text
stringlengths 96
60.7k
|
---|
deze heeft ook strepen. nee die niet. deze wel. oh. deze. wat is dit? ja vertel het ons. xxx. oh helemaal kapotgemaakt. oh oh zo zielig. ooh zieli:g. nou xxx. nou laat eens even zien. oeh kijk hier zit zijn ogen. zit een oog, om precies te zijn. moet zo. huh! wat is dat? uil! oh ja. hm die is mooi. kijk &~punees. kapotkemaakte &~pigmen. ja. waar is zijn hoofd. hij heeft geen hoofd meer. nee. hij heb nog wel hoofd. ja die heeft wel een hoofd. die andere ook wel. maar deze grote niet. nee. waar is ie nou? potemaakt. kijk. kijk! zie je hele grote zebrapaard! nee, dat is toch geen zebra. nee. wat dan? paard toch? nee. nee? nee. dat is een kameel. kameel. met twee bulten. nee die bulten. dan is het een kameel. deze rood dee ehm groen. nee. blauw. xxx. blauw. ja. die is rood, dat was heel goed van jou. blauw. blauw. dat komt die motor aan. &~brrr. okemaken? volgens mij kan het niet open. is ə uit. uit? ja. kijk xxx hee heeft Daan epokemaakt. ja heeft Daan gedaan. niet verder. je bent nou groot, nou doe je dat niet meer. dat papier? he? papier hebben? moet je een papier hebben? ja. &~nepup niet dat eraf trekken. ja. nee. hier afhalen? nee niet erafhalen. niet kapotmaken. dan kan Rosa ook nog lezen als ze groot is. wat zeg ik nou? &~uuh! pas erop. nee Daan ik wil het niet hebben. wel hebben. nee. je mag geen boekjes kapotmaken. kijk gaat dee deze zo. zo. kijk, zo. met zo! huh? eh zo, kijk, zo. &~ebepiepiepie. zo. ə brug, zo. zijn jullie in de speeltuin geweest? xxx. of hebben jullie een wip op de peuterspeelzaal. op school. ja ook. ja een soort van. maar hij is laatst ook met Arie en Hilda in de kinderboerderij geweest en daar is ook een speeltuin. he Daan. xxx. was je met Tijs in de speeltuin he? naar speeltuin. hm. ik ook ə speeltuin ook. en toen gingen ze daarna naar McDonalds en toen zaten ze in de McDonalds en toen kwam er voetbalsupporters aan en die gingen daar allemaal allemaal platen uit het plafond trekken en weet ik het wat en toen kreeg Maurits dat is die jongste van hun een balk op zich. aah. nou ging. net op zijn been gelukkig. niet echt heel ernstig. als het erbovenop was gevallen dan was het wel eh ja. ja. toestand jonge! die hele eh. zaak vernield en weet ik het wat allemaal. in de Herestraat? ja. i ik he op zondagmiddag. ik heb ook xxx kepogemaakt. xxx. dus Arie en Hilda schrokken zo en Arie achter die lui aan en die kinderen overstuur en toen kregen ze wat drinken van de McDonalds voor de schrik en eh xxx. ooh. ja. xxx. hee maak je niet zo'n zootje? alles op de grond smijten? heeft ie het daar dan nog wel eens over? kijk? zo kijk nee daar niet over. |
wel over die toeter. dag Daan! ik ook ook. ik ook ook. nee daar heeft ie het voor de rest helemaal niet eh hm. actie actie. xxx actie. actie? ja, actie. ac actie actie. Daan is bij de film he? xxx joue. actie actie actiehihihi. xxx. wat moeten we dan doen Daan? wat moeten we dan doen? ja. actie actie! actie. oh. actie ja actie. xxx. nu komen er al nijptang aan te pas. ja kijk. wat ben je aan het doen? eh knijpen. je knijpt in mijn zak in mijn jasje. kijk. knij oh, en zo kan je hem open krijgen. Daan je mag niet dat kapotmaken, niet aan trekken. het is al kapot zie ik zelfs. oh. nah. kijk &~tsj. nou. Daan! mijn broek. niet doen! is niet aardig. dat doe je toch niet. wel aardig. nee is niet aardig. xxx. xxx boekje. doe eens eh actie. doe eens actie. i ik ga actie. e even. hele grote Koesiemonster. hele grote actie actie Koekiemonster. Koekiemonster! ja. waar is ie? hier. eh Koekiemonster! wat moet ie doen? eh actie. Koekiemonster. actie. wat moet ie doen, actie. als je zegt dat ie actie. actie dat betekent dat je iets moet gaan doen. actie actie. maar wat moet ie dan doen? moet je ook even zeggen. actie. actie. actie. actie. actie. dat beest wordt helemaal doof ervan. actie. ac actie Koekiemonster. Tijs had ook zo'n ding. zo kwamen ze hier toen aan op de fiets. allebei met zo'n ding. dit is jou xxx. oh ja en Daan is ook een dokter he Daan? ooh. zo. en dan even xxx. even luisteren. &~pssss. rustig jonge, je kwijlt ervan. xxx deze. &~pss &~pss &~psss. wat is dit? hoo! spuitjes? oh nee, een flesje, gelukkig. kijk. is toch een drankje? Daan. in dat flesje. is toch een drankje. drankjes flesje. kun je toch niet mee spuiten. kijk. oh. jaa. nu wordt het serieus. wat is dit voor spuit, dokter? &~aah &~pgg. wat is het voor spuit? word ik nu beter dan? ja nu beter. ja? eh zo even hapje. even hapje memen. een hapje? oh dat is ə xxx. ik xxx. zo goed? jou ook. ik ook? ja. ik heb zeer aan mijn hand. mijn hand doet zo'n zeer dokter. kunt u daar even naar kijken? ja. au voorzichtig. mag ik een pilletje? jaj. ik wil een pilletje. ik heb zo'n pijn. heb je zo'n pijn? ja, ik heb zijn pijn. ik wil heel graag jij ik ik heb zo'n pijn. geef mij een pilletje dokter. nee. ik ik heet ə xxx pijn. nee, ik ben de patient, jij bent de dokter. ik heb pijn, jij niet. jij moet mij verzorgen. ik jij moet helpen. nee ik hoef niet te helpen. dokter, mijn hand doet zo'n pijn. nee! ik ik komt eraan. kom je eraan? j ja ik pilletje geef me een pilletje dokter. dan gaat het over. zo. nee, een pilletje moet in mijn mond. ooh. zo een pilletje moet op. &~gfff. |
ik ook. ja, nu gaat het over. &~ham &~huh lekker. lekker? deze hebben? dokter neemt zelf ook een pilletje. dit. ik moet ook nog een klein spuitje tegen de pijn. deze. nog een pilletje? ja. jij lekker. nee, jij moet nog eh hele grote appelsap eventjes. xxx moet hier. lekker appelsap. mag ik ook nog een spuitje tegen de pijn. dokter? alstublieft? nog even spuitje? ja. ooh spuitje. knippen? ooh &~g de knippen? nee niet knippen! niet knippen. nee nee au dokter! nee. niet knippen. ik wil een spuitje. niet knippen. auau:, nou moet ik huilen hoor. auau niet knippen. jaa. nee au. au ik wil niet geknipt, ik wil een spuitje. nee. ja, mag ik een spuitje dokter? nee. alstublieft? jij moet ə klippen. waarom? mmm xxx doet niet zeer. oh nee? nee. wel. zo kun je knip. kijk doen het niet zeer. nee. ik wil een spuitje! nee niet hie:r. nou geef me dan een spuitje. nou. &~tek niet spuitje. nou ik vind je niet zo'n goeie dokter. kijk xxx. zie je dat? xxx. hehe mag ik nou een spuitje? voorzichtig voorzichtig. ja. kijk. xxx nu weer zo. oh nou ja. &~psss. alles klaar. nu is over. okee. nee, als het echt moet ik ook nog een kusje erop. kusje? ja dan gaat het echt over. ooh kusje moet ik geven. jaa. over. nou is het over. ja. jaaa. afknippen? hu. &~kippieskrach ha. zo. xxx. zo. xxx deze, xxx? zo. &~chietje moet afknippen zo deze. ə Pino. afknippen. aah, Pino wil zijn hand zo graag houden. hee. nou? vind je dat niet zielig? nee. vind je dat niet zielig, om zijn hand eraf te knippen? xxx moe zo. ooh xxx. &~saai. kijk Pino heeft ook zo'n actie eh actie! actie eh ding. jij ə xxx even ook actie. jij ook actie. ja. kijk, Pino heeft ook een hoedje op. ik ook hoedje. waar is jouw hoedje dan? ah &~tee. je hebt toch een mooie pet? waar is je pet? laat je pet eens even zien aan Paulien. ik wil ook even pet hebben. pet moet even zoeken moet even zoeken. xxx niet xxx pet er is. is ie er niet? nee. kijk hier. die hier ik ga ook doen xxx. xxx heb ik niet ə de pet er is. moet ik kijken? staat ie tegen mijn rug te duwen jonge. kom lawe kijken &~ke ook een de pet er is. niet zo trekken. even kijken of de pet er is? oke. xxx de de kijken pet. ook pet hebben. jij kan ook echt niet zoeken jij he? want hier is ie al. xxx. ne niet, niet zo nie:t. oh sorry, doe het dan maar zelf. nee zo. oh nou s huh! &~psssugh. oeh lala. mijn pet. hm. is mijn pet. ja, jouw pet. een Yankees pet. kijk, niet voor Tijs, is voor Daan. niet voor Tijs. oh. &~kadafischa. wat nu? walvis? koop hem een gitaar en het is een hardrocker. ja. |
hij xxx gisteren ook kwam Pepijn eraan had ook een pet op hee politie zegt ie tegen Pepijn jij bent politie. &~dabedabedabe &~pggg. &~habedabedoe:. nou gisteren waren nou vier of vijf van dat soort jongetjes en de een met een boor en de ander met een stok en &~pgg &~pggg &~pggg. ah tweeeneenhalf jaar! xxx. hee, niet bijten Daan. het is hard. dan doe jij je meer pijn dan ik. pijn. ja, deed het pijn? ja? als jij in mijn knie gaat bijten dan doet het wel pijn. ja. bijten. ja, bijten mag niet. nee. xxx bijten? nee nee. alleen in appeltjes mag je bijten. okee, appeltje bijten? in een appeltje mag je bijten. ook hebben. nee niet nu. je hebt hier nog een koek en nog drinken. xxx niet koekje ik hoef niet koekje hebben. nee? nee. moet ik die? ja. wil jij een appel? ikke wehel. nou pak toe maar pak maar een appel dan. pakt ie al zelf. hij is helemaal self supporting jonge. ja. dees deze heb wij ook. oh er zit een vieze plek in. die zal ik er even uitsnijden. &~blluuh. bah. kan niet zo appeltje. nee maar wel als je een stuk eruit haalt. doe je gewoon zo. nee niet zo! nee kijk zo, hier. nee niet zo. moet je xxx doen. moet je zo niet zo blijen. wat moet ik doen? ik moet xxx de niets afhale ja maar de dit is vies. dit kun je niet opeten. dit is verrot. grot. rot. en zo kun je hem wel opeten. zo is ie heel lekker. toe maar. oh. ja, zo kan het heel goed hoor. kijk zo. ja. kan niet &~eeh. zo kan je kan nie:t! jawel! lieverd dat geeft niet, dat was rot. dat kan niet. roos. zo kun je hem wel opeten. echt waar. dit rot. ja dat is rot, dat heeft mama er uit gesneden, want dat was heel vies, en nu kun je hem opeten. ik kan het niet opeten. jawehel, dat kan wel. hier. is vies, zie je wel? kijk vies hier. dat heb ik er al afgesneden. aah nee! wat wat wil je dan? ja ik weet wel wat je wil. moet zo snijden. ik heb het er al af gesneden. hier Daan. nee. nee schillen niet. schillen? nee. nee? moet je zo happen. hier, ga maar happen. xxx. je kan daar van happen. kijk die openmaken. openmaken? ja. moet ik hem doormidden snijden? nee kan ik niet, zo snijden. zo kun je toch happen. au au. zo kun je happen. xxx koud. ja, appel is altijd koud. he. zeikerd. nou xxx uit? toe maar. xxx appel. lekker he? ja. verschrikkelijke zeikerd. wil je nog Paulien? ja lekker. lekker. xxx ook ə appel xxx. jij ook appel? nee dankjewel. wil jij die? nee eet jij die maar op. xxx kan wel opeten. kan jou xxx deze heel koud. ja appel is altijd een beetje koud. maar dat geeft niks, dat is lekker juist. lekker fris. |
aah xxx flis. ja lekker flis. flis kan je opee wel opeten. fris. kan ie niet, de r. nee niet niet. als tweede letter. deze zo. kijk. hij kan wel Rob zeggen en zo. maar niet Grob. &~eehe. kan niet veels te koud. en hij heeft nou ook tegenwoordig dan is ie zo druk en dan wil ie zo veel zeggen en dan kan ie er gewoon niet uitkomen, weet je wel. en dan xxx. och jonge en dan dan gaat ie maar door. dan zegt ie heel veel wat je gewoon helemaal niet verstaat en dan in een keer komt het woord weet je wel. zo &~n nee Daan. hee! niet doen. kijk nu is ie klaar. n nnu kan je 0dem opeten. ja. nou. nou een glijbaan. nee? mam. hee moet zo. xxx dee deez voor tandarts. ja. dat is het! zo'n haa. xxx. een spiegeltje, voor de tandarts. kan ie mee in je mond kijken he? ja. aah zo. even leppe. moet even lippe hee? xxx. xxx maken? nee Daan. &~woongo deze. ja? ja? ah wat waarom moet je nou weer zo mal doen? achlippe. zo &~stee die &~s afklippen. zo? ga maar papier knippen, dat wil wel, misschien. xxx papier? ah Paulien heeft een blaadje. hierzo. ja. ik denk het niet. moeilijk he? yes. mooi. ooh. het scheurt meer los dan dan deze kant ook een keer? oeh. xxx zo? dat moet zo? moet het nog verder. ja. oh. xxx. ja. daar betrap ik mezelf ook altijd op. dat doet hij ook heel erg. kijk! kijk. kijk. ja, nou heb je er in geknipt. al afslipt. maar helemaal af. xxx. al af. oh, nou. oh dat is wel grappig. kijk. dit dit die deze. nee, nog niet gelukt. nog een keer. ja. jaa:. xxx. ah kijk eens, nu. kijk. &~mmis &~ju ook emaakt. nu kan je vinger erdoor. nu kan je er een gaatje in maken. nee nee, nee nee zo'n knippes. ma moet ik het mm kan niet. moet je het zo knippen. toch? moet zo klippen, die wil ik eventjes. eh jaa:. nee. oh, ja. goh. hee zullen we nog even een boekje lezen. xxx. zeg? van de drie biggetjes? ja. nog een knipje. ja! en nog een. oh. ooh, die scheurde. &~ochchcheuwe? ja! ja. ah. nou, dan zal ik hem nu opvouwen vouwen zo. nu heb ik hem opgevouwen ja? niet opvouwe? ja. nou ik denk niet dat je hier nog in kan knippen. aah. ja? toch wel? ja. ooh er zit al een gaatje in, zie je? gaatje kijk. een gaatje! ja. twee gaatjes, hier een en hier een. xxx. ik hoop dat ie zich niet op de boeken gaat uitleven. ik hoop het ook niet. zo. begint. kijk naar de plaatjes. als je denkt dat je weet wat er uh gebeurt dan mag je het vertellen. het meisje loopt. het meisje komt bij een. ijscoman. ze wil een ijsje. ze pakt het ijsje. ze likt erop. ze valt. |
en het ijsje valt ook. en nou moet ze huilen. en waarom moet het meisje huilen? omdat ze ijs kwijt is. prima ja. ga maar naar het tweede verhaaltje op de volgende bladzijde. meisje en een jongen zijn op strand. ze lopen. en het meisje maakt een kasteel. en uh. en um. en de jongen pakt het emmertje. met zand. en het meisje pakt het af. zo krijg je ruzie. en het jongetje de emmer. en het meisje loopt achterna. nou huilt het meisje. &~e en waarom huilt ze? dat emmertje weg is. goed zo ja. en verhaaltje nummer drie. papa en het meisje en een jongetje. zijn op stap. het meisje gaat voetballen. de hond is er ook bij. die pakt de bal. en het meisje geeft een bot aan de hond. de de hond begraaft de bot. nou ligt ie onder de boom bij de bot. prima ja. het volgende. verhaal nummer vier. het meisje loopt op straat. ze ziet een man met ballonnen. te koop. de het meisje krijgt een ballon. ze ze heeft de ballon vast. ze valt over een. wortel. en. de ballon vliegt weg. nou moet ze huilen omdat de ballon weg is. goed zo ja. prima. verhaal nummer vijf. een meneer en een jongen. de meneer zit op een bankje met en krant. en de jongen gaat voetballen. en de jongen wil de krant afpakken. en de jongen trekt eraan. en de jongen de krant. en de de jongen. heeft de krant. en um. de meneer loopt er achteraan. en de meneer hem. en die zit op de krant te lezen. en &~d de jongen jankt. ja en waarom ie? hij wou de krant afpakken. en toen uh. had ie de krant niet meer. okee. xxx. ja prima. twee meisjes zitten op de bank. de hond zit er ook naast. en het ene meisje rolt een bol uit. en de poes gaat naar de wol. en um en het meisje komt eraan met een vis. en de poes eet een vis op. en ze vond het lekker. en nou ligt ze. ja. nou het volgende verhaaltje dat is een beetje een vreemd verhaaltje. je ziet wel zes vakjes maar alleen in de eerste twee staat iets getekend en in het laatste. zou je kunnen uh zelf kunnen verzinnen wat er tussendoor gebeurd is denk je? dat moet niet zo moeilijk zijn? ja. begin maar &~v te vertellen. de meisje en een jongen maken een sneeuwbal. en daarna een sneeuwpop. ze doen er alles van op. en. ze doen er ook nog heel wat op. en. ze gaan spelen om de sneeuw uh. en um. en uh en de zon komt. en uh &~z &~z zitten nog omheen. en en en hij smelt. ja prima. ik vond het een heel mooi verhaal. op de laatste bladzij staat eigenlijk hetzelfde verhaal maar daar staan de plaatjes getekend. dus misschien een beetje anders dan je verteld hebt maar da's verder niet erg. |
wil je het nog een keer vertellen. ja. een jongen en een meisje rollen een sneeuwbal. ze maken een sneeuwpop. en de sneeuwpop staat in de zon. hij smelt steeds meer. en steeds meer. en daarna is ie helemaal. prima. ik zet het bandje aan en uh dan mag je beginnen te vertellen. de jongen en de hond zitten naar de kikker te kijken. de kikker zit in de een fles. en de kikker kruipt dur uit als de jongen slaapt. de hond zit op de jongen. ze worden wakker. en uh de kikker is weg. ze gaan kijken in alle dingen. en de hond ook. en uit de raam heeft de jongen nog de zun fles op de zijn kop. die jongen kijkt naar buiten. de hond valt van uit het raam. en de jongen &~pa &~pang pakt de hond vast. en um de hond likt de jongen. de jongen kijkt. overal. hij roept zelfs. de hond ruikt waar het is. en de hond ruikt bijen. bijen die naar hun kooi gaan. en het jongetje doet zijn neus dicht. en de hond. blaft. en uh. het huis valt. en de bijen lopen achter de hond aan. en het jongetje valt. en dur zit ook een uil. de uil vliegt over hem heen. die doet hem geen kwaad. de uil gaat zitten. het jongetje gaat op de berg. en hij zit aan een tak vast. en de hert kwam kwam erlangs. en de hond ook. en uh daarna vielen ze in het water. van de berg af. en. daar was. ie in het water gevallen. daar was. ook een. kroontje in het water. en de jongen en de hond zien &~g het kroontje niet. ze gaan over de boomstam die daar ligt. en dat jongetje fluistert. en daarna gaan ze over de boomstam. over de boomstam &~li staan allemaal kikkers. en daar zit hij misschien bij. zegt hij. ja en uh en en ze leven nog lang en gelukkig. ja. dus welke kikker uh neemt ie op het laatst mee? um zun eigen kikker. zun eigen kikker. prima. alle. eendjes. xxx. xxx. eendjes. zwemmen. in. het. water. xxx. groot. soldaat. vieren. xxx. slaap. xxx. paddestoel. paddestoel. vol. witte. stippen. nee. papa. xxx. zei. de. paddestoel. papa. paddestoel. ja. papa. kijk. nee. hoofd. allebei. xxx. en. draai. maar. mee. vuistje. trommel. xxx. xxx. oei. xxx. xxx. xxx. zo. xxx. papa. een. toren. maken. ja. een. toren. maken. varken. ja. giraf. vallen. een. toren. maken. kijk. kijk. eens. een. toren. maken. en. dat. xxx. xxx. blok. winnie the pooh. ja. ja. blok. zo. kijk. eens. een. toren. maken. xxx. xxx. kangoeroe. ja. op. blok. ja. tijger. tijger. koe. koe. koe. nee. olifant. auto. auto. nijlpaard. zeepaardje. zo. nee. een. nijlpaard. nee. xxx. een. toren. maken. judith. toren. maken. boom. xxx. slaap. kindje. slaap! loopt. een. schaap. xxx. witte. voetjes. drinkt. melk. ja. auto. glijbaan. pandabeer. nee. toren. maken. xxx. daar. ook. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. xxx. pop. ja. kleine. pop. |
ja. kleine. pop. kleine. pop. kleine. pop. kijk. kijk. eens. mag. kijken. paard. xxx. toren. maken. toren. maken. toren. maken. poes. poes. hier. hier. hier. hier. blok. xxx. xxx. xxx. koning. nee. xxx. xxx. koning. op. ja. kroon. trap. zo. pinguin. zeepaardje. xxx. zo. zo. xxx. xxx. een. tafelblad. een. kijk. kijk. kijk. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. kijk. blok. walvis. ja. krokodil. hier. kleine. giraf. een. kleine. giraf. grote. giraf. ja. grote. giraf. kleine giraf. koe. koe koe. xxx. stout. judith. xxx. oh. een. koe. kijk. xxx. kijken. blok. kijken. blok. nee. mijn. mijn. mijn. mijn. mijn. pipi. doen. voila. het. zo. xxx. varken. klein. varken. klein. varken. een. varken. xxx. een. blok. zo. xxx. een. blok. kijk. blokken. uiteen. gooien. xxx. zo. potje. xxx. kijken. blok. kijken. blok. xxx. xxx. xxx. judith. kleuren. kleuren. kleuren. carmen. daar. dribbel. hok. slak. poes. poes. xxx. slak. mama. daar. neen. xxx. kijk. een. gaatje. een. schaapje. kijk. schaapje. schaap. ja. ezel. nee. babytje. een. lammetje. xxx. xxx. een. boekje. dribbel. een. boekje. dribbel. dribbel. ja. ja. ja. ja. vlinder. bloemetje. slak. poes. kippetje. kuikentjes. xxx. specht. specht. xxx. beestje. spinnen. bloemetje. xxx. kijken. allemaal. bloemetjes. ja. konijn. wortel. wortel. paprika. ja. xxx. ja. kip. bordje. wat. is. dat. visje. libel. dribbel. ja. tong. een. bloem. paprika. bloem. bladje. bladje. nog. boek. dribbel. ja. beer. beer. irisje. xxx. xxx. ja. ja. trap. ja. tijger. leeuw. neushoorn. aap. aap. aap. banaan. xxx. opeten. ja. opeten. krokodil. onder. bed. ja. ja. ja. krokodil. ja. ooievaar. ja. nee. xxx. schildpad. dribbel. boekje. uit. dribbel. dribbel. mama. ja. zo. emmer. muts. eend. zonnetje. strand. emmer. boot. boot. ballon. boot. mama. xxx. kijk. ja. ja. krab. zand. kijk. xxx. slapen. xxx. zand. zonnetje. een. visje. ja. nee. water. ja. ja. leentje. ja. nee. nee. nijlpaard. glijbaan. ja. hondje. gedaan. nee. xxx. ja. parasolletje. ja. parasolletje. regen. eentje. pardon. pardon. hij. moet. sterven. maken. appelmoes. van. conserven. voor papegaai. voor. onze. allerliefste. papegaai. papegaai. nog. xxx. mevrouw. nee. xxx. staan. xxx. bos. huisje. vensterraam. haasje. aangelopen. klopte. aan. deur. mij. help. mij. uit. de. nood. want. de. jager. schiet. dood. laat. huisje. klein. zal. u. dankbaar. zijn. aangegaan. boeren. het. is. gedaan. wandelen. zonder. hoed. zonnetje. bolletje. droeg. parasolletje. kleuterke. wat. doet. die. hof. alle. bloemetjes. af. xxx. die. kan. kijven. slaan. kleuterke. wat. doet. in. hof. xxx. kijk. voila. xxx. xxx. xxx. xxx. stationnetje. smorgens. dat. wagentje. op. een. rij. draaien. aan. wieltje. xxx. weg. zijn. wij. jakob. broeder. jakob. xxx. xxx. xxx. xxx. lucht. gezellig. alles. tien. xxx. xxx. xxx. als. nee. nee. als. mieke. valt. valt. nat. xxx. xxx. een. twee. vier. ja. neen. nee. drie. vier. hoedje. van. hoedje. nee. kijken. xxx. xxx. xxx. nee. kijk. boekje. lezen. dat. dat. dat. xxx. nee. ja. ja. xxx. varken. varken. kijk. hier. zo. een. schapen. xxx. eendje. nee. dat. xxx. ja. nee. paard. xxx. xxx. nee. nee. nee. xxx. kijken. xxx. mama. xxx. xxx. zo. dat. hier. xxx. neen. in. klas. zitten. een. drie. vier. |
hoedje. van. papier. ja. mama. nee. judith. neen. xxx. oma. tante. mietje. nee. oom. mark. nee. xxx. xxx. xxx. papa. xxx. kijk. kijk. xxx. juf. ja. xxx. kat. gaat. mee. ja. poes. weg. thuis. een juf. xxx. ja. ja. zo. en. zo. judith. zo. en. zo. xxx. xxx. xxx. nee. xxx. mama. mama. koek. xxx. ja. kijk. oom. mark. oom. mark. hier. mama. xxx. mama. xxx. nee. nee. nee. ja. xxx. nee. xxx. xxx. nee. ja. xxx. xxx. xxx. zo. zo. zo. aap. xxx. xxx. xxx. xxx. puzzel. maken. maken. xxx. nee. aap. staart. ja. papegaai. slang. tijger. xxx. nee. nee. ja. mooi. ja. xxx. panter. ja. nee. kameleon. nee. ja. hoe. moeten. zo. zo. krokodil. tijger. bloemetjes. bijtjes. tijger. xxx. xxx. aapje. aapje. een. twee. vier. vijf. twee. papegaai. geel. hoofd. xxx. olifant. nek. ja. giraf. heeft. hoge. poten. hele. lange. nek. hij. plukt. blaadjes. van. bomen. xxx. over. hek. hek. lange. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. B. Bob. xxx. dat. xxx. Bob. Bob. Bob. Bob. Bob. xxx. xxx. xxx. xxx. Bob. Bob. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Bob. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. blokje. boek. xxx. xxx. xxx. xxx. Bob. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Bob. xxx. xxx. Bob. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. zie. Bob. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. mama. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Bob. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. boven. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. die. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. die. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Bob. Bob. Bob. Bob. xxx. Bob. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ik. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. |
xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. een meisje loopt op straat en ziet een ijscoboer. en die gaat naar de ijscoboer. en die vraagt aan de ijscoboer of ze een ijsje mag. en dan loopt ze. en dan valt ze. en dan valt het ijsje uit haar hand. en dan huilt ze. ja heel goed verteld, keurig. sla maar om. een jongetje en een meisje zijn naar een strand. de jongen &~s is aan het vissen. en de meisje is iets aan het bouwen. de jongetje gaat haar pesten. en dat meisje de jongetje pakt de emmer af. en dat meisje trekt hem terug. en dat meisje gaat er achteraan, achter die jongetje die de emmer af heeft gepakt. en dan gaat die jongetje vissen met de emmer. en dat meisje huilt dan. een vader en twee kindjes die gaan voetballen. de hond komt er naar toe en die wou in de bal bijten. en een meisje had een botje en die laat ie aan de hond zien. die hond begraaft het botje en die gaat bij een boom liggen. goed zo. een meisje loopt op straat en komt een man met ballonnen tegen. en daar &~krij loopt ze naartoe en daar krijgt ze een ballon van. en die ballon laat ze achter haar. vliegen. en toen valt ze. en de ballon waait weg. en dan huilt ze. ja heel goed. een pappa en een jongetje &~tje gingen ergens naar toe. en de pappa ging krant lezen. en het jongetje ging voetballen. en dat jongetje ging naar pappa toe. en hij pakte de krant af. en daarna wou die de pappa de krant weer terugpakken en dat had ie. en toen ging het jongetje huilen. ja okee. &~m mamma en een meisje die zijn in een boek aan het lezen. en de meisje pakt een stuk draad, hele grote stuk. en de poes die gaat ermee spelen. en de meisje pakt de vis. en de poes die eet de vis op. en daarna gaat ze slapen. ja. nou en dat is een hele rare die hier nog zit? die klopt niet helemaal? die is niet af. dat is dat is nog een verrassing. die mag je nog niet zien. kun jij bedenken wat daar gebeurd is waar het leeg is? ja? ja. probeer dat eens. wat denk je? twee jongens zijn een sneeuwpop proberen te maken. eerst een grote bal en dan maken ze nog een kleine en dan nog een sneeuwbal. en dan pakken ze een bezem en een wortel en steentjes. |
en die doen ze dan op het hoogste balletje. en dan maken ze. zo'n soort worst. en dat rollen ze dan. en dat doen ze aan de buik van de sneeuwpop. en dan de volgende &~gende dag schijnt de zon. en dan smelt het. ja zullen we eens kijken of je gelijk had? kijk maar op de volgende bladzijde. daar is tie af. en?. was wel goed? ja. ja hij is inderdaad gesmolten. je had gelijk. een jongetje heeft een kikker en een hond. en dan gaat die jongetje slaap. en dan ontsnapt de kikker. en dan wordt het jongetje wakker. en de hond. komt en die ligt op zijn buik in het bed. dan zien ze dat de &~ki kikker ontsnapt is. en dan kleedt de jongen zich snel aan. en dan snuffelt de hond even in het potje. en de hond blijft met zun &~ho hoofd in het potje. en de jongen gaapt. en die hond valt naar beneden. en die jongen keek naar de hond. en die jongen springt uit het raam en hij pakt de hond. en hij gaat in een keer van huis en de hond. en dan zien ze in bos. &~m en dan loopt die jongen naar het bos. en hij kijkt in een hol. en en de hond gaat naar een. korf kijken. en die jongen wordt gebeten door een beestje. nee en de &~jo hond springt tegen de boom. en er komen allemaal bijen uit. en de jongen valt om. en de bijen zijn achter de hond aan. en de jongen komt op een &~s stuk &~ss. sneeuw. en hij pakt een. iets van een hert vast. en de hert gaat met zun kop omhoog. en de hert loopt. en de jongen hangt aan zun nek. en dan stopt ie. en dan vallen de hond en die jongen naar beneden. en die jongen valt met de hond op zun buik in water. en de hond is op zun kop gekomen. en het jongetje zit in het water. en dan gaat ie naar wat waar geen water is. daar &~l ligt een boomstam. en die hond zwemt naar hem toe. en hij klimt op de boomstam en die hond ook. en daar zien ze twee kikkers. en. dan wil de jongen naar de kikkers stappen. de hond &~kee kijkt. en die jongen &~ss staat een beetje omhoog. en die hond kwam achter hem aan. en hij heeft de kikker in zun hand. ja prima. dat zijn mijn lucifertjes. heb jij lucifertjes? oei oei. en wat is dit? &~tə dat is voor dat hoort voor een stoel. ja dat hoort aan de stoel. kijk maar. nou is de stoel. niet meer. hoog. hij kan nee de stoel is nu niet meer hoog. ik kan &~ə uitpakken. wat kan je uitpakken? ik ik kan met deze. die lucifertjes. en ik kan ze weer erin doen. ja. knap hoor. is leuk he zo 'nn schuifdoos. papa had ook een doos. |
had papa ook een doosje? zaten daar ook lucifertjes in? ja. ah. xxx lucifertjes ja dat is zijn eigen doosje waar alleen maar afgebrande in zitten. ja. en als het goed is ligt er nergens iets binnen handbereik. daar proberen wij op te letten. goh dat is leuk dat Frank er weer eens is. is lang geleden he. is lang geleden. hij wist het nog precies hoor. hij zat de halve ochtend al op de uitkijk. o ja? ja. regelmatig op de bank. ik zie Frank al komen. wat doe je nou? probeer je hem aan te doen? ja. hm. zo moet dat inderdaad. ik heb wat aan &~ə lucifertje gedaan. ja? kijk. dat is jouw eigen kandelaar. eigen kandelaar. dat is een eigen kandelaar! ja. ik kan en daar steek je je eigen kaars aan. ja. ho. oei. valt ie weer. daar valt ie weer ja. dat gebeurt kennelijk vaker. mwah. goed erin doen he. precies. goed stevig. en zo gaat ie aan. dat was natuurlijk ook met kerstmis he veel kaarsjes en zo. jazeker. Frank. de kerstboom is weg. ik dacht al. ik zie geen kerstboom. en uh wanneer is dat gebeurd? kort geleden? ja. als het weer kerstmis is. komt ie weer uit de doos. o het is een kerstboom die in een doos zit. dat is handig. die hebben wij niet. wij hadden een gewone uit het bos. maar daar vallen naalden vanaf. dat is een nadeel. nee wij hebben al een paar jaar een kunstkerstboom. ja. bevalt me uitstekend. echt ideaal. gewoon een beetje om ieder jaar een boom dood te maken voor xxx. ja dat is ook zo. en ze zijn gewoon echt best goed tegenwoordig. van een afstandje zeker zie je dat niet meer dat het een kunstboom is. ja dat is waar. ja ik vind het ook uh reuze meevallen. alleen vind ik altijd wel lekker met een gewone boom is die &~doen die geur die er vanaf komt. ja maar ik maak wel stukjes kerststukjes. ah: ja. dus ik heb wel wat vers groen uh in huis. precies. www. www. wat ga je nou doen? keteltje water? ja. boem. wat is dat? de slang. ah: dat is de slang. o. ja. ja moet een beetje flexibel zijn. uhhuh. het is Winnie_de_Poeh en Junglebook door elkaar. en dat is de slang. hoe heet de slang? Kaa. Kaa. en die kan je hypnotiseren he. kijkt ie zulk. grote ogen. dat staat natuurlijk misschien niet in het boek. of heeft ie van de video. hij heeft video. he? Kaa die heeft zet maakt van die grote ogen? ja. en dan val je in slaap. of dan word je helemaal zo. en wie zijn er nog meer in Junglebook? welke dieren? weet je dat ook? &~tatas daar is ook Teigetje. o dat is weer nee dat is Winnie_de_Poeh Poeh. dat is Winnie_de_Poeh. ja. dat is van Teigetje komt uit Winnie_de_Poeh he. |
