannetje en dan ga je helemaal overnieuw zetten. ja? wat? das de politie, die gaat nu kujken of ie nee, dat niet. oh, das de politie niet. dat andere mannetje, daar. oh, dat mannetje is de politie, ja. zo, gaat ie het weer netjes zetten. zo. de gevarendriehoek, je mag er niet langs. ehbo want, als zij gewond raken, dan heb ik de ehbo cors cursus xxx. gggggg. oh! tjoeng. ohohoh, er is een gewond denk ik. of niet? is die gewond? zo. zo, ligt niet helemaal ja, dat is g geen wonder, eigen schuld. moet je maar niet alle moet je maar niet eh. man gedaan. oh, dat heeft die man gedaan, ja. ja. want de agent die wou even xxx even, wachten tot de die xxx komt. tot de ambulance komt. ggg. nee, was die. ik kan goed xxx. zo goed kan ik ggggg. waar ligt ie? oh, xxx de ambulance. daar komt de dokter aan. even kijken, hoor. even kijken. deze moet naar het ziekenhuis. nee dees! oh, die moet naar het ziekenhuis. komt ie met de auto. even met de auto naar het ziekenhuis brengen. hier is de auto. daar is de auto. zo. he, en dees is toch eh, hier. oh ja. even met de auto naar het ziekenhuis brengen. zo, hngngngng. yyy. k heb geen brancard, hoor. moeten we zo maar even bre naar het ziekenhuis dragen. zo. oh jij tje tje tje tje tje tje. moet je wachten. moet je echt wachten, hoor. moet je wachten tot de pol politieagent komt. ja? moet je wachten tot de politieagent hier xxx. oh. xxx. xxx kan nog meer zoeken. au. k ga daar xxx. want dat vin k heel netjes. dan ga die weer door doorrijen. gggg. ah! mijn hemel zeg, alles valt om. toeoeoeoe. xxx anders. ik kan xxx die kant op. maar kan het ook doen xxx die kant die. of die kant. pggg. dan kan xxx. xxx. oh oh, oh, wacht even, min eten. Laura, xxx eten. oh. is de aardappel verbrand, he. yyy. kijk, xxx. nee, is niet verbrand. t was lekker aan het bakken. xxx wel. we moeten wel xxx. suffe mama. xxx. zou papa nog xxx? halve? nee, we gaan eten. oh oh,. of ben je niet boos? nee. xxx. tjonge jonge, het gas is zomaar xxx staat het zo op een hoog vuur te branden. oh, wat is je moeder toch suf. yyy.
oh, dr loop hier de sufste moeder van de hele wereld. beh! xxx, die gaat zn staart branden. die gaat zn staart branden! dus dan was die dr af. ik ga staart branden. oh ja, die is ook xxx die is ook dom. die waren net zo dom als je moeder. yyy. bijna. net zo dom. bijna. nog net niet helemaal. je moeder is nog net iets dommer. xxx. mag ik xxx. xxx. k ga xxx. xxx. zo. k ga tekenen. oh, das wel lekker warm, in de kamer. nee, ik xxx. ik moet nieuw blaadje. ga je tekenen? waarom xxx? blaadjes meer. zo. xxx. in de bak. xxx. xxx boven. xxx hieraan xxx. nee, da doe k mag wel zonder hee, daar xxx. xxx dit! xxx vin ik leuk. ja, daar zit iets achter, dan moet je een ander blaadje pakken. nee, de ik heb niet meer blaadjes. heb je geen blaadjes meer? nee, lege bra blaadjes ook niet. ik heb wel blaadje, maar lege bralaa. ik heb alleen maar blaadje met streepjes. streepjes. ja. kijken. streepjes? streepjes, deze. ja, die wil k wel. moet nog even die kant. hee, ik heb gelijk twee. maar dan die dit er maar even onder, zo. moet dit deraf. leuk wel, al die boeken van de bibliotheek. die je uitgezocht hebt. zij heb ook een hele hoop. heb jij xxx niet uitgezocht? eentje maar. xxx. over het ziekenhuis, he. als je in het ziekenhuis komt. dat weet je nog wel van papa, he. xxx. zal k dat allemaal vertellen, wat er allemaal gebeurt in het ziekenhuis? dit is over ehm die hebben we al een keer gehad. oh, van de doos. nee, is van de bibliotheek. oh, wel. over een vrachtauto, kijk, over een auto. yyy. dit is e, voor een heel klein. voor een klein kind. dat is meer voor Sarah. over een klein babietje in de box, wat uit de box kruipt. k moet alleen maar dit hebben. dit had Josee bij dr oma. die had Josee uitgzocht. oeh, had Josee dat uitgezocht? die heb ik ook op school, hoor. ja? heb je die ook op school? oh, dat is eng. oh, dat kunnen we ook wel es een keer maken. van eh wat is dit? eierdoos. ja, kun je een krokodil van maken. dat wist ik helemaal niet. leuk, hoor. en dit is het huis van de wriemelbeestjes. oh, dat is over Bert en Ernie. zo. is Sesamstraat, en deze kant is deze. oh ja, is de wriemelbeestjes, is dat. en dit? oh, die vond ik wel heel leuk, ja. over Onno het varkentje. leuk varkentje. en die heb Josee ook uitgezocht. oh, die heb ik xxx voor je uitgezocht. nee. nee? oh ja, en jij. wat is dat? eier. eier? wat zijn eier? ja. eieren. ja. oh, ja. en van eieren van wie? van wat? van de konijntjes. oh. konijntje legt geen eitjes. nee, die, kijk, deze konijn. oh. xxx. oh, eitjes op.
, dat zie je toch wel doorheen? ja, eitjes om op te eten. ja. niet eitjes om waar kleine vogeltjes uitkomen. nee nee. xxx kan je niet meer bij. ik hoop dat wij oh nee, dat is een boek. dat hoort er niet bij. een boek van oma. oma kwam even langs en toen kreeg ik er zo een. oh, kreeg je dr zo een van oma. toen kwam oma even langs. alsjeblieft. dank je wel. gaan we xxx. wat zeg je? gaan we open doen? oh ja. goed. dank je wel, Laura. ruik je xxx. nee. mn neus zit ineens dicht. dat is het weer. dat is die regen. ik voel me een beetje ziekelijk. zo. xxx. twee september negentiennegentig. vingerverf! ja. en ik heb ook kleurpotloden of wascokrijtjes voor je, maar nee hoor, mevrouw wil vingerverven. en xxx. zo. ik ga een mooie voor je maken. ja, ga je een mooie voor me maken? xxx. brood bijvoorbeeld. wat ga je tekenen? eh, xxx. je moet afscheuren. oh, hier zat al iets op. een bee een beetje xxx. geeft niet. de andere kant kunnen we gebruiken. en die vinden we niet leuk, he. deze kant kunnen we nog wel gebruiken. kijken. ikke daar heb je gewoon je handen mee afgeveegd, geloof ik. je handen afgeveegd. xxx. ikke xxx. welke moete ik maken? kun je zelf een verzinnen. over de vakantie bijvoorbeeld. xxx. dit is mooi en dat is een zon. had je zon in de vakantie? xxx. xxx. nee, handje maken. handje. die? dat is ook goed. nee, die. dat mag ook. die. dat mag ook. die. mag ook. die. die. kliederen? daarvoor is dat vingerverven. gewoon lekker weten te kliederen. xxx? ja. ja. xxx de bovenkant van je hand op, Laura. moet je zelf weten. die mag wel vies worden, he. die krant wel, ja. daarom heb ik kranten neergelegd. he. daarom heb ik ook kranten neergelegd. dat heb je altijd xxx. moet je altijd met xxx. xxx. xxx? heb je dit op de vakantie gezien allemaal? he. ik wou een mooie tekening hebben van de vakantie om op te hangen. wil je die voor me maken? of niet? nee. of wel? xxx. zo een maken? bijvoorbeeld, ja. iets moois. dan dan moet je wel een ander vel hebben, natuurlijk. wel een leeg vel. een mooi nieuw vel. zo. leuk he die, he. maak trouwens echt iets moois voor me. je hebt wel de neiging om gewoon maar een beetje te krassen, maar je moet toch ook wel de dingen kunnen tekenen? die maken. die maken. ja, die bijvoorbeeld. natekenen mag best wel. je mag ook zelf dingen verzinnen. oh, dat is nou xxx zo, he. door elkaar mag dat ook wel, he. ontzettende xxx ja. t wordt binnen de kortste tijd wordt het gewoon een klieder troep in plaats van een tekening. oh dat. nee ik kan niet je hebt geen geduld ervoor. ik kan niet met de met met mijn handen. t is xxx.
kan je niet met je handen verven? misschien is dat iets voor mij. ik heb geen kwastje meer. t kwastje, ik weet niet waar het kwastje is gebleven. zul zullen we anders met wasco gaan eh, krijten? en kleurpotloden. je kan ook met lepeltjes zo doen. oh, met lepeltjes. oh, nou, dan zal ik even kijken. zal ik wel een lepeltje pakken. ik moet wel ergens kwasten hebben, maar waar? oh, ik weet het! ik heb nog wel eh, verf extra verfkwasten in de schuur. kleintje. ik zal wel effe kijken. t regent! ja nou, dan trek ik wel even me schoenen aan. nee. ! hij lag gewoon in de eh deze is het, he. in de schuur. en dan heb ik er nog eentje voor je meegenomen. nu heb je dr twee. dit deze xxx, he. deze oude, he. dit is die oude, ja. moet ik zo doen, he. moet ik ook nog, he. denk je dat je op school klas ook gaat vinger verven? die. kijk, rondje. ja, rondje. en nu? nou ja, weet ik niet. denk je dat je op school ook wat gaat vingerverven? ja? denk ik wel. een mond. haartjes. haartjes. oh, zie je wel xxx. mooi. ja, het is goed. zo. als je alleen met een kwast wil tekenen, is ook goed, hoor. kun je even je handen gaan wassen. ja! ja. dan moet je ze gewoon niet vies meer maken. wil jij dan de washandje doen? niet met de washandje. wil jij de kaan aan doen? ja. wil je de deur opendoen? zo. de kaan opendoen. xxx. en de xxx voor mij? en de zeep? zo. zo! heb je ze goed schoongemaakt? ja. de handen xxx. he. t is allemaal niet zo. kijk. he. t is niet zo! nee. nou, het is schoon. xxx. wat zeg je? die xxx. neem die maar. je mag die andere ook nemen. ik vond deze wel mooi, alleen je hebt zn ogen uitgewist. he. waar is het andere oog? is hier. oh ja. en zn ene oog dan? is weg hier. ja, is weg, ja. xxx. moet even mooie tekenen. ja? moet deze weg? ja. mag hier ook zo, he. mag ook zo. een monster. ja. is Sarah, he. dat ben Sarah, he. monster, he. ja. goed zo. Sarah is een monster, he. ja hoor. ze ligt nou toch op bed, dus dan mag je het zeggen even. een monster. wat ga je nu tekenen? even denken. even kijken op het plaatje. wil je zelf niet iets verzinnen? wat je van de week gedaan hebt? wat heb ik dan gedaan? nou, weet je dat niet meer? nee. op de vakantie. wat heb je allemaal gedaan? weet ik niet meer. weet ik niet meer. weet ik niet meer. heb je helemaal niks gedaan? jawel! weet ik niet meer. op bed gelegen? ja. de hele dag op bed gelegen? ja? niet je bed uitgekomen? nee. niet gegeten? jawel! niet naar het strand geweest? jawel! oh oh.
oh! nou dan? ik moet op het bed van mama. moest je van mij naar bed de hele dag? nee hoor. op mij bed. toch? ja. dat weet je toch nog? oh, gisteren ja. oh, gisteren ja. ja, toen was ik een beetje boos. ja. wat zal ik maken. ? het zijn russen, he. wat zeg je? hier zijn ru russen, he. hier zijn russen? wat zijn russen? russen. rupsen. rupsen. of niet? nee. russen. en wat zijn russen? russen is toch xxx. oh. zo. en wat zijn dat dan? zeg es rus. rups. een rups niet. een rus. rus. een rus. zug. wat zei je dan? nou, toch rus, he. ja. wat zei je dan? russen! oh jee. oh jee. Laura in de bocht. tjonge jonge, kan het xxx maar, he. ik weet niet wat russen zijn. ik weet wat rupsen zijn. daar komen vlindertjes uit. en die bedoel je dus niet. weet je. wat zal ik maken? een glasblazer. een glasblazer? kan ik niet. dat kan jij niet. de zee en het strand. dat kan ik ook niet. kan je dat niet? eh. dat kan je ook niet. een mooie schelp? ja. dat kan je toch wel, Laura? neem nou die schelp dr bij dan ga je em natekenen. nee. maar jij moet zeggen, dit! oh, je moet dit natekenen. dit! een muts. een muts. voor jou. ja. moet eerst opdrogen hoor, en dan mag mag je em op. ja. goed. nee. eerst drogen. ja? ja. en dan? en dan mag je die muts opdoen. goed. doe dat dan maar. moet ik het dan hierop tekenen? ja. dan moet je het vouwen daarna. ik dat ga ik niet vouwen ik. zodat het een muts wordt. xxx hoor. zo, ik ga eerst opvouwen. nee. andersom, zo, he. ja. t moet eerst droog zijn. t moet eerst drogen. nee. zo doen. ja, vouwen. ja, vouw maar. eerst vouwen. ik ga alleen zo doen. dan komt het weer hier. zo. ja? ja. dan nog zo. ja. gaan we xxx. oh, een muts. nou, sprekend een muts. xxx. eh, ik ben de techniek kwijt, Laura, maar ik zal het wel even bekijken, dan maak ik het xxx. papa kan dat heel goed. we vouwen em wel als ie droog is, ja. dan zullen we em vouwen. nu is ie een beetje nat en dan wordt alles vies. nee. ik ik mag wel vies worden, he. jij mag wel vies worden, ja. wel, ik zalt een mooie voor je maken. zie je dat? ja. kijk je naar mij? ja, ik kijk naar jou. oh, jij kunt het ook wel. ik wist wel dat je het zou kunnen. nou, hier is het een beetje nat, hoor. dan moet je het zo doen. zie je het? ja. t is prachtig. alleen is het hier een beetje vies, hoor. even drogen. ja. drogen. ja. ga jij ook iets anders kunnen maken van wil je nog steeds verven of wil je ook wel wascokrijten of zoiets? nee.
nee. ik wil nog steeds verven. oh. ik zou graag een tekening willen hebben voor het plakboek van de vakantie. ja. nou, ikke ga maar dat kan niet zo n grote tekening worden, want dan past het niet in het plakboek. dus we nemen gewoon het schetsboek van je. zo. dit. zie je? dat zou wel in het plakboek kunnen. zo n mooi velletje van het schetsboek. en dan xxx is nog helemaal leeg. die is vol en die is vol en die is vol en die is vol en deze is leeg. dit is het eerste lege blaadje. ik wil niet. ik wil dat niet meer doen. misschien kun je ook wel met vingerverven op verven. ja? nee. hierop. op met vingerverven? nee? wil je ook geen tekening maken voor xxx? goed. wil je xxx plakboek? nee. hm. jammer. dan niet. nou, ik ga maar als ik weet je, ik wil wel eentje maken en dan ga ik dit eh, dit doen eh, xxx. oh ja. je mag daar ook met vingerverf aan hoor, van mij. nee? kijk es. wat staat daarop? schetsboek. schetsboek. daar mag niet verf op, staat daar. oh. nee. goed. daar staan potloden op. je hebt gelijk. he, waar is het ander kwastje? nou, als je goed kijkt, dan zie je em wel. zie je? t was in de pot. wat zal ik maken? nog een muts! nou? weet je wat ik ook wel leuk vind? ik vind eh, het huis wel leuk. t vakantiehuis. nee? ik vind een xxx wel leuk. een pop, zo n pop. de regenboog vind ik ook leuk. nou doen we de pop. die kan ik. kan je die pop? oh doen wij de pop, zo. of zo eentje. die is ook leuk, deze. xxx voetjes heeft die pop. welke zal ik maken, dan? xxx. xxx op vakantie xxx. ja. xxx op de vakantie xxx. ja, dat is ook leuk! ja. xxx vast xxx. zo een. wat is dat? dat deed ik toch. toch een poppetje. ja. nou, ik zalt een muts maken. nou, dan ga je een muts maken. vo voor vakantie. ja. voor de va vakantie. vingers mag wel vies worden, he. ja hoor. we wassen het wel weer uit. he. als je maar een beetje voorzichtig met je vinger xxx doet. en een xxx. wat is die? das dat weet je toch. speeltje. oh. zo, nu is het klaar. en nu vouwen, he. ja,. leuk, he. ga je slapen? ja, k heb n beetje hoofdpijn, Laura. nee, je moet niet slapen. k ga ook niet slapen. de even zo min ogen dicht alleen maar. zo. even xxx. hier zit een beetje vies aan, hoor. oeh, bah, vies. moet je eerst laten drogen. zal k doen. kijk es! oh jee. kriebel. wacht maar even. zo. zo wou je em hebben, he. ja. xxx, goed. zullen we em op de kachel zetten? blijf staan hoor, muts. zo. nog een? wil je nog meer vingerverven? ja, nog eentje.
