text
stringlengths
96
60.7k
voor wie is ie? voor Frank. hij ligt in het midden. ja. hebbes. voor Frank. je zit er aan vast. ho! oh oh oh. hallo jongen. wat kom je doen? hallo. even: rondje rennen. even hardlopen. &~hə:! hoho:. &~hə:! hiepsa:! wat was je aan het doen? Peter staat aan. ja. hij staat aan ja. de huiskamersprint. ohoho! wat ben je aan het doen? wat ben je aan het doen Peter? televisie pakken. o. de televisie pakken. ah ja. die kan ook aan he. Jiska grijpt de kans. wat heb je hier dan? afstandsbediening. afstandsbediening ja. werkt die daar ook op? moet je op de knopjes drukken he? druk maar op he knopje zo. dan gaat die televisie aan. zo. gaat ie aan. hoor maar. nou ja. dat deed ik met mijn hand he. hoep. bim bam bom. xxx draaien. ja. xxx draaien xxx. voorzichtig. anders gaat ie stuk. dat kan. ja dat zit een beetje los. moet je vast doen hier. wat staat er allemaal op? een zonnetje. en een. kerk. dit zijn klokken. wat doe je nou? wat doe je nou? televisie aandoen. televisie aangedaan ja. bim bam bom. bim. bam bom. Vader Jacob is het liedje. weer aan. vader Jacob slaapt gij nog. alle klokken luiden. hola! zo gaat ie wel stuk hoor. daar gaat ie wel kapot van. doet &~ə nog. hij doet het wel ja. nog wel. bijna was ie afgelopen. bijna was ie afgelopen ja. nog een keer. vader Jacob. wat zie je allemaal? &~ə mannetje. mannen? een mannetje he. nou is het. afgelopen. nou is ie afgelopen ja. en nou doe je hem weer aan? beetje aan draaien. daar is het vast. daar is ie vast he. maar jij kan hem los draaien. ja. nou is ie weer los. nou is het vast. ja. nou zit ie vast. en zit ie weer los. moet je maar even zo doen. is een beetje vreemd. xxx. o. het schijfje dat is los. hee. hop! maar hij draait nog wel. hij draait wel ja. dit is Bob. Bob zit op schoot. wat ga je doen met Bob? zitten. moet Bob ook met de bal gooien? kom eens. xxx. naar wie gooi je de bal? Bob gooit de bal. wat deed Bob. en deze bal gooi ik naar Peter. ho. een. twee. hup. pardon. voor wie is die bal? voor Peter. o ja? voor Peter? ik geef hem aan Frank. zo. naar wie moet de bal. Peter. Bob. nu naar Bob. daar is ie weer. zo:. en naar wie moet ie nou toe? Peter. naar Peter? waar is Peter dan? hier:. o daar! ja. gevangen. zal ik hem laten stuiteren? ho:! wacht eventjes. daar kan Bob niet bij. nou gooit ie hem weer naar Peter. of naar Jiska. of Peter. naar Peter? hoep. hoep. ho! nou is ie helemaal weg. daar kan Bob niet bij. help. de bal is weg. ga jij hem even pakken. bal is ie daar:.
is ie daar? weet je wat? we gaan hem samen pakken. zo. Bob loopt ook naar de bal. ik zie hem geeneens. waar is ie nou? daar:! pak hem maar. hebbes! hebbes! hola. hola! hebbes! Peter heeft hem. Peter heeft hem. o. er staat wel een uh soort schaaltje. jonge vriend. Peter gaat onder bank. &~tsist. nou is ie daar. uh dacht ik. daar. ja. achter de stoel. daarzo. achter de stoel Peter. hier. bij Bob. hoep. o: in bank. hier was ie. dat lukt niet he. hij had een spelletje. Jiskas bal onder de bank door te rollen tot bij de verwarming. en dan er achterlangs te schuifelen. de bal weer op te halen. maar het lukt niet met die bal. die is te die kan niet die is te groot. die kan er niet onderdoor. Jiska bal moet onder bank. Jiska bal. Jiska bal onder bank. die conclusie heeft ie dus ook al getrokken. ja. Peter xxx. paste ie er niet? waar is de bal nou? hier. helemaal erachter. onder de verwarming. hier was ie. hier was ie. hier was Peter. hier was tie Peter. hier was Peter. voor Jiska. voor Jiska. nou mag Peter gooien. ja hoor. nou mag je gooien. zit &~ə ah! de deuk gaat er vanzelf uit. floeps! floeps floeps floeps floeps! wou je er langs? o ja. dat heeft ie ook met voorzetsels. uh voor mama. dat is duidelijk genoeg. maar als ie iets aan mama geeft zegt ie ook “voor mama geven”. ja! o ja. dus dat aangeven dat is hee. ja. en dat dat corrigeert ook niet. ik ik &~vərb ik verbeter nou ja ik verbeter. ik herhaal het iedere keer juist als ie dat zegt. xxx. ja. ja. maar dat slaat nog niet aan. dat uh nee. zullen we even kijken bij je boek. telefoon! telefoon. maar je had hem op zijn kop. en wat is dat? dat is een raadselachtig object. au au au au au! zit je mijn duim ertussen te knellen. een spiegel. hola. nog mag ik nog boefje. hoepla! hoera! precies. gooien moet je met een bal doen. ballen zijn om te gooien. boeken niet. boeken zijn om te lezen. maak jij een deuk? in de bal. ja he. dat ben je aan het proberen. mooi zo. ga je lekker rollen op Bob. het is ook een zalige beer voor dat soort dingen he. boing! boing! boing! ik ga even in het boekje kijken. een deur. en een raam. en een stoel. bank. klok. Peter. kom maar. televisie. televisie. koelkast. wat is dat? tafel. tafel. kan open. hij kan open hoor. klok. weg de klok. weg klok. waar is de klok. daar is klok. daar is de klok. en daar is de televisie. televisie. en daar is het apparaat. hier. dit is kan niet aan. kan niet aan. klok. een klok. klok. Peter zet klok aan. Peter zet de klok aan. nou is het aan. nou is ie aan. weg klok. even kijken. weg klok.
is dat? lamp. een lamp. en: dat is een. bed. is dat Peter zijn bed? nee. nee? heb jij niet zo 'nn spijltjesbed. weer weg. telefoon. nou zeg! vind je mooi he. met een boek gooien. Peter met Bob. Peter met &~ə Bob. Peter met Bob. wat ga je met Bob doen? pakken. ga je hem pakken. eigenlijk vind ik hem wel een beetje op Barend de Beer lijken. ja. herinner jij je dat nog. ja. inderdaad. &~əwe een &~po Bob voor Frank. pompepom pom pom. wat moet Bob doen? Bob. moet Bob dansen? ah: wat zielig! Peter pakt pak hem. Peter pakt hem. geef je hem een kus? denk om Jiska. en nu? heb je hem op zijn bolletje gestoten? nee nee. o nee nee. is Bob lief? wel. Bob is je grote vriend he? ho! je gooit jezelf om. met je wilde gezwaai. kijk. jij deed zo. nou. nu is het weer aan eigenlijk. neem ik aan. zullen we nog even kijken? dat moet je niet voorbij laten gaan die kans hoor. precies. eventjes kijken. hij draait weer. gaat het lampje aan. aan. als je praat. praat praat praat. dan gaat ie aan. en als je een liedje zingt gaat ie ook aan. kijk. poesje mauw is me dat lachen. stort ter aarde. wat hebben we hier? een neeschuddend eendje. wat is dat? wat doet die eend? ho. aan touw trekken. aan het touwtje trekken he. heel hard! heel hard. eend gaat over de kop. tegen de garage. hier. moet ik het doen? zo. weer aan touwtje. weer aan het touwtje? weer:! doe jij het maar. nee. nee? doe jij het niet? Frank. moet ik het doen? een raceeend is het he. op deze manier. zo. nou is het eendje moe. o: hij is zo moe. Peter ook hard. jij gaat ook hard doen. Frank doen. Frank. kijk. zal het nog een keer voordoen. zo. maar ja. ik heb langere armen. dat scheelt he. ja precies. dat moet je even gaan staan. dat gaat makkelijker. hier. en dan ga jij. dit vasthouden. nee nee. zo. zo. juist. ja! Peter trek altijd hard. dan gaat ie hard he. gaat ie hard. moet andersom. moet ie andersom. daar is ie hard. was die hard? ja. ho! wat was dat? weer een valtechniekje? hallo: Peter. boem. kijk. dit kun je ook. heen en weer rijden. zo. hola. daar gaat de televisie. ben jij een beetje in een destructieve bui vandaag? dat je alle &~də ik zou het wel zeggen. al dat soort dingen zo leuk vindt. nou: hij xxx. hij vindt toch wel leuk als dingen mis gaan hoor. ja. net zijn vader. rooie. de rooie? wat? o je moet even tanken. o: even tanken. daar komt de auto aan. in. doe hem er maar even in. ja. ho. even goed richten. juist. hij zat nog vast hoor. je gaat toch niet zomaar wegrijden als je aan het tanken bent. in gaatje. in het gaatje. en er weer uit. dit.
doe hem in de lift. lift. &~on. moet ie omhoog? zo. nou kan je eronder kijken. kijk. daar is ie weer. deze nog even. dit vind ik ook fascinerend. xxx. domme Jiska. wat zie jij daar? domme Jiska. domme Jiska? hoepla. een twee. dit gaat nu ik doe hem even in de lift. de auto. hier kijk Peter. hij zit erin. Peter moet moet ie daarop? Peter. dit. ook dit auto moet erop. die auto moet erop. nou doe maar. ja. en dan gaat ie omhoog. ik deze auto gaat hierin. daar is ie. geef hem een zetje. komt ie. daar komt ie. dit. xxx. zo. even de lift naar beneden. xxx. he? die kant moet op. dan gaat &~ə wiel draaien. dan gaat het wiel draaien. wiel is aan draaien. is het wiel aan het draaien? en de auto gaat weer weg. dag auto. auto. daar gaat &~ə auto. daar gaat de auto. waar gaat ie naartoe? auto rij. nou weg. hij rijdt nou weg. hij rijdt naar. het station. &~se. auto zei. zei de auto piep? zei. hij zei ja. gaat &~ə nou weg. ja. waar gaat deze hier naartoe? gaat ie nou weg. dat &~x daar komt nog een auto aan. die wil er ook even op. nee nee. mag die er niet op? nee. deze ook niet op &~ə. alleen die auto erop. gaat ie nou weg. gaat ie nou weg. nou dan gaat deze maar weer hier in. auto gaat weg. daar komt auto aan. daar komt de auto aan. hola. hier komt nog een auto aan. daar komt Peter geeft zetje. je gaf hem een zetje he. daar komt &~ə auto aan. waar gaat die auto naartoe? xxx. daar ging &~ə auto. hij maakt een botsing. Peter gaat &~ə dan gaat &~ə wiel draaien. gaat het wiel draaien ja. op. op de televisie. dat is merkwaardig. geef hem een zetje. ho. hier komt Peter. daar komt Peter. o. even opzij. o. xxx. zei. hij zei. erin. even draaien? Peter. doe jij maar. zeg tikketik. hij zegt weer tikketik. auto. daar komt ie. zei. hij zei ja. ho. omhoog. van glijbaan. van de glijbaan. boem. au au au au au mijn hoofd! ik denk dat de benzine op is. ik denk dat ie even moet tanken. en dat gaat ineens de motor aan. o. los. hier was ie. o xxx. zo rijdt ie. zo rijdt ie. achteruit. zit vast. hij zit helemaal vast ja. los. vast. xxx. Peter auto. gaat &~ə auto doen. dan gaat de op. en dan ronddraaien zo. nou komt die xxx. gaat ie weg. hij gaat weg. hij kan hierheen hoor. hee! waar gaat ie naartoe? hij gaat niet Peter toe. gaat keuken toe. ga je naar de keuken toe? daar komt ie weer aan. &~rrrr. auto kan niet niet bij. kan er niet meer bij. zo kan ie. zo kan ie wel. geef maar een duwtje. ja. Peter heef dikke xxx hier. Peter heef. nog dikke &~totə &~tif. Peter heef.
dikke &~to. Peter heef pen. ja. jij hebt een pen. leg vast op tafel. Peter vast op tafel. moet ie op tafel liggen? kom xxx. he? kom je even helpen. met opruimen? vind je dat leuk wat op televisie is? treinen. treinen ja en de rails. oh! hij boven. de een rijdt boven. en de ander rijdt beneden. ja. hele hoop. een heleboel. ja. oh! aanhangwagen. hijskranen. ja. ik weet niet wat dat is. hij dacht je hijskranen? oh! dat! dat! dat is een soort huis he. xxx. maar dat draait rond! oh! oh! wil jij even je neus snuiten? nee. wat is dat nou? niet eh neus snuiten. wat zei je nou? niette? wat niet kijken? niet neus snuiten. niet naar jou kijken? mag mama niet naar jou kijken? hangt een reuzesnottebel aan je neus. nee:! wil je het zelf doen? nee! mag eh. een knoppie drukken? wil je kijken wat er ergens anders is? hier. dit vind je leuk he. ja. ja. nou dan kijken we hier toch naar. oh wat is dat? zie je wat dat is? hijskraan. dat is een brandweerauto en er staat ook een ambulance. hee! dat? ik denk dat dat de speelgoedmarkt is waar je speelgoed kan kopen. uh xxx. speelgoedtreinen en zo. oh. trein. dat eh mooi trein. datte huisje. mooie trein en huizen ja. oh daar gaat eh weer een. een weg. een weg? mag eh ik trein zoeken? een nee. uh laat maar. we maken nu een opname voor papa. moet je niet aanzitten. vertel mama maar een verhaaltje. nee:. wat heb je hier op je hand getekend? 0wat doet ie? nee. je moet niet aan de geluidsknop zitten. want dan kan papa het niet horen. papa gaat hier naar luisteren wat wij gezegd hebben. ja:! hee wie heeft dit op jouw hand getekend? Johnnie. Johnnie? ja. en wat is dat? klokje. een klokje? ja. en hoe laat is het? vijf uur. vijf uur op jouw klokje? mag ik es zien? kijken omme. kijken wat? uh &~wa. boven toe. oh ja daar boven rijdt ook een trein. he? hier komt ie zometeen weer. dat is een wat is dat Niek? nu staat ie weer aan. nou hebben we even samen het bandje omgedraaid. doet ie het nou weer? kijk hij loopt. zie je het bandje lopen? nee. loopt niet. loopt niet? ik hoor het zelfs. nee. papa mama hoor niet. xxx. maar je moet hem niet slaan! als papa nu naar het bandje gaat luisteren dan schrikt ie zich dood. xxx. wat vind je d'r dan van? neus bah. xxx mooi? xxx mooi is ook wat anders. ik vroeg of je het leuk vindt. nee. niet leuk. nou. hoeoe! wat hebben ze daar nou een mooie trein! of is dat een tram? nee. trein! zie je dat ze daar ook allemaal bomen hebben langs de trein? ja. wat heb je vandaag bij Jopie gedaan? heb je Joop geholpen? nee? oh! dat is ook treinen! ja weer treinen.
en wat doet die trein? zo rijden. op rails. die rijdt op de rails. en die gaat de bocht om. oh! hierheen. nog een trein. dat is een rommeltrein! nee. een goederentrein. een trein. en een heleboel. wagentjes. ook hout d'rop. oh. hele grote. hele grote auto. ja. en is ook een oud model he. zo rijden ze niet meer. glimt mooi he. nee. wat is dat? dat is weer een oude auto. nog meer? komt eh nog meer? dat weet ik niet. ik weet niet of er nog meer komt. treinen? misschien wel treinen nog. nou heb je de zakdoek weggefriemeld. hoeft niet. hoef jij niet je neus te snuiten? ik hoef niet. maar vind je dat niet vervelend zo'n druppel aan je neus? gaan ze nou doen? wat doet die mevrouw Niek? die doet er allemaal kleurtjes in he. oh wat doe je nou toch? wil je niet een verhaaltje vertellen? als papa naar die. bandje luistert dan schrikt ie zich elke keer dood. want dan hoort ie klap op de recorder. zullen we wat gaan spelen? ja. uh. grote huis bouwen. haal jij dan de blokken. oh! wat hoor je? ja je hoort de band lopen in de recorder. mag uitzetten? nee want dan kunnen we niet opnemen. weet je wat we gaan doen? nou ik stop de band wel even. of doe jij maar. hierop drukken. en haal dan maar even de blokken. grote huis maken. een groot huis maken ja. ook deur openmaak. zoeen? dat? met de deur maken? ja. nou moet mama even kijken of ze het bouwplan kan vinden. ja. hee Niek help je dan mama? oh nou heb je een appel genomen. ik dacht dat je een uh mag ik nog een appel? mag ik nog een? ja hoor. eet de appel maar. hier maakt huis. hier maakt eh huis. maken we daar een huis? hee:! maar. ik ging toch eerst die &~t. poort maken? of wil je dat niet? ja. ja. dat dacht ik ook. ik ook! weet je wat zo lastig is he? ja? het is hier op dat kleed is het geen harde ondergrond. dat niet zo! ja! je moet nou niet alles los gaan maken wat ik vastmaak. dat vind ik niet zo leuk. zo maken! dees moet ik dan een fantasiehuis maken? wacht even. dat kan ik ook proberen. mama dat ook proberen. moet ik even kijken waar die poort is. waar zijn die deuren? oh dit. zijn de deuren. nog een! is er nog een? zoek jij die even op voor mama? ook een bomen. bomen. een boom bij het huis? ja. nog een. boom. oh hier. daar. mag nog &~tajs. waar is de andere poort Niek? ik xxx kapot. we zullen daar ook allemaal van die boompjes maken. he? allemaal van die boompjes maken in het huis. heel grote huis. o hier is de andere poort. mag ik es kijken hoeveel ik geloof dat er hier nou maar een kleine &~tə passen. oh. past hier.
dat past daar he. ja. en dan gaan we het aan de andere kant ook zo doen? zoeen doen? zoeen. zo maken. hele omhoog. zo maken. hele omhoog. ja ik probeer er enigszins een systeem in te brengen Niek. hoe? hierheen. die mij! die voor mij! die voor jou? nou ja! is lastig bouwen voor je moeder dan. zo! daar! o daar kan ook de deur. ja dat kan natuurlijk ook. hee! kan niet. ja. maar je xxx iets te wild. en we moeten natuurlijk eerst even het afmaken he. ik bedoel daarmee. dan je moet het eerst allemaal goed vastzetten. oh? zo vast. nog een. maar zou je inderdaad. xxx staat los. maar zou je niet uh ma! mag dat maken. dat kun je ergens opplakken. oh kijk! allemaal dieren! he? wat is dat? eend. ja lijkt wel op een eend. Pipo. apie. ja. oh: leuke aap. mag eh nog een. wat wil je hebben? meer een appel. meer appels. ja. xxx. zouden we nog een verder doen. ja! mag grote auto maken mama? een grote auto maken? ja! ja. zal mama dan het kasteel maken en jij een grote auto maken. dat lijkt me een hele leuke werkverdeling. ja. zo deur maken. een deur maken? ja. nou helicopter maken. ook helicopter. ook nog een helicopter o. een heleboel zouden er ook nog helicopter 0met grote wieken. helicopter. zoeentje. een schoorsteen. oh! ik hoor niets mama. wat hoor je niet? ik hoor niets. wat niet Niek? ik hoor niets. ik heeft pet. ik heeft eh pet. jij eet wat? pet. ik heeft pet. oh ja. oh zie je. mama had het wel goed gedaan. mama is een kluns. Billie weg! oh! helicopter schoorsteen. helicopter in de schoorsteen? spannend Niek? he? is het spannend? wat gebeurt er allemaal Niek. zullen we es kijken of er ergens anders iets leuks is op de tv? uhhuh. dan moeten we even weer gaan kijken he. wat vind je hiervan? die niet. die niet. en deze? deze niet. en deze? die ook niet. en deze? die ook niet. wat is dit? een ballon. hoe vind je die? he? vind je deze leuk? nee. die ook niet. hier ook niet naar kijken. nou dan gaan we weer even verder. wat zien we hier? auto. ja weer een auto. ik heeft schoorsteen mond gestopt mama. wat zei je nou Niek? een schoorsteen mond gestopt. heb je een schoorsteen in je mond gestopt? ja. oh! mag toch niet. ja. xxx. jij niet spelen. xxx. maak je een hoop lawaai Niek. he? wat maak je een hoop lawaai. maak je de schoorsteen kapot? zullen we op het kasteel een schoorsteen zetten zometeen? oh. schoorsteen. twee schoorstenen. twee schoorstenen. heb je daar twee schoorstenen? ja. zo. hier een schoorsteen. nee. wat is er? &~da! kun je het niet verstaan? zeg je dat Niek? kan je het niet horen? uh. oh. hijskranen. ja. ze zitten te zingen op een auto he. o Bill niet met je staart. nee! huhhuh huhhuh.
niet staart doen! niet met de staart doen. ik hoor niet. een knoppie drukken. ik hoor niet. wat doe je niet? ik hoor niet. oh:. xxx. een schoorstenen. oh boem. vlaggetje d'rop. ja. mooi Niek een vlaggetje. zo maken. dat kan heel goed. zou dit er zo op kunnen? oh dan wordt het iets groter plat dak. nee. zo maken. oh je wil het vooruit laten steken. nee. zo maken. zo maken. zo maken. maar dan zit het er niet helemaal oh ja. zo zit het vast. en we hebben nog zo'n gele plaat he. die kunnen we d'r ook op doen. oh het vlaggetje staat mooi. ja. hierheen dat. dat niet. nee? wat dan wel? uh nee. dat dak. dat staat mooi hier he. mag ik nog een dak? rooie dak. rooie dak! ja dat is een zwarte plaat Niek. oh. vind je dat mooi bij die uh die kan niet. kan dat niet? &~d. &~enlantan. hee Niek. als we nou hier zo de toren gaan bouwen. want een. kasteel heeft altijd een toren. die ook. ja. maar dan moeten we wel een vloertje hebben waar we toren op bouwen. hee dan gaan we nu met fantasie een toren bouwen. nee. zoeen. of wil je daar die die zwarte onder hebben? nee. rooie. zou er nog zo'n zes balkjes hebben? xxx. we gaan. heb je gezien hoe die die deur daar beneden allemaal grote hee. wil jij die grote? nou dan bouw jij zelf maar hoor. je geeft je moeder ook niet veel kans. jij niet dat. ikke dat. jij wil die hebben. dat is gekke mama. die mag ik houden? nou leuk hoor. oh. nou gaat mama ook wat proberen. ik ook proberen. zo maken? mama! ja dat weet ik niet. ik weet niet wat jij wil maken. zo maken. ook Niekje. Niekje maakt het zo. ja. goed. je gaat je gang. want ik mocht me er niet mee bemoeien zei je. nee. mag zo maken hee! nee die mocht ik toch hebben? ik. mag ook mee die hier. xxx. 0voor jou een. neem je er een van mij van die steentjes. hee. een steentje. ja. een steentje. jij eentje. nee. oh nee. datte. ik zet eh heleboel dakpannen he. wil je die hebben? maar waar wou je daar dan mee naartoe gaan? die moet hier ook in. moet die daar overheen? &~n. ook mooi maken. ook mooi maken. ikke mooi touwtje maken. ja. is nog lastig he. dat kan niet. kan wel maar je moet het heel precies doen. boem:. hee hee. blijf staan! vast blijven zitten he. ja maar dan moet je die kleine steentjes eraf halen. hier ook stenen staan! maak hier ook stenen? je mag daar ook stenen neerzetten ja. oh dat is erin gevallen? ja. moet mama kijken of ze het eruit krijgt? hoepsakee. dat is ook niet zo'n half dak he. nou zit ie weer los zo. zoeen? er valt een heleboel naar binnen. zo deur dicht. deurtje dicht. niet door.
hier blijven. ikke even maken. jij gaat het even maken. prima. wat doet die juffrouw nou? die dansen he. nee:. mag eh hele kleine? die hele kleine mag jij hebben ja. ho! dat past niet. die ho. ik maak dakpannen. ik maak dakpannen. jij maakt een badkamer d'r bovenop. dat is prachtig! ik maak hier dakpannen. je maakt daar een badkamer. prachtig. komt eh. water uit. water komt eruit? water. ik vind die meneren daar van dat standbeeld toch zo mooi. vind jij die niet mooi? ik vind niet mooi. jij vindt het niet mooi. oh. hoe is het met je badkamer. kan ik al in bad? huh? kan ik al in bad? huh? kan ik al in bad? kan ik al in bad? in jouw badkamer? komt eh water uit. daar komt het water uit. dat is heel mooi. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. vis. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. ne. xxx. ne. ne. ne. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. gedaan. gedaan. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. gedaan. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. schaapje. schaapje. schaapje. kijken. schaapje kijken. xxx. schaapje kijken. schaapje kijken. xxx. schaapje kijken. schaapje kijken. ja. boekje kijken. Meinder boekje kijken. vlinder. xxx. xxx. xxx. gaat niet. dat. ja. mama zitten. xxx. vuilbak. ja. boekje kijken. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja tractor. tractor. daar. dat. tractor. camion. nee camion. ja. tractor. kijken. xxx. xxx. dat. dat. gedaan. xxx. trein. tsjoeke tuut tuut. dat. graafmachine. xxx. Pierre. ja. meneer. meneer. water. water. spuiten water. blauw lichtje. xxx. dat. vliegtuig. ja. xxx. xxx. vliegtuig. vake moeke. ja. xxx. ja. Jits. ja. xxx. Zina. xxx. thuis Zina. ja. kusjes geven. kusjes geven. kusjes geven. ja. ja. ja. daar. ja. molen. xxx. ja. politieauto. xxx. dat daar. raceauto. ja. xxx. ja olifant. ziekenwagen. ja. xxx. ook. dat daar. vuilniswagen. halen. vuilbak. de vuilbak. xxx. xxx. ja.
xxx. dat. kindjes weg. bordje halen. bordje halen. bord. ja. ja. snoepje halen. ja. ja. bal. Meinder bal. sjotten. Meinder ook bal sjotten. xxx. gedaan. ja. nog. ja. xxx. kapot. xxx. xxx. ja. xxx. ja. xxx. pijn. ja. ja. ja. boekje kijken. beest. kip. muis. Meinder konijn. ja. ja. kijken. eekhoorn. dat. xxx. ja. ja. daar. dat. dat. ja. nee. geit. meh. xxx. nog geit. ja. Meinder ook geit. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kikker. ja. Meinder ook kikker. ja. niet kikker. xxx. xxx. xxx. xxx. tractor zetten. tractor. zetten. ja. papa halen. papa halen. papa halen. papa halen. papa halen. papa halen. papa halen tractor. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. stappen. stappen. stappen. xxx. nog stappen. stappen. tractor. tractor. ja. paard. ja. schaap ook. varken. koe ook. geitje. ja. hond. dat geit. ja. gaat niet. tractor vol. daar. eendje bij. tractor. tractor. varken ook. ja. ja. xxx. kikker ook. kikker ook. tractor zetten. ja. gaat niet. xxx. nee. xxx. ja. ja. ja. nee. ja. tractor. tractor. ja. ja tractor. zetten. tractor. dat. dat. dat. ja. dat. dat. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. ja. dat. xxx. ja. ja. stoel. xxx. xxx. kijken. ja. nog. xxx. kijken. xxx. xxx. xxx. kijken. kijken. doekje. doekje. xxx. xxx. xxx. xxx. kijken. tutje hebben. doek ook. tutje hebben. xxx. dat. dat tutje. doek ook. xxx. doekje. daar. doekje mond. xxx. doekje. doekje. doekje. xxx. snoepje. hebben. snoepje. ja. xxx. ja. xxx. xxx. ja. xxx. ja. xxx. ja stekelvarken. schaap. nog schaap. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. pauw. dat kikker. olifant. schaap. papegaai. dat. dat. vlinder. ja. vuilbak. dat. dat kikker. kikker. kikker. kikker. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. vliegtuig. dat. tractor. daar tractor. ja. xxx. ijsje. ja. kijken ijsje. ijsje. ja. ijsje. die doen. sjotten. ja. xxx. die. schommel. ja. poep zitten. niet vallen. Meinder ook vallen. ja. pijn. ja. xxx. xxx. vlinder. Meinder ook vlinder. dat. dat. xxx. ja. xxx. dat. dat. ja. dat daar. dat. tractor. dat. haan. kukeleku. xxx. poes. xxx. xxx. poes doen. eten. ja. auto. auto. ziekenwagen. politieauto. die. xxx. tuut tuut. dat. ijsje. nog ijsje. ja. ja. lekker ijsje. ja. xxx. brommer. brommer. dat. Sjoewie. ja. Vake dan. Vake. Vake. Vake. Vake. snoepje. snoepje. ja. ja. Moeke. xxx. Moeke. ja. Meinder dan. daar. Meinder. ja. nog Meinder. nog Meinder. nog Meinder. doen. nog Meinder. xxx. dat. ja. papa. xxx. dat. papa. papa. dat papa. dat. bijtje. tractor. kijken. nee. papa. papa. ja. papa schootje. ja. xxx. tractor. kindje doen. poetsen. ja. ja. eendje bad. ja. ja. poetsen. ja. Meinderke poetsen. ja. Meinderke auto. ja. keuken. kijken dat. poes. foei. hond. Meinder ook tafel. stukje taart. dat. brood. ja. choco. xxx. tuin. tractor. in. baby. kijken. ja. ja. ja. beest. xxx. xxx. xxx. xxx. kijken beest. kijken. auto rijden. xxx. xxx. ja. xxx. politieauto. politieauto. xxx. ja. politieauto. dat. politieauto. xxx. dat. Meinderke neen auto. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. dat. tractor. Meinder ook tractor. ja. daar tractor. kleuren. xxx. xxx. glijbaan.
glijbaan. Meinder ook glijbaan. poep zitten. niet vallen. nee nee. xxx. xxx. xxx. steen. op. dat. xxx. kikker. dat. fiets. xxx. xxx. doekje. doekje. doekje. xxx. xxx. kikker. dat kikker. krokodil. kikker. olifant. nog olifant. dat. kikker. slang. xxx. dat. xxx. xxx. vliegtuig. hier. trein. tsjoeke tsjoeke. daar. xxx. helikopter. nee nee nee. tractor. dat. camion. dat. auto. xxx. auto. xxx. papa mama. xxx. meneer. xxx. ja. ja ja. ja. vliegtuig. nog een vliegtuig. nog vliegtuig. xxx. trein. xxx. nog trein. nog. auto. xxx. xxx. xxx. papa Sjoewie. papa Sjoewie. papa Sjoewie. xxx. xxx. tractor. boerderij. xxx. tractor. daar. xxx. xxx. daar. daar tractor. nog tractor. dat. xxx. ja. nog tractor. nog tractor. nog tractor. ja. bal. boot. xxx. ja. varken. nee. daar. ziekenhuis. daar. xxx. xxx. dat hier. appelsien. Meinder ook appelsien. xxx. dat. druifje. aardbei. druifje. dat. xxx. dat. dat. xxx. snoepje. Meinder ook snoepje. Meinder ook snoep. worstje. ja. kopen. ja. mee. ja. aardbeien kopen. mee. auto. ja. frietjes. dat. pizza. lekker. Meinder ook pizza. dat. spaghetti. ja. xxx. dat. appel. dat. appel. eike. xxx. taart. xxx. xxx. xxx. gebakken kip. schoen. xxx. dat. xxx. xxx. buik kindje. xxx. kijken bal. kijken bal. kijk eens hier. xxx. xxx. xxx. haartjes knippen. ja. nee. ja. ja. drinken. Meinder ook drinken. ja. appelsien. eten. xxx. hier. olifant. xxx. xxx. hier. vliegtuig. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. nog springen. nog springen. nog springen. beestje pakken. beest. ja. xxx. vliegtuig. ja. xxx. nog springen. nog springen. nog springen. nog springen. nog springen. nee. nee. xxx. nee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. niet vallen. ja. xxx. ja. xxx. nee. ja. verstoppen. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. verstoppen. xxx. snoepje. leeg papier. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. papa verstoppen. ja. ja. nog. nog. nog. nog. nog. is ie dicht? ja, de rits is dicht. okee. zo. goed gedaan. zo? ja. waar is de andere stoel die bij deze tafel hoort? daar. nee, die bij dit tafeltje hoort, bedoel ik. 0dat weet ik ook niet. ik zal. okee, ik kijk. ik zal ook wel even in de keuken kijken. ik denk ja. mama, hij was in de keuken. oh, mooi. hé, die map is wel een beetje groot hè? hè? die map is wel een beetje groot. welke map? die blauwe, deze. 0die past niet zo goed op het tafeltje. nou, ja. 0dat geeft niet, hoor. nee? maar xxx. nou, ik wil het wel, hoor. kom maar! ja? ja. ik zal eens even kijken. ik doe d'r. deze even uit. moet je kijken. ja. hier zijn twee clowns. ja. nu komen er een leeuw en een hond. die wordt gebeten door een leeuw en die wordt gebeten door een hond. ja. we hebben d'r nog één. kijk maar! hier zijn twee kinderen. die gaan naar buiten en het regent. die heeft vergeten zijn jas aan te trekken en die heeft vergeten zijn schoenen aan te trekken. ja.
dom hè? zijn het schoenen die deze aan heeft? ja? ik denk dat het laarzen zijn, deze. we hadden nog plaatjes. goed, hoor! daar zit een sticker op. ja. ééntje hadden we al eens gedaan. maar die nog niet. die nog niet. zuwwe eerst doen die we nog nooit gedaan hebben? datte. ja. xxx. moet je kijken. zie je het? jij mag vertellen waar het verhaaltje over gaat. enne nou. die hond komt eraan en die jongen ging lachen naar zijn hond. &~hm. nou. en de hond die staat op de rand van het bad en de jongen die aait de hond. ja. nou. en dan spring de hond in bad. en die jongen die schrikt en zegt “ho ho”. ja. nou. en dan kwam de moeder d'r aan. de hond is nog in bad. en de moeder die wordt boos en de jongen die kreeg straf. kreeg die straf? ja. was die wel boos? die jongen? ja. op wie was die boos? op de hond. eigenlijk lachte die een beetje. waar lag die? naar die hond. nou ben jij een kind. okee? ja, maar, ik weet het niet, hoor. je weet het wel. nee. jawel. ik seb het net verteld! maar dat kan ik niet onthouden, zo'n lang verhaal. xxx. nou. het jongetje lacht en de hond die lacht. het jongetje lacht en de hond die kijkt naar. ja. zeg maar voor! de hond die lacht en het jongetje die kijkt naar het hondje. nee. dat zei je toch? nee. ik zei het jongetje lacht en het hondje kijkt naar het jongetje. oh. het jongetje lacht en het hondje kijkt naar het jongetje. ja. oh. xxx. en. de hond staat op het randje van de bad en het jongetje aait hem. ja. de hond staat op. de rand van het bad en de jongen die aait hem. en de jongen die aait hem. ja. en dan springt de jongen dan springt de hond erin en de jongen zegt “ho ho stop”. ja. en nou! en dan komt zijn moeder d'raan. de hond is nog in bad, maar zijn moeder sgeeft hem straf. ja. zeg maar voor! dan komt zijn moeder d'raan. en zijn moeder geeft hem straf. de moeder geeft hem straf. maar de hond zit nog in het water. en de hond zit nog in het water. ja. heb ik het goed gedaan? ja. gelukkig. maar. nou die andere. ja. ik kijk even. xxx. nou die andere. even kijken, hoor. nee,. ja. dan die. toe maar. nou, de poes zitte in de boom en die jongens die kijken naar de poes. en de poes die valt van de boom af. en die jongen lacht en die jongen schrikt. ja. en de poes die valt zo in het water. en die jongen die lacht nog steeds. en die die die jongen die wil het poesje redden. ja. en en &~dee nou heeft ie het poesje gered. ja. waar heeft ie dat mee gedaan? met een net. ja hè? ja.