maar wie is er nog meer bij de slang? is daar ook: Baloe? ik weet &~ə niet. o:. weet je wel! &~i:. ik ik bij Winnie_de_Poeh is niet Baloe. nee. bij Winnie_de_Poeh is niet Baloe. nee. dat heb je goed. weer een andere beer. wie is er dan bij Winnie_de_Poeh. Knorretje. Knorretje. Knorretje. die is lief he. die vind ik altijd zo leuk. daar is ook een bal met sneeuw. ook een bal met sneeuw. ja. Knorretje heeft een hele grote sneeuwbal. en Knorretje wil een sneeuwpop maken. www. niks doen. het uh. ene boekje &~wat wat ik heb daar uh. is Teigetje. in modderplassen aan het spelen geweest. o ja. die is heel vies. en dan wordt ie in een. tobbe met zeepsop gestopt. door uh Winnie_de_Poeh en uh Konijn en Knorretje. en dan poetsen ze hem zo hard dat ie zijn streepjes kwijt is. och ja. en. dan is ie dus geen Teigetje meer. want Teigetjes hebben strepen. uiteraard. dus dan gaat ie op zoek. van misschien is ie wel een konijn:. of is ie wel een beer:. maar dat gaat natuurlijk allemaal mis. ja. hij vernielt van Konijn. en. hij krijgt alle bijen achter zich aan. het gaat allemaal helemaal mis. en dan is ie helemaal verdrietig. en dan uiteindelijk uh komt ie langs Iejoor. en Iejoor die zegt van “je bent toch je bent altijd &~j jij bent altijd Teigetje”. want je bent toch een Teigetje van binnen. precies. maakt niet uit of je je streepjes kwijtraakt. is ie helemaal gelukkig. o ja. en dan komen natuurlijk zijn streepjes weer terug. o dat wel. mooi verhaal. ja. &~ny een prachtig verhaal. ja het is dus een bewerkt boek. het is een Disneyboek. het is niet uh: verhaal van Milne. ah ja ja. ja. ja ik meen dat ze er ook. voor die televisieserie ook zelf uh: verhalen hebben bij bedacht. o dat zou best kunnen ja. nou we hebben een nou dit heeft wel duidelijk de sfeer van uh van ja he. van het oorspronkelijke &~w werk ja. maar die Iejoor is ook altijd heel zielig in het boek wat ik gelezen heb vroeger. die is echt geweldig gedeprimeerd. echt uh ja maar. hij vindt Iejoor prachtig. want Iejoor komt verder in het boek maar heel even uh ter sprake. uhhuh. ja. en in de video die ik heb er staan drie verhalen op daar &~f daar speelt Iejoor eigenlijk ook niet mee. ja? maar hij vindt hem lijkt hem wel een van de mooiste figuren te vinden. ja?. nou het is in ieder geval een intrigerende figuur. dat kan zoveel kan ik me wel voorstellen. en op die video van heb ik al meer dan een jaar in huis. maar in het begin vond ie Teigetje eng. uhhuh. want Teigetje is toch een beetje druk. ja die is heel druk. ja. en dat nou ja. dat vond ie een beetje beetje eng. en nou ineens uh:. vroeg ie erom. o. |
en zei die van te voren van hij vond Teigetje niet meer eng. o. en nou is het elke: dag moet ie die video zien. een omslag. ja. wat doet Teigetje. altijd?. wat doet ie altijd? ik weet &~ə niet. heel erg springen en rennen en druk zijn he volgens mij. ook op zijn staart he. toing toing toing. wat sta je te doen? ga je ook springen? nee:. nee? kan &~nət niet goed met twee voetjes. springen. nee. je kan nog niet zo goed met twee voetjes springen. maar dat geeft niet hoor. o:. de truc met de hond. wat ga je nou doen? niks. niks. niks doen. ga je niks doen. wil je een plakje cake? ja. kom maar. o ga je xxx. ga je kopje duikelen?. kan je dat al? nou xxx het ziet er wel mooi uit dit. ja dat is leuk. heb je aanleg voor yoga jongen? ja. moeilijke houdingen. innemen en zeggen dat het ontspant. ja precies. ik kan het nog steeds niet echt geloven. tenminste, bij mij gaat het altijd pijn doen. ja op een gegeven moment wel. misschien moet je gewoon door blijven gaan. daar heb ik me. nooit zo heel erg intensief mee bezig gehouden hoor. maar. wat ik wel eens gedaan heb op een gegeven moment lukt het nog wel om nog in een bepaalde houding te komen. maar dan is het moeilijk om eruit te komen. of hangt dat met met leeftijd samen? ben bang van wel. tenminste bij mij wel hoor. een plakje cake. alsjeblieft. hier is een plakje cake voor jou. &~kos een eigen plakje cake. dit is jouw eigen plakje cake! ik wil ik wil ik wil &~ə:ʔə weet je kijk. weet je? hm:. ja? weet je. weet je. dat is een blauwe kaars. o ja. is dat een blauwe kaars? en waarom is ie zo kort? die is niet kort. o hij is niet kort. nou. dan ben je er ook vanaf. was ie niet vroeger zo lang? uh nee. volgens mij zit je mij wat op de mouw te spelden. heeft ie niet gebrand dan? &~n: ja. o: zie je wel. want het het lontje is toch ook zwart. dat komt van het vlammetje he. deze is ook zwart geworden. deze he. o hij s los. nou dat geeft niet. dan pak je hem maar even zo. deze ook he. o dat is een mooie. dat is ook zwart geworden. laat es kijken. o ja. ik zie het. maar dat is geen kaars. dat is een paddestoel. dat is niet. een paddestoel. het is een kaars. o. een kaars in de vorm van een paddestoel. kijk. dat is een paddestoel. waar? hierzo. o hierzo. ja. woon jij in een paddestoel? een Zen_paddestoel. ja. zeg Peter. woon jij in een hele grote paddestoel? ja. net als de kabouters. die ja. deze &~ʔnʔn. kijk eens. de kerstkindjes zijn weg. de kerstkindjes zijn weg? hier kan &~ə. andere kindjes. spelen. nog wel andere kindjes. o gelukkig. |
kerstkindjes waren dat liedjes? ja. aha. alleen de kerstliedjes hij. heet de kerstliedjes. kerstliedjes heten dat he. ken jij ook een kerstliedje? ja. ikke ik ik kan een kerstliedje zingen. o ja? van &~ə &~se van &~ə ik kan kan. kerstliedje van ik kan. &~si even kijken wat &~ə. kerstliedjes. kan zingen. even kijken wat voor kerstliedjes jij kan zingen. uh: de herdertjes lagen bij nachte? ikke &~i. &~iʔi &~i zij hadden een pizza besteld? dat is de nieuwste versie. ja. ik ik kan het. van Jinge_Bells zingen. Jingle_Bells. o Jingle_Bells! ja. ja. daar was ook een rare tekst bij. maar die ben ik weer vergeten. wat? en van kling klokje klingeklingelingeling. o: dat is ook mooi. die ken jij ook. weet je nog? kan ik ook. kan dat ook. dat kan ie echt heel goed zingen. daar is ie nu natuurlijk te verlegen voor. ja? hij kan echt heel goed zingen. hij is behoorlijk tekstvast. goh. en behoorlijk toonvast eigenlijk. vind ik voor zijn leeftijd. nou. ligt ie dan in zijn bed vaak te zingen. o leuk. echt heel schattig. ja. maar ja, het is weer gebeurd met kerstmis he. moeten weer een jaar wachten. vind het eigenlijk altijd wel prettig als het weer voorbij is. ja. altijd wel lekker als alles weer gewoon is. ja. ik vind het ook wel weer. heel gezellig. www. kijk. die is daar niet meer. deze moet eraf. deze moet eraf. ja. ik had hem er even opgelegd. zo om om hem uit de weg te hebben. geef maar. geef maar. dus nu &~s nu is je stoel. laag. zodat je bij je tafeltje kan zitten. en als je dan aan tafel komt eten. waar zit je dan op? ik weet &~ə niet. o:. dat weet jij best. op je eigen stoel. nee. wordt ie dan weer hoog gemaakt? als het aan ons ligt wel. ja. als het aan hem ligt niet. nee. oei. wat heb je daar nou weer? Peter lucifertje. ja. dat is trouwens een hele mooie auto he. van de speelotheek. Wobbel. Speel_o_theek Wobbel. raak. precies. o dat is ook een hele bijzondere truc. raak. dat is knap. dat is van Jiska. doe dat maar niet. dat mag je wel in de emmer gaan gooien. ga maar weggooien in de vuilnisemmer. kijk. dat is voor de bal. ja. is van de bal ja. dat heeft Jiska eraf geknaagd. ga ik in de emmer gooien. goedzo. in de hele: grote emmer. ja. in de hele grote emmer. keurig. goed gedaan. xxx. alles was weer compleet in orde met zijn been? ja. uh: nou het heeft een tijd geduurd voordat ie. echt weer uh &~s goed spontaan begon te lopen. ik vind hem nog niet helemaal honderd procent. hij zet hem nog klein beetje dwarsig. uhhuh. maar dat trekt steeds meer bij. o ja. lief. dus daar hoeft er geen fysiotherapie of zo lief. xxx voor mama. ja lieve schat. &~ma:. &~həh. |
zeg het eens? zullen we eventjes dat is niet jouw &~sə dat is papa stoel. ja. dat is papa ja papa zit daar vaak op. mama mag hier ook zitten. nee. mama. dit is jouw stoel. en wie zit hier. altijd? ik weet het niet. o. ja met eten zit Jeroen inderdaad hier en zit ik daar. ja. ja ja. vaste plaatsen. ja. mama even xxx. mama zit hier best. xxx. wat wat wil je? mama. wil je even met. Peter. even hier naartoe lopen. daarzo. en wat gaan we dan doen?. xxx mama. eventjes xxx. mama. wat gaan we dan doen? wat gaan we dan doen? ikke wou even kijken. wat daar staat. o:. o je wou even kijken wat daar staat. nou dat is toch duidelijk. dat is een televisie. ja he? is een televisie he?. o: jij wou even luisteren. ah:. nee he. hier. pak hem maar. hoop dat ie niet. te hard staat. of te zacht. dat is ook een manier om hem aan te doen. ik hoor zuiger. ja. hoor je de zuiger? dat is zo bijzonder van deze recorder. er zit altijd een stofzuiger in. altijd ja. ja. o. zachtjes he. ja je kan beter het beugeltje op je kop doen he. ja precies. nee. kijk zo. ik wil even kindje luisteren. kindje luisteren. waar is het kindje dan? wie hoor je nou praten dan?. nee. nee. wie hoor je nou praten Peter? ik hoor niks. hoor je niks? nee. dat kan ik me voorstellen. ik wou het kindje luisteren. je wil het kindje luisteren. maar ja. dan het bijzondere is dat je dan zelf eerst wat moet zeggen. ja precies. ik wou het kindje. luisteren. en hoor je al een kindje? nee. of toch? nee. ik hoor een kindje wat nee zegt. ja. hoor je dat ook? nee. ja. daar was ie weer. hoor je het kindje weer? ja. ja he. nou zei het kindje ja. en wie hoor je nog meer? hoor je mama? ja. ja! dat was het kindje weer. zeg maar “hallo kindje”. hallo kindje. hee daar was ie weer!. kindje zeg eens wat. zeg maar kindje! zeg eens wat. het lijkt wel een beetje op het verhaaltje van Kleine Bever eigenlijk. nou. ik zat er net aan te denken ja. ja. wat was dat? het leek wel of er aan de overkant iemand met hem meehuilde. ho ho. voorzichtig. dan moet je zo maar roepen. hallo. hallo. waarom huil je zo? ben zo alleen. ik wil een vriendje. strakjes mag je nog even naar kindje luisteren. ja. ik wil even kijken. wat daar brandt. o. o wil je even kijken wat daar brandt? uh nou. brandt er wat?. brandt er wat? ik zie &~ni hee! lampjes branden. leuk he. gaat ie weer vanzelf weer omhoog. heel: langzaam. zo gaat ie. ja:. zo gaat ie sneller. als je hem een beetje helpt. open. open. ja. gaat ie vanzelf weer dicht. hier lampjes. lampjes branden. ja. |
wat voor kleur zijn de lampjes? rood. allemaal rood. wat is dit? ik weet &~ə niet. dat is het bandje wat ronddraait. cassettebandje. floep. gaat ie vanzelf dicht. gaat ie weer vanzelf dicht ja. Jiska is echt te snel. lampjes. nou ja. lampjes gaan ho. lampjes kan &~ə ja branden ze? ja. kijk maar je voelt er niks van he. je kan je vinger erop houden. maar je voelt het niet. het komt niet omhoog of zo. het is ook niet heet. nee. het wordt ook niet warm. hij staan &~ə tussenin. hm? hij staan &~ə tussenin. staat ie er tussenin? wat bedoel je? Peter bedoelt de lampjes. o de lampjes staan er tussenin. waar tussenin? hierzo. ja. ja daar heeft ie wel gelijk in. tussen die zwarte dingetjes in. ja ja ja. hij heeft meestal wel gelijk. ja. met dat soort dingen. o dat is dat boek met de zeppelin. ja dat is jouw boek toch? ja, toch? toch? ja ik dacht ook al. ja. ja ja. ik kan dit wel ergens van. xxx. ja hoor. dat uh hebben wij nu al. een jaar of zo uh te leen. ja. nou je mag het wel houden hoor. ja? als ie het leuk vindt. ja. hij vindt het hartstikke leuk. natuurlijk. dat uh ja bij vlagen, maar ja. wil jij zien? nee natuurlijk gaat het bij vlagen ja. nee mijn kinderen zijn daar echt uit hoor. en dan verzint ie er echt zit ie zichzelf hele verhalen te vertellen hoor. bij sommige plaatjes. o ja. ik geloof dat ie wel &~ə: een levendige fantasie heeft he. ja. ja. trein. een trein. een prachtige grote locomotief zeg. nou daar hebben we het nog niet over gehad. weet je. dat is een auto met een molen. ja. auto met een molen. inderdaad. allemaal vliegtuigen. wat zijn dat? allemaal plaatjes. ja ook allemaal plaatjes. trein. die lijkt wel een beetje op jouw trein. je trein met de olifant. weet je nog? die Sinterklaas verkeerd bij oma bezorgd had. o zo 'nn soort wat zijn dat allemaal? zo 'nn soort vergissing. zijn dat? dat? o. uh: ruimteschepen. xxx. ja, ruimteschepen. daar vliegen ze mee naar de maan. ja. dit is de maan. het lijkt een stukje gatenkaas. maar nou dat is natuurlijk niet herkenbaar als de maan zo he. nee. dat zijn ook bijzondere treinen. met hele: grote schoorstenen zeg. wat komt daar uit? stoom. stoom. goedzo. ja. ben je iets aan het zoeken? ik zoek een karretje. o kijk eens. een boot. een boot. met een stuurtje. met een stuurtje. die lijkt wel een beetje op jouw boot van de speelotheek. ik heb de auto gevonden! o. zocht je die. dat dacht ik al een beetje. zoek je de auto weer? ja. ik wil. even &~s: ik wil even &~heijə. deze even hebben. hee hee hee:. o o o. www. je mag niet. mama. ho! niet te veel. poes. ik zie een poes. waar? een poes. hierzo. o:. is dat Svolti? nee. |
een poes die op de brandweerauto zit. &~si:jə. gaat weer eraf. moet &~ə hier staat tractor met geen dakje. tractor met geen dakje? precies. die moet er is dus kennelijk een tractor wel met een wel een dakje ook. ja precies. o: de mooie brandweerwagen. die ook. anders kan &~ə tractor niet &~ə door. nou. is ook raak. dankjewel. ik gooide een balletje precies in jouw laars daar. doe het nog eens. xxx. want dan ik even niet de tractor er tussen. wat wat bedoel je? deze tractor kan niet &~ə tussen. moeten we even een beetje opruimen. hm: ik zie ook alweer een dinosaurus daar zeg. www. o hier is nog je schep van je kruiwagen. die moeten we nou niet kwijtraken. en je brommer. o die had je in je schoen gekregen he. ja. van Sinterklaas. van Sinterklaas. is het zo wel goed Peter. of uh dit is nog niet goed. nee dat dacht ik al. dus jij zet je moeder aan het werk. voor jou. hee. wij hebben daar af en toe discussie over. ik zal je dat. besparen om dat op de band. te krijgen. gezien het geluidsniveau waarop zich dat af en toe afspeelt. o ja? o. ja van zijn kant hoor. niet van mijn kant. zo. nou kan de tractor erdoor. hier. nou staat je theepot er nog een beetje voor. xxx. xxx met dat snoer xxx. benzine tanken. o hij moet even benzine tanken. wil jij nog wat koffie? heerlijk. ja. nou heb ie benzine getankt. nou heeft ie benzine getankt. daar gaat ie weer. o er zit wel een motor in die tractor he. ik hoor hem. ik hoor. wat is dat? &~sts: schepje. een schepje. kijk eens. wat is dit, Peter. voor een ding? weet &~ə niet. dat is een sleutel he. maar wat zit hier nu in? heeft Jiska dat gedaan? dat heeft Jiska niet gedaan. heeft Peter gedaan? ja. oh oh oh! was het lekker? nee. ja. hij moet heel veel benzine tanken. is dat de benzinepomp? ja. o ja. zie je. daar gaat ie weer. daar gaat ie weer. die gaat daar. waar gaat de tractor naartoe? die ga niks naartoe. gaat ie niks naartoe? hij hij is rond hij &~ma hij is helemaal rond. aan het rijen. hij is aan het rondrijden. dat is een tractor. die geen dak heeft. die heeft geen dak he. nee. de grote tractors. hebben wel dakken. ja? heb je daar ook een van? nee. o. o daar staat er een. kijk. op de grond. dat is een grote tractor met een dak. die heeft geen dak. die met dat &~d blauwe dakje daar. die daar. die die die die ja. die wel he. dankjewel. alsjeblieft. &~ə de vingertje zit in slagboom. wat zeg je nou? vingertje zit in slagboom. o. vingertjes zitten in een slagboom? hier zit de slagboom. o daar zit een slagboom. gaat ie even omhoog. want dat. moet dat vingertje rijen. o ja. komt dat vingertje nog nog. |
als ie deze slagboom ja. daar gaat ie:. daar gaat ie. even de slagboom naar beneden. de vingertje komt nog. langs die andere slagboom. xxx. o komt ie nog langs een andere slagboom. en wat gebeurt daar? die &~tja dan gaat ie. open. o dan gaan de slagbomen open. en dan kan de tractor erdoor. dan kunnen de vingertjes in de tractor erdoor. de slagboom gaat open. ja ik zie het. de de vingertje wil. erdoor. vingertje ging even in het ziekenhuis. vingertje gaat eventjes in ziekenhuis. o ja. is het vingertje ziek? vingertje. is niet ziek. o wat moet ie even op bezoek in het ziekenhuis? ja. hij gaat niks doen. hm. niks. hij was &~a: hij gaat door &~ə draaimolen heen. nou gaat ie naar de tractor toe. die moet even open. gaat ie even open. hij moet even open. kan niet erdoor. ja. dat zijn allemaal. xxx tractors. &~a. dit is ook omhoog. o. dat is hele mooie plekje voor tractor. ja. dat lijkt mij ook. daar dat is een vingertje moet even naar het. ziekenhuis. vingertje moet even naar het ziekenhuis. nou gaat de slagboom open. is de slagboom bij het ziekenhuis? ja. aha. xxx. nou komt ie weer uit de draaimolen. daar komt ie weer. de draaideur. zijn jullie in het AZU geweest of zo? nee. nee. het Diac. hebben ze het ook? een draaideur en een slagboom? en een slagboom. ja. ik denk dat het vingertje zijn beentje gebroken heeft. ja. dat denk ik ook. alhoewel hij zei net. dat zijn vinger die was niet ziek. maar ja. als je je beentje breekt ben je natuurlijk eigenlijk niet ziek. ik denk dat &~ə verkeerde kant is. ja? hij moet naar een slagboom toe rijen. gaat ie even open. &~onə tractor erlangs. en weer dicht gaat ie. en. nou. naar de andere slagboom. gaat ie. nou nou komt het vingertje niet meer. &~s &~sraxbom zegt ie. komt het ja hij moet de en de blijven xxx. blijft nog een heleboel bepaalde combinaties heeft die. een beetje een soort rklank begint er te komen. ja. dit is &~ha: &~u dat is een mooi plaatsje. o ja. daar staan allemaal autos. de &~f het is een parkeerplaats. ja. hij moet naar deze plaats toe rijen. daar staat ie. hij moet even andersom kijken. hij moet even zo. www. daar staan allemaal autos. daar staan allemaal autos. dat is dat vingertje onze auto. nou is ie uit het. ziekenhuis gekomen. ja. vingertje. komt langs. kijk nou eens. de slagboom gaat nou niet open. slagboom gaat niet open. maar. hij kan wel erdoor. o:. hij rijdt hem gewoon ondersteboven. de slagboom. ja. hier staan dat is niet zo mooie plek voor tractor. nee? daar staan op dat die plek allemaal autos. ja dat is lastig he. ja. hij &~x dan kan de tractor er niet zo goed bij. ja. hier is daar daar staat ook allemaal autos. kijk hier. daar gaat de auto straks de tractor gaat daar staan. |
dat is een mooie &~tre: dat is een mooie plek voor de tractor ja. nou is een mooie trek voor de plactor. nou kijk hij moet zo kijken. nee maar zeker als je weet dat de en moeilijk is. en dat ie die. vervangt door een dan dan is ie helemaal goed te volgen. ja precies. gaat het vingertje waar gaat het vingertje naartoe? die gaat naar het ziekenhuis. en wat gaat het vingertje in het ziekenhuis doen? niks. heb je wat in je oog? nee. o. wrijven. heeft het vingertje gips? nee. moet de dokter even kijken? nee. mag ie dan weer naar huis? hij is helemaal even o ik weet het al. hij gaat met Knabbel en Babbel tekenen in het ziekenhuis. en kijken of er nog een Mickey_Mouse_ballon is. zit mama even bij je kijken. mama even bij jou kijken? ja. zeg het eens. ja. vingertje gaat even daar. even in ja wat gaat vingertje doen? die gaat niks doen. o gaat ie niks doen. www. wat is het vingertje aan het doen? die loopt daar. loopt ie daar? ja. hij was die wou wat iets hebben. wou wat wou ie hebben? die wou niks hebben. niks. die die gaat gewoon maar even naar het ziekenhuis. gaat gewoon maar even naar het ziekenhuis. mama eventjes die ook die is ook helemaal vol. moet ik daar wat mee doen? niks. niks. allemaal niks? het is ook wel mooi dat er nog een telefoon aan die werkbank zit. mooi he. mama. even dat even uit halen. o die kan ik er niet uit halen. ja we hadden laatst we hebben twee telefoons he. ja. ook een praktijktelefoon. en. Jeroen en ik moesten allebei vrij dringend een telefoontje plegen. dus dat deden we tegelijk. die twee twee lijnen. en dat werd hem dus te gortig. dus hij pakte zijn telefoon en ging ook door de kamer lopen. ja. ja. xxx ja. heel de familie Surname aan de telefoon. &~ə dat volgens mij kun je daar. mee boren. die kan je hier onder leggen. nee. kan niet daar niet boren. die kan niet, maar deze wel. nee. dat kan ook niet. ik wou wah:. ik wou xxx daar eventjes. xxx. deze foto ligt er onder. en de miniminitractor. de miniminiwat? de miniminitractor xxx. de miniminitractor. ja:. is dit hem? ja. dat is de miniminitractor. je hebt ze in soorten en maten. kijk uit voor de miniminitractor. hij zit vast. xxx. xxx. ruimte maken. nu kan je hem pakken. pak hem maar. nou. xxx. ik. wil even deze pakken. o die. bout. ja. ja. deze moet even weg. en deze moet even weg. dat is het ziekenhuispersoneel zo te zien. ja precies. en die moet even weg. even xxx. en die ook even weg. leg hem maar weg dan. dat moet bij mama. o dankjewel. ik wou &~fo ik ik wou. in. de volgende. die ook even bij mama? nee. moeten we misschien hier een keertje opruimen? dat is een intrigerend ding. |
o zo boor je er een gat in xxx. precies. precies. en dit kun je langs de cirkelzaag laten gaan. want als dit langs een bepaald wieltje komt dan 0. tss!. afgrijselijk kind. hups. ho. kijk eens. zonder zaag. precies. pak hem maar. kijk. dat is. moet ie er weer aan vast? dan moet ie zo. kijk. hier zit het gaatje. daar moet ie in. xxx. xxx. o. o. hee wat goed. je had hem zelf losgemaakt. ja. als je daar op duwt. komt ie daar eruit. hij moet heel even &~ə hier gaat even eventjes je komt handjes te kort he. hier. nee waar zat nou het gaatje waar die aan moest? hierzo. ja. daarzo. nee. die andere. het grote gaatje. daarzo. ho. bijna goed. nee. dankjewel. die xxx moet daar xxx. zetten. xxx. kabouter:. ja je weet het nog precies. hij moet even in zijn huisje. hij moet even in zijn huisje ja. kabouter:. ja:!. kabouter:. koekkoek. hallo. wie riep daar? ik. wat wou je weten. ik &~iə: ik ben even bezig &~iʔ ik ben even. met deze bezig. o ben jij even met die bouten bezig en met die sleutel. probeer je ze vast te draaien?. dat is nog vrij lastig. maar je kan het &~bəx het beginnetje wel met je vingers doen. denk ik he zo. kabouter:. ja Peter. hier was ik. die bel hangt voor mijn ogen. zie je dat. zo. de kabouter kijkt even wat jij doet. wat ben je aan het doen? ik ben daar mee bezig. ja. draai je de bouten in de. werkbank. ja. ik ben hier &~sasə hee. hierzo was de sleutel. ja. die lag &~ə ik ging de sleutel zoeken. ja. ik zag het ja. ik zie daar de sleutel onder daar zie je de vorm van de sleutel ja. dan weet je precies waar die moet he. soms zijn sleutels ook wel eens lekker om even in te bijten he. en wat ga je nu doen? ik heb &~ə ik ikke ben de slagboom nodig. o! moet de tractor er weer door. ja. de tractor komt hier aan rijen. o. even kijken hoor. dat is mooi. die gaat helemaal hier naar de slagboom toe. o daar is ook een slagboom. zie je kabouter. gaat ie open. als &~ət ja. ik zie het ja. ik zie dat de slagboom open gaat als de tractor erdoor moet he. daar rijdt ie. hier is een plek waar de tractor gaat. is daar een plek waar de tractor naartoe gaat? ja. ja. nee, hier. dat is niet een mooie plek. nee: dat vind ik ook niet zo 'nn mooie plek. ik vind hem een beetje krap. een beetje klein he. ja. hij past er ook in. hij past net. maar het is moeilijk om erin te komen. ja. dat is heel &~d dat is &~ə hele mooie plek. dat is een veel mooiere plek. die is ruimer. daar kan je makkelijker in. er zijn niet zoveel autos. |
en wat gaan de vingertjes nou toch doen? &~cjə. die gaan allemaal even naar het ziekenhuis. o. zo. ze zingen onderweg een liedje. ja. en: dan zijn ze bij het ziekenhuis. hij s. hij zijn bijna bij het ziekenhuis. dan gaan ze door de draaideur. kijk. nou ze door &~dra nou komen ze weer naar buiten. o. langs de slagboom. ja. ja. vingertje die gaat in &~ə auto zitten. &~di dit is een. niet mooie plek. voor de tractor. ja. dat is een. hele mooie plek. dat is niet. dat is een beetje klein voor de tractor. hij kan er best door. nee. dit kan er niet o. dit kan je er ook uit halen zo. dan kan ie er nog makkelijker door. nee. nee? gewoon weg ermee. ja. hij &~m de tractor mocht even erdoor. dit is een beetje te krap voor tractor. ja he. is een beetje krap he. gebruiken jullie het woord krap ook wel eens? ja. o dat wel. &~ə tractor rijdt daar. ik vroeg xxx in een tel overgenomen xxx. nee. xxx gebruiken het wel eens. en er is een uh videoband van Dribbel. waar de leeuw op een gegeven moment onder de trap zit. en die zegt. kan de tractor wel weg komen? ja. hij gaat even naar deze plekje toe. ja. hij was aan. nou gaat vingertje even naar het ziekenhuis. vogeltje komt op het ziekenhuis. nou is &~ie door draaideur gegaan. huh? hij is door draai door de draaideur gegaan. ja. nou. even kijken waar vingertje zijn tractor gebleven is. hij is naar deze kant gereden. even kijken waar vingertje zijn tractor gebleven is ja! en waar is ie gebleven? hierzo. o:. gelukkig. weer gevonden. vingertje ging &~ə sleutel daarin doen. oei oei! niet te ver. want dan valt ie. vingertje gaat even naar het ziekenhuis. o: ja. vingertje &~x volgens mij is er toch wat met het vingertje aan de hand hoor. want het vingertje gaat zo vaak naar het ziekenhuis. vingertje is weer door vingertje heef &~wəs vingertje gaat naar de auto toe lopen. o. &~t daar staat de auto. &~k vingertje. die was de tractor. vingertje zoekt een plek. xxx. xxx. &~s In je nou staat ie uit. die wou deze hebben. www. 0 kom maar. nee. ga er maar langs hoor. dat zag je net op tijd. xxx. ik wil iets. mee naar de auto nemen. ja? neem je die mee naar de auto? wel. ik ik was even bij het ziekenhuis. o je was even bij het was je met de auto naar het ziekenhuis? ja. ik gaat even. &~x in het ziekenhuis. ga maar naar het ziekenhuis. ja. hier staat het ziekenhuis. ik wou wat iets pakken. ik wou wat iets hebben. wat wil je hebben? wou deze hebben. gaat het? ja. nou ben ik naar buiten. gekomen. o nou ben je naar buiten gekomen. ik was eventjes. in de auto. lekker in de auto. ik heb &~tə even open gedaan. erin zitten. &~kə:du. xxx. |
o ja. xxx. ik wilde graag nog een afspraak maken &~f: voor februari. ja. en dat is dan. wel de laatste keer. want in de eerste week van maart vertrek ik voor drie maanden naar. Amerika. het gaat inderdaad door. ja. het gaat door. zo zo. www. hier staan &~ə autos. www. www. &~kətu. ik dee mijn tas. xxx. gaat even www. zeven december. is het vandaag. ik gaat hier mee spelen. ga jij daar mee spelen? ja? ja. ja. is bad. xxx. &+u &+hus &+ta:ti. blauwe. groen. xxx d'r aan. &+klɛ mooie klei. moet zo. o wat ben je verkouden. ik &+du doe &+ni niet &+nini niet mama d'r. muts af he buiten. nee. niet. als je verkouden bent moet je je muts op doen he? ja. xxx. slaap kindje slaap ne buiten loop. uh die dat dat &+nənə nou. &+fø voor. &+dɑdɑ. &+dɑm &+dɑ: dat. even. &+dɑdɑ dat. o. is dat er af gegaan. ja. zal ik dat even maken? ja. eens even kijken hoe dat moet. mm. &+wɑh. &+ɘ &+hihi hier is eentje. xxx. au. au. &+didididi die van Kim. wat is van Kim? &+didi die. o. nee. grote Kim bedoel je? ja. o. &+didi die is van. grote Kim. nou. ik denk dat wij d'r ook wel een paar van hebben. he? want ze is hier toch niet geweest met haar speelgoed? kijk. een balletje. voor jou. o. &+mɑ mag mag Pepijn. Pepijn even hebben. mag Pepijn het even hebben? kijk eens Pepijn. een balletje. kijk eens. een balletje. oe. xxx. xxx. kijk eens. dit heb ik voor jou gemaakt. o. &+m:-C &+mumumutə moet zo toch? ja. wat is er Pepijn? he? dat is een gekke eend he? een eend maakt toch niet zo'n geluid? nee. hier die. &+tsɛ-sɛ-sɛ zegt &+pini niet. &+k. nee. hij zegt nou geen he. gekke xxx. het is wel een mooi muziekje. ja. &+wɑ wel een gek geluid. wel een gek geluid. ja. o. kijk eens. &+pu. Pepijn. Pepijn. &+vɑŋ. &+wɛl. Pepijn. Pepijn. Pepijn. Pepijn. Pepijn. niet hard tegen hem schreeuwen! Pepijn. Pepijn. Pepijn. Pepijn. Pepijn wil niet met je spelen. dat zie je toch? &+mɑ &+bɑ. waar eens xxx zijn spelen. ah! &+xə ga. nou maar. hier zitten. nee. ik ben aardappelen aan het schillen. mm? niet aan het apparaat zitten he. nee. o. heb je slaap. gaan maar voorlezen. ga mama maar voorlezen uit het boekje. ga ikke. ja. vertel maar wat je ziet. vertel het maar eens. wat zie je allemaal in het boek van Jip en Janneke? die. even terug zetten. mm? mama! ja. au. ga jij hard lopen? o. au au. vertel het maar aan mama. &+kinininipøm &+kininini met de &+kaut &+kininini met de. schoenen &+inini xxx. ga een xxx zitten. au. &+si die is. voor Sinterklaas. kijk eens. &+mə &+hidɨ ditte gekleid heb. &+ɨc ik &+kə kijk &+hə ikke gekleid. heb. ja. xxx van Sinterklaas. o. wat is dat dan sherry? sinaasappel. is dat het zelfde als sinaasappel? sherry? ja. ja. echt waar. |