nog eentje is wel leuk, he. ja, maar moet je er wel wat bij vertellen. nog een muts. leuk verhaaltje van je horen. ik ga moet jij es kijken. en dan ga ik lekker slapen, lig ik zo in bed, kun jij me niet een verhaaltje vertellen? zo? moet ik eerst die hebben. oh, je moet kijken. oh. jij xxx. de mama, en ik ben het kind. en dan ga jij mij een verhaaltje vertellen. xxx. ik ga deze doen. hm. ja. ja. maar dat moet je een musje maken. zo, een xxx musje. zo mooie musje? ja. kijk, zo, he. dan kan je plakken. is dat een verhaaltje? ik had meer gehoopt op yyy. verhaaltje van Fietje en de slagroomtaart of zoiets. of van eh, Matthijs en zn horloge. weet je wat? wat we gaan deze. nee, deze. xxx gras? gras maken? ja, maak maar gras. enne en een zonnetje. ja, gras en een zonnetje. dat kan je goed, he. ja. maak jij een mooie tekening, gras en een zonnetje. ga hang ik em op. ja? mag je morgen komen kijken waar die hangt. op min werk. ja? welke is dat eigenlijk? wat zeg je? gras moet ik maken. oh. eers rood. dan moet ik een nieuwe wil geel. geel zonnetje. geel zonnetje ja. xxx. mooi maken, hoor. xxx. je tekent natuurlijk alleen maar mooi. he. kijk. ja, en verder? gras, en je moet em helemaal vol tekenen, hoor. ik wil echt een mooie grote tekening hebben. voor op. gras. gras is groen. gras is zo. gras. nu is tie vol! nou. nee, k vind em nog niet geschikt voor aan mn muur. nee, hier moet toch een een spijkje? oh, een punaise. ja, daar moet een punaise. s waar, ja. maar hier in het midden is nog niks. ja, ik kan wel zeggen van nou dat hoef toch niet. nee, moet ie zo gewoon? ja. xxx vin je xxx nog wat. is wel mooi hoor, maar, beetje ielig. xxx vin je xxx. goed? nou, vooruit, k zal em aan de muur hangen. kom je morgen dan bij me lunchen? ja. okee, dat is goed. deze vind ik mooier om aan de muur te hangen. allexxx allemaal vin je ook mooi, he. ik moet plakken, zo doen! hee. ik xxx. ga xxx wat, nog een oh, moet ik nog een vel pakken? vraag dat dan. hier, doe hier nog maar tekenen. tekenen. wil je tekenen? ja? ga maar je handen schoonmaken. okee? zal k de deuren opendoen voor je. potloden. we tekenen? ja. oh, goed zo. raap xxx even op. hee! rustig. rustig maar. welke zou ik xxx, welke potloden? welke potlood? welke potloden? ja. ehm. welk potlood? ehm. ehm, wat wil je tekenen? weet je dat nog niet? nee. iets van de vakantie, xxx plakboek. het strand of de zee of schelpen, of de golxxx of de xxx of de koeien in de weilanden. xxx. of de koeien in de weilanden of de bossen. xxx. of de duinen.
welke? welke? nou, eventjes. geel heb ik uitgekozen, deze. das niet geel. wat is dat dan? dat is kanariegeel is dit, dit is ook geel, citroengeel. citroengeel. ja? welke? citroen. dat ga xxx. de bossen. ja, de bossen, gele bossen. ik ik ga zon. xxx denken, Laura. de zon,. ja. goed, nou, een zon. wordt er getekend hier. een prachtige zon. ja, das mooi. is die mooi? ja? ja. he. is die nou al af? een rondje en acht streepjes. ja. en dat is is tekening van Laura. dat ben jij. ja, maar je kunt niet elke keer nieuwe tekenvellen gebruiken. je moet ook want dan kun je elke keer moet je xxx nieuwe tekenboeken kopen. je gebruikt halve velletjes en je zet er een paar krassen op en je denkt dat je klaar bent. nou, ik ga nu een mooie voor je maken. precies. en daar doe je maar even lang over. dees niet, he. meer van dat werk van tong uit je. welke welke nu, welke? welke nu? ehm. k vind deze ook heel mooi. die paarse, vind ik heel mooi. k vind die blauwe kleuren ook mooi. en deze turquoise, xxx. paars met turqoise. zo, ja. zo xxx. ga xxx, he. als je bos wil tekenen, moet je deze nemen. deze ge groene. die groene, en die bruine, en die bruine. dan moet je deze nemen, dit is bos. nee, ik wil die niet maken, wil niet de xxx maken. weet je welke ik wil maken? plakketje ook dr op. ja! ja, plakkertje ook, tuurlijk, op de tekening mag dat plakkertje. kun je toch een beetje wegdoen? moet ik eers zo teken. zo. ja, prachtig. die zie je goed, die kleur. ja, het is mooi hoor, wordt ie. en je kunt deze dr ook bij nemen natuurlijk. je kunt met en was waskrijtjes en met eh een potloden op dezelfde tekening. die xxx. welke nu? die hebben we nog niet xxx. dan xxx. nee, die niet, die. deze? nee. ja. ook plakkertje nog dr op? welke zal k nu doen? welke plakkertje? welk plakkertje? ehm. dees vind ik xxx. nee, huilen. huilen, oh. huilen. hoe kan die nou weer de uit? deze. hoe kan die dr nou weer uit? zo dr uit, ja. zo. xxx. xxx. yyy. die Laura toch. he. die plakt, plakken, plakt zo maar. zo. welke nu? daar ligt xxx in. xxx helpen. xxx kan ik wel. zo, xxx. zo, nou zie je het goed. en nu nog xxx. tekening is nog niet af. dit accepteer ik nog niet, zo. is die nog niet af? nee, nee. xxx. kijk, je moet dit helemaal vol met wascokrijt helemaal, o of met potlood helemaal vol doen, de binnenkant, hier binnenin helemaal. ja, ik doe het niet voor je, hoor. t is jouw tekening. ik wil em over tekenen. en an je mag wel gaan sparen voor een nieuw schetsboek, langzamerhand. hee. xxx. wat ga je tekenen, Laura. ? nu is het donker.
nu is het donker, ja. dat is als je licht eerst lichte kleuren en dan donkere kleuren dr overheen xxx. ja. is dit xxx mooi? das mooi, ja. heb je twee ogen getekend. kijk, wat is dit nou weer? weet ik niet, jij hebt het getekend, dus jij weet wat het is. een walvis! een walvis. ja, dat lijkt me aardig, een walvis. komt wel aardig in de buurt. zie je dat? ja. xxx. , een eh hoe heet het ook alweer? hoe heet die andere? zee hond geloof ik, he. die hebben we gezien. een zeehondje tekenen? nee, dees is dat. oh, is dat een zeehond, oh. zal ik dit dr dan bijzetten? zeehond. een eh, zeehond. hoort dat zo? hoort dat zo, een zeehond? zeehond, hier staat zeehond. zo. ik ga xxx zoeken xxx. is dees citroene? ja, das citroengeel. nee, k wil niet citroengeel. xxx niet. dat is eh, kanarie knalgeel. gewoon, kn gewoon knalgeel. nee, die xxx. welke geel ik wil. xxx kleurtjes. misschien kun je een beetje water voor de zeehond erbij tekenen. hij ligt zo droog. hij vindt het wel lekker om in het water te zwemmen. beetje zee, met een beetje golven. s dit golven? welke moet ik xxx namen? ja, golven zijn dat, ja. beetje beetje blauw met een beetje wit. blauwe zee met witte golven. is is dit? das blauw, toch. of niet? eerst xxx, eerst de zee, ja. ja. nee, eerst eerst de water. nou, is zee dan geen water? he. is zee dan geen water? zee? ja. golxxx. t is wel speciaal water he, zee. hoe smaakt zee? naar fris. naar, z zout, he. naar zout. ja. das heel anders dan ander water, he. heel anders dan het zwembad of het meer. golven. xxx kan toch niet zo xxx. xxx. een mooie golf, vind ik dat, ja. s een ander potlood. xxx alle kleuren teken? nee. xxx kleur ik wil. die kleur wil ik. xxx. k ruik windje. yyy. heb ik niet edaan. ikke ook niet. nee. dat zijn de potloden die je ruikt. ggg. nee, das niet de potlood, joh. nee, wat is het dan? xxx. niks. oh. sprookje. sprookje, ja, je volgens mij zat je me een beetje in de maling te nemen. ja. groen is het gras. groen zijn de bomen, met een beetje bruin. ik mag hier uit kiezen. oh. xxx blauw. xxx. zullen we zo Sarah maar weer es gaan halen? nee. waarom niet? daarom niet. xxx Sarah dr weer bij? niet. ik wil deze. blauw. nee xxx wit. ja, xxx een hoop wit, vind ik mooi. witte golven. fantastisch, wat een kleuren allemaal, he. weet je welke ik wil? ik ga nu deze. nu deze, he. ja. welke moet ik? welke moet ik van deze? oh, moet ik het zeggen? ehm, rood. xxx. rood vind ik ook altijd heel mooi. nee, die niet. andere. welke andere? potlood? deze. nee! niet met deze. xxx ik een beetje xxx. zo. is dat wasco? waskrijtjes, ja.
wasco, is een merk, geloof ik. waskrijtjes heten ze. ggg. of je moeder weer aan het, eh, he, de boel aan het vernielen is. sorry hoor, Laura. beetje kapot. xxx. torenhoge golven, allemaal golven. oh, wat vind xxx mooie xxx. ik ga even uitzoeken, deze. dees is leuk, he. ja. rose. rose, dit is ge heet rose, he. dat heet rose, ja. ja. rose vind ik altijd zo leuk. en jij? eh, nou, ik hou nee, ik hou niet zo van rose. wrom dan, niet? ik hou meer van eh, ja, van iets fellere kleuren. maar meestal vind ik kleine meisjes vinden dat altijd vaak heel xxx. een meisje die liep op de straat. zagen ze een &~ijsjef vrouw. toen had ze ijs gekocht. toen kreeg ze een ijsje. ging ze lopen. ze. viel het ijsje. toen ging ze huilen. dat was het. ja? doe de volgende maar dan. omslaan. hier is weer een nieuw verhaaltje. er waren was een meneer en een mevrouw die gingen naar de strand. &~i ging die mevrouw een kasteel &~pre maken. en die meneer ging vissen. toen &~ha hadden ze ruzie. toen wou die meneer die emmer afpakken. maar toen die mevrouw dat mag niet. toen ging die meneer die emmer afpakken. toen gingen ze trekken. had die meneer die emmer. ging die vrouw achterna. toen ging die vrouw huilen. en dat was het weer. ja heel goed. was een een een meneer en een jongen en een meisje. die gingen voetballen. toen kwam een hond met een bal. toen pakte het meisje dat bot met de hond. gooide hij dit bot weg. pakte die hond het bot. legde ze het in de grond. graven. en toen ging die hond slapen naast een boom. dat was het. ja klopt. er was eens een meisje die ging lopen. zagen ze daar een meneer met ballonnen. ging tie ze naar die meneer en toen zei ze &~hu &~ma mag ik alstublieft een ballon. zei die meneer. toen had ze een ballon gehad. viel ze over een tak van een boom die op de grond lag. toen &~vie &~gi &~vlie vloog zun ballon in de lucht. toen ging ze huilen. en dat was het laatste weer. ja. er was eens een meneer en een jongen. die die jongen ging voetballen. en die meneer ging die krant lezen. toen. pakte die jongen die krant af. en toen gingen ze trekken. toen had die jongen hem gepakt. toen ging die meneer hem slaan. en dat was het. ging tie huilen. ja inderdaad. er was een mevrouw en een meisje en een hond. die meisje ging had wol. had ie heel die bolletje wol zo gedraaid met draad. toen toen ging die kat met. met die wol spelen. toen &~v &~g was die meisje met de vis. had ze het aan die kat gegeven. toen was die vis op. toen ging die kat slapen. en dat was het. ja dat klopt.
nou en hier is een verhaaltje en die is niet af? nee. daar is wat weg. ja. wat denk je nou dat er hier gebeurd is in deze plaatjes? hier gingen ze naar huis. en. hier komen ze de volgende dag buiten. en en toen stonden ze daar te huilen. want ze zagen hier dat hun sneeuwpop is gesmolten. ja en hoe komt dat dan dat ie gesmolten is? door de zon. ja kijk hier is het verhaaltje. klopt? tja. hier was een jongetje en een hondje met een &~glasj glaasje met een kikker erin. toen ging die hondje weg. toen ging die jongetje slapen. toen &~gi kwam die kikkertje eruit. ging die kikkertje weg. en toen werd die hond met die &~p jongetje wakker. toen zei die jongen waar is de kikkertje? toen ging die in de laars kijken. daar was tie ook niet. en toen ging die uit de raam kijken. die hond had zo een potje erop. toen ging die hond vallen. toen keek hij uit de raam. toen pakte die jongetje die hond. en dat was het. oh nee dit moest nog ja joh de rest ook nog. al die bladzijden in een keer? he? moet ik heel die bladzijden in een keer ja want het is is een lang verhaal. oh. dus helemaal ja. je mag het helemaal doen. toen schreeuwde die jongetje waar ben je kikker? en toen toen ging die hond ruiken. toen &~wa ging die hond zo die boom bewegen. kwam uit die boom de huisje van met honing erin. en toen ging tie hij die boom kijken. toen kwamen al die bijen achter die hond. en een uil en die jongetje viel. toen was die jongetje achter die steen. en die uil ging achter hem. toen hij nog steeds kikker waar ben je? en die hond was helemaal nat. toen toen &~gi die hert tilde die jongetje op. toen gooide hij hem in het water. toen tilde die jongetje die hond op. toen &~g gingen ze in die boom kijken. en toen hadden ze weer een kikker. en toen was ging die hond en die jongetje weg met een kikker. en dat was het. ja inderdaad. we gaan lekker zitten, he? xxx. radio aan. ja, de radio staat aan, ja. nog een keer radio aan. nee, want hij staat nu al aan. je kan hem niet nog een keer aan doen. Josse wil jij je peer? nee, koffie. oh, ok, nou. kom maar in je stoel zitten. hopla. ook koffie. ja, jij hebt ook koffie. andere, Gerard andere koffie. krijg ik ook koffie? ja. lekker. xxx. aan doen? wat doen? wat doen? wat doe je? wat doe je? ja. ik kom effe bij je zitten. ik pak even mijn blocnote. is dat goed? ja. gaan we even koffie drinken, toch? ik ook kop koffie drinken. ja, natuurlijk. spijkerbroek aan! ja, ik ook. kijk maar. ik ook. mooi, hoor. ik ook. jij heb ook een spijkerbroek aan, ja.