slim van hem. hij had eerst helemaal geen net bij hem. nee, dat ging die even halen, denk ik. of misschien had ie dat wel bij zich, maar dat kun je niet zien, omdat het een beetje. hierachter is. ja. dat zou kunnen, ja. dankuwel! zullen we nog xxx? kun jij die paperclip d'raan maken? ja. aan alle? ja. kun jij dat? aan die ook? nee, die niet. deze horen bij elkaar. anders dan weet je niet meer waar ze bij elkaar horen. ja. allebei in die envelop? ja. ze mogen allebei in die envelop. daar zaten ze in. of die leeuw nog een keer doen. dit? nee. jawel. nee. jawel. nou, jij mag wel even hier kijken, bij deze. nee, ik wilde dit nog een keer doen. vind je deze niet leuk? nee. ik wil deze nog een keer doen. okee. en deze ook of niet? ja. 0dan gaan we die direct doen. deze nou even. gaan we. dees, nee, dees eerst. okee? want die heb ik er net d'raan. dat vind ik zo zonde als okee. goed, 0dan gaan we die doen. jij wat vind je dan zonde? nou, dat jij moet het vertellen. okee? &~hm. begint het hier? ja. 0dan leg ik die even aan deze kant. en dan die en dan deze is de laatste. onee. deze. gaat hiernaar. dan gaat deze hiernaar. okee, vertel maar! ik ben de juf en jij bent het kind. oh,. ik weet het niet. de eerste is hier. een. een jongetje. die lacht naar &~he dat hond en de hond die kijkt het jongetje. zeg het maar! die jongetje lacht naar de hond en de hond kijkt naar het jongetje. volgens mij krijgt ie een plannetje. oh:. xxx. wat zeg je? dat kan ook. dat kan ook. ik denk dat ie een plannetje heeft xxx. plons. 0hij gaat pats. ja. dan gaat ie op de rand van het bad zitten. en het jongetje kijkt naar hem. het jongetje aait hem. 0hij kijkt en aait hem. 0hij kijkt en aait hem. ja. en dan springt de hond in bad. of glijdt ie misschien van de rand af? hij glijdt. van de rand af. en het jongen zegt “ho ho, stop stop stop”. maar het is al te laat! zijn moeder komt eraan. ojee. die is boos, zeg. hij is boos maar de hond. die die kijkt belachelijk naar ze. ja? maar de moeder is ook boos hè? ja. voor de hond en voor het kind. ja, ze is boos op de hond en op het jongetje. ja. ze hebben er een knoeiboel van gemaakt. ja. nou, dat had je goed gedaan. heb ik het goed gedaan, juf? oh, gelukkig. maar jij wist deze niet, hè, want dat was een moeilijk stuk. ja. ik weet het nog niet zo goed hè? nee, want jij bent pas vier jaar geworden. hè? hè? Sas? ja? kom maar! 0dan gaan we lekker werken. kom maar! 0dan doe ik hem even.
goed zetten, want anders dan anders dan zitten ze direct toch op een. xxx. zo. okee. nou gaan we deze doen. maar dat is die hebben we al een keer gedaan. dat wist je wel. &~hm. ja:. die ken jij al. &~hm. die is het laatste. die is het laatste. 0dan doen we die achteraan. zo. ja. die is het eerst. ik geloof het wel. die. zouden poezen kunnen zwemmen? nee. ik weet het niet. maar grote jongens wel hè? &~hm. gehad hebben. ja. als je geen zwemles gehad hebt, kun je niet zwemmen. maar ik kan wel goed zwemmen. ja:. ja, dat is waar. maar je moet nog wel een band om hè? ja. anders dan zak je zo naar beneden, naar de bodem. ja. xxx. maar jij hebt het een beetje van ons geleerd, toch? ja. ik heb het een beetje van jullie geleerd. daarom. daarom kan jij het. ja. maar opa kan niet zwemmen. opa Jo. nee, die kan niet zwemmen. nee. echt niet! neehee. jawel. nee. opa Jo kan niet zwemmen. die gaat ook nooit mee in de zee hè? heb je daar wel eens op gelet? neehee. die mocht niet zwemmen. ja, ja, echt waar. 0toen ging ie zwemmen. ja. 0daar had jij niet op gelet maar ikke wel. want toen zag ik het, maar jullie niet. oma en opa die &~toe waren toen aan op &~aans ons aan het passen. ja. hè? dat wist je. want jullie waren naar een restaurantje. hè? ja. en. toen gingen we naar de zee. ja. en jullie waren er niet bij. nee hè? ja. en nou, goed. alles d'r waren. daar in het midden van het in het midden van de stad van van van Spanje. ja. en in Estartit? ja. ja. en nou. toen hebben wij met opa en oma gezwommen. echt? ja. ging opa ook de zee in? ja. dat heb ik nog nooit meegemaakt. en je hebt dit heel goed gedaan. oh, mooi. en nou gaan we even. nee. 0nou woordjes doen. nee, nu niet. want nou ben jij geen juf meer. nou ben ik weer mama. jaha. en nou gaan we dit doen. nou, dan moet je nog even juf zijn. dan mag je die nog doen. kijken waar het was hè? ja ja. dat weet jij nog wel ook hè? moet je beginnen. dan moet je eerst zo. 0dan zeg je eerst zo van “kijk eens”. dit zijn twee clowns hè? dit zijn twee clowns. en nou komen d'r een hond en een leeuw. en wie bijt wie de leeuw? wie bijt de leeuw? deze clown. deze wordt door de leeuw gebeten. en wie bijt bijt de hond? de hond bijt deze clown. de clown wordt door de hond gebeten. “au” zeggen ze dan hè? ja. 0dan zeggen ze “au”. kijk! dit zijn twee jongens. en ze willen buiten spelen maar het regent buiten. &~hm. moeten ze hun jas en hun schoenen aantrekken. maar wat is die vergeten? hij is zijn laarzen vergeten.
en wat is die vergeten? die is zijn jas vergeten. zijn regenjas vergeten. ja. dom hè? ja. dan word je nat. en die krijgt natte een nat lijf en die krijgt natte voeten. ja. kom, dan gaan we het nog een keer doen. leuk hè? ja. nou. dit is heel leuk spelletje, want dat gaan we nog een keer doen hè? 0het is een heel leuk spelletje. dit zijn twee clowns. hoe heet deze? Pipo. Pipo. en hoe heet deze? oh, hoe heet die? dat weet ik niet. clowntje Piet. nee. oh, clowntje Piet. nee, hij heet Giho. Giho. Giho. ja. Giho. wie bijt de leeuw? de leeuw bijt Giho. en wie bijt de hond? de hond bijt Pipo. en dit zijn twee jongens hè? hier zijn twee jongens. die gaan naar buiten. en die willen naar buiten, maar buiten regent het. dus wat zijn ze vergeten? die is vergeten zijn jas aan te trekken. zijn regenjas. zijn regenjas. en die is &~vertre vergeten zijn laarzen. zijn laarzen aan te trekken. ja. wat een dommerds. wat een sufferds. en dommerds. en dommerds. 0dat gaan we nog een keer doen, want het is zo'n leuk spel. nou dat is dan de allerlaatste keer. ja. allerlaatste keer ja. dat jij nog even juf mag zijn. okee. nou, juf. dit was Pipo. dat was Giho. Giho, ja. en wie &~bijs bijt de hond? Pipo. Pipo wordt door de hond gebeten. en wie bijt de leeuw? help eens. Giho. Giho. ja. Gijo. Gijo. 0die lijkt een beetje op Guido. ja. en nou mag ik. ja. neehee, helemaal verkeerd. zij willen naar buiten toe. of nee. dit zijn twee jongens. zij willen naar buiten toe. en het regent buiten dus moeten ze wat is. deze vergeten? die is vergeten zijn jas aan te trekken. en wat is die vergeten? zijn laarzen aan te trekken. ja. en nou ben ik weer mama en jij Tinke. zo. 0nou mag je het eventjes op tafel leggen. welke tafel? op de grote tafel. okee? mama, ik wil nog even schooljuf 0zijn. &~hm? ik ben nou schooljuf en we gaan geen moeilijke les leren, maar een makkelijke les. een makkelijke les? wat voor les dan? kijk! dan moet je dezelfde les schrijven als ik heb geschrijft. okee okee? dat is maar een makkelijke les hè? okee. 0nou moet ik even een klein plasje doen en dan kom ik zo. ja, dat mag. ja, okee. nee. eerst kwam jij op de schooldeur kloppen, maar de juf was er nog helemaal niet hè? en je zag niet waar de juf was. hier ben ik! oh. ik was nog helemaal niet ik was nog helemaal niet. op school, joh! nee, je was nog niet op school. juf. nou, doe maar dicht. xxx. okee. dit is een makkelijke les vandaag. ja? ja, heel makkelijk. dan moet je eenzelfde letter. opschrijven, net als. als de juffrouw op heeft geschrijft. okee? krijg ik dan een eigen pen of potlood? ja, hoor. heb niks om te schrijven.
nou, zal ik even een potlood pakken. heb ik hier een grijs potlood. alsjeblieft. dankjewel. dit is een paarse hè? dan schrijf je xxx op papier. in het boek. zo. zo:. het kan niet hier. xxx. okee. wat staat hier? Tinke. ja. nu even overschrijven. hetzelfde lettertje overtrekken. okee? ja. wij hebben heel goed &~kwa gekwartet. en ik roepte “kwartet” want ik had heleboel kwartet. ja? hoe speel je dat? weet jij hoe je dat speelt? ik heb het nog nooit gespeeld. met jullie. maar toen je een kindje was? heel lang geleden. ja? toen wel? ja. wil jij het met Bob doen? &~i &~nge ik laat het even aan jou &~la laten zien dat met Bob. &~hm. en dan schreeuwen we heel hard “kwartet”. als je één van dezelfde dieren hebt. ja. kijk! want het is met diertjes. dus daarom. mama, wil jij even bij mij aan tafel komen zitten? ja. ik kom bij jullie aan tafel zitten. dees om hier neer te leggen. zo hè? Bob? zo hoort dat, kwartetten. zo hoort kwartetten! hè, mam? &~hm. ja. heel lang ik wou een lekker mandarijntje. na het kwartetten dan. als het. kwartetten afgelopen is. mama? doe ik ook mee? ik wou &~ei eigenlijk nu alleen kijken. dan doen jullie het samen. ja, okee. Bob, 0dan mag jij vast een kaart. want hij kent het ook nog niet zo goed. oh. echt wel! ja, nu wel, want jij hebt het strakjes met mij gespeeld hè? Bob? ja. maar ik ben nog. kijk, Bob. kijk. ik heb twee van dees,. en dan krijg ik de hond. ja. jaha. kwartet. hé. het wordt spannend. wordt spannend. wordt spannend. kwartet. en is Bob ook nog aan de beurt? nu ben ik aan de beurt. ja. zo'n groot doe hem dan. kwartet! 0dat gaat vlug, hè, bij mij. hé! dit hoort bij de hertjes. oeps. ma mag ikke mama! Tinke. mag. nou mag jij. kwartet! niet! jij hebt geen kwartet. als je heel veel van die. zelfde kaartjes hebt, dan dan heb je kwartet. ik. xxx. mama, snap je het nou? nou, niet helemaal. hoeveel moet je dan hebben van hetzelfde? kijk! je moet niet hetzelfde hebben, maar je moet gewoon vragen. okee? je moet niet hetzelfde hebben. &~wa jij &~k jij kan nog geen kwartetten. mama, jij hebt nog niet xxx. mama! en wat doe je nou met deze? nou. Bobbie! laat die kaarten niet kreukelen. joh! niet vechten. ja. hij moet we gaan ze nu opruimen. nu gaan we kleien. hè, Bob? Bob is nog niet klaar. Bob moet eerst even al zijn kaarten bekijken hè? volgens mij. dees dees. xxx. ma mij. jij mag kwartetten nu even. mag ik jouw kaarten kijken of jij 0een kwartet hebt? nee. jij mag kwartetten, mama! even kijken. één hondje. nog één. nog één. mama, jij mag kwartetten. kijk eens! dan roep je heel hard kwartet. één, twee, drie, vier. dan roep je kwartet. kwartet. dan moet je zo hard schreeuwen als je kan. oh.
ja. dan moet je kwartet. xxx. dat kan ikke. 0dat. het hardste. kwartet. oei. dat doet zeer aan mijn oren. kwartet. zal ik de klei pakken? eens! ja. kwartet. sst. niet. willen jullie ook een mes erbij? ja. ja. want dan pak ik de placemats. en een lucifer. om te prikken? een prikker? nee, zo'n lucifer. zo'n luciferdoosje. hebben. een luciferdoosje? ja. die leeg is. oh? niet niet zo'n prikker bedoel je? nee. oh, nou. maar ik wil wel zo'n prikker. alsjeblieft. maar ik wil niet twee! nee. deze is vuur, hoor! mama. hij is kapot. heb je nog een luciferdoosje? nee. ik weet niet wat je bedoelt. een lege! ik weet niet wat je bedoelt. ik heb mama. wat ga je daarmee doen dan? dan mama. hij was kapot. wat was kapot? ja. heb je een dan mam. mama. ik wou de knoflookpers. ja, heeft hij alles! daar kun je toch samen meer doen? het groot stukje klei. grootste stukje klei. zal ik de klei verdelen? want hij is ook nog niet goed gekneed. nee, &~i want hij hoeft voor mij koud te zijn. mag tie koud zijn? mama. ja? dit was niet zo leuk, want dat vond ik niet zo leuk. mama. alsjeblieft. ik wil ja. ik heb het grootste stuk. ik krijg ook het grootste stuk. ja. niet. ik heb het grootste stuk. ikke ook! allebei een groot stuk. ik heb. mama. je moet het voor mij een warm maken, want hij is koud. mama? okee. en de vormpjes moeten we die ook nog hebben? vormpjes. ja. niet waar ze zijn. maar een beker! oja. ik moet de spaghetti hebben. spaghetti. ik moet spaghetti hebben. ik moet spaghetti maken, dus daarom moet ik. Bob! ik ben pas bezig met klei en jij nog niet, want jij hebt nog koud. jij vindt het en ik moet pspaghetti hebben, &~n daarom moet ik die. ik zei dat ik eerst de knoflook wou. xxx. ik moet ik heb al zo'n knotje wat je in d'rin moet stoppen. jij? ja, kijk! zie je? 0dan moet je &~s knotje d'rin stoppen. 0dat heb ik al. nee, 0dat &~m mag niet van mij. wel! nou, ik ga een lekker taartje maken, dan hoef ik nou, en ik moet er ook spaghetti op hebben. spaghettitaart ga ik maken. dat kan hè? Bob? ja. 0dat kan. ik moet hem eerst om. spaghettitaart te hebben. ik moet spaghettitaart &~he maken. ja maar ikke moet eerst de spaghettitaart maken, dus. ikke mag hem nu effe hebben hè? ja. mam. mag Tinke &~ee &~Ti Tinke mag even de knoflookpers. wat zeg je? nu. Tinke mag wel even de knoflookpers. oh, wat lief van je. ga jij er dadelijk dan spaghetti mee maken? ja, want want want ikke moet eerder spaghettitaart maken. ja? spaghetti spaghetti. gewoon spaghetti, niet spaghettitaart. mama, ik doe dit even aan. oh. dit is heet, hoor. ja. 0dat weet je wel hè? mama, ik wil een lucifer. mama, moet je kijken. dit hangt ook ja.
kijk eens! daar is jouw deeg. doe die maar. nee, een lucifer! wat ga je daarmee doen? nou, even zo het pannetje voorzichtig aansteken. ja is. nee. nee, mama! mama. ik zeg “nee” en dan moet je het ook ik vind dat je het daarmee kan doen. nou en. ik wil het niet. en dan hoef het ook niet. 0dat mag niet. ik moet hem nu hebben. Tinke! ik ben er nog mee bezig. deze heks krijgt korte nee, het &~i wordt geen heks. wordt het een heks? nee. wat dan? die haren die worden voor spaghetti. het is. ja ja. daar nog &~s meer spaghetti bij. nee. 0dat is wel genoeg hè? Bob, vind je niet? kapot. tafel. xxx. mekaar. xxx. stoeltjes. ja. wieltjes. rijden. rijden. een. schaap. een. poes. een. koe. xxx. terug. recht. een. grote. vogel. xxx. klein. vogel. ja. staart. bij. de. schaap. oei. xxx. arm. bijten. omdraaien. bij. de. schaap. omdraaien. en. zo. grote. staart. ook. oei. oei. koe. vallen. oogje. pijn. hondjes. omdraaien. oei. tong. groen. kijk. is. groen. zwart. xxx. een. staart. omdraaien. xxx. hond. vallen. grote. hond. een. grote. hond. daar. in. buiten. helena. xxx. oei omdraaien turn around. nee. niet. kijken. hond. mogen. wel. hondjes. kijken. oei. nee. daar. twee. hondjes. kijken. een. grote. paard. hondje. oei. neuzen. oei. xxx. omdraaien. een. groen. paard. oei. xxx. zwarte. paard. bruin. kijk. bruin. xxx. zo. oei. oei. paardje. xxx. knuffelen. ja. een. groot. paard. nee. oei. tenen. vallen. ja. ja. kapot. tenen. paardje. ja. omdraaien. judith. deze. auto. deze. auto. deze. auto. grote. brommer. brommer. vallen. xxx. omdraaien. xxx. xxx. op. het. hoofd. oh. grote. auto. ja. xxx. xxx. xxx. een. auto. poes. vallen. poes. vallen. ja. val. val. vallen. blijven. staan. hier. mama. blijven. staan. nee. xxx. koe. is. vallen. xxx. een. terug. rechtstaan. xxx. xxx. xxx. kijk. poes. vallen. lieve. tafel. omdraaien. xxx. omdraaien. auto. terug. rijden. konijn. xxx. poes. vallen. ja. oei. nee. omdraaien. en. nu. omdraaien. alle. om. kijk. xxx. xxx. xxx. opzitten. opzitten. judith. zo. xxx. xxx. xxx. xxx. een. autootjes. xxx. xxx. xxx. stoeltje. slapen. stoeltje. slapen. want. auto. ja. ja. xxx. xxx. ja. en. groen. blauw. klein. een. klein. autootje. kijk. klein. autootje. xxx. klein. autootje. nee. een. vrachtwagen. vinger. insteken. xxx. vinger. auto. vallen. wat. is. dat. wat. is. dat. vliegen. is. dat. aan. het. rijden. xxx. xxx. het. is. mekaar. oei. rijden. niet. kapot. die. moet. weg. xxx. oei. oei. een. kast. oei. ja. xxx. weg. weg. een brommer. bang. zijn. van. judith. oei. ja. als rijden ride. zo. praten. nee. brommer. nee. kast. open. weg. en. toe. vallen. kast. open. oogjes. dicht. oogjes. dicht. ja. ja. xxx. oei. kast. omvallen. xxx. ja. ja. oei. een. gaatje. een gaatje hole. klein. gaatje. knietje. en. autootjes. kus. auto. stap. op. voetpad. xxx. blijven. staan. auto. weg. auto. weg. grote. auto. weg. grote. auto. is. weg. knietjes. ja. oei. xxx. tafel. nat. tafel. nat. ja. die. is. nat. zo. xxx. dikke. autos. xxx. mooi. hier. mooi.
xxx. het. is. gelukt. klein. klein. kleine. opendoen. klein. nee. ja. een. twee. drie. vijf. zes. een. twee. drie. een. twee. drie. vier. zes. zeven. acht. een. acht. twee. vier. zes. nee. weg. oh. nee. nee. blijven. staan. nee. mama. blijven. staan. oei. xxx. hier. duwen. daar. ja. ben. ziekjes. ben. ziekjes. judith. pijn. gedaan. pijn. gedaan. een. plakker. opdoen. xxx. van. van. van. van. van. dat. dat. boerderij. zit. ja. ik. zelf. doen. wat. is. dat. nee. nee. een. glijbaan. een. schommel. een. schildpad. een. huisje. tuinhuisje. xxx. xxx. een. schaar. een. gieter. gieter. een. kruiwagen. een. schaar. een. een. kijkje. ja. een. een. boek. een. washandje. handschoen. nee. nee. een. een. een. een. een. een. schoenen. stappen. een. vinger. een. een. een. vliegtuig. xxx. helikopter. daar. bang. zijn. van. van. helikopter. mensen. raket. xxx. xxx. een. autobus. xxx. zusjes. rijden. rijden. met. de. bus. en. xxx. naar. naar naar. rijden. ja. een. trein. een. trein. een. fiets. een. boot. een. rijden. een. vrachtwagen. boot. xxx. een. libel. een. een. vlinder. een. muisje. een. hoedje. van. papier. als. hoedje. dan. niet. past. zet. ik. glazen. kast. een. twee. vier. vier. hoedje. van. papier. muisje. doet. xxx. vogelhuis. een. libel. een. slak. kan. kruipen. een. een. sprinkhaan. sprinkhaan. oei. nee slak. een. koe. xxx. een. paard. een. schaap. een. lammetje. was. ezeltje. wandelen. xxx. eend. wandelen. nee. een. gans. een. varken. een. varken. oma. het. lezen. een. oma. het. is. gedaan. het. is. gedaan. nee. judith. lezen. krokodil. wandelen. de. schildpad. wandelen. ja. en. kruipen. kleine. schildpadje. xxx. een. staart. van. leeuw. van. van. af boom. een. aapjes. een. twee. drie. vier. zes. twee. pinguins. een. kleine. pinguin. dat. is. kleine. pinguin. kleine. pinguin. wandelen. ja. boot. wandelen. xxx. varen. al. over. de. zee. schipper. mag. krijgen. bootje. varen. over. de. zee. mijne. een. tractor. tractor. xxx. een. kuikentje. een. ei. een. eitje. een. eitje. judith. kijk. een schommelpaard horse. xxx. nee. omvallen. een. meisje. op. knietjes. met. de. keuken. niet jij. bent. alle. allemaal. ja. en. jij. bent. alle. allemaal. een. kasteel. kindjes. een. een. een. toren. twee. handjes. op. de. tafel. van. zij. twee. handjes. op. de hoofd. allebei. xxx. xxx. xxx. xxx. oh. kijk. poesje. xxx. twee. xxx. nee. alle. eend. zwemmen. in. het. water. alle. eend. zwemmen. in. het. water. xxx. rij. rij. wagentje. rij. grote. paddestoel. vol. witte. stippen. zei. de. paddestoel. vol. witte. stippen. zei. de. paddestoel. vol. witte. zucht. allebei. de. beentjes. vlogen. in. de. nee. ben. judith. nee. judith. parapluutje. parasolletje. eentje. regen. eentje. zon. pardon. aangegaan. kwamen. boeren. xxx. weg. nee. mama. niet. zingen. ja. xxx. papegaai. ziek hij. moet. nee. mama. zag. twee. beren. smeren. oh. dat. was. wonder. het. was. een. wonder. bovenwonder. dat. die. beren. smeren. konden. ik. stond. erbij. en. keek. ernaar. als. mieke. valt. dan. valt. in. het. nat. kletsnat. auw. vinger. pijn. ja. nee. nee. mama. nee. hoedje. van. papier. het. is. gedaan. nee. sinterklaas. jij. zingen. nee. dat. xxx. dat. dat. een. varken. dat.
hoed. rooster. geld. xxx. xxx. sloefen. uit. ja. ja. ja. een. help. mij. help. mij. nee. nee. nee. nee. xxx. xxx. dat. xxx. ja. xxx. xxx. ja. een. pitje. ja. klein. pitje. grote. helikopter. een. grote. helikopter. grote. helikopter. nee. bang. zijn. helikopter. ja. pit. nog. een. pit. nog. pitjes. nog. pitjes. een. nog. pit. xxx. heb je een schroefje nodig? ja. ja. www. oh. ik heb een schroef hoor. heb je wel een schroef dan? en een schroef he? xxx! wat is dat dan? hm eh eh eh! hee? wat is dat dan? nou. nu. xxx! een schroefje er in doen. met de hamer daar. ben je druk? hm nou die daarmee repareren moet ik. ja. wat is er kapot aan dan? verdorie, de xxx zijn op. hier! xxx. die hangt hier ook. is hier. is ie hier kapot? hier. hier, deze? even kijken. oh ja. nou. maar kijk, zullen we hem niet even zo goed draaien? zo. even kijken hoor. nou. nou dit moet er. in. oh, weer nieuw doen! kreng kreng xxx! kreng kreng kreng! moet je het repareren? ja. wat is er kapot dan? van. de vuilniswagen. is die kapot? jaha! hoe is die kapot gekomen? nou maar. die ging weer er uit! ging. dan ging die kapot. oh. ging die schroef er steeds uit? ja! oh. ging! hadden jullie een botsing gehad? xxx. Marlies! ja! ik moet dit even repareren. ja. eigenlijk moet dat. eigenlijk moet dat wel, he? eh! eh! www. ik moet repareren. waar is &~mə hamer. vertel eens, Thijs, aan Evelien. wie hebben er bij ons gelogeerd van het weekend? waar is &~mə hamer. hee, Thijs. vertel eens aan &~e:. Thijs. waar is &~mə hamer! ik weet het niet! waarom heb je de hamer nodig dan? nou. nou? nou bij de. xxx wel bij die. kar. bij die hamers. xxx. kistje. wat? bij het hamerkistje? hier is het! oh! hamer! ja. xxx. eh! oh ja. gemaakt? nee! nog niet! nog niet? oh. wat moet je nu dan nog doen? maar waar is die. groene met. schroef? wat? hier. wat is dat? een schroef! een schroevedraaier. ja. ah. xxx. zo. gerepareerd, he? hee, maar wat hebben jullie gedaan in de stad? wat hebben jullie gekocht? hee? www. moet alweer poepen! moet alweer poepen! moet je alweer? ja. oh, had je hem niet helemaal afgemaakt net? nou, doe je maar vast je broek naar beneden dan. kan ik niet. oh, kan je best wel. laat maar zien aan Evelien. laat eens kijken. je hebt wel een leuke broek met allemaal van die blauwe ruitjes. de feestbroek, he? ah. van tante Marlies en oom Frits hun feest nog. oh ja. van vorig jaar. he he, thee. voor Evelien. hee, je gaat toch niet slaperig worden meneer Jansen? www. xxx. jij bent klaar. tjongejonge, nou heb je denk ik geen poepjes meer he? of heb je nou nog meer poepjes? nee. xxx. dag poep! ga maar lopen naar de kamer.
he? anders dan komt Eveliens opname helemaal in de knoei! ik kom er zo aan, ja? kom maar, moet ik je broek even omhoog doen? nee. kun je dat zelf? mama doen? mama. oh. dies. van Frederiek, he? mag je niet aankomen. dat is van Frederike. Frederike dat. dat? op de grond? ja. oh. ja, die had geen regenjas. jij had er wel een. waar hadden we die van jou gekocht? weet je dat? bij Frankrijk. ja. oh. zelf. vorig jaar, he? vorig jaar. samen met Hannah en Mirjam waren we daar toen. weet je nog? ja. en heb jij ook zo een? met bloemetjes? zo een. heb jij niet zo een? nee. geen bloemetjes op je regenpak? jij niet, he? jij hebt echt een stoer jongensregenpak. hm? vertel eens wie er hebben gelogeerd bij ons. van het weekend, wie waren dat? dat weet ik niet. xxx. wie hebben er. opa en oma! hebben die hier gelogeerd? ja. wat gezellig! en waar hebben ze geslapen dan? in &~o. ons bed. in jouw bed? in ons bed. jullie bed. en. papa en mamas bed. oh, papa en mamas bed. eh. hee, waar waren papa en mama dan? waren die. op vakantie? nee. nee? toch niet! toch niet? nee. waren die ook thuis? en waren sliepen die dan? in welk bed? bij achter bed bij zolder. oh, in het bed op de zolder. en. wie sliep er in Thijs zijn bed? ikke! jij zelf? en waar sliep Ieke dan? en. ook in haar eigen bedje? ja! oh, gelukkig. wat gezellig. en wat heb je nog gedaan met opa en oma? wat hebben jullie gedaan? zijn jullie nog naar de stad geweest? die is ook nog kapot! oh, die is ook al helemaal kapot. nou, dan moet je hem denk ik maar weer even maken, of niet? kan die al rijden? nee. laat eens kijken. nee. nee? hee wat hebben jullie in de stad gekocht? wat. lekkers. wat lekkers? wat voor lekkers dan? ja. een. naar. Kruidvat! wat? waren niet! naar het Kruidvat? nee. niet naar het Kruidvat? nee. wij. waren. niet eh. wij waren naar de markt geweest en naar de winkel geweest. oh. en wat hadden jullie allemaal gekocht? nou alles! alles? ja. en. tjongejonge. zoveel? tjongejonge, wat hadden jullie toch deze moet ook nog. hee en wat hadden jullie voor Frederike gekocht? oh jee. kan die al rijden? nee. laat eens kijken dan. nog verder gemaakt. oh, moet ie nog verder gemaakt worden? nou, oeh! zo. even. is ie al klaar? nee. ik nog ga een hele lange schroef. is dat. daar in ga. in tillen ga. wat? hele lange schroef, he? zo. ja, nou zit ie er wel in geloof ik hoor! ja. hee en moet je hier nog even wat aan schroeven? meneer de. nee! meneer de auto. nee! maker? nee! nee? is dat goed? ja. okee. en. kan die al dicht? ja. hm. moet deze nog. waar zijn. andere. xxx. nu toch? ja, dat weet ik niet.
waar zijn ze gebleven? nou, weg gebleven. zijn ze helemaal weg gebleven? oh. ik zie ze ook niet. maar. nu kan ie wel rijden, he? heng! hij rijdt zo. hij rijdt! ja. hij is weg gegaan ə. hij is weg. oh, wat ben je hard aan het werk! hij rijdt er af. toet! toetuut. hij moet. erbij! waar gaat ie nou heen? xxx. even vuilnis ophalen, maar ik weet niet waar. heng, nou. ga weer terug. ga weer terug. alsjeblieft. ja. deze troep mag ik ook wel eens weg halen. nou gaat ie weer terug! oh, daar is die weer! ik ga nog even naar eh. Frederike toe. zo. waar ben je geweest? nou vuilnis. opgehaald. veel? nee. niet zoveel? een vuilniszak. een vuilniszak. xxx. en wat zat er in de vuilniszak? vuilnis! oh. heb ik ook omgegooid. van wie was die vuilnis dan? van Frederike? nee. een luier? een poepluier? nee! nee? weg! ja die heb ik. van oma gekregen. heb je die van oma gekregen? bofferd! en ander. vuilnis haalt. wel haalt anders. wat? jawel! wat? anders. ga je ander vuilnis halen? okee. tot straks. hier is nog vuilnis in de. hier. wakker worden! wakker worden? wie &~sla ja. wie slaapt er dan? Frederike. wie? Frederike? die moet toch gaan slapen! die is een beetje moe, denk ik. eens even kijken hoor, wat je allemaal aan je prikbord hebt hangen. eh eh! wat heb je allemaal aan je prikbord hangen? ik ook! ja. nou, laat eens even zien, wat heb je er allemaal aan hangen? xxx even op mij tafel even op je tafel zo? oh. hier staat ik. wie is. van wie is die? deze. ja. van mij. ja? van wie heb je die gekregen? hm. even die er af. wil je die er af? ja, deze. deze? zo. nou, dan prikken we deze weer vast. nou. wil je er even af? ja. huppekee. eens even kijken hoor. wat een mooie zeg. ja. xxx op. wat spelen ze? iets. dit. wat is dat? dit is xxx. www. wat is er Thijs? we gingen even kijken naar de kaarten op het prikbord, he? je had ook een kaart van oma gekregen, maar waar die toch gebleven is? weet je het nog? www. van wie heb je die gekregen? nou. wat staat hier nou op? wat staat daar nou op? ja. weet ik niet. hartelijk gefeliciteerd staat er op. nee. wie was er jarig? nee, weet ik niet. www. wat is er Thijs? weer ophangen. weer ophangen? weer ophangen. weer op het zelfde plekje? even kijken hoor, xxx. en had je al verteld wat we vanmorgen hebben gedaan, Thijs? wat heb je vanmorgen gedaan? zo. ik wil er ook af. oh. Thijs? ik wil dat hekje weer er af. die? van Kikker? ja. heb jij verteld van vanmorgen? Thijs, heb je al verteld? wat we vanmorgen hebben gedaan. ja. waar zijn we naar toe gegaan? weet ik niet. weet je niet meer waar we naar toe zijn gegaan? nee.
wat hebben we allemaal gedaan? we waren helemaal. waar waren we naar toe gefietst? naar Christien. ja! en wat zag je onderweg allemaal? oh. wat heb je onderweg allemaal tegengekomen? trekkers! trekkers! een heleboel trekkers, he? heleboel! wat voor trekkers allemaal dan? van Hanke. ja, dat is van Hanke, he? hoort hier niet in. nee, zet maar op tafel. nee jij moet doen. moet ik het doen? jij kan het wel zelf. wat waren de trekkers allemaal aan het doen? graven. zullen we dit even opruimen dan maar? graven. dit spelletje? ga jij even opruimen? nee! nee! wil jij het spelletje nog doen? ja, met. jij! ə spelletje. met jij nog doen! oh ja. meneer de commandant. moeten we het even doen? ja. moet je wel even zeggen hoe het moet hoor. want ik weet niet of ik het wel kan. zo. is het moeilijk? zo hoort het! laat eens zien. bij olifantje hoort het. bij olifantje bij olifantje! olifantje bij olifantje? ja. dat hoort. bij poesjes bij poesjes eerst. poesjes bij poesjes. maar dan moet je ze eerst op de kop leggen eigenlijk, he. want anders is het wel heel makkelijk, vind je niet? Thijs? nee. Marlies, hier is thee. oh, lekker. ik heb op de kop gelegd. zo. nou. moet zo! oh. die poesjes? ja. ja. oh. poesjes is precies əma:t he. toch. nou, wat moeten we nou? een zwaan zoeken bij die andere zwaan? zoek jij eens een zwaan. ik zie ə zwaan niet. nee! nee! mag je eentje omkeren. en dan kijken of de zwaan het is. is dat de zwaan? nee. nee, dat is hem niet. nee nee nee nee! moet je even wachten. nou is Evelien aan de beurt. die moet even terug. nou, ga ik. kijken, is dit de zwaan? nee. nee. oh. nou Thijs. nee. waar zou de zwaan zijn? waar zou de zwaan zijn? zal mama eens zoeken? nee. is dit de zwaan? nee. nee. nou Thijs weer. ik zie de zwaan. nee! nee! hee, Evelien is aan de beurt! eh ik zie de zwaan niet! zou dit hem zijn? nee! nee. zou dit hem zijn? nee! nee dat is het lelijke jonge eendje. nou Thijs weer. mag je er een omkeren. oeh, die moet er ook nog bij. misschien is dat hem wel. ja. die is het. wie is dat? nee. oh, nee. varken. varken. die xxx ook. weet je? we kunnen gewoon ook wat anders gaan bij elkaar gaan doen. eerst. we komen er misschien vanzelf wel dan. ik zie een slang. ik zie de slang niet! nee. oh, die ook niet. waar is die toch? dat is hem niet. dat is hem ook niet. nou. nou. xxx. mama gaat weer eventjes pakken. ja. dit is ə slang. oh, mis. nou. dit is ə slang. jij mag er nog twee omkeren, Thijs. deze. en. deze kaart. deze. deze kan niet hier. in xxx want ik zie het. niet! nee. nou leg maar neer. leg maar neer.
moeten we kijken of die andere er ook is. nou wel! even kijken. is ə slang! hee! hee! hee, heb je het daar? ja. oh ja. zelfde slangen. nou, hehe. gelukkig. ik was de eerste. ik had de slang gepakt! ja! kan jij de kleine slang toch niet meer pakken! leg ze maar bij de poesjes. www. bij de poesjes. xxx. ja. leg er maar bij. mogen ze naast de olifant? leg ze maar samen maar naast elkaar. bij kuikentjes. dit zijn. moeders van de kuikentjes. oh, dat zijn de moeders van het kuikentje. oh, dat heb je goed bedacht. ik. zie ə andere kuikentje niet van &~s. andere moeder. van de andere moeder, ja. nee. nou, moet je even eentje omdraaien. kijk maar. gaan we het andere kuikentje ook zoeken. zou dit hem zijn? nee. nee. zeker niet. mag ik nou eentje omdraaien? ja. van het kuiken? jij moet ə kuikentje van əm. haar moeders ə. pakken. nou, is dit het? nee. nou. is dat het? nee. nee. nou jij weer. nee, nou jij bent. moet je even zoeken. nou. hier, die kaartje is het. hee. nee. nee. dat is ook niet het kuikentje, he. &~dis de kip. deze dan? nee! ook niet! nee. ehm. oh nee! xxx je zelfvertrouwen. ja. jij bent weer, Thijs. zoek het kuikentje maar op. dit is hem. nee! nou, wie is er nu? Evelien moet ə kuikentje. ja. pakken van &~sən. deze moeder. kijk eens! ja! Evelien heeft hem gevonden! ja. kuikentje! zijn. precies de kuikentjes. dat precies de kuikentjes. precies dezelfde he? ja. piest presas! nou. en wat ga je nu zoeken? olifantje? nee! zijn geen olifanten. nee? het zijn wel drie poezen. dan zal er inderdaad wel een olifant zijn. ja, we hebben twee van die spelletjes. oh. een halve en een hele. drie poezen! die komt dus uit de hele. oh ja. drie poezen! www. drie poezen zelfs! www. nou Thijs, draai er nog eens eentje om. dat is. niet ə poes. eens kijken. wat is dat? ə konijn. een konijn. nou, zoek de andere er eens bij. nee! nee? www. nee, maar dan ligt ie op de vuilnisbak. van de badkamer. nee maar dan nog, daar merk je toch niks van? hij lag daar op. badkamer. van. www. zeg Thijs. ik sta! oeh oeh! hee wat ben jij van plan? acrobatiek in de kamer. vetbillen! &~trik. &~ka! acrobatiek, kan jij dat zeggen? acrobatiek, ja. nee! acrobatiek! nee! &~kratik! nou, ik ga er weer twee zoeken, Thijs. ik wil deze. nee. ik ga deze. prima. draai eens om. eens kijken? het lijkt wel een pannekoek. wat is dat? ja, van de apen. een aapje. nou. aap. waar is de andere aap? ik ga hem. pakken pakken. zoeken! zoeken zoeken zoeken. zoek hem op. xxx! die? die. is dat een aap? ja. nee. oh, wat ben jij een gekke aap! www. ik ga əm. nog een. &~e:p. aap. ik ben. &~a:pop. ik ben gekke aap. hee. een hondje.