echt waar? ja. o. wil je een beetje proeven dan? van deze &+s sinasappelsherry? xxx. lust ik niet. dat lust jij niet he? nee. xxx. he? wat is er. sinasappel. nee. wat is het? hoe smaakt het? lekker. jij hebt ook daar in je eigen beker sinaasappel. mm? &+i die boek. is &+hə-ə die &+ninini. &+ni-ni-ni niet &+f-fən van door. vind je het wel een mooi boek van Jip en Janneke? ja? ja? staan hele leuke plaatjes in he? en die. die &+xaxə gaat. zitten. daar gaan ze zitten. en hier. ballonnen. lopen ze met ballonnen. ja. en hier. zitten. bij de. kindje. ja. klein kindje. o ja. zeg. en heb je ook nog een plaatje gezien van Jip en Janneke met de slee? of niet? hebben die ook een slee? heb je dat nog niet gezien? nee. jij wel he? ja. koud. mag ik. die &+e mag mag ik. naar toe gaan? wat? &+na naar. Jip en. &+hɑhɑhɑ Tanneke. naar Jip en Janneke? ja. wil je daar naar toe gaan? ja. lijkt je dat zo leuk? ja. wat wil je dan gaan doen?. spelen bij het. plein. o? de auto en Jip en. Jongen. is toch. klein? die zijn net zo klein als jij. ja. &+m &+ɨdidi is ie. &+jøjø Janneke. &+m zijn &+di die heel. klein? Jip en &+nɑ Janneke? wil je d'r dan niet mee spelen? wel. o. wie vond je nou aardiger? Sinterklaas of Zwarte_Piet. Hein? Hein? Hein? oehoe! mama vraagt wat. zeg je lekker niks? zo komt er niks op de band te staan. je moet praten! zeven december. nee. nee! nee. &+ni niet doen hoor. nee? nee. ik wil je een beetje plagen. nee. mag dat niet? nee. o. je plaagt mij toch ook wel eens? &+wɑ:. moet. mooie xxx xxx. xxx. Janneke. laat maar xxx boek eens zien van Jip en Janneke. die? ja. oh. d'r zit al weer een grote vouw in. wat ben jij toch onvoorzichtig met je boeken. zonde. je moet een beetje netjes op zijn. jij die. ik die. ja. he? je moet een beetje voorzichtig met die boeken omgaan. heel voorzichtig de bladzijden omslaan. jij &+həhəhə xxx voorlezen en xxx. nee. ga jij mij maar voorlezen. nee. jij zou vertellen wat je ziet op de plaatjes. van Jip en Janneke. Sinterklaas. wat is dat? wat doen ze daar? &+wəwɛwə weet ik &+ni niet. o. waar is. Sinterklaas. &+ihi &+idədidɨk &+hə:ɔe &+hə-hə-həm-O-u Sinterkla. &+sə-sə-sə Zwarte_Piet in &+dɨs niet is. Zwarte_Piet die is er niet? nee. Sinterklaas en Zwarte_Piet zijn nu terug gegaan naar Spanje. he? &+nini niet op. xxx. Sinterklaas. vertel eens wat van Sinterklaas. wat je gisteren gedaan heb? he? gisteren gisteren heb je Sinterklaas gezien he? ja. ja. en kon die heel. hard. &+hɛ &+hɨ rennen. ging die heel hard rennen Zwarte Sinterklaas? ja. o. en wat deed Zwarte_Piet? strooien. strooien. ja. en wat deed Zwarte_Piet nog meer? even &+kəkə kadootje brengen. een kadootje xxx he? en wat deed ie nog meer? even xxx. |
wat zeg je? even snoepjes. snoepjes brengen. ja. en wat nog meer? niks. ja hoor. hij deed toch kunsten? wat deed ie allemaal? strooien. ja. strooien. maar maar hij deed toch een kunst? ja. wat was dat dan? uh zo. ja. hoe heet dat? niet. hoe heet dat dan. als je dat doet? zo. o ja. ging ie gek doen. en toen ging ie op zijn tenen staan. op zijn hoofd staan. en op zijn handen lopen. dat was heel leuk. he? kan jij dat ook al? ja. ja? o ja. ik zie het. ja. nou je beentjes nog in de lucht. xxx. &+mə mij vast houden. ja. mij vast moet ik jou vasthouden? ja. ah ja. dan moet je met je handjes op de grond gaan staan. zo. ja. ja. oei. net zo een kunst als Zwarte_Piet. goed zo! jij bent een klein Zwarte_Pietje. lijkt het wel. nee! grote Zwarte_Piet. grote Zwarte_Piet. mm? mag ik even proeven? ja hoor. nou niet op nee. niet doen. die in. zo. ikke. heb verteld. heb je het verteld? ja. o. &+køkɔt &+m komt d'r wat aan? wat komt d'r aan? &+ajajauke. waar?. apparaat. op het apparaat? ja. vind jij dat zo leuk als je dat terughoort? ja. ja? waar is Sinterklaas nou? Sinterklaas? ja. hier. ah! xxx. xxx. xxx. xxx. mama! we zullen het apparaat maar even terug draaien. kijken wat er op staat. ja. he? komt er dan. Joke en Hein? dan komen Joke en Hein. ja. het meisje loopt door de straat. en ze ziet een ijscoboer aan de overkant. ze gaat naar de ijscoboer toe en haalt een ijsje. en ze eet het ijsje bijna op. toen valt ze. en toen huilde ze. een jongen en een meisje gingen naar het strand. en de jongen ging vissen. en het meisje maakte een zandkasteel. en die jongen kwam naar het meisje toe. en dat meisje duwde hem. en de jongen pakte de emmer. en het meisje pakte hem terug. de jongen liep gewoon weg. en dat meisje liep achter de jongen aan. en dat meisje ging op dur knieen zitten. en de jongen ging lekker weer vissen. een jongen en een meisje en de vader gingen voetballen. het meisje had de bal. dur kwam een hond aan. die ging achter de bal aan. het meisje had een bot bij. die gaf het aan de hond. de hond hem. en die viel in slaap. er was eens een meisje. &~m dat meisje kwam een meneer tegen met allemaal ballonnen. en ze vroeg of ze een ballon mocht. en toen kreeg ze een ballon. en toen liep ze &~d over het grasveld. en toen struikelt ze over een boomwortel. toen huilde ze. een meneer en een jongen. de meneer zat krant te lezen. en de jongen was aan het voetballen. de jongen pakte de krant van de meneer af. en de meneer het terug. maar de jongen had de krant. en de meneer rende achter hem aan. |
de meneer had toch de krant terug. en die jongen zat op de grond te huilen. moeder moeder en dochter zijn aan het lezen. dochter pakt een &~k &~mm. touw. en de kat gaat met het touw spelen. en het meisje pakt heeft een vis bij. geeft het aan de kat. kat eet de vis op en valt in slaap. ja goed zo. dank je wel. een jongen zit naar zun kikker te kijken. en de hond snuffelt in de pot waar de kikker zit. dan gaat die jongen slapen. en die kikker klimt uit de pot. de volgende morgen wordt de jongen wakker. en die kijkt of de kikker nog in de pot zit. en de hond zit &~na naast hem. en die zit er niet meer de kikker. en dan zoekt ie overal. en de hond gaat in de pot kijken. en dan gaan ze buiten kijken. en de hond valt. en de jongen kijkt. en dan pakt die jongen de hond op. en dan gaan ze weg. iets harder. en dan gaan ze weg. en dan komen ze bijen tegen. en dan gaat die hond naar de bijenkorf. en die jongen ziet daar een hol. en dan bijt een klein &~bee beestje in zun neus. en die hond blaft naar de bijenkorf. de bijenkorf is op de grond gevallen. en het beestje kijkt. de &~bij bijen gaan allemaal achter de hond aan. en de jongen ligt op de grond. die jongen klimt op sneeuw een sneeuwbergje. en staat ie bovenaan. pakt ie horens vast. en dan doet de hert zun hoofd omhoog. en loopt de hert. en de hond die loopt er achterna. en die laat ze allebei vallen. en in het water vallen ze. en dan &~s zit de hond op het jongetje zun hoofd. en het jongetje zit in het water. jongetje zegt. en de hond zwemt achter hem aan. ze kijken over een boomstam. die hond ligt er helemaal op. en die jongen &~s ligt er ook op. en die jongen zit er op. en die jongen klimt er van af. en de hond en de jongen gaan terug. ja goed zo. okee tom. dat meisje en de stoep. hij loopt daar. en hij zag een uh ijsjeskraam. hij wou ijsje kopen. kreeg ie ijsje. en uh ze dur mee. en uh opeens viel ze over haar eigen voet heen en was ze het ijsje kwijt. ja. nummer twee. uh uh op het strand waren een jongen en meisje. meisje ging even een kasteel bouwen. en die jongen ging vissen. en toen uh dee wou die jongen de emmer. en toen gingen ze ruzien. en neemt die jongen de emmer mee. en toen had de jongen de emmer. en toen begon het meisje te huilen. ja. een jongen en een meisje waren bij de meneer. xxx en daarna gingen ze voerballen. en de hond pakte de bal. en toen uh pakte dat meisje een brok. en die geeft die aan de hond. |
en uh en de hond graafde dat &~i in een hol. en en die ging erop zitten. ja. er loopt een meisje in de straat. en die zag een meneer met een ballon. die uh um uh meneer geeft dat uh meisje een ballon. uh en ze ging uh met de ballon op stap. opeens viel ze over een wortel. toen ineens ging ze huilen want de ballon was kapot. ja. een vader met een jongen. een meneer ging op de bank zitten. en de jongen ging voetballen. en uh jongen wou de krant. en meneer &~w werd boos. en uh toen uh ging uh jongen toch mee vandoor. en meneer had hem weer te pakken. en die had uh uh pakte de krant. en toen ging die jongen huilen. ja. uh twee meisjes op de bank zaten te lezen. een meisje had wol gepakt. en had ze um uitgerold. en kwam de poes. en die had uh. te pakken. en uh toen uh geeft dat meisje vis. die had de vis opgegeten. en toen ging ze slapen. okee prima. okee begin maar. het jongetje had een kikker gevangen. en die had hem in de pot gedaan. de hond en uh jongetje keken. savonds. hondje ging slapen. en toen ging de kikker uit de pot. en. toen uh zag het jongetje dat de kikker weg was. hij ging overal zoeken. in zijn laars. en zijn hond &~zo &~zo &~zo zocht ook mee. zun kop bleef in de pot zitten. hond viel uit het raam. en de pot was kapot. en uh en uh het jongetje zag dat en begon boos te worden. ja. toen gingen ze naar het bos. &~k kijken of uh de kikker daar was. toen zag de hond een bijenkorf. blaft ie tegenaan en uh ging die blaffen. toen um kwamen dur bijen uit. en toen uh. toen ging de hond zo staan. en toen viel die bijenkorf dur af. en toen ging het jongetje in die boom kijken waar de kikker was. &~e en uh en de bijen gingen achter de hond aan. en het jongetje gilt. en uh ze keken achter de rots. kwam een uil aan. uil bleef rustig zitten. en ging er toen op staan. opeens zag hij een hert. en xxx xxx een hert. en hij werd meegesleurd met zun hond. en hij uh viel van de berg af. in het water. met de hond. hij viel in het water. en hij even later zag hij een boomstam en ging erachter staan. en toen zag hij kikkers. kikkers waar zijn kikker bij zat. en toen toen vroeg hij of hij mocht meenemen. dat mocht wel. okee. prima. sleutel. is. watte? ə Steven. dat zijn die van mama. sleutels van Steven. de sleutel. ə de sleutel. zijn pop heeft deze middag ook moeten meeeten. ik heb ze onder de waskraan popə eet. www. is de pop. is dat de pop? de pop. de wat?. wat? wat is er daar? plafond. plafond. |
heeft het poppeke nu gegeten Maarten? dat is ne nieuwe Maarten. zeg het is. zet u eens op uw gatteke. op uw gatteke zitten. ə zo? zo ja. goed. ja. dat is goed. hier. en nu? en nu?. dat is koud. ja. zit daar iets in?. naast uw oreke doen. wat is dat Maarten?. wat heb de nu? wat heb de nu?. zijn dat kindjes dat daar opstaan? de kind. is dat de? ə boekə. is dat de? waar is de? is dat de? is ə kind. ja. dat is de. nee dat is geen. haalt uw eigen boekjes eens. waar zijn uw boekjes? de boekentas. waar is de boekentas? boeken. waar zijn de van de boekentas? boekentas. de boeken. waar zijn ze naartoe? waar zijn de van Maarten? yyy de boeken. boekentas. de boek. de boekentas. ja. daar is de boekentas. zie. daar is de boekentas zie. kom. geef uw boekjes maar aan mij. nog boekjes. zijn er nog? zijn er nog boekjes? nog? vind de er geen niet meer? nog een boekje zeg!. zijn er nog? nee. alle boeken zijn uitgedeeld nu. zoveel boekjes. boek. kijk eens goed wat dat er allemaal in die boekjes staat. kijk eens goed. yyy yyy yyy Steven. ik zal ik hier zitten. okay. ja. wat staat er allemaal in dat boekje hier? dat hier? moet in dat zien. ja. wie is dat?. wie is dat daar? poes. poes. waar is de poes? is. is de poes. vind de ze niet meer?. ik weet ze hoor de poes. kijk eens hier! de poes!. de poes. dat is de poes. de poes. en dat is het kindje. dat is het kindje hier. het kindje. de kind. dat is de. ja. dat is de. kind. dat is een. ja. kindje. ja. kijk daar nog eens in. wat is dat? waar is de koe? Maarten. waar is de koe? vind de ze niet meer? is de koe uit het boek verdwenen. is koe. is dat de koe? dat de poes. dat is de poes ja. dat is de poes. de poes. het is de poes. zeg. dat is de poes!. boek is stuk. de boek is stuk. en dat?. hier zo. hier. paard. dat is het paard. ja. en dat? dat daar www? wat is dat? de paard. dat is het paard. ja. poes. dat is de poes. ja. de poes. is dat de poes. dat is zeker de poes. www. en dat daar. wat is dat hier? paard. koe. koe. koe. dat is de koe. ja. de boeken. dat is ook een. dat is vlug uitgelezen. dat boek is vlug uitgelezen hoor. waar is het kindje? waar is het kindje? kind. kind. waar is het kindje? waar is het kindje? staat in dat boekje geen kindje? zoek eens goed. het kindje. zoeken. ja. zoek maar. ja. zoek maar. het kindje. ik heb het gezien hoor. in uw kaske misschien Maarteke. zitten ze in uw kast? de kast. in die kast? ə de kast. |
dat is de kast. ja. wat steekt hier allemaal in. yyy. wat is dat? boekentas. stuk. yyy. is stuk. ə boekentas. jaja. stuk. de boekentas. ə stuk. boeken. yyy zetel. boekə. lees. yyy zetel. lees. yyy zetel. wat? de zetel? doos. is doos. keuken. yyy. zeg. wat zit hier allemaal in? auto. potlood. yyy. is. potlood. de lə potlood. ja. een potlood. is de doos. auto. &~o auto. www. yyy. &~te. ja?. hier. nog iets. yyy. wat is dat?. ja. dat is al een speldje. het is nog niet dat ik moet hebben. Maarten. het is dat niet. ik heb het niet meer. ge hebt het kwijt gedaan. yyy. auto. is kapot. weg. is stuk. eens tekenen. yyy tekenen. yyy tekenen. boek. watte Maarten? ə boek. voor wat? ə potlood. stuk. eens tekenen. eens tekenen met het potloodje. wacht Marita. het boekske ligt hier. hier Maarten. dat is voor te tekenen. dat is van mama. gij moogt tekenen. ik zal u een schoon bladje geven. Jaak. Jaak. Jan. ja. Jan. schrijf nog maar op. wie ga de nog opschrijven? Jan. Jaak. Jan. Jan. hij is aan het schrijven Steven. www. en wie ken de nog allemaal Maarten? Lieve. zegt. potlood. www. www. wat hed de al geschreven Maarten? zetel. Steven. bompa. Jan. Jan. potlood. de vod. yyy. boeken. ə de stuk. ei. eike. eike. ja. een eike. eike. zeg strekeventje. www. ah nee. is dat nog een kip? poes. een poes. ja. poes. ja? ja? yyy. wat is dat? is telefoon. telefoon. dag Maarteke. wadde? wat moet mama daarmee doen?. yyy steek. steek? gaad het erin steken? doet gij het eens open Maarteke. opendoen. nu mag Maarteke derin steken. is dat een rondje? nee. het ander. blokskes. ook? ook een blokje? ja! nee. dat is het niet. Maarteke. is www een ander zoeken. ja. ge moet uw blokje draaien. draaien. dat was nog wat moeilijk. dat moet Maarteke derin steken. dat? hier. Maarteke. dat was goed. dat was goed. nee. nee. ander vlakje. dat ga niet. kies is een ander vakske. ə vakske. nee. dat gaat ook niet. bravo. ja. bravo voor Maarten. ə vakske. nee. dat gaat ook niet goed. dat ook niet. ja. bravo Maarten. bravo. Maarten. dat ga niet. ander vakske. bravo ventje. nog eentje. maar ge moet naar uw spelleke kijken Maarten!. ge kijkt altijd naar Steven. nee. het is genen bravo. want ge hebt het er niet ingestoken. niet bravo. www. yyy. insteek. steek. ja. blokje. nee dat is het boek van mama. hier. Maarten. het is gedaan met spelen. het is te moeilijk. gaat Maarten graag naar de markt. ?. Maarten! gaat Maarten graag naar de markt?. nee. niet graag?. of wel? de kaart. de yyy kaart. ne kaart. yyy kaart. mag dat? is de kaart. kaartjes niet uittrekken. pas_op Maarten. de kaartjes niet uittrekken. www. yyy steek. yyy. www. niet de kaartjes daar uithalen. pas_op. pas_op. www. auto. de kind. auto is gevallen. ja. auto is gevallen zegt hem. ja. |
dat is goed alle auto's in de garage gezet. is ə auto. yyy. is koffer. ə kind. wat zoek te Maarten? waar is het kindje van de auto nu? de kind. auto. is de kind. waar is het kindje van den auto? bravo. het is goed Maarteke. en kan het kindje van den auto der nu niet uitvallen? waar is het kindje van den auto? auto. auto is yyy kind. de kind. ja. waar is het kindje. Maarten. daar is het kindje. het kindje zit in uwen auto Maarten. steek. steek. de kat. ə de kat. dat is de kat. www. auto. is dat nog nen auto?. ja. dat is treintje. www. oh. de yyy. yyy. yyy. wat is dat? kat. is dat ook een kat? dat is een ezel. en dat? yyy. auto. nen tractor. en nu? wat is dat nu? danke. dag Maarten. wie zij degij. waar is Maarteke? en waar is Steven? wie ben ik? is &~o oog. ja. dat is een oog. ge moet dat niet uittrekken. ge moet van mijn ogen afblijven. www. poes. kat. kat. kat. pot. bal. bal. auto. bal. bal. yyy. is yyy cent. cent. heb degij centjes? is een cent. een cent. cent. cent. daar zijn centjes. daar zitten centjes in. heb degij dat gezien? cent. waar zijn de centjes. cent. ja. zijn er geen in? bal. bal. doos. kous. kous. ja. yyy. yyy. www. yyy. wat moet ik daarmee doen? zo? &~tetisda. is tut. tut. yyy tut. tut. is tut. tut. tut. tut. tut. tut. tut. yyy. is hem leeg? nog wat drinken? hier. Maarten. op. is het op. zit nog een beetje in. yyy. ə toren. pardon. pardon. kijkt eens Maarten wie dat daar is. Maarteke ga eens opendoen. eens open. eens open. eens opendoen?. kom. eens open. kijk eens wie dat het is. yyy open. yyy open. yyy open. ja. nog handschoenen. dat zijn die van Steven. is gevallen. zij de gevallen. van te draaien. zij de terug gevallen? zij de terug gevallen? ja? is gevallen. zij de gevallen?. maar toch. www. is gevallen. zij de weer gevallen?. maar. en weer. is gevallen. piep. piep. is gevallen. zij de weer gevallen. maar jongen toch. is gevallen. ja?. maar Maarteke is gevallen. is weer gevallen. is gevallen. is gevallen? Maarten valt altijd. is yyy. yyy. wablieft? is ə kop. is gevallen. kop. gevallen. is uw kop gevallen?. maar toch. kop gevallen. wat is er daar te zien. Maarten. auto. oto?. auto. oh. auto. ə lə auto. yyy. auto. watte? auto. auto. die rijden niet op het plafond. waar zijn de autookes Maarten. auto's. vandaag is het vierentwintig september. en we zitten voor het avondeten. nee. ja. nee. wij zijn. &+a aan het puzzelen. ja. &+di dit is. niet &+ba stuk. dit wel. ja. dat is wel stuk. ja. wie heeft dat gedaan? uh. &+m &+dɨ dit is ook stuk. ja. heeft Pepijn daan. oh! kleine jokkebrok. jij heb dat gedaan. Pepijn. niet doen! niet verder kapot maken. zo. blazen. |
zo. zo. xxx. en dan kip. ja. xxx in. ja. &+oe:n. &+n: die &+də. en die hoort bij. ja. hoort die daar. mm. hoe kwam dat nou dat je een bloedneusje kreeg? was je gevallen? Hein? ja. met de step? ja. &+e en met stoewen. stoelen. was je met de stoel gevallen. ja. au! oo. hoort deze nou. nee. niet past niet. en toen kreeg je. bloed in je neusje? in bed? mm. xxx doen. ja. &+brrrrr. xxx. ga je nou puzzelen of niet? dit is berg. o. &+fr:. dit is berg. niet aankomen dat is niet voor jou. hoort zo liggen. nee. laat dat zo maar niet liggen. is niet xxx. xxx. hm? dit is. weer heuvel. is dat een heuvel? o ja. en die gaat hem naar boven brengen. ja. o! nou is ie gevallen. ja. van de heuvel afgereden. he? gaat ie af. &+ihi &+i. &+ɨ: Is is boven op. ja. jij zit er boven op. ja. &+brrrr. boven op het kussen. heel grote kussen. een heel groot kussen. ja. weg. xxx. &+brr: &+brr:. vierentwintig september. nou. nou doet ie het weer. moest hem even omdraaien. ja. ja. en xxx puzzel. moet je deze niet doen dan? nee! en eerst wilde je hem doen. dit en dit is kleine puzzel. ja. die kun je toch al goed? &+ɨ: in &+kə ho nee. is uh deze wel. ah nee. xxx dat ding uit het vliegtuig maar. nee. &+dee die die is leuk. die. mm. dan moet je wel eerst deze opruimen. hier in doen. zo? ja. zelf d'r in doen. &+ma mama ook. ja. ik zal xxx meehelpen. maar jij doet het ook maar. ja. doe alle stukjes d'r maar mooi in. ja. goed. die dan? ja. &+kindje 0. heb jij slaap? nee. die is ook stuk. is dat ook stuk? &+dɨ dit hoort zo. ja. moet mama het maar even plakken straks? he? nu wel. nee. nu niet. straks. strakjes. ja. um in bed gaat. dan. jij even plakken. ja. precies. xxx. kan open zo. ja. zo kan het wel. yyy. nu die. dat eerst. lekker spelen. dag! &+ubru:. dit. yyy. puzzel. dit is ook wel stuk. nee nee. die niet kapot maken. want die is nou nog heel. want anders moet ik alles plakken met jou. dat uh vind ik niet zo'n succes. zo. en deze ook. he? dat is ook puzzel. dat is ook een puzzel. ja. die kun je ook best doen. maar die heef ik. stuk maakt. ja. die heb je stuk gemaakt. ja. he. dat moet je niet doen. dat is zonde. die die ook. ja. niet verder kapot maken! hoe moet dat? hoe doe je die puzzel? jij maken. weet je dat nog hoe je dat doet? weet ik niet. ja. weet je best wel. he? dan zoek je nog een kip op? en dan leg je hem d'r tegen aan. of een zonnetje. dit is zonnetje. nou. kijk maar. bij de andere plaatjes. daar zonnetje. ik zie geen zonnetje. paddestoel. |
ja. een paddestoel. en een kasteel zie ik. toren ook. ja. daar staat een toren op. dit past. dat past er niet bij. &+m:. en daar op. twee paddestoelen. twee paddestoelen. o ja. doet dat zo? ja. doet doet ik. &+n: &+kati:. zo. doet ik. &+ololo:. &+ololo:. kaartje vond. ja. &+n: doosje vond. een kaartje in een doos gevonden. mm. &+ɛ &+ɛ &+ɛ &+ɛ. dees &+m mijn kadootje. kadootje? die jou jou kadootje. maar d'r zit niks in. mijne ook niet. nee! een een doosje met niks erin. dat is toch geen kadootje? &+ɨŋ en dit is kadootje en jij ook kadootje? &+sə zij &+soe zullen. dat doen? he? yyy. dat doen. wat voor moeten we doen? um. ja. doet ik. uh daar stappen. hoepja. hee. zijn. lekker &+oehoedoedoe. yyy. op komt ie ook. au! ik hoor xxx grote aankomen. he? ik hoor grote aankomen. grote wolf komt daar. wat komt d'r de boze wolf? ja! o. daar zit boze wolk. o. oe! dit. erge. lieve wolk. is het wel een hele lieve wolf? mm. maar waarom is ie dan boos? &+nə. nee. die is niet boos. oo. dit is lief. o. het is een lieve wolf. &+de die gaat. niet blaffen. dit voor jou. is dat voor mij? dank je. ja. dank je wel. dank je wel. Heinepeine. een wolk. en ik gaat. even even weg. ga jij even weg? o. bij bij die auto. ja. xxx. ho! xxx rijen. pas op. pas op. pas op het apparaat. komt auto weer aan. daar komt de auto aan. o. komt auto weer aan. ja. jij kan nou wel mooi fietsen he? ja. met je voetjes helemaal aan de trappers. ik zag het wel hoor. nee. &+hi. die fiets. gaat daar staan. gaat ie daar staan? ja? daar is parkeerplaats. daar gaat ie. voor uit. a ja. moet je daar nog voor betalen. nnnee! nee? is het helemaal voor niks? kost het niks. dit is. boek voor mijne. o. &+də die die boek voor. mijne. kijk. die heb in. in &+auk in de xxx. in auto. ja? &+də die voor kleur? wat denk je? weet niet. wat voor kleur is dat? weet niet. dat weet je toch wel. niet aan het snoer trekken. niet doen! want dan doet het apparaat het niet meer. 0 wil ik niet. nee. je fiets is rood. kleur is rood. Hein! niet daar aan de stekker trekken. nnnee. ik moet plaat zetten. wat wil je? nee. straks doen we wel weer een muziek. he. ziek. ja. nou moeten we uh twintig minuten praten. twintig minuten. en dan zetten we hem uit. dan zijn we klaar. wil niet puzzelen. wil je niet puzzelen? nou. doe de puzzel dan maar in het doosje. wel helpen. ja. zo. hoedoe. hoedoe. jij niet mee helpen. nee? mag ik niet meehelpen? nee. o. o. au. o gussie. zo. nee. en daar ook. nou. en je moet niet zo gauw gaan huilen hoor. |
want uh het deed eigenlijk helemaal niet zo zeer he? beetje flinker. zo. dicht is ie. nu lied nu liedje xxx zetten. wat? nu? liedje zetten. liedjes opzetten? ja. nee. we moeten eerst nog even praten. welk liedje vind jij het mooiste? uh. van de giraf. giraf? ja. maar d'r d'r staat helemaal geen liedje op van de giraf. oo. heb je dat op creche geleerd? ja. de giraf. Dikkertje Dap? Dikkertje Dap. zat op de trap. &+lalalala. dat liedje? ja. &+lalalala. muizeklap muizeklap. jij zingen. muizeklap muizeklap. jij zingen. meisje klap? pie pie pie. muizeklap muizeklap. muizeklap muizeklap. muizeklap. muize klap. heb je dat liedje bij Lucy geleerd? ja. of staat het op de grammofoonplaat bij Lucy? uh ja. ja? xxx. klappeklap. kindje klap. klap. klap eens in je handjes? ja. klap eens in je handjes. dee die muisje. mamie. blauw. ook blauw. ja. dat is ook blauw. nee. dit is blauw. is dat blauw? dat lijkt me meer groen. groen. ja. en je hemd is blauw. en deze mag. &+nə niet blauw. dit is blauw. en &+di dit is blauw. ja. dat is ook blauw. ja. en dit is ook blauw. en dit ook blauw. zie je. ditte ook blauw. dat is ook blauw. &+dan maar dit niet. dat is rood. die hoort plant daar in. ja. plantje. plantje. he? auto gaat niet. meer weg. o. &+sə boekje lezen. uh nee. mama gaat vlees braden. he? boekje voorlezen. strakjes. na het eten. nu wel? nee. mama zei toch strakjes? he? dan gaan we even boekje voorlezen. welk boekje wil je voorlezen? uh van. poppetjes. vind je dat zo'n leuk boekje van de poppetjes. yyy. ik doe. heel gek. doe je heel gek? o. hoe! ik moet. eten. hallalala 0. ik &+l ik doet deze. &+yyy. zo. gek doen. yyy. &+owə. &+kʃʃ. xxx paardje. ik ben. heel kleine paardje. ben jij een klein paardje? jij grote paardjes. oo. en uh ja maar zo kan ik niet rijen. even fiets weg. ga jij even weg fietsen. dag! voorzichtig! nou is paard jij. hele grote paard. ben ik een heel groot paard? en die daar toe. moet ik daar naar toe. o ja. nou. uh ja. dat zal ik doen. en dan zet ik eerst het apparaat even uit. okee. nou, wat zullen we gaan maken? een hele grote auto. nou, ok, lijkt me een goed idee. dit, hier heb ik de Duplo. hier heb ik de Duplo. ja. nou, we beginnen gewoon met uitpakken, goed? waar zijn alle mannetjes, Josse? want die had je zo mooi op een rijtje gezet. ja. ja? maar, maar die kan je namelijk allemaal zo leuk en die heb je weer. xxx. kijk eens! die kan je namelijk heel xxx allemaal achter elkaar zetten in een treintje zetten alle mannetjes. oh. enne en dan maken we hele grote autos net als Ab gemaakt heeft. hm. ja. lijkt me goed idee. wil ik wel eens zien. maar dan moet je maar dat kan ik niet zo. |
goed. nee, dan moet je eerst de beentjes naar voren doen. maar ze kunnen er ook op staan, hoor. is allemaal helemaal geen probleem. ze kunnen staan. en ze kunnen zitten. maar dan wie is dit? he, Ab. Ab met een stropdas. en de xxx. en wat hebben we nog meer? en een Hanneke met een en wie is dit? Ruben met een eendje er op. Ruben met een eendje er op. en doen deze ook mee? die doen ook mee. ok. en wie is dit? de boer. de boer. waar zijn ze allemaal? oh er nog een. ja, die is oma. oma. oma Klimmen. oma Klimmen? oh, is dat oma Klimmen? heeft die een brilletje? ja. xxx kijken. ja, jaja. en dat is een helikopterman. ja. en die gaat ook in de helikopter. oh, eh hehehehe. en wie is dit? grote Josse. grote Josse, ja. heb je ook zo'n blauwe trui? eh,. nee. nee. ja. oh. oh. en deze heeft een blauwe broek aan. deze boer, eh, eh, hehehe. die moeten allemaal in de trein. ja? ja. nou. en deze helikoptermannen willen niet in de trein. nee, waarom niet? omdat dat ze in de helikopter willen oh. zitten. en wie is dit, op de motor, heheheh! hieaahhh! pas op! ik nu wil de motor doe deze er ook maar in. nu wil de motor er door! oh. jaaaah! ahhhhhaaaahhh! zal ik een een garage maken? nee. nee? nee. nou moet een hele hoge. een hele hoge traktor maken. een hele hoge traktor. nou, dat kan ik ook proberen. net als die andere hele hoge. welke? &~die &~die die bij de die geef maar even een voorbeeld. die bij dat helikopter xxx. die. dat is deze. oh, dat is die, ja. nou, neem hem maar effe mee. he? neem hem maar even mee. maar heb je ook wielen dan? heb je wielen ook? ja, deze wel. maar wielen om een andere traktor te maken? nee? we hebben geen losse wielen. dan moet je het met zo'n ding doen. oh. ja, maar dat is weer voor. wat, een? een xxx. met deze. met een laadbak. ja. ja, maar die moet hier achter. ja. nou, dan doen we dat toch? dan kan je die mensen die poppetjes die kunnen best. van een ander merk. maar deez? ja, doe maar. ik hou die vast. ja, hou die maar vast. ja, goed zo. ja. ja. mooi hoor. oh jee, wat xxx. gaat ie weer los. zo. heeeeehhh. pas op! heeeehhh. heehehehehe. oh, kijk nou uit, daar ligt een kind onder de traktor. ligt er een kind onder? ja. oeh. kijk nou. volgens is het Josse. hehehe. he! wat is er? he. ja, dat is een was het een kind er onder, denkt die man. ja, dat dacht ik. ik dacht dat het een kind was. dat geeft niet. dat geeft niet, denkt die man. nee? denkt die man, dat geeft niet? nee. heeaaa! he. heeaaa! heeouah. ja, dat is al mooi zo. |