ik ook ə spijkerbroek aan. ja. net ə jij, he? net als ik, ja. net ə jij. net als ik, ja. lekker zritten. gaan we lekker zitten? suiker. ja, lekker, he? ja. wil je ook suiker in je koffie? ja. ja? eerst ook ə open maken, he? die open maken doen. ik wil ook koffie. ik ook koek. ja, je hebt al twee koekjes gehad, jij. je bent een boef. xxx. ik wil ook. zo, hier is je koffie. ik ook. ik ook koffie. ik ook koffie. ja. jij krijgt ook koffie. net als jij, he? ik wel, hoor, als je het niet erg vindt. net als jij, zegt ie. oh, ja? ook ook suiker bij. ja, eerst neemt Gerard suiker. en dan krijg jij het zakje. ja. ik ook ə suiker. ja. ik ook suiker. ik ook suiker. Ab, jij pakken. ja, ↫Ge↫Gerard Gerard geeft het aan je. alsjeblieft. doet het maar in je koffie. ja, goed zo, en nu? wat moet je nu even doen? even roeren, toch? is ə warm. ja, is warm. nou, lekker? neem xxx. ja. suiker, he? ja. ik ook koekje. ik ook koek. ik ook koek. harstikke gezellig. koek koek. xxx. nou, dat was leuk, he? ja? xxx koffer, he? ja. dat was leuk, he? hm. hm. hm. ja. wat zat er allemaal in de koffer? xxx. spullen zaten erin. ja. wat allemaal? xxx. babietje. babietje? en wat nog meer? papa, mama. papa en mama zaten er ook in. ja. hm. ik koekie erin, he? och, nou laat je je koekje vallen. alsjeblieft. ik koekje xxx. xxx. xxx. heel lekker. hm, oh. nog nog koek. nog koek. ga je Gerard vertellen welke vruchten je allemaal herkende uit dat boek. hele ingewikkelde zitten erin. ja? oh ja. oh sorry, de xxx waait weg. je gaat natuurlijk eerst je koffie opdrinken. heb je jeuk aan je buik? ja. hoe komt dat? buik. boeren. wat zeg je? xxx boeren. dat versta ik niet, hoor. nee, drink gewoon maar een slokje. want als je het met je lepel doet, dan knoei je zo. volgens mij staat dat ook op iedere opname. ja. heb ik een makrootje van gemaakt. mij lepel ook. ja, maar je hebt toch al geroerd? nee, lepel! ook ə nog meer suiker op. aj, nog wat suiker erin. wat een zoetekauw ben jij zeg. nog ə suiker op. nou, ik ben nog even naar het Deelraadskantoor geweest voor een xxx. gisteren de lijdensweg van het behalen van een rijbewijs afgesloten. oh. dus ik moest wel even daarlangs. oh. nog ə suiker op. nou ja, dat is wel de moeite waard. dat hoef je maar een keer te doen, als je het een beetje bijhoudt. ja, precies. nee. maar gefeliciteerd dan. ja, dank je. dat zei hij ook toen. oh ja? &~feliciteerd, &~ab, &~rijbewijs. he, dat zei je gister? goh. dus je gaat nu met Ab met de auto? ik. ja, ik ben echt meer dan twee jaar mee bezig. vreselijk. nee, ja? xxx zakje.
suiker in. ja, maar de lege zakjes moeten daar toch niet in? nee? in de pot zitten alleen maar volle zakjes. de lege gooien we weg, weet je nog? mag je straks lepel. ja, mag je straks in de prullenbak gooien. nee, nee, no! suiker doen. xxx gooien. maar het is ook het meest frusterende examen wat je ooit kan doen, volgens mij, rijexamen. ja, ik was ook nog nooit voor een examen gezakt. dus dan is dat xxx. ikke. xxx. nog ə suiker. nog ə suiker! nee! is mijn suiker. rotten je tandjes uit je mond, als je zoveel suiker neemt. mijn suiker. ja, hier. ja, dit is een heel ritueel. ja. niks in, he? zit er niks in? nee. is het helemaal op? ja. ah, maak je er een propje van. xxx, nee. oh. maar hoeveel keer heb je dat examen gedaan? zeven keer of zo. echt waar? ja. wat zul je een geld overhouden. ja, xxx. ja, op een gegeven moment maakt het niet uit meer. ik bedoel hoevaak je examen doet. na drie keer maakt het niet meer uit. nee, dan wordt het echt xxx. het is zo willekeurig. en ik ik nam ook. xxx. gewoon alleen vlak voor het examen. xxx. en dat heeft dan ook al niks meer met je vaardigheden te maken. nee. maar ik was echt zo verschrikkelijk zenuwachtig. hm. iedere keer weer opnieuw. heb je geknoeid? ja. och. zo. nog koek. trui nat! even. trui even naut. trui even nat. waar dan? waar is die nat? trui. nee, nee hoor, volgens mij is die helemaal niet nat. hou hem maar gewoon aan. anders krijg je het koud. hij is niet nat, Josse. nee. xxx. nou, ja. nou. nat. ga je dan hier in je T shirt zitten? nah. oh. au au. ja. nou ja. eerst moet je trui uit. en dan wil ik je helpen. en dan mag dat ook niet. je kon wel een peuter zijn. ah. he? xxx Ab nou? ja, Ab maakt je knopen los, van je trui. maar dan ga jij hem in zijn arm zitten bijten. daar ikke. hehe. hehe, nou, wat een mooi T shirt heb je aan. nog even. vind je dat wel lekker zo, een beetje op zijn zomers. ikke spijkerbroek aan. ja, ik ook. ik ook. ja. en Ab? Ab ook ə pijkerbroek aan. oh, heeft Ab ook een spijkerbroek aan. nou. het zou wel eens in de mode kunnen zijn. ja. ja. xxx. en Hanneke? ik ook. en Hanneke? pijkerbroek aan. ja? en Abel? Gerard. ja. pijkerbroek aan. ja, Ab. xxx pijkerbroek aan. ja. kijk xxx kijk maar. met echte spijkers, zie je wel? echt pijker op. ja. ja, heb jij niet op je broek, of wel? xxx. nee. nee. ik ook. ja. ik ook. ja. ik ook buik. heb je ook een buik? ja, hier. oh. xxx. ik niet. ij niet. nee, ik heb geen buik. of wel? ikke buik. ja, ik ook. ik ook.
nou hou ik hem in, hoor. ja? ja. alsof je dat niet ziet. weer genoeid. ja, je bent toch echt een knoeibeest, he? poing. ja. zo. zullen we even een toren gaan bouwen? Gerard ook. ja, Gerard ook? moet Gerard ook meedoen? is goed hoor. kom maar. Gerard ook. ja. Gerard, kom mee. Gerard, kom mee. ja. ik kom. toren bouw. toren bouwen. ja. xxx. oh ja. heeft ie van xxx. tafel. toren. ja. nou, laat eens zien wat je kan. kijk. ja, dat zal wel een herrie geven als dat valt. ja. xxx. ja. goed zo. xxx. xxx veel. die is hoog, he? nog een. nog een? geef mij het langste ronde blok met de gestippelde ja. enzovoort. kan niet bij. nee, nu kan je er niet meer bij. nu moet je op je stoel gaan staan. veel te hoog. veel te hoog? ja. ik kom wel een stukkie dichterbij, zo. goed hoor. nou, zou dit nog blijven staan? nog een. nee. nog een. de onderste twee xxx. staan. ga je ook staan? ik ook! nou, je doet het wel goed, hoor. ja? ja. hartstikke goed. kijk eens even. ja. blijft ie staan of niet? oh. nou, nee, ja, wel. nog eentje van die. ja, let op. let op. let op. nog ene. grote truc. ja, goed. moet je eens even kijken, Josse, hoe groot ie nu is. kijk eens. ja. ai. heel groot huis. een heel groot huis? wauw. nog een. nou. en laten we vandaag xxx. nog een keer ə toren bouwen. nog een keer toren bouwen? nou, dat wel een gr grote, he? hehe. hehe. spannend, he. ja. nou. nou. hartstikke spannend. er was er nog een hier onder de xxx. stoel gevallen, geloof ik. spannend, he? ja. nou. is nou. xxx. xxx. xxx. ja, nu sta je een beetje te ver weg. wacht effe, dan schuif ik even de tafel bij, zo. ja, goed. zal ik nog een kopje koffie voor jou inschenken, Gerard? ja, lekker. eentje tegelijk. ja. nog een. ja. is ie leeg. staan. weer staan. goed zo. nog een xxx. zo'n grote erop? nee. eentje tegelijk. eentje xxx. xxx. ja. ja, nou, dan laten we hem los. let op. let op. let op. oh jee, hij blijft niet staan, hoor. ja. nee. nee? nee, hij blijft niet staan. pannend. spannend, he? ja. nou, pas op dat je niet van de tafel valt, he. zo, jullie zijn al bijna bij het plafond. ja, goed he? spannend. nog een. nog eentje? kan die er nog bovenop? ja, kijk. wil wil jij dat doen? ja. dat is goed. en dat oh! spannend. hartstikke spannend. gaat ie. ik wil xxx. zal ik het even doen? ja. tafel. ja, op een gegeven moment kan ik er ook niet meer bij. want ik moet jou ook nog een beetje in de gaten houden. veel te hoog. zal ik jou optillen? kan jij erbij. nee. nee? oh, wil je dat niet? ja, maar je kunt er zelf niet bij.
kan niet. nee. nee. Hanke. Ab. kom xxx. nou, ik laat hem los. of niet? hele grote. kijk dan, Josse. zal ik hem loslaten? ja. moet je wel oppassen. want de blokken, denk ik, gaan wel vallen, denk ik. kijk dan. oeh. spannend. hele grote is spannend. ja, het is wel spannend, ja. xxx spannend. nou. nou. nou. nog een dat is goed. nog een keer doen. nog een keer, ok. ok. ok. op. xxx. ja. uithalen. uithalen. eruit halen. ja. nou, dat kan je toch zelf ook wel? dat is toch niet zo moeilijk? nee. nou dan. effe eruit halen. daar ben ik toch mee bezig? oh. moet trui aan. xxx. nee. Josse, je trui ligt op tafel. nog ook ə trui. wil ie weer een andere trui aan. wat ga je helpen. xxx. wat heb je nu gepakt? mij suiker. nee, dat is voor mij. dat is voor mij. nee, dit is voor mij. nee, is van mij. nee, is van mij. van mij. Josse ook ə suiker xxx hebben. nee, jij had toch al suiker in je. koffie? deze deze ook. deze. deze. deze nog. oh, dan heb je er nog een van Gerard, zie je? nog een. ruimen we nu op. effe roeren. Josse een. ik dacht dat jij een toren ging bouwen. toch? wil een. ga ik even mijn koffie drinken in die tussentijd. nee, mag hier xxx. helemaal niet bij, he? dat is Gerard even doen. xxx. moet ik het even doen? ja. ja. maar ik drink even mijn koffie, goed? spannend. ja, ik vind het hartstikke spannend. met mij al genoeg spelen, he Josse? ja. nee. ja. xxx. ja. Gerard moet het doen. ja, Gerard gaat dat zo doen. die kan dat ook veel beter. he? nog xxx. wat moet Gerard voor je gaan maken dan? ja. xxx staan. op ə staan. xxx kom ə toren bouwen. ja, ik kom. ik drink even mijn koffie. begin maar vast. jij heb ə knoop. ja, ik heb een knoop, ja, op mijn trui. knoop. , ja. ja. xxx. xxx. xxx. wat? xxx. xxx. oh. wat was dat? windje. een windje? ja. oh. xxx. leeghalen, hoor. oh. niet doen, Ab. wat niet doen? niet doen. oh, jij moet mij niet zo. xxx. Gerard even doen. he? Gerard even doen. ja, ik snap het wel. xxx. ik kom eraan, hoor. ik heb bijna mijn koffie op. en daarna gaan we weer een toren bouwen, goed? bijna op. bijna op. bijna op, ja. kijk maar, zie je wel? bijna op. ja, bijna op. even zit Jos. effe zitten. Josse even zitten. en gaat Josse even zitten op de koffer? nog even zitten koffer. ja, goed zo. pas op dat je je hoofd niet stoot. knoop nou? je knoop? ja. die heb ik weer in de koffer gedaan. daar moet ik straks met Abel mee gaan spelen. nee. ja. want Abel wil ook met de knoop spelen. ik ook knoop spelen.
nee, want wij gingen toch een toren bouwen? Josse? nee. wel. ik wel. nee. ik ik ga wel een toren bouwen, als mijn koffie op is. ja. ja, is bijna op. ja. ja, kijk maar, nog twee slokjes. zie je? twee slokjes. ja, toch. oh, xxx. ik xxx toren bouwen. zwaar he, die koffer. ja. Gerard is niet zwaar. worden. zo, ik heb mijn koffie op. ja. ja, kijk. kijk of koffie op. ja. nou xxx. ja. oeh. opgedronken, Gerard? ja, ik heb het opgedronken, ja. oh. zullen we. even kijken, hoor. kijk, je kan ook zoiets doen, zo. ook ə staan. oh. die op staan. spannend. ja, het is wel spannend, ja. maar je kan ook gewoon op je stoel gaan staan. want op tafel is een beetje gevaarlijk toch? ja. ja. kijk. zo, nog ook ə xxx. zo zo zo. ja, zet hem er maar op. kast. xxx. wat is dit nu? nog een keer doen. nog een keer doen? ja. oh. gaat ie. oh, we zouden toch een hoge toren bouwen, of niet? iiek. xxx even doen. xxx ik daar. nog een keer doen. ja? let op. let op. moet je even wachten. spannend, he? spannend. ja, ik vind het ook heel spannend. Josse. even doen. moet jij het even doen? ja, goed. nou jij weer een. tjoeke tjoeke tjoek. oh ja, deze kan ook, een trein, ja. tjoeke tjoeke tjoeke tjoek. tjoeke tjoeke tjoeke. waarom zeggen treinen toch tjoeke tjoeke tjoek? heb jij ooit nou wel eens een trein gezien die tjoeke tjoeke tjoek zegt? nee, hoor. maar zij wel hoor. ja. al die kinderen die weten dat. ja. nou, volgens mij leren ze dat gewoon op de creche xxx. xxx. spannend. xxx. van hun omas xxx. o ja. xxx. nog keer doen. ja? ja. nou, goed. nou, goed. zet maar neer. xxx. au. au. zat je met je vingertje ertussen? ja. oeh, moeten we effe naar de kraan lopen? ja. zeer. oh, zeer ta ti. zeer. ta ti politie. politie, ja. ta ti. ta ti ta ti. oeh. koud. koud? ja, xxx. xxx. zo, over. xxx. nog xxx. ja, laat die xxx maar staan. we waren toch een toren aan het bouwen? ja. nou dan. had je Gerard al verteld dat je een broertje of een zusje krijgt, Josse? oh ja? baby krijgt baby. broertje zusje. ja? ja. waar is die baby dan? slapen. ah. bij Hanneke in de buik, he? in de buik. ja? ja. oh. wat leuk. zo'n klein babietje? xxx. wat? xxx. wat spannend. dat is spannend. is behoorlijk spannend, ja. ja. ja. vind ik ook eigenlijk wel. altwee. alletwee? en gaan we nog iets bouwen, of niet? we kunnen ook een doei! een Griekse tempel bouwen. mag mag even. ta tu ta tu ta tu ta tu ta tu. oh, je gooit alleen maar alles op de grond. daar krijgt de buurvrouw hoofdpijn van. xxx. alle zo. alle weg. ga je nou mijn Griekse tempel kapot maken? ja.