nee aap! nee! aap! ik ben gekke aap. want. aap! je bent een hele gekke aap! ik ben gekke aap. wat heb je daar dan? even kijken, hoor. aap. van. koe! is dat de koe? nou, het is een hertje geloof ik Thijs. het is als een hertje bedoeld. nee. nee. krak. is ə aap. nee, dat is een. kijk eens goed? hee. aap! waar moet die naast zitten? is dit. is ə aap. nee! wat ben jij voor gekke aap, hee! kijk eens hier? aap. www. volgens mij hebben we die al. aap! ga je net zo lang door tot je de aap hebt? mmm. je bent zelf een beetje een aap. jij. meneer. nee. aap! apekop. aap aap. ik ben gekke aap! mam. die kan &~ikət. deze aap kan &~t. zo doen! ga je het nadoen? hoe doet ie dan? nou ik kan het. zo. aap! ja. hee! aap. die hebben we ook al. nee. die hebben wij ook al. hebben jullie die niet? nee. kijk. kijk eens. nee! nee! oh. moet hier. oh, moet precies zoals je het neer hebt gelegd. nou, okee. ja. hier. die moet weer zo. ja. nou, pak je er nog een? nog xxx nog aap. aap! wat is dat? is ə allemaal apen. waar moet ie dan eigenlijk naast, die aap? nee. er zijn maar twee echte apen. waar zijn die twee echte apen? nee ik wil ə niet. dit is geloof ik een echte aap, he? ah! eh eh! een echte aap. kietelkietelkietel! apen. aap. aap! oh, ook drie apen. drie apen. wat een spel. moet die jullie ook. mag ik ook een omdraaien? nee. waarom niet? ikke mag het alleen. oh. ik doe zo he, toch? hee? kijk, aap! een beetje raar, hoor. ja, een beetje raar is het wel. een beetje gek. vind ik ook. ik vind dat alle apen zijn. vind je dat het allemaal apen zijn? nou. aap! ik ken maar een echte aap hier. wie is dat? aap! ik vind dat ə apen zijn! aap! ik breng het naar de apen. hee. aap. alle apen! allemaal apen. aap! oh. xxx. aap! aap! nou, daar liggen alle apen. ja. het is toch wat. ik kan ət zo doen deze aap. moet deze aap niet met nog wat anders spelen? zullen we het even in het doosje doen? nee. zullen we het in het doosje doen, aap? nee. wat dan? wat wil je dan? ik wil nog een ander spelletje doen. wat voor ander spelletje? ja uit de kist. voor spelletje. wat wil je voor spelletje uit de kist dan? hee? &~a apen! wat voor spelletje wil jij uit de kist? ik ga dat weggooien. wat ga je weggooien? dit is een kullebak. ik ga dit in de kullebak. dit moet ook in. kullebak. in ə kullebak! in de prullebak. prullebak! in ə kullebak! prullebak! kullebak. prullebak! prullebak. kullebak. prullebak. kullebak. prullebak. prullebak. krullebak. krullebak.
in de krullebak! oh! je bent zelf zo'n krullebol! ah! Jansen junior, wat zullen we doen? ga je nog even goed kletsen voor Evelien? ga je nog even goed kletsen? nee, ik ga. ga je nog even wat leuks vertellen? ga je nog even wat leuks vertellen? eh nee. wat heb je op Kiko gedaan, gister? eh eh. ben je naar Kiko geweest? eh eh. vandaag niet, he? nee, we hebben gewisseld he. oh. omdat ik nou. meestal dinsdag werkt. www. nog ander spelletje doen. ja. moeten we eerst even dat in de doos doen. okee? zal ik even helpen? nee. hatsjikidee Thijs. twee apen er in. nou, dan krijg je ook geen ander spelletje. nee. we moeten toch eerst even deze opruimen. dan gaat het feest niet door. nee. Matthijs Jansen! ik ga. xxx. moet. moet je die doos even doen. moet je die nog mee doen. moet je die ook doen! wat? dat ook opruimen? ik ga. zo afpakken. oh wat wordt het donker ineens. xxx. ja, het gaat volgens mij ontzettend regenen. www. nee nee nee nee! oh. mag ik het doen? ah? nee. waarom mag ik het niet doen? nee! jij bent stout! ben ik stout? nou. ja. en ik wou jou even helpen. nee. mag ik niet helpen? nee. wie is hier meestal stout? nee! ach. dan niet. dan ga ik gewoon maar thee drinken. ga ik maar even met mama praten. Evelien weet je dat die Thijs van ons dat is soms zo'n lastig jongetje. die kan zo boos worden! ja! gisteren bijvoorbeeld, toen mama thuis kwam. om half zes. www. vervolgens was hij natuurlijk ook aan het krijsen. want hij wou dat ik hem hielp met kleuren. terwijl ik moest eten koken. en toen werd. wat gebeurde er toen Thijs? wie werd er toen heel erg boos? mama. ja. heel erg boos werd ze, he? oeh. en wat is er toen gebeurd? werden jullie toen ook boos? ja. ja. maar jullie hielden op een gegeven moment wel op met huilen, he. en toen? en toen? ging het toen weer over? en wat zei je toen tegen mama? ben je weer lief, mama. vind je ons weer lief. ja. dat vroeg jij, he? wat zei mama toen? hap. en was het toen weer over? waren we toen niet meer boos? pfff! hee? pfff! waren we toen niet meer boos? eh! nee, he? wat hebben we toen gegeten. weet je nog wat we gister gegeten hebben? pfff! aangebrand vlees en. oh lekker! worteltjes. er komt niet meer uit jou, meneer. hij is moe xxx. ja. ik merk het een beetje. nou, dat vind ik ook niet gek. nee. www. ik kan het zo doen. knap hoor. hee, zou je nou niet eens even wat constructievers gaan doen, meneer? ja. meehelpen met dat. ja. moeten we meehelpen? meehelpen. ga je meehelpen met opruimen? ik doe niet meer, hoor. helpen. ik mag het niet. nee. het is toch erg ook. ik doe het zo.
bieden ze aan om te helpen en dan. mag dat niet eens. dat is toch niet aardig van jou? Jansen junior? oprapen. hee, ik wou dat even beter sorteren, zodat ik weet. aap. voor jou. aap voor jou. aap voor jou. aap voor jou. aap voor jou. ja, dank je. aap voor jou. ja, dank je aap. aap voor jou. aap. jou. ja, dank je aap. poes voor jou. dank je poes. daar is. ə poes. voor jou. nog een poes. nou, dit zijn dus. merkwaardige exemplaren. die geen dubbele hebben? die moet ə. daar is het deksel. ə die. andere. uit. ja, nee, die moet ik effe gaan uitzoeken en dat ga ik zo dadelijk eens eventjes doen. hoor je het? dan gaan we nu in de kist kijken. want jij wou nog wat anders hebben om mee te spelen, begreep ik. of niet? zit die soms hier in? www. kijk een huis! een huis. heb jij dat gemaakt? Matthijs, wat wil je doen? kom hier! huis! ik wil bij. dit. xxx. ik doe bij dit! hee, ik heb bij dit gedaan! oh! wie zijn dat dan. bij elkaar daar? oeh, dat zijn wel kleine zeg. schaapjes. ja. jij mag meedoen, he. mag ik meedoen? oh, gelukkig. ja. schaapjes, ja. wat moet er nou aan? zeg jij eens wat er aan moet? eendjes. nou, zoek eens op dan. ik heef de eendjes. ik heb de eendjes. ja. goed zo. nou mag Evelien he? mag ik nou? nee, ik moet ə nog een keer. moet je het wel goed doen. wie moet je nou zoeken? dit. ga ik doen bij. dit. ja, dat is goed. ja, dat kan. ja, dat heb je aardig goed bedacht. schaapjes bij schaapjes. schaapjes bij schaapjes, ja. en nou dan? en wie is nu aan de beurt? moet je al weer plassen? nee. ik wel ə &~stə. jij mag wel deze bij dit schaapje. ja. bij dit schaapjes. okee. nou, wijs jij maar aan. kan! bij die, zo? nee, nee hier. en dan? zo. ja. okee. okee. nou, wie mag er nu? nou. kleine commandant? jij! wie is jij? jij! ehm. ik geloof dat ik eh. deze moet pakken en die moet hier, he Thijs? nee. hoe moet het dan? help me eens even. nee, toch bij koeien! oh. waar zijn de koeien dan? hier zijn de koeien. hier zijn de koeien. ja, waar moeten die aan dan? zijn er hier koeien? oh kijk, daar zijn koeien. zo. nou, wie is er nu aan de beurt? oh. wie is er aan de beurt? jij weer! ben ik weer? eens even kijken hoor. deze bij kippetjes toch, he? deze bij de kippetjes? deze bij kippetjes. toch. ehm. hier? nee, daar zijn de kippen niet! waar dan? hier! oh, hier! zo. nou Thijs weer, he? he? nou ben jij weer. volgende keer. ik kan zo doen. hi! welke ga jij pakken dan? jij bent toch aan de beurt, Jansen junior. ik ben toch weer.
deze ga ik ben. toch? ja. leuk hoor. xxx. allemaal kipjes he? nou, wie is er nu? jij weer. ik dacht dat mama aan de beurt was. jij weer. wat? wie is jij? jij! hier Evelien is weer. Evelien? nee, mama is eerst hoor. kijk. mama gaat er weer kipjes bij leggen. nee. ik ga hier. maar ze mogen toch ook wel daar? nee. of aan de andere kant zo. of aan die kant daar, he? ja. okee xxx. ga volgende keer zo doen. oh ja. en. mag ik nou? ja. eens even kijken. wat zal ik eens doen? bij. eendjes bij eendjes! ja. hee, je moet Evelien het laten doen. die is toch aan de beurt? nou ben jij weer aan de beurt. hi hi. varkentjes bij. welke ga je pakken? dit. oh. waar moeten die? waar zijn de varkentjes. oh, hier! ja! en nu dan? wie is er aan de beurt? we gaan volgende keer zo doen, he? gaan we doen. gaan we dat de volgende keer doen? weer. ik ga dat zo doen. wie is aan de beurt? ikke weer. nee. je bent toch al geweest? jij moet. mama is. mama is aan de beurt. maar mama zit ook wel te suffen, he. daar wordt het ook wel moeilijk van. deze. mag jij. eh. mag jij die! mag ik die? oh wat fijn. hier mag die. oh. zo is ie leuk. nee toch. ja, zo hoort ie. ja, zo is ie leuk. nee bij beer. oh kan ook. ik kan ook een beer doen. zal ik die zo doen? als beer? dat is ook grappig. nee toch. beer ook. zo. meneer de commandant. ga ik het zo weer doen. ja, dat kan toch niet! waar zijn de beren? waar zijn de beren? hier zijn de beren bij beren. beren bij beertjes? ja. nee. jawel! eendjes bij beertjes. dat kan toch niet. er klopt niks van. zo moet ie. nee! oh, Matthijs mag niet meer mee doen. Matthijs snapt er niks van. Matthijs begrijpt het helemaal verkeerd. zo gaan we toch met beren. hoort ie zo? ja. oh, jij zit een grapje te maken! klopt toch niks van! wel! ben babietje. klopt toch niks van! ben je een babietje? ja. je bent een babietje. ik snap er niks van! nou. nou dat kan ik wel merken dat jij een babietje bent. dan moeten we dat babietje maar in bed leggen, he. dan gaan Evelien en mama maar verder. moet dat babietje al slapen? nee. nee. oh. nou, leg het dan eens even goed, babietje. hm. hm, hm, hm. hier. ja. en die andere beer? die klopt ook niet helemaal, he. en. hee, die andere beer daar, Jansen junior? we hebben geen beren meer! jawel. deze. die lag ook verkeerd. waar moet die? ja. okee. gaan we volgende keer zo doen. nou, nou ben ik aan de beurt, he. gaan we volgende. ik was &~də aan de beurt. zo, zo. hier. volgens mij was ik aan de beurt.
volgens mij was ik aan de beurt! wie heeft nu gelijk? meneertje Eigenwijs! ikke. ik heb gelijk! ikke was er. ga jij het helemaal alleen doen? ja, zo. oh, okee. nou. nou goed, maak het dan maar alleen af. ja. kijken of je dat wel kan. nou deze. bij &~ra:p. bij &~ropra:p. was ik. deze. gemaakt. ik ga het volgende keer zo afmaken. klopt dat? ja. kijk eens goed. varkentjes bij eendjes? ja. zijn dat eendjesvarkentjes? moet die er toch tussen uit! zo. nee, nee! nou, dan moeten we dat babietje maar weer in bed stoppen, he. wel een beetje een dom babietje hoor! xxx zo'n dom babietje. nou, wat dom! wat een dom babietje hebben wij zeg! oh wat een dommerd! lijkt Frederike wel. klopt niks van, hoor. ik doe het bij koetjes. ja, die is wel weer goed. toch niet? nee wel. vind je dat leuk of zo? ja. waarom vind je dat leuk? jawel! vind ik. maar hoe komt dat dan? een haar. dat dat leuk is? een haar! oh, een haar. ja, doe maar even aan de kant. van mij? nou. ik heb wel een beetje strohaar, maar zo erg. het is wel de zelfde kleur, he? je hebt zelf ook van dat vreselijke stro op je kop, jij. bij koetjes bij koetjes. nou, volgens mij zijn dat geen koetjes, hoor. koetjes bij schaapjes en varkentjes bij eendjes. er klopt geen hout van, Thijs. wel ben ik een dom babietje. ja, je bent een heel dom babietje. nou. nou de laatste nog. waar moet die dan? nou, ik vind het niet meer leuk, een spelletje zo, hoor. je moet de regels toch wel houden? kijk. ja. nou eens! kijk nou eens! wat ligt hier nou zo maar bij elkaar? dat kan toch niet? dom dom dom! xxx. nou, ruim jij het spelletje dan maar weer op, dom babietje. klaar. dan gaan we weer wat anders zoeken, he. op. gaan we nog wat leuks doen? Thijs, je bent een ontzettende. ik vreet je nog eens op, jongen! ik vreet je nog eens op, jongen! oeh! nee. oh, dit domme babietje moet maar even naar bed, he? zullen we het domme babietje naar bed brengen? nee. hij is echt moe, he, een beetje. www. www. hee, wat zullen we doen? hij zit er nu weer tegen aan te hangen. ja. heb je zin om even te gaan kleuren? nee. nee? of even met de duplo? of even voorlezen? nee. we hebben nou de boeken nog. we moeten ze nodig naar de bieb terug brengen. wanneer zullen we dat doen? moeten weer andere boeken kopen, he? ja, we hebben geloof ik al weer een fikse boete anders. zijn ze te laat? eigenlijk moeten we weer centjes betalen. omdat ze te laat zijn. ah! hee, Jansen junior. hi, ik ben poesje en dit. en dit. bij zijn.
je bent een poes? wat doet de poes dan? hap! au au au! au! geef me maar een kus, poes! dan kun je beter een kus geven. oh. een beetje stoute poes volgens mij. hee hee, wie kietelt me daar? ik ga die poes heel erg kietelen, hoor! ik ga die poes heel erg kietelen, hoor! nou, wat zullen we doen, poes? nog een ander spelletje doen. welk spelletje dan? wil je een puzzel maken? nee. hee. ga je het even in het doosje doen? ja. hier ligt het doosje. kijk? ja, doen jullie het maar eens even in het doosje. dan gaat mama ondertussen de was even sorteren. want anders dan. mama! doet ze vandaag helemaal niks! dat is ook niet de bedoeling. mama! oh oh! ja, mama komt jou helpen. ik doe wel even was in de centrifuge. hier. moet het hier in? nee, nee! oh, oh, oh. zo moet je zo maken. hee Thijs, zullen we een boek lezen? hee? boek lezen? van de bieb? nee. nee? van wie is die broek? van wie is die broek? van. nou, dan ga ik het maar alleen opruimen nee. geloof ik. nee! mag jij niet! oh oh oh. nee! wat moet er dan mee? mama. moet mama het doen? nou. ga ik denk ik zelf maar een boek lezen. ja. ja? wat voor boek zal ik gaan lezen? ik ga even het Scarryboek lezen, denk ik. dat ligt hier op de bank. dat vind ik altijd wel een leuk boek. eens even kijken hoor. wat kan ik doen? iets helpen opruimen? jij kan mij helpen. nou. waar is het doosje gebleven dan? dit. anders wordt het helpen wel moeilijk. dit. en het deksel? waar is dat? zoek jij dat eens even op. nee, ik mag mee doen. die moet hier. dit moet hier. ik. ook. helpen. ja nee eh, geen gemekker, he? anders moet je maar naar bed. gaat mama computeren. en gaat Evelien naar huis. Evelien die logeert hier ook. die logeert bij haar papa en mama. ja. dat is grappig. of logeert ze op de Herenstraat? nee. bij papa en mama logeert ze. Evelien heeft ook een papa en een mama. wist je dat? hee. nee! gek he? nee. xxx. ik wil dat! ik wil er in. nou, doe dan! hier. waar is het deksel eigenlijk gebleven? weet ik eigenlijk niet? niet hier. hier. hier. gaat het goed? hier. hier. hier. hier. hier. hier. hier. hier. ga jij de Dikkie Dik puzzel zo maar eens maken. ga jij zo maar eens even aan Evelien laten zien. met jou. met jou toch! met mij? ja. oh ja. die is die. ga jij even beginnen, he? wat is het raar weer, he? ja. www. nou, je moet even alle stukken die bij mekaar horen bij mekaar doen. hier, dit is een puzzel. dit is grote puzzel. maak jij daar eens een puzzel van. ik kan ət heel lang al de grote stukken zelf. ja. de. he? ik kan dit.
www. ik kan die. www. kijk! xxx. kijk eens, zijn dit de grote stukken, he? toch? mama jij moet. gaat het goed? nee. mama. moet xxx. volgens mij kun je het helemaal zelf, zelfs. deze zijn moeilijk. deze puzzels. ja, die met die kleine stukjes die zijn wel moeilijk, ja. ja, Thijs jij kunt het toch wel? jij kan toch wel een moeilijke puzzel? weer een af! lukt die? jee, je hebt er al twee af! allemensen! ja, die twee. xxx maken. man, wat kan je dat snel! gigantisch! oeh! nou, deze horen bij mekaar. maak er hier ook maar een van. die. ik kan niet! oh, je kan het wel. nee ik wil mee gieteren! ja, het zal best. maar je gaat eerst even deze puzzel afmaken. nee niet meer. puzzels. wil je niet meer puzzelen? ga je ook planten water geven? nou weet je, je gaat eerst even. deze puzzel afmaken en daarna zal ik je water in de gieter geven. goed? oh. ga je ook even water geven? ik wil die grote nog wat. heel veel. xxx. xxx. www. xxx. nog meer, nog meer! oh, je hebt nog maar zo weinig, he jij? je komt zo te kort. je bent een zielig jongetje af en toe, he? xxx! ik ga plantjes water gieten. oh. welke ga je dan wat geven? nee. welke moeten nog? deze. eh dit. oh. waar moet ik? waar moet je het in doen? ja, dat kun je bijna niet. hier. xxx. moet ik even vasthouden? ja. nou, ga jij op de bank. oh, dat vindt ie wel lekker van jou. jij even vast moet ik weer even vasthouden? zo. en nou? waar ga je nou heen? www. ik moet die ook! ik moet die ook! ik moet die ook! www. xxx. heb jij het al op? heb je een beetje nat? ja. op &~mə schoen xxx. heb je in je broek geplast? oh. Matthijs! xxx. Matthijs! moest je zo nodig? dit is de derde keer van de week! je hebt het twee keer op Kiko gedaan en een keer hier thuis! Thijs! wat is dit nou? nou. ga maar gauw nog op de weecee de rest 0doen, of niet? heb je alles er al uit? luister eens even naar mama. waar komt dat vandaan?. uit mijn piemeltje. waar moet dat eigenlijk in? in de. ? dat moet toch eigenlijk in de. ? in de weecee! xxx. waarom heb je dat xxx. was je het vergeten? droge broek aantrekken! waarom roep je niet “mama ik moet plassen”? nee. luister eens even? waarom roep je niet “mama ik moet plassen”? nee. waarom roep je dat niet? dat moet toch. wat ga je de volgende keer roepen? plassen moet. ja. getsiederrie. dit vind ik vies hoor. dat kan niet zo maar. droge broek aantrekken. ja, dat snap ik dat je dat wil. maar dat. ga je dan niet meer in de broek plassen? nee. hier kan ik niet tegen op wassen. als dit iedere dag gebeurt.
dan kunnen we je een complete extra garderobe aanschaffen. ben je moe? was je het een beetje vergeten? ja. ah! was ie niet al twee keer naar de weecee geweest? ja. drie keer inmiddels? xxx plassen. nou, til op dat been. getsiederrie. wat een vieze piesboel. kun je eigenlijk ook wel zelf uittrekken, he? Thijs, ik vind dit wel erg hoor! heeft ie zoveel gedronken ook? ja, kennelijk. nou. nou trek je het zaakje zelf maar uit. dan ga ik schone kleren zoeken. is je hemd ook nog nat? ja. oh nee toch. ik kan deze niet. nou, dat hemd dat moet maar voor droog door gaan, hoor. oh probeer maar. ga er maar even bij zitten. en dan trek je maar aan je been. en dan gaat ie vanzelf wel uit. jij doen. nee hoor, daar heeft Evelien geen zin in. dat kun je best wel zelf. een twee. heb je het toch voor elkaar. nou je onderbroek uit. onderbroek uit. doe je onderbroek maar uit zelf. is ook nat. je hemd is droog, dus dat kan allemaal aan blijven. moest je in een keer zomaar plassen? ja. ja! dat kan toch niet! nee. nee. dat is nou nat. ja, alles is nou nat. dit niet. jawel, die broek is ook nat. en kijk dit is ook. nou, misschien is dat water, op de grond. laten we dat maar hopen. och. de grond is ook nat! komt dat uit de gieter, dat? nee. nee. van mijn plas. ja, bah. nou. hoort toch niet! hee! nee. hoort toch niet. voor jou, hap. nee, hoef ik niet. hoef ik niet. op je benen. waarom moet dit op mijn benen? zo. oh, zo. nou, gaan mijn benen slapen. gaan mijn benen slapen? nee. zo, leg maar onder het kussen. is dat ook al op Kiko gebeurd? moest je op Kiko ook plassen? hadden ze wel een schone broek dan bij Kiko? ja. ja. oeh, dat was wel boffen dan. anders moest je de hele tijd in een natte broek rond lopen. dat is ook vies. hm. nou, meneer Jansen junior. dat is me wat. och, vergeet ik je onderbroek? vergeet ik je onderbroek! dat is ook niet slim. misschien is er hier nog een. eh ehma! wat staat er op je trui? beer. Matthijsje, Matthijsje. sta je daar in je blote pierement. hm ah! doet zeer! deed het bij jou ook zeer? xxx. xxx. zullen we ondertussen die onderbroek aan doen? hee? is helemaal nat geworden. anders heb je het later nog over ongewenste intimiteiten. ja! hier was ik. het is daar droog en daar is het. nat. ja. hoe komt dat? wat is daar terecht gekomen? van mijn plas. ja. zit er nog meer plas in? nee. is alles er uit? ja. of moeten we nog even naar de weecee voor het laatste beetje? nee! zullen we maar even naar de weecee proberen te gaan? nee. jawel. nee. uh, negentien mei negentieneenennegentig. nee! wil je niks zeggen tegen mamma? ja.
nou dan. blijf hier maar af. ja. wat ga je zeggen? vandaag ga ik met Sarah praten, morgen ga ik met jou praten. allebei. allebei. ajebei. nou, zeg. blijf maar even van de microfoon af. laat hem maar even hier staan, ja? ja. goed zo. , ik wil ook. nou, wacht. ga maar even naar de wc eerst, Laura. ik hoef niet te plassen. o. wat moest je dan doen? niks doen. Sarah! in Den Haag daar woont een grave. wat zeg je nou? in Den Haag daar woont een grave. o in Den Haag daar woont een graaf. nee nee. nee? wat mag je niet doen, Saar? stoute mamma. och, stoute mamma. Saartje is heel lief. yyy. morgen mag je nog een keer. Sarah. Saba. vertel eens wat. goed zo. goed zo. Laura, er niet zo vlak voor gaan staan. ja. hoe laat mag ik? jij bent toch ook aan het praten, dus. maar Saatje ben twee xxx. niet een spelletje doen, Saartje? je moet niet daar gaan staan. je moet hier gaan staan. nou, ik wil ook een keer. yyy. nou, jij bent toch ook op de bandrecorder. ze horen je heus wel, hoor. eh eh. nu wil ik. yyy. kom maar even bij mij. mag ik nu? is mij. um. “is mij”, zei ze. ik ben al vijf jaar en ik heet Laura. goed zo, Laura. heet Laura. “heet Laura”, ja. heet Sarah. en jij heet Sarah, ja. ik kan heel mooie tekenings maken, he. en mamma. ik kan ook xxx. en Peter. en mamma en Peter, ja. ja? ik kan ook een huisje tekenen. en Laura. en Sylve. en Sylvia, ja. ja. zo doe. zo doe ik. ik doe zo. Nienke. Nienke is er ook nog. piep! jullie moeten niet door elkaar gaan prat praten, anders versta je niets meer. nou, ik wil eerst. je mag niet vlak bij staan! zullen we gaan puzzelen? nou, doe ik hem uit. zet ik hem uit. nee, ik wil nog wat doen! wil je ook nog wat zeggen, Sarah? xxx. wat zeg je? niet doejə. wat wil je niet? niet doejə. wat wil je niet? doejə. wil je niet in de kamer? nee. o, ze gaat weer weg. wat voor spelletje wil je doen, Sarah? zullen wij een leuk spelletje gaan doen? nee! nee? puzzelen? nee. boekje lezen? nee. wat dan? tekenen? nee. wat dan? vertel eens. vertel eens wat je wilt doen. wil je nog een beetje, uh uh, een beetje fruit? nee. nee? ook niet. zo. kom maar. nee, niet. Peter. mij zitten. wat zeg je? mij zitten. mij zitten mij zitten. nou mij zitten dan. hup. dit. wat dat? pak maar. wat is dat? fluit. een fluit? ja. nee, een tennisracket. ja. die pakken. pak maar. inə tafel. inə tafel. in de tafel? op de tafel. zo, op de tafel. weg! wie is er weg? Sylve weg. is Sylvia weg, ah. buiten Sylv Sylve. Sylvia is buiten, ja. Sylv Sylvia ə Laura. Sylvia ə Laura.
Sylvia en Laura. ja. ga je vanmiddag mee naar de kermis? ja, Laura ook. Laura ook. Sylve ook. Sylvia ook? gaan we op de fiets dan? of niet? of blijf je bij pappa? nee. nee? mij kijken. Sylve ook. ik ook. jij ook, ja? en, en, en en wie? en wie ook? Sylve ook. ja, Sylvia ook, natuurlijk. iedereen, he. allemaal. allemaal. balletje mee. een balletje mee? ja? ja. enne fluitə mee. en de fluit ook mee. tennisracket, ja. hier fluit. dat is een fluit, ja. is dat een fluit? niet fluit. niet fluit dit. “dit fluit”. nou. en balletje mee. ja, balletje ook mee. en, fluit mee. ja. en dit. daar! ja! kun je mee slaan. zo, tegen de bal. zo. lieve bal. lieve bal? zo! wat wil je nou doen? wil je nog lezen even? nee. bal. met balletje moet. bal. ga maar met de bal spelen, dan. ja. ga maar even hier zitten. zo. balletje moetə niet. oei, voorzichtig voor de koffie. zo. zal ik hem gelijk weer wegzetten. xxx. wat zeg je? weg de koffietje. ja, weg de koffie, he. boeken wel. boeken niet. wil je geen boek? boekje lezen. ja, gaan we een boekje lezen. hoe heet dat meisje? dat heet pop. is dat een pop? boekje lezen. hee, hond hond. ja. xxx. boe. meisje niet. stout! is het meisje stout? ja. niet. nietə meisje. is dat een meisje? stoute meisje. is dat een meisje? en dat niet een meisje? dat is mamma en dat is het meisje. het lijkt wel een pop, zo. mamma. ja. en mamma. nee, pop. hee, eten! o, lekker! ik niet. jij niet? wil je niet eten? nee. heb je geen honger? nee. fiets. ja. fiets. wie zit er op de fiets? wie is dat? appel. o, wat is dat? een appel. en die? en, peer! o, een peer. en, fruit. fruit, ja. en en, fruit! en tekenen! oh! boe. is niet tekenen! nietə tekenen. wil je tekenen? nee. heeft iemand daar op getekend? ja. magə niet tekenen. nee. wegə fiets. ja, is zijn fiets weg. datə niet. huilen huilen. is die aan het huilen, eh, Floddertje? ja. wat is ze aan het doen? bloemetje. bloemetjes aan het plukken, ja. met nogə meisje. hee, niet huilen! niet huilen, nee. hee, tekenen! heeft ze er ook getekend, op de muur? ja, met tomatensap. mane maneschijn! maneschijn, dat is toch wat anders. een liedje. zing het maar. kan je het liedje zingen, van de maneschijn? kan niet. kan liedje niet. nee. huilen. zijn ze aan het huilen? nee, ze zijn aan het lachen. ze zitten lekker in bad. ik niet. nee, jij hoeft niet in bad, joh. nee. vind je het niet leuk, bad? nee. hond ook. ja, hond gaat ook in bad. hoef hoefə niet. hoeft die niet in bad, nee? nee. huilen. lachen. lachen, ja. lachen. “nietə lachen”. niet lachen? nee? nee. lachen. nietə lachen. “nietə lachen”? nee. die lachen. die lacht, ja. die niet lachen. nee, die niet.
die niet lachen. niet die weer ook. ditə niet lachen. nee, “ditə niet lachen”. ditə niet lachen. nee, die lacht niet. nee. ditə niet lachen is. nee. nietə lachen. nee, die lacht ook niet. nee. ditə lachen. ditə niet. hoe hoefə niet in bad. hoefə nietə bad. hoef jij niet in bad? nee. liggen lachen liggen liggen! liggen? moet die in bad liggen? ja. uit. been weer uit. ja. de benen steekt ie weer uit, he. benen. uit het bad. nat. allemaal nat. allemaal nat, ja. uit. nee, benen hoef niet bad. uit. hoeft die uit bad. hoeft die niet in bad? nee. hee. vogel. is dat een vogel? o ja, een vogel. weg vogel. weg vogel, ja. ik zag hem niet. zag jij hem wel, de vogel? zo. wat wil je nu doen? met het autootje rijden of puzzelen? nee nee, niet. hoefə niet hond. xxx. hoefə niet wassen. hoefə niet wassen. “hoefə” niet in bad, nee. “hoefə niet wassen”. nee. wassen. hontə niet. hontə niet lekker. hontə niet lekker bad. hondje niet lekker bad? nee. Sulve niet. Sylvia ook niet? nee. Sylvia is ook in bad geweest. nee. nou zijn we allemaal uit bad. allemaal in bad geweest. Laura, Sarah. nee, nietə bad. nee, je hoeft niet in bad. nee hoor. hee hee! niet lezen! wil je niet lezen? nee. ga maar wat anders doen, dan. ja. en puzzelen niet. en anners anners. wat? wil je puzzelen? wat anders? wat dan? anners. ga maar wat zoeken. wat je leuk vind. zoeken. zoeken, ja. dit is zoeken. zoeken. open! ja, doe de kast maar open. helpen! helpen. moet ik helpen? ja. even kijken hoor. waar mamma even moet helpen. o, de kast moet open. ja. gaan maar even pakken wat je leuk vindt. ga maar zoeken. weetə niet. weet je niet? nee. ditə. dit moetə open. moet dat mee? ja. die mee. maar die kunnen we ook doen. dat is ook leuk. zo. xxx ook. xxx Peter. xxx Peter is. Peter buiten is. Peter buiten. zullen we die krant even wegleggen? zo, hupsakee. die niet. die niet. kranten niet. xxx. kranten wes. die weg? spelen. ik auto spelen. wat is dat voor een spelletje? even kijken, hoor. nou, dat ken ik niet. het zijn het zijn net wielletjes, he, deze. wieltjes, wieltje. ja. wieltje. ja, wieltje, he. ja. ja. wieltje. ja, wieltjes. ja. oh! xxx. ik hoor het ook, ja. zo. wieltje, kijk. zwaaien. zwaaien ja. zwaaien, ja. daag! staan. even staan. even staan. met je schoenen, mag dat? mag je met je schoenen op de bank staan? schoenen uit. doe je schoenen maar even uit. zo, andere voet. zo. goed zo. hups. nou zijn ze weg, hoor. saaien. zwaaien. nou, ga maar zwaaien. auto. ja. ik hoor hem ook, de auto. zegə niet, de auto. helpen. “helpen”. wat moet ik doen? mmm. o ja, leuk is dat, he. poes doet zo. leuk, he. wat een leuke spulletjes. leuk! ja, dat vind ik ook wel leuk.
zullen we Memory gaan doen? ja. ja. ja. zullen deze weer opruimen dan? nee. wielletje om. wielletje om, ja. zo. draai het wielletje nog eens om. o! wieltje weg. wielletje weg. is het wielletje weg? ja. dat kan nog wel wat lager, hier. zo. als je ze allemaal bij elkaar legt, dan draaien ze allemaal. zo. mamma weg? nee, mamma niet weg. nee, ik ben toch niet weg? ik zit hier naast je. ja. meisje uit. wat zeg je? meisje uit. meisje uit. wat meisje uit? ja. weet je, als ik nou aan deze en deze draai, dan gaan al die andere meedraaien. zie je? o, leggen. liggen? ga je je verstoppen? ja. daag Saar! tot ziens! ga maar lekker slapen. nee. nee? vind je niet lekker dat bedje? nee! uit. nee, he. uit, nou. uit! xxx. zoeken. wat moet je zoeken? nogə zoeken. wieltje! dicht laten? dicht laten? ja, laat maar dicht. doe maar weer in. stoppen hier. ja, stop daar maar in. stoppen hier. zo. zo. laat maar dicht. weg. open. open, ja. open. ga je ze weer te voorschijn halen? zitten we netjes op te ruimen, he? kijk maar. dicht. zo, weg. dicht laten? dicht laten. open. nietə open. dichə laten. dicht laten. open. wat ben je nou allemaal aan het prutsen, hee? wat ben je allemaal aan het prutsen? yyy. zullen we een mooie tekening gaan maken? tekening maken. wil je een tekening maken? ja? blaadje. wat zeg je? blaadje. blaadje? of zeg je dat niet? lezen. lezen? nee. niet ditə hemme. die kan niet meer. moeten we die weer wegstoppen dan, de kaartjes? heb je geen zin om Memory te spelen? nee. nee? poes. vliegtuig. vogel. vis vis. een vogel en een vis en een vliegtuig, ja. maar dit is toch geen vis? wat is dit? um, fruit. o, dat is een fruit. een aardbei. en bloemetje. een boom, geen bloem. een boom met appels erin. ja. en xxx. ja ja. hee! ja, wat is dat? muis. een muis? kijk eens goed. nee, dat is geen muis. wat is dat? slang. slak, maar bijna een slang, ja. slak. ja, slak heeft een huisje. deze vogel. portemonnee met het geld erin. kijk maar. centjes. uit. uithalen. uithalen. ja, ga jij maar fijn eruit halen, weer. hee hee! wat is dat? xxx. wel vogel. vogel vogel? uil. uil. uil. en nietə vogel. nee. slang slang. deze, um, slang. slang. wat? slang. slang. ja, dat is een slang. en hoe doet de slang? , goed zo. doet Laura niet. Laura niet. nee? Laura niet. doet Laura niet? alleen de slang. en ik dan? ik kan het ook doen, hoor. kijk maar. nietə nietə muis? nee, een muis doet geen slang nee, dat is geen muis, dat is een slak. slak. en een hond. en een hond, ja. ja, paard. waar is het paard? hier. ja, zebrapaard. deze auto. ja, brandweerauto. brandweerauto. ja, brandauto. niet huis. Nienke huis? nee, boot. niet Nienke huis? nee, het is een boot.