ah, die traktor is stuk. ja? want de laadbak is. los. nou, dan maak je hem toch weer vast. hee. daar zit xxx. het was een kind eronder, denkt die man weer. ja? ja. daar moet een beestje in. dat mag wel, hoor. een beestje mag wel in de laadbak, ja. he. oh, dat mag wel. kijk, ik heb hier nog iemand. daar liggen er ook nog drie. ja. maar dat. ook nog. wat? oh. dat mag niet van die man. nee? waarom niet? omdat een beestje erin zit. dat mag wel. oh. maar deze niet. oh, die oma mag niet in de laadbak van die man? nee. maar waarom dan niet? omdat het veel te weinig is. oh, is het veel te weinig? wat is veel te weinig dan? dat die beestje erin zit. in de laadbak. hm. maar die oma kan er toch makkelijk bij? maar dat mag niet. maar waar is die man dan? dan wil ik wel even met hem praten. he, hij zit hierin. maar dat mag niet. waar zit ie in? hier, in dit stoeltje. hij zit er helemaal niet in. hij is uitgestapt. nee. ja. is niet uitgestapt. hij is oh, oh ja, ik zie hem al. ja. zeg man, waarom mag die oma er niet bij? dat mag wel van die man. oh. toch. ja. nou. ja, want die oma wil heel graag in de laadbak. ja, nee. in de laadbak. hier, deze man mag ook in de bak. ja? zie je wel, er is ruimte genoeg. ja. ja. nou. die mannen willen ook in de laadbak. want dat mag wel. ja. mag wel. mag wel, ja. want er is ruimte genoeg, toch? ja. goed. zz zet hem erin. welke? die die mannen! allemaal? ja. het zijn toch niet alleen mannen? wel. zijn het alleen mannen? ja. volgens mij niet. wel hoor. nee. geen vrouwen. zijn geen vrouwen, hoor. nee? het zijn mannen. oh, ja? nou. hm. deze? die. die vrouw op die motor? ja. dat is en dat is ook een man. en deze zijn ook ə mannen. is dat een man, dit? nee, dat is een vrouw. oh ja. nou, zie je wel. oh ja, maar die zit niet in de trein, even kijken, hoor. aha. dit. die moet ook even lapen. ja, dat kan je zien, ja. wat is dit? &~ehm Pielowie. wie? Pielowie. dat was mooi een vrouw, hoor. he? dat was een vrouw. nee. wel, man. kijk eens goed naar die oogjes. en naar dat mondje. wat is dit nou? dat is een man. het een vrouw, zie ik. ja, is een vrouw. ja. dat zie ik. en deze? is een Josse. dat was Josse. en die moet ook ja, ook in de laadbak. he, dat is een man. dat is een man, denk ik, ja. dat is de vriend van die vrouw daar. ja. ze hebben namelijk ook ze hebben alletwee zo'n helm op. die gaat. helpen, als die gevallen is. oh ja? ja. |
als die niet mag in de helikopter daar. jaja. die mag niet in de helikopter. nee. hm. maar maar dat mag niet van die helikopterman. nee? nee. maar waarom dan niet? omdat deze gaat helpen bij deze vrouw. oh. ja, hm. die mag niet in de helikopter. die moet die vrouw helpen dus. ja. ja. nou, ok. nou, er zijn er nog een paar die wel in de laadbak willen, hoor. ja, wel. die mag wel. ja, die. he, geloof ik. zo. was dat Ab? ja, dat was geloof ik Ab. of was die andere Ab? ik weet niet. die, die daar. of deze? nee, dat was Ab. Ab? ja he? ja. ja. met die stropdas. met die stropdas. en deze is Josse met een strikje ook. ja. met een strikje. ja. goed. en dit is opa. die mag ook in de laadbak. ok. zo. nou, dan is dit Ruben natuurlijk. ja. en die mag ook in de laadbak. allemaal de beestjes. de beestjes? nee, dat zijn mannen. en? mensen. mannen? mensen. en ook mannen, hoor. ja. deze is een man. en deze is een man. en deze is een man. en deze is een dier. en deze is een man. en deze is ook een man. en deze is een vrouw. en deze ook een man. en deze is ook een oma. ja. ja, heel goed. en dit? is de boer. dat is de boer. waar kan je dat aan zien dan, dat het de boer is? is toch de boer? ja, dat is de boer. maar hoe weet je dat dan, dat dit de boer is. die mag er ook in de bak. ja. maar hoe weet jij nou dat dit de boer is? dat ie in de traktor moet. oh. dat mag. maar dan moet ie eerst met de laadbak gaan. ja. van dat mag van die traktor met de man erin. ja. he. wie is dat dan? he? wie is dat? Ruben. dit is een meisje, deze. ja. is een meisje. he. en wie is dat? he. he. is dat Jacqueline? nee. nee? wie is Jacqueline dan? dat is een leidster. een leidster. zo. ah, van de nu zijn ze allemaal in. oh ja. nu moet nog een helikopter. moet nog een meisje. dat mag wel. ja, dat mag wel. zo. nou. dan moet je wel voorzichtig rijden, he, toch? oh. ja, met allemaal van die mensen. ja. hm. anders. ja. nee, dit is zo. zo. hm. en dan gaan ze allemaal rijden met de traktor. met die mannen. ja, nou dat gaat prima zo. dag mensen. dag. brrrrr. het handige met die laadbak is dat je hem zo. omhoog kan zetten met de klep open. oja. xxx. brrrr. en waar gaan ze heen? naar het vliegveld. naar het vliegveld. want wat gaan ze doen dan, op het vliegveld? ja. dan gaat het deurtje open. en dan kan de mensen uitstappen. ja. is er een mens uitgestapt. ja, is er een uitgestapt? ja. |
oh ja, ik zie het, ja. die, wat ging die doen? ging die hierzo. oh. boem. valt ie helemaal van zijn kop af. xxx. hoofd. hoofd. deze mensen heeft ook een hoofd. ja. oh. oh, daar gaat Rubenetje. kijk nou. gaat huilen. ja, gaat ie huilen? ja, kijk eens. oh, nou, dan moet Ab even gauw komen om te troosten, natuurlijk. oh, Ruben, wat is er aan de hand. huh. jeetje, ben je gevallen? kom maar gauw mee. was je uit de deur gevallen? ja, ik was uit de deur gevallen. oh nee, Ruben kan nog niet zo goed praten. oh. nou, kom maar op mijn arm zitten. nee, dat kan niet. nee, dat merk ik ook. nou, Ruben, ga dan maar gewoon staan. xxx ga je xxx. heheheheee. oh. oh, val ik ook. och jeetje, wie moet er nu komen om Ab te troosten. Hanneke. ja, dat dacht ik ook. nou. nee, Josse. oh, Josse. is Hanneke er eigenlijk wel bij? he, ja. waar dan? hier. dat is Ab. dat is Hanneke. nee. dat is een jongetje. nee, dat is geen jongetje. volgens mij wel. nee, is een meisje. nee. is wel een meisje. ah, wel nee. ah, wel nee. wel. wel nee. eh, wel. nee, dat zie ik zo. zie ik zo. nee. wel. nee. nou, waar is Hanneke. ik zie er, volgens mij. ja, ik zie haar ook. en waar is die dan? nou, zoek maar even. eerst. in hier. nee. dat is een meisje. is een kleintje. ik ben toch groot. eh. ja, kijk eens. dit is bruin haar. die heeft bruin haar, net als jij. nou. kijk eens. nou, het is toch ietsje anders, volgens mij, hoor. ohohhh. oh, pippie, ah, pippippie, oh pippippie. nou, we hebben het nog niet helemaal opgelost. deze moet maar op het boegbeeld van de traktor. ja. nee, dat kan niet. want mag dat niet, zo, hier? nee, dat kan niet. nee? heeee. kijk eens, wie is dit? dan gaan ze met de trak xxx. xxx. ja. dat zijn de traktors. dat zijn de traktors, ja. mooi. mogen we erdoor, zegt de mannen. ja, ga maar, hoor, toe maar. rrrrr. waar wil ik eruit stappen? oh. hehehe. oh, er is er geloof ik iemand eronder. nee, geloof ik. jeetje. jo. ja. nee, geloof je? nou, ik geloof van wel. er ligt iemand onder de voorwielen van de traktor. ja. oh, ik ga hem eruit halen. ja. leeft ie nog? oh, gelukkig maar. wie was dat nou? dat is een mannetje, geloof ik. die onder de traktor, geloof ik. hm, hm. maar nou is er geen mens onder de traktor. nee. oh, ik val ook onder een traktor. och jeetje, nog eentje onder de traktor. nou, dat is niet te best. onder een motor. onder de motor, ja. moet ie niet naar het ziekenhuis? wel. ja. wat heeft ie dan? hij heeft pijn aan zijn hoofd. ja, nou, breng hem maar naar het ziekenhuis dan. |
vertel maar in het ziekenhuis wat er gebeurd is. titatita. ja, hier is het ziekenhuis, zo. nee, hier. hier? ja. ok. daar moet ie ook. ja. zo. nou, vertel maar wat er gebeurd is. want in het ziekenhuis willen ze altijd weten wat er aan de hand is. wat is er aan de hand met die meneer? deze. ja. weet ik niet. maar die was onder een motor gevallen. onder de motor van de traktor. ja. nou, kom maar even mee dan. en wat is er nog meer gebeurd? iemand xxx erin. kijk, hier is de deurtje open. ah ja. zo. ligt ie nu in het ziekenhuis? nee, deze is het ziekenhuis. oh, en wat moet ie hier dan in doen? hier was het ziekenhuis. en dan doet ie het dicht. ja, deur dicht, zo. dan moeten mensen erin. slapen. ik val ook. ik val ook. och jeetje, nog eentje. nou, die moet ook naar het ziekenhuis, denk ik, toch? nee xxx. die is nou aan het zitten. is ie nou aan het zitten? ja. is die niet gewond? nee. nou, gelukkig maar dan. en nou valt ie eruit. en nou ik ben niet meer ziek. oh, gelukkig. wat is er nou, zegt die man. ja, zegt ie dat? ja. hm. en wat wat is er nou? en wat was er nou? wat was er aan de hand met die man? oh oh. dat is ook heel onhandig. ja. xxx moet daar wieletjes onder zetten. moet ik hier wieletjes onder zetten? ja. een ziekenhuis op wieletjes? nee, auto met wieletjes. ja, maar, dat. nee dat is een auto. nee, dit was toch het ziekenhuis? nee. wel. nee. we zitten hier in het ziekenhuis. nee. ik dacht het wel. is een kasteel, geloof ik. oh ja, dat kan ook. maar daarnet lag er nog een zieke man hier. ja, maar die is er toch al weer uit. oh. goed. deze is het. deze. ja, maar oh, val ik weer. ach jee. wat is er met jou aan de hand? ik wil even xxx. in het ziekenhuis. zo. ja. nee, dat is een kasteel. in het kasteel? ja. ok. in het kasteel. ga maar even zitten in het kasteel. waar heb je pijn, mannetje? nee, hij heeft niet meer pijn. oh, heeft ie geen pijn meer? nou. ah. daar komt die vader en moeder. ja? ja. die gaan op bezoek, in het kasteel? ja? dat zijn de papa en mama. oh, van die man in het kasteel? ja. nou, en wat zeggen ze tegen die man in het kasteel dan? oh, nou valt die opa. dat is een papa die opa heette. ja, dat is zijn dit is. de papa van deze man. ja. en dat is een mama van die man. jaja. nou, hier hebben we nog een paar. oh. oh jee. valt ie ook al weer. zo. hee, hallo. hallo. hallo. kijk. oh jee. kijk, Ruben is er ook. ja, die > die slaapt daar. hierop. klein kamertje. ja. ja. |
zie je wel? ja, dat is van zichzelf. dat is van zichzelf, ja. en kijk, wie komt hier nou de hoek om? dat is Josse. ja, en wat zegt die nou weer? hallo kasteel. hallo kasteel, mag ik binnenkomen? ja hoor. ah. oeh. hm, en moet je kijken. wie is dit? is een meisje die aangelopen komt. oh ja? ja. en hoe heet dat meisje? Charlotte. Charlotte. ok, en wat zei Charlotte? hallo. hallo. ehm, nou, hebben we hier nog iemand. xxx. dat is &~ehm een jongetje. dat is een jongetje. ja, met Ab. met Ab. ja. maar wie wie was dit dan? &~ehm, Hanneke. dit is Hanneke. weet je dat zeker? nee, is een jongetje. ja, is ook een jongetje, ja. nou, ga jij maar even hier in het hoekje zitten, zo, of staan. nou. nee hij moet zitten. want want deze zit. ja. oh ja, nou ok, goed. iiii, daar komt nog iemand aan. hm. dat is een mannetje. ja. hier komt nog iemand. ja. mag ik binnenko:men? ja, kom maar binnen, hoor. oh nee, daar staat iemand. nah, dan vraag je toch of die effe opzij wil gaan? opzij. nee, vragen. maar dat kan niet. nee, maar jawel, je kan het toch gewoon vragen? je moet niet gewoon zeggen opzij. je moet het gewoon vragen of ie opzij wil gaan. toch? opzij. nee, vraag het gewoon. wat is er? wil je erdoor? ja. moet er door. nou, ga ik wel even opzij, zo. kan je er zo in? ja. ok. en dan kun je weer staan. ja. oh, nu val ik. ah gossie. en nou gaat ie weer staan. ja. gelukkig maar. oh. oh jee. hij valt bijna weer. ja. nou, en toen? kwam er een giraf aan de poort. ja. wat zei de giraf? hallo, mag ik erdoor? ja, hoor. ga ik er ook bij. ja. nou valt Josse. och jeetje, daar valt Josse. nou, Josse. oh, en dan valt Ab. het wordt ook wel vol in het kasteel. maar goed, dat geeft niet. als we allemaal opzij gaan, kunnen we er wel in. zo ja. Jos, nou. nou wil er nog iemand. mama wil er iemand in. maar mama wil daarin. ja? ja. van die mannetje, weet je wel? oh ja. was dit de mama van het mannetje? nee. nee? maar die wil er ook in. maar dat mag. zo meteen komt nog iemand in. ja? en dat dat is de voer:man. die is de zeehondjes vv voeren daar. oh, die. ja, met die petje. met dat petje, ja. dat is de voerman van de zeehondjes. ja. eheh. nou, ok. maar die komt zo meteen. ja. is daar nog wel plaats voor? ja. ja? nee. of moeten we het kasteel een beetje groter maken? ja. dan doen we dat toch. maken we gewoon een kamertje bij. kijk, zo. dat ja? ja, wacht effe. wordt ie zo vast, hm. dat wordt een zijkamertje zeker? ja, dit wordt een zijkamertje. dat is heel duidelijk. |
dat is heel duidelijk. ja, dat is gewoon duidelijk. ehm. hebben we deze nog nodig? ja, is een hek, he? ja. ja, ]> want dan kan er niemand meer door. zo. nou, of eentje tegelijk. want anders w komen ze met zijn twintigen tegelijk binnen. maar dat moet hier op deze daar zijkantje staan. oh, dat is ook een goed idee, ja. ja, zo is het eigenlijk een meer een traphekje geworden. ja, zo. oh, dat kan ook, ja. kijk, zetten we dat hier, zo. kijk. zo. en dat kan niet xxx. wacht. als er iemand weg zijn, dan kan er nog iemand in. ja, maar we maken het nu groter. dus ik denk dat er nog wel ruimte is voor voor meer, hoor. denk je niet? ja, voor die mannen die die in die traktor zitten. ja, want willen die ook in het kasteel? ja. nou, haal ze maar dan. zo zo zo zo. oh, oh, nu valt ie. jeetje. kijk eens, daar heb ik hem. kijk nou. nou kom ik. ja. nou ben ik er. ja. daar ben ik ook. ja. nou, zie je? kijk, en dan kunnen we nou wil er nog iemand in. oh ja, wie dan? oma en die beestje. oma en het beestje? ja. dat is als Beauty and the Beast. maar nu. oma en het beest. wat? nou is het hekje dicht. oh jeetje. gauw het hekje weer open. zo. nou het hekje dicht. ja. ja, goed. zo. zo. nou wil die boer in. oh jeetje. nou is de deur. open, zo. ja. zo. ok, ja, goed. ja, nou. er ligt daar nog eentje. he? die ligt daar nog in zijn eentje op zijn zij, zo. daar, die. heeft die een ongeluk gehad of zo? ja. die was, geloof ik, hieronder. hm. maar die was gelukkig zitten. maar die was in zijn eentje. oh. xxx. tsssst. tsssst. dan gaat de deur open, zo. we moeten hier ook een deurtje maken. he? we moeten hier ook een deurtje maken. dan kan je hier makkelijker naar binnen. zo ook is de deur dicht. ja. kijk, dan kom je hier zo binnen, zo. dan moet je hier achter het hekje wachten. of zullen we het hekje hier maken, zo? kan ook. nee, nee. nee. oh. zo kan het niet. sorry. gaat zelf. en zo zo moet er iemand er door. zo dan, jaja. ja. nou. kom ik hier zo aangelopen. ja maar, maar dat moet over het hekje heen, zo. oh, je moet over en dan gaat de deur open. oh, dus ik moet niet hier hier zo naar binnen? moet dat moet niet? nee. ik moet hier over? en dan dat gaat verkeerd. wat gaat verkeerd? dat dat ie op ə zo gaat. maar dat kan niet. oh, dus dit gaat niet goed zo? nee. oh, ik moet hier overheen springen. ja. maar ik ben te oud. het lukt me niet. wel hoor. nee. oh wie. oh, toch, ja. zo. ja. nou kan ik daarbinnen. |
ja. nou, nee, dan is het goed, ok. waar is de voerman? he. he. die is denk ik &~ehm bij de beestjes. bij de beestjes? waar is de voerman? hier. want de zeeleeuwen die hebben honger. hoor maar, oeoe. en dan willen ze voer. willen ze wat eten die zeeleeuwen eigenlijk? vis. ja, nou. maar die vis en die schep is weg. ja? maar waar is die dan? ja. de schep heb ik hier al. ja, precies. dat zullen we wel eens even oplossen. en hier is de kruiwagen. kruiwagen. nou. dan kan ie zo erin. dan kan je he, gelukkig maar. ehk. want die zeeleeuwen die hebben echt honger, hoor. zo, bij, zo. ja, xxx, ja. hier heb je nog twee poppetjes,. ah goed. goed. en hier, aha, kijk eens. wie is dat? dat is Charlotte. en Jacqueline. en waar is Charlotte nou? Charlotte nou? ik weet het niet. nah, die wachten ook totdat ze er in kunnen. ik denk dat we weer moeten uitbreiden, hoor, trouwens. dat kruiwagen aan. dat zie ik zo al aankomen. hier komt de vis aan. zo. kijk eens. ah, eindelijk, eten. ik dacht dat we nooit wat zouden krijgen. zo. zie je? zo, daar leg ik het schepje even neer. ja, doe maar. eens. ik heb het warm. heb je het warm? ja. is toch niet warm? jawel. ik heb het wel warm. trrrr. zo. he! dat is een bloem daar? wat? wel onze bloem. oh, onze bloem. plant. en daar is nog een onze bloem. wij hebben twee bomen. ja. bloemen. ja, ik zie het, zeg. boom. tak. ja. twee takken. nou. oh. bomen. dat zegt hij. het zijn bomen. bloemen en bomen. en jij: takken. takken hebben wij. nee, die ene is een het zijn allebei boompjes. oh, die een is een elsekatje. elsekatje. en die andere weet ik niet. dat is een paasboom. oh ja. je weet wel. paasboom? nee. ach, dat weet jij natuurlijk niet. nee, is een feestboom voor Ab. een feestboom voor Ab. waarom weet ik dat nou weer natuurlijk niet? dat dat kan je toch niet herkennen zo, qua leek. als het een beetje blaadjes heeft dan ik weet al xxx niet meer hoe dat ding heet. hm. maar ik maak nog een dingetje bij hier. nee, datte ik raak niks kwijt. nee? nee. oh, gelukkig maar. he. kijk. kijk wat ik hier nou heb. kijken. kijk eens. oh, wat is autootje. een autootje. ja, die moet daar. hm. gauw hierin, zo gauw ah tatataa. taataataatatata. hier komt de xxx. nee, jij xxx. kijk, ik heb hier ook een poort gemaakt. he? ik heb hier ook een poort gemaakt. oh, dat is goed. ja, gelukkig maar. ho, ik maak hier een een poortje voor de stenen. o ja? ja. oh, nou, goed. voor de kasteel. kijk, een klokketoren, kijk. zie je? hm, ja. hoe laat is het nou op de klok? tien over tien, he? ja. ja. ja. het is tien over tien. tien over tien. |
ja. nou, en toen, wie kwam er toen ineens binnen? de krokodil! oh, jee, schrok niet iedereen heel erg? nee. nee, waarom niet? omdatte dat er veel mensen inzitten. ja? ja. en dan zijn ze niet bang voor de krokodil? nee. was het geen gevaarlijke krokodil dan? nee. nee? he? nou. ik heb nog een. nog twee. nog een. wie kwam daar ineens binnen? he, wie kwam daar ineens binnen? een aapje. och jeetje, een aapje. he, aapje, kom je er ook bij? ja. oh, gezellig. nou heb ik het weer. nou kom ik nog ə nou xxx. nou komt een eendje daar. ja? ja. oh, wie kwam er nou ineens weer binnen? een eendje. he, eendje. kom je erbij? ja. gezellig. het is wel druk, he? ja. nou. he. ik heb nog een xxx. ik heb een vis. ja. xxx vis. ik heb hier een xxx. oeh. haha. oh. wat is dat nou? een vis. hoe kwam het daar nou ineens weer binnen? en een vis. tjeetje. goh. xxx nog. kijk eens. en wat is dat? ook een jongetje. ook een jongetje. kijk. xxx vis. ik heb twee koffers hier gezien. ja, van wie zijn die? eh, van hm. nou, wie is zijn koffers kwijt? nee, die dat xxx. xxx ehm. geloof ik. eheheh. ja? maar die is xxx. oh, die? die man is zijn koffers kwijt. kijk, hier heb ik nog wat vis voor de zeeleeuwen, zie je? ja. hierzo. dat zijn twee vissen. ja. kunnen ze hier gaan eten, zo. die zeeleeuw staat een beetje in de weg, vind ik eigenlijk. he. ja, lukt het? ik kan niet erbinnen. nou, dan moet je effe vragen of die vis opzij wil gaan. ga jij even opzij? zo, zo, zo, ja, ok. en Ruben die ligt maar te slapen, zie je dat? ja. ja. nou, hij ligt wel goed zo. en wie kwam er toen binnen? xxx. o jee. schrok niet iedereen zich een hoedje? zijn ze wel gewend. als je een krokodil hebt, en zeeleeuwen en apen, nou. het paradijs. ja. dan kijk je niet op, hoor, van een ijsbeer. als ik wie komt daar eens binnen? daar eens binnen? ja? een meisje aangelopen. en daar kwam een meisje aangelopen? ja. xxx. he. kijk daar. komt daar? dat is? Charlotte! is dat Charlotte? ja. jee, die is oud geworden, zeg. ja, die is helemaal grijs, zie je dat? ja. jeetje, die Charlotte, zeg. wie heeft zijn koffers kwijt? ja. xxx. nou, ga dat maar eens uitzoeken, wie zijn koffers kwijt is. ehm, deze. ja? ja. oh. deze heeft zijn koffers kwijt. oh, nou, dan zal ie nu wel blij zijn dat ie ze weer gevonden heeft, he? ik wil ook naar binnen met mijn koffers. nou, wacht effe, dan lopen wij wel effe door. zo, effe gezellig met de krokodil praten. oh. ik ga er hier uit. ga jij er daar uit? ja. waarom? omdat het koffers zijn. oh, omdat het koffers zijn. ok. yes. |
deze, dat is een propeller, die hier moet. ja, dat is van de helikopter, he? ja. ja. he. xxx. ai, nou valt ie van de helikopter. zo, het is wel druk, he? nou, deze is van de vliegtuig. waar is die vliegtuig? waar is het vliegtuig? daar. oh ja? daar, is het vliegtuig. oh ja. lalalala. lalalala. moet ie eronder? dat kan je toch zelf? oh. lukt het niet? nee. oh, boem. oh. he. nou, komt ie an, hoor. rrrrrrr. gaat ie vallen weer, hoor ja? als tie hier staat. ja, echt waar? jaja. nou, dan gaan we niet hier staan. rrrrrrr. zo. daar moet een mannetje, geloof ik, in. ja? ja. nou, dan doen we dat toch? oh. een piloot? he? een piloot? moet er een piloot in? he? moet er een piloot in? he? ja, he? moet er een piloot in, in het vliegtuig? ja. ja? hier. tititi, effe kijken, hoor. wat zullen we nu doen? zullen we met de autos spelen? op de grond. ja. naast de baby. naast Sarahs baby. Sarah heeft een baby, kijk mooi in een wiegje, van Sinterklaas, he, Saar. wacht even, hoor. ik ga even een pilsje dr bij nemen. daar heb ik wel zin in. dr is geen pilsje. neem de wijn. ja, neem ik een beetje wijn. dat is lekker. neemt mamma lekker een beetje wijn. en jij lus niet wijn! nou, een beetje lust ik wel. xxx een beetje. zo. ja. omruilen. zo. kan omruilen. wat omruilen? daar. omdraaien. omdraais. kijk, tot vijf uur mag je. dan moet ik eten koken. wat is die? dat kan ik ook. dat kan ik het is zes december. gisteren hebben dit is vogeltje. dat is een vogeltje. wat hebben jullie gisteren allemaal gekregen van Sinterklaas? um een step. een step ja. ja. Sinterklaas hep ə niet vergeten. heeft de Sinterklaas het niet vergeten? nee. o! en die die welə vergeten. die, daar. daar locomotief. daar! daar locomotief, he. ja. daar moet die locomotief. ah, allemaal moet uitə doen, he. ja. wat moet er allemaal uit? die. die ook moet uit. en ook het ook paard, ja. nogə nog eentje! die hoort ook daar. dit. nee, die hoort daar niet. nee! welke hoort daar dan? even kijken hoor, um. um. die misschien. die! daar hoort. die hoort daar. die daar hoort. die hoort daar, ja. xxx. um, jij moet helpen gaan. o ja, ik moet helpen. even kijken, hoor. nou moet ik even helpen. ja. wat moet ik nou even doen? die die moet daar. nee! nee! hier hoort iets met een ketting. wat zit er aan de ketting vast? een karretje of zo. zie jij een karretje? ik zie niet karretje. ik zie wel een karretje. ik zie ook een kalletje. moet ook oranje stuk zijn. een oranje stuk moet het zijn. een oranje stuk. ja. ja. die hoort ook daar. ja. die hoort ook daar. nou dat zie je goed. |
zo! goed zo! hij heb met een voet hij heb ook nog schoet. hij heeft ook een schoen, he. ja, en ik ook. ja. en die? die hoort ook daar. goed zo! kijk, je kunt ook zien aan de kleuren waar ze horen. dit is oranje, een beetje. dat is wat is dat voor een kleur? um um, blauw. nee, geel. geel. en hier wordt het oranje en dan gaan we wat gaan we dan krijgen? ik denk, uh goens. groen misschien, of niet. groen. nee, dit is groen. nee, paars, krijgen we. paars. dit is paars. nee, dat is wat voor kleur is dat? een beetje blauw, he. blauw groen. beetje blauw. blauw groen. nee, blauw wordt die niet. paars! zoek eens paars op. we hebben hier nog meer stukken, hoor. ik zit ook op nog een paar stukken. van Mickey Mouse. ja, van de Mickey Mouse, de puzzel. die is van Mickey Mouse puzzel. ja. die is ook van vliegtuig. die is van het vliegtuig. ja, de rest is “van het vliegtuig”. eerst krijg je nog een stukje boot. zou die daar passen, denk je? ja! ja! dit is een boot, he. en dan een stukje vliegtuig. nou, ga maar zoeken. zal ik ze allemaal netjes zo leggen. heb je een beetje slaap? ga maar een stuk vliegtuig zoeken, he. die! o ja! ik zie het ook. ja. dat is van het vliegtuig. ja. die is van het vliegtuig. vind je nog randje? vind je nog randje? nee. dit is dat is wat is dat nou? ik ga een kringetje maken, he. dit is een kringetje. een stukje vliegtuig? waar is het stukje vliegtuig? stukje staart van het vliegtuig. die misschien? nee. nee. dit is de auto. ja, maar het stukje staart van het vliegtuig, hier. ja. die die van de auto. van van dit ook daar! en dit ook daar. ja. dit ook daar. die hoort ook daar. dit is een kringetje. dit is een kringetje ja. ja. dit. die hoort niet daar. nee, die hoort niet daar, dat denk ik ook niet. daar. geel. want er hoort niet een stukje paars aan die auto, rare. wat hoort hier nou? ga eens zoeken. nee! nee. daar! nee, die kan ook niet daar, kijk maar. o ja, die hoort daar. ja. het paard moet daar aan. ja! ja, wel, he. ja, het paard hoort daar aan. heel goed. ik ga die samen xxx. ja. o ja! oh, hondje! nou waar is het hoofd van het hondje nou? waar is de kop van het hondje? nee, dit is een, uh dit is Knabbel, de eekhoorn. eenhooa. ja. xxx van een eenhooa. van de “eenhooa ” ja. hier, kijk eens, daar. mam, die. eenhoow, ja. hoort die hier aan? ja, je hebt gelijk. zo. daar hoort die. die hoort daar. daar, heb je gelijk in. het is een mooie puzzel, he. ja, puzzel. en die? en die hebben we nog. die hebben we ook nog. die hebben we nog. |
die hebben we ook nog, die hebben we nog. ja, goed zo. Knabbels handje. en de eekhoorn zijn handje. nou de neus van het vliegtuig nog. dit is een vliegtuig, he. ja. dit is een vliegtuig. ja, nou die. nou die nog. die nog. die nog. zo. nog moet ik nog een kring maken, he. ja, nou moet je nog een kring maken. nou kun je de kring gaan sluiten zo. o jee, zal mamma hier de kring sluiten. jij daar. o jee. o jee. o jee. zit je goed? zo. kan nu in. dan kun jij in de kring gaan staan, he. ja. open maken. open maken. ga je hem nou kapot maken weer? ja, jij ook kapot maken. hij is mooi he. even maken. xxx. xxx bij mamma. moet doen bij mamma. jij moet even maken. kringetje is kapot. is ie kapot? geef maar. kan je niet zelf maken. kan het wel zelf. ja, zou ik ook denken. zo. wat een mooie puzzel! wat ga je nou pakken? moet de baby wegbrengen. och, ga je de baby even wegbrengen. je stond op mijn hand. wat gebeurt er allemaal? o, daar valt je step. de step hoort ook niet in het huis, he. de step moet je buiten mee spelen. wacht even hoor. ik ga even helpen. voordat de vloer helemaal nou nou! die die hoort wel in de huis. nou, wat wou je nog? de volgende puzzel? ja, nog een puzzel. deze. xxx. zo. kom je niet even bij mamma zitten? nee. o, zit mamma hier helemaal alleen. neem het kassaatje maar mee. kom je? ik ga mee! xxx. nee. help jij niet mee. xxx mee. xxx mee gedraagt. mamma maken. oei, die die moet andersom, he. zo. van de beer oor. van de beer dr oor. een oor van de beer ja. en het andere oor van de beer. die? ja, het zijn ook allemaal beestjes, he. heb je dat gezien? ja. zo. beestjes. ditə zijn ook beestjes. ja. dit is een slang, he. dat is een slang ja. dit moet daar. waar moet dat? daar. ja, goed zo Saar. die hoort daar! ja, die hoort daar! ja. toch? een beetje draaien. nee, een beetje draaien. die hoort daar wel, hoor. nee, niet zoveel draaien. nee, zo klein beetje draaien, zo. zo. ja! zie je. en nog die. ja. nee, je kent hem al Saar. dat is gemeen. je hebt hem gisteren gekregen. en hij is hartstikke moeilijk. nee. is hij niet moeilijk? nee. nee. en nog een meisje. ja, nou wordt het een beetje moeilijker. nee. nee. die heb ik op grond gelegd, hier. andersom misschien. zo? ja, zo. ja. nee, nog meer draaien. nog verder. zo zo. even even neerleggen. o, moet je hem even op je schoot leggen, ja. je moet maar een beetje doen of die moeilijk is, he. nee, niet meer. ja, was goed. was goed, toch. nee. jawel. maar hier zijn pootje. die. hier zijn pootje. kijk maar, daar zijn pootje. |
hier. ja. goed zo. die heb. ja, die hoort daar. even even wachten. even wachten. even. die hoort daar. je kan ze allemaal al. zo. ja, nou heb je hem helemaal af. wat goed zeg. en wat voor een beestjes zijn het allemaal niet? een slang en zo. en een beetje een olifant. nee, dat is niet een olifant. het zijn zomaar fantasiebeestjes, he. ja. ik ga nog een keertje maken. ik ga nog een keertje maken. die hoort daar bij de oren. nee. zo? andere kant, andere oor. dat oor. ja, zo. dat oor, he. ja. dat oor. xxx. o nee, ik dacht er nog meer lag, maar zo, hier liggen ze allemaal. xxx. als ik nou even niet kijk, dan kan je hem maken. dan heb je hem al gemaakt, denk ik. nee. nee? ik ga even rijst op zetten, Saar. is dat goed? ik ben zo terug. ja. eet maar lekker door. ik eet niet lekker door. nee? ik ga niet lekker door. even kijken. ik wil niet even kookt. ik wil even uitdoen. en mij met kringetjes maak. ja? die hebben we ook thuis thuis. nou ga jij meehelpen, he. ja, nou ga ik even meehelpen. ik kom er aan. nou ga jij helpen, he. ja, nou kom ik meehelpen. ja. xxx. nou ga jij meehelpen, he. wat moet ik doen, dan? even meehelpen. kan jij het niet alleen? ja. je hebt hem toch al bijna af? nog twee stukjes. even daar. nou drie stukjes. daar nog een stukje. ja, niet helpen. ik ben klaar. jij jij jouwe ook. alletwee vasthouden. andersom! draaien! zo. zo! zo, alle twee vasthouden. goed zo. en toen? he, staartje, paardestaartje. nog een nog een doen, puzzelen. nog een. ik wil brengen. wat ga je nou doen. ? yyy. ja. ja. kan al doen, he. yyy. wat ga je nou doen daar? xxx. niet eten, he. nee. mag niet eten, he. nee. dat dat dat is klei. dat is klei, ja. o, Saar. kom nou maar hier, want dat is Laura's winkeltje en dan wordt Laura heel boos. zo. ga nou maar eens even daar zitten. ga maar in je boek kijken. je hebt ook nog een mooi boek gekregen. ga maar even kijken. zal mamma dit even heel even wegleggen voordat, uh. Laura weer boos wordt. zo. nou, goed. zo. kom op. o, wat een mooi boek, zeg! kunnen we even even hier inkijken. kom je? ik wil op jij schoot. hier! zeg het eens even gewoon. ik wil op jij schoot. o, je wilt op schoot, ik wil op jij schoot ik wil op jij schoot. nou, ga maar eens kijken. De kleine bever. jij mag op mijn schoot. mag ik op jouw schoot? nee, dat gaat niet. zo. ga maar vanavond gaan we wel voorlezen, nu nog niet. nu evenə baby wegbrengen. noet jij even de baby wegbrengen? ja. nee, xxx. voorzichtig hoor, dat je niet op je vloerpluzzel trapt stapt. nee, domme vloerplussel. |