waarom? nou, waarom dan? hele grote xxx. nog een keer doen. spaasp, spaasp. kan niet. kan je er niet bij? kan wel. oh ja, kan wel. hm. nog een keer doen. ja? nou, doe maar dan. oeh. xxx spelen. is die op je spijkerbroek gevallen? zo. xxx. mag niet. kijk eens. nog een xxx sneeuw. och. oh. daar hele groot. spannend. ja. spannend. ja, het is wel spannend, ja. ja, goed. ja, dan zal je toch echt op de tafel moeten klimmen. ja. moet ik het doen? ja. ja, dat is maar makkelijk, he? ja. ja. oeh, zal ik hem eens effe loslaten. spannend. spannend. nou. hehe. wat? nog een. nog een? spannend. spannend. daar ligt er ook nog een paar. zo. ja. daar ook een ss paar. stop peg. stop weg. stop weg? ja. xxx. is pech. is nog. nog een keer doen. kijk heeft gedaan. weg. zet die van jou er maar op. wat een krachtpatser ben? ja. he. op ə xxx. nog even halen? nou. staat je? ikke ja. ikke zelf dit blok. ikke zelf blok. ik hoop het wel. ja, ik zitten we hier ons voor niks uit uit te sloven. nee. nee, ik zat van hier te kijken. toen dacht ik dat ie stilstond. xxx. Gerard. nou, ja, dank je. kijk, dit kan ook. geven Gerard. ja. geef die maar even aan Gerard. kijk eens wat dat mooi is. sturen. sturen, zeg je dat? zo. xxx. stop. ah. stop xxx. nou, de geluiden die je erbij maakt, dat is helemaal niet xxx. nou, wat zullen we nu bouwen? hoeh hup. xxx. op tafel. ik op de tafel. xxx. met je spijkerbroek? ja. ja. pas op, hoor. ja, ik pas wel op. xxx. ga je in de doos met blokken zitten, of xxx. ja. daar gaan we ef af. ga er af. ga je eraf? je haalt wel wilde toeren uit, jij. spannend. hij wordt helemaal wild. ja, hij wordt een beetje baldadig. ja, en dan die erop, zo. Josse, wil je je even uitleven op je hamerbank? xxx. kijk eens. bijna gevallen, ja. ga de spijkers ermaar inslaan. heel goed. Gerard even doen. moet ik het even doen? ja. nou, geef maar effe hier dan. nou, ik word ook een beetje gaat ie, hoor. daar gaat ie. daar gaat ie. let op. Gerard xxx goed timmeren. ik ga effe goed timmeren, ja he? nog? ja. ja. ook ə nog een. ook nog een. ook nog een. xxx op. alles nog een. nou, dee deze toch nog? oh. ja, toch? ja. hm, daar nog een. oh. ja, zo zou ik nog wel uren door kunnen blijven gaan. ja? ja, moet dat? goed. ja, doe ik het goed? nu even goed timmeren. ja. zo. zo, nog een. zo. nou jij mag. en nog een. zo? en daar nog een. daar nog een. xxx voor je vingers. daar nog een. zo. daar nog een. ja, doe jij het nu maar weer eens. daar nog een.
jij kan het toch ook? nee. jawel. ik. ja, doe jij maar. nee. ikke. ja. kan niet. je kan het wel. je doet het hartstikke goed, man. ja. kan niet. jawel, je kan het wel. gaat toch goed? nee. nee. nee. kan niet. ga je nou weer xxx? zullen we eerst even de tafel aan de kant zetten dan? anders kan je er niet langs. xxx. xxx. zetten we even de tafel aan de kant. opsakee. moet je rijden. ja, rustig maar, hoor. moet je. moet moet je aan kant tafel. moet je aan de kant. moet je aan de kant. ja, de tafel moest toch aan de kant. want anders kan jij niet rijden met je karretje. moet je aan de kant. ook timmeren? moet je aan de kant. moet het stoeltje aan de zijkant? of wat bedoel je nou? nee, het is duidelijk dat de tafel weer in het midden moet. ja. maar dan kun je niet met je wagentje rijden. stop. Ab, Gerard. ja. pakke Gerard. ja. op xxx. wat ga je doen, klimmen? ah. nou, daar zitten we dan. Gerard. ja. xxx. ja. auto op xxx. maar wat ga je dan doen? rage op zetten. oh, moet je de garage erop zetten? met auto. oh ja. moet de garage op de tafel? zo? kaartje zeehond. kaartje zeehond. kaartje zeehond. even weg. oh, kaartje van de zeehond. ja, het zit erin. och jeetje. jeetje. ja. ja, hier zijn de autos. jeetje. kan die erin? nee. xxx. ja, maar je moet hem toch eerst naar beneden draaien. de lift moet toch eerst naar beneden? nog een? xxx. zullen we de doos even aan die kant zetten? xxx. xxx. een wat? wat is dat nou? krokodil? krokodil! doet die magere krokodil? ik eh eerst plasje ja alweer! tjesusmina zeg! hier ben ik. wat is dat nou? krokodil. nee. krokodil. zo:. dil! krokodil. mag &~j hee. kijk es! klein kikkertje. hee. muisje. ja. dit he. wat zien we daar nou allemaal? en grote beer. hele grote beer. wat is dat nou? kindje zit slapen. in zijn 0. bed. en dat is een banaan. banaan. xxx. wat is dat? baby. ja. en dat? hamer. nee. is een bijl. bijl? bijl. nou andere. wat is dat? een ballon. ballon. zijn dat? heleboel kinderen. tien kindertjes op een rij. nou andere? andere. weet je wat dat is? ik weet het wel. is dat? dat is een deegroller. en dat? pa. is dat nou? dat is een halter. en dat? lui ha comprato dei fiori. dei fiori. ha dei fiori in mano. uhhuh. e la nonna che guarda dalla finestra. e qui la. c'è la cassetta della posta. uhhuh. e poi? hm:. gli regala i fiori. alla nonna. e la nonna prepara i dolcetti. per lui. per il nipote. e gli sta dando. che lei ha un uccello e un scaffale con dei libri, un barattolo con l'uva, poi delle foto, dei fiori e dei barattoli. il bambino ha tirato fuori l'uccello. uhhuh. e.
che ci fa? lo prende in mano e. lo lascia. e la nonna che fa? lo. euh. non fa niente. sta nella sedia e basta. poi il po arriva una lettera per la nonna e c'è il postino che chiama la nonna. uhhuh. gli da la lettera e legge. e questo? ah, ha l'ucello in testa. e pensi che lei lo sa o no? che ha portato fuori l'uccello? no. perché che succede qui? gli scappa l'uccello. eh sì! e loro che fanno? hm: lo cercano di acchiappare. uhhuh. e poi lo prendono e sono tutti felici. bene, allora tutto finito. wat ga je nou maken? wat? wat ga je nou maken? hij is aan het schrijven, geloof ik. wat staat daar? jelle Kevin Triest, lees ik. moet je toch eens naar de oogarts. staat daar Jelle? nee. oh. wat staat er dan? weet ik niet. staat hij nou aan? ja hoor. xxx. ja, inderdaad. ja. ja wij willen ook niet teveel zeggen, want we moeten het allemaal uitschrijven en het gaat echt om de kindjes, natuurlijk. maar ja. ja. je kan hem ook niet dwingen, dus nou ja. wat doe je allemaal op de peuterspeelzaal, Jelle? weet ik niet. ah jawel, weet je vast wel. nee. ik ben 'n keer geweest bij jullie op de peuterspeelzaal. oh ja? ja. en heb je Jelle toen ook gezien? ja, volgens mij wel. oh. toen was er 'n meisje jarig. Sabina. juist, Sabina was jarig. wat hebben jullie toen gekregen? kadootjes. ja, wat dan? wat dan voor kadootjes? pakkies. pakkies. he. wat zat er in die pakkies dan? ga eens vertellen wat je allemaal gemaakt hebt op school. ga alles maar laten zien, he? ga maar laten zien. moet je vertellen aan die meneer, he? meneertje. 'n meneertje, maar dat is geen gewone meneer, geloof ik, he? ga vertellen dan. en dat? heb jij die gemaakt? ja. mooi zeg. vis. 'n vis? ja, zo. en wat doet die vis? daar hoort toch 'n liedje bij? hoort er 'n liedje bij? nee. oh. visje, visje in het water, visje, visje in de kom, visje, visje kan niet praten, visje is 'n beetje dom. is dat het liedje? jij hebt wel veel gemaakt, zeg. hallo, ik heet Jelle. oh, dat, ik ziet het, je bent 'n dokter nee. in 'n witte jas, en 'n brilletje op je neus. en dan ga je dit dat is ook 'n pen. ja? ook 'n viltstift. komt er weer een tevoorschijn. ik moet xxx wel even wat opschrijven. niet op tafel he? hij kan niet. jawel, probeer maar. Dan moet je maar even vragen, ik weet het niet hoor. hij kan niet zo goed. ja, dan moetje hem goed rechthouden, dan doet hij het. ja, zie je wel? he, Jelle, daar staat papa toch op, laat ook maar zien aan die meneer. ga maar vertellen. welke. daar op dat boekje, met die meneer. ga maar vertellen. waar, heir? ga maar vertellen. is dat jouw papa? nee.
waar staat papa nou. moet je even kijken. is dat jouw papa? David Bowie. of die? nee. lubbers. hallo. waar is papa nou. even zoeken. is dat jouw papa? goh, en die staat zomaar in zo'n blaadje? ja. goh, heb jij 'n bekende papa. heeft iedereen in Amsterdam 'n foto van jouw papa. mag ik eens kijken? mag ik eens kijken, in dat blaadje? bedankt. oh dit is jouw papa, achterop. oh ja, grappig. leuk hoor. he Jelle. vertel eens wat er met je armpje is gebeurd van de week. vertel eens. dat wil die graag weten. vertel het eens. nee. oh. waar ben je dan geweest met papa, voor je armpje? weet je dat nog? nee, ben je alles vergeten? vertel dan. moest je naar de dokter toe, met je arm? naar het ziekenhuis? daar ben je toch geweest met papa? vertel het even, er met je arm dan? moest je 'n prikje hebben? nee, geen prik. hij weet er niks van. ja, ik weet het helemaal niet. vertel het even. maar ik ben wel benieuwd. ik ben wel 'n beetje nieuwsgierig. was er iets met je arm, dan? vertel eens waar je gevallen was? laat even zien. was je gevallen? laat es kijken. nee. nee? hij weet het niet meer. hij is 'n beetje dom. jammer. deed het pijn, dan. moet je 'n beetje huilen? nee? deed het wel pijn? hoe kwam het dan, dat je viel? wat ken jou dat nou schelen? ja. ga je de bon invullen? Dan komt papa de krant brengen, natuurlijk. nee. nee? wie brengt dan de krant? poes ligt maar lekker, he? poesje! poesje! dat wordt 'n grote stilte. he joh. misschien willen ze je pick up wel zien, hoe jij altijd plaatjes draait. nou ik wel hoor! ik hou van pick ups. vind ik leuk. laat eens zien hoe jij platen draait. misschien willen ze je plaatje wel horen. ja? joh. heb je 'n eigen plaatje? of heb je 'n paar plaatjes? jelle moet ik hem pakken? ja. of pak je hem zelf? jij. ach, pak jij even de plaatjes. nee, jij. hij is 'n beetje zwaar voor mij. nee. jawel. nee hoor. je hebt toch pas nieuwe plaatjes gehad? van Annemarie? weet je wel? jelle? nee. heb je geen plaatje gehad van Annemarie? ja. nou,, laat eens zien dan. eentje? misschien willen ze die wel even horen! moet je ook je pick up even meenemen. ooh. laat eens kijken. oeps. moet je hem niet even laten horen, op je pick up? kanje laten zien hoe je pick up werkt. ja, die wil ik wel eens horen, want die ken ik niet dit plaatje. wat voor plaatje is het dan? change_in_time, de engels versie van un banc, un arbre, une rue. ken je het effe? ja? op je eigen pick up. ja, dat franse ook, dat is 'n songfestivalliedje. nee, nee. nee, op je eigen pick up. niet op deze.
ga je eigen pick up maar halen, ja? &~a:h mooi he? goh, wat 'n mooie pick up heb jij! even zo, want mijn been gaat slapen. hahaha. zullen we 'n plaat opzetten? ja. moet hij oz. nee. nee, hoe moet hij dan? ja. nee. kijk zo. zo. moet hij zo? ja. xxx. nee, hij moet ik doe niks, ik hou hem alleen even vast. leg eens uit hoe het moet. leg eens uit. dit plaat kan niet aan. kan die plaat niet aan? deze niet. nee, waarom niet? kijk maar. oh, de knoppen zijn eraf. maar je kan er toch wel leuk mee spelen? ho. hij gaat wel hard, zeg. ik hoor alleen niks. nee? nee. ze knoppen zijn af. de knoppen zijn eraf. ja. kan je hem niet 'n beetje harder zetten? doe maar met vingers. doe maar met je vingers, ja. ik vind het 'n leuke plaat. effen 'n vrolijk muziekje. doe nou niet. kan toch niet. oh. hij lag niet helemaal in het midden. ik denk ik leg hem even in het midden. Dan moet je hem wel 'n beetje hard zetten hoor, anders dan hoor ik hem niet. is hij afgelopen? welk liedje is dat nou? welk liedje is dat? weet ik niet. oh. ik denk dat liedje over het visje. hoe ging dat ook al weer? weet jij dat nog? dat liedje over het visje, hoe ging dat ook alweer? weet je dat nog? niet an? op je eigen kukup. nee, die mag niet op mijn pick up. weet je wat ze nog niet kennen, dat liedje van schaapje. dat kennen ze nog niet. misschien kan jij het ze leren,? zing het eens. nee? je hebt niet veel zin he? is dat “schaapje, schaapje, heb je witte wol”? oh, hij kent het wel. ik ken het geloof ik wel. dat staat ook al zes keer op de band of zo, zeker? ja. ja hoor. minou, kom maar. moeten jullie nog thee? graag. ja. lekker, ja. minou, kom eens. oh, je hebt nog. jelle, hoe gaat dat liedje precies van “schaapje, schaapje”? weet je dat? waar heb je dat geleerd? op de peuterzaal? op de peuterzaal geleerd? pss. pss. niet an staat. niet aan zijn staart. oh, niet aan zijn staart. waarom niet? vindt hij dat niet leuk? dankjewel. taat die radioho an. ja, die radio staat aan. moet je maar kijken. de metertjes gaan heen en weer. ik hoor niks. ken je zo horen. moet je maar kijken, kom maar kijken. zetten we de pick up even hierneer, kom kijken. als jij nu wat zegt, dan gaan die metertjes zo. zeg maar wat. Dan doet hij het ook niet. als jij nu wat zegt, kijk als ik wat zeg gaan die metertjes ook zo, zie je wel? die stokjes. gaan zo heen en weer. kijk maar, als ik nou heel hard roep, moet jij op die stokjes letten. boe. zag je het niet? nou jij roepen. ik hoor niks. nee, dat kunnen we straks doen.