het is een huis op zee. in het water, een bootje. “inə water bootje”. ja. ja. en klok. ja, dat is de klok. bimbim, doet de klok. dicht laten? magə wel? mag wel mag wel dicht laten, ja hoor. hup, hierin? hierin, dat is wel makkelijk, he. maar wat is dit? vliegtuig. vliegtuig, ja. daar gaat het vliegtuig. en die? fluit. een lap. nee, geen fluit, een lap. en boot. en deze? kikker. ja. zegt de kikker. en dit? en man. een man, een spook. spook. en vis. nee. en xxx. een ijsje. ijsje. niet enge vis, niet enge en deze? en huis. ja, een huis. en deze? kleurtjes kleurtjes. kleurpotloden, ja. kleur, om te kleuren. je weet best al een hoop. vis. dat is een vis, ja. datə nog een vis. dat is nog een vis, ja. niet appel. ik appel. xxx. , nog een keer? ja, ik doe nog wel een keer. ja? ja. en slang. hee hee. nietə slang? niet een slang. nou, een draak. het lijkt wel een beetje op een slang. dit is de slang. nietə slang. nietə ditə slang. dit is een slang, ja. deze 0is schoen. een schoen, ja. dit is een schoen. en xxx. vis. nog een vis. waar is nog een vis? hier. o ja. op de doos staat ook een vis. niet huis. wat is dit? en bromfiets. bromfiets, en die? en bloemetje. bloemetje, ja. en vis. en een vis. en die? en xxx. nog hier! een meneer, een indiaan. nietə vis, nee. en die. en appel. ja. en emmers, emmer. nogə? gaatə niet. hoefə niet dobbelt. hoef niet. hoef niet wat? he! heb je nou alles netjes ingestopt, in het doosje? zal ik het even netjes hierin doen? zo gaat dat niet, natuurlijk. wacht maar even. gaatə niet dat. gaat zo niet, nee. wat nee? nee. hier moeten we het in doen, Saar. niet daar. zo. gaat hartstikke goed hoor, zo. dat is de deksel. dat deksel. ja. dit beestje. hier. dit dit. wat komt er uit de appel gekropen? appel kruipen. een slang. appel gekropen. nou, het is een worm om precies te zijn. een klein appelwormpje, he. oeh, die heeft lekker in de appel ge zitten eten. dop! die moet zo. zo, die moet daarin en dan zo hierin. ligt er nog een. daar. hier. ja. deze niet leuk. die ook toch er in. heel goed. deze ook. deksel er op. nou. hopla. ga je hem nu weer eruit halen? nee toch. uithalen. nogə. vogel. ik hoor ook een vogeltje, ja. hij floot, he, vogeltje. fluit. ja, fluit. fluit. o o! datə nou? is “datə nou”. nou, wat was dat dan? wat is dat? slang slang. een slang. nee, hier zo. nee, hier is de slang. dat is een draak. hier slang. ja. ik kom zo weer terug. yyy. eendje. wat ben je allemaal aan het doen? Sylvia. Sylvia, ja. en Laura op de kast, he. staan allemaal xxx. en Sylvia. wat ga jij nou doen? eendje.
nou eend? eendje erop. hier. ik ook. jij ook? heb je hem weggestopt? en nou ga je je zelf verstoppen? maar ze komen nog niet. ze komen straks binnen. Sylvia en Monique en Laura. Monique ook. Monique ook, ja. en Laura ook. Laura ook, ja. leggen! moet ik liggen? dan moeten eerst even de spullen weg. ja. nog spullen weg. nogə spullen weg. nog weer de spullen weg. ja. ho! zo. alle spullen weg. ja, nog. zo, eend weg. nee! nee? o. de eend dan niet. het is geen eend, het is een pinguin. ja. zo, kom op dan. ditə vogel. hier liggen. hier. mamma ook. moet ik ook liggen op de bank? wil je slapen? ja. lekker slapen, nou kom xxx. nu slapen wij. jij ogen dicht. ogen dicht? o, ogen dicht. nee. ik doe mijn ogen dicht. ik niet. jij niet? kan jij je ogen niet dicht doen? ogen open. ogen open. yyy. yyy. ogen. ogen dicht. xxx. sst. sst, slapen. ogen dicht. uit. uit, wil je dr af? open. au, je trekt aan mijn neus. au, niet aan mijn haar, hoor. dat doet zeer. over. trekken! uit. nu weer uitə. wil je dr af? nee, liggen. liggen, o. xxx niet. mamma ook niet. wat ik ook niet? Sarah ook niet. Sarah ook niet. wat Sarah ook niet? xxx. maneschijn. in de maneschijn nee, Poesje Mauw. o. Poesje nee. nee, wat dan? wangetje. wangetje? um. nee. klap eens in je handjes. nog een keertje. klap eens handje. maar ken je die ook van dit nog een keertje. o. nou, ga dan klappen. handjes. blij blij. op je broze op je broze xxx. in je zak. zo in je zak. in je zak? ja. heb je zakken hier? zijn dit jouw zakken? zijn dit jouw zakken? ja. ja? nee, dit, hier. ja. daar is jouw broekzak. in je zak. weg. weg, ja. handje. handje, wat moet ik met mijn hand doen? bolles. o, ermee op je bolletje. bolles. blij op je broze bolletje in je zij>. xxx spelen xxx. ja, verhaaltjes vertellen vooral, he. en daarna ga ik een verhaaltje vertellen de e als ik een verhaaltje vertellen da dan ga jij een verhaaltje vertellen. als ik xxx ja, dan ga ik weer een verhaaltje vertellen. kom, we gaan het op de grond doen. goed? wat gaan we doen op de grond? oeh! puzzelen? ja, puzzelen. oh, we doen eerst alle xxx stukjes zo. goed? ja. alle puzzelstukjes xxx netjes neerleggen zo. leg nee, leggen we zo neer. jaja, maar dat moest ik toch doen. zo. ik leg wel alle puzzelstukjes neer, he. met de goede kant boven. en dan doen we het stra draaien we ze om, he. xxx. niet niet op elkaar, he, niet op elkaar, he. niet op elkaar, he, niet op elkaar, he. dat staat niet mooi. ik jij doet ze eruit en ik kijk of ze dr op liggen nog. goed? of ze nog op elkaar een beeeetje liggen. mmm, die ligt wel op.
och, die is xxx, dan ga ik beginnen. yyy. goed, nou, jij mag ook meehelpen, hoor. nou mag ik wat drinken? goed? wil je wat drinken? ja, zal ik het even zelf klaarzetten? ja. ik kan het zelf wel xxx. kan je het zelf wel? kijk maar dat ik het kan, dat ik niet knoei. “kijk maar dat ik het kan, kijk maar dat ik niet knoei” op de grond, Saar. xxx. dat ik niet op de grond knoei. zo,. even kijken, hoor. is dit een hele moeilijke puzzel, Sarah? nee hoor, niet zo erg moeilijk. zo goed kan ik het ook weer niet. nou, gelukkig maar dat je een kind hebt, he, want want ik kan het veel beter dan jou, he, want ik heb het heel veel keer gedaan, m maar weet je gelukkig maar dat ik jou help, he. ja, gelukkig maar, want ik heb het heel veel gedaan, jij hebt het heel veel gedaan, dus, gepuzzeld. want jij hebt n nog nooit gepuzzeld, daarom heeft heeft zij die juf dat dat de kinderen ook mogen, dat dat de moeders dat moesten doen, he. ja. jij kan het ook heel goed, he. kan ik het ook heel goed? gelukkig maar. gelukkig dat jij het ook kan. ja, en dan moet het hier aan vast, hier. dan moet dit hier aan vast en dan moet dit hieraan vast, moet dit hieraan vast. we doen eerst de kantjes, he, en dit laten we zo liggen, he. toch. ja. ande eerst moest je eerst de binnenkant een stukje doen en dan. en deze kan hier, toch. nee, nee xxx. nee? okee. nee, weet je, eerst eerst maak je dit is ook de buitenkant. eerst doe je de binnenkant eerst even. en en dan haal je het eruit en en dan laat je het zo staan. goed? okee. xxx. oeh, heb je jeuk, Saar? kriebelt je xxx in je ogen xxx, niet doen niet doen niet zo xxx. hier heb ik ook kriebels. ja, maar niet zo beetje raar is dat, dan doe je maar even zo. yyy. hee, stukje, xxx, oh, daar. nee, xxx. waar ben je waar ben je? dit puzzelstukje, waar ben je? oh, daar ben je, gelukkig maar dat ik je heb heb gevonden. gelukkig maar dat ik je heb gevonden. en dan haal ik dit eruit, dit. dit is de binnenkant, oei. zo, dr uit, zo de bi ik ik doe de binnenste kant stukjes steeds en jij jij maakt em en ik help jou een beetje mee want dan moet e, ik doe de binnenkantstukjes, jij maakt die xxx en ik maak het ook e mee help ik jou dr uit. is goed, hoor. anders want jij kan het niet helemaal alleen. nee, natuurlijk kan ik het niet helemaal alleen. is veel te moeilijk. ja, want jij v nou nou doen we het binnenkant stukjes ook. goed? ja, goed.
zo, want we zijn al bijna klaar met dit rijtje en dan gaan we dan gelijk toe doen, toch. ja. die hoort daar nog. zo, nou nou gaan we ook al alle rijtjes doen dr bij en dit. goed? ja. heb jij nog eh, kantstukjes? oh ja, deze moet daar. hier nog een kantstukje. daar een kantstukje. mmm. daar nog een kantstukje. xxx stukje. en hier moet nog een stukje. die jij kan het wel met mij, he. kantstukje moeten we nog maar. oh ja. en jij mag dit doen. goed? ja. oh, vergeet ik nog te zeggen e welke datum het is. xxx eh, veertien plus een is vijftien februari, is het vandaag. nou, vandaag is het dinsdag vijftien februari negentien vierennegentig. op een dinsdag en Laura is waar is Laura ook alweer naartoe? naar zwemles. oh ja. en wat moet ze ook alweer doen op de zwemles vandaag? met kleren aan zwemmen. tsss, en voor welk diploma? weet ik niet. voor dr c diploma xxx. jaa. knap, he, van haar. niet voor haar d. niet voor nee, niet voor haar d. niet voor haar c. nee, wel voor haar c, niet voor haar d. c. dat zei ik heel goed. voor haar c? ja, voor haar c, wat is ze goed, he. dr c diploma al. hee, ik hoor je drinken, Saar. hee, wat is het toch een knappe meid, he, onze Laura. ja,. jij bent ook een knappe meid natuurlijk. daar twijfelt niemand aan. maar Laura ook. ja. allebei even knap. allebei even knap, ja. hebben we hier nog een stukje xxx. ik heb xxx. het is een mooie puzzel! kijk, maar waar hoort deze nou? iets lager. iets lager misschien ja xxx. hee xxx. nee, hier bedoelde ik. deze. neee xxx. nou. yyy. jaa, hier hoort ie, xxx. yyy. hier. nee, ik heb het al gezien, ik heb het al je moet me niet weer dr op wijzen hoe dom ik ben. xxx. wel deze hoort hier. kijk, nu zie je dat de kikker hier aan komt springen. oh ja, daar gaat de is kikker springen. daar daar is de kikker xxx. zo, kijk es, hier nog een stuk. het was even zoeken, maar ik heb het gevonden. stuk. mooi is die uil ook, he. ja. deez heb ik toch van oma gekregen van Sinterklaas en Zwarte Piet. ja. , bij oma was Sinterklaas en Zwarte Piet, toch. ja. bij oma. bij oma. ja. nou, we moeten nog drie stukjes maar. jij het laatste stukje. jjja, zo is het goed. nou gaan we mooi is tie, he. wat staat er nou allemaal op? ik vind em zo mooi. een uil, van Winnie de Poeh. een uil van Winnie de Poeh, ja. een ehm, muizen. zijn dat muizen? dit is een muis. ja. wat zijn dit? ja, ziet er een beetje uit als bevers. bevers. of zou het geen bevers zijn? muisje. geen bevers. ma bevers, dit is het een babietje van hun, he. ja.
dat is moeder, dat is vader, he. ja. en wat doen ze allemaal, die beesten, wat doen ze nou allemaal eigenlijk? weet ik niet, ik denk dat deze deze worst pakt. misschien is het wel een wedstrijd, wie het snelste kan zwemmen. dieee. die kan het snelste, sneller dan de slang, he. ja. die heeft gewonnen. ja. win je ook wel eens met hard zwemmen, of met hardlopen? zulle zullen wij xxx hardlopen. goed? nou, nou effe niet in de kamer, daar heb ik niet zo veel zin in. n nou gingen wij toch een verhaal vertellen, ik eerst. lang geleden waren er nou nou gewone i ik doe gewoon niet over maar gewoon over dieren. goed? ja, ik luister, ik ga op de bank zitten naast je en ik ga luisteren, ja. en dan vertel jij mij een verhaaltje. en dan mag jij. ja. xxx. lang geleden leefden de dieren heel heel gelukkig, maar een die ging dood. ahh, zielig. en dat was een muis. ja? en die ging ook nog dood. en mij lief lievelingsdier een wasbeer. wat zeg je? een wasbeer! wat was er met de wasbeer? een wasbeer ging dood. een wasbeer we werd zieker en zieker en die ging dood. ja, en een muis dat ging ook hetzelfde en later later en toen later toen werd die muis helemaal wit. toen toen we werd ging die muis weer leven en die wasbeer. ja? nou, toen werden ze nooit meer ziek. nooit meer, toen gingen ze nooit meer dood. oh. is dat je verhaal? kun je ook vertellen wat we vandaag op school hebben gedaan? dat is ook een leuk verhaal. ja, dat ga ik nu. nou ik heb overgebleven. je hebt overgebleven, zo. met iedereen, was iedereen erbij? Laura ook? mm ja. kon Laura niet overblijven? nee, ze bleef niet over. nee, ging ze met iemand mee? ja. met wie is ze meegegaan? weet ik niet. lekker he, Saar, je appelsap. ja, en eh nou mag jij een verhaal vertellen. wat jij op je werk hebt gedaa. ik heb eh, eh, getypt achter de computer. leuk. ik ben even wezen kijken of ik een mooi jas voor Laura kon vinden nog. tussen de middag. en meer heb ik niet gedaan. en nou voorlezen jij. moet ik voorlezen? nee, ik ga niet voorlezen, jij mag voorlezen. nou, maar ik kan niet voorlezen. nee, maar je mag wel vertellen bij het verhaaltje. nou! nou. ik mag alles weten wat we gaan doen. mag jij alles weten? je moet een opname en opname betekent dat je veel moet praten. dat jij moet praten, niet ik. niet, dat is niet opname xxx spelen. maar ik speel toch samen met jou, hee flap. ik ga xxx over vertellen. goed? oh, ik luister. nou, weet je, deze deze dat meisje die geeft de baby koffie mag niet. nee,. en dan denkt ze of ze dan groter, maar dat is niet waar.
nee, dat denkt ze, he, dat de baby dan groter wordt, maar dat is niet zo. nee, en en dan laat ze het zien aan papa en mama maar ze zien het niet weet je en dan wat laat ze zien aan papa en mama, de baby? oh, het spookje. nee, papa mama luisteren niet, he. nee, en weet je wie ik wie wie dan dan laat ze em zien aan Ben en toen eet ie die op. toen belde die iemand anders op, he, niet de politie, maar wie belde iemand anders op, de baby? nee, zij. en hoe heet zij? dat weet ik niet. Elsje, he. ja, Elsje heb belt de verkeerde nummer maar dat was de nummer niet van van de politie maar dat was van de man die in het bos woonde. ja. maar ze ze belde toen tante Guus op. nee, niet tante Guus, neee. yyy. yyy. dat is toch niet tan tante Guus, rare! yyy. xxx. yyy. yyy. xxx eh, tante Guus. Guus, wie was dat? dat was een vriendje. is het een vriendje? die ziet er toch niet als tante Guus uit. xxx. tante Truus zul je bedoelen, maar tante Guus. nee, tante Guus, heet ie tante Truus, heet die Truus? nee, dat was een grapje. tante Guus! tante Guus, Guus en toen belde ze Guus op, toen zei die kom je op mijn feestje, wanneer was dat ook alweer? wanneer dat feestje was? ja. xxx. eh, over een week. over een week, zei die en toen toen wa toen toen ging ze wachten, maar toen ging ze weg, toen, toen kwam haar moeder, die had haar als een dame verkleed. ja. die ze waarom komt jouw moeder. ja, en toen werd ze weer naar huis gebracht, he. toen werd ze weer naar Guus gebrengt, he. ja, wat ging ze bij Guus doen? spelen op het bed alleen. Guus ook echt jarig? nee, toen toen was het nog niet over een week. nee toen was het nog niet over een week. xxx. toen kwam ze te vroeg, he. ja. en wat ging ze toen doen? toen gingen ze spookje spelen midden in de nacht. xxx midden in de nacht spookje spelen. en nou wil ik deze! nou vertel je die, ja. nou, ze gaan verstoppertje doen. en Guus, he, die zit ook xxx eh. die zit achter waar zit Guus achter, die zit achter ja, dan moet je zeggen van xxx achter mama. achter mamaas jas. zij dan dan denkt ze dat ze die ene man is, he. denkt ze dat ze en en toen ging die toen toen was die een heks geworden. ja. toen ging die in de kast. kast dat was een toverkast. ja, dat was een toverkast. en xxx toen zei die geef maar op me neus een kusje nog dan word ik weer Guus.
dan wordt ze weer Guus en het was eerst een heks, een ouwe lelijke heks xxx en dan was het weer ons mijn lieve Guus. en weet je, toen gingen ze weer even xxx doen omdat ze xxx. ja, toen gingen. gewoon in bed liggen. sliep die, toen sliep ze. ja. maar xxx niet want nee. ze droomde dat ze op de zee waren. ze droomde dat ze op de zee waren, ja. en dat er haaien kwamen en toen kwam mama ze redden. ja, toen kwam mama ze redden. nee. toen werd ze weer wakker. ja. en nou dit verhaaltje vertellen. ja. en ze gingen naar oma. xxx. dat is xxx tanden, dat, en toen gingen ze met die tand betalen. toen gingen ze die tand betalen. ja. toch. am ze zei as as je xxx open doet, dan wordt het geld. ja. maar dat was n hij weet wist het beter. maar het was niet zo, het bleef gewoon een tand. en toen waren ze de tand kwijt, had ze met de tand betaald voor de bus. ja, ze wou em weer terug. wouen ze de tand wel weer terug. als jij em niet e een grote mensen tand krijgt, en je ouwe tand is eruit dan wil je em ook bewaren, he. net zoals je lokjes haar, die boven, he. ik heb pas dat lokje heb ik maar uit dat doosje gehaald dat er nog lag, en ook boven maar weer in het potje gedaan. is dat goed? nee, eh, het was niet omaas huis, he. nee, was een andere mevrouw ze huis. ja. want want ze dacht misschien is het wel een heks of zo, he. toen ging ze onder de tafel verstoppen, waren ze zomaar een vreemd huis binnen gelopen. maar. maar toen was ze een heks, he. nee, het was een aardige m kijk, kijk xxx een heel aardige mevrouw, zie je. gewoon een mevrouw, he, ja. toen krijgen we limonade, toch. ja. toen deze maar het was toch oma, he. nee, het was een andere mevrouw en toen belde ze thuis op. maar hoe weet je de mama van Guus en de hoe weet je dat de nummer? dat wisten ze, Els wist dat, Els is al groot. kijk, kijk daar zit ze xxx Els is zo blij dat ze ineens het telefoonnummer van haar huis weer weet. dat is mooi, zegt de dame, dan zullen we eerst jullie vader en moeder maar eens bellen. zie je? Laura weet toch ook het telefoonnummer van mama. ja, ik isse jij ook al bijna. kijk toen gingen ze verstoppertje doen. ja, nu weer het volgende verhaaltje, he, dan xxx. nee, eerst is ze ziek, is ze ziek? ja. Els is ziek, ze heeft de bof en dan wordt ze weer beter. nou, wat gebeurt er hier allemaal? niks? gebeurt er niks? wel, ze is ziek geworden. waarom is ze ziek geworden? ze huilt nou. waarom huilt ze? weet ik niet.
omdat Guus een ander vriendinnetje heeft. ja. ohoh. ze is een beetje jaloers op dat andere vriendinntje, want ze wil dat Guus alleen van haar is. want weet je, dan is zij de vriendin niet meer, he. jawel. vriendje Guus kan best twee vriendinnetjes hebben, toch. ja, maar weet je, en als die zijn vrien vriendinnetje, als die maar een vriendinnetje wilt hebben? ja, maar hij wil en Els en dat andere vriendinnetje. weet je nooit. oh, sorry, hoor. dat weet je niet xxx. weet je nooit xxx. en wat gaat ze nu doen? xxx weet je nou heeft ze eigenlijk geen vriendje meer, want ze wil eigenlijk maar een vriendje vriendinnetje, maar hij heeft , weet je, maar zij zij vindt haar niet lief, he. nee. nou heeft ze geen een vriendje vriendje. nee. toen werd ze boos, heel erg boos. nou, toen werd ze boos. en wat gaat ze dan doen? boe, een leeuw xxx die eet Marjan met een hap o op. en dan gaat ze dr haar afknippen xxx. oh nee, ze gaat vlechten maken. dan weet ze da da dat ze het niet is, he. nee, ze gaat vlechten maken omdat ze net zulke mooie vlechten als Marjan wil hebben. want dan wil Guus haar misschien toch weer als vriendinnetje als ze zulke mooie vlechten heeft. zie je? kijk dan. en wat heeft Marjan gedaan? de vlechten eraf geknipt, want ze xxx want ze dacht want ik wil hetzelfde haar hebben als Els, dan wil Guus mij wel als vriendinnetje hebben. en aan het eind, wat is het eind? wie heeft Guus nou als vriendinnetje gekregen? Els. en en zij. en Marjan, alle twee, he. ja. heeft ie twee vriendinnetjes. nu weten ze dat Guus ze allebei even aardig vindt. en Els en Marjan vinden elkaar ook aardig. en alles is nu weer goed. had ze de staartjes xxx afgeknipt, he. ja, ze had de staartjes afgeknipt. en daarom heeft, he. ja. kijk. mooi verhaal, he. deze hebben ze, nee, deze hebben we, die laatste, en deze,, en dit is dat ze vrie die hebben wij toch net gedaan en die. nou dees en dit. dit is xxx poppetje xxx xxx. eten gaan koken. nou! bijna. nou bijna, nog eventjes dit afmaken. xxx. dit dit is het xxx? ja. en dit is dees van Guus en dit is eh, met de trein, en dit is verstoppertje. ja, zijn allemaal vier verschillende plaatjes, he, achterop het boek. kijk. verhaaltjes, maar die vi die xxx leuk, he xxx. dat is Guus als heks. weet die man xxx ook dat ie een heks was? natuurlijk! nee! xxx was ie echt een heks geworden. ja. xxx ik ga ook als xxx. ga jij ook iemand omxxx. xxx nou ben ik een heks. hoe, wat een. gaat ie ook xxx en dan word ik weer Sarah. nee, nee, op mijn neus een kusje. kusje op je neus geven. aaaa! xxx.
mm, gelukkig is die lelijke ouwe heks gelukkig weer weg, gelukkig weg. dus ik moet eerst oh ja. Meroena gaat een ijsje kopen. ze ziet de ijscoboer. en ze heeft vijftig cent bij zich. vijftig cent kost een ijsje. ze ze pakt het ijs. ze zegt dank u wel. ze gaat op straat lopen. ze zit te likken aan het ijs. ze heeft een lekker ijsje hoor. ze heeft twee bolletjes. maar opeens valt ze. het ijsje valt uit haar handen. toen huilde ze. ze was verdrietig. hoe noemde je haar nou? Meroena. oh wat een mooie naam. ja doe maar de volgende. Kees en Meroena zijn op het strand. Kees en Meroena zitten aan het spelen. Meroena zit een toren te maken. en Kees zit te vissen. Meroena zegt geef hier die Kees zegt geef hier die emmer. Meroena zegt geef hier. ze maken ruzie. Meroena moet opeens vallen. ze jankt. de vader van Meroena en Kees komen. zullen we gaan voetballen? Meroena gaat voetballen met de hond. de hond gaat achter de bal aan. Meroena zegt hier heb je een botje. de hond graaft het botje in een kuil. en gaat op het plaatsje liggen waar het botje ligt. &~jans Jenske ziet een meneer die ballonnen heeft. ze zegt mag ik er ook een? ze de meneer zegt ja alsjeblieft. zegt zegt Jenske bedankt. Jenske valt op een stamboom. de ballon waait weg. au. snikte ze Jan en Kees &~spe lopen in de tuin. ze Jan leest. Kees Kees voetbalt. Jan Jan Jan zit een een krant te lezen. Kees zegt geef hier die krant. ik wil krant lezen. hij pakt de krant af af. Jan rent hem. Kees moet vallen. hij huilt. mamma en Jenske. mamma leest een verhaaltje voor voor Jenske. Jenske heeft wol. ze draait het op. de poes zit te rollen met het touw. &~j Jenske had een visje meegenomen voor de poes. de poes eet het op. daarna ging de poes slapen. maar. prima. ja. op een morgen was Jan wakker. hij ging naar zun kikkertje kijken die hij gevonden had. de hond snuifde in de pot. Jantje ging weer in zun bed. de kikker ging opeens springen uit het potje. weg was hij. Jan keek. de hond was op bed. Jan keek. de kikker is weg. hij trekt zo gauw mogelijk zijn broek aan. de hond had het potje mee naar buiten genomen. Jan trekt de raam open. het hondje valt. Jan was boos op de hond. jij nou mun xxx kapotgemaakt. ze roepen kikker kikker waar ben je? de hond snufte. ze kwamen bij een honingboom &~boom. Jantje werd gebeten door een mol. de hond had de honinghuis gesloopt. de honing viel op de grond. alle bijen kwamen dur uit. Jantje moest snel gaan liggen. de hond werd achter aangevallen door de bijen. Jantje ging verder. hij kwam bij rotsen. hij zag een vogel en nog een vogel en toen een hert. gauw volgde hij het hondje achter hem.
maar de hert was ondeugend. hij gooide Jan in de vijver. hij was gevallen. au. hij ligt nog steeds in het water. toen ging hij dur uit. hij was bij een boomstam. daar ging die op. klimmen. hij zat dur op. al een poosje. toen zagen ze beesten. lijken wel kikkers. nou ze gingen verder. ze zeiden. ja goed zo. dank je wel. xxx. kijk. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. danku. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. danku. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. nee. nee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. zie. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk eens. nee nee. xxx. xxx. stoute zus. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk eens. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. deze. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. die. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. aai. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. ik ik wil Josse. luisteren. nee, straks kan dat. he? straks. vertel maar eens over je verjaardag. nee, dat doe ik toch niet. waarom niet? was Gerard ook op jouw verjaardag? ja. was Gerard op jouw verjaardag? hm. nee, niet aan de knoppen. hallo. eh, nou. niet aan de knoppen. dat doe ik toch. ja, mag niet, hoor. was Gerard op jouw verjaardag? nee! nee? had toch wel iets gedaan, he? weet je nog? he? wat wat had Gerard dan gedaan? gespeeld. nee. Gerard had toch een kaart opgestuurd. ik had een kaart voor jou gestuurd. kijk, daar is tie. xxx. oh ja, jajaja.
mee naar huisie nemen. wat zeg je? moet ik hem mee naar huis nemen? ja. mag wel. xxx wel van Gerard. nou, het is toch jouw kaart? dan neem je hem toch niet mee naar huis? dan neemt Gerard hem toch niet mee naar huis? nee, mag niet. nee, natuurlijk niet. ook nog een speldje op, he? ja? ja. ja, zat ə speldje op. hm. heb je het speldje maar weggegooid? he? heb je het speldje maar weggegooid? neeee. wat wat heb je dan met het speldje gedaan? speld. heb je het speldje aan Abel gegeven? oh. uh? heb je het speldje aan Abel gegeven? nee, mag niet. nee? heb je dan gedaan? weet ik niet. je hebt het speldje toch op je trui. ah, die kietelt. kietelt. xxx. , dus toen heb ik hem nog maar even gebracht is morgens. ja, ja. en we hadden nog een Spaanse postzegel, dus die heb ik er maar opgeplakt. ja. ik wil met Gerard koffie drinken. wil je met Gerard koffie drinken? dan moet je vragen of Gerard een kopje koffie lust. ik ook. nee, vraag. koppie koffie drinken? ja, dat wil ik wel, ja. misschien moeten jullie dan eerst effentjes wat mensen naar de beesten laten kijken in de dierentuin. ja, laten we dat eens effe doen. ja? ja, xxx. ok. en waar is het kruiwagentje nou? weg. nee, in de gang. oh, in de gang. dan ga ik met Ruben even in ons bed leggen. hebt ie> grote laarzen? ja. nieuwe. ik heb ook grote laarzen. ja? nou, kom op. kom op. kom, kom op. kom op, hoor. de dierentuin. de dierentuin. xxx. kijk, daar gaat ie. kijk, daar gaat ie, ja, het karretje. maar van wie heb je dit gekregen dan? van van Rosie. ja? ken je toch wel ja, die ken Rosie? ja, die ken ik wel, ja. kent Gerard die ook? ja, hoor. oh, dat wist ik niet. dat wist ik wel, dat Gerard die kent. ja, wist jij wel, he? die heb ik wel eens hier gezien, hoor, Rosie. is dat nou Rosie? wat? dat met die speel, die Duplo. huppekee. huppekee? nou, vertel eens even. wat heb je gedaan op je verjaardag? met die slingers is dat. die die wast iets in die auto. die lag er xxx op. watte en was was de ballonnen ook op. ging daar rijden. ging ik achter achteruit. met de auto? ja. en zaten daar slingers op, op die auto? nee! oh. waar dan? op xxx. ik maak allemaal maar weet ik niet. ah, jawel, weet je wel. nee, weet ik niet. wel. nee. waar waren de slingers dan? in hier, bovenop. oh. hier ook. aan het plafond hingen ze? nee. bovenop gingen ze op de muur hang. oh, ze gingen op de muur hangen. en waren er ook ballonnen? hier, bij de achter speel spiegel. en de daar achter wasde ook een den wast daar ook. en daar achter ik weet het allemaal nog niet.
nee, weet je het allemaal niet meer? nee. en wat heb je voor kadootjes gekregen dan? tamboerijn en ja? en miccifoon. een tamboerijn en? en een micrifoon. en een microfoon. dan kan je. zingen? he? ga je zingen dan met de. tamboerijn. pas je op? he? van ja, daar pas ik wel op. ok. wacht even. ga je nou doen? ik vind dit dingetje van de microfoon. ga ik eventjes in de doos van de microfoon doen. kijk eens, Josse. he? xxx. de micrifoon. oh, ja, dat ken ik wel, die dingen, ja. nou, vertel eens effe wat. ja, mag ik hem even terug? he? ga ik straks even flipper de flapper zingen. ga jij flipper de flapper zingen. nee, maar, Josse. he, hou effe op met die stoel, kom. vertel eens even over je verjaardag. nee. nou, hij heeft al verteld dat ie een tamboerijn. twee tamboerijnen zelfs. ja. zo. en wat nog meer. en een microfoon. en wat heb je van Hanneke gekregen en van Ab? he? wat heb je van Ab gekregen en van Hanneke? een kadootje. ja, jij moet gewoon naar de w_c. daarom loop je zo te darmen, kom op. xxx licht aan, hoor. ja, dat xxx. even aanlaten. nee, ik wil ja, jawel. xxx. xxx. mag xxx stinken xxx. nou, kom maar als je klaar bent. je kan hem net zo goed uitzetten. duurt het nog wel even? ik hoor een xxx kreet. dan lassen we even een pauze in. zo. xxx. zo, xxx. klaar. xxx. xxx. xxx. wat is wel xxx? xxx. xxx. xxx. xxx. xxx poep xxx. en vind je dat zo erg? ja. vind ik wel. xxx. xxx. ja? echt waar. xxx. kom, ah. zo, dan gaan we maar weer even naar Gerard toe. ik heb sleutel. ik heb een sleutel. ja? oh, waar is mijn waar is die mijn koffie nou? ja, die is nog niet klaar. die staat nog te pruttelen. en en Gerards koffie ook nou? Gerards koffie is ook nog niet klaar. alle koffie is nog niet klaar. nee toch? wel toch. zal ik deze even aantrekken, anders krijg jij kouwe voeten. he? als jij ook zo snipverkouden wordt. ook snip. is dat nou, snip? is dat nou, snip? snip, heel erg is dat. heel erg, snip. heel erg verkouden, dan ben je snipverkouden. snip! wat is dat nou, snip? nee, verder is dat niet zo veel. dat is als je heel erg verkouden bent, dan ben je snipverkouden. snip. ja. wat is dat nou, snip? dat weet ik ook niet. dat zo heet dat. ja. dat, zo heet dat niet, toch? wel, man. nee, toch? jawel. nee! maar wat heb je nou van Hanneke en Ab gekregen voor je verjaardag? want nou weet ik het nog niet? nee. weet ik niet. weet je niet meer. nou, dat was een grote trapauto. een grote trapauto. oh. voor in je nieuwe huis. hi, ja. om Sloten onveilig te maken.
ja, wat was er nou Josse, weet nog wat voor kleur die had? ja, dat dat. nee, die heb je ook van Rosie gekregen. ah, dat is een grote. dat is een grote vrachtwagen. hm. die grote trapauto. nee. wel toch? dit is toch geen trapauto? wel. dat lijkt wel een vrachtwagen. ja. is toch een vrachtwagen? ja. dit lijkt wel een trapauto. nou, vind ik toch wel een beetje zielig. xxx een stom. dit is toch een die heet toch een. vrachtwagen, toch? ja, natuurlijk. maar waar is die trapauto nu dan? van Rosie gekregen. ja, waar is jouw trapauto, die je van Hanneke en Ab hebt gekregen? &~ehm dat ə grote ah trapauto xxx van Ab en Hanneke. dat is een Mercedes. is het een Mercedes? ja, dat is grote trapauto. oh. Ce dat heet zo, Mercedes. dat heet zo, ja, Mercedes, ja. en waar staat ie nu dan? hij is weg. waar? hij is stuk. is ie stuk? ja, hij is weggebracht. waarnaartoe dan? hij is naar de formzaak. wat voor zaak? formzaak. naar dat formzaak. hij is weggebracht, de trapauto, naar een of andere zaak. formzaak die heet Mercedes. nee, die is een Mercedes. grote trapauto is die naar de Mercedes. dat heet Mercedes. die grote auto heet ie. is die nu weggebracht. kan ik niet meer niet meer slapen die zo, dan stond ie aan. en dan zo op de stuur. wat? niemand snapt het. nee. het stuurtje was kapot gegaan, he? oh. dag. en en oh ja. ja. xxx weer gemaakt. ja, en toen was het stuurtje weer gemaakt. en die toeter. ja. en de toeter. en de toeter ook. hm. xxx. en waar is ie nu,? ie beneden, in de box. oh. staat beneden in de box. maar het is geen Mercedes, hoor. wel! het is toch een Russische trapauto? is een grote trapauto met een Mercedes erin. oh ja? met een met een ballonnen en en slingers en daar zitten achterin en die zaten erop natuurlijk toen ie binnen kwam rijden. he? jaja. leuk. ah, ik ging dansen. en had je ook een feestje? he? had je ook een feestje? grote feest. oh, sorry. met meziek. met muziek? ja. en wat nog meer dan? xxx opa en oma. en opa en oma Klimmen. is huis. gingen ze klimmen? oh, die wonen die komen uit Klimmen. oh ja. ook de vrachtwagen. hm. en wat heb je gedaan dan op je feest, op je grote feest? he? geloopt. wat? met muziek. geloopt naar de muziek? ja. nou heb je het over een heel ander feest, he? je hebt het nu niet over je verjaardag. wel toch. nu over het het vijftig jarig huwelijks xxx. nee. dat heb je verteld, ja. ja. toen had je toch gelopen met de muziek? ja, gemarcheerd, zo achter de trommels aan. maar op je verjaardagsfeest? ook muziek. wat heb je gedaan dan? geloopte op de verjaardagsfeest.
is dat wel muziek toch? ja, en had je ook kinderen? waren er ook andere kinderen? Ludo en Tom. wie? Ludo en Tom en grote mensen. Lu en grote mensen. en wat hebben die mij kenden. die jou kenden, ja. ja. ja, natuurlijk. maar wat heb je gedaan? ik wil weten wat je op wat? die heet zo, mannen. vertel nou wat je op je verjaardag. mannen en vrouwen, ja, ik begrijp het allemaal. he, ik wil weten wat je op je verjaardag gedaan hebt. ik weet het niet! jawel, weet je wel. nee, weet ik niet! is morgens ben je toch naar de creche gegaan? naar de creche. wat heb je op de creche gedaan dan? ben je bij de kinderen gewee heb je de kinderen iets gegeven? ik heb verrassing gegeven, allemaal verrassingen. allemaal verrassingen. en wat was dat dan? dat weet ik niet. jawel, dat weet je wel. dat waren stokjes met kaas en met worst. en op het andere stokje, wat zat er op het andere stokje? in de pan zit. aan de andere stokje, appel en aardbei. aardbei en. meloen. oh. en meloen. ja. en vonden de kinderen dat zeker heel erg vies? nee en ik ook! xxx. Josse, je mag niet aan de knoppen komen. oh, zat je ook niet. waarom mag ik niet aan de knoppen komen van Gerard. aan aan de radio? dat is niet goed voor de radio. nee. xxx. is niet leuk voor me als ik naar de radio gaat aanzitten, gaat aanzitten. maar, en zijn er wat heb je op wat wat ik moet hoesten. je moet hoesten, ja. kom nou effe bij me zitten. ja. kom effe vertellen over je verjaardag. heb je &~ehm wat heb je gegeten? aaahh. vertel nou effe wat je hebt gegeten op je verjaardag. hier? ja, hier, ja. hier, thuis. ehm, boterhammen. ja? enne wat nog meer? drinken. drinken, wat? op de creche. op de creche. en hier ook. en hier ook, ja. ja. nou, daar is tie. en we hadden ook nog pannekoeken gebakken, toch, voor Josse. pannekoeken gebakken. er wasse hier. er waren allemaal mensen hier, ja. en die vond je allemaal heel erg vies, he, die pannekoeken, zeker? nee! oh, vond je die lekker? ja. oh. en de andere mensen hadden wat hadden de andere mensen eigenlijk gegeten? soep. soep en pizza. aha, soep en pizza. en hou jij ook van pizza? en soep hou ik niet zoveel. en van pizza hou ik wel van zoveel. veel. niet van soep, maar wel van pizza, he? van heet hou ik niet. ja, als het heet is. nee nee, vind ik ook niet lekker, hoor. als het zo heet is. het afgekoeld is. ja. soep duurt heel lang. ja. is een boek. ja. boek. is het een boek voor Ruben? van mij. nah, dat is volgens mij van Ruben. van mij is het. is voor babies. nee, van mij is het. nee. mijn boekje. uit, uit. uit. twee boekie.