dit is niet niet sl vloerpuzzel. dit niet, nee. die. dit is een gewone puzzel en dat is een vloerpuzzel. kun je alleen op de vloer maken. de tafel is zo klein. te klein, denk ik. je kunt die ook op de grote tafel bij mamma maken, ja. dit dit is ə grote tafel. ja, daar kun je hem ook op maken, hoor. even moet deze wegbrengen. yyy. ga je nou de hele tijd met je wieg lopen slepen? even de baby halen, even de baby wegbrengen. o! zo. dan gaat mamma even kijken of de rijst ik ga even de rijst op zetten. ik kom eraan zo. baby moet even op mijn grond. baby moet op mijn grond, even. hij heb helemaal plastic. ja, baby heb. ja. hij kan wel goed zitten. hij slaapt toch. “slaapt ie toch”? babytje. ja. en paard slaapt ook toch. ja? ja, is hier slapen. zo zo. heb jij centjes van mamma gepakt? nee. nee, echt niet? nee. o. je mag niet aan mijn, uh, spulletjes komen, hoor. goed? zo. jij mag xxx pug puzzel. jij mag. ga je de baby voorlezen? ik ga niet “voorlezen”. nee? ik ga voorlezen. ga maar voorlezen. ga maar voorlezen. bever. een bever. een bever van de nee. o ja, o, nou, sorry sorry. van bever. van bever. van bever. ja. niet van bever. hem niet bever. hem niet bever. o, wat is ze mooi, de pop! heb niet bever. wie zijn die andere beesten? wat is dat? dat is een moerer. een? dat is moerer. een moerer? ja. een moeder. ja. o, en dat is het kindje. ja. ja. o, sorry sorry ik ben bang dat het boek zo kapot gaat, maar het zal wel meevallen. eendje zit in de water. ja, het eendje zit in het water ja. nou, wat zie je nog meer? een een, uh dat is ə eendje. dat is een vogel, he. ja, een eend. een vogel! en dit is een otter. dat is schildpad. heel goed, Saar. dat is niet een otter. ja, dat is wel een otter. nee. ja. dat is bever. nee, dat is de bever, hier. dit is otter. ja. dit is niet de otter. nee, wat is dat dan? dat is otter. nee, dat is een schildpad. dat dat is een vogel. ja, dat is een vogel, een eend. dat is een vogel. wat zit je nou te doen? wat ben je aan het doen? nou, afgelopen. afgelopen. afgelopen! gaan ikga baby wegbrengen. o, ga je de baby wegbrengen? het is maar goed, dat die binnenkort op je eigen kamer staat, dat wiegje. jij gaat die opeten, he. jij gaat die opeten. mamma hoeft niet. ik bewaar hem. mag ik hem bewaren ook? ja. ja. ja. okee, dan bewaar ik hem. ikmoet even in zakje doen. ga je het even in een zakje doen? ja. en dan jij. doen. ik heb. zakje. ik heb een zakje. “ik heb een zakje” ja. ik heb een zak voor jou. |
ja. zo. ja. moet so, he. nee, deze kant moet die open. die kant moet ie. ja. nou doe je het in het zakje. ja. ah, lekker een pepernoot. nou mag ik het zakje hebben? of niet? dank je wel, Sarah. xxx. doe ik hem dicht. niet open. nee, he. xxx. niet. van mij. is die van jou? en ik dacht dat ik hem gekregen had van jou. die is van Laura. die van jou. o ja. ikga efe voor jou bewaren. o ja, ga je die voor mij bewaren? jij bent baby. ben ik een baby? ja. nou, ik ga even kijken naar het eten. mag ik even naar het eten kijken? ga jij doorpraten? ga maar praten. ga maar een verhaaltje vertellen tegen de microfoon. ga daar maar een verhaaltje in vertellen. miekə. ja? ga ik even miekə. dat is niet telefoon. nee, dat is geen telefoon, nee. nee. een microfoon. “micro telefoon ”. een microfoon. dit is ook telefoon. ja. niet. nee! dat is xxx. dat is? hij is toch nog. de pan? ja? pan. ik ruik wat. wat ruik je dan? ik ruik creme. ruik je creme? ja. o. je moet zeggen “mamma, ik zit aan je creme”. mamma, ik zat even aan je creme. voor je lippen is dat. ja. nee, niet voor je kin, voor je lippen. xxx lippen mee. niet op je kin, joh, rare. niet op je kin. krijg ik een kusje van je? nee, niet kusje xxx. krijg ik een knuffel van je? nee. nee. mmm, ah oeh, lekkere knuffel. kijk eens naar de lucht, buiten. kijk eens naar de lucht buiten. zie je hoe mooi? wat voor kleur is de lucht daar? ah. wat voor kleur het? is rood. rood, he, ja. rood. rood. prachtige kleur. oh, mooi. is niet rood. nee, die kant is niet rood. alleen die kant is rood. nee, die kant is niet rood. nee. die kant is rood. die kant is wel rood, ja. jij mag niet spelen. moet ik jou dragen? jij, ja. nou, kom maar. jij dansen xxx. o, dansen. we gaan dansen. Sarah wil dansen. oeh, word ik wel duizelig. word je ook duizelig? oeh. yyy. oeh! oeh. nog een keer dansen? o, wat kan jij goed dansen, Saar. dat is dat is “draaien”. is dat draaien? is dat geen dansen? nee. nee, jij moet ook draaien. ik ga draaien. ik ga draaien. zo. mamma mag ik nou draait ie. draait wat draait nu? de kamer draait, he. alles draait, hu. he. kijken. yyy. ah! dan wordt je duizelig. dan val je. zo. dese xxx. ikwə omə omə. zet hem maar hier aan de zijkant neer. kom maar. zet de microfoon maar even hier neer. zo. zo. we zetten hem hier neer. ikwil mieke. luister naar mieke. luister mieke. naar “mieke luisteren”? mieke niet miek. ikwil niet draaien. zullen we dat maar eens opruimen? nee. dan moet je dr niet op gaan staan. dan gaat ie kapot. o. |
dat doosje is van mamma. kom maar. zet mamma even weg. zo. , he. dan dit dr uit pop. dan dit dr uit? ja. dat is pappa. pappa. daar komt pappa, kijk maar. daar komt pappa! pappie! ik ga effe deur open. zo. zullen we die maar dicht uit doen dan? okee lisanne begin maar. um het meisje loopt op de stoep. ja. ze ze ziet een uh ijs uh vrouw. vraagt een ijsje aan de mevrouw uh. en dan &~hee heeft ze een ijsje gekregen. en. en dan um ze op de stoep. en dan valt ze. ja. en dan huilt ze. prima. hartstikke goed. dan gaan we door met het tweede verhaaltje. een jongen en een meisje &~z &~lo lopen op het uh strand. ja. meisje is met een uh uh kasteel aan het bouwen. ja. en die jongen is aan het vissen. en die jongen wil een emmer pakken van het meisje. ja. en daarna zijn ze aan het vechten. en de jongen heeft loopt dan weg met de emmer. want die jongen heeft hem. en dat meisje die gaat er achteraan. en daarna &~g is die aan het vissen. en de emmer staat bij hem. en het meisje huilt. goed zo. nummer drie. jongen en een man. het meisje en een jongen en vader gaan uh voetballen. en dat meisje die heeft die bal. ze is aan het schoppen. en toen toen komt de hond aan. en die um wil xxx. ja. het meisje die heeft een bot in dur handen en loopt kijkt er naar. en dan ligt er ligt een bot in de kamer. en de hond uh of uh de hond heeft um de bot gekregen. en dan. hij is de bot aan het begraven onder het zand. en daarna ligt ie daar op. ja. nummer vier. een meisje. loopt op de stoep. en opeens zij ziet daar een man met ballonnen. en um en de. xxx vraagt ze dur een. en an krijgt ze dur een. en dan loopt ze met de ballon. en dan &~val struikelt ze over een tak wortel van de boom heen. en dan is de ballon weg. en dan huiltr ze. ja. okee. verhaal nummer vijf. een jongen gaat voetballen. en die man staat daar. xxx die en de man is nou op de bank krant aan het lezen. en de jongen schopt de bal. en dan dan um wil die de krant afpakken van de meneer. en de meneer wordt. boos. en ze trekken samen. en dan heeft de jongen de krant. en. en dan um rent de meneer er achternaar. en dan heeft de meneer hem. weer. en de meneer. zit op de bank weer de krant te lezen. en het jongetje huilt. ja. en het laatste. nummer zes. um kindje en de moeder zitten op debank. en de moeder is een boek voor aan het lezen. en kindje heeft een wol xxx. en de poes die en dan ligt het op de grond. |
en de poes die is dur mee aan het spelen. en dan geeft um uh &~gee &~mee &~ga geeft het meisje um een vis um. die uh xxx de poes kijkt ernaar. en dan legt ze hem op de grond neer. en dan eet de poes hem op. en dan ligt de poes zo te slapen. okee. prima. okee lisanne begin maar. het jongetje zit op een krukje. en in een potje is een kikker. en de hond um kijkt um zo door het gat van de. pot. ja. het jongetje slaapt nu. en de hond ligt um op op dekbed. en en de kikker die is dur al uit uit het potje proberen te gaan. ja. dan worden ze wakker. en dan um kijken ze. en dan is kikker er uit. dan zijn ze aan het zoeken. en de hond zit met zun hoofd in de pot. vast. en um dan maken ze het raam open. en dan gilt het jongetje. en de hond kijkt. en de hond valt dan. en um uh het jongetje kijkt nog naar de hond. en de dan staat de jongen beneden. en en die um en dan kijkt die heeft de hond vast. en de hond likt dan bij het jongetje. het jongetje is weer aan het roepen. en de hond uh die zit daar &~zi &~zi. de hond uh staat. en dan dan ziet ie een bijen uh nest. en het jongetje kijkt in een hol van een uh rat. ja. en uh dan um staat de hondje weer tegen de boom. en dan komt er rat dur uit. en dan uh houdt uh de jongen zun handen voor zun neus. en dan uh de bijennest is gevallen. en dan komen alle bijen dur uit. en uh dan het jongetje is aan het kijken in de boom waar een gat is. ja. dan gaan de bijen uh hond achternaar. en de uil ook. die die staat daar. daar uh vanuit de boom. en de uil uh die vliegt weg. en het jongetje staat op de steen. en en xxx is dat de uil weer. in een boom. en en de jongetje staat nou op de hoogste steen. en die roept weer. en dan um ziet ziet die een hert. en en dan um zit ie daar op. en de hert rent weg achter het hondje aan. en dan vallen ze van een uh rots af. ja. dat is goed. en dan vallen ze in een &~pl plas. het hondje die um die zit dan op het hoofd van het jongetje. en dan het jongetje die zit nog steeds in de plas. het hondje is uh door het water aan het zwemmen naar het jongetje. want die zit nou aan de kant tegen een boom aan. en uh en hij uh doet zun vinger voor zun um mond. en dan kijken ze achter een uh boom. en dan en het hondje die staat er dur op. en dan zien ze. twee kikkers. |
uh en dan komen opeens de kleine dur aan. um dan um gaat het jongetje zwaaien. het jongetje zwaait met zun hand naar de kikkers. en. en de hond die die blaft. en de kikker kijken allemaal. en een kikker zit nog achter de boom. okee. dat was het. prima. begin maar. &~ma een meisje loopt naar naar een een ijskraam. en dan krijgt ze een ijsje. en dan gaat ze het likken. en dan valt ze. en dan gaat ze huilen. ja heel goed. doe maar de volgende. een meisje en een jongen zijn op het strand. het meisje gaat een kasteel maken en die jongen gaat vissen. nu krijgen het meisje en de jongen ruzie &~wa want ze vechten om de emmer. nu krijgt de jongen de emmer en gaat het meisje achter hem aan. nu gaat het meisje huilen en de jongen gaat weer vissen. een jongen en een meisje en vader die staan op het grasveld. nu gaat het meisje achter de bal rennen. en de hond gaat ook achter de bal rennen. nu nu nu gaat het meisje een bot aan de hond geven. de hond gaat graven. &~d &~ga gaat de bot graven. nu gaat de hond slapen onder een boom. een meisje gaat lopen. ze ze loopt naar een man &~me die ballonnen verkoopt. het meisje krijgt van de man een ballon. het meisje gaat met de ballon weglopen. maar het meisje valt en de ballon vliegt weg. nu gaat het meisje huilen. een man en een jongen die lopen. de man gaat op het bankie zitten en leest de krant. die jongen schopt de bal. die jongen wil de krant van de man hebben. en nu gaat ie het afpakken van de man. en nu holt de jongen weg met de krant. en en de man gaat achter hem aan hollen. nu de man de krant. en en de jongen gaat huilen. mamma en en een meisje. &~s de mamma is het meisje aan het voorlezen. het meisje gaat met wol spelen. de poes komt want die vindt het leuk met wol. en nu krijgt de poes van het meisje een lekkere vis. nu de poes de vis bijna op. en nu heeft de vis het op en gaat slapen. ja heel goed. nou deze is een beetje anders? er zitten een paar plaatjes. leeg. die hebben ze nog niet ingevuld. nou moet je eens heel goed hiernaar kijken. wat ze hier aan het doen zijn ja? en naar dit plaatje. en wat denk je dan dat hier gebeurd is? dat ze hier weggaan. en hier gaan ze naar school. en hier komen ze weer terug en dan is ie hier gesmolten. zullen we eens kijken of het klopt? en?. beetje anders dan je zei? maar hij is wel gesmolten. dat klopt wel. nou dit is de laatste. wil je die ook nog vertellen? ja. okee. twee jongens gaan een bal maken. en nu maken ze een sneeuwpop. |
en nu komt de zon en die sneeuwpop staat alleen. die sneeuwpop smelt langzaam. nu is de &~sjn sneeuwpop bijna gesmolten. en nu is ie helemaal gesmolten. Robbie en zijn hond hebben een kikker gevangen. Robbie en zijn hond gaan slapen. de kikker wil ontsnappen. en als Robbie de volgende dag wakker wordt is de kikker verdwenen. maar Robbie kijkt in in de laars en zijn hond kijkt in in een bak. en nu kan de bak niet meer van zijn hoofd. en kijken uit het raam. nu valt de hond uit het raam en Robbie kijkt. en nu gaat de hond hem likken maar Robbie heeft laarzen aan en is boos. nu gaan ze de kikker roepen. en en zijn hond ruikt iets. ze ze zien een bijenkorf en Robbie kijkt in een gat en de hond wil de bijenkorf happen. maar Robbie wordt &~geg &~o &~s in zijn neus gehapt door een dier. en zijn hond zit aan de boom te schudden. de bijenkorf valt en de bijen komen dur uit. de hond staat nog aan de boom. en de bijen komen op hem af. en Robbie zit in een boom. en &~ro Robbie valt door een uil. en en zijn hond wordt achterna gezeten door bijen. hij wordt een beetje geslagen door de uil. en nu gaat Robbie op een berg staan en en ziet takken en kijkt en kijk hij roept. maar het is geen takken maar een hert. Robbie valt op hem. nu rent de de &~bo hert weg. en Robbie valt en zijn hond ook. nu vallen ze in de vijver. maar ze horen iets. en Robbie zegt tegen zun hond je moet stil zijn. ze kijken dur over. en en de hond ook. ze zitten te kijken want daar zien ze de kikkers. en ze hebben kleintjes. en nu mag Robbie een kleintje hebben. ja goed zo. die is hard. die is hard. &~n &~n die is hard. o is hard bij de bank. wat is er hard? dit. die. o! dat is hard ja:. daar was voeten tegen daar was Peter tegenaan. was jij daar tegenaan:? &~tun &~tunwə toen was Peter. daar bij de hard geloopt. had je hard gelopen? en zo toen was ie tegen daar. toen was ie daar aan. toen was je &~te tegen de bank aangelopen. jeetje! en deed het pijn? deed het zeer? toen toen kwam papa kusje geven. o:. en toen was het weer over gelukkig. dat is Peters poesje. waar? die &~wo die is boven. is je poesje boven? tractor. tractor. de tractor. de tractor. heb jij een tractor? ja maar hier heb je ook nog een jeep. een landrover. hoe heet deze? die is blauw. hm? die is blauw ja:. open. waar zit wat zit daarin? daar gaat vinger warm maken daar gaat vinger de tractor maken. o daar gaan de vingers de tractor maken. is dit ook een tractor dan? is is dit ook een tractor? ik dacht dat het een auto was. |
auto. ja. &~t die kan open. ja. daar zit de motor in he. die &~ka dit is de motor. kan vinger vastmaken. kunnen de vingers kunnen de vingers jouw. auto maken? tractor bedoel ik. zo. is ie weer gemaakt? kan ie weer rijden? is weer leeg. o. &~isə hij is los. is ie los? maak hem gauw vast. xxx wat in. vinger doet wat in. vinger doet nog een hij blijft even open. hij moet even open blijven. nu dicht. dicht. en hij kan nu rijden. zit er nog genoeg benzine in? nee. vinger gaat even &~fə maken. helemaal leeg. dat moet vinger. even maken. gaat even maken. vinger gaat even maken. de tractor. vinger gaat even dat met de xxx. met de xxx. vinger onder zetten. daar was ook &~ə tractor. waar was ook een tractor? heb jij toch een nog een tractor gezien? toen mocht Peter niet mee rijden. die daar mocht kindje wel mee rijden. kinderen mogen wel met de tractor. ja? Peter met die tractor &~tys gaat vinger even maken. ja. even maken. wat is er stuk? die vinger ging even maken. was ie stuk? &~tys ging vinger even maken. nou &~k kan ie weer rijden he. &~də de wielen draaien. ja. de wielen draaien. als de wielen niet meer draaien. dan rijdt ie niet meer. vinger gaat maken. de vinger komt. wat ligt hier op het dak? die zit op de dak. die zit op het dak ja. wat is dat? die zo op de dak. dat is een reservewiel he. dit. reservewiel. nu kan ie weer rijen. nu kan ie weer rijen ja. hij piept. behoorlijk ja. &~m: &~məniə toen was de brandweerauto. ja? die had lampen aan. had ie de lampen aan? &~tuʔn toen was de de ambulance. toen was ambulance. &~anton wat? toen was ambulance. o. toen kwam ambulanceauto aan. o: ome Hans zijn auto aan. die was aan rijen. die was aan het rijden ja. Peter heeft ook ambulanceauto. ambulanceauto! o nou snap ik het. juist. ambulanceauto. die had zijn lampen aan. en ook zijn sirene. of niet? nee. nee? had ie die niet aan? &~təpo: de brandweerauto wel. o de brandweerauto. en reden ze heel hard? nee. reden ze niet hard. ze reden niet hard. niet zo hard van. grote lampen aan. toeters. nee?. toen kwam ie langs. kwamen ze langs. &~t toen ging Peter even &~fə op mama. ging even op mama. o ging je even op mama. toen kwam ie langs. bij Peter. bij Peter. ja. de brandweerauto kwam bij Peter. hij en de zwaailichten aan. de lampen aan. en was er dan ergens een brand? brandweerauto. brandweerauto. en deze auto ambulanceauto. ja? jij hebt ook een ambulanceauto. waar is de ambulanceauto. daar. weet je nog dat je zwarte rook gezien had Peter? o jee. dus er was echt brand? ja. hij is echt brand. hij zit je echt dingen te vertellen die ie gezien heeft he. ja ja ja ja. |
nou gaat ie zijn ambulanceauto halen denk ik. aha:. er is hier schuin tegenover in de Maatschapslaan daar is een oud schoolgebouw uh voor de helft afgebrand. o ja. en er was dus hier voor de Provincialeweg uh diverse brandweerautos. uhhuh. er zit hier ook een aansluiting van uh van een kraan. ja. dus er kwam het een en ander heel dichtbij langs. en toen wilde ie inderdaad even bij mij op de arm. ja. we stonden in de voortuin. dus dat klopt. dat begreep ik ja. &~d daar staat de ambulanceauto. en nou. vertelde ie twee dingen in feite door elkaar. want toen in Zeeland daar is de ambulanceauto. toen we aankwamen de eerste dag. met lampen. aan. toen passeerde ons. een een ambulance. ja. met inderdaad alleen de zwaailampen aan en niet de sirene. o juist. en toen even later toen werden we aan de kant van de weg geschoven. zo. en toen kwamen er ook een paar brandweerautos langs. er was ergens een ongeluk gebeurd een eindje voor ons uit. o ja. dit is de ambulance. en die kwamen natuurlijk heel dicht langs de auto. ja. dus. hij had je inderdaad twee dingen te vertellen die ie meegemaakt had. alleen een beetje door elkaar. goh. toevallig. twee maal een brandweerauto. ja. twee keer een brandweerauto. de ambulance. xxx ambulanceauto xxx aan. en hij is van de eerste brandweerauto is ie hier toch best wel. een poosje mee bezig geweest hoor. ja. ambulance. ik heb daarom een uh nou dat lijkt me ook nogal indrukwekkend. precies. de ambulanceauto. ik heb toen. maar een klein brandweerautootje voor hem gekocht. en toen heeft ie het. dagenlang na zitten spelen. o ja! ja. ambulanceauto. dat is je ambulanceauto he. ja. hier is je bal. saai he dat ik hem teruggeef. met &~f &~ʔm dit is niet de bedoeling. niet de bedoeling. zwaailamp. is aan:. een zwaailamp ja. een zwaailamp. o. die is aan. is die aan? en en. wie ligt wie zit er in de ambulanceauto? &~m: mannetje. mannetje. een mannetje? &~tə die zit erin. en er ligt ook nog iemand in. daar. ja. wie is dat dan? &~ko een dokter. die komt &~ə weer. daar komt ie weer. komt van stoepje af. gaat ie van het stoepje af? ja. met allemaal visjes. ja. er zitten visjes in de vijver. ik weet het nog van de vorige keer. die heen? dat is eigenlijk een tuin he. in &~ə schuur. in de schuur. vinger lopen. de vinger loopt. de vinger loopt ja. naar ambulanceauto. naar de ambulanceauto. vingers pakken de ambulanceauto. en nou gaat de ambulanceauto weer rijden. met de zwaailamp. &~də dat is ook zwaailamp. ja. en de: de bestuurder die heeft een mooie uh pet op. af dat stoepje af. van het stoepje af. o kijk dan. hier was een ongeluk gebeurd. botsing. boem. uhoh. daar moet de ambulanceauto bij komen hoor. de ambulanceauto moet daarheen. ja. ga er maar even naartoe. kijken of er iets gebeurd is. ambulance meenemen. |
zwaailichten aan. &~tut uh sirene aan. o de ambulanceauto had ook een ongeluk. dat is lastig. moet er nog iemand naar het ziekenhuis? even kijken wat erin zit. o maar er zit niemand in deze auto. ik pak de ambulanceauto weer. o pak je hem weer. die moet er weer in. hoepsa. nu gaat. vinger ging nog van het stoepje af. vinger &~iwi: is weer op de stoepje. is het weer op het stoepje? in pas op. voor de visjes. vinger zit &~ə nog op. &~n nou is de zwaailamp weer aan. nu gaat de zwaailamp weer aan. ja. is de zwaailamp is de zwaailamp nou. aan. nu zegt zwaailamp. nu &~s ja? zegt ie nu? eraf. vinger gaat er weer op. vinger zit &~ə. weer op. daar staat. iemand. daar staat ligt iemand ja. moet je in een stoeltje zetten. zo. nou kijkt ie. nou kijkt ie. het is een kinderstoel he. met een klein tafeltje daar. daar kan mannetje daar kan &~inad iemand eten. daar kan iemand eten ja. net zo 'nn soort stoel als Peter heeft. die daar staat. de hoge. nou gaan ze rijden. met zwaailamp. &~nə dat is de auto. die heeft ook zwaailamp. heeft die ook een zwaailamp? de auto die heeft ook &~ə zwaailamp. hoepla. daar zit mannetje in. zit een mannetje in. maar er ligt nou niemand meer achterin. er zit geen patient meer in. met zwaailamp. daar staat zwaailamp. zwaailamp. hier. die zegt. zegt de zwaailamp. ja. die gaat rijden. hand moet weer draaien. xxx. met vinger. wat is dat? dit moet stappen. die is aan het stappen. aan het stappen. aan het stappen ja. in. kom maar. pas op. pas op voor &~wd Jiska wil dat ik de bal gooi. ga maar even zitten dan. zit. ga maar even zitten. flauw he. Jiska! zit! potv dat is braaf. van de weeromstuit loopt ze een beetje sloom erachteraan. zitten is zitten. al ben je nog zo leuk aan het spelen. malle druif. ja. gooi hem nog een keer voor de microfoon op de grond. is gezellig. leuk voor Frank straks. o dan doet Peter het wel. o Peter goedzo. Peter kan ook heel goed deuken maken. met zwaailamp. niet aan. www. hoewel het vangt wel lekker op als ie er zo dichtbij staat. uhhuh. dit in huis. in www. zwaailamp. hij vertelde dus net ook een heel &~f verhaal in de &~f in de hij gebruikt dus alsmaar verleden tijden he. ja. is je ook opgevallen dat uh ja ja. dus het is uh het is bijna af. zullen we maar zeggen. samen met mama xxx. hij heeft samengestelde zinnen. verleden tijden. dan valt er niet zo vreselijk veel meer leren. nee precies. voltooid deelwoorden ook. wat zei ie gisteren nou? ja. ik was in de auto geklimd. o ja. ja. of “in auto”. het lidwoord gebruikte ie nog niet. nee. ja. net zei ie ook geloopt. ja. ja. klassiek. ja de basis is er gewoon he. ja. |
nou is het alleen nog de verfijning van de details. en de uitbreiding van de uh woordenschat. ja. inderdaad. qua hola. de hond laat jou even struikelen. en hij stelt nu ook echt bewust vragen. uhhuh. van “wat is dat”. ik geloof dat dat vooral nog gaat om benoemen. ja. om dus uitbreiding van de woordenschat. ja. maar wel echt. hij zegt er ook bij? wat ja. ja: een beetje en uh hoeverre in hoeverre begrijpt ie ook vragen met vraagwoorden? wat en waar en. hoe. uh: ja:. nou hoe is een moeilijke. maar wat bijvoorbeeld. uh: ja. dat begrijpt ie zeker. uh. waar kent ie ook. uhhuh. als je zeg “waar was dat” “waar is dat”. ja. wat is dat. wat is dat? mooi. die zijn mooi. wat is heel mooi? o dat figuurzaagje. ja. ja de groeten. die zijn mooi. ja. maar is niet voor Peter. ah joh. niet in de xxx. wil je een beetje sap? &~m Peter &~ʔm. even met mama rollen. ik wil best even met jou rollen hoor. en Frank. o moet ik ook rollen. ja. en Frank gaat mee. wie. kent ie ook. als vraagwoord. o wie ja. wie. hoe is inderdaad nog een beetje moeilijk. dat uh ja. dat is een gecompliceerd uh. begrip he. ja. dan zetten we die even weg. gaan we even samen rollen. en Frank. ik kom. even mijn koffie opdrinken. Frank komt zometeen. doe het eerst maar even met mama. www. &~pis. www. hm:. Peter. komt ie. wat een hondeleven he. ach. ja. treurig he. zo. ja Jiska je staat in de weg. joh. staat Jiska weer in de weg. hallo! dat is geen rollen. dat is uh gooien. dat is gooien. wat moet ik? rollen? hoep. hoep. goedzo! mooi gegooid. kan jij goed gooien. komt ie. ja dat is een verrassing. precies. goedzo! ja. een koppie he! ja. &~kə: vastklemmen zal niet gaan. tegen de knie aan. ho. hee. wat gebeurt er met je slof? wat doe je nou? je pantoffel is uit. zullen we die eerst eens even aandoen? kom eens hier met je voetje. wat een mooie pantoffels. nou. Peter moet xxx. wat doe je nou:? kneden? wat zit je nou te knipogen? ja:. hij is slinks kijken is dat he. xxx. volgens mij. rolt Jeroen hem ook wel eens met zijn vingers. zo dit. o met een effect. met een effect. en probeert ie dat na te doen. o ja. dat is heel moeilijk. zoiets ja. soms rolt ie dan zo weg. ja. ja. dat doet Peter. even voorbereiden. wat doe je nou? met de handjes. met je handjes. met je handjes ja. ja zo ja. goedzo ja. of mama het ook kan. mama kan het ook. mooi he als ie zo draait. mama kan het ook. ja:. zo draait ie. wat kan er toch veel met een bal he. nou:. dat is ook een gemene. o nee. die ging goed. dat doet Peter. dat doet Peter ja. |
kom je dichterbij zitten? en uh zometeen kan mama er niet meer bij!. nou en? dat straalt ie toch helemaal uit. hoepla. wat zeur je nou. waar gaat die bal naartoe? ho! o mama. xxx de garage hebben. wat zeg je nou? de garage. je garage! o: je garage. zullen we die eens pakken? deze? o:. ja. o met die. leuke mannetjes is dat. precies. die wandelmannetjes. o. wel even een auto onder hoor. kan het schelen joh. ja. boem. hup. weer een hersenschudding. doen we gewoon niet kinderachtig over hoor. xxx op daar knop. daar even op de knop. o even op de knop drukken. en dan kijk eens. nou zit ie erin. dat vind ik wel heel leuk hoor. nu gaat ie even daar. o gaat ie even daar. boem. ja boem. doorheen. door door gaatje. ja door het gaatje zo. zo. naar beneden gekukeld. kloing. daar ligt ie weer. boeing. boem. denk dat dat mannetje wel hoofdpijn krijgt op deze manier. in schuur zit &~ə hoop auto. zitten ze weer in de schuur? is daar de wasstraat? ik geloof het wel he. daar staat xxx. even op lopen. nog in &~ə hoepsa. op de huis. uhhuh. op het dak. waar is wat is dit? de garage. ja. garage ja. daar kan auto daar kan alle autootje in. ja. daar kan alle autootjes in. vinger hier kan ook nog een autootje in. o nee. dan moet de lift naar beneden zo. hoep. hoepla. gaat niet helemaal goed hier. o. ernstige ongelukken. die auto is helemaal gevallen. zie je dat. is de auto halverwege van de lift gevallen? ja. is die auto wel helemaal gevallen. ja. hij was helemaal gevallen. nou kan Peter de auto zien. ja. nou kan je de auto zien ja. ho. moet ie naar beneden? naar beneden? wel. nou kan je zien. nog &~ə kan ie rijen. onder brug door. onder de brug door. in. en daar kwam ineens een hele grote egel aan. o nee. die heeft er niks mee te maken. o dat is een een springauto ineens. de gele auto. onder de brug door. in de garage. net als die. net als die. net als die in &~ə garage. die is ook in &~ə garage. die was ook &~t in &~ə garage. die was ook in de garage. zijn ze nou allemaal in de garage? nou xxx. ja. alledrie. die gaat daar. &~am. nog &~ə niet &~n:. &~ect nu zijn &~ə allebei naast. zijn ze er allemaal naast? naast elkaar? &~tə &~təs dat is een. auto:. ja. het wordt vol daar. vol. o ja. ga maar even tanken. wel het slangetje erin doen he. zo. vol. is ie weer vol? nou kan ie weer rijden. of moet ie nog even centjes betalen? &~ps vinger gaat eerst. &~fen centjes &~pə betalen. vinger gaat even de centjes. betalen. o. gaan de vingers even de centjes betalen. &~nau &~no. nou gaat de auto rijen. nou gaat ie rijden ja. |