hij neemt je nu op. wil je het zien? zie je wel? wat gebeurt daar? nee hoor, ik wil horen. ja, dat kunnen we zo direct doen. we gaan eerst 'n stukje opnemen. Dan kun je nooit wat horen. maar wat gebeurt hier? zie je dat? dat kan die uit? het lampje is uit ja. waar is de lampje? dat zit voorop, kijk hier zitten twee lampjes. wat voor kleur is dit? groen. ja, en hier 'n groen. 'n rode. twee lampjes voorop. wat doet die? ja, wat doet die, dat vroeg ik net aan jou ook. draait hij? ja, ik kan het niet zien hiervandaan. dat is mooi he? wat is deze? nou, wat zijn dat? weet ik niet. schroefjes. ja. wist je best, he? ja. ja. en wat zie je nog meer? wat kun je daarmee doen? daar kun je aan draaien, aan die knopjes. welk knoppies? deze? die kan je naar beneden doen. kijk, gaat het lichtje branden. ja. als je hem weer naar beneden doet, gaat het lichtje weer uit, zie je wel? zo,. gaat hij aan. ja, nu gaat hij aan. ja, nu is hij weer uit. aan. wa wat kan je daarmee doen? nou, wecht effe. doe maar naar beneden. deze naar beneden. ja, oke nou gaat die in dat groene vakje zitten. oh, is het lichtje weer uit. doe maar gauw aan. oh. huplakee. gaat alle twee d'rin. ja. wat is dat voor kleur? weet je best. he? dat weet je toch best? wat is dat voor kleur? deze? ja. oh ja dat is ook moeilijk, dat is oranje. en dat? dat is rood. en dat. dat is paars. nee. nee? nee? wat dan? geel? geel! nee? nee? wat dan? groen? ja, groen. dat is oranje. dat is oranje, ja. uit? uit? het lichtje is weer uit, dan doe je het toch weer aan? ja, prima. zo, uit. zo, aan. ja, zo is hij weer aan. leuk he? dat is mooi werk, he? gaat hij uit? nee, die blijft aan. blijft die altijd aan? die blijft altijd aan, ja. gaat die staks uit? nja, straks gaat hij uit. a. as hij niet meer hoort ja. dan ken je niet meert horen. nee. uit. ja, nou, doe je hem weer aan. uit. wa ken je daarmee doen? als je daarop drukt, ja, gaat hij op nul. zie je wel. wat is dat? kijk die cijfertjes, moet je kijken wat er met die cijfertjes gebeurt. ja. moet je kijken. zie je wat er gebeurt? ja, moet je niet steeds drukken. die draaien in de rondte. nou, kom daar maar niet aan. straks, he? straks, ja. uit? ja, gaat hij weer uit. nou, dan doe je hem weer aan. ja. nou, doe maar. nou, prima. wat vind je er nou van, van zo'n ding? leuk. ja, he? uit. ja, gaat automatisch uit, vanzelf gaat hij uit. en stak gaat hij an. ja, nee, je moet hem zelf aandoen.
wat ken je daarmee doen? als je die nou zo houdt, kijk, dan gaat die, gaat dit stokje in het midden zitten, zie je wel? ja. dan gaat hij tegen aan. Dan gaat dat stokje in. uit. is hij weer uit. nou, wat 'n raar lampje! is hj kapot? hij is toch niet kapot, he? ja. ja? weer aan! wat ken je daarmee doen? wat ken je daarmee doen? dat kan heen en weer, dat knopje. moet je 'n zakdoek? nou ja, doe maar effe eigenlijk, als je toch bij je hebt. dat is mijn zakdoek! is dat jouw zakdoek? nee. oh. wat ken je daarmee doen? nou, zo, gaat hij heen en weer. als deze kopje uitgaat. als deze kopje uitgaat. ja. nee, dat knopje gaat niet uit, dat blijft even aan, dat rode knopje. wat kan je daarmee doen? dat kan je zo heen en weer bewegen. da gaat hij. das 't lijkt wel heelkopter. 't lijkt wel 'n hele korte? 'n helekopter. 'n helikopter? oh, 'n helikopter. viegtuig. oh ja. 't lijkt wel 'n helikopter. heb jij wel eens in 'n helikopter gezeten? nee. of in 'n vliegtuig? viegtuig, ja. ja? vliegtuig ja, zegt hij. waar ging je heen toen? ging je met vakantie? nee. waar dan naartoe? naar. Spanje. nee. naar opa Triest. naar Griekenland. nee. nou zeg het maar dan, ik weet het niet. naar xxx kind. naar Frankrijk. nee. engeland. nee. nou, ik geet het op. italie. nee. verklap het maar. gaat hij nou uit? hoe gaat hij nou uit deze, dat stokkie? nee, die stokjes blijven net zo lang heen en weer gaan, totdat we niks meer zeggen. nee, da die stokkkies. hoe gaat die stokkies als da uitgaat. die stokkies gaan heen en weer als wij praten. wil jij nog thee? ja. uit. aan. moet je ervan zuchten? he? moet je ervan zuchten? nee. oh, ik dacht dat ik het hoorde. he, Jelle ja. mag ik dat eens zien wat daar op tafel ligt? dat heb je me nog niet laten zien. waar zo. nou, met die tak. dat had ik je wel laten zien. oh ja? ja. oh dan ben ik het vergeten, laat eens zien dan nog. da had je al gezien. oh, laat hem nog even zien, mag je zo direct nog even daarmee, met de bandrecorder. toe maar. hij wil het effe zien, hij is het vergeten. had hij al bekeken. had hij al gekeken? hij wilde het nog 'n keer zien, hij vindt het zo mooi. nou gaat hij 'ns uit. hee uit xxx. wat? hoe heet je? hoe heet ik? ja. Gerard. ja? ja. hoe heet zij dan? hij? folkert. ja? ja, Folkert. en hoe heet je juf in de peuterspeelzaal? weet ik niet. ik wel. ik niet. Paula, heet ze. wat kan je daarmee doen, nou? meot je op drukken. ja. zo ja. Dan staat hij weer op nul. op nul. op nul, ja. da had ik ook. da staat hier! laat eens kijken dan.
kijk dan. dat wil ik wel eens zien dan. kijk dan. kijk. kijk. kijk maar. oh ja, precies hetzelfde. ja. kijk. sandy. liedje. zingen. beestje. kijk. beestje. ja. kijk. kindje. kindje. trein. ja. nee. kijk. xxx. ja. ja. touwtje. judith. judith. kijk. is. dat. touwtje. kijk. kijk. kindje. kindje. badje. ja. in. het. badwater. vijver. zwemmen. kijk. bal. gooien. spelen. parasolletje. auto. ja. een. auto. trein. ja. ja. autobus. kijk. kijk. kijk. voetje. ja. veter. fiets. kijk. mama. muisje. blote blote. buik. zwembroek. babyke. auto. bloemeke. gras. bloem. een. bloem. bal. kijk. meisje. autootje. autootje. autootje. beestje. beestje. kijk. badje. badje. ja. hier. kijk. glijbaan. reuzerad. kermis. kijk. nog. een. paardje. xxx. balonnen. wat. is. dat. muziek. ja. trompet. ijsje. ja. kijk. ja. xxx. xxx. xxx. hond. xxx. frietjes. ja. ja. reus. kijk. filmen. zie. eens. klap. in. de. handjes. blij. blij. blij. klokken. luiden. xxx. op. grote. paddestoel. vol. witte. stippen. klap. in. de. handjes. blij. blij. blij. kijk. hier. nee. nee. nee. ja. nee. brommer. auto. fietsje. fiets. xxx. xxx. tanken. xxx. xxx. koe. kijk. kijk. kijk. hier. koeien. xxx. hier. kijk. hier. kijk. koeien. kijk. zwembadje. kijk kijk. kijk. hand. doek. handdoek. bootje. huisje. krab. krab. zandbakje. emmertje. xxx. kijk. kijk. sneeuwman. kijk. kijk. hier. ja. hier. daar. bomen. xxx. veel. bomen. huisje. huisje. xxx. xxx. xxx. xxx. sjaal. sjaal. sjaal. nee. oh. muisje. muisje. poesje. hondje. kijk. kijk. vallen. eitjes. vallen. kapot. mama. een. papa. varken. mama. boekje. halen. boekje. halen. kijk. dat. dat. papa. hier. mama. ja. xxx. xxx. xxx. kijk. oh. zoentje. geven. zoentje. geven. hondje. schaapje. poesje. poesje. drie. vier. vijf. twee. vier. vijf. kuikentje. grote. poes. kijk. kijk. sandy. kijk. koe. koe. ja. paardje. hondje. poesje. een. twee. vier. vijf. zes. zes. haan. xxx. kippen. xxx. lammetje. schaapje. dat. is. een. lammetje. kuikentje. schaapje. ja. kijk. nat. nat. xxx. sandy. kijk. koe. kijk. koe. kijk. kijk. paardje. kijk. kijk. kijk. kijk. paardje. van. lola. xxx. oh. oh. varken. kangoeroe. xxx. springen. kijk. poesje. ja. ja. koe. mama. kijk. mama. oh. willy. lola. nee. lola. bomen. zonnetje. bos. xxx. mooiste. lola. bumba. nee. nee. xxx. lola. vosje. hier. bos. vosje. xxx. kijk. vos. xxx. clown. xxx. of. willy. kijk. mama. ja. nee. nee. daar. een. boekje. dat. dat mama. dat. mama. nee. nee. nee. het. is. dat. en. dat. dat. xxx. ja. boekentas. fietser. fiets. xxx. een. klok. xxx. grote. klok. olifant. huisje. mag. kijken. schriftje. nee. kijken. mama. nee. leeuw. het. is. weg. xxx. leeuw. xxx. dat. van. tiny. dat. hier. vogeltje. een. vogeltjes. mus. lopen. babytje. hier. babytje. vogeltje. het. is. een. mus. hondje. ei. baby. oh. kippen. grote. stok. xxx. vogeltje. kijk. kip. kijk vogeltje bird. kip. praten. vogeltje. ja. nog. een. keer. nee. xxx. hoedje. hoedje. ja. hoofdje. ja. onder. tafel. lamp. hier. xxx. daag. nee. ja. sandy. ja. tiny. irisje. tiny. vogeltje. vliegen. xxx. hondje. nog. een. keer. xxx. kijk. zie. ja. kijk. spookje. kleinste. spookje. kleinste. spookje. kleinste. spookje. kleinste. spookje. ja. klein. spookje. poesje. telefoon. televisie.
televisie. een. plant. plant. trap. een. wc. slapen. bedje. een. konijntje. xxx. klok. xxx. ja bad. kamer. xxx. lampje. kast. kamer. nog. een. keer. xxx. xxx. dat. dat. mama. dat. nee. dat. nee. tiny. ja. ja. ja. xxx. mama. ja. bij. mama. ja. konijntje. kijk. hier. ook. nee. hier. oortje. tiny. ook. ja. deze. mondje. kijk. kijk. doen. doen. doen. ja. xxx. xxx. hopla. ja. hopla. kijken. tiny. kijken. fles. schaapje. lammetje. nee. ja. nee. ja. veel. koeien. drie. vijf. zes. negen. koeien. konijntje. wenen. ja. zo. konijntje. bloemen. huisje. bomen. bambi. xxx. hert. eekhoorn. vosje. vogeltje. xxx. kijk. ja. wezel. das. poesje. rivier. everzwijn. water. nee. jager. nee. nee. xxx. holletje. nog. keer. nog. een. keer. dat. nog. keer. ja. dat. ja. handje. mama. ja. bad. eendje. poesje. meisje. babytje. hier. babytje. ook. wassen. sop. xxx. kijk. kijk. kijk. kijk. kijk. kijk. kijk. xxx. ganzen. hij is ja, wat? doet het niet. hij doet het wel, hoor, ja. nee, niet aan de knopjes komen. laten we nou iets xxx. laten we iets voor voor die draak gaan maken. ja. nou, dat zouden we toch doen? de draak en de monster ja. zouden we toch doen? dat zouden we toch doen, ja. eerst mijn koffie eerst opdrinken. nou ja, dan moet je dat effe doen. Hanneke is een liedje aan het zingen. ja, voor wie? van van Dag Meneer de Koekepeer. ja maar voor wie zingt ze dat liedje dan? ik wil u wat zeggen, dat zegt Hanneke. oh, zingt ze voor Ruben een liedje? nee, voor mij en voor jou. oh. nu heb ik mijn koffie opgedronken. heb je je koffie opgedronken? ja. weet je het zeker? moet je eens in je beker kijken. ja, wel. ha, oh. oh. jij jokt een beetje, he? toch? jokt een beetje. jij jokt een beetje, he? hele grote toren. oh ja. moet die draak erbij, of niet? ja. nee, dat draak. die in de doos ligt. die draak die in de doos ligt? ja, dat is een draak. die bedoelt. dat is een draak. oh, die bedoel jij. dat is een geen draak. wat is dit dan? een monster. oh. monsterdraak is dat. oh. en wat moet hier dan mee gebeuren? dat moet hierop. nou, dan doen we die hierop, zo. is dat goed? ja, hij is niet huilen. is ie niet aan het huilen? nee. hij lacht? ja. oh ja. naar mij. naar jou? ja. oh. en wat zegt ie dan tegen jou? hallo. met die armpe. met die armpje. met dat armpje zo, hallo, hallo Josse. hallo, hoe is het met je? goed, hihi. is het goed? ja. oh, gelukkig maar. zo, ga maar even in de box. daar zijn we weer. oh. draak en een monster. Ruben moest eventjes &~ehm doen. ja, we zijn al begonnen, hoor. we gaan een draak en een monster doen. wij gaan een draak en een monster doen? ja, draak en een monster xxx.
gaat dat dan? dat gaat toch goed? ja, dat gaat goed, ja. draak en het monster. deurtjes zo. dit is een deur. ja. is voor de draak. ja. is een deur. is de deur? ja. nou, is goed. moet inne ligt stoppen. stop ik in de ligt. in de lift. ja, in de lift. ja. dat kan zo tinken. wat kan ie? ting ting ting. oh, dat kan zo tinken, ja, ting tink tink ting. ja, dat kan zo tinken. dat hoor je ook. nou, nu is ie boven. toch? nu is ie boven. die kan die dan kan die er uit. ja. dat, dat is in lift gestoppen. nu naar beneden. komt ie. ja. nou jij weer. nu ik weer? ja. deurtje in het. lift. de het deurtje moet in de lift? ja. ja, zit ie erin? ja. kan die? gaat ie, hoor. ja. ja. in de lift. nou, nou is ie beneden. en nu? boven. ja. aanschuiven, xxx. oh. ho. moeten die er allemaal af? zijn die stout geweest? ja. wat hebben ze gedaan? Josse, ben je boos op de draak? of nee, op de din tyrannosaurus rex. xxx. weet ik veel. nog een deurt. nog een deurt? nog een deurtjes. een deur, drie deur. een deur. een deur. een plank. nee, dat zijn deuren, zo. oh, zijn dat de deuren. dat zijn de deuren. jah. zijn ook de deuren. ja. nee. nou, waarom niet? nee, zijn niet voor de deuren. waar waarvoor dan? twee, drie. waarvoor dan? ikke ik sta erop. ja. ik staat weer erop. ah. onverwoestbaar is dat speelgoed, he? ja. xxx. ik staat weer erop. ja, ik zie het. gaat ie daar niet stuk van, Josse? nee. nee. dat zeiden we toch net, het is onverwoestbaar. nou jij opstaan. nou, nee. he? nee, doe ik niet. ik ben bang dat ik eraf val. oh. ja. een toren valt niet. een toren valt niet. lift. ach, dat dat torentje, hele grote toren past niet in de lift. nee. nou ja. ik kan beetje schuiven. dat kan een beetje schuiven, ja. nou, dan leg je hem toch meteen hierbovenop, die hele grote toren. zoiets, ja. lift. nou, moeten we nog iets maken, of niet? ja. nou. kleine ding moet in de lift. wat is er met jou, hm? wat is er met jou? trui. ja, kijk, ga eens kijken, hiernaar. geen slaap. die kan in de lift. ja. die. nog een deur. in de lift. ja. klein deurtjes. en nog een klein deurtjes. kleine deurtje. ja, die allemaal in de lift. ja, die kunnen allemaal in de lift, ja. hier zijn nog helemaal xxx. en nog hele. nou, ik snap toch niet waarom kleine deurtjes in de lift moeten. zijn dicht. ja, is een goederenlift. een kasteel! een kasteel, ja. kijk. kasteel. ja. nee, laat nou effe staan. ik heb eraf gepakt. ja, dat zie ik, ja. moet op de tafel staan. nou, ik was nou net zo'n mooie toren aan het bouwen hier.