ik zit in een box. en had je ook taart gegeten? ja, appeltaart. appeltaart. van de bakker. ah. was ook vies? nee. nee? ik was bij de vrouwen was de meneertje. xxx. wie? xxx. he, je moet niet zo aan mijn schoenen komen. niet zo fris. is wel fris. nee, daar loop ik mee op straat. he? is niet zo schoon. wel. nee. wel! nee hoor. wel. he, wat heb je met Guus gedaan, Josse? ah. Josse. he? wat had je met Guus gedaan? gespeeld. gespeeld, gisteren, op de creche? hmmm. en hoe gaat het met Ruben? ja, het gaat goed. goed. ja? ha, ha, is niet zo lekker. ja, ja. doet xxx. niet zo lekker. oh, laarzen. oh, waar is mijn laarzen? waar is mijn laarzen nou? verder gaat het heel goed, hoor. waar is mijn laarzen nou? slaapt ie ook al door. waar is mijn laarzen? hm. waar is mijn laarzen? jouw laarzen die staan op het balkon. en die zijn heel erg vies. en die laarzen gaan we niet binnen aantrekken. wel. als het hem droog is. ah, ja, hij groeit goed. ja, het is een kanjer van. ja. ja. wil je hem even vasthouden? ik wil hem wel even vasthouden, ja, hoor. zo, he, jongen. krullebol, he? nou. zo, Josse, xxx nodig. he? xxx voor mij ook. ja, wil jij alvast een kopje meenemen voor Gerard? xxx voor mij xxx. ja, een kopje voor jezelf? en voor mij moet je zet jij het kopje alvast op de tafel? xxx. xxx. dit is voor jou. voor jou. is die voor mij? ja. dat is een lege kop. eh, ja. nou, we gaan er wel iets in doen. oh. he, Josse. oh, gelukkig maar. xxx. xxx. ga is geen xxx schoteltje xxx. moet je effe zien, dan gaat ie kijken. ja? he. he. he, Ruben. goh, leuk, he, zo'n broer, he? ja. jij vindt hem wel lief? ja. ja, he? in het ziekenhuis geboren. is ie in het ziekenhuis geboren? ja. oh ja. he, hallo, hallo. wat doet ie nou? ie lachen. ja, he? oe oe. xxx. in zijn buik kusje geven. ja. en in zijn gezicht ook. en in zijn haar aaien. ja. he. heb jij ook ə krulletjes? ja, ik heb ook een beetje krulletjes, ja. maar Ruben heeft veel mooiere krullen. maar jij ook. en ik heb gewoon haar. jij heb gewoon haar? ja. jij heb een beetje stijl haar. nee, dat ww beetje bruin haar. oh ja, een beetje bruin haar. maar is toch ook mooi? ja. nou dan. en bij Ruben ook. en bij jouw hoofd ook. bij jij ook. ja. bij jou ook. beetje krulletjes, he? ook. ja. hij lacht, hoor. ja. he, he. xxx. zelfs zijn oogleden krullen. xxx. xxx. dat bedoel ik, ja. het zijn xxx. ja, hij heeft enorme wimpers. maar kijk eens, Jo dat heeft Josse ook, kijk. ja? ja. kijk. mooi. whaw. maar Josse heeft net zulk haar als ik. ja.
en dit is meer Ab zijn haar, zo. ja. nee, Ab haar. ja. is mijn Ab haar. dit is meer Ab zijn haar, ja. oeoeoe. ik hou van snoep van jou. wat zeg je? ik hou van snoep van hij. ja? van hij? van hem. ja, van hem. van hem, he? je houdt van snoep van hem? ja. wat betekent dat? ja, patatje. ik hou van patatje van jou. ah, jij houdt van een patatje? patates. xxx. nog speentje van Gerard. nee, is toch niet het speentje van mij. dat is het speentje van Ruben. speentje van mijn broer. het is van jouw broer, ja. wacht effe. ik neem hem even andersom. kijk, ik ik hou van die snoep. hou je van die snoep? ja. hm. hm. ik ga zuigen op die snoep. op xxx snoep. je weet het, he? geef maar. geef maar aan mij. mijn snoep. nee, Josse, ik vind het niet leuk als die speen komt. mijn snoep. dat is geen snoep toch? dat is. ga of Gerard een kopje koffie wil. wil je koppie koffie? ja, wil ik wel, ja. en wat heb je er allemaal in? koffie. koffie natuurlijk. koffie, en dan wat nog meer? kom melk! melk, en wat nog meer? jij, jijiiii! weet jij, jij moet doen? meenemen. ah, niks! nee, daar zit nog niks in. maar is dat nou moeilijk om die wimpers zo gekruld te krijgen. oh. ja ik zit elke ochtend met een krultangetje. xxx. kijk eens eventjes, dit is voor Josse. deze is voor Gerard. die is voor jou. en die is voor mij. oh, heb je al melk erin gedaan? ja, voor jou. oh, dat vind ik wel heel lief. zo, nou. dan schenk ik snel voor mezelf in. nou. en ik ook. ik heb al gedaan voor jou. zo. heb jij al voor mij gedaan. dat vind ik wel erg lief, hoor. shit. shit. shit. daar moet je echt een beetje mee oppassen, hoor Josse. ja, xxx, poem. kijk, ja! xxx. wat heb je nou gedaan? nee, je lepeltje nat gemaakt. oh. xxx kan toch niet. nee. hm. he, wat is er nou, jongen? he. xxx. begin je weer te piepen. nou. xxx. xxx. xxx. oh, heerlijk, de koffie van Josse. zal ik het zo uit de afwasbak weer teruggooien? he? xxx. xxx. xxx speen even xxx. hou daar nou even mee op, want het wordt gewoon een ontzettende knoeiboel. xxx! he! zo, nou. tovenaar Appeloog. hehe. met wie? wat is dat? wat heb je nou in je hand? ehm, een telefoon, is mijn xxx. tovenaar Appeloog. wat zeg je? dat is mijn tovenaar Appeloog. oh, is van tovenaar Appeloog. ja, dat is xxx. xxx. eens even kijken. oh, tovenaar Appeloog. oh ja, die is xxx. dat is met die tovenaar Appeloog, he? ja. ah, dat was de video. die stond aan nog. oh. die stond nog aan. nou, je hebt nu nieuwe koffie. moet je heel voorzichtig drinken, he? niet weer knoeien.
nee, dat zal ik niet meer doen. mag ik ook suiker? en ook suiker Hanneke, he? jij mag een heel klein beetje uit dit zakje. dat gooi ik er dan wel in. ik wel. nee, ik doe het wel. xxx weg, zo. zo. ik doet het samen met jou. ja. hebben we samen gedaan. nou, laat maar even zo. ik vind wel een beetje zielig voor Ruben eigenlijk. nou, dan ga je toch naar hem toe. nee, want weet je, als ik nu met hem rond ga lopen, wordt ie alleen maar kwaaier ja? en kwaaier. hm. ik xxx. zo kan in. hij moet gewoon met rust gelaten worden. hm. zo reageert ie dan. ja. dat had ik in het begin, dan dacht ik altijd gaat ie zo van kloppen en dan xxx. hij werd steeds rooier en kwaaier. xxx. en dat werkte gewoon niet. hm. nee. nou, ik heb hem maar even op pauze gezet daarnet. op xxx. hij loopt alweer nu, maar xxx. nou, als je nu niet in een keer die koffie opdrinkt, dan zet ik hem weg, hoor. tja tjsoepe tsjoepe tsjoep. ja, kom maar mee. ja, je komt nu maar even mee naar je kamer. nee, nee. nee, nee. als ik xxx. ik kon dat niet zomaar voorbij laten gaan, hoor. nee, vind ik ook. opvoeden gaat voor, hoor. nou. heb je je nou verslikt. hm. eens effe kijken of ik nog iets heb. en waar is Ab eigenlijk? die is nu werken. hij is nou werken. ah. waar ie precies is, dat weet ik niet. want ik probeerde hem net te bellen, en toen tovenaar Appeloog, he. tovenaar Appeloog. misschien ging hij bellen. hij is er niet. wie niet? Ab. Ab is er niet. hij had weer een of ander gesprek met een krant of zo. ah. met tovenaar Appeloog. wat zeg je? je moet dat uit:pakken en voor mij xxx Gerard een xxx geven en voor Gerard en voor jou. oh, dank je wel. dat. lekker. die voor mij ook? van jou ook. dat is van jou ook. dank je wel. oh, geef, geven. ik geef aan jou. niet allebei, hoor, dat mag niet. nee. heb jij op. heb ik geen koekje meer. dank je wel. nou heb jij ook nog een koekje, he? he? nou heb jij ook nog een koekje. hm. hm. xxx. oh, daar. auto. auto xxx. zo, zal ik die maar even in de kast leggen? ja. ja. xxx maakt veel kabaal, hoor. wat maakt veel kabaal? ikke. gisteren kwam Ab de. buurvrouw tegen op de trap. en die zei tegen Ab: goh, Josse is veel rustiger geworden, he, de laatste tijd. dat mens is gewoon gek. hm. dat heeft ze zich zeker zelf ingebeeld, dat het zou gebeuren als die baby zou komen, xxx wat. het is niet zo. maar in ieder geval weet ik nu dat ik dat in de komende weken nooit meer hoef te zeggen van rustig. nee, bovendien ben je toch zo weg.
dus had ik me al voorgenomen, dan denk ik van nou, dat zal ik nou niet meer zeggen, nee. mag dat wel? als je niet omvalt. nee, ik valt niet om. valt niet om, hoor. nou, het is wel erg lekkere koffie, moet ik zeggen. en lekkere koek. had ik veel eerder mee moeten beginnen, met koffie. en hebben jullie al een andere creche of speelzaal voor Josse? nou, Josse gaat naar een andere. creche van de Scuva. en dat is sowieso verplicht. en die is op de Mauritskade. oh. dat is dus niet zo veel dichterbij dan de Roomtuintjes. maar hoezo is het verplicht? omdat ie een bedrijfsplaats heeft bij de universiteit. hm. die kopen een bedrijfsplaats bij de Roomtuintjes. maar omdat ze nu zelf die nieuwbouw hebben. en die gaat in januari of februari open. dan willen ze die bedrijfsplaatsen natuurlijk kwijt, omdat die kinderen meegaan. hm. er zitten er meer, hoor. meer kinderen bij de Roomtuintjes, ik weet niet precies xxx. dus hij gaat niet echt niet alleen. xxx. wel een end uit de buurt, zeg. xxx. ja, dat is vrij ver. is dat niet een beetje om omslachtig? Ab werkt natuurlijk in de stad en ik eigenlijk op dit moment ook. ja. he, hihi! maar dan dan duurt het niet meer zo vreselijk lang of dan gaat Josse naar school. hm. en dan hebben we dat xxx in Sloten natuurlijk. het is maar een half jaartje. en gaat Ruben dan al? xxx. die gaat waarschijnlijk ook xxx. hm. bijna niet op. wat zeg je? bijna niet op. bijna niet op? nee. wat is bijna niet op? de koffie. de koffie. is mijn lepel. ja. jijs lepel. dit is mijn lepel. jijs lepel. is nog ə lepel van mij. nee, joh. geef die maar aan Gerard. Gerard moet zijn koffie toch ook roeren? ja. doe er maar in. ok. ga een beetje schommelen. gaat ie schommelen? ja, gaat ie zo. oppa, oh, xxx nou! nnn, de boot. de boot? ja. boot. wil je nog meer? nee dank je. ja. ik wel hoor. ja, doe maar, hoor. ik wil wel nog. heleboel. ik ook, hoor. xxx, mam. geef maar aan mij. nee, jij hebt je kopje toch nog niet op? is ie al leeg? nee. is nog niet leeg. grote boot. grote boot? kijk. oh ja. ja, ik zie wel wat, ja zo. oh ja, dat is een boot. ja. en zo heb je ook boten maar dan kaas, he? Josse heeft ook altijd een bootje met kaas. oh ja. een grote boot. dat is een zeilboot. een zeilboot. en die eet jij helemaal op, die zeilboot. die heet kaas. oh, heet dat kaas. hm, ja. oh, dus dit is geen zeilboot? wat je nu in je hand hebt? wel. wat dan? is dit ook een zeilboot? nee! wat dan voor boot? isse ook een grote boot. hm. bij mensen. bij mensen. dat heet zo geen zeilboten. dat heet ə. gewone boten. heten kleine bootje. ah.
&~ehm geef maar aan mij! die koffie met die lepeltje erin. Gerard. jou eigen koffie, wil je dat hebben? ja, dat moet Hanneke geven aan mij. hm. je kan het toch gewoon bij de tafel opdrinken? nee toch, kan ik niet. och jee. gaat ik knoeien. dan ga je knoeien. en als je ermee rond gaat lopen niet. nee. wel! ga ik wel rondlopen. gaan jullie vrijdag ook avond ook naar de verjaardag van Arjen? ja, waarschijnlijk wel, ja. Ab heeft al wel oppas geregeld. hm. ik weet het eigenlijk nog niet zeker. wij kregen ook een uitnodiging. wel leuk. gaan je er ook heen? ja. je moet wel wat zeggen af en toe, hoor. nee! jawel. nee! je moet verhalen vertellen. nee. nou, he. oh, dus dan zien we jou ook weer. ja. gezellig. dan kunnen we praten over parketvloeren. ja. en over gordijnen. gaat en gaat niet. is helemaal op. mannetje. is een mannetje? xxx. met een pan enne Koekiemonster kan zo niet tegen. nog een en en Pino. oh ja, nu zie ik het, ja. die box. Pino, zie ik, en Koekiemonster, ja. nee, daar. ja, en wie zijn dat dan? meisje en oh ja, meisje, ja. en Grover. ja. en Grover. en daar is Ernie en een Pino. ja. daar. en Ruben? nee, dat is Ruben niet. nee. is Ernie en en Pino. ja. is toch? ja. dat is en deze? daar staat. &~ehm xxx staat dit? Grover! ja. en die? Koekiebah. weet ik allemaal niet. weet je dat allemaal niet zo goed? nee. dit is toch dezelfde? die en die? en die ook. ja. is toch eenzelfde? ja, dat is toch dezelfde? hm. hm. hm. moet jij nog een keer doen. ja? xxx. dit is allemaal ja, moet jij het niet meer doen. waarom moet ik dat niet doen? nee! ah, laat mij dat nou effe doen. nee. ik wil ook muziek maken. nee, ik ga dat voor jou doen. oh nou, dan doe jij dat voor mij. komt ie dan, hoor. ja, daar komt ie, ok. ja. gaat ie. mooi. val je er niet bij in slaap, bij deze muziek? nee. nee? dat is Ruben. oh, is voor Ruben. hij slaapt met die dingetje. ah ja, Ruben valt daar wel bij in slaap, bij die muziek? hm. lalalala. ja, dat is mooi, hoor. gaat ie geluid maken. ja. hihihi. gaat ie beetje: piepetiepiepie. ja. piepiepetie. en Pino ook, ja. dat is. is Tommie. dat is Tommie? ja. oh ja? dat zie ik toch? kijken. nee, dat is Gerard. nee! ja, als ik daarin kijk. kijk maar. nee. wie zie jij dan? xxx is mij xxx Ab en Ruben zie ik daar. zie jij die hier allemaal in, als jij daarin kijkt. ja. ja? nog een. oh, ik zie alleen maar Gerard als ik daarin kijk. nee, zie ik xxx mij alleen. oh, nou. alleen mannen. alleen mannen. en vrouwen. en daar komen ze. nog een keertje. nog een keertje. daar komt ie dan. hm.
ik word wel slaperig van deze muziek. is toch mooi. mooi, he? wat zeg je? mooi. mooi. ja, heel mooi. en ben je nog bij Abel geweest? hm? ben je nog bij Abel geweest? hm. ja, en wat heb je gedaan dan? xxx. gespeeld. hm. wat dan? ook nog xxx. ja, dat kan niemand verstaan, wat de xxx zegt. nee. jawel. zeg het nog eens. ehm, gespeeld. ja. gespeeld, aha. met wat? hebben jullie met Teddybeer gespeeld? he? met een beer gespeeld? wat heb je gespeeld dan bij Abel? hm? xxx. Josse. hm? wat heb je bij Abel gespeeld dan? wat heb je gedaan dan bij Abel? ehm. nou, vertel eens. he. oh. xxx deze periode. dan denk ik van nou dat wordt dus niks. want dan heeft ie schoolonderzoeken en dan is tie alleen maar druk daarmee. dan is ie ook als ie thuiskomt dan is tie druk aan het werk. ja. pas op voor die snoeren hoor Tomas dat je er niet overstruikelt als je wegloopt. maar even bellen. met mekaar. misschien kunnen zij uh in de kerstvakantie. dat is tot twee januari. ja. en uh als dat niet kan dan moeten we maar even kijken. ja, nou is goed. want ik kan eigenlijk pas op het moment dat ik begin te werken pas overzien van uh dat loopt soepel of dat loopt niet soepel of uh ja. ja. en ik weet zelf als je begint te werken dan na twee weken of zo dan krijg je gewoon de dreun van uh ja. dat je moe bent. ja. en dan moet ik nog naar Amsterdam. dan heb ik zoiets van xxx. oh. wat doe jij Tomas? xxx. volgens mij zit jij aan dingen waar jij niet aan mag komen. nou de microfoon valt. geef maar. trok je aan een snoertje? ja. oude priegel. piegel. ja, priegel. kom maar even aan deze kant van het snoer. geef mij maar. zo, stap er maar over heen. een twee. hopla. zo. wat wil jij drinken Tomas? melk? nee. wat dan? xxx. wat zeg je? koekie. nee drinken. nee. jawel. niet dinken. appelsap. nee. nee? roosvicee? nee. ik wacht wel even uh xxx op. ook. ga jij duimen? oh. nee. xxx oppas. nee. oh. dan is deze voor Caroline. ga je die even naar Caroline brengen? Tomas. anner koekie. anner koekie. van jezelf? kom maar. stukje laatste stukje van de auto. heb jij Caroline al laten zien? Tomas heeft koekjes gebakken en geverfd he Tomas? kijk. Bert en Ernie. en een auto. oh leuk. nog een vrachtwagen zit er onder. mag ik zijn neus opeten? mag dat Tomas? wat moet je zonder neus? leuk zeg. heb je die zelf gemaakt hier? ja, Tomas. wacht even. uh met glazuur en dan uh xxx. brrrrr. mamma. die is ook mooi dit. die nog nu is genoeg. ja. ouwe propper. past bijna niet in je mond man. xxx. ja wat is dat? lust je dit Caroline. speculaas? oh ja heerlijk. dank je. anne boek.
wat zeg je? ja, Sam die moet even een andere broek aan. een anne xxx xxx. een andere broek aan ja. mama koek pakken. ja, heeft mama een koek gepakt. nee. oh je gaat mijn koek niet pakken. pas er op hoor. Tomas. waar ligt je koek dan? boef. oh daar. zullen we een puzzel maken? ja. wijs Caroline maar even waar ze staan in de kast. kun je er bij? nou ik denk het niet. ja. deze staat heel hoog. oh staan heel hoog. dat auto. xxx puzzel. pak maar. auto. wat is dat? oh dat zijn xxx puzzel. oh is dat ook een puzzel? nee xxx geen puzzel. een auto die je inelkaar kunt zetten. nee, dat zijn uh verkeersborden. oh. zitten? dat is geen puzzel Tomas? ja. wijs Caroline maar even waar de puzzel ligt. kan ze voor jou pakken. oh ja die. oh ja, ik zie het al. oh dit is een mooie. deze? ja. of wil wil je zo'n ander puzzel doen? die anne puz. zo'n puzzel ook of maken we die eerst? die. die. die. die. ok. die puzzel. die puzzels. hele hoop paaden. volgens mij vind je die heel makkelijk. volgens mij ken je deze al lang. dat gond liggen. oh, leg hem maar op de grond dan. liggen. wat is dat? een schaap. he, wat is er? weg. kip. hoe gaat het met Sam. goed joh. xxx gaat hartstikke goed he Sam? oh, hele paad. nee gaat xxx. zaterdag is tie al weer vier weken. gaat zo snel. Sam. een. he mannetje. zo. xxx broek aan xxx. oh je ligt op je speen. xxx weer terug? oh is niet zo heel erg xxx. oh ik vind hier een lekker koekje zeg. mmm mmm lekker koekje. xxx. Tomas? alsjeblieft. nee. xxx. xxx. oh ik dacht je hem per ongeluk had weggelegd. maar dat had je expres gedaan. xxx. oei. xxx. ligt hier echt ongeneerd te gapen. auw. die maken. kijk eens Tomas. ik zet het hier neer. xxx maken. ja, die zullen we even maken. dan leggen we Sam er even bij. kom maar Sam. kom jij er maar even bij. deze puzzel is vast veel moeilijker dan die andere. uh, dat is de boerderijpuzzel. xxx maken. oh. boe. oh. nou. dat is de boer, ja. moet je eens kijken. hier heb je het voorbeeld. kijk. voorbee. eerst de boer. dat klopt eerst de boer. en dan komt. wie komt er dan? de koe. de koe. nou zoek de koe maar. dan moet je de koe zoeken. koe xxx. koe waar ben je? ja. dat is een. ja, zijn buik. ja, ja, ik zie de koe. ik zie de koe. zie jij ook de koe? waar is de koe? ik zie hem. ja. ja. dat. kijk en hier is de xxx. xxx, en die moet dan hier. xxx niet. kan niet. dan hier. nee hier. kijk zo. die vlinders, zie je die vlinder? zo wordt ie een mooie vlinder.
nou dan moet er nog een stukje koe komen met een staart. ja. zie jij die? oh daar zit je boven op. kijk eens. dan moet een stukje komen van een trekker met de zon. moet de zon opstaan. zoek eens een stuk je waar die kijk daar, die. kijk. nou moet dit stukje Tomas. daar, die. zie jij die? waar is de trekker met de zon? is dat hem? ja he? tekker zon. en nou komt echt de trekker. dat stukje daar boven aan. pak die maar. ja. hij is maar uh xxx twee breed? ja. leg hem maar neer. ja. hoe moet ie er aan? hoe moet dat nu? ja. ja, doe jij dat eens. jij weet wel hoe dat moet. klein. de lucht moet boven. ja, zie je wel? zie je? dat is de lucht. die moet altijd boven he? nou en wat moeten we nu? kijk eens. moete nu. nu moeten we een stukje met het paad. ok, waar is het stukje met het paard. oh ik zie hem al. de kop van het paard. dat is de rug van het paard. je moet eerst de kop hebben van het paard. hele kop paad. ijk. kop paad. ja, nou waar moet ie. doe hem er maar aan. Tomas. nee, die past niet. kijk deze. wat is er mannetje. heb je het moeilijk? hier moet ie Tomas. hier moet ie aan vast. oh. kom maar. doe hem eerst hier maar aan. kijk. en nou moet die andere daar aan. dat? ja, want de poes zit op zijn rug he? en het vogeltje, Ukkie de Mus. zo moet ie. nou, nou moet je het laatste stukje, dat is de haan. zie je de haan ook? ik zie de haan. waar is de haan? ik zie de haan. daar. met die mooie veren. kukeleku. kijk en die moet hier. hij wordt wel hartstikke lang zeg. ja. hier moet ie. goed zo. nou. nou moeten we de broek van de boer. achter jou ligt ie. oh daar, met die zak. lijkt wel of ze de boer een jurk hebben aangedaan. ja. klungels he. kunnen er ook niks aandoen. xxx. even maken. nou het schaap. zie jij het schaap. nee. jawel, wit is die. waar is een stukje wit? dat. ja. he, er zit een vogeltje bij zijn poten. hoe heet dat vogeltje. xxx. nee, daar. die moet naast de boer, Tomas. hier is het schaap. daar moet ie. daar moet dat stukje. oh. gaat die weer los ohohohohoh. dat. moet ie dat. nee kijk maar. moet er tussen. hier moet ie. ja. nee kijk. kan hem er wel tussen doen. doe hem er maar aan. leg hem hier maar neer. je had hem goed. nog een stukje opschuiven. nog een stukje. deze kant op. samen doen. kijk. goed zo en nou moet die weer op zijn plek. die plek. xxx zo. ja. oh kijk nou kan het schaap die kan zeggen “beeeh dag Tomas”. goed zo.
nou dan moet de trekker afgemaakt. en dan komt eerst nog een varken gel nee even zien wat komt er nog. een hond. een hond. zie je de hond. dat. ja die moet nu. die moet, die moet. leg hem er maar aan Tomas bij de kip. hier. hier Tomas. hier moet ie. samen doen. daar moet ie. zo. en wat moet er nu komen? een stuk met een varken. stuk varken. die. ja die die je in de hand hebt. die. nee, die andere. die jij in je hand hebt. kijk xxx staartje van de hond ook. zo en nou moet die. dat moet. die moet hier. of niet. moet het varken het varken. nee, het varken moet we eerst. hier. varken in. varken eerst. en nou moet het laatste stukje. kuiken xxx. nou zullen we Caroline zo eens vertellen wat er allemaal opstaat? die weet dat natuurlijk niet. dat. ja daar. nou, wat is dit Tomas. kip. nee, dit is een haan. wat zegt de haan? kukeluu. wat is dit? haan. is een gans. en dat is een ijn. konijntje. en wat is dit? wie ligt hier te slapen? oh. wat is dat? wijs het maar aan. wat zie je allemaal. dat koe. oh. koe en de boer. de boer. wat zie je nog meer? dat is een xxx. wat zegt het varken. ja. en en wie is dit? ə tekker. trekker. en wat zit er op de rug van het varken? een. klein. vogeltje. he, wat zijn dit dan? muize. muizen. en wat vliegt daar bij de koe. wat vliegt daar door de lucht? daar bij de koe, bij de koe en de boer. wat zie jij daar in de lucht, een xxx. met die mooie kleuren, wat is dat? Caroline kan hem wel aanwijzen. wat is dat? hooi. wat is dat? een wokke. ja dat zijn dit. dat zijn wolken ja. maar dat is een xxx. vlinder. vlinder. he. de poes op wiens zijn rug slaapt ie? die slaapt op de rug van het paad. van het paard ja. wat zegt het paard. oh, dat nou? dat zijn teugels. als je gaat paardrijden dan hou je de teugels vast. ga je op zijn rug zitten net zoals de poes. en dan hou je de teugels vast dan kan die niet heel hard weglopen. dan luistert ie naar jou. net zoals een stuur van een auto. xxx au leer je het paard sturen. paad stuur. ja. paad stuur. paard sturen ja. die gaat die. zijn steentjes denk ik. xxx. he, wat heeft het paard in zijn bek mond? wat heeft ie, een wat heeft ie geplukt? wat is dit? bloem. een bloem, had ie een bloem geplukt. net zoals jij gister. er groeien hier madeliefjes he bij het water. ja. ja, die bloeien nu nog. he Tomas? zijn bloemetjes he bij het water. op. ja. hoe gaat het met het boek van de regen? boek regen.
ja het boek van de regen die is boven he? bij het bed. nou, hij mag savonds een boek kiezen wat we voorlezen. soms kiest ie hem. hij weet er best wel veel van hoor. ik ga boek. maar uh ik ga boek halen. het is bij hem zo van nou uh zal ik het even voorlezen? ja. zal ik het halen? ja. als die geen zin heeft dan uh kan je het schudden. zal ik het boek even halen? ja, ligt in het nachtkastje bij de raamkant. op. onderin. op onze kamer. bij xxx. aan de raamkant staat een nachtkastje en dan onderin. ok. liggen een heleboel kinderboeken. xxx. neem jij een slokje drinken dan? xxx hoef niet. boek. mag ik mijn koekje? nee die ja. nee die is van mij. die jou. he, je pakt mijn koekje. xxx. die is van mij. ik wil een hapje. nee. he, boef. mag ik een stukje koek? nee. eet jij mijn koek op. ja. oh, van wie is die koek dan? xxx. van jou ja. van jou. dan is die van mij. mij. zullen we de puzzel even weer in de doos doen? ja. geef de doos maar. Sam we gaan de puzzel opruimen. geef de doos maar lieverd. Tomas. kun je het vinden? ja ik heb nog even twee twee andere gepakt die ik zag liggen. het is zo lachen hij haalt jou en mij door mekaar. want wij zeggen dan dat is van jou. dus hij denkt wat van mij is, is dan zegt ie dat is van jouw. ja. dan bedoelt ie zichzelf. van wie is die koek Tomas? van jouw. ja, van jouw. nou, moet je maar bij Caroline op de bank gaan zitten. moet jij me maar eens even vertellen. regen. ja. het regent. kijken. oh, een tuin. de kinderen spelen in de tuin. wat zijn ze. waar spelen ze mee? Tomas. hoe kom je nou weer aan dat koekje? van mij gepikt xxx. gepikt. wat zijn ze aan het doen die kinderen? met water aan het spelen. kijk. wat gebeurt er dan? wat zie je Tomas? xxx. ja vogels. ə xxx. ja, regen. gaan kindertjes xxx, zie je dat? het gaat regenen. en de poes. loopt weg. ja, die gaat gauw naar huis. en de was dan? wordt helemaal nat. ja. ja. oh, wat gaan de kindjes doen? hemaal nat. ja, die worden nat. en wie staat er hier? wie is dat? mamma. wat roept mamma? binnenkomen. kijk, de poes was al gauw naar huis gegaan. die zit er al. wat moeten ze aantrekken van mamma. wat zegt mamma? regenjassen aan. en moet jij ook aan als je in de plassen wilt stampen. wat moet je dan aan? mag je dan je schoenen aan? ja. nee toch. dan moet je je laazen aan. je laarzen aan, precies. en mamma geeft nog een paraplu mee. laazen aan. hoe heten die kindjes eigenlijk? Hiske en xxx. Hiske en Anne. oh ja. dan kunnen ze wel naar buiten.
oh en wat gaan ze dan doen? mamma xxx. ja. xxx voetstappen. he he. ja. xxx nog niet zo naar zijn zin. nou hij wil eigenlijk eten maar moet nog een uurtje wachten. ja. he. koek. ja jij hebt net een koek gehad. dat mag Sam nog niet. Sam moet eerst wat groter worden. oh. wat. wat zie je? bent. ja. oh. doet ie nou? ja, wat doet ie? de regen valt uit de dakgoot. he. ja. he pu. ja, de paraplu. papelu. ja, wat doen ze met die paraplu? doen ze nou? ja, wat doen ze nou? gooien. waar, wat gaan ze gooien? omgooien. oh. eens kijken. gaan ze nog ergens naar toe? oh. en het regent. ze lopen door de regen. zie je wel. oh auto. ja, wat doet de auto? huilen. ja, maar wat gebeurt er? oh water uit. wat, uit wat? oh water uit. ja, water uit de de kuiwagen. ja. die was ook heel helemaal vol gestroomd. wat doen ze hier dan? waar zijn? weg. ze zijn hier in het park. onder een boot. he. ja. he! wat zie je? oh water. ja, het water stroomt uit de fontein. de vogeltjes ja. die zingen xxx. die zitten wel droog onder de fontein. dat is mooi. en dan, waar gaan ze nou nog meer naartoe? weet je dat? ze zijn nog steeds in een park. he water. ja, uit de regenpijp. koek. ja, dit is mamma haar koek. deze eet. ja, jij hebt hem al op. ja. ja. he. wat is dat dan? water. uit de regenton. oe, xxx. ja, er zit een hond in het hok. kan die hond ook weg? ja. oh ja? volgens mij heeft ie een ketting om. nee. nee? kan ie wel weg? ja. oh, zou die met die kindjes meegaan? opendoen. ja, dan moet het hek eerst open. volgens mij nemen de kindjes de hond niet mee hoor. kijk maar. want hier gaan ze schommelen en hier is geen hond. weg. ja, hij is waarschijnlijk lekker in zijn hok gebleven. zit ie droog. waar zijn ze nou? bij een vijver. oe, hond weg. ja, de hond is weg. waar staan ze op, Tomas? ze staan op de. brug. of niet? allemaal eendjes in het water. alle bane. ja, allemaal zwanen. en het regent maar en het regent maar. ja. ja. oh. die gaan net even onder water. onder water. ja. auto onnem. ja, wat zit er onder de auto? poes. ja, ik dacht dat de poes thuis was gebleven. mag een poes wel onder de auto Tomas? of is dat gevaarlijk? ja. is gevaarlijk he? en wat doet die auto dan? stuk. ja, die maakt hem stuk. auto rije. ja. niete auto rije. nee, dat kan niet want dan gaat de poes ka dood. bij Tomas gaan dingen nog stuk. ja. oe. het waait heel hard zie je dat? en dan ennen. ja, waar gaan ze naar toe rennen? water. ja, het regent. rennen ze naar het water toe? ja.
volgens mij rennen ze naar huis. kijk maar. wat gaan ze doen als ze thuis komen? lekker in bad. warm in bad. oe xxx. ja de poes zit voor de deur. wat een troep he? allemaal kleren. gaan ze met alle kleren aan in bad Tomas? nee. wat moeten ze dan doen? alle kleren moeten weg. nou daar komt mamma. mamma haalt de kleren op. wat gaan ze hier doen? zitten. ja. he, wat doet mamma met de kleren. die gaan in de mand. ja. he, buiten spelen. ja, buiten spelen. met een bal spelen. ja. xxx bal. xxx. maken? een hele hoge toren. en dan? xxx. ja, gaan ze aan tafel. het regent nog steeds. zie je dat? en ze gaan televisie kijken. xxx. ja. wat is er op de televisie? niks. wat zeg je Tomas? xxx. wat gaan ze kijken? xxx. wat zeg je nou? doet ie poes? ja, wat doet ie? die zit lekker op schoot. xxx. ja, daar is de poes ook weer. dat poes. ja. ze gaan naar bed. en wat doet mamma. dijnen dicht. ja, gordijnen dicht. wat gaan die kindertjes doen dan? ze gaan tapen. ja en trekken eerst hun kleren uit. hondje niet. nee, de hond gaat daar niet slapen. de hond slaapt in het hok, denk ik. en buiten? auto. ja. regent het. is het donker buiten Tomas? ja. lamp weg. ja. de lamp uit. lamp uit. gaan ze slapen. en dan? regent het snachts ook nog? ja. ja. auto bal. bal. dat is de maan. bal. ja, het lijkt wel op een bal, maar het is de maan. maan. dat bal. daar is de bal ja. eend. eend en een eend in het badje. zie je ook wel vogels? nee. nee die slapen denk ik. denk je ook niet? ja. ja. ja. ja en hier slapen ze denk ik. dat. en daar xxx. wie zitten daar in dan? dat. ja, dat is ook voor de vogels. mamma heeft de was binnen gehaald. zie je dat? ja. en de volgende dag. dan is het heel mooi maan. weer. bal. ja daar is de maan helemaal xxx. xxx. nee. nee niet xxx. wat zijn dat? xxx. zegt het nog eens. wat zijn dan? vogelen zei die, vogels vliegen. wat zijn dat Tomas? xxx. overal komt een achter he? xxx. ja. niet maan. zijn ze weer. daar zijn ze weer. schijnt de zon? nee. oh. ik zie geen zon. dat wel. ja. een. xxx weer. ja daar komt weer. en de hond. xxx. kinne weer. ja, kinderen weer. wie zijn dat dan? nat xxx. nat. nee, ze waren toch nat. poe. ja, poes. janbak. ja, zandbak. xxx kaan. kaan. wat is dat dan? grote kaan. grote kraan. xxx volgens mij is het een huisje van de vogels. kaan. oh, nou is ook goed. mag ik eens zien. hangt dat huisje ergens aan. ja. dan denkt hij dat het een hijskraan is. ja. hij ziet hier aldoor de hijskraan. uhuh dat dacht ik al.
he. wat is dat nou? hon. aan een touw. he. ja. dat nou? ja, wat is dat nou? dat is een touw aan een tak. dan klimmen ze zo. naar boven naar de hut. in een kastanjeboom. tanjaboom. ja, kastanjeboom. tanjaboom. en dat is een appelboom. appelboom tanja. boom. ja, er hangen appeltjes in de boom. he? wat is dit dan? bloem. dit. lijkt wel op een bloem he? maar hier is het ook. het vliegt. ja. het zijn vlinders. vlinders. ja, tuurlijk. ta linders. xxx bloem. xxx. ja. xxx. wat voor kleur heeft die bloem? gele. en een rooie die wees je toevallig aan. ja. uit. nog ə keer. nog een keer? nou mag jij het nu vertellen ja? regenen. het is nog droog. zie je wel. ja hang xxx. ja, de was hangt. oe. hond dat loopt. ja. deze weg hond. waar gaat ie naar toe dan? mamma. oh gaat ie naar mamma. en de kindjes spelen nog in de zandbak. maar dan oh. regent. het gaat regenen. die ent. ja. mamma rennen. ze gaan naar mamma toe. en de kindjes dan? dan. choo. ja, de schommel. schommel. uh. uit die. uit. uit. wat gaat uit? die. wie is die? His die. Anne nee. Anne Anne of Hiske? His die. oh waat. ja. regen to. regen. ja, het gaat zo regenen. dat in. ja daar zit al water in. en wat gaan ze dan doen? gaan ze nu doen? ja. ze zien dat het regent. rennen. ja. mamma na toe. die gaan rennen naar mamma toe, ja. en wat zegt mamma. kom maar binnen. goed zo. hier is het droog. hij heeft zijn schoenen uit, zie je dat? alles wordt nat. maar we hebben wel zin om te spelen. oh. dus. xxx. ja. regen to. het regent zo, ja. oh xxx fijn. ho. kijken. wat gaan ze dan doen? xxx moete pelen. moete. ja maar ze kunnen bijna niet meer in de zandbak niet. spelen. xxx. ja. oh. doet ie nou? nou. wat doet ie? regenton. dak. dak. ja. dat nou? ja, ze houden de paraplu op hun kop. en dan doen ze er allemaal regen in. allemaal water. oh. wat gebeurt daar? water:val. waterval? ja. zo he. nog waterval. nog een? ja. nog ə meer. ja nog meer regen dus naar de volgende bladzijden. auto. ja daar komt de auto. hij. en wat gebeurt er? xxx muts. ze worden nat he? oeh. ja, helemaal nat. het water spat over hen heen. hoog. die hoog auto. ja. hoog auto. ja. kriebelt het onder je voet? ja. je sok gaat uit. oh, moet ie weer aan? ja. ok. kijken of ik dat ook kan. handig ben ik daarin. goed zo Caroline. aan. wat zeg? toeken. dank. nog auto. oh zullen we kijken. ja. hier zit geen auto meer. maar wat wel? wel auto. nee, waar zie je de auto dan? xxx. dat. ja. dat is op de vorige bladzijde. maar hier wat zie je hier? poko weer.
ja, in een huisje. dat. ja. oh. auto. daar is tie. xxx stuk. weer. ja. stuk. rennen. heel hard naar huis. choenen weg. ja. ze rennen op de stoep. kijk. oh. het regent hard. ja. kijk. huis. keihard regent het. moeten ze naar huis? ja. waarom? zijn ze zo nat? ja. oh. en wat gaan ze thuis doen? nu gaan ze snel in bad. ja. die bad. eerst alle kleren uit. alle klitte uit. ja komt mamma. komt mamma aan. ja. mamma weer. ja, wat doen ze daar? eten. ja, ze zitten aan tafel. blokke pelen. ja. ook eten. ja en daar is pappa. ook nou bouwen gaan. ja, wat gaan ze bouwen dan? bomen. ja. xxx stoel. ja. of een krukje. xxx. oh buile pele. ja, met de knikkers. met de kikken. de kikkens. knikkers. speel jij ook wel eens met knikkers Tomas? ja. pakken kikkes. nee, wij hebben geen knikkers. nee xxx. wie wie heeft er knikkers? dat. en waar zijn nog meer knikkers? wie heeft nog meer knikkers. nee. Gijs en. Carla. weet je wel, bij de knikkerbaan. gaan ze van boven naar beneden, weet je nog? hebben we gister nog gedaan. tingding. of maakt het geen geluid? nee. nee, dat moet je in mekaar bouwen. maak je een hoge toren. en dan kunnen de knikkers xxx bij. maar soms als die in het laatste bakje rolt nee. gaat ie langs een pingeltje. nee, want dat xxx moter. dit is oh ja. dit moet je eerst opbouwen. xxx je bouwt eerst kan je een hele stellage bouwen. boven in gooi je knikkers. uit. uit. ok. anne boek. nou kijk maar. ik heb er nog een van boven meegenomen. hij ligt op tafel. ja. ja, kijk maar. oh. ja, dat is nog een uh geef maar. Het is twaafde maart en Sam, Kim en Trudy ontbijten. Sam mag eten. Ja. Die is van mij, hè? Nee. Nee. Nee. Laat me liggen op je broek. Ben je nou de hele nacht geslaagd? Nou. Ik ben al een half uur weggeworden en heb ik opnieuw een filmpje gemaakt. Dank je wel Nou, ik ben er altijd uitgenodigd op de nacht. Ik wil ook meer. Ik wil ook meer. Ik wil ook meer. Dan. Probeer je best gewoon in slaap te komen hè. Nee die pijn wil je wel eens weer zetten. Nee dat kan niet. Zo. Zo. Maar Sam, dat helpt meteen dan, oké. Ja, dat helpt Is. De nacht goed? Mag Sam nog even komen? Nee, ze was al een minuut. Stil. Maar ik weet niet of hij nog wel een soort nawerking heeft. Gisteren was hij na drie uur uitgeweerd. Maar normaal, het lange duurde dat hij niks had opgenomen. En toen kwam hij hier en hij kwam terug. Gisteren had ik hem in bed liggen te lezen. Nou, dat is gewoon onduidelijk. Hè? Dat is onduidelijk. Ja.