die gaat weer &~əs &~n hij gaat &~ə weer in. is de benzine alweer op? hier. moet weer in het gaatje he. vol. vol. o. nou. even betalen. zo. hier. betalen. centjes. heel ver weg. heel: ver weg. en dan komen ze weer terug. weer moet ie weer heel ver weg. onder poortje. ja onder het poortje. op wereldreis. &~twftf deze vinger gaat even. de centjes betalen. die vinger gaat even de. centjes betalen. even de centjes betalen ja. dat gaat vinger even doen. op het dak? die vinger gaat even daar. en die vinger gaat even daar. en en die? en die gaat daar. die vinger gaat. de centjes betalen. kan die vinger centjes betalen? dit. nee. ja. kom maar op met die centjes. ga maar even centjes betalen. zo. nu gaat ie weer rijden. o gaat ie weer rijden. hij gaat even. daar. &~enm:. ging even die ging. hij kan even daar. ja. het slangetje kan naar binnen. en weer achteruit. en weer achteruit ja. en slangetje kan daar. moet er zo weer in. kan zo weer eruit. klein stukje. ja. klein stukje. xxx erin. nu gaat ie nog een keer. nog kom vinger &~ef &~boef nu kan vinger even. met die vinger daar. die vingers zitten daar. die zitten daar. nou gaat die vinger even de centjes betalen. een vinger blijf daar:. een vinger blijft. hier:. een vinger gaat &~s ja:. ze zitten aan mekaar vast he. lastig he. &~he heeft centjes nog betaald? nou gaat die met de auto. die. komt: ie. hier. nou gaat vinger even. &~fəfəfəfə nu gaat ie even daar lopen. gaat ie even daar lopen? vinger even nou komt de vinger op de dak. die komt even &~s: centjes. &~bʔ betalen. een gaat even een gaat in auto zitten. o. gaat in. &~aut in &~ə auto zitten. een een blijft thuis. en een gaat met de auto. een gaat &~ə weer in &~ə schuur. nee. die gaat met &~ə auto. die komt &~ə. de muur in schuur. nou gaat ie. daar lopen. hoepsa. gaat centjes betalen. nu gaat in &~ə auto lopen. hij is aan rijen. nou komt ie even &~s. &~fə even centjes betalen. nou komt ie even centjes betalen. nou komt ie even centjes komt ie even centjes betalen? met &~ə die vinger. met die vinger. &~ənən nou komt ie. met de auto. zo. gaat de auto hier omhoog? hij gaat daarin. o hij gaat daarin. &~təf de vinger. komt even &~təf de vinger nee. nou komt de vinger. &~nəf vast. alweer naar boven. nou komt de &~f: &~m:. hij &~f:. &~fə &~xwə. centjes betaald. kijk eens wie er hier aan komen. de benzine is op. daar moet wat nieuwe benzine bij. ho. nog een moeilijk vak he pompbediende. zo. vol? hij mag weer daar. mag weer daar. ho. hoepsa. wel even centjes betalen. hier. hier heb je centje. pak maar. alsjeblieft. &~n: nou gaat vinger pak vinger gaat van de kassa doen. nou gaat vinger van &~ə kassa doen. |
ja:. de centjes horen in de kassa. in de kassa ja:. dat heef vinger gemaakt. nu gaat vinger. nu weer in &~ə xxx. hoepsa. en hij kom even lopen. die vinger komt even &~fə hij gaat &~ə op de dak. hij is op de dak. ja. hij kan vingers kunnen niet vallen. nee. je vingers kunnen niet vallen. want ze zitten aan Peter vast. nu komt ie. hoepsa. vingers gingen af. ja dat was een sprong zeg. vinger vinger vinger sprong. &~m: vinger vinger &~fwədt sprong. die gingen af. sprong. ja. o. ja. spreekt ie uit als. o ja. &~n: nou kom xxx. even klik instellen. ja. nou nou gaat ie centjes betalen. gaat ie weer centjes betalen? &~di die vinger komt op de dak. die vinger komt op de dak. ja. op de dak. op het dak. vinger mag niet daar. deze vinger ook. ja? oh:. die mocht daar niet. weg. ksjt. stoute vingers. stout. oh: wat een stoute vingers. &~tə die vingers gingen weer in. zijn ze er nou weer in? o o o! oh. wat een stoute vingers. nou niet he. oh! ik zie stoute vingertjes! oh. wat doen die vingertjes? hierin. oh! wat een stoute vingertjes!. die mogen wel. oh. zal ik ze eens komen opeten? nee! o nee?. ja maar ze zijn stout. stoute vingertjes kun je opeten. nee! nee. nee! vingers niet opeten. nee? niet opeten? weer op stoeltje zitten. okee. hap! hola! hola. hola. hola. hap hap hap hap. nee! nee. hap. nee. hap. nee. hap. hap. zitten vinger. &~təfi mogen deze vingers hierop? nee. nee? die vingers. is erop. die vinger is. &~t daar. een twee! een twee! die vinger komt daar. ja. &~fin vinger is daar. o mag niet he. oh:! oh:. gauw even wegsturen. ga jij eens even weg! ga jij eens even weg! eh eh eh! eraf. die mag er even erin. o mag die mag er wel even in. ja. die die mag er maar deze niet he? deze mag er ook in. o. mag nu weer wel. o. ja het mag nu wel he. nou mag vinger niet meer in. o nou niet meer. &~naum nou &~m mag &~də die vinger er weer in. o wat zie ik! oe:! even even. die vinger even. &~fəfə die vinger mag even erin. mag in &~t die vinger gaat zelf even ook &~pə betalen. nou gaat ie die in &~ə auto zitten. &~nu nou gaat ie weer in. nu gaat ie betalen. hier die &~əfə die vinger. &~tə &~ʔə. &~n die is ook heel mooi. is die heel mooi? met beertje. ja. zoek de beer. daar staat de beer. daar staat de beer. dit is winkel. centjes betalen. de vinger. zit daar. de vinger zit erin. o zit ie er weer in? wat stout. dat mocht toch helemaal niet? die mocht &~ə wel. mocht dat wel? die mocht niet. die mocht even erin. die vinger gaat. &~s die &~sə. moet even even &~fəfəfəfəfəs &~fəte. daar staat &~ə nog &~ə beer. |
hier staat nog een beer. ja. die is is een klein beertje. heel klein beertje. die is de. heel klein beertje van heel: klein beertje. dit nog &~ə beer:. dit vind ik wel een moeilijke. zie jij de beer? in de keuken. daar staat beer in &~ə keuken. waar is ie? hij is in &~ə keuken. wijs hem eens aan. daar. die? dat is. daar staat ie. hij zit in het kastje. hij zit in &~ə kastje. ja. kijk maar. want zijn pootjes komen uit komen achter het deurtje vandaan. zie je dat? zijn handje. en zijn voetje. &~tə komt ie even de deurtje opendoen. hij komt even het deurtje opendoen ja. gek he. kan dan kan ie door. ja. dan kan ie erdoor. en wat is hier. &~titoes. die zitten in. ja wat is dat? &~ə die zitten in. een visje. kijk maar. een visje. die vinger gaat &~s zo vinger o zitten die vingers weer in dat verkeerde uh plekje. die vinger mocht even erin plekje. die vinger mocht in plekje. die vinger mocht in die &~m die vinger mocht &~taupə. dat mocht uhhuh. die &~m die vinger mag &~ə in. &~ə die vinger gaat die heeft centjes betaald. heeft ie centjes betaald? gaat even centjes betalen. met die vinger erin. die vinger. in nu nu gaat die met de auto. nu gaat ie met de auto. &~heis: &~heis hij is aan betalen. xxx. ho. Jiska pas op. Jiska maakt de hele garage kapot. doet Jiska nou? moet je zo zachtjes kloppen zo. doet ze er oogjes dicht he. Peter deed ook klop klop klop. klop klop. dat deed Peter Peter deed ook klop klop ja. Peter deed ook klop klop. xxx klop klop op Jiska. ja. zo. Jiska is lief he. he? Jiska is lief he. die vinger gaat centje die vinger gaan cents centjes betalen. die vinger gaan centjes betalen. &~əs die vinger gaat heef die vinger heef de centjes in:. waarin? heeft ie de centjes erin gedaan? daar. hierin? Peter heeft hij heeft daar. hij heeft daarin. hij heeft daarin. hij heeft daar even kijken. heeft de centjes xxx in. ik zie niks. ik zie wel in. ja? zie jij ze er zitten? kijk jij eens dan. zit wat in. zit er wat in? zit xxx zit centjes? daar zat cent &~fin vingertje als jij nou daar de centjes erin doet dan zal ik ze hier even opvangen. nou gaat centjes. pieleliep. hee:. hoep. gebeurt er nou:? wie komt daar aan? vinger. vinger. komt jouw vinger daar ook aan? kijk. ja. daar is ie. die vinger ging &~ə in. vinger ging daar vinger gaat daar ook daar. heen. dat kan vinger ook. ja. hij ging er ook doorheen. of zo. kijk maar. hij zat daarin. hij zit erin. hij zat erin. vinger. even centjes betalen. de vinger gaat even centjes betalen. die vinger is &~də op de dak. daar is ie weer. hij is weg. &~e. hij lig. daar doorheen. daar staat de vinger. |
&~he &~h &~hepu hij moet daar doorheen. door gaatje. moet ie daar doorheen? door het gaatje ja. ja. &~tə dat gaatje. hij kan ook zo:. hij kan ook zo. hij kan van boven naar beneden. hoep. en van. &~dədə van beneden naar boven. poppetje. poppetje. die kunnen. van de glijbaan. ja. doe maar eens. o. van die glijbaan. o. op zo 'nn manier. die vinger gaat eventjes in de. vinger mocht vinger is erin. vinger is erin. mogen ze erin? allebei? boem. Peter gaat daar kijken. zo!. xxx. Peter doen. die vinger gaat centjes zit. centjes daarin. daar zit centjes in. daar zaten centjes in. ja? daar kan vinger &~əfəf vinger die vinger. nou gaat ie in &~ə auto zitten. nou gaat ie rijden. &~hes hij is xxx. achteraan. nu moet die hier was nog de auto. nog een auto. moet ie weg? die was hier hier was nog auto. en de blauwe. de blauwe? waar is de blauwe? waar is de blauwe? o die is hier. &~tə daar zat de blauwe al. daar zat ie al. ja. die komt &~ə ook erdoor. onder: de brug door. hierop. en weer naar beneden. zo. dat was door de bergen. die gaat. &~no nou ga Peter nu gaat Peter duwtje geven. ga je hem een duwtje geven? goed. ho! dat is een hard duwtje zeg. ja. &~iks heb jij ook een brandweer zegt de piano. dat is een mooie brandweerauto. met lampen. met lampen. en hij kan ook nog aha:! hij rijdt uit zichzelf. hij kan &~tə ook. hij gaan weg hij ga niet wegrijden. hij gaat niet wegrijden. &~ʔmtin kan &~tə wegrijen. die die die vinger gaat centjes betalen. &~əs die die deurtje kan open. ja die deurtjes kunnen open. nee dit deurtje niet. deze niet nee. alleen deze. achter maar daar niet. waar niet? hier niet he? en daar ook niet? daar kan auto af. ho. ga niet goed. hij gaat wel. hij gaat &~ə ja. ietsje. zo. hij gaat rijen. hij rijdt vanzelf he. hij gaat niet wegrijden. kan ie ook hierin? maar buiten wel buiten wel buiten rijdt ie wel weg. buiten rijden ze wel weg ja. hier niet he. daar rijd ze niet. dat &~də daar zit de auto. xxx ook niet. daar rijdt de ouwe. &~au ouwe auto ook. waar is de blauwe auto eigenlijk? daar is de blauwe. voor voor Frank. hij sta. in. even o dankjewel. komt de rode auto aan. en de blauwe. die komt in. die komt &~ə toch &~tə en de gele. die komt hoepsa. moet ie daar. moet brandweerauto in. nou gaat ie erin. en dan ie zo. nee. hij &~nə kan niet daar. o. hier. hij wil daar. zo. nou is ie gewassen. nee. ja. dit is de wasstraat. hier. worden de autos gewassen. is daar &~əni hier gaan &~s de autos. &~sə schoonmaken. hier gaan &~u vinger heeft auto helemaal schoongemaakt. nu gaat vinger &~tsoese vinger heeft centjes betaald. nu gaat &~f daar zit centjes in. |
ja? waar? daar. o. daar zit centjes in. daar komt vinger &~iʔ. daar komt vinger voor die vinger. voor die vinger. ja. nu gaat. in. &~ə vinger. heeft auto gewassen. heeft ie de auto gewassen? daar. daar had vinger de auto gewassen. &~nə nou komt de &~fi wat gebeurt daar? de vinger gaat &~ə in. o jee! voorzichtig hoor. dat je niet in het gaatje valt. hier. in &~ə gaatje. in het gaatje. &~fə vinger zit in. ik zie drie vinger in. ja. de ambulanceauto die kan er ook nog wel bij. nee. nee? die ambulanceauto. die kan daarin. die kan daarin. die moet &~ə daarin. die heeft Peter gedaan. en &~t ja. en die kan &~wə. mag die er ook niet bij? die mag er ook niet bij. o. die mag daar. zetten we die even ergens anders neer. ga jij maar weg. &~ambə uh brandweer. zo. wil je soms nog een beetje koffie? als je nog wat hebt lekker. ik heb nog wat ja. boem. xxx. ik had nog geen koffie gehad. ho. hij ging hard. dat ging hard. daar kan Frank bij. ik kan erbij ja. hier is ie. uhoh. uhoh. die moet naar het ziekenhuis hoor. die moet even &~təw die moet die moet daar bij garage. die moet bij &~sik die moet bij garage. moet die bij de garage? o. en nu? wat gaat ie doen? waar gaat ie naartoe?. op Peters been. op Peter zijn been. ach:. o. laat gauw de ambulance komen. hij is gevallen. hij moet daar. o moet ie daar. daar moet ie. hij moet in &~ə auto zitten. hij moet in een auto zitten. waar is zijn auto? daar. hier in de wasmachine staat zijn auto. &~tə daar staat &~ə wasmachine daar staat een wasmachine. is dat een wasmachine? ja. ja. daar zat vinger aan. hoepsa. nu gaat de wasmachine aan. ho. wasmachine is afgelopen. Peter heef de wasmachine weer aangedaan. daar zit de wasmachine. daar staat de wasmachine. ja? is ie aan of uit? hij is aan. hij is aan. ho! hij is weer uit. daar staat de wasmachine. die is weer uit. is ie nou weer uit? daar kan &~ə vinger dat kan niet erin. dus dan kan de auto er ook weer uit? de rooie auto. &~de &~rooie &~auto de rooie auto moet even uit. de wasmachine is aan. o maar als de wasmachine aanstaat. kan de rooie auto nog niet eruit he. de was als de wasmachine. uit is. dan dan mag hij mag even uit. dan mag ie eruit. er weer uit. nou mag ie erin. hij is weer aan. hij mag nou mag. ie eruit. hij komt daar. nou komt ie centjes betalen. o. nou komt ie even daar blijven. is ie weer centjes aan het betalen? hij &~he hij &~hef die vingers gingen in. o gingen die erin. is erin. en uh. nou mag ie en die andere vinger? &~di. &~em een vinger blijf daar. o die andere blijft daar. |
als ie eenmaal een bepaald thema heeft dan laat ie zich daar niet makkelijk vanaf brengen. nee nee. het is inderdaad uh daar kan ie in. daar kan ie in. maar daar niet. maar daar niet? maar daar wel. maar daar wel. ja. &~mə maar daar ook. maar daar kan ie open. Peter kijkt. zit gaatje. ja er zit een gaatje. even kijken. joep. staat &~ə op. gaat &~ə ook in &~ə garage. gaat ie doen. hij kan zichzelf goed bezig houden in ieder geval he. hij kan zichzelf prima bezighouden als dit tenminste representatief is. dit is heel representatief hoor. ja. ja er zijn ook wel eens momenten dat ie wat meer aandacht vraagt. Frank even xxx. met Peter. vooral als ie moe wordt. ja. dan dan heeft ie hulp nodig om zichzelf bezig te houden. maar hij kan zich prima bezig houden. hij kan hij hij gaat. centjes betalen. ja. er moeten nogal wat centjes betaald worden he. hier. hij gaat even &~fə erop. klimmen. deze moet kijken op de dak. komt de vinger op de dak. komt op de dak. die vinger zit in &~ə bak. die die vinger is daar in &~ə xxx. kan vinger. centjes betalen. gaat ie nog meer centjes betalen? wat ie ook regelmatig met een autootje doet. xxx is &~ə daar. is dat ie gaat liggen. een beetje op zijn zijkant. en dan met een handje zo een beetje heen en weer rijden. en dan houdt ie hele verhalen voor zichzelf. ook fluisterend. o ja. en. meer dan de helft versta ik niet hoor. dan ligt ie volgens mij van alles te fantaseren en te bedenken. ja ja. en dat kan ie gerust een half uur achter mekaar doen. dat lijkt lijkt heel waarschijnlijk ja. wat doe je nou? mij vinger. wat doet je vinger? die gaat even centjes betalen. de spaarpot zal wel zo langzamerhand leeg zijn. ja. hij heb centjes even betaald. goedzo. zo hoort dat. centjes betalen. had ie benzine gekocht? doen. ja? Frank moet even kijken. Frank is even koffie aan het drinken. mag jij even een beetje sap drinken. je zal ook wel dorst hebben. dat zijn alletwee. alletwee. alletwee?. lekker?. voorzichtig. dat is van mama. ja hier zit mama. heb je genoeg sap gehad? moet mama even op tafel zetten. doe maar even op tafel. nou staat ie op tafel. de vinger mag er even op. ja hoor. die vinger mag er best even op. &~m &~m die vinger even Frank moet even. kijken. Frank komt. ik zal nog even kijken. zo. daar ben ik weer. deze auto. die die vinger gaat. centjes betalen. alweer! gaat ie alweer centjes betalen. xxx. hij betaalt zich helemaal arm!. dat is een leuke woordspeling he. haha. ik heb hem zelf nu &~pə pas door. gaat ie weer centjes betalen? die vinger zit &~ə ook erin. ja. zitten ze er allemaal weer in. die stoute vingers he. helemaal vol. want kijk maar. dan deden we hem toch zo. |
o wacht xxx. die xxx vinger kan ook erdoor. ja. die kan er ook door. hij ging daar doorheen. ja. kiekeboe. hij kan. daar weer &~ə doorheen. kiekeboe. kiekeboe. daar staat ie. kiekeboe. ja. komen ze allebei van de verschillende kant he. wat doe je? boem! boem. &~tə die vinger kom centjes. betalen. die vinger komt centjes betalen. is die vinger is op de dak. is ie ook op het dak? op de dak. hij is &~ə nu een vinger is &~o ook op de dak. ja ze zijn allemaal op het dak. &~də dan gaat ie centjes betalen. ze staan maar op dat dak in de wind. krijgen het koud. nee. ze krijgen het hartstikke koud. nee. ze willen een jasje aan. ze moeten niet jasje aan. jawel! ze moeten een jasje aan. nee. en ze willen even naar beneden om een kopje koffie te drinken. nee. nee. nee? is dat niet zo? heb ik het weer verkeerd begrepen. hij moet &~ə die moet daar. nee. die vingers die zullen. eeuwig. moeten betalen. ik ben er ook bang voor. ja. die vinger gaat centjes &~bə liedje ook nog? Kinderen voor Kinderen hebben we ook nog, ja. ja? ja. 0die moet je aanzetten. nee, dat kan niet tegelijk. nu hebben we deze aan. 0nou gaan we naar de microfoon toe. waar is nou de koptelefoon gebleven? daar! oja. die grote. kleintje heb ik daar. maar die doet het nou niet hè? maar ik heb geen koptelefoon, zo'n grote. nee. vind je hem wel mooi dan? ja. 0je kan d'r ook door luisteren, hoor. kan je mij ook horen dan? ja. oja. ik kan niks praten! waarom niet? je praat toch goed zo. nee, hoor! ik hoor jou wel! ja? jij hoort jezelf niet goed, denk ik. nee. en wou je nou nog wat Yokidrink? nee. ik ga het bewaren! joh, wat ben jij zuinig hè? voorzichtig voorzichtig. 0dat moet hier laten staan, anders gaat ie kapot. 0dan doen we hem zo omhoog. nou kan je d'rin praten. zie je wel? wat wil je zeggen. tegen de microfoon? ik kan praten. ja! 0ik kan niet praten. ben jij nou het mannetje van de radio? maak jij nou een radioprogramma? nee, niet verder xxx. anders gaat ie kapot. zo. zo laten staan. het is toch dichtbij zo? zo helemaal dichtbij. zie je? ja. ik kan d'r niet in praten. doe maar eens die andere. nou. ja! zit er nou weer een vlieg op? bah! heb jij ook een vlieg op je kamer? nee. gelukkig maar. wat doe je dan als je een vlieg ziet? nou dan gaat ik dan zo mijn schoen aantrekken en dan gaat ik dan zo, pats! ja. ja. vannacht 0heeft een wesp in mijn slaapkamer gezeten. ja? ja. en toen? ja. toen. 0ging ik gauw uit bed. ja. heb jij hem weggejaagd? nee. wie dan? mama? nee. toen was ik naar papa en mama gekomen. oja. 0ik 0heb heel lang geslapen bij papa en mama! ja? ja. |
bij papa en mama heel lang geslapen. hoe lang? hoeveel uur? heel lang. ja. ja. wat is dit? het lijkt wel of je muziek maakt zo, met al die verschillende geluidjes. misschien kan je hiermee, mee, praten in. zal ik het even proberen, zo? doet ie het? nee. 0nou heb jij zelf een microfoon gemaakt hè? ja. ja. 0nou moet je even de radio aanzetten. hij staat aan. ja? ja, hoor. waar dan? daarboven, waar ik net naartoe liep. daar. kijk! je ziet dat rode lampje branden. ja. zie je hem? ja. helemaal daar staat ie. waar is de koptelefoon dan? die ligt daarachter en deze, die van jou, ligt hier. zal ik die eens hier naar toe brengen voor jou? ja. kijken hoor. die kan wel heel ver komen hè? ja, die kan wel heel ver. 0dan kan je toch daar blijven zitten als je dat wil. nee. zo, hier in deze stoel dan. nee. in die. ja, ga maar zitten! kom ik hem brengen. nou dat is chique hoor. een hele grote hè? dit is de grote weer. zo, kijk eens even! ja. zal ik een foto van jou maken? ja. klik, klik. nee. een plastic foto. heb jij een plastic? ja, we hebben een plastic fotoapparaatje. weet je wat we doen? ik maak een echte foto van jou en jij maakt een foto van mij met het andere fototoestel. ja. is dat een goed idee? ja. 0dan ga ik hem pakken voor jou. ga jij maar even aan Alfred vertellen over de microfoon hè? Alfred die snapt het niet hè? nee. nee. jij zorgt wel voor hem hè? Alfred. Alfred. ik ga klikken. ja. Alfred. ik heb de koptelefoon. kijk! 0daar kan je in praten. ja. drinken kan je hieruit. Yoki zit 0er in. ik zal hem naast je zetten. in een stoel. waar moet je dan in kijken? die, ja. ja. daar moet je door kijken. mag. Alfred die hebben? mijne is nog niet klaar. 0ik moet er nog een nieuw rolletje in doen. zit daar al een nieuw rolletje in, in die? ja? oh god, 0nou heeft al die tijd opengestaan. nou doet ie het nooit meer natuurlijk. ik kan hier niet in kijken. nou, door dat glazen ruitje toch? 0ik kan daar niet in kijken. ik kan daar niet zo goed in kijken, hoor! is tie niet schoon? nee! Alfred krijgt de koptelefoon op. ah, dat is leuk. kunnen eendjes het ook goed horen dan? ja. eendjes hebben geen oren. nee. nee. hoe kunnen ze het dan horen? ja, dan moeten ze oren hebben. ja! ik zie helemaal geen oren bij Alfred. nee. ikkes ook niet. je moet een foto van mij maken. ja. hallo, staat ie aan? ik ga Ernst zijn Yoki opdrinken. makkelijk bekertje hè? ik krijg hem niet open, joh. hoe gaat ie nou open? oja. mama ik heb hem al. d'r zitten kleintjes in. kijken of ik nieuwe kan vinden. 0dan mag jij die hebben voor dit fototoestel. nee, hoor. |
d'r zit niks meer in. 0er zit niks meer in, hé. nee? nee. nee, ik heb 0het d'r net uitgehaald. maar die moet niet in die andere fototoestel. ja. ik kan daar niet in kijken goed, zo. alleen maar zo doen. de zon! klik, klik. alle batterijtjes zijn op. dan ga ik even boven zoeken want ik wil toch een foto van jou maken hè? alleen deze zou misschien nog kunnen. is dit een bewaar die maar even in het doosje tot ik hem misschien zo nodig heb. is dit een? ja. gaan even dichtdoen. ik heb er toch twee gevonden. gelukkig hè? is dit een plastic batterijtje? nee, dat is een echte, hoor. ja? ja. is dat een echte? moet je moet maar 0er eens een keer in praten. &~hm ja. 0het lampje brandt alleen maar. ja. wanneer komt ie dan? hij is de hele tijd jou al aan het opnemen, maar dat hoor je verder niet. dat is altijd heel stil, opnemen. ja? ja? ja! ho, 0nou valt ie. hé, als je ja? kan je hierin praten? ja, hoor. ja? jij mag er zoveel in praten als jij wil. oh. 0dan moet ik eerst dit is dit mijn Yoki? ja? is dit aardbeienYoki, hé? ja. 0dat staat op het plaatje, hè, aardbeien. nou doet ie het. nou gaan wij van elkaar een foto maken? ja. 0dan moet je even de koptelefoon opzetten. dat vind ik echt heel mooi. 0dan moet Albert even wachten hè? Alfred. Ik zeg het verkeerd. Albert heet ie niet. zo. ga maar weer in de microfoon praten. 0dan zal ik hier gaan zitten. ha, jij moet lachen. ga maar praten. ja. ja? ja. even aan de kant zetten. zo. 0ik moet je helemaal goed zien. ja. 0dan maak ik er nog eentje. zie je wel? 0dat vind jij leuk hè? maak jij ook een foto van mij, zo, met jouw fototoestel? ja. pak hem maar. 0dan ga we tegelijk een foto maken. pak hem maar. ik kan het. één, twee! ja! ik kan het niet zo goed. je hebt het heel goed gedaan, hoor. ik kan het niet. hè, ik kan het niet. deze is veel te dun, dees. volgens mij is het glaasje waar je door moet kijken een beetje vies hè? ja. heel klein is dit maar, waar je door kan kijken. nou is het goed. kijk nou gaat ie omlaag en dan zie ik jou goed. zie je? mijn oogjes zijn veel te klein. oh! waar moet ie nou in? die kan hier niet echt in hè? nee. nee. kan die d'r echt niet in? nee. maar toch lijkt het of ie open kan. door dit. zie je? dit kan open? hé, mag je de muziek aanzetten? 0dat kan nou niet, want we zijn nou met deze muziek bezig. maar ik wil dat niet. hé, ik wil dat niet. zo. ik wil wat Maike gisteren gedaan heeft? deze muziek niet aanhebben. |
nee, maar die kan je niet horen hè? weet je wat Maike gisteren gedaan heeft? ja? die heeft ja? die heeft Alfred d'r zonneklep opgezet. maar die valt van zijn hoofd af hè? zo zo zwaar. ho! 0daar valt ie. kijk, hij komt even naar jou kijken. die die muziek moet uit. nee, die kan nu niet uit. als het bandje vol is. anders kijken we straks weer of het rode lampje uit is. dat kunnen we doen hè? ja. ja! zeg eens, waar heb jij zin in om 0mee te spelen? of heb jij zin in een boterham van mij? ik heb wel zin in een boterham. en wat wil je erop, hageltjes of pindakaas of gestampte muisjes? ik wil gestampte muisjes. zal ik dat even gaan maken? kom jij met me mee kijken of blijf jij lekker hier spelen? hier spelen. okee. wat ga jij dan doen? nou dan maak ik even een boterham klaar voor jou en voor mij met gestampte muisjes. oja. zo. en dan laat ik dit meneertje hier zitten. hoeveel jaar is Ernst? Ernst is anderhalf jaar, net zo als Alexandra. onee. Alexandra is nu twee hè? ja. Ernst wordt over een paar maanden twee. die is ietsjes later geboren dan Alexandra. hé, wat is dit? hé? hé, wat is dit? hé? hé? wat is dit? die jojo die zit erin vast. 0die moet je losmaken. ah, heel hard drukken. die zit goed vast hè? zo. hij is rood. één boterham of twee? twee. zo, lust jij d'r twee? waar is papa zijn zaak dan? ja? waar dan? waar dan? waar zijn de boterhammen? hier. wat zit hier nou in? nou, kijk maar. heb je twee limonades? en deze ronde dop d'rop. ja. die heeft een ronde dop nou, die siroop. 0dat is ook wel leuk hè? ja. 0dat vind ik ook wel leuk. wat zit hierin, hé? hé, wat zit ook boter. allemaal boter. dat is het botervakje in de koelkast. wat is dit? pap. dit! pap is dat. yoghurt? een soort yoghurt. hé, wat is dit? hé, wat is dit, hé? mayonaise. en dit? nou, kijk. nou moet je de koelkast weer dichtdoen, anders wordt ie heet. 0dan blijft de limonade niet koud. da's ook niet lekker. blijft de limonade koud? ja. ik wil buiten eten. Carl, wil je ook melk? nee, hoor. ik hoef geen melk. ik hoef straks in het zwembad. hè? ik hoef straks in het zwembad. ja. 0dan moeten we alleen even kijken waar we ik wil buiten eten. nee, we eten even hier nog en dan gaan we buiten wel het badje maken. nee, ik ik wil binnen eten. ja ja ja ja. ik ga een boterham eten. moet je eens kijken wat ik gekocht heb. dat zijn hele grote crackers. &~hm? ken jij die? 0het lijkt wel een pannenkoek, zo'n cracker. zie je dat? ik neem ook zo'n grote cracker. |
zullen we die noemen? vind je niet? waar waar is die? heb jij helemaal geen dorst? nee! goh! &~mmm. ik neem melk. smaakt ie goed? ja. jij moet plassen hè? nee, hoor. ik hoef niet te plassen. we zijn vergeten te plassen hè? maar ik kan wel buiten plassen, hoor. net als een hondje zeker. gekkie! maar toen we gaan gewoon zo even naar de wc hè? nee, ik hoef niet te plassen, hoor. ik toen ik eerst thuis was, toen was ik een hondje. toen begon ik te blaffen. toen was het hondje zo buiten aan het plassen. 0we gaan daarover klimmen. in jouw huis moeten geen vliegen komen. nee nee. ik vind ze heel vervelend, die vliegen. ik ook. als ik op de bank zit, dan ga ik ze weg 0dan ga je ze wegjagen. ja. 0dan gaat ik 0ze zo wegslaan. xxx! 0wat zit hier nou in? wat is dat? wat is dat dan? sattan? wat is dat dan? nou? 0dat hoort bij het keukentje hè? xxx dat heb ik ook, keukentje. kijk eens! net zo groot als mijn bord is die. net zo groot als mijn bord. ja! ja. xxx heeft juffrouw Petra ook. ja? een hele grote. dit is maar een stukje d'rvan hè? wat is dat dan voor een instrument? nou. weet jij dat? een fluit! ja. weet je hoe die helemaal heet? een blokfluit. een blokfluit? ja. enne. gaat juf Petra daarop spelen dan voor jullie? wat speelt ze dan? alleen maar fluiten. en moeten jullie zingen? nee. nee? nee. maar je hebt wel veel zingen op school geleerd hè? nee, op de peuterspeelzaal. ja. en en “zal ze leven” ook een keer. lang zal ze leven? ja. wie was ter jarig? Anieke. oh. en toen jij jarig was? nee, ik was niet jarig. toen had ik niet “lang zal ze leven”. nee? ja? ja. hè, wat is dit? dat hoort in dat witte bekertje. da's een ijsje voor in de keuken. voor in het keukentje om mee te spelen. &~hm &~hm. oja. zit daar snoepjes in? nee. wat dan? de telefoon! nee, korreltjes ofzo, Carl. ik weet niet wat erin zit. kijk maar wat erin zit! www. was dat de post? ja. ik hoef dit niet meer. nou 0het hoeft ook niet van mij. leg hem maar hier neer! ik wil d'r suiker op. ja. 0dat zou ik ook doen als ik jou was. maar dan moet je hem eigenlijk alleen op je bordje eten. 0dan moet je even met je bordje hier komen. 0ik 0ga even je bord pakken. die? ja. dan schuiven we die hapjes opzij hè? 0dan kan het ernaast liggen. kom je bord maar brengen. ja. 0dat moet ik even aanpakken. kijk! 0het is hartstikke lekker, hoor. 0je moet die die pakken. die microfoon. die kunnen we niet pakken. die moet omhoog blijven. hier. je kan het beste hier aan het tafeltje komen eten, want anders knoei je zo met de suiker. of aan dat tafeltje. |
zeg maar! waar wil je? deze. 0dat vind je makkelijk hè? 0het is wel lekker, hè zo? 0wat zit hierin? hé, wat zat hierin? da's de deksel. ik wil nog één schepje. de laatste dan. dan moet je verschrikkelijk hard je tanden poetsen hè? ja. hier. doe jij hem d'rop? ho! deze lepel zit eronder. zo. okee. kijk eens! helemaal onder de tafel. oh! 0dan gaan we zo weer het stofzuigertje pakken. 0dan moet jij het stofzuigertje pakken. als we klaar zijn. ja. 0ik komt straks kleine stofzuigertje pakken. oh! is dit een mondharmonika? jij hebt een snor. en ik ook denk ik. hier? waarvan? van de suiker. ja. ik eet dit. goed zo. eet jij zoveel? ja. wat doen die voeten nou met elkaar? wat doen ze dan nou, die voeten van ons? spelletje spelen hè? ja. verstoppertje of krijgertje. ik pak jou en dan pak jij mijn voet. 0dan pak ik jou. is mijn voet niet hard met die schoen? nee. hé, wie is dat? de deur die is open. ja. opengewaaid. d'r is niemand. is tie dichtgewaaid? nee, d'r is niemand, joh. ik heb nog een paar plaatjes die ik jou wou laten zien,. met een verhaaltje. welke? ik zal je ze zo laten zien. waar is de andere xxx? jij wou naar de brommer kijken hè? ja. ik ervan. ah. daar schrik jij toch niet van? ja. jij hebt zelf ook die motor hè? &~hm. die. ja. die heb ik van Maike gekregen. ja. ja. ik hoef die koek niet meer, die pannenkoek. nee. dat had je gezegd. het is geen echte pannenkoek, hoor. het is een cracker. cracker. zal ik hem opeten? ja. ik je moet het zwembadje volmaken. ja. maar ik pak eerst de kaartjes plaatjes. welke? met een verhaaltje d'rop hè? die heb ik ook, hoor. ja. een een een cassettebandje met het strand. ja. die heb je aan Maike gegeven. ja. ja. 0dan ga ik dus met koptelefoon spelen. de microfoon. ik ik heb een blauwe zandbak. ik zal even de plaatjes voor je pakken hè? ja, mag ik ook mee naar boven? ja. je moet zachtjes zijn voor Ernst hè? ja. kom maar! ga je mee? is dit een bloes? ik ga dit meenemen. hier is het donker. beneden is het weer licht. kijk, ik heb de dobbelsteen! kijk! ik heb de dobbelsteen! ja. ik zie het. waar ga je nou zitten? in die stoel? kijk, d'r liggen allemaal gestampte muisjes. ja. ja. eerst leg ik het voor jou neer. kijken. heb je een plaatje? 0die komt zo bij je. wie staat daarop? hé, wie staat daarop? kijk eens wat hier gebeurt. kijk! een poes. ja. ja. en wat nog meer? kijk! daar springt ie 0er af. ja. en dan gaat ie hem opvangen. daar? nee, daar. wat doet ie eerst daar dan? ja, daar gaat ie in de zee! ja. ja. |