he, wat jammer, he? ja. allebei. xxx. laat mij nou effe een toren bouwen hier. van een kasteel, zei je toch net? kijk. moet toch een deur. xxx klein deurtjes. ja, dan maak jij een klein deurtje erin. ja, die. ja, met de lift doe je ze naar boven. en dan kan ik daar iets van bouwen, toch? moet je aan elkaar. gaat ie terug. gaat ie net. xxx. gaat ie weer. zo. ach nee, moet je geen deurtjes op die kasteel. xxx. ga af. xxx. ja, dat zijn deurtjes. en er moeten geen deurtjes op het kasteel staan. nee? nee. maar hoe komen ze dan in het kasteel, als er geen deurtjes zijn? hier zijn nog deurtjes. hier zijn nog deurtjes. kijk, am, daar kan je nog. zo? ja, dat zijn nog deurtjes. dat moet je op de kasteel. bouwen. dat is wel goed. nou, ok, doe ik dat. effe kijken, hoor, deze deurtjes. zo? ja, is dat goed? pak ik ze even af. pak jij ze er eens even af? nee, voor zijn even niet goed. hm. zijn die even drijven. moet je even nog nieuw pakken. moet ik even nog nieuwe pakken? ja. uit de doos? ja. dat. pak ze weer af. ja, pak jij ze weer af. ja. ja, ik begrijp nu hoe het zit. xxx nog ə deurtjes. moet je weer pakken. een beetje allemaal in de lift. een beetje allemaal in de lift? ja. ik zie geen deurtjes meer. he? ik zie geen deurtjes meer. ja, ik zie het wel. o ja? nog een deurtjes. een deurtjes? een deurtje. hm. is geen deur. nee, dit is nee, wou ik net zeggen. dan ga ik hier mee verder. ik pak ze weer af. ja. maar die kunnen niet in de lift, he? nee. die zijn te dik voor de lift. dus dan kunnen ze net zo goed, ik heb een. ik heb een gevonden. oh. nou heb ik geen. nu heb je geen. mag ik een deurtje lenen van jou? hier in de lift. in de lift. mag ik dit deurtje van jou lenen? ook in de lift. moet ie ook in de lift? ja. ja, maar jij hebt zoveel deurtjes. jij mag geen deurtje lenen. jij mag andere andere deurtje lenen. nou, ok, dan doe ik het met deze. dan leg ik deze weer terug. he? nou, dat is wel jammer als ik geen deurtje van jou mag lenen, maar goed. ja. doe ik het zo. pak ze weer af. nee, dat zijn geen deurtjes. oh, nou wordt Gerard toch wel heel verdrietig, denk ik. als ie helemaal nergens mee mag spelen. nee, dan kom ik de volgende keer niet meer. jawel. moet je wel. ja. ik ik ga de deze vlieg weggooien van kasteel. is toch geen vlieg. jawel. nee, kijk. is jesp. nee, is ook geen wesp. een stofje. stof. ja, een stofje. stofje vliegt door de lucht. gaat de gg lift stukmaken. mag niet. nee, dat lijkt me ook.
nou, volgens mij gaat dat soort speelgoed niet stuk. nee. tenzij je er echt met een hamer op gaat slaan. met de hamer gaat ə ss? nee, zitten met de hamer gaat ie gemaakt worden. oh, maar gaat ie gemaakt worden met de hamer? ja maar, niet stuk hoor. met de boor gaat ook niet stuk maken. gaat ie gewoon in de muur boren. gaat ie brrrr. ja. gaat ie boren. vind jij dat een leuk geluid? ja. ja? vind het leuk geluid. hm. ga ik even aanwijzen. ja. die van zo tegen in het nn helem hele in ə blikje gaat ie, zo helemaal in de ronne. gaat ie zo. gaat ie xxx. ja ja. spijker met de hamer en zo. hm. en en met de boor. ja. een boor. ja, met een boor in de muur. ja. he? nee, Ab. ja, Ab doet dat. ja, je slof, moet je je slof zien. kom eens, dan zal ik hem even goed doen. ah, je moet een nieuwe slof hebben, zie ik. kom eens hier. nee. oh. hij gaat de boor pakken volgens mij. Gerard. ja. moet jij even open doen. nee joh, we gaan niet de boor pakken nu hoor. nee. daar gaan we niet aan beginnen. we hoeven nu toch geen gaatjes te maken? we waren toch een toren aan het maken? ja. oh, Ruben heeft de hik. dat heeft ie vaak. moet wij moeten ja, wij waren toch met die toren bezig? dat is een mooie. ja. wat is dat? een fluit. heb ik van de creche gekregen. oh. van van Kelly, he? ja. Kelly ging eraf. die ging ergens anders naartoe. hm. die ging gewoon naar de peuterspeelzaal, geloof ik, he? heeft ze dat gezegd, waar ze naartoe ging? naar de school. ging Kelly naar school? oh, is Kelly al vier jaar bijna. jeetje. dat wist ik niet. ik wist wel dat ze wat ouder was. zo. dus die gaat al naar school. nou, Josse gaat naar school. Thomas. dat is Thomas. is dat Thomas? ja. ah. nou. die baby heet Thomas. deze baby heet Thomas. en van wie is dat het broertje dan? van mij. aha. oh. nou. en kan Thomas al praten? nee, die dat is veel te klein. ah. die kan niet praten. oh. wat kan ie dan wel, die Thomas? he, Josse? is geen Thomas. nee, dat is Ruben. he, maar wat kan Thomas dan wel? is Ab. ja, die is aan het werken. die moet nu even naar de w_c, geloof ik. moet ook gebeuren, he? kan Thomas al liedjes zingen? die kan het ook niet. he! een bromvlieg. nee. die loopt in het raam. het is een. gewone vlieg. een bromvlieg is veel lik veel dikker. hij doet zzwwzzwwzzz. een gewone vlieg loopt in ə raam. ja. ja. zo, Thomas, ga hier maar even zitten, zo. oh, dus Thomas is het broertje van Josse. ik dacht dat het een broertje van een ander jongetje was. nee.
nee? jij ben een jongetje van Thomas. nee, heeft Thomas geen ander broertje? nee. hm. ga jij maar eens even zitten. ja, hier even zitten. naast Thomas. ja, naast Thomas. het zal niet echt lekker zitten, denk ik, in de bak. nee. nee, he? in die bak is niet lekker. nee. niet het zit wel moeilijk een beetje, zo. wacht effe. oh, de toren. nou, staan. Ab. yes. Ab. Ab, Ab, Ab. zo. Ab is er al. kom maar, Josse. Ab moet werken. die komt straks weer. die gaat straks met jou een broodje eten. moet ik je sloffen uitdoen, want dit is niks zo, he? xxx nee. verschrikkelijk. wat een slechte sloffen zijn dat. hoppetee. Gerard heeft schoenen. die kan tenminste goeie schoenen betalen. moet je eens kijken, jongens. ja, kunnen jullie dat niet meer betalen? nee. oh. kijk. wat zielig. helemaal kapot. nou,. proefpersoongeld zorgen weer. dan kan je dat lijkt me een goed idee. Josse is ook binnenkort jarig, he? oh, ja. hij wordt drie jaar. ja, dat is waar. een proefpersoonkadootje. ja. ik krijg de zo zo'n trapauto. zo brandweerauto krijg ik voor mijn verjaardag en een fiets en de eendjes xxx. zo. wat was dat laatste, Josse. wat krijg je nog meer? ja. zeg een boek van de Babar. oh. hm. goh. nou, dan weet je dat. nou, kan niet allemaal natuurlijk. wel, kan ik wel allemaal. we kunnen niet allemaal geven, hoor. ik wil een trap, hele mooie brandweerauto. hele mooie brandweerauto wil ik. daar pas ik weer in. daar pas je wel in. ja. oh. ja, je hebt een heel klein brandweerautootje, he? he? je hebt een kleine brandweerauto. laat die maar eens zien, die brandweerauto. moet. oh ja. ben je poepjes aan het laten? dat is de brandweerauto. tuut. nou gaat ie. tuut ta tuut, doet ie. ta tuut ta tuut ta. ja. de lampjes kan wel aan. nou, kunnen ze wel aan? nee, kunnen niet aan. die kunnen bij die motor, die politiemotor, daar kunnen ze aan. ah ja. die heb je geloof ik ook wel gezien, he Gerard? ja. die lamp. en die kunnen wel aan. daar zitten batterijtjes in. jajajaja. ja, dat is een hele mooie. die kan zo praat ie. die motor die: hallo xxx. die zegt ie. ja, zegt ie dat? laat eens wat, laat eens horen. dat zegt ie. slow down, roll over. slow down, xxx. dat zegt ie. ja, ik hoor het, ja. maar wat zegt ie nou het eerste? slow down. oh, slow down. gaat ie harder. ja? eens kijken? ah, mooi, hoor. ja, die ziet van opa en oma gekregen. ik wil geen motor. maar nou wil ik een politieauto. oh. en opa en oma geven al hun geld uit om voor jou een mooie motor te kopen. he. en nou wil je weer een politieauto. ja, nou wil ik een politieauto. ja, je hebt natuurlijk al een motor. xxx. ahah! oei, wat gebeurt nou.
wat gebeurde er nou, Josse? een toren eraf gehaald. ah. had Gerard dat gedaan? wat, deed ik dat? ja. niet. oh. ik schop de toren eraf. ja, ik schrik me een hoedje. ben je boos? ja, ik Gerard schrikte me een hoedje. och. , jij schop eraf. ik schrik me hoedje. nee, ik schrok mij een hoedje. en jij schop hem eraf. ja, zo. ik toen schrok ik mij een hoedje. ik schrok mij hoedje. ja. jij jij schopt eraf. nee, andersom. wat ben je aan het niezen. moet je nog meer eraf halen. au. ik schrok me hoedje. ja. jij schrok je een hoedje. ja, jij schopt eraf. nee, net andersom. je bent aan het spelen, he, jij, ja. nou. je bent aan het spelen. nou ik. nog een keer. een grote hoed. een grote hoed? ik schrok me hoedje. ja. ik schrok me hoedje. oh. nee, vind ik niet leuk, hoor, als je met de dingen gaat gooien, Josse. dat gaan we eens effe opruimen. ja, die is prachtig. ja. en volgens mij is die ook niet zo snel kapot. nee, het ziet er vrij stevig uit. die heeft ook een stuur en een daar zit de politie. ja. die voor de spiegel. heeft ie een spiegel? ja. waar dan? xxx. o ja. kijk, die kan dat is een handrem, toch? he? is toch een handrem? en xxx dan. en deze dan? met dat stuur. ja, dat is om te sturen, ja. oeh. oeh, wauw. moet je eraf rijden. moet je eraf rijden? moet je met Josse even in de kamer rijden. o ja, nou dat is goed. niet in nee, maar niet in jouw kamer. blijf maar in deze kamer. nee. jawel. jawel, want anders dan hebben de microfoons niet daar. he? ja. dan komt het niet op de band. he? ja. de band! de bandrecorder. nee. de radio. niet de band van de motor. we kunnen hier toch ook rijden? of niet? zeker wel. ja, he? we niet rijden. jawel, man. in kamer van mij kan je wel rijden. ja, in de kamer van jou kan je ook rijden. maar hier kan je ook rijden. nee, hoor. jawel, hoor. nee, hoor. kan zitten. die is koek, een koek. oh, neem jij nog een koekje. jij ook. mag ik ook? ja. oh, vind ik wel lekker, ja. een stukje boterkoek, lekker. ik ook. hm. stukje boterkoek. hm. hm. hm. hm. en heb je Abel nog gezien? hm. ja? hoe ging het met hem? xxx raam kijken. waarom moest jij bij het raam kijken? he, Josse, je bent toch met Abel en Jeanet en Arjen en Marijn ook nog naar het strand geweest, he? ja? wat hebben jullie op het strand gedaan? zo hele grote. steel gemaakt. een heel groot kasteel gemaakt. van zand? o ja. ja. en dat heb jij gemaakt? ik gewoon geharkt. oh, jij hebt gewoon geharkt? ja. oh, je hebt het zand even een beetje aangeharkt? hm. hm.
en zag het zand er toen al heel mooi uit? nee, nog niet. en toen kwam je terug en toen was je helemaal bruin, he? had je echt rooie wangen en een rood neusje. zag je er plotseling uit als een. een buitenkind. ik was zo, heb ik fris neusje als ik in de strand ga, als ik zwemt. zo. en heb je heb ik fris neusje. oh ja, als je zwemt heb je een fris neusje. ja, dat is waar. heb jij nooit een fris neusje, als je zwemt? even een frisse neus halen. ja, jaja. denk ik. xxx goeie traktor heet. hele mooie traktor. die heb ik ook nog niet gezien, volgens mij. ach, heb je die ook nog niet gezien? nee. ja, er is een hoop bijgekomen in de afgelopen tijd. ja. dat heb je xxx. dat heb je wel gezien, deze traktor. nee, nee hoor. nee, die traktor hadden we wel al, denk ik, voor die tijd, maar dat kan zijn dat oh. ahm, brom. dits ook een mooie. ja, met een hele grote laadbak. en die is ook echt nou, toen we laatst op het platte land waren, toen kregen we je precies dezelfde soort wagens. leuk. ik krijg voor mijn verjaardag een boek. oh ja? van ə Babar. en ə ə trapauto. een grote trapauto. zo grote trapauto. ja. daar mag je ook mee. oh, dat is wel lief van jou. is hele mooie. trapauto. ja. en die krijg jij voor je verjaardag? ja. hm. dat krijg ik voor verjaardag. nou, dat is leuk. Konininnedag. is het dan Koninginnedag? ja. oh. niet Jossedag? wel. oh. nee, niet ə Jossedag. op je verjaardag is het geen Jossedag? nee. oh. op ə me verjaardag is het Konininnedag. op de feest was ə tr een trein. was ik met Abel op geweest. ja? ja. oh. ja, daar bij bij de Hogeweg. daar hadden ze zo'n klein treintje gemaakt. oh ja. en daar was Josse met Abel op het treintje geweest, he? toen ging je voor het eerst, helemaal zelfstandig op reis, he? ja. samen? en dan sta je daar als moeder. je kan niks meer doen. nee. je moet kaartje heeft die man kaartje gg gestukt. kaartje voor me gekocht. wie? die man heeft een kaartje voor me gestuurd. gestuurd? ja. ja, dan kregen alle kinderen een kaartje. ja. moesten ze dan aan die meneer geven. oh ja. nou. want daar moest je natuurlijk voor betalen, voor. dat is met een echte trein ook. die man was de trein ophalen. ja, was die man de trein ophalen? ja. hm. nou, dan heb gee geen trein meer gezien. nee? nee. nou, dat is wel jammer. trompet en de man was er ook bij. die gingen: toetoet! daar ging ie, die ging ie blazen met die trompet. oh ja. ja, dat was dat feest van opa en oma, in in Klimmen, Limburg. daar was Josse ook meegeweest. toen gingen we in een hotel slapen.