Ja, ik dacht dat terwijl je zo'n filmpje maakte, dat hij af en toe spieren wilde Ja DanТы ontspanning, waardoor hij zo lang schijnt maar Nee, dat wat genezen wil. Dat is nog niet echt gebeurd. Ja wat zo? Nou, die heeft wel een andere functie. Ik kan ook jonger blijven. Als. Een kinderen plaats wilt doen of ze willen, 그건 je kunnen zelf doen. Wat. Heb je dan door hem toe? Hè? Nou, weet ik niet. Dat is zo. Je moet eerst in die buurt komen. Kompeltop over het huis. Ja. Het. Zal niet echt direct naar je deelspieren gaan, maar het zal wel naar je. Vingeren. Gaan waarschijnlijk. Een paar dingen. Misschien signalen verslokken ofzo. Een. Paar. Signalen vanuit je, ofzo. Of gewoon stof afschrijven door die signalen van die zenuwbaan. Ik. Wil ook een hapje. Een. Hapje van deze? Ik. Wil ook een hapje. Heb. Jij al wat van hem? Ik wil ook een hapje. Nog. Een hapje. Nog een hapje. Nog een hapje. Nog een hapje. Ik heb nog een hapje. Die andere wordt er tien. Die hebben we niet gezien. Die zijn vastgebleven. Nog een hapje. Nog. Een. Dat is zeker hapig wanneer? Nog een hapje. Pak jij die op? Jij niet, ja. Hij kijkt naar het grote stuk. Mama, mama. Nee, jij eet nog. Heb. Jij een hapje? Heb een hapje? Ja, dat. Van mij. Heb een hapje? Nog een. Eten. Ja. Nog een. Hapje. Hapje Hapje. Hapje Hapje. Hapje. Opeten. En opeten. En opeten. En opeten. En opeten En. Opeten. Deze mag jij. Samen deden, hè. Samen deden. Jij mag mee doen, hè. Dat was mijn stuk. Ja, ja ja. Jij ook, hapje. Ja dat. Ja. Maar die was niet voor mij. Is. Niet eerlijk, hè. , kijk. Ja. Een. Stukje? Nee. Nee. Dat moet ik eerst soms een stukje nemen. Nee dat kan ook. Kijk Theo. Kan. Mijn stuk Kan mijn stuk Je hebt een hele hoop voor ze. Zijn we klaar? Het. Is een stukje naast je mond, op je wang. Er. Zit een stukje ruis te koeken op wang. Moet. Je maar kijken, hij heeft dit nog niet opgedronken. Ik heb. Hem. Nou eerst even op limonade he, eerst even op de sap. Ja nou eerst de sap he. Even. Deze. Afleken. Even. Optreden. Nee eerst he. Kip, kip. Ik heb kip. Doe wat ja. Als je veel grote slokken hebt, die gaaf he. En ik vraag aan schattenkamer, die doen wat ze gaan. Gewoon Nee, een kip. haan. Kut. Is een kip Nee, nee kip. Kip gaat kukkeleke kukkeleke. Wat is dit kip? Een haan die kukkeleke. Dit is de A. Nee dit is de Dit. Is de A van A. Nee. En dat is de B van Nee van poep. Oh, bakker. Nee. Je repertoire is niet erg ruim geworden na het weer ouder worden he? Nee. Steeds meer van poep er wel helemaal in. En de D van? B. Dame. Dame. En de. G van? Ezel.
En de F van? Van de matrozen. Van de fruitval. Van. De fruitval. En. De G van? Van de Van de proost. Van. Gijs. Van Gijs. En de H van? Held. Held. En. De I van? I. Inktpot. Inktpot. En de J van? J. Wat is dit? J. Jasje. Jas. En. De K van? Ka. Koopman. Van de koop. Koppie de koop. Koppiekoopman. En de L van? Leeuwerwichtjes. Van Leeuwerwichtjes. En de N van? A. Loo. Ja. En de N van? Van de Van mensen. Goed zo. En de O van? Van de Van de beren. Otter. Otter. En de P van? A. Annie? Nee, wat is dat? Een papagaai. Ja. En de Q? Q. Van de boom. Van die jongetje wat klerines heeft. En. De. R is een roker die poppeltjes speelt. Dat is deze ja. En. De S is een? Van. Een boom. Scheepje. Scheepje. Ja. En de T van? Van. Een kind. Kindje. Ja. En wat speelt het kindje? Een trommel Ja. Dus de T van trommel. En. De U van? U. Pappeltjes. De. U van? U. Wat. Is dat? U. Ah dat is goed he. En de V? Van V. Van de de vis. Van de? Van. De vis. Vissen. Goed zo. En de W van? Een poep. Een. Poepje. Wat. Is de E? Een. Wagen. Goed zo. En. De X? Van de ijzerbeer. Santitten. En de I? Van ijzer. Ja, heel goed. En de zet van? Zet. Zeeman. Zeeman. Kun. Jij het nou doen? Ja. Poep poep poep poep. Nou. Spannend hè. Poep, poep. Wat leuk. Appelsaporen. Ja. Jij. Koppen oren. Poepie je hebben hem. Zet. Mag ik even de andere stuk. Een. Stukje oude kaas. Een. Stukje oude kaas. Een. Stukje oude kaasje. Deze? Ja. Een. Stukje. Is het apparaat nog niet uit, soms? Nee. Hoe. Klein wordt het Bijna denk. was al. Bijna thuis. Ja, bijna. Nog. Één keertje. Poep. Poep poep, poep poep. Op schuif. Oude. Kaas. Schuif. Op. Schuif hè. Op schuif. Hè. Ja. Neem een dikke sok. Ik. Heb hem bijna op. Ja. Ik ook. Ja. Op. Niet hieraf heen gaan. Nee. Want de papa Op papier. Op papier. Het is. Kwaak hè. Ja, kwaak. Toast. Toast Ja. Geroosterd bro. Geroosterd. Je ziet. Dat. K. Tip. K. Tip. K K. K. zie je wel hij draait. kom je nog even verder bouwen Tomas. Caroline bouwen. Caroline bouwen? ja. ik wil ook wel bouwen hoor. niet bouwen. nee? mag ik niet bouwen? wat maak je? we maken een. kasteel. ja die slaapt. en die slaapt. en die slaapt. wakker. moeten ze wakker worden? ja, daar komt ie overeind. hallo. gaat net zoals jij roepen “mama uit”. hoor je hem? “Tomas uit” roept ie. oh moet die er nog voor? nou doen we zo. kan die daar. kan je daar. ja dan kan ie daar. niet bouwen. waarom niet? ik ga mooie mooie brug hier aan maken. nou vooruit dat mag dan, he Tomas? mag niet. mag dat niet? daar. zo.
heeft deze een mooie hoed op he? ə hoete op. ja. zo. kan deze er boven op. voor de vliegtuigen Tomas. oh. aldoor als ik een toren maak dan gooit ie hem omver. xxx. ja dat is voor het vliegtuig. kijk, dat vliegtuig kan landen. een vliegtuig heeft altijd een toren nodig om te kunnen landen. die komt uit de lucht. kijk zo. en dan ziet ie de toren. dan denkt ie oh daar moet ik zijn. daar is Tomas. maken. ja kijk komt ie uit de lucht. waar moet ik naar toe. waar moet ik naar toe. he, de toren. he, daar is Tomas. xxx. nee, we gaan nu verder bouwen. nee. kijk als ik nou hier nog een dinges maak dan heb je een hele binnenplaats. xxx. hebben een pak. kijk daar staan de autos staan binnen. zie je dat? ja auto. past ie er tussen? moet ie nog een pak maken. zo. xxx vastmaken. oh moet ik dat even doen? ja. nou dat is juist hartstikke handig zo'n mutsje. nou fijn. want dat ik vond hem zo schattig. dat krijg je dus eigenlijk nooit. nee. en en ja, zelf dan dan ga je hem ook ja. je hebt er ook nog een sjaal van met strepen. dat is dus een hier. hier heb je nog meer stukken. kijk eens. hier is nog meer bouwstenen. xxx mandarijntje. voor jou. nee? heb je geen zin in. dit oh je hebt ook net je tanden gepoetst. dat. dan zijn mandarijntjes ook niet lekker. zo. xxx. alle. xxx. wat? moet ie er onderin? ja. past ie erin? ja. moet je even zijn benen recht maken. wacht even hoor. even eentje hoger maken. zo. nou past ie er in. xxx. been. op. benen recht. nu zo. ik denk dat ie te breed is. oh zo. hij moet er gewoon in he Tomas? dat bedoel jij ook. oh. nou, moet je kijken, dan kan ie er staan. xxx staan. ja nou staat ie er daar. mooi he? dat staan. he? hij ziet alleen helemaal niks. nee, dat is zielig he? oh hij kan zijn koppetje ook niet draaien. hij wil vast niks zien. moet ik hem er weer in zetten? of moet die er in? die moet in. dit. moet xxx. benen. nee. ja doe ze maar recht. oh. valt er door heen joh. oh oh oh oh oh. wat gebeurt er. even opnieuw bouwen? wacht maar, wacht maar, wacht maar. ja. nee iets meer ruimte. iets meer ruimte moet ie hebben. zo. ja. ja, zal ik hem er in zetten? xxx dat in. moet ie zijn handen nog omhoog. oh die past met zijn muts niet. wacht even. oh. wauw. valt bijna naar beneden. hier je kanon moeten we nog ergens zetten. oh. moeten de muren ook verdedigd. het lijkt wel een kasteel Tomas. wacht effe. Tomas kijk eens. ja. even zien. doen we de politieman er in. oh. ja. pieuw. dat nou? ja. he. daar ging ie. oh jij valt ook.
jiepie. xxx. hij past er niet in. hebben we alles. mooie zo he? pieuw. wacht eens. ja ik ga nog een keer wachten. moete auto. ja, zo poortje. allemaal poortjes hebben we gemaakt. kijk. schieten maar. pieuw. nog keer. dit is een mooi huis zeg. ja als tie helemaal alleen bouwt dat is heel grappig. eerst ging die alleen maar in het platte vlak. allemaal zo achter mekaar. en nu begint ie omhoog te gaan. maar dan wordt het nog hele compacte vormen. ja ja. heel mooi om te zien. hij zit denk ik nog niet goed. zo. wacht even hoor. je moet hem er nog wat verder indrukken. niet dat. niet. oh. wat een. rare, Tomas. zo. nou doet ie het hoor. je nou doet ie het. doe niet. er zijn nog vijf hoe moet ie er nou uit? dat gaat niet. kijk xxx. xxx. dit is de laatste. ah. oh stuk. oh. hij gaat stuk. nou we kunnen nog wat nieuws bouwen. zullen we nog een keer bouwen? xxx. ja. ja. mama heeft ook zulke he? dat bedoel jij. alleen een andere kleur toch? zit nog in hoor. xxx. xxx. haartjes er aan? xxx. he? ik zeg “wat zegt ie nou”? haren? haren. ja. hij heeft ə niet. nee nou niet? zullen we nog wat nieuws bouwen? ja. moet xxx bouwen. moeten we het even afbreken he? afbreken? ja. taan. oh. oh niet. dat dukken. daar drukken ja. nee, daar. aan de andere kant. zal ik hem er even instoppen? choene uit. moeten je schoenen uit. kom maar. wat wil je dan aan, sloffen? nee. sokken, gewoon op je sokken? niet. oh. hoeven de schoenen niet uit? nou. wat is er. ben je moe? oh taan. auto nou. nee je kunt ook een hele lange trein maken. xxx sokken niet. nee. nee? xxx. oh Tomas. je was veel te vroeg wakker. wakker. ja. dat nou. xxx. oh wacht. dat nou. kijk eens, boven op de olifant. xxx. dat nou. dagen. taan. niet dat. niet he? wat zit er in, een tijger? dat nou? wat is dat nou? ja xxx. ja. zit ie vast? misschien moet je zijn benen recht maken. oh zo zit ie al. sitte. isse. maken. goed zo. dat klopt. ja. een. xxx botten. ja. ja. hijs. xxx. hijen. boemboem. heel raar vind ik dat. dat ze auto met een tijger en dan krijgen ze een plaatje met botten erbij. xxx. zit die tijger er in vast? nee, die kan er uit. vast. ja, zit ie vast of kun je hem er nog uit halen? vast. oh. dat boer in. daar. boer. moet ie de hele tijd er in blijven? kan die niet naar buiten? nee. wat zielig. oh xxx. xxx. oh jee. dat boer in. de boer er in. ja. ja. en wat gaan ze doen? gaan ze. gras halen, hooi? ja. ik dacht dat dat de politieman was. nee de boer want xxx geloof ik. ja, want die ligt daar achter zijn been.
disse man moet weg. nee. dit is toch de politieman? of niet. ik weet het niet eens meer precies hoor. ah komt ook niet zo nauw. nee. hooi mag. wat gaan ze hooien. gage hooien. voor wie is de hooi? koeien. voor de koeien. ja. en wat krijg je dan van de koeien? die geven. melk. melk. ja. die zeggen “dankjewel boer”. en dan geven ze melk terug. tug. ja. koe. we hebben geen koeien he? waar heb je de koeien? die heb je wel. in de kast in je steelpannetje. daar zitten de koeien. oh kan toch wel rijden. zitte koeien. he? zitte xxx. ik dacht dat niet bij xxx. zitte koeien. kun je er bij of moet ik even helpen. koeien. even helpen Tomas? bij. dat. wacht maar. nee, ga er maar niet op staan. neem maar mee. koeien dat. daar zitten ook koeien bij zie je dat. boehboeh. volgens mij zit daar ook een koe bij zonder poten, of niet. wat is dat nou weer? een koe. dankjewe. het wordt steeds levensechter joh. oh ja ja. ja? hier? melk. wat doet die koe? dinken. oh. ik denk al wat is tie aan het doen. drukt ie met zijn kop in die zwarte rand van het tapijt. mama boetje. wat zeg je? pan. isse koeien? tom tom. nou doe dat maar niet. tom tomme. ook niet. nee. ah. oh pas op je drinken hoor. Caroline toe. ja ga maar naar Caroline toe. dat is goed. nee. oh. Caroline. Caroline he? oh. ik heb een motor. met twee mensen. hallo paard. alles goed? zegt het paard. dag olifant. zegt de olifant. we gaan weer. boem. deze auto. oh, moet ik de auto nu? tring tring. oh jee er wordt gebeld. even de telefoon pakken. hallo. met oma? nee, nee oma ik heb het nu veel te druk. ik moet uh de tijger uh wegbrengen. nou uh ik ga neerleggen. tuutuutuut. even kijken, hoe is het met de tijger? hallo tijger. wil je er uit? de tijger kan er niet uit? andere kant. deurtje open. of gaat het deurtje zo open. ja, zo gaat het deurtje open. kieperen. vallen die mensje er zo uit. dit kan er toch af, of niet. ja hoor Caroline. zo. wat doet Caroline Tomas? hokje open. oh tijger kom er maar uit. gaat de tijger naar toe? naar de. dierentuin toch. met zijn eigen hok? xxx. eigen hok. hehe. help help ik hoor helemaal niet hier. help help. blijkt het een boef te zijn. dat xxx. ja. dat is de politie. en nou, tatutatu. zo. naar het politiebureau. uitstappen. he, zit je daar goed? ik ga even naar binnen. ja, hoi. nou, ik heb de boef hoor. hoi hoi hoi hoi. dat is de boef. ah wat zielig eigenlijk he? zit ie in zo'n hokje. ja. hotie. ja, waar moet ie naar toe dan? zullen we hem er maar weer uithalen? ja. vind ik ook een goed idee.
het is maar de oppasser van de dierentuin. is best wel zielig eigenlijk. dierentuin toe. ja, oh gaan ze naar de dierentuin? ja dierentuin. dierentuin dommes. ja, dierentuin jongens. gaan ze allemaal mee? zal ik ze allemaal hier neer zetten? gaan ze allemaal naar de dierentuin. gaan ze hier achter. deze mee. en de brommer mee. de motor mee. kom maar. ik zet even jouw drinken en je mandarijntje zet ik even hier op het tafeltje. oh ja. allemaal weg. wil je nog een beetje thee Caroline? ik heb nog. dat dierentuin. ja, allemaal naar de dierentuin. en de directeur gaat mee. dat is de dierentuin. waar is de dierentuin? dat dierentuin. waar? hier he? hier zijn alle dieren. dat dierentuin. hier is de dierentuin. ə dier. oh. ja beesten vallen allemaal om. oh mooi. oh mooi. wat is mooi. uh dier. tuin. dieretuin. dat is heel mooi de dierentuin. maar hoeven de dieren niet in een hok? ja. zullen we allemaal hokken bouwen? hokken bouwen. haal ik dit weg. kunnen daar de dieren in. dat in dieren in. ja, neem jij de dieren maar mee. kom maar. doe ze maar achter in je wagen. kom jij ze brengen. ja. en dit is de kassa. dan kunnen ze in de dierentuin. zo. hier zetten we een poppetje neer. moet je betalen he bij de kassa. als je de dierentuin in wilt. daar zit de directeur. die zit om de kaartjes te verkopen. hallo mensen. auto bengen. ja, kom maar hier heen. boemboem. dierentuin. ja zet daar maar neer. ohohoh. waar moet de koe naar toe? in welk hok moet de koe. waar moet ie komen? hier? zal ik hier een hok maken? voor de koe. kom maar koe. dan mag jij hier. zo. haal je nog meer dieren op? had je er nog meer? Tomas? of help je bouwen? nee. moet wel een deurtje in komen. xxx. he, weer een koe. zullen we ze bijelkaar doen? bij mekaar in een hok? maken we het hok maar iets groter. hup koe. oh deze koe is al weer groter zeg. hier kan wel de olifant. xxx fant. waar is de olifant? moet er ook oe maar gezondheid. ja. heb je daar altijd een last van joh. ja. is dat alleen hier. nee hoor nee nee. dat auto staan. kan ie er wel door? of wil je daar de auto hebben staan? de mensen moeten de toch ook nog ergens lopen in dit uh park. of niet. nee. komen er geen mensen in de dierentuin? jawel toch. niet dier. auto die van de directeur die mag hier staan hoor. oh dit is de auto. goed. dat staan. ja. daar ook? en wat zetten we in dit hok dan? xxx. die dierentuin. hier staan de koeien. moeten weer eens naar de dierentuin toe. als Sam iets groter is dan. nog dierentuinen. nog meer. oh dat. wie komt in dit hok? dit hok. ja, dit hok. het paard? ga maar halen.
ga het paard maar halen. dat. ja daar. en uh zetten we hier ook nog iets? deze iets. ja. dat. je hebt nog een paard Tomas. een paard ja. goed zo. ia. ia. ia. ia. oh de ezel. ja die mag hierin. dat is ook zo xxx. xxx. xxx. die kan wel in dit hok nog Tomas. dit hok. ja. dit hok. hij mag ook daar Tomas. heeft ie een eigen hok. kijk. maak ik een raampje. kan die ook nog wat zien. zo kan ie tegen de koeien en de paarden kan ie loeien. moet ie daar nog. daar kan nog een paard. wacht effe. deze kan wel opschuiven. kom maar. kom maar paard. kom maar bij die andere er in. zo gezellig met zijn tweeen. mooi he? xxx. open. moet die ook nog? dat zit in drie uh xxx. daar kun je poppetjes van maken. zullen we hier een uh toren bouwen? hier zo? nee. waar dan? daar? op de grond? nee. wil je wel een toren? is helemaal niet handig. en van die naar deze. haalt ie dat? xxx. nee. tap tap tap. anders kan je er wel twee tussen doen. tap tap tap tap. gaat de directeur even een rondje om de dierentuin maken? ə dierentuin. ja. ə tuin. mooie dierentuin. tap tap weg. dierentuin. mooie xxx. tap tap tap tap. hallo koeien. hallo koeien. goed jullie best doen. lekker eten. hallo ezel. wat zegt de ezel? ia ia. ia ia. ja he? we hebben ook een ezel gezien in de vakantie he? kijk daar komt ie. stap stap stap stap. zo ik ga achter de kassa. dan moeten de mensen bij mij betalen. als je in de dierentuin wil moet je geld betalen. xxx. ja. boer. och. waar is het varken? moet het varken ook nog een hok. xxx. voor het varken hier? dat. varke &~də in. varke. hier mag het varken in. wat zegt het varken? ə dinken. moet ie ook kunnen drinken? nou daar kan ie wel drinken. nou, hier kan ie wel drinken. zo. oh kan ie er nou nog wel in? ja, moeten ze allemaal even eentje opschuiven. zo, nou kan ie er goed staan he? zijn er nog wat mensen in de dierentuin? daar liggen nog wel mensen? oh is nog een mooie hoge. dit varken moet wel in zijn hok blijven hoor. hondje heeft nog een hokje. he? ja. maak ik hier nog een hokje voor de hond. even zien. dat is de hondje. dat. ja, daar moet de hond maar. past ie daar? ja. geef mamma eens. ja. goed zo. ook dinken. moet ik ook drinken? oke. zegt de hond. kijk er zijn allemaal mensen in de dierentuin. die gaan naar de dieren kijken. hier. en hier. en hier nog. en hier is een echte cowboy. boing. als je nou xxx. cooy. cowboy ja. xxx. die kan bij de koeien zitten. zo. koeien zitten? koeien zitten? ja, zet hem er maar bij. en eentje bij de kassa.
moet wel een beetje kunnen betalen. zo. nou. is dit een mooie dierentuin zeg. we zijn de tijger vergeten jongens. ja. hier heb ik de tijger. maar die kan wel hier in het hok. wel een klein hokje, maar dat geeft niet. de ezel heeft een veel groter hok. ja, maar ja. je kan niet alles hebben he tijger? nee, je bent al tijger. je bent al tijger xxx. ja. ja. oh dat kan ook ja. gezellig. gezellig. ja. poes. gezellig. ze bouwen een feestje. zie je dat? gaan ze gezellig dicht bij mekaar zitten. tevakke maken? ja hoor. kan dat. ik denk niet dat dat wil. past dat er op? nee he? hier. nee, ik denk dat je dat achter de trekker moet doen. hier heb je een trekker. ja, zou kun het wel, maar. Tomas. doe maar achter je trekker. nee. oh. auto xxx. nee, maar dat hoort toch ook niet achter een auto. heb je dat uh hee, dat past niet. hier, ik heb nog een paard. xxx zo. die kan wel bij de ezel. ja. Tomas xxx. hijt. he? hijt. ja? ja. hij rijdt. mooi zo. nee, de kippen mogen los lopen zo. toktoktok. de kippen die hoor je altijd overal. hier heb ik nog wat koeien. hier kan ie mooi xxx drinken. ik heb hier nog wat koeien. en ik heb hier nog een ezel. ja. en deze moet in het hok van de paardenhok. en ik heb hier nog een schaap. die kan wel bij het varken. en de ezel kan wel hier bij de uh en nog een kip hup. nee, dat niet. en een stier. ja, dit uh dat hebben we nou echt helemaal niks hoor. ik maak nog wel even wat voor de stier. kan niet. wil je ook nog? kan niet. ja vind ik wel heel lekker. kan niet? maar doe eerst jezelf maar hoor. Caroline. ja, Caroline die is daar. jij hebt toch ook nog wat te drinken of niet? heb je nog wat te drinken Tomas? nee. jawel toch. ik dacht dat er nog wel wat. zit nog wel wat in je beker hoor. alsjeblieft. nee. dankjewel. xxx. wil je er al wat bij? nee. xxx. Caroline bouwen. ja. ik heb wel heel veel gebouwd. oh daar gaat de brug. kijk, kan de stier hier. heeft ie een eigen hok gekregen. ja. zat er geen brug meer in uh, Tomas? nou kan er niemand onderdoor. iemand door. ja, dus kunnen we hem beter wat hoger ma kijk. als je nu doet kom maar xxx zo. vind je dat goed? vind je hem mooi zo? kijk nu kunnen de mensen er wel doorheen. nou dat kan niet. maar die kan wel ergens anders. kunnen we nog wel een toren maken hier. hier. zet hem maar hier neer. dat kan ook. deze. hier. Caroline. Caroline? Caroline. wat is er met Caroline? huilen Caroline. moet Caroline huilen? en waarom moet Caroline huilen? vertel maar. ik hoef helemaal niet huilen, Tomas.
waarom moet ze huilen? Caroline xxx huilen. moet Caroline huilen? en wat moeten we dan doen? waarom ga ik huilen dan? waarom gaat ze huilen? ben ik gevallen? ja. oh, heb ik een hele bult op me. knie zitten. nee, je hebt niet gepoept. Caroline? ja. poep? nee. nee, Caroline die poept niet in de broek. poept op de wc. ze heeft nog niet gepoept zegt ze. he? en wat doe jij op het potje. plassen. toch? pasla. plassen. en poepen. poepen. ja. en wat doet de baby Tomas. ə poepen. ja he? hoe heet de baby? poepen? oh. ja. poepen? moet je nu? oh, dat is een mooie. hij is helemaal doorzichtig. tok. ja. is dat erg smakelijk? nee. nee. Carla. ja. boem. er zitten geen wielen onder. doe maar niet Tomas. het is toch geen auto. leg hem maar even terug. poepen. poepen. moet jij poepen? moet je even op de pot? dat. kom maar. doe ik je luier uit. moet je even hier bij mij komen. dat leggen? moet je luier uit? ga je liggen? dat. xxx liggen. moet ik even je luier uit doen? ja. ga je dan even plassen op de pot? ja. ja. ben je al een grote jongen zeg. ah, echt een stoere spijkerbroek met een rits. he. broek kan je wel even aan sokken kijken. oh naar de sokken kijken, ja. we hebben ook nieuwe sokken he? nou alles maar even laten zien dan. die zijn leuk. oh, ik heb ook zulke schattige sokken gezien. en dan loop je en dan zijn het echt van die kleine minisokjes. prachtig he? ja. nou kom maar. je hebt echt zulke leuke je hebt ze ook met die van Nintendo uh. sokken. slaan. dat ken ik helemaal niet. ja, heel lang. van dat computerspel is dat. xxx. Nintendospel, maar ik ken de sokken niet. oh ja. nou ga jij even op de pot dan pak ik een droge luier. kom. ga eens even er opzitten. ja. ja. nou moet het ook even serieus worden he? ga maar zitten. even zo gaan zitten. oe, koud denk ik. nee hoor. hoi. grote kerel. komt er wel een plas? ja, komt ie er aan? nee. xxx. kan ik even een luier gaan pakken? blijf je zitten? oke. blijf maar even zitten. poep. ah mamma. ja. mamma gaat even een luier halen. ja je moet even je luierhemdje er uithouden Tomas anders dan wordt ie nat. och. ben je klaar? nee. nee, nog niet? nee. nou, dan. even aanzetten. nou op zich doet ie het 'sochtends en 'savonds wel. af en toe op de pot. blijf maar zitten. doet ie wel wat op de pot. ho. en als tie uit bed komt en hij is droog of zo. hij is toch vaker droog de laatste tijd. nee. nee, wil het niet? nou, doen we een schone luier aan. ga maar liggen. dat liggen. ik vind het heel goed dat jij het geprobeerd hebt. he, vind ik heel goed. he.
even billen omhoog. ja. nog een keer billen omhoog. oe. oh je moeder kan er weer niks van. achterstevoren ook. hij die mamma. ja. gaat ie Tomas. jij noemt jezelf Momas. nou hij heeft eindelijk door dat ie. xxx. hij begint nou ook met ik en mij en jou. he Tomas? xxx. wat zeg je? dokie? nee. dokie. geen cadeautje man. het is niet elke dag cadeautjes krijgen. ben je gek. dokie? je bent ontzettend verwend de laatste tijd jij dokie? met cadeautjes door iedereen. een twee dokie. nee hoor. dokie. kan niet elke dag. wat voor luierconstructie is dit dan? dokie. heb je dokie. oh dit is gewoon klitteband. dokie. het is heel fijn. zijn gewoon katoenenluiers. ja ja oh je hebt er nog een plastic overheen. ja, want dit is wel plastic. maar uh daar. dokie. want die heeft van die kleintjes. dokie. ja. die piest er ook doorheen hoor. ə dinken. deze had ik uh gekocht leek me zo handig en hoef je die plasticbroeken niet meer te doen he? maar het werkt helemaal niet. nee. en had ik voor Sam andere gekocht en voor Tomas een keer andere. maar uh allemaal lekken ze. blijkbaar uh ja piesen ze gewoon teveel. ja. ik weet ook niet wat dat is. nou ja, met die constructie maar zo gaat het wel. ja. maar dit is gewoon ademend uh spul in plaats van die luiers. ja. en hij heeft ook uh gewone uh luiers met klitteband waarop het plastic niet om heen zit aan de buitenkant. dan heb je het sowieso, die anderen. ja, ik heb ook plastic xxx. even je sokken aan Tomas. dat sitten. wat? kom je even? nee. je broek en je sokken moeten nog aan. mag ik mijn kopje thee even? ja, natuurlijk. en je schoenen. zit nog maar een slok in hoor. tui. je trui heb je toch al aan. trui heb je al aan, maar je. broek en je. schoenen en je sokken die moeten nog aan. boe. kom je even? nee. kom eens even hier. nee. ja. nou ik hoor het wel. als je het koud krijgt moet je maar komen. ja. dat vast. ja. ə tein. ja. oh wat zie ik? boem. zit jij nu voor Caroline. of zit je achter Caroline? he. boe. ja dat krijg je met jongetje met blote benen he? daar kan ik fijn aan kriebelen. kriebel kriebel. wat doet Caroline, Tomas? xxx. ja. kietelen? jou een beetje plagen he? een pagen. ja. je mag ook je pantoffels aan Tomas. nee. oh. volgens mij krijg je hartstikke koude voeten. kom er eens af. Tomas niet doen. heeft ie aan de boeken gezeten? nee. oh. xxx. wel een schattig bankje. zit ie altijd op tv te kijken. ja, zo'n bankje is het ook echt om op te zitten. tap tap tap. pakken. wie gaat er door de dierentuin lopen dan? diere weg. dierentuin weg. oh, nou ga maar afbreken dan. boerij. deze weg. nou, toe maar.
haal ze maar op. xxx boer. boer. ja. waar is de boer dan? dat boer. moet ik zo een boerderij maken? oh daar is de koe zonder poten. ja. deze tuk. ja. ja is stuk he? domme koe. dees oud. ja. xxx mamma. lekker bij liggen. wat een mooi kindje zeg. ja he? ja, heel mooi jongetje. ohohoh. oh. ik dacht het wel wanneer komt ie. hoi. oeoe. oeoe. wel een beetje voorzichtig met mamma. hoi. xxx. wat zeg je? hallo, wie is daar achter mij? wie is dat? even zijn kleren aantrekken? nee. nee? hoe moet dat dan, want we moeten ook nog de eendjes voeren straks. oh. en mamma moet nog een paar boodschappen doen. en, dacht ik, gaat Tomas wel even mee. boven op de kinderwagen. ə mee. ja. maar dan moet je wel je kleren zo direct aan hoor. Tomas mee met blote voeten. nee, dat kan niet. maar thuis blijven. want dat is veel te koud. het is wat. sapen. oh. mamma is net een klimrek zo he? de wekker Tomas. he, goeiemorgen, hallo. hallo. ah. ja. xxx. laat ik jou maar eens even aan gaan kleden. nee. ja. ja. ja. hoi boefie. hij was vroeg wakker vanochtend he? heeft ie gister heeft een uurtje teveel geslapen tussen de middag is het gelijk mis. ja. dat autos staan. oh ja. nou moet je hem even wat groter maken. moet je maar even wat uitbreken. hier zo. xxx. nou kan ie zo staan. dat staan. ja. ja. en die er ook allemaal weghalen? geef het pannetje maar. doen we ze allemaal weer in het pannetje. oke. nee. oh. niet goed. nou dan niet. benen. eens even bij Sam kijken. doe jij je sokken eens aan. probeer het eens zelf. poberen zo. poberen. hoi, ja. word je wakker? niet deze. waarom niet. die kan best daar hoor. hallo. probeer maar eens. twintig februari. ja. vandaag is het twintig februari, en Kim. die gaat in bad. &+m:, niet uit. jawel. xxx. straks. als ik in de zee ben. ja, hier hier is de zee. nee. van die bak:. nee, maar in de zee kunnen we je haren niet wassen. want. het haar is veel te zout in de zee, dus we wassen het lekker als je in bad moet. als ik in ə Thomas zijn bad &+s is,. dan mag ik ə haar wassen. ja, maar in dit bad ook wel. hee, Kim. ook in het groot bad. bij Thomas. in het grote bad van Thomas gaat het helemaal mooi, hè je haren wassen. maar hier kun je ook heel goed je haren wassen. maar hier hier &+s mag ik gieter. mag. kleine. kopje. met een deksel. d'rop. je mag de gieter, en je mag de het kleine kopje. kijk eens. met een dekseltje. even kijken. met een dekseltje. met ja, ik zal even kijken. wacht even, hoor. hier. is dat een klein kopje met een dekseltje, Kim? waar is het dekseltje dan? nee nee, die.