daar en daar speelt ie visje! ja, en dan springt ie zo in in de zee! wat een gekkie hè? ja. ja. of is tie gevallen? nee, hoor. 0hij 0is zo in het water geplonst! nou de andere hè? ja. dit zijn vier kaartjes geweest en nou krijg je vijf kaartjes van mij. ik ga dit opeten. is dit eigenlijk geen eten? wat? dit. nee hè? dat is een speelgoedeten. niet echt hè? nee. kijk! 0nou ga ik deze even verzetten zo. nou weer voor je neerleggen. proost! kijk, daar valt ie 0in het water! wat doet ie dan hier? ja, dan gaat de hond lopen. ja. ja. en nu is tie helemaal zwart. oh:. 0hoe komt dat nou? ja. van dees. ja. toen is tie gauw in bad geweest. kijk! ja. daar is tie helemaal wit. en daar? 0daar kijkt ie nu in de spiegel. ja. en dan gaat ie douchen. hoe is ie nou mooi het jongetje? als ie wit is of als ie zwart is? nou, dan is tie vies! nog ééntje. ook zo'n verhaaltje. ja. ja. ja. oh. 0nou moet je eens kijken. kijk eens! hier. kijk eens! een kameel. wat “een kameel”? dat. ja? een poes. ja. en die? een man. wat doen ze dan? nou? 0wat komt ie brengen dan? dit is een de koe. &~hm. is dit een koe? ik denk dat het een schaapje is. of een geitje hè? of is het een jong koetje? als je hier kijkt, zie je dat het een beetje geitachtig is. ik weet niet. hè? wat is dit? wat is dat nou? moet je eens kijken! wat gebeurt daar? nou, heel het water valt om! valt het om? ja. waar is de poes dan gebleven? helemaal in het water daar. ojee. 0dat vindt ie helemaal niet lekker. nee. en daar is de poes. ja. komt ie d'r zelf uit? nee. nee. dan pakt de man 0hem. ja. 0nou is ie gered hè? ja. Alfred J Kwak. kan kan die ook op Alfred J Kwak zijn hoofd? nee hè? nee. 0die is te groot. nee. 0dat is Alfred J Kwak. hé, sneeuw! ja. hé! Alfred Alfred J Kwak, daar heb ik een cd van. ja? ja. wat staat erop dan? Alfred J Kwak ook. en wat gebeurt er dan? ja ja ja. auto gaat daar is een man ziek, hoor. oja? ja. die die zegt je je je moet naar het ziekenhuis. moest Alfred naar het ziekenhuis? nee. de man alleen maar. hoe heet de papa van Alfred dan? die woont ergens. weer telefoon hè? wat is dat? de telefoon. ga jij Alfred maar over over de verhaaltjes vertellen hè? Alfred die wil het ook weten. hij snapt het niet zo goed hè? ja. www. mag ik deze nu vasthouden? mag ik deze vasthouden? ik zal hem even nou, wacht maar! maar ik heb droge handen. ja. ga d'r maar even in praten! ja. vertel mij maar wat dat is! ja. d'r zit niemand op. |
nee, jij zit erop. ja. ja. ja. ja. zal ik hem weer vastzetten? dan gaan we de Nopper maken hè? je moet hem niet vastzetten. anders valt ie. dat kan niet. deze microfoon? ja. maar ik laat hem niet vallen. kom maar! 0dan kan je weer op de bank met de Nopper. ik 0daar moeten we heel voorzichtig mee zijn. maar ik 0daar gaat ie vast. zo. maar ik ik ga d'r al heel voorzichtig mee doen. 0dat doe je ook. maar als tie d'ruit is. 0dat heb je ook heel goed gedaan. maar ik wil hem d'ruit hebben. nee, hij kan d'r niet uitblijven. dat kan niet. maar dat wil ik wel. kom eens even bij mij lekker zitten op de bank! moet je nog uitrusten? nee, hoor. ben je niet moe meer? nee. 0wat had je ver gelopen hè? ja. waarnaartoe? naar nou, naar Robert. ja. ja. en waar woont Robert dan? nou, vlakbij de peuterspeelzaal. ja. hé, wat is dit? oh. wat is dat? oh. nee, hoor. wat is dat? niks. nee. een kruimeltje? ja. ja. een kruimeltje. oja. is dit ook van de Nopper, hé? is dit ook van de Nopper? 0dat is allemaal van de Nopper. is dit ook van de Nopper? ja. ja. andersom. zo ja. nou, dan vergeet je die oogjes nog. die moeten daar, denk ik, bij deze schoen. kijk, daar gaat ie lopen. jij jij moet deze muziek aanzetten. ja, 0dat doe ik ook zo. weet je wat ik even zoek? het boekje wat jij ook hebt over een dagje aan zee. waar heeft Maike dat nou gelaten? zeker boven. kijk! daar gaat ie op jou. kijk! daar gaat oh, ja. ja. kom je even met mij lezen? wat staat hier samen met mij lezen? 0wat staat hier dan in? ik denk dat je die wel kent, die twee. hé, wie zijn dat? Ernie en Bert. Ernie en Bert. en waar wonen Ernie en Bert? nou? bij Sesamstraat. ja. kijk eens wat er gebeurt! auto's. wat een rotzooi! dan wordt Bert boos. ja. ik geloof het ook! ja! wie doet dat? nou, Ernie. Ernie hè? ja. ja. en hier? nou, daar zit Ernie in bad. ja? ja. dan wordt ie heel boos. word jij ook boos als d'r rommel is? niet. niet? nee. nee. wie dan? mama niet ook. nee hè? nee. Bert wel? ja. maar toch is Ernie zijn vriend. ja. kunnen vrienden ook boos zijn op elkaar? ja. ja? was Maike gisteren ook boos op jou? nee, hoor. nee? ja! even hè? ja, want toen had ik 0haar zo op het hout gegooid. ja? ja. toen kwam ze heel hard huilen. ja. toen ging ze gauw naar huis. ja. jij schrikt ook wel eens, hè, van Maike. daar is de bal. ja. ja. 0wat gaat ie nou doen? 0nou wordt ie heel verdrietig. ja. omdat dat water daarop zit. ja. hoe komt dat dan? waar is dat water van? van het bad. goh. |
heeft ie het bad vol laten lopen? ja! goh! waar gaat Bert naar toe? nou. naar de badkamer. ja. 0dan wordt ie heel boos. ik geloof het ook. ja. ja. 0dan komt ie beneden. ja. en dan gaat ie het eendje in de doos doen. ja. in de koffer. in de koffer hè? ja. en daar. ja. wat is dat? een hand! een hand? een handschoen denk ik. zie je? ik denk handschoen. ja. dat is een een honkbalhandschoen. kijk! daar ligt de bal bij. 0dan kan je hem zo goed vangen met die handschoen aan. als ze dan hard gooien, doet het toch niet pijn. dat is handig. ja. en als je het heel met je handen doet? nou, dan kan het wel eens hard zijn. nou, dat wil ik wel. jij wil hem wel gewoon met je handen vangen? ja. ja. hè, moet je eens kijken! wat doet Bert nou? wat doet Ernie daar nou? tranen. nou. 0nou heb jij wel een beetje medelijden met hem hè? ja. ja. waar gaat ie dan naar toe? naar naar Pino. ja! Alexandra zegt mijn piemel ook ook Pino. oja, zegt Alexandra tegen jouw piemel Pino? Pino. oja. waar zitten ze nou in? kan Alexandra goed praten dan? nee. een beetje hè? ze is het aan het leren. ja. en wat doet Ernie nou? in de mand. ja. ja. 0dat moet je alleen met blote voeten doen. ja. dan gaat ie misschien kapot anders hè? ja. maar kan hij daar in slapen dan? nee. nee hè? nee. en Pino ook niet. hé, kijk eens wat Pino wat heeft ie dan? voor haren heeft! het lijkt wel of d'r een plantje op zijn hoofd groeit. het zijn plantjes. ja? ja. gekke Pino. gekke Pino. kijk! ja. daar zit ie in. ja. weer de telefoon, joh. ga jij maar verder lezen. 0dan kom ik weer bij je. www. hé, wie was dat? dat was jouw mama. 0die komt je zo halen. nee. ze gaat nog even boodschappen doen en benzine tanken, dan komt ze jou halen. nee. mama moet mij niet halen. nee? jouw eigen lieve mama? nee, maar wij gaan gewoon nog even verder lezen hè? wij gaan weer Sesamstraatboek lezen. vind je niet? nee. maar Maike moet bij bij Maikes badje spelen. ja. 0dat doen we ook nog. met mij. ja. maar Maike komt misschien nog later thuis hè? Maike gaat ook nog bij d'r oma logeren. ben jij wel eens bij je opa en oma wezen logeren? nee, hoor. nee? nee. slaapt ie daar? Maike. nog even kijken naar het boek. wat gebeurt er nou? donker! donker? ja. hé, daar is het donker! ja. 0nou ligt ie daar te slapen. hij zit te slapen, arme Bert. en wat doet Bert? arme Ernie. ik zei het verkeerd. wat doet Bert dan? nou? kijk eens! 0nou heeft ie hem weer gevonden gelukkig! ja. dan is tie niet meer boos. dan gaat ie lekker in zijn bedje slapen. Ernie ook. |
en en het eendje, die heb ik d'raf gedaan. waar? hier moet ie is dit een verhaaltje? ja. 0dat moet je voorlezen. ik zal 0het lezen. kijk! hier staan de letters. Ernie en Bert zijn goeie vrienden. ze laten elkaar niet in de steek. Bert is netjes en Ernie is ja. klein. ja. maar wat heeft ie nou gedaan? hij heeft rommel gemaakt. ja. dus Bert is wel netjes maar Ernie die is klein. slordig! sloddervos! maar dat geeft niet hè? nee. dat is juist leuk. twee vriendjes. ja. twee vriendjes. zing jij wel eens een liedje voordat je gaat slapen? nee. wanneer dan? bij mama. ja. ja. welk liedje? “slaap kindje slaap”. ja. ik werd niet nat. kan jij ook “slaap kindje slaap” zingen? nee. nee, hoor. welk liedje vind jij dan leuk? ik vind “regent op de brug” leuk. het regent op de brug? www. het regent op de brug en ik word niet nat. nee. nee. je moet die? nee. welke dan? nou, 0die heeft mama thuis. op de plaat. ja. ja. hier. deze moet uit, hé. 0die is nog niet vol. dus, hij mag nog even aanstaan van mij hè? maar dat wil ik nog niet. hé, ik wil dat niet! hé, ik wil dat niet! zoek jij maar een ander boekje uit de boekenkast. ja. ik wil oh, weet je welke leuk is, Carl? die. kijk eens. die is echt heel leuk. ik wil die. dat is een liedjesboek. oja. nou, dan gaat ik maar die pakken. ho! maar die heb ik ook hoor, deze. deze heb ik ook. ja. deze is ook heel mooi. dit is op de boerderij. ja? wat zie je allemaal? 0een traktor. en een auto op het gras. dat kan toch niet! nee! dat kan niet hè? ah, nee. wie mag d'r wel op het gras dan? nou nou nou nou, een vrachtauto. ja. ja. en wat gaat die meneer op de traktor nou doen? ja. die gaat graven. maar traktors gaan altijd het gras maaien. die ook? nee, hoor. wat doet die? ik heb geen traktor. nee. nee. en wat is dit voor een auto? een vrachtauto. ja. een tankauto! tankauto? ja. oja. weet je wat er in die tankauto gaat? ja? melk van de koeien. dan gaat ie het naar de fabriek brengen, de melk. naar de fabriek? ja. waar ze het in de pakken en in de flessen doen. ja. 0dat komt hier in de fabriek. hé, trein! de trein. ja. ja. is Loekie. ja wat is dit? koffie. koffie is dat. koffie voor Loekie. niet aankomen. nee niet aankomen. dertig juli negentientachtig. nee. oh. oh het regent. is donker. zie je wel? donkere wolken. regen. stoppen treintje. in. ja er is een treintje op het bordje he? xxx. van Loekie. xxx koffie. xxx Loekie. ja. xxx. pap voor Thomas. is de pap lekker? niet aankomen. niet aankomen. nee. aankomen. Nina Nina weg? waar is Nina? Nina weg. ja. en en Gerard. |
en Gerard ook weg he? en Gerard. gerard. en Ger maar wat Gerard nou met Nina te maken he? en Milo he is ook op vakantie. Milo. eruit halen. he. eruit halen. heb je niet zo'n trek meer hm? zal Loekie hem maar weghalen? nee. nee. nee. mag je. niet. hebben. he? op appelsap. appelsap. hebben? wil je appelsap hebben? ja? xxx. zal ik wat appelsap voor je halen? xxx. he? xxx. och jij bent nog zo snip hm? xxx. hm. nee. xxx. ja hier komt ie aan. xxx. nog appelsap. ja. xxx. ja daar zijn twee pakken appelsap. kijk uit hij is een beetje koud, he? hij is een beetje koud. kleine slokjes nemen. auw. zo. als je appelsap op hebt, krijg je je drankje. he? wat is er? xxx. geven. ja handje geven zo he? hoesten. he? hoesten. ik versta je niet. hoesten. boter? nee. hoesten. hoesten. hose? hoesten. hoesten. hoesten. hoesten. hoesten. hoesten. hoesten! hoesten. hoesten ja. jij moest erg hoesten vannacht he? zo dat is hoesten ja. xxx. hoesten. Loekie. ja Thomas. xxx. kijk! xxx. xxx. pap vies. is de pap vies? nou dan hoef je hem niet op te eten. het hoeft niet je hebt al op. pap vies. Loekie. xxx. ho. wil. auto geven. hier is een handje he? jij voelt je hog helemaal niet lekker he? Loekie. ja Thomas. lekker &+t. heb. wat? heb. heb. nee. xxx. heb. nee. heb taperecorder kan je niet hebben nee. zal ik jou je drankje geven? ja. ja he? waar staat het drankje? daar. daar ja op de piano he? staan. staan. zal Loekie je helpen? staan. staan? moet het staan? zo. drinken. ja goed opdrinken he? goed opdrinken. niet morsen. ja goedzo. uh. erop. doe het bekertje maar d'r op zo. ja goedzo. hm? xxx. maken? xxx gordijntje. openmaken? gordijntjes openmaken? ja. ja dan wordt het wat lichter he? het is nou wel erg donker. zo nou zijn de gordijntjes open. gordijnen. openmaakt. ja gordijnen opengemaakt he? weer he? ja wat een weer. lelijk weer. donker. waa. xxx. appelsap. schoot zit xxx. op schoot zitten? eerst slab af. Loekie. ja Thomas? xxx. Loekie Thomas. xxx. hebben? hebben? wat wil je hebben? dropje. dropje. wil je een dropje hebben? ja. hoe vraag je dat? xxx. vraag. dropje? ja? Thomas mag een dropje. ja. dan niet. meer. en dan niet meer. hebben? ja zal ik even voor je pakken? ja. ja. hier kijk. hebben? ja. eten. eten. lekker. xxx. kom maar zo hm. zo Thomas lekker geslapen? he beetje beter geworden? zo straks moeten we Mieke bellen dat Thomas niet komt. ja. bal. hebben? bal. hebben? nee de bal ligt nou buiten en het regent. dat kan niet he? xxx. niet doen. oh voorzichtig. kom maar even rustig zitten. nee. nee. nee. niet. doen. nee Thomas ik vind dit niet leuk ga goed zitten! nee. goed zitten anders dan zet ik je op de grond hoor! nee ik vind dat niet leuk. kom goed zitten Thomas! auw. |
goed zitten! lief. ja. eraf. mm? eraf. schoot zitten. xxx. weg. rustig zitten he! zo. mag. hier blijven. he? de bal. hier blijven. wat moet hier blijven? bal. hier blijven. ja de bal blijft hier. straks als het droog is zal ik hem gaan halen. kijk maar wat een lelijk weer het is. leuk. is dat leuk? en waar zijn de poezen he? waar is Roef en waar is Leslie? nee. wat zijn ze aan het doen? wat is Roef aan het doen? wat is Roef aan het doen? nee. xxx. xxx. uh. hebben. nee dat kan je niet hebben. hier wil je dit hebben? ja. wat is dat? voor Loekie. is dat voor Loekie?. rits rits rits rits rits. wat is dat? nee. dat is een ritssluiting. openmaken? zo Thomas weer dicht maken zo. nog keer? nog keer? o. ding maken? xxx maken? nog keer?. vlindertje. he? vlindertje. nou is het een vlindertje geworden he? xxx. nee. wat doet het vlindertje. nee. &+p &+s. is vlindertje lief. is vlindertje lief? dicht maken? zo. vlindertje. dat is een ritssluiting. vlindertje. maken. als je het openmaakt is het een beetje een vlag he? kom maar doe maar zo. vlindertje. vlinder. word. zo. vlindertje. wordt. &+f vlindertje wordt. ja. als je hem open doet wordt het een vlinder hm. &+e:jə. dicht maken? zo nou is weer dicht. vlindertje. vlindertje. vlindertje. ja. vlindertje. ja? nog nog een keer vlindertje? nou maak je weer open he? vlindertje. vlindertje. ja net een vlindertje. ja wat doet het vlindertje? doet dat boeboe? nee. ik dacht dat het zo deed. dat doet toch het vlindertje he? Loekie. lief. appelsap? appelsap. wil je nog wat appelsap? ja. zeg is appelsap? Loek. mag appelsap? appelsap? ja. even op je stoel zitten he? goed zitten Thomas. xxx. hier. xxx. zo. zo wat zullen we doen vandaag? plakken. ja we gaan straks foto's inplakken he? Loekie. tellen. he? Loekie tellen? Loekie tellen? moet Loekie tellen? ja. wat is tellen? dicht maken? straks gaan we verder met foto's inplakken he? mag Thomas kijken. weer dicht. zo nou is ie weer open. nee. xxx. nee niet in de appelsap doen! oh bah nou wordt het nat. ja dat mag niet Thomas. nee dat mag niet hoor. zo dat is vies bah. zo en ik moet eigenlijk je haren wassen. xxx. Thomas zal ik je haar gaan wassen? pit. he? pit. pit. zit geen pit in. oh d'r zit een klein draadje in. nee weg. draadje weg. draadje weg ja. xxx. drinken ja. op. nou is het op zo. Thomas, zal ik je haar gaan wassen? nee. je haar is heel vuil! nee. ding. maken? die maken? vlinder. vlinder. vlinder. vlinder. plakken. ga je een vlinder plakken? gaat Thomas mee? nee. gaat Thomas meehelpen met plakken? he ook wat lijm en een boekje. xxx. bah. bah. he? xxx. goed zitten he. Thomas moet jij niet potje zitten? xxx. ja. zal ik het potje even halen? niet slaan he dat is helemaal niet nodig. aaien. |
aaien. zo aaien. oh aanstellen he ho. pukkeltje. oh heb je een pukkeltje? nou dat valt wel mee hoor. zo. Loekie. ja Thomas. Loekie. xxx. xxx. nou ga jij nou maar het potje zitten. leuk. is dat leuk? hee. vertel jij maar eens een beetje wat je ziet. dat vind ik eigenlijk veel leuker. wat zie jij eigenlijk? of zie jij eigenlijk niks? ja. ja. nou. ik zal vertellen wat ik zie. ik zie een meneertje. dat gaat picknicken. het heeft een lakentje neergelegd in de zon. met allemaal lekkere hapjes erop. en hij wil net een hapje nemen. als zijn hondje heel erg gaat blaffen. en ik zie ook. dat. overal zie jij wat dat is? ja. wat is dat dan? eten. dat s eten. maar wat zit daar op dat randje met dat rode mutsje? eten. dat is en uh zie jij dan hier nog een rood mutsje? ja. zie jij wat daarbij hoort? een heel klein klein bloemetje. kaboutertje Irisje. ja:. ja. het is ook heel moeilijk. dat oog is natuurlijk nog maar. net bezig met leren. leren. om gewoon te kijken. dat is het. kijk. er zijn allemaal. piep kleine kaboutertjes die heel graag het eten willen weg pakken. en het hondje gaat er van blaffen. en daar zie ik allemaal kleine oogjes. en hier: op het volgende plaatje. wat zien we hier? bomen. het is dat? bomen. hier zien we bomen. heel goed. en tussen die bomen. zitten. allemaal kleine oogjes. te kijken. knipper knipper knipper. en. wie zijn dat? hondje. hondje en muisje. mannetje. mannetje. het mannetje heeft. zijn mandje meegenomen en zijn laken. nou. hij gaat vreselijk hard wegrennen. ik heb inmiddels door hoe het mannetje heet. het mannetje heet. Bas. Bas. nou. het is zo dat als je. uh: laat ik toch maar voorlezen. is misschien wat handiger. www. nee. nee:. wacht nou! ja. die moet ə daar nog. www. ja he. kijk. ik zie daar een hele grote staart. en een klein staartje. de grote staart is van mama. mamas zijn altijd iets groter. en. ik zie daar een klein staartje van Daan. hee! ik denk dat mama net boodschapjes is gaan doen. en. Daan die heeft wel zin in een klein spelletje spelen. ja. want dat vinden kleine draakjes nou &~lø eenmaal leuk. www. maar hij heeft geen Daantje draak is jarig. nou. dat denk ik niet. ja. www. ja he. www. xxx. ja. dat uh. begrijpen we toch inmiddels. zo:. Iris. moet ik verder lezen? of uh nee. ik moet even slokje nemen. o ja. jij moet even een slokje nemen. okee. www. kijk. Daan is bang voor kindertjes onder zijn bed. zou jij dat ook wel eng vinden Iris? ja. ja he. kindertjes. stel je eens voor dat. Frederieke en Felix onder je bed zouden zitten. brrt! of zou het misschien wel leuk spelen zijn dan? ja. ja he. www. nee he. draakje mag niet langer zeuren. hee. wat is de tekenaar? hm. |
deze heeft gegarandeerd Max en de Maximonsters gelezen. o ja. goed. en drein dan niet meer. www. kijk. moet je kijken wat een stouterd Iris! dat is wel heel erg stout. gelukkig heb ik niet zo'n grote snuit. anders zou je nog op ideeen komen. www. om maar eens een makkelijke zinsconstructie te nemen. moet mij pleister eraf. nee. nee nee. dat moet uren op. laat maar lekker zitten. www. hee Iris. zie jij wat ik zie? waar loopt Jeroen langs? ik zie daar. twee voeten. en twee pootjes. en hier zie ik wel een. hele dikke buik. zou Jeroen daar wel in passen? nee. goedzo. www. denkt Jeroen. “dat is een lekker bed”. en kijk eens. daaronder zie je nog de lakentjes. van Daantje die daar lekker ligt te slapen. www. ja. Jeroen vindt het hier niet zo heel erg leuk. nee. kijk eens. die. ja. hij denkt alsmaar dat er een enge draak onder zijn bed zit. kijk eens. ja. daar zit ie. lekker op zijn bed. nou. dat is niet zijn bed he Iris. nee. wiens bed is het dan? draak bed. goedzo. “dan zelf maar eens kijken. en wegwezen gauw”! Jeroen rent weg. want kijk eens. wie rent daar ook heel hard weg? ik denk dat ze allebei heel erg zijn geschrokken. Jeroen is erg bang voor draken. maar. Daan is bijzonder bang voor kinderen. was het verhaaltje uit. grappig verhaaltje he Iris. merkwaardige clou he. ja. Iris zit er een beetje bij te kijken alsof ze het nog niet helemaal begrijpt. ik vrees dat ze het slecht kan zien. ja. dat kan natuurlijk ook goed. want haar ene oog is plus zes. en die bril is plus drie. dus ze moet zelf nog een heel: stuk corrigeren. en omdat ze hem nog maar uh &~be twee weken opheeft of zoiets. uhhuh. gaat nog niet zo goed. gaat het nog niet zo goed. plus zes? zo. plus zes. ja dat is uh: xxx. dus dat is nu de slotsom van het ogenverhaal. ja. het is gewoon een kwestie van dat het goeie oog moet worden afgeplakt. ja. het slechte oog moet uh moet getraind worden. werken. papa. dat xxx aan mij gegeeft. wat zeg je? die heb ə kindje. aan jou geven. heeft een kindje aan jou gegeven? ja. kindje. wie dan? ikke. papa heef aan mij gegeven. papa heeft het aan jou gegeven. o. die. papa heef aan mij geven. denk jij dat Iris? ja. weten we dat heel zeker?. of zou mama het misschien gedaan hebben? nee. o nee. die is ə mij:! die is van jou. okee. eens eventjes kijken Iris. mama heb ə. dikke buik. ja. volgens mij is deze mama. heeft nog niet zo'n dikke buik. ja. maar wel heeft ze een hele tafel vol met lekker eten. kan jij vertellen wat je allemaal ziet Iris? geen zin in? ja. goedzo. wat vindt de mama er van dat ze een kindje krijgt?. joeps! joeps. dat vindt ze wel fijn? ja. |
en daarna is het babietje. en dan komt het babietje eruit? en wat gaat ze dan doen met het babietje? of gaat ze eerst, voordat het babietje is. nog een beetje praten met de papa. ja. en waar hebben ze het dan over? eventje &~n. &~ziə:. gaan we eens kijken. misschien hebben papa en mama het wel. over dat mama. naar. het zwembad moet. om maar eens heel: veel te gaan zwemmen. ja. heel veel zwemmen. en papa? die mag dan niet he. nee. want papa heeft geen dikke buik. kan papa &~k een kindje krijgen Iris? nee. niet in zijn eigen buik he. nee. kan Sinterklaas een kindje krijgen? nee:. ook niet. goedzo. ja. wel. Sinterklaas &~kaj kan wel kindje krijgen. Sinterklaas kan wel een kindje krijgen. en Zwarte_Piet? ja. ook. juist. hee. nee. wacht nou. o. sorry. ja. dit is nog in het zwembad. maar hier was niet echt een blaadje. het klopt. &~tə daar is een babietje. daar is het babietje in de buik. maar het lijkt nog niet zo heel erg op een babietje. het is meer een friemeltje. nou. hier gaan ze er vanuit dat mama ook hersens heeft. hee! wat is dit? papa en mama. en waar zijn die? daar. in bed. die zijn lekker in bed he. en die zijn weer een ontbijtje aan het eten. deze papa en mama doen weinig anders he. lekker alsmaar eten. nou. en. wederom zijn ze gezellig aan het kletsen. aan het praten. zo. nou. autoslaaptrein! hoef niet meer. hoef niet meer? xxx. xxx. vuilnisbak. ik zal eens eventjes kijken of de koffie nog te drinken is. en anders zet ik eens even wat nieuwe. ga je met de Duplo? ja. hm. ik wil daar. xxx elleboogjes pakken. alle blokjes pakken? o: heb je nou? een poppetje. ja. moet eventjes wachten. mag niet aan komen. ik zal er niet aan komen. nee. zal ik nog even ga je zelf de blokjes pakken? ja. ja? mag wel. ja. beentjes. blokjes. xxx. xxx ik pakken. ik doe dat wel eventjes. je gaat blokjes pakken om de beentjes te maken Iris. woeps! wat wordt dat? wat wordt dat Iris? een. Iris. wordt dat een Iris? ja. Iris. een een standbeeld van Iris wordt het. ja? kijk eens. dit is. een. nekje. is dat een nek? ja. en dat is. voetjes voor Iris. dat zijn de voetjes. wat een lange benen he. beetje zo. nee. die &~f Iris moet groot worden. jazeker. en elleboogje. &~mu elleboogjes? ook elleboogjes. elleboogjes. ook elleboogjes. xxx. xxx. die mag je niet af halen he. nee hoor. die zal ik er niet af halen. ene blokje. wat een heerlijk boekje. dat? mam. ik ga. nou &~st er staat best heel veel in. hier. het staat alleen totaal ongeordend. ja. zo. Iris. boing. dat is Iris. goh lieverd. wat mooi! ik heb Iris gemaakt. ja ik zie het. ik zie het. oe kijk maar uit hoor. want je kan ook vallen. dag Iris. ik ben ook Iris. |
ja. of was jij inmiddels weer babyrupsje. nee. babyrupsje? ik ben babyrupsje. dat is babyrupsje. ja: kijk uit. hier wordt een groot gedeelte van de tijd babyrupsje geweest. zo:. gezijn geworden geweest. ja. babyrups ət heel groter moet worden. ik ik vind het ook wel een mooie lange babyrups hoor. ja. en de. heel: o:! jee:! o jee o jee o jee! babyrups gevallen. moet weer maken. zullen we hem weer maken? ja:. nou. of haar beter gezegd. hoe zat dit nou ook alweer? dat had je zo mooi gedaan. toch weer niet goed gekeken. nee. dat &~n:mə moet niet zo. o. doe jij het maar dan. zat het er zo aan vast?. ja. oeps. op. zo. en hoe lang is deze. pleisterplakkerij noodzakelijk? &~həhəhə:. xxx. nou we beginnen met zestig dagen. ah. dus uh dan. gaan we terug voor controle. en ja. uh ərlso. ja. dat is. beentjes. waar is het gezichtje? het gezichtje is daar. waar is babyrups? is dat babyrups? dat is en die die moet erg groot worden. moet ie heel groot worden? ja. ja. babyrups is dol op knuffelen he Iris. maar knuffelt heel ze heeft al wel een stereotiep uh handelingetje aangeleerd. xxx. boem. je &~nø je bril omhoog duwen. &~pa. ik wil even eraf klimmen. ja dat was meer een &~x glijbaantje. xxx. toe maar. kaboem. toen gingen meteen ook is ze wat rustiger geworden ineens? of is dat een. de uh gewoon een toevalstreffer? die. ja. nou ja. misschien dat het langzaam aan ook wel effect begint te krijgen hoor. maar tot nu toe was het niet opmerkelijk uh mama. ga je zo weg? of ik zo weg ga? vind je dat fijner? ja. dan ga ik weg. mag jij lekker samen met Frank spelen. ja. dan uh kom ik wel weer terug als je me nodig hebt. ja. wil je ook voor &~m ook een ook een. horloge kopen? hang! ook een horloge kopen? ja. maar je hebt laatst toch een heel mooi horloge voor mij gekocht. en ook een zelf. en dat hebben toen op om onze arm gedaan. nee:. &~ni ik heb niet ə horloge. o op dit moment niet nee. moet je nog horloge mij kopen. wil je dat doen? ja mam? wil jij voor mij horloge kopen? wil je ook voor mij horloge kopen? ik zal eens nadenken of ik dat zal doen. ja. ja? okee. dan zal mama naar boven gaan. en als je mij nodig hebt he dan ga je gewoon lekker roepen naar boven. zeg je mama! en dan kom ik weer naar beneden. en je moet wel heel klein beetje zachtjes doen. voor Mathijs. ja. okee. goed. Frank. ik zet voor jou een kop klaar en uh melk. dan mag je jezelf serveren. prima. ho! pas op. nee. Iris moet ook ə langs. ja natuurlijk. maar ik moest even die microfoon weghalen meisje. en zijn alle luchtweginfecties en dergelijke weer uh nou echt waar Frank. je gelooft het niet. afgelopen. |
donderdag en vrijdag had Mathijs gewoon weer koorts. mama. xxx. och. wil jij. dat wel goed opblazen. nee. ja! nee. nee nee nee nee nee. vraag maar aan Frank. Frank. wil je. goed opblazen. hij zit niet meer goed. is ie niet meer goed? nee. is niet zo goed opgeblaast. hij is niet zo goed opgeblazen. nou dan zal ik het nog een keer een beetje bij lucht. proberen. beetje is niet zo is niet zo goed he. wat heb je aan je mond? je heb een snorretje van melk. uh ja. of yoghurt of karnemelk xxx. yoghurt ja. ja:. is ə beetje voor mij. o. ik moet zo snel zijn. zo. nou is ie iets beter. maar niet veel. ietsje beter. hij kan niet veel beter. uh de lucht moet uit. ja. als je hem ophoudt met blazen dan komt er altijd weer een beetje lucht uit. hoor je even. ja. ja. dat. zo floep opblaast. kan die. nee? dan moet een klein beetje op. leeg he. ja je moet eerst hard blazen. &~f &~f &~f. en dan moet je gauw het dopje dichtduwen met je vingers. anders gaat alle lucht er weer uit. ja. dat kan niet bij Mathijs. dat kan je niet rollen. rollen. rollen rollen rollen. ik moet ə rolletje terug brengen. ja. maar moet dat op de tafel. nee. rollen rollen rollen. zo. eventjes weggebrengt. goedzo. mama gaat eventjes voor mij horloge maken. gaat ze nou een horloge voor jou maken? mama ik dacht dat ze een horloge ging kopen voor jou. nee:. dat had je toch gevraagd. “mama wil jij een horloge voor mij kopen” vroeg je net. nee. gaat ə maken nu. gaat ze het maken? heb je al een horloge? ja. dat &~s de papa gekoopt. heeft papa dat gekocht? ja. en is het kapot gegaan? nee. o. wat ga je doen? eventjes kijken. doe ik bij je. o. kijk maar even naar of de lampjes nog branden. branden de lampjes wel? ja:! o gelukkig. ik heb het &~xəxej. dan is ie nog goed. dan doet ie het nog. ik heb het gekijkt. wat heb jij een mooie bril met. veel kleurtjes erin. nee. laat eens kijken. hee. rood en groen. en blauw. en paars. ik ga varen:. &~pap Frank. ik ga varen. ja. je zit in een boot. moet je goed roeien zeg. heb je roeispanen?. of peddelen zo. peddelen. nee:. gaat vanzelf varen. o hij gaat vanzelf &~va of heb je een zeiltje erbij? nee. hij wil zelf. vanzelf. natuurlijk. als je op slot. zet. dan gaat ie niet meer varen. nee dat is waar. ik ga even naar de koffie. want moet moet ik even zwemmen. plons! &~e: &~e: &~e:. de boot zegt &~hehe:. hij is kapot. Frank. maak nou. Frank. o:. is de boot kapot? ja. wat moeten we doen? maken. trek je benen omhoog. zet je voeten op het plankje. zo. nu is de boot weer heel. gelukkig. maar wees voorzichtig he. |