en toen waren we bij het huis afgehaald xxx de hele familie. met de harmonie en de schutterij. en toen mochten de kleinkinderen voorop marcheren. oh. dus Josse ze moesten met de kleinste beginnen. en de grootste, nou ja,. geensceneerd. en toen liep Josse voorop, samen met Tom, een neefje. oh. nou ja, dat neefje, dat is denk ik al. dat. en de muziek was er ook bij. ja. en toen zijn we naar de kerk gemarcheerd, he? en in de kerk hebben we toen nou, toen was er een mis. oh. toen heeft Josse heeft het wel een half uur volgehouden in de kerk. hm, heel goed. en toen ben ik maar eruit gegaan. en ik ook. ja. ja, jij ook? oh. en jij niet. nee, ik was er niet. nee. maar, ja, toen toen vooral die trommels en die trompetten en die grote trom, dat was natuurlijk toen was de kerk afgelopen, toen ben ik weer terug gegaan naar de kerk. toen werden we weer opgehaald. ook weer door een hele hebben wij mensen opgehaald. nee, ja, wij hebben opa en oma en die anderen allemaal opgehaald, he, uit de kerk. en toen kwamen ze weer met de muziek. toen gingen ze ons serenades brengen. ja, zo doen ze dat daar. ja, ik. xxx. buiten was de muziek weer. buiten was de als we weer terugkomen, was de muziek weer terug. oh ja. en toen zijn we naar het cafe gemarcheerd. en daar was een koffietafel. een koffietafel? ja, gingen we koffie drinken en vlaai eten en koek en broodjes. he, weet je het nog? ja. dus nou, dat. dat leeft wel voort. jaja. goh. was Tom en Ludo weer terug uit de kerk. ja, Tom en Ludo dat zijn de neefjes. die net boven hem zijn. en ik ook. ja ja, toen was je weer terug in de kerk. ja, en wat dee je toen ging het zangkoor zingen: hieper de piep hoera. ja, die katholieken, die gewoon in de kerk. ja. dat zou toch bij bij de gereformeerden niet kunnen. nee zeg, ga een beetje hiep hiep hoera in de kerk zingen. dat kan niet hoor. dat kan wel. nee, dat kan niet. oh. wacht effe, dit is niet zo'n goeie. ah. xxx. nog een keertje. nee, wacht effe, moeten we er effe iets anders doen. zo. oeh oeh oeh. ja. ah. ah. dat zegt xxx. het ziet eruit alsof je het meer hebt gedaan. ja. nog een keertje. nog een keertje? wacht effe dan. ja. blijf staan. nee, dan moet je blijven staan. een, twee. twee. oepla. en dan moet je zitten, zo. ja ja. je bent iets te ver doorgeschoten, zo. ja. en nu weer terug. zo. he he, effe zitten. nou grote beer en de kleine beer. ja. nou, regel dat eens. ja, grote beer die moet ook nog. en er waren dus driehonderd mensen op dat feest of zo. ja. ja.
en op het besloten gedeelte, het intieme gedeelte honderd zestig of zoiets. nou mag de kleine beer en de ah. grote beer. oh ja, nou. en wat moet hiermee gebeuren dan? nou, knuffelen natuurlijk. toch? moet ie zo uitdraaien. zo andersom draaien. en eruit draaien. net als wat wat Gerard met Josse deed? zo? dat bedoel je? en dan zo, zzzzt. zo? ja. oh ja. zzzzt. zo. nou jij met de beer. hm, vindt ie leuk. pus, pus, pus, pus! nou met de kleine. nou met de kleine beer. pus, pus, hoeps. hups. ik moet effe naar de wc, hoor. hups. hups. oh, de beer zijn vest is uit. vest is uit. ja. vest uit van de beer. daar, eruit! ho, rrrrr, trom. xxx traktor weer. we gaan rijden. ja. uitstuur xxx. xxx. dat is wel een mooie traktor, zeg. een rooie traktor is dat. oh, een rooie. een mooie rooie traktor. die heef ook een trapje zeker. wat heeft ie? een trap. een trap, ja. en stuur heeft ie ook. ja. twee trapjes heeft ie. kijk maar, een twee, zie je wel? drie. nou. dat is drie. en dat is vijf. oh. nou, dit zijn toch twee trappetjes gewoon. oh. twee zijn dat. twee zijn dat, ja. xxx alleen. die die traktor moet die dat. en daarop. moet de aanhangwagen erachter? hm, je kan hem beter neerzetten. oh, hij kan ook nog aan de voorkant. ja, dat is makkelijk. ja. hier kan ie ook. ja, zo. ja. au. vind een beetje achter xxx. dat is eruit. wel nog met de autos spelen. ja, gaan we met de autos spelen, nou goed. ik had de autos van van Ludo en Tom gekregen. ja? die autos, niet de traktors. niet de traktors ook. Josse, kijk eens uit voor die radio. ja. nou, het gaat wel goed. ja, gaat het goed? ja. Gerard. ja. dat mag je mee naar huis nemen. oh. ja, dank je wel. interessant. zit xxx. daar staat xxx op. daar staat mijn Gerard op. ja, ik zie het, ja. leuk, ja. nou. dat is ook Gerard. ja, dat is ook Gerard, ja. jij ben ook Gerard. ja, ik ben Ruben zo gaat huilen. ja, zou die honger hebben? zou Ruben honger hebben? nee, hij heef al gedronken. ja, dat is waar. nou. ging met met de autos spelen. oh ja, we gingen met de autos spelen, ja. ik heb een autootje van Joris gekregen. ja. die autos met donker ramen. met donkere ramen, ja. dat is wel een leukerdje, die. die kan rijden ook. ja, natuurlijk. wat een mooie, zeg. die die kan niet rijden, die die die nee, die moet nee, dat was eigenlijk iets anders. dat die konden langs de muur naar beneden rijden. maar nu, dat kan nu niet meer, volgens mij. die kan wel nog. ja, kan het wel nog? of nee, nee, het moest een gladde oppervlakte zijn. dus je kon langs de deur. nee. hm.
het was dat dat spul dat kleefde een beetje. je moest het op. jaja. nou, het heeft geloof ik een dag gedaan gewerkt. ja, dat is xxx. ik? ja, jij blijft gewoon thuis. ga je nou? ik ga straks even. even weg. ik wil ook mee. ik moet even voor controle. mag ik die auto eens zien? kijk, is ə blauwe auto. ja, is een blauwe. oh ja. is een raceauto. is een raceauto. daar kan een man in sturen. daar kan een man in sturen en een vrouw niet? nee. een vrouw mag niet ə een met een man. waarom niet? is voor de man alleen. nou, is duidelijk. je hebt wel een sexistische opvoeding gehad zeker. ik denk het ook. ik heb een xxx. patronen. ja. ja. nou, ik heb ook gekeken, ja. oh, die xxx. ja. ik ga alleen rijden. maar. die gaat alleen racen. die gaat alleen racen. ja. ga alleen racen. hm. die kant die bij de boodschappen staat er daar bij ook een raceauto die bij. bij de boodschappen? ja. ja, bij Albert Heijn? ja. oh. boodschappen? van opa en oma. oh ja, ja, weet ik wat je bedoelt. als je kent wel die dingen die op elke winkelcentrum staan en wel minstens vier of vijf. en daar gaan die kinderen dan opzitten. en daar moet je dan geld ingooien. ja. nou, ik gooi er haast dus nooit geld in. maar ja. als Josse met opa en oma boodschappen gaat doen, dan rent ie altijd naar een racewagen toe. en dan staat oma al meteen klaar met haar portemonnaie. en dan gaat er een gulden in. dan kan je zo sturen he? ja. is van die raceauto is die nog een ding op. daar kan ik op stampen. op dat ding. wat voor ding is dat dan? een stamp. een stamp, daar kan je op stampen. ja. ah ja. ha. is ook een beetje zo, auto. ja. heb ik ook van Ludo en Tom gekregen. hm. en daar kunnen geen vrouwen in? nee. heef ə dertig wielen. heef dertig wielen, heeft ie. heeft ie dertig wielen? ja, die raceauto. oh. tel ze eens, dan. he? tel ze dan eens. he? tel de wielen eens dan. nee, tel de xxx. ga maar effe tellen: een, twee. een, twee, drie. drie. dertig. ga maar puzzelen met mij. xxx. ja, jij gaat snel het onderwerp omzeilen, he? ja, klets er maar overheen. is een kwestie van testosteron. ga nou met mij. ga maar met mij puzzelen. gaan we met jou puzzelen. ja. nou. xxx eruit. en deze eruit. de rest kan niet. nee? zo kan het niet. nou. het niet. jawel, dat kan wel. als je hem nou omkeert, gewoon. dat heb je toch al zo vaak gedaan? er zit toch nog een heleboel onder? ik kan het niet. moet jij het doen. wie? kan het ook niet. ja. oh, kijk nou. het babytje is eruit gevallen. jeetje. nou, zo wordt het een stuitbevalling.
dat moeten we niet hebben. nee. zo moet ie. dat niet ook nog. he? nee, dat moet ie niet. nee, moet ie niet zo? nee, dat moet ie. niet. zo moet ie. oh ja, heel goed. ja. zo moet die baby. hij moet niet andersom. ah. kijk. ja. is van ə daar, de brievenbus. daar kan ik instoppen. is van de brievenbus? ja. ja, dat moet je instoppen. is stuk. nee. wel hoor. nee, dat kan je toch gewoon erin doen? nee, dat wil niet. ah jawel. dat wil eens niet. kijk, kijk dan, zo. dat is stuk. kijk zo. zo is ie toch goed? nee, dat is moet niet. dat is niet goed. hij moet zo. hm. hij moet zo. ik geloof er niks van. nee, hij moet niet zo. nee. moete papa erin. ja? geen mama. geen mama? nee. er moet een papa in. ja. is geen mama. maar een papa met een baby in zijn buik? ja. heb jij dat wel eens gezien? he? heb jij dat wel eens gezien, een papa met een baby in zijn buik? baard. oh, een baard, ja. de papa van mij die werkt. ja? en zo hoort het ook. en mama die die zit thuis. en baart de kinderen. ja. kijk. ja. ik kan dat niet. nou, als je het nou zo probeert, kijk eens Josse. zo. ja, zie je wel. toetoeroet! maar hij is toch nog niet klaar, he? wat? hij is toch nog niet klaar? is een grote auto. ja. die is. helemaal woon rijden. woon rijden. die kan zo. zo. nou, ik heb de puzzel afgemaakt. nou van de zeehond. van de zeehond? ja, er is ook nog een puzzel met een zeehond. oh. wat ga je nou weer doen? wat ik nu weer ga doen? xxx. een boek. een boekje heb ik gepakt. nee dat is toch niet de puzzel van de zeehond? dat is een babyboekje. xxx. een slaapboekje is dat. ja, is echt. daarom is het zo zacht. is van mij. ja. ga maar zo andersom. oh ja, hij moet andersom. zo moet je lezen. nou, moet je even voorlezen dan. zo? ja. ja. zeg maar wat er allemaal staat. auto en het bus. erop staat. is een buggy. ja. nou, brommer is dat nou. wat? ja, brommer. oh, hier. en fiets. ja. en een kinderwagen en een buggy. ja. nah. vrachtwagen. ja, goed. en wat staat hier? dertig. dertig. heel goed. we gaan rijden. ja, dat is een beetje een babyboek. niet doen. nee, ik heb xxx. maar dat is wel het leukste. xxx. ja, een beetje de bloemetjes buiten zetten. jij mag de xxx. nadat de opname afgelopen is en ik op het punt sta om naar huis te gaan, zegt Josse. ik vind niet leuk als je naar huis gaat. okee chet begin maar. mieke loopt op de stoep. opeens ziet ze. een ijscokoopwagen. ze koopt daar ijs. ze koopt drie bolletjes. ze vindt het heel lekker. opeens struikelt ze.
de het ijsje valt op de grond. nu huilt ze. ja. anne en joop lopen op het strand. anne uh maakt een zandkasteel. en joop gaat vissen. joop wil wil de emmer hebben. maar. anne zegt “nee ik had hem”. maar toch pakt joop de de emmer af. nu huilt anne. ja. mieke en jan en vader &~lo wandelen in het bos. mieke heeft een bal meegenomen. ze speelt met de bal. uh. uh bonzo &~pa gaat ook met de bal spelen. mieke gooit heeft een bot bij bij haar. uh ze geeft het aan bonzo. bonzo begraaft de bot bot. uh bonzo slaapt. nu. um mieke loopt op de stoep. ze ziet een man met veel ballonnen. de man geeft mieke een ballon. mieke heeft een mooie ballon. opeens struikelt ze over over een wortel van een boom. ze laat de ballon los. nu huilt mieke. ja. nummer vijf. um. een man loopt in het bos. en. joop ook. joop &~g uh heeft een bal bij zich. hij gaat voetballen. joop. zegt “ik wil die krant”. &~h &~h hij pakt de. krant af. hij hij rent snel weg. de man rent hem achterna. dan valt hij. en pakt de man de krant weer af en gaat weer op het bankje zitten. dit. de jongen huilt. ja. nummer zes. mieke en moeder zitten op de bank een. boek te lezen. mieke pakt een een uh pakt de wol. uh ze geeft het aan de kat. de kat krijgt ook een vis. &~z zij eet de vis op. nu ze. en spint. okee. prima. okee chet begin maar. joep heeft een kikker gevonden. zijn hond snuf ruikt de kikker. savonds gaat joep slapen. maar de kikker &~kl &~g klimt duruit. smorgens als joep wakker wordt en snuf ook zien ze um dat de kikker weg is. joep zoekt. “kikker waar ben je”. “kikker waar ben je”. “waar ben je toch gebleven”. hij zoekt overal. hij keek naar buiten. en snuf heeft heeft nu de pot. om zun. kop. hij roept “kikker waar ben je”. “kikker waar ben je”. snuf valt uit het raam. de pot is kapot. joep zegt “domme hond”. “waarom val je toch ook”. “kikker waar ben je”. “woef woef” zegt snuf. joep kijkt in een gat. en. snuf springt. bij bij een bijenkorf. opeens komt een mol naar buiten. &~j joep schrikt. opeens valt de korf van van de boom. de bijen komen eruit. de bijen gaan achter snuf aan. joep joep keek net in een hol van een boom. en nou komt er een uil uit. joep schrikt heel erg. en hij valt uit de boom. joep. joep is bang voor de uil en gaat gauw op een steen staan. op hij houdt takken vast. dat denkt hij. maar het is een hert. nu zit zit hij op de kop van een hert. de hert. gaat naar. naar een afgrond. en snuf gaat mee. &~d daar laat hij joep vallen in de modder.
ah shit ik heb fout! ik heb die. ah nou uh dan ga je even terug en begin je daar weer uh. ja. ja? dan valt joep. en snuf valt ook. in de modder valt hij. snuf gaat gauw op joep zun hoofd zitten. zegt joep tegen snuf. “ik hoor wat”. hij gaat kijken. hij ziet daar twee kikkers. hij heeft zun kikker gevonden. zegt hij tegen de kikkers. klaar. okee. prima. Peter moet apparaat kijken. Peter mag strakjes nog even apparaat kijken. maar mama gaat nou eerst even koffie inschenken. zouden de. muziekjes even uitmogen? ja natuurlijk. xxx. zo. zo. kunnen we goed horen wat jij zegt. dat is zo mooi. als ie 'nsmiddags geen zin heeft om te gaan eten. ja? ik ga wel eten. ja. ik heb honger in mijn buik. mama geen honger in buik. ha. nee. dan mocht het allemaal niet. xxx. nee nee nee. jij had zo lief koffie gezet voor Frank. weet je nog? je had het koffieapparaat aangezet. xxx. ja. strakjes gaan we nog even apparaat bekijken. eerst koffie. wil niet &~ə koffie. wil niet. Peter heeft op. kom je mama helpen koffie inschenken. kom maar. nee. kom maar mee naar de keuken. Frank zit jouw boek te lezen. mag dat wel? had jij toch gekregen van Frank. he? apparaat staat daar. ja hoor. het apparaat staat er. mama niet koffie gezet. jawel. ik heb koffie gezet. melk. melk. want Frank drinkt melk in zijn koffie. koffie. xxx xxx melk. en mama neemt suiker. xxx. weet je wat? mag jij zijn kopje dragen? xxx. en die ook. en die ook. nog eentje. ho mis! nog een keer. ho. nog een keer. goed zo. Peter xxx. hupsa. Peter xxx. pak Peter de klok. de klok? die gaat aandoen. ga je hem aandoen? koffie. koffie:! aan. xxx. zo jongen. nou heb ik even twee handjes nodig. zo. ah: koffie. zo. dus uh zaterdag gaan jullie er vandoor. zaterdag xxx. ja. komt een beetje onhandig uit. we hebben vrijdag eerst een bruiloft. o. ja. kort op elkaar he. zijn we niet echt blij mee. maar. we hebben ook niet zo 'nn zin om zondag pas te gaan. ja. toch wel ja. zo snel mogelijk daar zijn. natuurlijk ja. niet echt handig. hallo. wat heb jij daar in je hand? klok. een klok! aan. hij is aan he. hij zegt. Peter. wie heeft hem aangedaan? daar dat is Peter heeft echt gedraaid. o je hebt gedraaid? uhhuh. Peter maak &~ə aan. Peter maak aan. jij maakt hem aan. ja. even ietsje hard zetten. ietsje harder zetten? o nou hoor ik hem helemaal niet meer. nou heb je hem zachter gezet. nou is ie uit. nou is ie uit. ja. &~tec. hij tikt weer. nu gaat ie ietsje harder. als je eraan duwt. nou is. ie hard. nou is ie hard. ja. nou zijn aan branden. wat zeg je? lamp. branden. &~hamp? o ja. daar zijn lampen aan het branden ja. ook als je niet kijkt.