oh, deze wil je. oh:, dat is mooi. www. kleintje. kijk. nou kan je zo de dekseltje en die. uit de gieter. uit de gieter. dat is koffie. wat is koffie, Kim? hee. xxx. vind je 0het lekker? hou je van koffie, Kim? op. xxx. en ik. van kijk, zie wat? nee. van ja. je doet water in de pot. en dan doe je koffie in de pot. en dan kun je lekker een potje koffie zetten. hè, Kim? en dan zet je het op het gas. hè:? vind je koffie lekker, Kim? huh? vind je koffie lekker? op de rand. zo. nou is het klaar. 0nou zet je koffie. 0wat ben je allemaal aan het doen, Kim? ik ben koffie aan het maken. oh, ben je koffie aan het maken. hier. voor wie? voor mij. ga jij voor jou koffie maken? mijn handen zijn vies. xxx. kijk eens. kijk eens. kijk eens. ik wil ook een hand^schoen. dit is geen handschoen. dit is een washand. mag ik een washand? niet te veel uit de bak gooien, hoor Kim. want dan. moet ik het zo direct allemaal opruimen. hee, Kimpie. doe je je hoofdje achterover, dan zullen we eerst je haren nat maken. nee. straks. straks. straks? straks. als ik straks. nee. straks. ja, okee. straks. nee. ik wil deze. nee, deze houdt Trudy. huh? deze hou ik. nee, straks hè? straks, ja. maar &+n vijf minuutjes. nee, niet vijf minuutjes. jawel. want anders wordt het water te koud, Kim. en je bent nog steeds een beetje ziek. nee. dan krijg je het veel: te koud. want we moeten zo ook lekker aan gaan kleden, Kim. want anders dan krijg je weer koorts. en je bent blij dat je nou niet ziek meer bent. 0ik moet even even yyy yyy. xxx. 0ik moet straks even 0er uit. zo. &+k ik neemt water. mijn kutje. neem jij water uit je kutje? oh, ja? nee, eerst nee. 0dat doet. pijn. ja, pijn aan je ogen hè? kijk eens. kijk eens. zwemmen. lekker hè? een patat+friet+buik heb jij, Kim. huh? Kim heeft een patat+friet+buik. ja. &+hoe. jij heb ə. patat+friet+buik. ook jij. ja? jij ook. jij. ik ben weer xxx. xxx. hij gaat zo. regenen. ja. nog keer? weer regenen. ja. weer regenen. babybad. doe jij je hoofd achterover? nee. dan gaan we nu je haren wassen. twee twee twee. wat? nee. twee twee twee? nee, jij hebt daar die ouwe washand. waar is je washandje? nee. ga het eens pakken! xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. poes. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx.
xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. xxx. xxx. xxx. haan. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. aap. aap. aap. aap. aap. xxx. aap. xxx. xxx. xxx. schaap. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. aap. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. klein. paard. xxx. xxx. xxx. schaap. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijken. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. ja. ja. ja. schaap. geit. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. pauw. ja. pauw. xxx. xxx. xxx. schaap. xxx. xxx. op. xxx. xxx. xxx. papa. xxx. xxx. kijk. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. schaap. schaap. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. xxx. dag. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. even dit opruimen. zo. hehe! wat hebben we alweer een hoop gedaan he Niek. gingen toch boek lezen? ja. dan moet jij maar even een boek halen. is ie boven? ik weet niet. ik xxx. ja. ja. wil je geen ander boekje bekijken? nee. niet ook niet Babar. ook niet ook niet Babar? ook niet &~ep eekhoorntjes? ook niet eekhoorntjes? ja:. alleen dit grote boek lezen. hee. kijk es nou! zit ie helemaal onder de papiertjes. daar. zit wagen nou. he. wagentje. zijn wagentje? dat zit denk ik ook onder de papiertjes. ja. helemaal. ja. hier? daar? ja dat zou wel kunnen dat het daar zit. hier xxx hee Niek. ja? wat heb jij allemaal voor gereedschap gezien in de winkel? schroevendraaier en. hamer en zaag en decoupeerzaag en een. nog &~tə wat voor zaag? decoupeerzaag? een decoupeerzaag. ja? heef ik al gezegd. ja. en wat nog meer? eh. hoop decoupeerzages. ja? ja. en een hoop zagen. groot zaag. hele grote zaag. zo groot. nog meer? eh. schroefdraaier. en en nijptang. een nijptang. niet hamer. heb je geen hamers gezien? nee. o. net zei je van wel. he? net zei je wel. net zei je dat je hamers had gezien. net hee. kijk es! auto op tafel. hee. ja. heef dat nou? taartje. hij heef eentje aan hee.
auto op tafel? ja. mag toch niet? nou dat is een heel klein autootje. mag zijn het voor de televisie opnames aan het maken. hij gaat hier rommeltje maken. wat gaat ie maken? doet dat nou? fotootjes maken. ahaa. hee. zit ie daar nou doen? hij schilt een appeltje. de wurm schilt een appeltje. ja. ja. een? eentje? &~e een appel ja. &~n gaat ie. zometeen o. d'r liggen een heleboel appeltjes onder. zie je dat? hee. kijk es nou! ze zijn deeg aan het rollen voor de appeltaart. hee. kijk es! ja. hij heef. een hoeveel hoeveel appels zijn d'r? hier. die berg appels. hoeveel zijn dat er wel niet? twee. twee? heleboel. ja. doe een. zes. zeven. acht. negen. negen. hee. doet ie daar nou? pa. hee. deksel af. ja de deksel vliegt eraf. daar? zit ie daar nou doen? zit ie in zijn bed. slapen? hij maakt zijn bed op. in eh bed? hij haalt deken af. ja. doet ie. met eh deken? opmaken? opmaken ja. is dat nou? dit heel groot dik vliegtuig. zit erin? o. kijk es! wat gebeurt daar nou weer? appels. uit vliegtuig voor vrachtwagen. hee. hier zit nog een. ja. moet ook op. op moet die ook in de vrachtwagen? ja. hier? ik xxx wat gaat het vliegtuig nou doen? gaat ie stijgen of gaat ie landen? wat gaat ie doen? vliegen. vliegen? ja. nee. doen vogels. zo vogels doen op en neer met hun vleugels he. zo. doet een vliegtuig ook op en neer met zijn zijn vleugels? ook op en neer. hoe vliegt een vliegtuig dan? &~tzzzzzj. zo. vliegtuig heeft motoren he. doet daar nou. is daar xxx. hoogwerkers. ja dat lijkt wel op een hoogwerker ja. kan. en dat dan? is dat nou? dat is het ding waarmee die omhoog gaat. hee. kijk es! doet &~man dat mannetje nou. nou? hij brengt een doosje naar binnen. ja? xxx. voor vliegtuig? ik zie ook een echte hoogwerker. hier? nee. hier. nee. d'r staat er nog d'r staat een echte. ja. xxx echte. waar is ie? hier. ja. &~I doet dat nou? pa. doet dat nou. hoogwerker? doet dat hoogwerker? o! jij hebt op de krant zitten tekenen. hm? jij hebt op de krant getekend. ikke? ja jij. klein stukje? heef zit mama xxx. &~mə zit mama. lezen. heef. naast getekend. wat zeg je? ik wil eerst drinken. eerst drinken. kijk. ik heb ook nog lijm aan mijn vinger. zie je dat? ikke niet. nee. morgen aan krokodil. zeg je? mag ik af xxx. die is op. zo klaar. mag ik afhalen? lukt niet. hij zit zit vast. ja. moet een ik heb mijn eigen vinger vast gelijmd. ja. ja. moe je toch niet doen? nou dat kan niet anders. moet toch met een vingertje zo de lijm uitsmeren. ja? ja. heef ik niet gedaan. want anders dan loopt het eraf. ja? moet eraf. hee. uhhuh. hoe is het met jouw. met je duim? goed. duim nog au? nee.
laat es kijken. hoe kwam dat nou? voor voor nageltjes. zit nog klein beetje op. wat? hier. wat zit er nog op? wat zit er nog op? hier. kijk! wat dan? wat is dat dan? wat is dat dan? klein beetje. lijm. lijm? ja. zit. hier. d'r zit geen lijm op jouw &~v duim. hier. kijk! nee d'r zit geen lijm op jouw duim. is dat dan? nee. de je nagel was een beetje afgescheurd. dat was het au. je nageltje was afgescheurd. ik heef xxx ja. naar binnen. een beetje naar binnen gegaan zo. ja. moet je je neus snuiten? nee. kijk! ik xxx. nee. dat is waar. zometeen. pa. zometeen? hee. kijk es! kleine stukje hout. hm? hee. doe dat vos nou? doet vos? de vos? ja. die hijst het hooi op he. beneden? beneden? pa. naar beneden? ja? nee omhoog. oo. &~m voor hier voor koeien? voor de koeien ja. hee. kijk es! kijk! hoop stenen kan je hier niet neerleggen. wat eten de koeien? gras. gras? ja. ja. en wat nog meer? ook koeien. eten de koeien koeien? ja. en wat eten de mensen dan? ook koeien. met ja dat klopt wel ja. hee. koeien koeien eten gras en hooi. gras en hooi? ja. kijk es! alle mensen. pa. waar zitten die mensen in? hier in boot. ja. gaat boot nou heen? o. brand! ja. o. kijk es nou! hele &~ka kapitein in water. hee. kijk! eet ze allemaal op hoofd. hee. zit erin? pa. kijk es! zit een worm in de de uh. papieren zak. hij kopen boodschappen doen. eennegenhonderdtien. dank je. hij moet ook nog betalen. moet ie betalen? ja. ik ik moet eerst plasje doen. ja dat dacht ik wel ja. je krijgt nou geen limonade meer hoor. gaat dat zand nou heen? waar dat zand heen gaat? ja? nou wat denk je? boven. xxx. ja. gaat dat zand hier in? in. in dat. kruiwagen? in de kruiwagen ja. doe dat meneertje. brengen ze het naar boven. en dan komt het bij de metselaar. doet met hijskraan? ja. nee. moet man. pakken. moet man met touwes om xxx &~n breng dat nou omhoog. pa. is daar dat nou? een balk. zo balk? heef. xxx. hee. kijk es! ja? man. hee. hier ligt nog twee. wat zijn dat dan? balken. ja. doet dat nou. betonmolen? doet betonmolen? xxx de betonmolen. pa. giet het beton in een bakje. in een kist. kan kistje zo in? allemaal nee. dat gooien ze d'rin om. opdrogen. dat het hard wordt. ja? en dan boven? moet dat ook boven? he? pa. nou als het hierin heeft gezeten en het is hard geworden dan kan het naar boven ja. hier? hier? hier. hier? kijk. dit is de televisieauto. hee. huilen. en dat. een taxi. o. nee. wil jij zo doen? zo. xxx. doet die en daar is de houtzager. gaat ie houten omzagen? ja. hee. &~m. kijk es! kijk dan! ja? zijn dat nou? uh dat is een kettingzaag. nee.
ik wil doe dat es. wat? dit es. zaagsel. hoort dat. voor kettingzaag. ja. als je aan het zagen bent dan valt het zaagsel naar beneden. o. is alle rommel. pa. he? is dan rommel. dan is het een rommel ja. moet je dat weer opvegen. nee. dat kan. niet. hee. doe dat nou. hee. pa. hij zet de wissel om. &~m moet dat trein hier rijen? ja. moet dat trein zo boven rijen? ja. de ene trein moet hier rijden. de andere trein moet daar. o. moet dit trein zo achteruit weer. trein hoeft niet achteruit. kan je dat trein vanzelf doen? he? kan dat trein door? pa. vanzelf? ja. ja. moet even stoppen tot. de andere trein voorbij is. en dan kan ie d'r weer vanzelf langs. nee. hierin kan. alleen grasmaaier met. tractor. hee. grote tractor. nog taart. pa. xxx. jij zijn ze. daar nou doen? zijn ze daar nou doen? pa. dat is de uh. timmerman. doet dat timmerman? nee. dat is een metselaar. doet dat dan? metselen. ie nou dan? hee. doet ie zijn ze daar nou doen? pa. hm? zijn ze daar nou doen? pa. zijn ze. daar nou aan doen? aan het metselen. hier ook? hier ook? daar ook ja. zijn ze een schoorsteen aan het metselen. hier ook? is ie daar zijn ze een muurtje aan het metselen. is ie klaar? die is klaar. dit moet nog hoger. zo hoog. ja. en de loodgieter is uh. buizen aan het maken. is ie klaar? loodgieter? loodgieter? ja. 0waar is ie? de loodgieter is buizen aan het maken. 0waar is ie? hier? pa. hier. hier? ahaa. hij heef nog meer stenen. ja. en dat is voor de metselaar. hier? bedoel je hier? ja. of hier. of hier? pa. ja. hee. doet bulldozer daar nou? pa. doet bull schuift het zand op. schuift het zand aan de kant. dat gaat in hee. wat? hij kijk es! die gaat omhoog. dit dingetje gaat omhoog. ja? ja. o. gaat dat nou doen? heef dat nou gedaan? heef dat nou gedaan? weet ik niet. hij? pa. heef dat. hij gedaan? misschien wel. doet dat meneer? doet dat meneertje? pa. doet dat meneer? nou wat heeft ie in zijn hand? kaartjes. ja. is dat? wat gaat ie dan doen? kaartjes knippen. doet dat meneer. wat is dat dan? hoe heet die meneer dan? hoofd xxx. watte? hoofdknipper? daar doet dat meneertje. die sleutelt een beetje aan een trein. hier? pa. ja. of daar. of hier? is doet dat. nou? zijn zit in? pa. nou wat zit erin? eieren. ja. wat doet ie met eitjes? zo doen. pa. bakken. &~du doet meneer daar nou? pa. weet ik niet hoor. vertel jij dat maar es. xxx. kijk maar es. wat gebeurt daar nou allemaal? kijk maar. es even hier. wat is dat? xxx. wat? eh. weet ik niet. ditte wel. wat is dat? hoogwerker. nee. wat is ie aan het doen? wat maakt ie dan? hamer. nee.
wat is ie aan het maken? hamer toch? ja. hij heeft een hamer in zijn hand. maar wat doet ie met de hamer? hap hap hap. hap hap hap hap? ja. eet ie hem op? ja. nee. hij is een beeldje aan het maken. van poes? van een poes ja. doet ie daar nou? wat is dat voor een machine? zo. tikmachine? is dat? dansen en zingen en. xxx. wat? glazenwasser is dat. een twee vier een. ee aa ee. doet dat meneertje? pa. die rijdt heel hard op een bromfiets. gebeurt hier? nog xxx kijk es. wat doet ie? botsing. waar rijdt ie nou tegenaan? waar rijdt ie nou tegenaan? bot aan. paal. ja. komt politie aan. uhhuh. doet is dat nou? is dat nou? een winkel. is dat nou? groenteman. is dat nou? is dat nou? boe, koud is het hier, he. drie december. drie decembe. december negentiennegenentachtig. oh, gaan we boekje lezen? nou, dat is leuk. is leuk. van wie heb je dat boekje gekregen? fan Sinteklaas. oh, heeft die dat gebracht? waar vond je dat dan? , leuk. ja, nee leuk, ja. doe even je duim uit je mond. ja maar, waar waar had Sinte Sinterklaas het gelegd? in daar, op schoen. op de schoen. zo. in de schoen. in de schoen. zo. en dit? wat is dat? en, hee, die heb anne. die heeft een andere knoop, ja. staat er welke sneeuwman past niet bij de andere? eh, deze, he. dese xxx, dese niet selfe. nee, niet hetzelfde. die wel. ja. die heb n mooie das om. t is een mooie das, he, ja. oh. en dat? hier. wat is dat, dan? e rok. een rok? nee. hij komt net uit de bad. wat heeft ie omgeslagen? wat is dat? e,, een handdoek. ja. kan ook kleertjes aan. ja, nou dat gaat ie toch ook doen, de kleertjes aan. ik wil afdrose. ja, hij moet zich afdrogen. ja. kan nu niet, nu niet aanklee e. nee. lijk e rok, he, die. lijke op. lijk e rok. het lijkt een rok, ja. het lijkt net een rok. hij heeft het zo als een een handdoek zo als een rok omgedaan. gaat, doet efe uitdoen, he. ja, hij gaat het zo even uitdoen. dan gaat ie zn kleren aandoen. en nu? en nu wat? kijk. wat is dat? krievelt. ja, dat is een trui die kriebelt, die prikt, he. oeha. heb jij ook een iets wat prikt? nee. nee? ik heb, tis ook prik. ja, wat is dat? dis ook prik. ja, die prikt ook. dat is, een stekelvarken. dis ook prik. ja, cactus. die prikt ook. en di? xxx. wat is daar? ik zal even dat doosje wegleggen. wat is daar? ik kan niet, k heb so honge. heb ze honger? denkt die dat? , so. ja, dat moet xxx, hij moet op de witte lijntjes. moet ie naar de honing toe. so. zo ja. nee, zo wit. hier, zo. dan hier. zo zo. nou.
moet, so. ja. kan niet. moet tan, moet dan. eh kan sij niet hale, so. so. kan sij niet op. kan ze die niet opeten? nee. oh. feel te hoos. veel te hoog, ja. nee. hier, prik he, dit. dat is scherp, au. krijgt ie een hele snee in zn knie. die ook. au, zie je? en hie heb ik ook fan so. mij hier. wat is dat? hoe heet dat? als je dat zo doet. daa heb ik sgisere daan hier. ja, en wat heb je dan gedaan? doet prik hier. geprikt? gesneden. schnee heb ik hier in. ja, aan een blik ja. open. en zei ik nog wel, dat is scherp, Laura. en wat zat er in? wat wilde je eruit halen toen? weet je dat nog? , een eh, een een scha wat zat er in het blik? ik weet het niet. ananas. anana. en wilde je stiekem ananas pakken en toen sneed je in je vinger aan het blik. hier he. ja. nu niet. nu is ofer. ja. nu heb ik he dat annas opschete. nu heb je de ananas opgegeten. die he, die? ja. en wat was er nog meer scherp? ja, op de plaatjes. die, en hoe heet die? die is ook. die is ook scherp. is scherp. is glas gebroken. maar hoe heet deze? ah, ja, ik heb kriebel. hoe heet deze? die? hoe heet dit? eh, weet ik niet. een zaag. zaas. en een mes is. en een mes is ook scherp, ja. en hier? wat doet die jongen? prik. waar? aan ballon. , eh, het is een zeepbel, is dat. kom de pliesieman aan, he. nee. de politieman vindt dat niet erg. dat mag wel van een politieman. wel, he. ja, mag wel. ja hoor. zeepbel mag je wel doorprikken. en hier? nou, wat is dat? wat zie je daar dan? hond. hond. hond. ja, een hond. , mas ik nu sap? mag ik nu sap? strakjes krijg je sap. nee, ik wil. als we het boekje uit hebben, dan. eh, niet gaan huilen gelijk. als we het boekje uit hebben gaan we een beetje sap drinken, ja. die meer? nou, wat doet die hond? die hond gaa soeke. ja, wat gaat die zoeken? sand. sand, he. ja, gaat ie zand opgraven. en wat zit er allemaal in het zand? wat gaat ie zoeken? is, dit. wat is dat? e schep. ja, en die? een lette. nee, een sleu sleutel. ja. en die? dat is een dat ken je niet, he. spin. ja, dat is een oh, dit is net zoiets als een spin, qua vorm. maar het is een krab, of een kreeft, is het. is di nou? nou, wat is dat? e fis. ja, goed. lek. en die? een weet ik niet. ster. ster. heb je nooit sterren gezien in de lucht? wel! ja, dacht ik ook. maar ze zien dr in de lucht wat anders uit, he. en dit? zo.
dan moet je zeggen waar je nooit mag aankomen. wat te pijn doet. als je er aan komt, wat te heet is. waar je kunt branden aan. mas ik een een keuk, keukekinde? keukenkinder. je wil ook keukenkinder, een kinderkeuken. een kinderkeuke. oh, nou ik heb het op je lijstje gezet van Sinterklaas. dus, je weet wel. hee, maar waar mag je nooit aankomen? wat is dr heet? de kinderkeuken mag je wel aankomen, maar niet aan die. dat is te heet. en hoe heet die? hoe heet dat? weet ik niet. weet je niet wat dat is? weet ik niet. strijkijzer. om te strijken. en dit? mas ik wel aankomen. nee, alleen met een kinderfornuis, maar niet dat is een fornuis, he. maar niet bij mama. als mama aan het koken is,, dan mag je er niet aankomen. dat is ook heet. en die? is ook heet. ja, dat heb je gisteren gevoeld. is koffie. is ook heet. en die? of thee. weet ik niet. weet je niet wat dat is? nee. dat is een lucifer. toch? wacht even. xxx. hier mag ik wel aankome, he. ja, daar mag je wel aankomen. en daar. daar ook. en hier? ook, he. ja. ga, ga die spuug. s, eh so natmake, he. ja. stoute neer. oef, nou. nou, ik vind het eigenlijk ook wel leuk. als het warm weer is, is het wel lekker, he. kijk eens. welke beren zijn nog droog? ja, die zijn nog droog. waarom zijn ze droog? en dese niet troog. nee. en waarom is die nog droog? is dan, dese is ook droos. ja, waarom is die nog droog? die is nie droos, die. nee, maar wie dan wel? waarom zijn die nou droog? weet ik niet. omdat omdat ze een paraplu hebben. xxx. en hier? nou, vertel maar. ga maar vertellen. is hier nou? wat daar is? ja. nou, vertel dan. gaat die kleide, he. gaat die kleiden? ja. wat een leuke verleden tijden vorm je. ja, die gaat kleie. ja. fies klei, he. ja. dese heb ook xxx. is vies, ja. maar dan, zit je het boekje te kreukelen. kijk es. moet je netjes omslaan, een boekje. nu is afgelope. ma, nu mas ik sap. nu mag je sap. ja, dat is waar. in flesje. in het flesje? oh. nou, ik zal even de sap halen, zullen we het in de kamer inschenken. , umme. he, is nie melk, he. nog klein beetje. ja, nee. nee. ik vind van niet. je mag er nog wel een beetje water bij, als je wilt. maar hee, je drinkt zo een heel pak sinaasappelsap. dat vind ik niet goed. heel dat zure spul. eet je brood, boterham, krijg je nog een beetje yoghurt. he. he. mas ik een beetje eh, melk? mag jij een beetje melk, bij de boterham. nou, dat kan toch. even kijken hoor, want ik heb niet zoveel melk. he. xxx. ja, he. he. he.
wat zegt u, mama? he, gelukkig kun je he zeggen, he. hoor dat Saa? wat zeg je? hoor dat Saar? hoor dat Saar? ja. ik hoor Sarah niet, nee. ja, anne kindje. ik denk dat het een andere kindje is, ja, want ik hoor het niet. Sarah slaapt. k hoor anner kindje. hoor jij een ander kindje? Chrissa. Christa. oh, dat is leuk. straks kunnen we wel met Christa buiten gaan spelen, he. of niet? daar komt Chrissa spele, he. daar, is spele, eh, bij jij buite? in de tuin hier? ja. oh, dat kan ook, maar ja, daar schijnt de zon niet. lekker buiten in de zon. we kunnen natuurlijk ook een eindje gaan wandelen vanmiddag. ja. of naar de ijsbaan. ja, dan moeten we weer geld betalen. nee, moet niet sgeld spale. nee? op de ijsbaan is het natuurlijk ook leuk om te gaan kijken naar schaatsen. sguim. schuim? heb je schuim? je bent ook wel hoorbaar aan het drinken. jij hm? lekker smakken. niet in bijten, had ik gezegd. hee, wat had ik gezegd? niet in de speen bijten. dan krijg je allemaal stukjes in je mond. je bent veel te groot voor zo n fles. rare. en dan lekker even baby spelen. lekker baby spelen. ja, ja. niet. nou, wat wil je nou doen? zullen we nog iets leuks doen? een boekje leze. weer een boekje lezen? dan moet jij wel vertellen, hoor. moet jij maar eens een keer voorlezen. ik moet altijd maar voorlezen. telle. tel eve. nee jij, jij moet vertellen. zet je fles neer en dan eh, mag je vertellen. een xxx. poesje. jij poesje eh, eh, kinderpoesje kope? een kinderpoesje. ja, kinderpoesje. nou, eh, ik zou zeggen, eh. hoe zien die eruit, kinderpoesjes? xxx. dit affelope. is het afgelopen? nou, ik vond het helemaal geen leuk verhaal. ik heb er niks van begrepen. xxx. xxx. xxx. naar bed. naar bed? ja. koffie op? wat zeg je? koffie op, kom. ja, ik heb min koffie op. eh, daar moet jij. hier sit. nee, ik, nee, niet naar buiten. ik blijf wel in de warme kamer. maar we moeten waar is min bed, dan? daar. oh, hier. nee, efe mus op. kindje, efe mus op. muts op. slaapmuts op. eef wante aan, kind. ik wil geen wanten in bed. au. wel. wel. muts op. en niet kijke. wat zeg je? niet, nies kijke. nies kijke, he. niet kijken, oh. dan zie ik niks meer. ik wil wel alles kijken, hoor. nee. ja, ik wil wel kijken. nee. schiet op, met die kriebel. heb je die altijd op? Laura, wat een rotmuts. die kriebelt. hans. nou. hond, hand, hier is min hand. dan! nee, dat gaat toch niet. die wanten zijn toch te klein. kijk, hier. moet je mamaas wanten nemen. die grote. nee, dis fan jij jou. nee, dat gaat ook niet. , die past net, kijk zo. kindje kindje. dit want wes en niks kijke! dit want weg en niks kijken.
nou, je bent wel een eh, haaiige moeder, zeg. tjonge, jonge haaiebaai. nou, au. nou ga jij, ga jij xxx. wil je een beetje zacht zijn voor het kind? jij moets mama vraag. en niks. ja. is duim? duim. me duim zit er nog niet in. nou, doe je best. nee, moete ande kant, he. nee,, is goed he, is goed. dat ging goed. ja. ik werk alleen niet mee. dus eh nou, doe je best. nou, goed helpen. zo. en niks mee kijke, he. kindje. , niks meer kijken? ja a! het tocht weer met xxx. zo, het is veel te koud. en dat allemaal in bed, nou. en nu mus op. en de muts op. en de muts op. ik zie je niet. eh, waar ben je, Laura? ik zie niets meer. ik ben Zwarte Piet. ik ben Zwarte Piet! mama. au,, het kriebelt. ik doe em even af. ik wil die muts niet op, ik wil niet op, mama ik hoef wil die muts niet op. ja. Laura, waar ben je? nee, jij moet Sart Piet. xxx. oeh, zijn hier nog stoute kindertjes? zijn hier nog stoute kindertjes? ik ga ze vangen, de stoute kindertjes. hier zijn stoute kinder ik zie helemaal niks. ik zie geen stoute kindertjes. waar zijn de stoute kindertjes? oh, daar is een stoute kind. stoute kind. je bent toch ook wel onder de indruk. een heel klein beetje van onder de indruk. zal ik het stoute kind dan toch maar een kado geven? ja. oh, nou, dan zit xxx pakje pakje. waar is het pakje? ik kan het pakje niet meer vinden. waar zijn de pakjes? oehoe, hier. alstublieft, stout kind. alstublieft, stout kind, een pakje. van Zwarte Piet. waar is stoute kind dan? hier. ha. vind je het pakje niet mooi, stout kind? was de bedoeling ook. stoute kinders krijgen geen mooie pakjes. nou jij, ben jij nou maar even Zwarte Piet, hoor. hier. hier, want. waar is je hier, in je duim. moeten we duim duim, kijk hier. dat is papaas zijn we xxx. zo. he, stoute kindetjes! stoute kindetjes. stout kindertje. dr zijn hier geen stoute kindertjes. wel. stoute kindetjes. oeh, oh, xxx. stout kindjes. wat zit er in, Zwarte Piet? doot. wat zit er in? dit nos. wat zit er in het pakje, Zwarte Piet? eh. hee. oh, wat zit er in? een bril. een bril, oh, een bril. een kinderbril? een stoute kinderbril? ja. zal ik em even opzetten? hee, nu ben jij Swart Piet. ja, dan moet je wel wat zeggen hoor, want eh, he. nu ben jij Swart Piet. moet je wel praten. nu ben jij Sarte Piet weer. ben ik weer Zwarte Piet? en wat wil je dan krijgen van Zwarte Piet? is enne, ben jij de Sarte Piet eh, Piet. en ga ik ben jij stout. nou ben jij wat? en jij. xxx. ik zie je wel hoor, zo n beetje. xxx, zo. kom maar wante aan doen, Sart Piet.
help je me even? ik kan het niet zien. hier komt Zwarte Piet. stoute kinderen, waar zijn jullie? ik ben ook Sarte Piet, hoor! ben jij ook Zwarte Piet? ik ben Sintklaas. oh, je bent Sinterklaas. dag Sinterklaasje. dag, hoe gaat het met u? die. xxx Sinteklaas bij de, he. wat zeg je? wij sijn Sinteklaas, wij sijn Piet. wij zijn Sinterklaas en Zwarte Piet, ja. hee, xxx da nou, sei de Sarte Piet. hee, hee. stoute kinder. ik ben Sinklaas. ja maar Sinterklaas, die zegt altijd lieve kinderen. alleen Zwarte Piet zegt stoute kinderen. Sinterklaas zegt altijd, oh, allemaal lieve kindertjes, zegt Sinterklaas. “amaal lief, lieve kin” eef. en Zwarte Piet zegt, nou ik geloof niet dat het alleen maar lieve kindertjes zijn, hoor. er zijn ook wel eens stoute kindertjes. dag kindertjes, ben jij, hier? oppe kres? op de kresj. stoute. op de kresj. zijn we nou op de kresj? oh, Sinterklaas zijn we op de kresj? oh. ha, het kriebelt als de pest. nu ben ik Sint. nu ben jij is sin Sinteklaas. nu ben ik Sin, Sart Piet. nu ben ik Sart Piet. ja maar, Sinterklaas gaat wel even zitten dan. Sinterklaas is oud, dus die moet even in een goede hoge stoel zitten. zo. au. au, au. oh, een Zwarte Piet, die huilt nooit. ik heb em nooit zien huilen. die lacht altijd. zelfs als die stoute kindertjes zegt. stoute kinnertjes. nee, nee, Pieterman, dat heb je verkeerd gezien. dr zijn alleen maar lieve kindertjes in Nederland. stoute kinnertjes. zegt ie. er zijn alleen maar lieve kindertjes op de kresj. stoute kindertjes. Zwarte Piet, welke kindertjes zitten dr allemaal op de kresj? oh, xxx. nu ben ik kind, he. nu ben jij kind, ja. Zwarte Piet, hebben wij ook een kadootje voor Laura? ik ben tos Laura? ja, nou. pakken we papier. ja, Sinterklaas. ben nie Sinklaas. ik ben Sart, ik ben tos. ja maar, ik wou Zwarte Piet en Sinterklaas tegelijk spelen. mag dat niet? nee. oh, nou, dan ben ik Sinterklaas. Laura, kom jij eens hier. meisje, kom jij eens bij Sinterklaas. en vertel eens, wat heb je dit jaar gedaan op de kresj? xxx. heb je nog mooie dingen gemaakt op de kresj? ja, ja. wat? e Sarte Piet maak. heb je een Zwarte Piet gemaakt? zo, wat mooi, en wat nog meer? , ga ik ferf en Sart Piet ferve. ga je Zwarte Piet helemaal verven? oh, wat mooi. en die boten die daar hangen, met die kadootjes aan. heb jij daar ook een van gemaakt? ja. en vertel eens hoe je dat gedaan hebt? ik met mij kleurde. kleurde, een boot, me bootjes maak. met je kleurkrijtjes, met je kleurtjes. ja? en de pakjes, hoe heb je die gemaakt? hoe heb je die aan de boot gehangen zo mooi? me met lijm. met lijm, oh. met dit lijm. met die lijm? wat knap van je. en ik heb nos kaartjes. foor jij krese.
, heb jij kaartjes van Sint gekregen? dat wist ik niet. en wat heb je nog? en, kan je ook mooie liedjes zingen, Laura? ja. een Sinterklaasliedje. kun jij daar eentje zingen voor Sinterklaas? ja. dit is, e Sart Piet fiets. oh ja. nou, zing maar. efe wasse. kijk is, hee, kijk is wat ik heb van jullie, jij xxx, dese boekie. oh, heb je die van , ja, Sinterklaas weet dat. die heeft Sinterklaas in jouw schoen gedaan, dat boekje. he. ja. tree boekje en tree schaartjes heb jij sgefe. en een schaartje, twee dingen. een boekje en een schaartje. heb je dat allemaal van Sinterklaas? ja,, vannacht heeft ie dat in jouw schoen gedaan. is Piet,, is door de schoorsteen geklommen en die heeft dat in jouw schoen gedaan, he. nou, dat liedje. nou wil ik het liedje horen. hee, xxx. nou. zijn twee, liedjes door elkaar. zo gaat het. Zwarte Piet ging uit fietse, jij, he. fietse. ja, Sinterklaas kan het liedje ook wel, hoor. toen klapte zijn band. , hij ging naar een dorpje en zei tese smis. nee, hij ging naar een dorpje en zei tegen de smid. ik geloof dat er in mijn achteband een een pepenootje zit. een pepernootje in je achterband? oh, oh, oh, wat een mooi liedje is dat toch. zo ga jij xxx. omdat jij zo mooi voor Sinterklaas en Zwarte Piet hebt gezongen, krijg jij een kadootje. alsjeblieft, Laura. pak maar uit. ja, vind je het mooi? en heb je nog iets te vertellen? k heb die fan jij krese? oh, de pop heb je ook van mij gekregen? oh, dat wist ik niet meer. wanneer heb je die gekregen? ik ben nie stoute kinne, he. nee, jij ben een lief kindje, Laura. je bent heel lief. heel lief. je luistert niet altijd naar jouw mama, maar voor de rest ben je heel lief. maar je mama is ook niet altijd heel lief. die is ook wel eens stout, he. ja, mijn mama is werke. is jouw en mijn papa is is thuis. is jouw mama werken en jouw papa thuis? tjonge, jonge jonge. mijn pap komp straksje ophale. komt je dan ben jij wes. kom. ja, maar is mama niet dr bij? is mama aan het werken? en papa is thuis en en een een mama kom ook mee naar naar mama kom ook in de auto, en Saar. ja, die komen toch ook mee naar Sinterklaas kijken? ja toch. ben jij dr ook nos, he. Sinteklaas. ja, dan ben ik er ook nog, hoor. ik wil jouw mama en jouw Sarah wel eens zien. Saar is bij Nienke. ja. maar mama komt toch straks wel, en Sarah. is Sarah lief? ja. zou Sinterklaas Sarah ook een kadootje geven, dan? ja en, eh, mas, een een ringetje he, Sinterklaas? dees. oh ja, die is mooi. en, wil jij dat wel, uitpakken voor Sarah en aan Sarah geven? Saa is is ter nu, kijk maar! oh, daar is Sarah.
oh, wat een lief meisje is dat. is dat jouw zusje? oh, wat een lief zusje heb je toch. k ga piertje pakke, hier Sinteklaas. oh oh, oh oh, kadootje kadootje voor Sarah. moet jij uitpakken. zo. heb jij hier een kadootje voor Sarah en dat moet je dan uitpakken. hier. pak maa. en? sij wil nie pakke. wil ze niet pakken? oh, oh. gaat mijn mama pakke. ja. ja. ja. en en dan nog. heb je nog meer te vertellen? weet je nog een verhaaltje? kom je even bij Sinterklaas op schoot zitten? zo. wat een goede toneelspelers toch, worden wij. oeh. kom kom maar bij op schoot. moet Sinterklaas een boekje voorlezen? ja? of lees jij em aan Sinterklaas voor? Sinterklaas zn ogen zijn een beetje oud en moe. en daarom heeft ie ook een bril op. moet Sinterklaas een bril op. zijn leesbril nou gebleven? moeten we even gaan zoeken. hier, he. oh, wat een mooi. moet even Sinterklaas zijn leesbrilletje. zo, kom maar, mag je bij me zitten. zo. Sinterklaas zn ogen zijn een beetje moe. kan jij voorlezen. die kleine lettertjes kan Sinterklaas niet meer lezen. Sinterklaas is al heel oud. sneeuwpoppe. sneeuwpoppen. oh, mooie sneeuwpoppen. ja, dat kan ik nog wel zien. en xxx nog sneeuwpoppe. niet. is het niet hetzelfde xxx? wat is er dan anders aan die sneeuwpop? eh, selfe heleboel. oh heleboel hetzelfde en eentje is anders. en wat is die anders dan? van dit. oh, de knoop is anders. ja. sneeuw, heb jij weleens sneeuwballen gegooid? ja, toch niet naar oude mensen? dat doe je toch niet, he. nee. eleen seeuwpoppe make. alleen, ja. en je mag ook wel sneeuwballen gooien. eh naar Christa of naar Jens, maar niet naar oude mensen. die vinden dat niet zo leuk meer. en die? is kleide. is die aan het kleien, oh. bah. vieze handen. ja. dies in bad eweest. die. die is in bad geweest. ik zie het. ik zie het. die heeft een handdoek omgedaan. kriebelt, he. ja. hou jij van een trui die kriebelt? nee. doe je em uit, he. die ga uitdoen, he. ja. heb mama aannetrokke. nou, wie trekt er nou zo n kriebeltrui aan? he. ga sij anne ande ant trui aandoen, he. ja. hoop, dat ze moet wel een andere trui aandoen. anders moet je de dag krabben. zo n jeuk heeft ie dan. kan schrakjes aandoen niet mama. ja. zit je lekker bij Sinterklaas op schoot? ja? ja. die die moet so, he. ja, die moet zo. door het doolhof heen. ja. naar de pot met wat zit hier in? dit. en hoe heet dat? hoe heet dat? he, Sinterklaas is een beetje verkouden. vannacht was het zo koud, boven op het dak. heeft ie een beetje kou gevat. nu nu niet, he. nu niet. wat een grote ogen heb je zo. door Sinterklaas bril. en nu. ja? mas we van die man. dit heb ik e sgisere doen.
dit heb ik sgise aane mij maak. xxx so aan. wil om, eentje eentje. daar heb je gisteren zo aan gedaan. in je vinger gesneden, heet daar. ja. zo, in je vinger gesneden. nee, dat begrijpt Sinterklaas. toen was je een beetje stout. klein beetje stout, was je toen. nu niet, he. nee, nu weer niet. die eentje ga, he, ga balle. eentje gaatte in sijn mond stoppe, he. nee, hij hij blaast de bellen uit zijn mond, zo. pfff, dat doen vissen. vissen. en dese niet, he. die komen allemaal uit zijn mond, zo. en die? ook, he. ja. en daar ook. ja, die ook. poes. poes, ken jij ook een liedje van een poes? ja. kan je die zingen voor Sinterklaas? ja, mas ik eens die die meeneem die. die mag je meenemen naar huis. dat was jouw kadootje. kun jij dat liedje ook zingen? zing eens voor Sinterklaas. dat vind ik zo mooi. eh, dese boekje uit is, ga ik dese singe, okee? okee, okee. als dat boekje uit is, goed. fles. die lijkt een spin, he. die lijkt een spin, ja. de spin. dat lijkt de spin en het is een kreeft. hij zit helemaal in het zand. xxx. je ziet allen nog maar zijn oogjes, een beetje. je ziet hem niet echt goed, he. e sterk. een ster. ster. een sleutel. sleutel, ja. so, dese nos. en dan gaat dese naar spin. hierfan, he. ook. nog eentje, ja nog een bladzijde. kijken wat er op de laatste bladzijde staat. oh. kriebelt nos. ja, die kriebelt nog steeds die trui. heel de das, he. heel de dag heeft ie die trui aan, die kriebelt. boe. nu is affeloop, kijk. ja. nou nou het liedje. eef. dese moet jij fasthoue. mag ik jouw beer vasthouden? oh, wat een mooie beer. mas ik meeneeme. wat een mooie beer is die. fan mij, die. die beer. , die is van jou, he. ja. heb ik fan jij krese. heb je die van Sinterklaas gekregen? oh, dat wist ik niet meer. dat is een poos geleden. was je zeker nog een babietje. ja. xxx. en heeft Sarah ook een beer? ja, das in de bos. ook zo n mooie beer. oh, jullie hebben de box meegenomen naar de kresj. dat is handig. wil je geen liedje meer zingen voor Sinterklaas? nee. nee, dat dacht ik al. is moeilijk heh een liedje zingen? ik heppe ook fles meeneme. ja, je hebt ook een fles meegenomen. isse klein beetje nos in. mmm, lekker. ga ikke die van, eh, naar huis brengen die fles. ga je die mee naar huis nemen? ja, he, dat is jouw fles ja. zou ik maar meenemen. is is ook Saar. sames, fa Saar ook. hij is ook van Sarah. ja, natuurlijk. eigenlijk is het voor babies, he. een beetje een fles. maar jij vindt het eh ja? die is fan mij, he. en jij vindt het toch lekker, zo n flesje? ja.
dat kan ik me wel voorstellen. xxx. fan mij mama, schraks. mog die die, ga strakjes oppe drinke die koffie. mama ga efe hier blijfe. mama gaat nog even hier blijven. ja. met Sinterklaas, die gaat nog even bij Sinterklaas kijken. en dat gaat ze straks lekker dr koffie nog opdrinke. ja? jij ga nie wes, he. Sinteklaas. nee, Sinterklaas gaat niet weg. die blijft hier nog even. strakjes ga je wes. strakjes ga ik weg. ga ik weer terug naar Spanje. jij naar boot ga jij. is jij paard eh, hier binne? mijn paard? nee, die staat op stal. die staat buiten in de , buiten blijven was te koud. dus die zit nou in de stal. daar is het lekker warm. ja. en ga jij in sitte, he. ja, niet in, dr op, of sitte, he. ja, ja. oh, mag. fles moet eef thuis doen, hoor. dese in doen, hoor. fan mijn mama. mama. kijk, so doen. ja, ja. dan gaat jouw mama, gaat straks die fles weer maken. voor je. mama, k ga eef hier sitte. kijk kop kof is op. sitte. is de koffie op? oh, heeft mama jouw mama dr koffie al opgedronken. ik ga mijn beer weer meeneme. ja. nou, Sinterklaas is weg, hoor. nou mag je wel even zwaaien Sinterklaas. en efe moet ga maar even zingen, dag Sinterklaasje. dan gaat Sinterklaas, gaat weg. xxx dan gaat terug naar de boot. poeh. was leuk, he. ja, ja was leuk, he. jij houdt het langer vol dan ik, zeg. goh. dag Sinklaas. jij houdt het langer vol dan je moeder. hee, xxx. xxx. xxx. mij haar is staar. is jouw haar een staart? ja. dag! dag! xxx. dag Laura, tot volgend jaar. ik, fol keer weer op kre. en dan ben jij, he. nee, dan ben ik er. ja, dan ben ik er nog. dan, Sinterklaas is er nog dan. Sinterklaas is nou eventjes weg. ja? au. hee, ringetje. je moet wel even in de kamer blijven, Laura. Saar ringetje. Saar ringetje is hier late. oh, Sarah dr ja. die moet je meenemen. voor Sarah is die, he. oh, je hebt al die kadootjes meegenomen. gelukkig. was je ze niet vergeten, niet laten liggen. pop. op de kresj. he. hee. ik ik kom fol keer weer Sinteklaa. is Sarte Pietje ook hier? ja, he. ja. volgende keer is de Zwarte Piet hier ook. ja. dan is Sarte Piet slaap efe hier. in boots. boem. zoiets ja. xxx. kan nie mee Sinteklaas? Sinteklaas komt weer. oh, hier komt Sinterklaas. en mammie is ook hier. is jouw mammie ook hier? zullen we zo een boterham gaan eten? ik heb honger. Sinklaas. eh, dan ga ikke wes. en Sarah heeft ook honger, denk ik. denk je niet? ja Saa. xxx ik heb fles. een beetje pap voor Sarah klaar maken en een boterhammetje voor ons? ja? xxx mijn mama gaat pap klaar maken, he. ja. ik ben Miep loopt. ze ziet de ijskar. Miep koopt een ijsje.
Miep geeft geld en gaat weg. Miep valt. ze heeft pijn. en ze gaat huilen. goed zo. Kees en An lopen op het strand. het is mooi weer. Miep gaat met zand spelen. en Kees gaat vissen. Kees wil de emmer. maar Miep wil ook de emmer. ze maken ruzie. Kees gaat met de emmer weg. en Miep loopt er achterna. nu heeft Kees de emmer en gaat vissen. en Miep huilt. An An met Kees en vader staan te praten. An rent achter de bal. Fik de hond ziet ook de bal. An geeft Fik de hond een bot. Fik de hond &~g begraaft de bot. en Fik de hond gaat slapen. Ans loopt op de straat. Ans ziet een man met ballonnen. Ans wil ook een ballon. ze vraagt er een aan de man. An loopt weg met de ballon. maar An. die die valt. en de ballon waait weg. nu zit An te huilen. een man loopt door het park en Kees ook. Kees zit met de bal te spelen. en de man zit op een bankje de krant te lezen. Kees gaat naar de man toe. Kees wil ook een krant. maar de man en Kees trekken. Kees rent met de krant weg. de man &~ren rent achter hem aan. Kees valt. en de man heeft weer de krant. mamma zit Ans voor te lezen. Ans pakt een bolletje wol. en poes pakt hem. de poes zit er mee te spelen. Ans geeft een vis aan de poes. de poes eet hem op. en de poes gaat slapen. ja goed zo. ja ga maar beginnen. Tim heeft een kikker in de pot. hij kijkt ernaar. Tim gaat slapen. en de kikker ontsnapt. de volgende ochtend is de kikker weg. Tim kijkt in zijn laars. en de hond kijkt in de pot. maar ze zien hem niet. de hond heeft nu een glazen pot op zijn hoofd en valt uit het raam. nu is de pot gebroken. en Tim is boos. Tim gaat naar buiten en roept. hij kijkt in een holletje en Tim in een bijenkorf. hij staat tegen de boom. maar de bijenkorf is gevallen. en Tim klimt in de boom. nu komen alle bijen op de hond af. Tim loopt verder. en dur is een uil. Tim staat op de berg met met een paar takken. maar dat is een hert. en de hert neemt Tim mee en laat hem vallen in het water. nu ligt Tim in het water en hij hoort iets. Tim zegt stil zijn. en hij kijkt achter een boomstam. daar is de andere kikker. ze hebben allemaal kleine kikkertjes. en hij neemt er eentje mee en zegt gedag. ja goed zo. okee lisanne begin maar. het meisje loopt op de weg. en daarna komt ze een uh ijscoman ijscovrouw tegen. ja. en dan vraagt ze een ijsje. en dan krijgt ze dur een. en dan staat ze &~a um daar. en dan valt ze. en dan huilt ze heel.
hard. heel hard. okee. prima. hartstikke mooi verteld. verhaal nummer twee. oh die valt steeds om geloof ik. moet je even vasthouden. ja. um meisje en een jongetje gingen naar het uh strand. meisje ging een um. zandkasteel bouwen. en jongetje ging um vissen. toen kregen ze uh wou het jongetje de emmer afpakken. toen kregen ze ruzie. en toen uh had de jongetje de emmer meegenomen. begon dat meisje te huilen. ja. nummer drie. um. um xxx het jongetje en het meisje um de vader uh dat of de vader mee ging voetballen. en uh toen toen deed ie het niet. en toen ging ging het meisje en die jongen alleen &~v voetballen. met de hond. of en toen uh &~d deed het jongetje uh toen en toen was het meisje alleen. en toen was ze alleen aan het voetballen met de hond. en toen pakte de hond de bal. en toen had dat meisje een um bot gegeven aan de hond. toen ging die het begraven. en toen ging die dur op liggen. okee. nummer vier. meisje loopt op de stoep. en toen zag ze dat de meneer heel veel ballonnen had. en toen kreeg ze een ballon. en toen had ze een ballon. en toen viel ze. en toen ging de ballon weg. en toen moest ze huilen. ja. nummer vijf. um een jongetje die was aan het voetballen. en uh toen &~gi ging die de krant afpakken. en toen toen &~ha was de meneer heel boos geworden. had ie die krant meegenomen. en toen begon die te huilen. ja. en het laatste. nummer zes. um moeder was aan het lezen. en toen um ging kindje met de breispullen. en poes kwam daar naar. en toen geeft het kindje de poes een uh vis. en toen eet die uh op. en toen ging die slapen. okee. okee lisanne begin maar. um het jongetje kijkt naar de uh kikker. en de hond kijkt ook naar de kikker. ja. en de kikker lacht naar ze hun twee. en um het jongetje zit op een krukje. en de hond staat. ja. en daarna gaat het jongetje met de hond slapen. en de kikker &~ga gaat uit de pot. en uh het jongetje merkt er niks van. en uh daarna weer gaat ie dur uit met zun ene poot. dan is die uh met die poot dur uit. en dan slaapt de hond nog steeds. en het jongetje. ja. want daarna worden ze waker. en dan uh dan zien dat de kikker weg is. en het jongetje vindt het niet leuk. en. het jongetje en en de hond kijken. het is al ochtend. ja. en daarna snuffelt de hond in de pot. en daarna gaat uh dat jongetje kijkt in de laarzen. maar het ziet uh niet. en het jongetje zit nou in uh pot met zun hoofd dur aan vast. en het jongetje roept um. en hij heeft de raam open staan. en daarna valt de hond.
en dan uh kijkt het jongetje. en daarna wordt ie uh boos. en de hond likt. en um. en het jongetje kijkt nog um steeds boos. jongetje. en het hondje dat likt nog steeds. ja. en dan um roept uh het jongetje de kikker weer. en de hond uh kijkt een beetje um boos. en um en um hij roept heel hard. en de hond kijkt een beetje nog heel &~sta boos. en het jongetje ziet um uh een bijenhuis in de boom hangen. mm. en dan uh kijkt het jongetje dan in de gat. en daar um daar zit een uh muis. en um of het um hondje &~ko kon nog steeds niet bij de bijenhuis. en um toen um was het jongetje en het muis beet in zijn uh neus bijna. en hij zei. ja. en alle bijen kwamen uit het huis. en de hond was uh boos geworden. of hij was bang geworden. en het jongetje keek toen in de boom. in een gat. um daar zag die het nergens. mm. um kwam dur een uil uit. en hondje ging uh weg dat alle bijen dur aan kwamen. en um het jongetje viel om. en de uil &~vlie weg weer. en um het jongetje was achter een steen. en hij uh zun hand boven zun hoofd. en daarna roept dat jongetje weer um de kikker. de uil keek naar het jongetje. en het jongetje stond op de steen. en daarna um. klom die op een um hert. en um toen uh lag die op de hert achterover. en toen ging de hert uh weg achter het hondje aan. en um het jongetje lag nog steeds um achterover. ja. en ze kwamen heel dicht bij een uh berg. en uh daar konden ze niet over. nee. en toen um het jongetje en de hond naar beneden &~i bij in het water. en um en de hert keek boos. en de hond en uh alle stenen die bijna op dur hoofd. ja. en toen ze in het water. en toen kwam dat jongetje en de hond met hun hoofd um onder het water. en toen kwamen ze weer boven. en toen um toen keken ze allebei. en toen keken ze in de en um gingen ze over die boom um heen. toen ze uit het water waren. en uh toen toen uh stond het hondje op de boom. en um en um um het jongetje keek achter de boom. en uh en um xxx dan het jongetje en de hond twee kikkers. en um een de moederkikker. en um vaderkikker keek. en um het jongetje vond het heel grappig. en uh toen keken ze heel blij. en toen zagen allemaal kindjes. en um toen uh. um. was de moeder weer wakker. en toen toen um keken ze allebei naar boven. &~e en een uh kikker die sprong uh omhoog. ja. en toen gingen ze weer weg met die ene kikker. door het water heen.
en um &~z &~z ze um ze keken allemaal. en um een kikker zat toen achter de boom. en eentje keek naar die ene kikker die achter de boom zat. en ze zwaaiden. ja. okee. prima. vandaag is het negentien september. en we zitten aan het avondeten. ja. ja. ja. ja. ja. en we eten vanavond. bietjes. bietjes. bietjes. ja. lekker. vind je dat lekker? ja? &+n pitje in. zitten d'r pitjes in? nee hoor. weghaalt? ja. in de pruimen zitten pitten. even mes. die gaan we straks eten. nee. mes is niks voor kinderen. mm. Joke. daar daar nou voor. vlees. tartaar. tartaar. o o. biefstuk tartaar. o o xxx. doen mama? avondeten. www. een bordje hebben? wat wil je hebben? &+bø bordje. wat wil je daar dan mee doen? mee gooien. ja. maar dan ben je hem kwijt. wat heb je daar nou aan? je bent nu toch aan het eten. mm. wil ik niet. wil je niet eten? moet mama helpen. nee? nou. je kunt het wel zelf. mm. xxx doet. ik kan ook zelf. jij kan het ook zelf. en Gijs niet. ja. Gijs kan ook heel goed zelf eten. xxx. en groente ook. ja. groente ook en vlees ook. deze groente. ja. kan ook met je lepeltje hoor. mm. wil ik een mes. mm? wil jij een mes? nee. bij oma. bij oma krijg je een mes? nee? is veel te gevaarlijk voor kinderen een mes. nee. bij oma krijg ik. um kleine vorkje. klein vorkje. ja. bij eten. ja. kleine vorkje met met oma. ja. goed kauwen he? heb je in de zandbak gespeeld vandaag? uhhuh. ja? xxx buiten spelen he. bellen blazen ook. binnen blijven ook. binnen blijven ook? nee. bellen blazen. bellen blazen. o? hebben jullie buiten bellen geblazen met Lucie? mm? en ook in de zandbak gespeeld of niet? wel. o. &+m: lepeltje daar in zit eten. wat zeg je Hein? xxx ik dee drinken. heb ja gedronken? uhhuh. o. melk. melk gedronken? &+m &+nma &+ɛ en appelsap. en appelsap gedronken. ja. neem appelsap bij? ja? nee. nu niet. mm. zie je wat een mooie bloemen dat zijn? yyy. heet &+dɑdɑdɑ &+wu die bloemen? rozen heet dat. &+kxeɘ en geel bij. geel zijn ze. ja. gele rozen. lekker! ruiken ze lekker? ja? en die zijn op kop die. ja. die is gevallen. even goed maken? nee. ik denk niet meer dat dat kan. xxx. probeer het maar. nee. nee. gaat niet he? hij valt steeds weer. nou we moeten hem straks maar afknippen. dit is het vervolg van negentien september. ga nu zitten. zo? op je knieen zitten? ja. o. op ditte tafel. ah nee! blijf nou op je stoel zitten. zo. ja. &+pp:. nou! wat een rare geluiden. &+p:. nou? nou. &+p:! nee. nu niet meer hoor! niet met je mond vol. dat vind ik niet leuk. &+p:. dit is geloof ik helemaal verkeerd. moet de xxx staan. o! wat doe je gevaarlijk. doe ik nou? nou.
je gaat &+heel op je stoel staan. zitten. o. zitten. ja. op de leuning zitten. pas maar op dat je d'r niet af valt. ga we boksen. jij. goed xxx. en dit doen. en &+də. &+ɛ en verkeerd doen. die daar. ja. die te groot. ja. dit gaan ze. yyy. ja. en nu doen we een hapje tussendoor. nee. ja. jij gaat met een xxx. spelen. Hein. en nu een hapje d'r tussen door. nee. ja? niet zo flauw doen. ja hebt nog maar een hapje van je eten gegeten. kom! hoef niet meer? jawel. je moet wel dit eten. &+mɘm: nu nu niet zo meer. ja? je moet nog paar happen opeten hoor. pas op dat je d'r nou niet afvalt! o! je beertje. xxx. xxx. ja. is het beertje mee geweest naar de creche? wat heeft het allemaal gedaan op de creche? xxx. het beertje. niks. heeft het daar alleen maar gelegen? mocht het niet mee spelen? nee. nee? waarom niet? beer is stout. was het beertje stout. wat had ie dan gedaan? mm? wat had het beertje dan gedaan? slaan? had ie geslagen? o ja. dat mag niet he. &+yei dit &+y &+yə uh. dekentje. is dat een dekentje? o. ja. kijk eens. en moest ie toen voor &+trɑ straf naar bed? ja. hij. op kussens. slapen. uhhuh. zo. o! en wie had ie dan geslagen? wie had het. beertje geslagen dan? ik niet meer. ja. je moet nog wel wat hapjes eten hoor. en wil je ook geen vlees meer? o. pas op. nee. en dit ook. nog een beetje vlees d'r bij? nee? nee. nou dit is niet het hete vlees hoor. dit is mama's vlees. heet vlees. nee. het is niet heet. echt niet. wel hoor. kussen. xxx. zo. gaan ze slapen. ja. gaat ie slapen. ja. heeft Lucie Lucie bellenblaasspul voor jullie gekocht? Jolande. o? &+hə hadden jullie dat van Jolande? &+ɨ: in tasje. vond Tante_Hilde dat? ja. van Tante_Hilde. o. omdat Jolande jarig was. bedoel je dat? hebben jullie dat gekregen. o? maar d'r waren geen slingers in de creche. nee? hoe kan dat nou! als er iemand jarig is dan hebben jullie toch altijd slingers? of krijgen jullie dat maandag? feest? he. o? Lucie is niet meer jarig. nee. Lucie is niet meer jarig. Lucie is ziek. is nee. Lucie was vandaag niet ziek. he. nee. ziek is ze. xxx ziek is. ze. ze heb xxx. Lucie heeft au. heeft ze nu au? &+m morgen. o? &+mu moet naar dokter toe. moet ze naar de dokter toe? waar heeft ze dan au? in wang. in d'r wang. ja he. heeft de dokter een kiesje weggehaald. en dat doet heel erg pijn. ja. ja. mm. Joke ook? bij mij niet. nee. alleen alleen maar daar. ja. &+ɛ en daar. en daar. en daar. en daar. ja. en daar. ja. en wat heeft de dokter bij jou gedaan? niks. niks? o.
dus je gaat de volgende keer weer graag naar de dokter toe? ja. ja. vind je die dokter wel aardig? xxx. mm? is die dokter wel aardig? nee. nee? nee. ik vond die dokter wel aardig voor jou. pas nou op uh met je oogjes. want ik vind het een beetje gevaarlijk. kijk eens. nee. moet ik het maar in je oor stoppen? moet ik het maar in je oor stoppen? nee. nou. happen. nog een paar hapjes dan ben je klaar. hup. mm? maar weet je hoe dat nou komt van Lucie? Lucie heeft niet altijd d'r tandjes gepoetst. daardoor komt het. als je altijd je tandjes poetst, dan hoeft de dokter niet een tandje weg te halen. nee. dan doet het ook geen pijn. he? ja. wel. tandjes. uit. daarom daarom moet je altijd veel je tanden poetsen. he Hein. wat zit je toch te trommelen. kletsen. zit je te kletsen? he? nee. doe nou niet zo gevaarlijk met die vork. nou? niet doen. even xxx. xxx. oh! dekentje. nee. niet aankomen. dat is een brief van mama. kijk eens. xxx. nou. daar ligt de volgende vork dus op de grond. ik ga ze niet opramen opruimen hoor. dat doe ik niet. moet maar genoeg zijn. &+p:! &+pp:! nou. &+pp:! &+pp:! &+pp:! he bah! Hein! xxx. ja. hoef niet meer. ja. Hein. je moet nog een paar hapjes eten hoor. wil creche toe. wat zeg je nu? naar creche toe. wil je naar creche toe? ja. mm. maar creche is er nu niet. Lucie is nu al naar huis. o kijk! Pepijn speelt met mama's. schort. ja. hoe! gaat ie gauw weg lopen. ja. ja. en wat wil je dan doen in creche? wat ga je daar dan doen? he? Hein. spelen. spelen. maar alle andere kindjes zijn naar huis. kun je dan toch niet alleen spelen. en jij mama is. o. dus ik moet ook naar creche? ja. o? maar je hebt hier ook nog een heleboel speelgoed. nee. je hebt een heleboel speelgoed en dat is allemaal van jou zelf. nee? ik ga yyy ga zo. duim opeten. nee! au au au au! nee? dat doet pijn. mij duim opeten. ja. eet je eigen duim maar op. mijn duim hoeft niet. he? jou duim is. xxx laatste hap. nog dit hapje dan ben je klaar. kom maar. we zullen dalijk je haar gaan wassen. nee. ja? want dat is vies. nou. kom op. nee? ja? nee? ja? nee. moet je dalijk eens in de spiegel kijken dan heb je een heel rood mondje. zit het helemaal rood. moet je dalijk even gaan kijken. mama ook. ja. helemaal rood. dat komt van de bietjes. ik ook helemaal rood. ja. jij bent ook helemaal rood hoor. vind je het niet lekker bietjes? he? of wel. o guts. o guts! de hele tafel onder de. biet. nou. niezen met je mond vol biet. bah! xxx. zeg luister eens. &+mu moet Hein eigenlijk nog poepen? nee. nou.
ik geloof het wel. zo te ruiken. kom maar eens gauw. xxxlopen? ja, die dingetjes gaan draaien. ringetjes draaien. ja. open? nee, niet meer open doen. nou afblijven. nu laten we hem eventjes eh. staan, zo. even koffie drinken. hm? kijk Daan. moet jij daar zitten of kom jij hier? deze deze wel voor mij. ja. kom maar hier, bij je eigen tafel ja? ja. deze ook voor mij. die xxx. ho. moet je ook een koekje? ook koekje. moet je een koekje? zo. nou. laat jouw beker eens even zien. ah. mmm &~pap moet Daan pafel die. wil je bij deze tafel? wil je daar zitten. hm. hm moet de beker bij. ja. oh moet de beker aan die kant van de tafel. heh? ga je daar zitten? ik ga hier. wat zijn dat eh Daan. wie is dat? Mickey Muis beker. oh. wie is dat dan? is Goo:fy. nee. oh. dat is toch niet Goofy. Donald Duck. ja. xxx. ne is is nog een Donald Duck. hm nog een Donald Duck. waar dan? hm. laat eens zien. hee en wie is dat? wie is dat? een hond. ja maar hoe heet die? wie is dat ook al weer? dat weet je wel. Goo:fy! nee Pluto. Puto:! ja. kijk maar, staat er op. eh mama au. ach vent. ooh, kijk, hier zit die andere Donald Duck. Dodeduk. Daan, mag mama even dat er afknippen? zit een hele lange haar. staat heel raar. ja? nee. zeer. au! doet geen zeer. ja? zal ik heel voorzichtig doen. ja? kijk maar. doet geen zeer. een twee. kijk, kun je zo knippen. en doet helemaal geen zeer. kijk zo. &~pieuw. hee, en daar is ie. jij ook? ja. nou, kom maar. doet niet zeer. nee doet geen zeer. aauu! dit wordt niks. doe eeh i ikke ikke &~neke kapper geweest! ach vent dat is al weer vier weken geleden. ben jij bij de kapper geweest! nee ik ik hoef niet knippen. nee? nee. doe maar zo. kijk hier. een heel klein haartje hier, ja? doet geen zeer. zal ik het doen? nee. nee? nee, doe ə i ik lekker kapper geweest. dee hoef niet knippen. nee? oh. oh. heeft de kapper jouw geknipt dan? ja die heeft het niet zo goed gedaan zie ik. hier. nou oke. nou als ik jou was zou ik ergens anders gaan zitten Daan. dan doe ik het wel eens een keer als je slaapt. stiekum. kijk xxx sa staat er Donald Duck. hier staat de Mickey Muis en ja. wat is dit? huh? Pluto. ja. Pluto! wat is dit? ə Mick Muis. hm. ə huh? ə Donald Duck. ja, goed zo jonge. met een strik op zijn hoofd. xxx. xxx ik ook stukje. ik wil er. hee. moet je eens even aan Paulien laten horen hoe goed jij al kan zingen. zullen we zingen van Berend Botje? ja. toe maar. toe dan. toe maar. Berend Botje ging uit varen. met zijn geepie uit xxx are.
was tro nooit meer ro moet ə non. een twee vier vijf zes zeven. al waar eh is ie bebleven. hij liela hij Ameme:rika. goed zo jongen. en nu, welk liedje nu? even Poesje Mauw. oh ja, toe maar. Poesie Mauw. kom eens gauw. ik lekker voor jou melk. een voor jou rijstrebrij. oh wij lekker sinulij:. mooi:. en welke nog meer. ah ah. van een twee drie vier? drie vier wate soef hoedje van papier. ja. en verder? als het dan niet past. zitten alle glazen kast! een twee, hoedje van, hoedje van papier. dan ie niet past, zet hem inne glazen kast. aah. en van eh. ik zag twee beren? ik zag beren. wat deden die? ik zag twee beren boopje snele oh ə was ə wonder. boven wonder. ik eh abberoh roe Joepie Joepie? niet Joelie Joepie ko komen. nee? nou. nee xxx wel &~kikkere. of van eh Flipper? nee. eh ga brokje smeren. of van en eh kun je ook nog van eh ik zag twee apen boetes rapen. oh het was een wonder. boven wonder. hee apen rbossen rapen. oh hihihi hahaha. het ben jij ben je. kij naa:r. goed zo! heel goed. oh applaus. heel goed Daan. ə meham stroop. huh? hoeft er op? mijn hoofd erop? &~oofd. o hoofd stroop. ga maar even drinken nu. dit moet stroop. stroop? ja. wat nou weer stroop. dit moet stroop. hee, en van ehm ehm. van Flipper dan? xxx van Flipper. Flipper hajajawel. ah wat een dolfijn!. wat een dolfijn. xxx hee. hele grote &~gaa! op ə lucht zo! hm. komt wel. mm, zo. zo. mm moet zo hoog. staats hoog. kijk. ah xxx. aah. nuh niet staan op de stoel. kijk daar komt die &~boe &~bie &~bu zo, kijk. daar gaat ie weer. ja. &~sjj. kijk xxx hier liggen. voor brandweerauto, zo. die zo &~g. zo zo die. zo d zo d hee, en vertel aan Paulien, waar waren we gisteren? waar zijn we gisteren geweest? bij wie waren we? eh papa! nee. gistermiddag. wie was er jarig, gisteren? Wouter. nee, Wouter toch niet. waar waren we nou gisteren. wie was jarig?. eh ik Mike jari:g! jaa: Mike was jarig he. Mike. ja. en eh, wie waren er allemaal nog meer? Pepijn Sofie ja. en wie nog meer. en vliegtui:g. ja, er was ook een vliegtuig ja. en eh wat had Mike gekregen op zijn verjaardag, weet je dat nog?. hee. wat had ie voor cadeautjes gekregen?. hee. veel boekjes kekregen. hm. ja, en wat nog meer? &~janke. he? &~janke. &~janke? ja. nou dat weet ik niet wat dat is. nee een nieuwe fiets had ie toch gekregen? nieuw. nieuwe fiets eke kregen. een hele grote he? hele grote. ja. hele grote fiets. een echte, want Mike is al drie jaar. oeps. s sene fie s sene fies sene fiets kopen? nee die had Mike gekregen. nee. &~aannn. jij hebt toch ook een fiets Daan? Daan heeft een kleintje. maar het is een fiets.
maar het is een fiets. zeker. ik heb ne. een nn Maarten hele grote fiets. ja Maarten heeft een hele grote fiets, want die is ook al groot. ja. Ar Arjen xxx. grote fie:ts. ja, die ook. ja? ja. Paulien ook. ə Paulien ook? en mama ook. en mama ook? en Rosa dan? en Rosa 0heeft ook fiets. nee:, Rosa kan toch nog niet fietsen. kan wel fietsen. oh? kikkertje. kijk deze &~poost de deze. &~fjieuw. oeps. dat is nou het nieuwste spelletje. ai ai. &~ehm. met een boor nog wel. ik geef mij over. moet je niet door blijven schieten. dat is het principe van overgeven, weet je. ja dan moet je ophouden, maar ja. volgens mij is je. stoel wel aan reparatie toe. moet je je stoel niet even maken? ah, je kan niet tegen kietelen? nee, ik ga niet stoel even xxx. ga je 0dem niet maken? ik ga. op &~tsssjj. zo. &~tsjj. wat doe je nou toch Daan! hee Daan, vind je dit mooi? ja dit mooi. vind je deze leuk? ja deze leuk. wordt voor jou, ja? hm. ga de trein zoeken. huh? huh? ei zoeken? wat ga je zoeken? nou. hee. hee. wat zoek je? xxx Koesmonster. Koekiemonster? dat ligt ie niet. ris ris ie niet Koekiemonster ris ris. nee is er niet. ik moet Koe xxx. oh ah. zit Koekiemonster niet in het circus? oh ja. Koekiemonster in ə circus. xxx. xxx in ə circus. oh ja. bij het eh. het circusterrein. kijk wat is deze? kijk. dat is een paard. kijk. xxx. gaan jullie er naar toe? nee. xxx. hij kan niet zo lang stil zitten joh. zo. xxx. he? xxx. xxx. nee? ja ik ben zelf vroeger wel eens geweest. maar toen was ik toch al ouder hoor. nee, ik wil eerst met hem eh als het mooi weer is naar de dierentuin. ja. dat dat moet eerst, vind ik. ja. dan kan ie ook gewoon lekker lopen. hij is er ook zo mee bezig he, die beesten. ja daarom. dus daar gaan we van het voorjaar heen. ja je bent doelwit. zo ik was al doodgeschoten en nu moet ik ook maar opgegeten worden. ja. ah moet nog ə leeuw. ja. wat is dat, een &~hamjamjamjam. oh. koekkruimels. zit je uit mijn buik ja. nou, is toch niet aardig. wil je nog wel koffie Paulien? xxx. kijk. de kan niet gaan. zie je? die dolfijn eten geen mensen. hij komt eraan. kijk. oh. &~dij komt er aan. komt ie er eraan? ja. wat doet ie, die dolfijn? is een Flipper he? is een Flipper. dit 0is Flipper. ja. dacht dat deze van jou was. dankjewel. hee kijk. kijk. zo kijk. xxx. oeh er zit wel een bodem onder. ja, alleen die kan niet zo makkelijk xxx. zo? kijken die is xxx. die, hele mooie &~slosj hier. zo ja. zo. okee. xxx moet mmoet zo andere. moet zo andere moet ja. &~kopeg. moet je die zo zo.
hij kan je ik kan niet. jawel, je kan het wel. dat je het kan. ja. tsja. ja, zie je wel. hup. hup. zo. en die nog. zo! hee! daar tis ie weer. zo. zo gaat paardje. zo. laat hem maar dicht. je hebt hem net in elkaar gezet. laat hem nou maar zo. &~upepeppe aaah! niet zo, dan gaat ie kapot. open. nou toe dan maar. dan een voor een die stukjes weer loshalen. maar niet zo raar er aan trekken. ja, zo. zie je wel? zie je dat. zie je dat, is mooi. zo. zie je dat, zo. &~ehp is zo moet je zo &~bip. xxx. ja jonge. zo. die wipwa! een wipwap. wippe wippe ah. something falls off. nou zeg. eh ooh. zo zo. zo zo. zo zo. zo, kijk. zo, dit zo. zo. xxx. zo. zo moet ie. zo moet moet hele grote. brug. ja. hm. nou. dat is niet zo xxx. nee dat komt door dat ding. hee komt deze moet zo, deze. zo. zo deze. kan wel staan. zo zie je? zo. he. kan je. zo. kijke? jij? zo? jij? zo. zo. zie je dat? is heel mooie brugge. kijk. hoh. xxx. nou. zo. ja. xxx. zo. ja, en dan doe je hem op je hoofd en dan ben je nou, wat ben je nu? koning. ja. nu ben je de koning he? ja. ja. de kleine koning. mooie hoed. aah. kijk? xxx. klei dit dit, kijk. wat is dit? ook motor. oh. ə motortjetje. zo. zie je, een klein motortje. hee kijk zo, zo. xxx. uh! zo? zo hou je mond? zo. nou. ə Bert? ja. nee, Ernie is dat. oh. deze? zo. zo Ernie kijk. jouw hoed. oeh. ja? hm. jouw hoed. nou is Paulien de koningin. ja. ik ook. ik ook. wil jij hem op? ja ik ik koning Daan. kroont zichzelf. boekie lezen? ja, gaan we boekie lezen. pak jij een boekje. ja. kij kijk deze. xxx. nee die. die niet. oh gelukkig. aap. xxx. xxx. &~voeleleeuw &~f. oh ja. hee Daan dat was het allereerste boekje die jij hebt gelezen. toen was je zo groot als Rosa nu. of liever gezegd zo klein. eh ja. je hebt hem helemaal gemold. hij is helemaal kapot. nou. komt u maar. deze. ja nou nijlpaard. nou ja. pogemaakt. ja helemaal kapot gemaakt. heb jij gedaan. daar zat je altijd in te scheuren. dan was je nog heel klein. ah! helemaal pepot. ja. hee. beetje pepot. een beetje veel kapot. en die is helemaal weg. ah. xxx hier moet een tussen. xxx. xxx ook pepot. heeft Daan helemaal kapotgemaakt. nou zeg. deze ook pepot. nee die niet. ooh hee, kijk eens. zelfde. een tijger en een tijger. kijk, zelfde tijger &~sta. hm. een giraffe. xxx bij. wat is dit? een keuke. een zebrapaard. hm. zebrapaard. zullen we die ook maar ook pakken zebrapaard? oke, het. kijk z zelfde zebrapaard. nee: die heeft geen strepen. nee. nee. en die wel. dee die wel.