dan doen ze het ook. nou is het ook. mag ik hem eens even kijken &~ro Roos wou ik zeggen. net alsof ik tegen mijn eigen dochter praat. Peter. mag ik even kijken? zacht. mag ik even kijken. van dichtbij. is ie nou is het uit. laat es zien. laat eens zien. uit. ja. en doe hem eens aan. ja. nou is ie weer aan. he. zacht. en zegt ie straks? ja. kun je wel he knappe jongen. aan maak. mag op. op. Peter kom maar. Peter. wou je ook een koekje? op. he? moet Peter dit. wil jij ook een koekje? alsjeblieft Peter. een speculaasje. wat staat er op jouw trui. &~fanən. nou het is een koe. maar dit is dat van boven een beetje moeilijk te zien he. koe. een koe. ja. een koe. mooie trui he. het is wel grappig. het viel me vandaag op. we waren aan het fietsen buiten. hij zegt dan hij vindt het leuk als ik over het gras fiets. ja? dan zegt ie “op de gras”. maar gaan we er weer vanaf. “af de gras”. ja ja. en. &~tft vanmorgen viel het me ook op. ook “af de trap”. ja. heel consequent in feite. inderdaad. het is ook een beetje een uitzondering he, af. in de zin dat je het erachter zet. ja. xxx. terwijl alle andere voorzetsels ervoor staan. ja. &~ku je hoort het wel veel hoor bij kinderen. dat ze dat zo uh heb jij een lekker koekje? heeft Peter een lekker koekje? hij wordt zo 'nn echt mannetje he. dat babyachtige is er duidelijk af. ja. precies. is heel grappig om dat zo te zien. ja. dat je een grote vent wordt zei ik. niet te geloven als je dat ja. die foto die daar staat is van augustus vorig jaar. ja:. is een groot verschil. toen ie net zelf begon te eten. wat een baby het daar nog was. ja. en nu. nou ben je een echte uh &~b echte bink. bink ja. een bink ben je. wat nou? o even knuffelen. dat is het nieuwste. mama. vooral als het bedtijd is. ja. betekent dat ook dat ie dan het naar bed gaan nog even wil uitstellen. dat gevoel heb ik wel ja. ja. tenminste. het moment dat ik wegga. apparaat kijken. want hij vindt het &~ni helemaal niet erg om in bed te liggen. apparaat kijken. apparaat kijken. ik wil best even met jou het apparaat kijken. als je maar niet denkt dat ik daar een uur ga staan. apparaat. eventjes. heel eventjes. lamp. kijk. met mama. o. met mama? eigenlijk zou Frank het bijna beter voor jou op de grond kunnen zetten. maar ja. dan krijgt ie zo 'nn boeiende tekst. ja. hij draait. hij draait. hij draait. lamp aan. wat hoor je? precies. en dan heb je het wel gehad. &~əsədə dat is ongeveer de standaarddialoog. ja. ja. dat gaat Peter opendoen. o je gaat hem opendoen. je gaat hem opendoen. toe maar zeg.
je had al hele plannen. o moet die weg. doet ie het? lamp zijn aan. dicht. waar is ie nou? waar is ie nou? heb je hem verstopt? open. ja. is ie weer open. lamp is dicht. en dicht. ho! waar is ie nou? alsjeblieft. wie is dat? Bambi. ja. is Bambi. en verder mag ik Bambi wel houden denk ik. he? waar is ie nou? is ie uit? aan. o hij is aan. draait ie wel? wel:. wel. of staat ie stil? wel: aan. wel aan. he. hij is wel aan. nou is ie dicht. nou is ie dicht. Peter doet hem weer terug. doe je hem weer terug? lamp zijn uit. lamp zijn nou uit. lamp zijn uit. maar hij was aan. nou zijn ze o! toch aan. ze zijn uit. nou zijn ze aan. uit. nou is ie uit. die. zit die. zit ie daar? Peter koptelefoon. Peter heef koptelefoon. heb jij een koptelefoon? is die van jou? nee:. die is van Frank. wat hoor je? stofzuiger. hoor je mama niet praten? op een grote paddestoel Peter gaat koptelefoon Peter hebben. als je nou een liedje zingt. dan hoor je jezelf zingen. ho. weet je dat dit uh o. o ja. aan aan de andere kant ontbreekt het al het viltje. ja. geloof het wel he. ja. ik heb ooit nieuwe uh kussentjes besteld bij Sony. ja. ja meneer die zijn besteld. een paar weken. dat is nu inmiddels een half jaar geleden. hopeloos. zo. ben je klaar met de zuiger. Peter ga. zo apparaat vroeger zat er zo 'nn Tandywinkel in de buurt. en daar verkochten ze al dat soort van spul. ja. die is opgeheven. en ik weet niet waar ik nou naartoe moet voor dit soort dingen. nee. nou inderdaad reguliere zaken. zaken als Staffhorst of zo. maar die moeten allemaal bestellen. ja. want die gaan. die die ja. van de officiele fabrikant en zo. ja. en nu? open. open? hm. ja. doet Frank nou? ik snuit mijn neus. nog steeds een beetje hooikoorts. o heb je ook last van hooikoorts? ja. maar ik had het eigenlijk nog nooit eerder gehad. o. is voor mij. nieuw. lamp &~s. gaat aan. echt van buiten? of of denk je dat je ook last &~van &~de &~cavia hebt. ik weet het niet precies. nou. nee. het is heel aspecifiek volgens mij. hm. want Andre die &~ni bijvoorbeeld die kan niet tegen die cavia. nee? het is echt. binnen tien minuten als ie hier zit dan uh. begint ie krijgt ie rooie ogen. ja. begint een beetje te piepen. piepende ademhaling. en als ik de cavia weghaal. dan kan het hok vuil zijn. dat maakt niet uit. nee nee. is typisch als de cavia zelf weg is. is het over. ja. nou Jeroen heeft ook. wat last van hooikoorts. maar dat begint nu juist minder te worden. dus kennelijk is waar hij gevoelig voor is. uh zo 'nn beetje uitgebloeid nu. ja.
hij weet ook niet wat waarvoor hoor. als je het heel precies timed dan zou je dat. kunnen nagaan. ja. als je het correleert met de uh. bloeien bloeiende bomen en zo. indringers? doe dat nou niet! zo jongetje. mama Jiska! ha. de postbode. mama gaat haar koffie verder opdrinken. xxx. Peter moet apparaat kijken. strakjes weer. maar nou is het even genoeg. laatste keer. laatste keer open. doet ie het nog? oh. zo. nou gaat mama haar koffie drinken. op op arm. Peter gaat verder koek eten. ga je verder koek eten? lekker. vind ik een goed idee. ga maar verder koek eten. en weet Peter al van de vakantie? nee. hebben we niets van gezegd. nee. uhhuh. en het is een nog ook nog een onbekend begrip. misschien? het is uh ik denk het wel ja. hij hij kent het huis op zich. hij is er vorig jaar ook geweest. maar o ja. en hij weet wel van: als mensen op vakantie zijn dat ze er dan niet zijn. van buurmeisje en zo. ja. maar uh. ik denk dat het begrip van als je zelf op vakantie gaat dat je. dan weggaat. dat dat nog een beetje uh moeilijk is. behalve als ie het. daadwerkelijk meemaakt als zodanig. ja. precies. dan wordt het duidelijk ja. dus uh nou en bovendien moeten we dus vrijdag uh vrijdagmiddag. past het buurmeisje voor een groot gedeelte. op hem. en &~b zijn brengt hem ook naar bed. en dan wil ik hem niet van te voren ook nog onrustig maken met verhalen over vakantie. nee. dus dat zeggen we zaterdagmorgen wel. van “vandaag gaan we op vakantie”. verrassing! hommel. vast wel. hopelijk werkt het weer ook een beetje mee. ik hoop het ook. ja je hebt gelijk. ik zie hem ook de hommel. een hommel? een hommel. in de tuin? in de tuin. ja. voorlopig is de voorspelling dat het vrijdag. oe:! wat zei jij? wat zeg je? &~ə: Peter. in tuin. nee. dat kan nou even niet. dat doen we straks misschien. nou blijven we even binnen. maar ja. ik geloof nooit dat het in in juni juli drie weken achter elkaar koud blijft. nee. nee hoor. dus dan heb ik liever dat het nu fris is dan dat het uh ja precies. ja. en het is al gauw mooi in Zeeland. ah daarom. het waait uh het meeste waait over. qua buien. maar ik zou het wel leuk vinden als hij uh een beetje aan het strand? een beetje in het strand kon uh rommelen. dat is hartstikke leuk. ga je wat anders doen? hobbelpaard. o hobbelpaard. o ja. dat had ik je daarstraks eigenlijk al beloofd. dat is waar. dat vroeg je een half uur geleden al. ga jij lekker paardrijden. voet gaat &~ə op:. voet? gaan je voetjes er dan op? o. klok. klok mee? klok. &~e even. weg. klok even weg he. Peter mag erin. wil je erin? mooi is dat. benen erin! oei. zo.
ah de ridder te paard. precies. hoei. daar gaat ie hoor. Ivanhoe Ivanhoe! waar ga je naartoe. op je paard? rijen. je gaat lekker rijden. lamp zijn aan branden. ja hoor. dat heef Peter open gedaan. dat heeft Peter open gedaan ja. hij is weer dicht. nou is ie weer dicht ja. hij draait. en hij draait. en hij draait. drie kwartier lang. wordt het paardje niet moe? nee nee. nee? wordt het niet moe? kan ie nog heel: lang rijden? moet ie even wat eten? nee. zit vast. hij zit vast ja. dat is wel de bedoeling in ieder geval. wiebelt een beetje. volgens mij mogen er wel wat schroeven aangedraaid worden. wil uit. wil je eruit? ben je klaar? weet je nog van wie je dat hobbelpaard gekregen hebt Peter? van Aart. van Aart. van Aart gekregen. ja. mama Peter uit pakken. Peter wil bal schop. geven. wat zeg je nou? bal schop geven. ga je de bal een schop geven? ga de bal maar een schop geven. doe maar. ja. goedzo:! voetballen. xxx. voetballen met Jiska he. vindt Jiska leuk. schop geven. goedzo! nog een keer. ja. goedzo:. dat kan jij goed zeg. boing. dat ging niet helemaal goed. nog een keer proberen. wat wil je nou oh. o je doet het nodig een keer. vallen. je doet het expres. hallo. waar ben je? je bent gewoon je valtechniek aan het oefenen. ben je weer je valtechniek aan het oefenen? maar Jiska staat maar te wachten op die bal joh. ah. voor Jiska. voor Jiska. je keek naar mij. en je gooide naar Jiska. precies. Peter heef hard gegooid. had je gegooid? zit &~ə oh. is de bal weer goed. o: wat vindt Jiska dat leuk. Peter gooit die. Peter gooit. Peter gooit he. nou je begint zo langzamerhand aardig te werpen. over garage. over de garage. over de garage ja. gooi nog maar een keer. xxx gooien hoor. ja. binnenkort moet je toch om de meubilair gaan denken. echt een beetje gaan oppassen. zo! dat is knap van Jiska. Jiska kan goed vangen he. doet ze het weer! zo. met haar tanden. doet ze het weer! dat is nou. een knappe hond. hier. mag ik ook een keer. even kijken. hoep. hola! de bal zei piep. de bal zei he. Jiska maak stuk. maakt ie hem stuk? nou:. er komt een deuk in. maar voor de rest Peter nou mag Peter. gooien. nou mag Peter gooien. kan jij de bal ook weer rond maken? zeggen. moet ie piep zeggen? er zit een deukje in. zegt kom eens. even rond maken weer. ho. voor Jiska. je krijgt de kans niet. nee. kijk zo. nou is ie weer rond. was ie even stuk. was ie even stuk? er zat een deuk in. ja. daar komt Jiska weer. weer stuk. is ie weer stuk? stuk. zo. ho! moet ik hem gooien? kijk. ik ga hem even maken. ja. hopla. en dan maakt &~ə weer stuk.
ze maakt hem weer stuk. o nou ga jij hem. stukmaken? ga jij hem heel maken? of ga je hem stuk maken? een deuk. deuk. een deuk ja. dan komt er een deuk in. wat gooi jij hard zeg. nou is de deuk weg. ja. als je hard knijpt dan wordt is de deuk weer. is die er weer? weer weg. en weer weg. hupla:! Jiska springt in de lucht. en hap. weer deuk. deuk weer:. maakt ze. weer een deuk. ja. dat gaat Frank niet. meer meer wil je hem maken? &~pratə. weer ronde maken? Frank gaat nog. nieuwe dit gaat om lucht. ja. ik moet ik de bal weer rond maken? bedoel je dat? ik denk het wel. kijk eens. kijk. Frank gaat hem rond maken. ik zal hem weer weer rond maken. ga maar kijken. als het me nog lukt. allemaal van de hondespuug eraan. Peter moet. hij wordt zo glibberig. mama schop. samen ja! kijk. &~s samen rollen. Peter rollen. o. samen rollen? Peter even. met Jiskas bal? of zoeken we je jouw eigen bal? waar is je gele bal? geen. niet met de gele bal? hier. gele hebben. wel met de gele bal he. wil Frank vast wel even pakken voor ons. even Bob wegzetten. hoep. mama zitten. mama zitten. kom maar. hebbes! daar komt ie. naar Frank. naar Frank? nou naar Frank? dan kom ik wel even hier. ja. gaat ie naar mama. en dan gaat ie naar Peter. hoepla. o. en: dan gaat ie weer naar mama. en naar Peter. waar is de bal nou? in keuken. in de keuken? nee. hij is in de gang. ga je hem niet pakken? dat was bedoeld om langs de stoel te gaan. daar is Frank. naar Frank. ik heb hem. naar:. mama. ik heb hem. voor Frank. voor Frank? of voor Peter? voor Frank. voor Frank? voor Frank. hebbes. voor. Peter! voor:. mama. voor Frank. of voor Peter? voor Frank. voor Peter? voor Frank. voor Frank. voor:. Peter. ja. mooi gerold. dat ging fout. dat is het leukste van alles. voor. voor Frank. dan kan je niet. effect geven he. je probeert hem sidespin uh te geven he? voor: ja. voor: mama. lachen! voor: Peter! en voor Frank. doe maar naar Frank dan. die kant op. voor:. Peter. moeilijk vangen he. zo. &~ə voor Frank. voor Frank. voor Frank. en voor wie is ie nu? Peter. o ja? Frank. voor Peter. is ie voor Peter? echt waar? daar gaat ie. daar gaat ie. een. twee. drie! voor wie is ie nou? voor wie is ie nou? voor mij? en nu gaat ie naar: Kareltje. nu gaat ie naar Kareltje. ja? dat gaat Peter pakken. gaat Peter hem pakken. xxx. Peter xxx. Kareltje kan niet vangen he. goedzo. naar mama. voor Frank. ik mag hem niet naar hem toe gooien he. voor &~mam voor Frank. voor Peter. voor Frank. Peter? voor Frank. nou vooruit dan maar. voor Frank. voor:. voor wie? voor Peter.