anders is ie straks weer kapot. nee. hij moet zo hier laten. dan maak ik even de tafeltje. zometeen. je maakt even het tafeltje? zometeen. als ik ə zo klaar &~we. bent. hier. ja. in de xxx. vaar vaar vaar vaar vaar:. ja. ik ben nu in ə winkel. waar ben je nu? in de winkel. in de winkel. o. in de &~djinko:. in ə &~djinko. in de &~djinkol? ja. soort &~djin. o zo heet die. en ik heb ə nieuwe xxx. wat is de nieuwe rol. &~hap groot. owa! wat is ie dik. dat. dat. o die roller. ja. de bad. zo. de boot gaat niet meer. nu gaat ie weer varen. op de grote zee. en &~ja:n gaat ik ə uit. slot zetten. o &~kxk. ja hier. moet je daar. hangen. moet je daar een hangslot aan doen? ja. ja. vaar vaar vaar vaar vaar:. heeft de boot ook een toeter. nee. hij zegt. nee. xxx niet. mag ik het niet doen? nee. o ik hoor de boot. pas op want het gaat &~st oi. o nee. auto. pas op. komt ə auto aan. op zee? een auto? op zee komt ə auto. uhoh. ik moet eventjes wegduwen. plons:. o. plons. weg met die auto. ja. dat kan niet hoor. nee. midden op zee een auto. nee. nou heb ik ə. weg op straat. gezet. je heb hem weg op straat gezet. ja. nou dat is &~m wel het beste. en wat gaat o die. uhoh. al de water gaat in het bootje. o jee. hozen! schep het water gauw uit de boot. nee. kan ik niet. pak gauw een emmer. ja:. maar ik kan de emmer niet vinden. o kan je de emmer niet vinden. o o o! dan moet ik even even dit dit hebben. &~sssj. zo. eventjes weggespoelt. heb je het weggespoelt? even water in de. &~tut. ja. ik heb het water. o. gooi over boord. weg ermee. in de zee gooien. hup. hup. ik ga het in de stoel gooien. hopsekee. dan kan ie niet meer deze weecees. xxx. daar xxx op ə zee. daar gaat alle xxx vieze zee gaat weg. maar de schone zee is ə wel. nu gaat ə door. wil je mij even roller vasthouden? ja. gaat ikke even de. xxx. xxx. wat ga je doen? ik gaat even dat. emmer weg. in boot. xxx. jij gaat even weg in de boot. de dag! de. de &~ro. rol is ə &~imər. een emmer? nee. de rol is van &~imər. o. o:. o:. o die hij gaat stuk. o de boot gaat stuk. nou ga je zinken. gauw zwemmen. xxx. ik kan niet zo echt zwemmen. o: ja. ik zie het. je bent aan het zwemmen. je lijkt wel een dolfijntje. nee. kan niet &~s. zo echt zwemmen. doe maar zo. Iris. doe maar zo. je je bent lekker aan het. poedelen. hallo. zo heb je het overleefd. ja. ik ga de boot eventjes pakken. kom iemand. zo vastmaken. |
moet er weer. een tafel van gemaakt worden? nee. of een boot. moet ə boot. moet ə dat is niet goed. zo. ja. nou moet ie ondersteboven. nou is het een boot geworden. xxx. moet. even een plasje doen. o ga dan maar even. lang wachten met ə plasje. kan je nog &~t xxx plasje. www. ik ben een beetje ziek. mama. ja. jij bent al klaar met horloge he. mama:. ben je klaar met horloge? xxx. ja:. niet zo schreeuwen op de gang. want Mathijs slaapt. maar mama wil wel een kopje koffie hoor. dus daarvoor komt ze ook een beetje. heb jij een horloge gemaakt? xxx. ik zal er zodadelijk eentje maken. echt waar. ga jij maar lekker de kamer in. ik heb ə bootje. jij hebt een bootje gemaakt. hee. ja. dat is een bekend bootje. ja. hm. dat bootje dat doet ook wel eens dienst als zwembad. bij mijn weten. ik heb &~s de boot gaat zo &~kətə kapot. elke dag. gaat ie elke dag kapot? ja. heb jij je bediend uh Frank? ja hoor. xxx. o:! au:. de boot gaat kapot. nog ə keertje gaat ie kapot. hee Iris. waar gaat de boot naartoe varen? nee. hij gaat kapot. gaat ie kapot? hij gaat niet meer varen. nee. hoe:. xxx. dat is een xxx. stuk. wilde jij. net als Berend Botje gaan varen. Iris? nee: ja. net als Berend Botje. en waar ging Berend Botje ook alweer naartoe? uh: Amsterdam. naar Amsterdam? ja. Berend Botje gaat ə Amsterdam. Berend Botje kijk niet uit. pardoes. o. kijk. dat wilde ik maar horen. ik heb &~dəx: verkeerd gedaan. &~ləvər Berend Botje verkeerd gedaan. ja. sssst! Iris Iris Iris Iris. mijn trommelvliezen. mama wordt heel als je nog zo door gilt. niet nog meer eten Iris. nu is het klaar. o gaat kijk. kijken mag wel. maar eten &~n niet. het enige wat je mag eten is een mandarijntje. en als je dat pakt dan mag je dat aan Frank geven. en die pelt het wel voor jou. ja? ik had het zulke kleine mandarijntje. goedzo. uh Iris. mama zit weer boven. dag. o. die is. heel klein. Frank. die is heel klein. een mandarijn. &~də heel klein is die. mag ik die hebben? nee Iris! o pardon. dus ik moet de schilletjes eraf halen. ik kan dit niet. toch is het heel makkelijk. deze is een beetje droog geloof ik. dan is deze droog. ja: die is een beetje droog. nou gaat ik nee. dat doet Iris wel. pas op hoor. draadje. kijk. er is hier een onhandig draadje. zal ik dit even wegdoen? ja. en dan zal ik de bananeschil ook maar meteen even weggooien he. mag ik ə ook een. plankje? he? een plankje wil ik. wil je een plankje? ja. wat voor plankje? uh:. konijneplankje. heb mama wel. wel zo'n plankje. ja. ja? de konijneplank is dat. konijn is dit een konijneplank? ja. o. Iris. |
hoe ging dat toen je een bril kreeg? was je toen bij de dokter? ja. de dokter moest je brillendokter. heb de bril gemaakt. ja ja. en heeft ie er ook even. getest hoeveel je nog kon zien. met je ogen. moest je naar zo'n kaart kijken met rondjes erop? moest je dat ook doen? en dan zeggen. of het zo was. of zo:. of zo: of zo. zo. een oog dicht. zo. of zo. ja. ik had ə oog dicht. ja. en dan. zo. ja. dit is voor jouw mama. ho. o ik heb geen pen. wat dom. nou ja. mag hier niet. ja. xxx pen. dit is een pen. ja. ik wou even wat laten zien. kijk. kijken wat je uh bij de brillendokter nee. ik heb een pen. heb jij een pen? dankjewel. dan had je zo:. en zo:. mij paperclips &~n:hnhn. he. je daar. dat moest je bekijken zeker. en: wat is dat? moest je zeggen. “hier zit het gaatje aan de bovenkant”. hier zit het gaatje aan de zijkant. hier zit het gaatje aan de onderkant. he? heb je dat gedaan bij de brilledokter? ja. ja. en dan zei ie. “een oog dicht”. moest je aanwijzen. gaatje zit daar. gaatje zit daar. toch he? ik ben ook wel eens bij de brilledokter geweest. ik heb ook een bril he. wat voor kleur?. jij heb ə niet. kleurtjes bij. nee. alleen maar zwart. nu heef op. goedzo. zet je het weer in de keuken. uh ik wil nog een. nog een mandarijn? ja. mag dat van mama? ja. moet je niet even vragen? nee. mag pas op voor de draad he. goedzo. ja. Iris xxx. mij lip is beetje &~tra:k. wat is er met je lip? ja kijk. is ə beetje &~tra:k. xxx leuk. xxx. die is van de drakelip. een drakelip? xxx wel voor jou. kom maar. mag even hier. voor jou. mag jij pellen. mag ik hem pellen? ja. goed hoor. die is klein. maar dan is het de laatste he ook he. ook laatste. de laatste he. kijk eens. deze gaat er xxx. ik ga het even aan doen. hier. o:. is xxx. leg maar op die plank. ik heb het hele. stukjes gedaan. nou zeg. hela hola. &~hə:. wat heb ik nou gedaan? wat heb jij nou gedaan zeg? die gaat ik stuk maken. die gaat zometeen maken. hier is ie stuk. wat heb ik nou gedaan? wat heb jij nou gedaan? een heleboel blokjes. is het lekker? ja. mooi. ik heb ook heleboel in xxx. een huis. xxx. zo Iris. heb je horloge gemaakt? ik heb een horloge gemaakt. ah. zo is het. ik vroeg me al af “wat bedoelt ze nou”. heeft ze een kapot horloge of zoiets. nou om eerlijk te zijn heeft ze dit verzoek nog nooit eerder gedaan. hm. dus. ik heb maar ter plekke een oplossing. bedacht. zo. jij had jezelf weer aardig geinstalleerd lieverd. kom eens hier. we gaan eens even kijken. of het horloge. |
om jouw pols heen past. zo. gaan we eventjes dit bandje mooi netjes die richting uit. doen. en deze ja het valt nog een beetje ruim het horloge. volgende keer. zal mama er beter op letten. mee eens? ja. zo. mooi. ja. er zit een klokje op. zit daar. daar ə:. dat is mooi he. ja:. heeft jouw mama wel &~mo heel mooi gemaakt. &~da:. dit zijn twee bandjes voor jou. copietjes. ja. o te gek. van maar jij heb ə pas gemaakt. hier zijn alleen nog geen transcripties van gemaakt. dus uh die kan ik je er niet bij leveren vooralsnog. dat komt wellicht nog een keer. vind ik niet erg. opname zeven. en er is ik geloof dat Evelien nog een paar zou overtapen. xxx. opname zeven en opname elf. o ik ben zo nieuwsgierig. ik neem aan dat opname zeven. vooral. een verfrissende ervaring zal zijn Iris. op. mijn uh xxx. mijn ervaring is dat het nogal eens chaotisch overkomt als je er weer eens naar luistert. na lang lang nadat je er. bij zelf bij bent geweest. wat gebeurt hier allemaal? dat. plus het feit dat in die tijd. waren het meer. klankkleuren dan. iets anders. ja ja. maar goed. als ik boven mijn walkmannetje op heb terwijl ik bezig ben. dan is het weer eens wat anders dan de hardrock. ja. inderdaad. hardrock? is dat je gewone uh ja:. metal en zo. lekker. o vreselijk. ja ik sta nogal alleen hoor in mijn uh. in jouw. voorkeur. ja. in mijn voorkeur ja. maar het werkt vreselijk lekker. ja? ja. ja. ik bedoel. lekkere agressieve muziek. pept je een beetje op. ja ja. xxx. zit ie niet zo lekker Iris. nee nee. nee. nee. moet een beetje aan doen. nou misschien moet je er gewoon aan wennen. en nou gaat ik ə aan wennen. o ja. ben je iets nieuws aan het maken? ja. wat? een uh. huis. aha. en wat is dit? is dit de woonkamer? nee:. slaapkamer? ja. zo gaat ə zoiets. nou wordt een. woonkamer. wordt een woonkamer. met tafels en banken en stoelen. en hoofd:. daar. in bed. natuurlijk. dat is papa. hallo. hallo. mama is op ə werk. mama is op er werk. en papa goedzo. in de woonkamer. nee. dat is. niet mama. nee: dat is papa. ja papa. is een meisje. is nu papa een meisje? ja. en &~pap mama is een jongen. juist ja. uh daar is papa en Iris. waar herken je. een jongen aan. nee. nee. ik hoef nu niet praten doen. ik heb genoeg gepraat. voor hoe lang? en een stoeltje. voor papa mama kamertje. je bent trouwens wel een kleine totebel he Iris. ik bedoel. alle andere dagen klets je mij de oren van de harsenpit. ze is nu erg zwijgzaam? o o! ik heb niet meer blokjes. nou in de blokkendoos. wil nog meer blokjes. daar is nog ə blokje. nou ja. |
dat is ook niet zo belangrijk meer hoor of er nou veel gepraat komt op het bandje of niet. ik weet inmiddels toch wel hoe. hoe laat het is. ja het is gewoon uh qua het het is tijd. ja ik bedoel ze kan gewoon praten. ja precies. dat uh daar zit het hem in. ja. en ze construeert heel redelijke zinnen. ja inderdaad. en ook is het zo dat uh. weliswaar vervoegt ze de werkwoorden nog niet allemaal uh even logisch. kijk eens mam. nou ze heeft het systeem evident door. want ze van die dingen als en zo. tiktak tiktak. ja. precies. dat doet ze dus wel. dat is uh mooi. lukt niet. maar ja:. hij zeg nog. en grote klokken zeggen. ja. kleine klokken. zeggen. en kleine polshorloges zeggen tikke takke tikke takke tikke takke tikke takke tikke takke. tik tak tik tik tik tik tak tik tak. xxx. vind dat altijd zo'n goed liedje he. xxx. Frank. kijk eens. omdat. het leert kinderen: maat te begrijpen. ja. Frank gaat. xxx. kijk eens. inderdaad. dat is uh mama. kijk eens. ik vind een vreselijk gezellige woonkamer. alleen mis ik nog een bank. een stoel is er wel. maar een bank nog niet. het hoofd van papa. heeft nog weinig om op te zitten. hij gaan hier zitten. ja. maar heeft ie dan maar een stoel? ja. nou ja goed. daar staat nog een stoeltje daar. die gele is ook een stoel? o: ja. en er zijn hier ook heleboel stoeltjes. ja. nee dan is het duidelijk Iris. en daar gaat papa eten. het is wel de opstelling van een Iris. dat moet ik toegeven. alles gewoon zeg maar boven op elkaar. die stoel gaat daar. en dan gaat papa eten. hap hap hap hap. zei pap. pap heb honger:. mama. kom. mama! etentijd. o: papa. is het etenstijd papa? wat heb je &~le klaargemaakt? wat heb je gekookt? brood. papa. o wat een lekker idee papa om brood te eten. mama. kom nou. ja. ik kom er aan. hm:. hap hap hap hap. hap hap hap hap. zei mama hap. ja. zeg papa. eet je wel genoeg? hee: wat zie ik daar? spelen met je eten? eh eh eh eh eh! stoute: papa. xxx eten. ja. lepeltje. &~han. nee! nee mama! o? mag mama niet onder de voetjes kietelen? nee mama. pas op mama. eten. maar ik wil niet meer eten. bah! ja:! ik wil niet meer. ik wil van tafel af. papa wil ook niet meer. nou dan zijn we klaar met eten. nou. papa. ik wil terug naar mijn werk. dag. papa wil ook terug naar werk. hee. en wie zorgt er dan voor de kindertjes? of zijn er geen kindertjes? nee. nee. dat is papa heb kindertjes. mama heb ə kindertjes. maar als ze geen kindertjes hebben is het wel zo makkelijk he. maar hebben wel kindertjes. ze hebben wel kindertjes. en wie past daar dan op? daar iemand op. hee. |
daar kan niet dingetje op. daar kan Mathijs op. ja. hee. gaat ə lopen. kijk eens. ə stoel gaat lopen. ja. ik zie het. hee stoel. dat mag niet van mama. een stoel hoort te blijven staan. stoel gaat niet zozeer lopen. stoel gaat vreselijk springen. stoel. ga staan. ga staan. ga staan. stoel wil niet staan Iris. nou dan gaat mama weer weg. als de stoel zo stout blijft springen. als ie niet eens wil dat er iemand op gaat zitten. hm:. toch nog een hapje nemen van tafel. hap. dat is wel lekker. hee. daar zie ik nog iets wat ik erg lekker vind. hm. xxx. stoel. hij gaat nog ə keer doen. mama die is aan het werk in de kelder. niet. niet:? nee. xxx. hij is los. ja. hij gaat ə nieuw haal maken. www. ja, en waarom moest hij huilen? omdat hij 'n prik kreeg. ja. weet je ook waarvoor de prik was? he, dan wordt hij niet ziek, he? als hij de prik krijgt. en hoefde jij geen prik? ja, nee. hij heeft ook 'n pleister. oh, heeft hij 'n pleister. op deze. op deze? ja. even kijken, of hij er nog zit. nee, misschien op deze wel. deze. heb jij 'n pleister Timo? nee. wel. nee. nee, op de zo, dat is daar. da daar. zit het daar? nee hoor, daar zit niks meer. hij heb vroegter 'ns 'n pleister op zijn armpje en toen moest hij vreeslijk xxx. heeft 'n pleister had. ja? en eerst 'n ijsblokje, he? ja. nee daa misschien daa daar. ja hierzo. ja, daar. en altijd op de linkerarm. nee, de pleister is weg, Frederique, dus xxx al weg. want met rechts schrijven ze, he? heeft oma weggehaald denk ik. nou ja, sommigen niet. ja, dat is hetzelfde in de trant van. geneesmiddel kan de rijvaardigheid beinvloeden moet ik altijd zo lachen. xxx. je kussen. ja. staat er ook echt zo op, he kind Telman, dit geneesmiddel kan de rijvaardigheid beinvloeden. ja. 't is prachtig. bij ons gaat hij niet stofzuigen. nee? nee. gaat hij boven stofzuigen? ja. en gaan wij 'n tekening maken, dan? nja. ja? zullen we dat doen? daar zijn ze al. ja, ik kom wel daar bij ja. bij die tafel. ja, zo. wat nou? kijk, daar is nog 'n stoel. ik neem deze. ja. hehe. oh ja. kom maar, kom maar. ik heb de potloden en jij papier. ja. jij hebt de potloden en ik heb het papier. ja. nou, geef mij maar 's het langste gele potlood, dan. ga je mee? deze. lukt het, moet ik effe de deur voor je? dank. ja, misschien. ok, bedankt hoor. xxx wat makkelijker, he. dat is de langste, ja. ja. en dit zijn ook lange. dat zijn ook lange, ja. ja. maar wat voor kleur is dit?. zwart. ja, en ik had gezegd, geef mij het langste gele potlood. ja. zeg ik kan het niet meer laten, als ik die potloden zie. spontaan he. |
kom op, we gaan even wat kleuren of iets tekenen. wat zullen we tekenen? met deze. met die? ja, die rode. die rooie, ja, ok. nou, zeg het maar. hier. ja, wat moet ik tekenen, dan?. poppetje. 'n poppetje. zal ik Frederique tekenen? ja! hoe ziet ze er dan uit? zo, zo met twee oogjes, neusje benen en zo en handen. ook dat nog. ja zo. zo? ik ben ook groot. ja, dat is zo. en ook met oogjes hoor en neusje. ja, ok. en benen. ja, dat is goed. wat is dit? na. na. 'n hoofd. heel goed. 'n mond. goed zo. ja, en twee oortjes. goed zo, ja. en haartjes. ja, en 'n beetje krul? nee. nee, ah, nou. en dit is de ah. wat maak je zo armpjes? 'n handje en vingers. en dit zijn vingers. zijn dat vingers? ja, en dat is 'n handje. ja, heel goed. een handje maar en nou xxx nog een handje. zo. dat zijn ook vingers en 'n handje. ja. en hier nog benen. ja. zo, dit zijn. ook nog sokken. sokken ook? ja. doen we zo, goed? ja. zo xxx sokken. nou sokken. gestreep. gestreept, ja. ja. ja. zijn sokken. zo. ja! nou, nou jij verder. of moet ik even Frederique erbij schrijven? ja. dit zijn llletters. ja, goed zo. frederique, misschien kan Gerard wel een krokodil tekenen. na. dat is heel eng de krokodil ja? in Artis. ja? ja, en er zijn ook nog kleine! ja, en er zijn ook nog kleine schildpadjes bij de grote dikke. die hadden wij ook een keer gezien, he? ja. maar wat doen die krokodillen dan? , die gaat heel happen. ja? happen zo, kijk zo. hebben scherpe handen en een heel grote bek. en wat doen ze daarmee, dan? en dan heb ze heel grote bek. en dan kun ze hap hap hap. oh ja. en wat happen ze dan? xxx ook mensen. mensen? mensen! oh, wat eng. ja, ze is in Artis. oh, is het in Artis? ja, in Artis. ik was wel een keertje met jullie meegeweest, he? ja, jij was een keer met ons meegeweest. ja. is dat een park of zo, Artis? ja. folkert die vraagt, wat Artis is. wat is dat, Artis? dat is van een papegaaien. ja, dat is van papegaaien, ja. ja. en wat nog meer? oh. ja, en aapjes. aapjes stinken heel vies, de aapjes. ja! dat is waar. en 't is ook nog een rooie neus. ja, die hebben ze ook, ja. ja. en wat doen ze? nou dan happen ze zo. die happen ook. ze eten ook wat. die eten ook wat, ja. ja. en wat doen ze nog meer, de aapjes. na, die stinken heel vies. kijk eens. oh ja. daar kunnen blokken in. xxx. dat is heel moeilijk wel, zo! oh, goed zeg, prima. hoe heet zo'n ding? een kubus met vormpjes. zo. goed, wat gingen we nou ook al weer tekenen?. en nu een krokodil. nu een krokodil. ok. |
met een grote bek, hoor. heel ver zijn bek open. heel ver zijn bek open? ja. nou, komt hij aan hoor! met twee zo, met twee. twee zo? twee wat? ja. twee wat? nou, ga maar krokodil maken. ja. dit is geel. nee, toch? ja, rood. ja, rood, ja. ja, daar dat is scherpe tanden daar. ja, inderdaad, daar zijn zijn scherpe tanden al, ik zie het ook. en daar zijn ook zijn scherpe tanden al. ja. en daar zijn ze. ja, deze twee. en daar zijn al zijn ogen en dan hapt hij zo mensen op. he. ja. doodeng, he? ja, want hij is zo. hij is heel gevaarlijke tanden. aha. en hij heeft scherpe pootjes. die is een krokodil uit Artis. he? ja. is een hele grote. ja. wat zit hier achterop?. pootjes. ja en zijn grote. staart. ja. nou nou! leuk, zeg! 'k weet waarom doe je dat? nou, omdat zo ziet hij er verder uit, zo. wat is dat nou. nou, dat heeft hij op zijn rug, weet je wel. ja. ja, maar dat is wat anders. daar zijn zijn scherpe tanden. jaha. daar moet je niet aankomen. nee, zal ik niet doen. nee, maar anders eet hij je vingers. he? en dan? en dan zeg je au! ja. auau. heel vaak zeg je dan. ja. zo, eefjes deze potlood doen. ik doe eerst de potloden goed, hoor. ja, doe maar effe. zo, deze potloden staat. deze zijn niet goed, deze. deze, dan moet hij zo. ja? waarom is dat niet goed dan? nou, want die is ook niet. moet zo. deze zo en dan is het zo. en ze zijn weg. en zo heb ik zo zijn ze weer goed. deze nog eventjes. deze nog even zo. zo. zo. zo. zo. die moet daar. zo nu is het klaar. is hij nu klaar? ja. nou, mijn krokodil is ook klaar. oh. wat nu? nu een aap. nu een aap. ja. oh. wat voor aap? ga even niks niks zeggen. he? nee nee hoor hoor, Laura het geeft geeft nix. mag ik het weer op? ja hoor, het mag best wel. Dan laat ik het ook maar niet op. nee, nou niet meer. niet allemaal, twee is het genoeg. ja, dan moet ik echt een bed maken. twee is in bed. die derde is niet nodig. ja, al die stoelen in de hele kamer doen altijd schrik. ik daar niet klaar aan. ik had het niet gezien. mama was even aan het dromen. ik vind het niet goed dat je hem in de stoelen gaat zetten. Al bijna kapot. die ook? nee, ik stoelen die je al redde, die zijn van mama, je mag je eigen stoelen niet gebruiken. mama wist niet dat ze dat bedoelde nee, dat doe je bij je eigen kamer. je gaat niet elke keer de hele kamer verbouwen. die stoelen zijn. nee, zo. anders is het te laag, ja is zo. |
nou, dat is altijd een mooi wetmaat voor een baby, ik weet het niet. ik weet het nog niet. ik wil het niet. maar ik heb deze gelaten. is die kort? sissi, wat heet de baby dan? korts. korts, o jee. een hoge kort. wat? een heel hoge kort? ja. wat? zeg jij maar. ze heeft heel veel korts. koorts. heel heel veel veel koorts. en moet je dan je dochter even opbellen? ja, maar moet jij even op de hoogte zijn anders? nou is goed, dan heb ik je dochter. oké. even even opbelleren. moet ze even iemand iemand. opbell dus dit is het ziekenhuis. welkom in. zes een drie twee vier drie drie hallo, rokke. dag mevrouw, wie bent u? Anna. oh mevrouww Anna, wat is er aan de hand? mijn baby heeft heel erg koorts, heel veel. oh jee, en wat wil. ze dat ik doe? hoe hoog is de koorts, hoe erg? hoeveel graden? honderd graden. oh jee, ja, dan moet ik maar even komen kijken wat er aan de hand is. moet ik even komen kijken bij je thuis? nee hoor, ik ga wel met u thuis. nee, als het kindje zo hoog tekort is, dan mag u er niet mee. ja, maar, en als ik in de dachom moet? ja, dan moet u in de taxi of in de auto. oké. nou, jij komt naar mij toe, toch? ja. oh, toch is dat je baby? is die zo kort? even kijken hoor. moet ik daar liggen? even kijken, zo. zullen we het baby even hieren? houdt u haar even goed vast, mevrouw? zo, even kijken. ze ziet wel rood, hè? ja, ze is heel erg kort. ik even de tempel meten. zo. nou ja, ze is ook een beetje puber. oh, moet ze maar even aaien. ze heeft ook een beetje pukkeltjes in haar gezicht. ik weet waarom ze naar een feestje moet. misschien heeft ze een beetje de mazelen. dat denk ik. kijk maar. het zijn echt mazelen dingen. nee, kijk. dit heb ik gedaan, omdat ze dat sminkt. ik speel, ik doe het al. kijk, hier is ook allemaal pukkeltjes. allemaal de mazelen. en hier ook, zie je? en op de benen. dus, ik geef ze een klein tabletje, alsjeblieft. tegen de koorts. en dan stopt het weer goed onder de wol. het is niet echt, het gaat weer over. ja? nee, maar dan moet ik ook een plekje steken. ook een plek, ja. ook een klein plekje. en zo af bij de kin. ja, dat was eng, hè, was dat? ja, doe mama maar maar nooit meer hoor, een doekje over je hoofd. volgende keer als. je weer een doek over je ogen wilt doen, dan zeg ik nee, mag niet. geen doekje. dus doe het bij het babytje ook niet, want dan vindt het babyt je ook eng. oké? ja, maar pikje. zo. oh, nou, het is al voorbij. ga er maar even troosten. en pleister! ja, en pleister. |
pleister erop, zo. moet ik nu het pilletje drinken? ja, nou, pilletje. ja, natuurlijk, pilletjes maar. en een beetje water laten drinken. pakten jullie maar weer lekker in. datje ook. Dan kan het weer naar huis. en dan als het kort erger wordt, als het meer wordt, dan belt u nog maar even. maar ik denk niet dat het meer wordt. want het heeft nog een beetje gehad in het biretje. ik denk dat het nog goed gaat. zo. zo. zo, goed. gaan maar lekker langs. dag mevrou was niet meer ziek. hallo, met dokter van der steen. ja, ik was een keer bij jou geweest. toen we bij de ziekenhuis waren. oh ja, met mevrouw Anna. ja. ja? ze is helemaal ziek. gelukkig zeg, gelukkig. en heeft het pilletje en het prikje wel goed geholpen. ja. dag mevrouw Anna. dag. doe een uurtje voor haar. wat is een hulptje voor haar? oh, nou. alsjeblieft. kom binnen. oh, dag mevrouw Anna. ik kom langs. ik heb zulke mooie kleren gekregen. die had mevrouwen nog over van ons beker. en ik wil vragen of u ze misschien wil hebben. een mooi jurkje en zo. en een mooi strikje. alsjeblieft mevrouw Anne. voor de baby. en een strikwok erbij, dat wil je ook wel hebben? ja, wil jij hem even doen? want ik kan dat niet. maar even moet je even ja, dat was eng, hè? dat heeft mama dat heeft niet goed dat ik niet heb gezegd,. mag dat, dat is heel jong. dat was helemaal niet goed van mama. nee. dat ik de eigen dokter zou doen. dat was maar het duurde niet zo lang, maar het was wel eng, hè? ging ik wel huilen? ja, maar was mama wel bij je? maar je kon mama niet meer zien, hè? maar voelde je mama's hand wel toen? nee. ook niet? dacht je dat mama er niet meer was? nee. mama is er altijd bij, hoor. als je een prikje moet hebben. maar nu wil ik niet meer naar de dokter. Dan moet je zeggen, ze moet geen prik anders. nee, maar als het moet, dan moet het wel eens. dat doet wel eens eens pijn en dat moet wel eens. soms heb je wel eens pijp. ja. en als je pijn hebt? daar kan je ook niets aan doen. Dan moet je ook weleens een prikje hebben of een pilletje. maar je kind deed het heel erg zeer, hè, dat was echt, ja. mijn buren geven dit helemaal niks hoor. nee, buren, toen was er geen hechtingtje meer. nee, dan moet je alleen maar wassen. Alleen maar even wassen, ja. en nu is het mooi over, laat eens kijken. nu zit de lift mee aan. nu zit die lift mee aan hè. het is zo lang geleden. ja, dat is heel lang geleden je hebt wel van ze een prikje van de dokter gehad in je arm. was het ook een? of niet zo? weet ik niet. nee. |
en als die buikpijn, die erg buikpijnt, dan ga je gewoon een springtje pakken, hè? ja. ja, niet een prik. nee. dat is niet leuk. zijn broek of zijn tas. ja. nou. kijk, dan gaan maar even aanstrekken. jij moet wel bij hem blijven. hij blijft wel even. bij zijn. hij houdt hem wel helemaal op zijn kop. hij hield het ook niet. wat een mooie strikvoerder, hè? en toen kreeg jij een baby dat dus dat is ja. niet gewoon voor mij, dat maar. ja, want alle baby's zijn boven. andere koppen. zwaaitje staat al hoog. tenminste, dat zwaaitje slaat. deze was voor je kop om te doen. jij kreeg een konijn. dat was een muts. was een muts, ja. oh, was een mits. heb jij een meeuw ook? moet jij even deze gezegd hebben? heb jij ook een meeuwwacht? ja, heb ook een meew kan je deze in deze hand? ja. o ja, dat heeft hij wel aangemakt. en die baby. o, dat is een muts. kan ik niet als broek aan doen? nee, dat was toch net een o ja, nou dan doe jij de jurk aan. hier. oor nummer een. lekker warme oorwisseling. ze passen. hij past in de oren. leuk hè? als ik hem ook. kom jij dan met alles kan. alles kan. zo, is het niet leuk? ja. moet je de muisje niet aantrekken? kun je niet zelfs de muis aantrekker, houd het op. weet je nog wat mama die gekocht had? die pop? nee. nee? die heb ik op mijn oma gekregen. ja? o, weet je toen waren we op de feestmarkt. toen was de markt hier in de stad. toen waren opa en oma er ook in. en toen hebben we die gekocht. Sarah ook? Sarah, die andere van Sarah ook. die hebben we trouw gekocht dat is ook heel lang geleden. maar Sarah was een mamapop. die zei mam, mama mama, die is kapot gegaan. welke pot? die pot van Sarah, die achterkant. weet je wel, als je batterij er vroeger in deed, dan ging die mama zeggen, maar. die deed het niet meer. vandaar dat ze hem opgekocht hebben, om de man mij niet uit te doen. en deze was haar een beetje hier weg, maar dat geeft ook niet. nee, bij hun ook. bij hun was een hele fysiepop. die had haar haren af en soms stond er gelijm. bij wie? bij hun. die blijven vast slapen, loseren. ja, wie waren dat dan? zilk en ilja. wat zeg het, je bent heel knul. onze ilja is ouwe pop. dit niet. ilja is ook ouwe pop, weet je. van ilja, zei je. en die mooie sokken, die waren er ook bij, hè. vier stukjes, vier zinnetjes. kijk eens hoe prachtig. ze is lief, hè? ik vind haar zo lief, die patte. oh, de konijn. mag ik wel een stikje? de konijn is ook een uniform, hè? een lekkere warme hoofd. altijd een beetje oortijn, maar het is lekker. en deze. |
je gauw wil doen, dan komt hij zo strikken, zo strikker. ja, dat is een balniveau. maar zo wel als hij ja, maar die glijdt af. dat is heel lastig. je moet er e was toen hij weeg was. mag ik deze bed hebben, die vrouw? ja. die had je meegenomen voor mij. toen zei hij ik heb nog een bed voor jou, deze. toen zegt hij, wat zeg je dan? ik heb nog een bad voor jou, die. deze? ja. als je bij me heen hoeft, dan niet meer he. zou jij die ook hebben? dat bed? ja. zou je dat ook hebben? ja, het is mooi. het is een mooi bed en mooie laagjes heb ik erbij nog. waar? ja, die. daar is de grond en deze hier. kijk eens wat je hebt. dit een mooie. heb ik zelf gewonnen. dit erop. en deze? en een. dekentje, zo. zo. je moet het lekker warm maken. je moet ook slapen. do ik zo een spelletje doen? we gaan zo een spellettje doen, ja. laatstjes. ik moet nu al slapen. dat ik eerst wat saus ne met een tafelbed. wat gebed he? ja, een tafel bed. nou gelukkig geeft u nou een beter bed he? wat heb je allemaal gegeten bij ilja en silke? patat. patat, ja, lekker hè. pantjes. ja. mest. maar je meeët ook. en slammer, die vond ik niet lekker. nee, sla niet. vlees. vleess. ja maar dan oefen ik ze niet. nee. en bonen zakken. en toe? en vla, alleen maar. vla alleen. het hoeft vla. oh, dat is wel lekker toch? en fruit. en en vismiddel. dat had ik lekker gegeten. ja je niet meer. hé, de man. ik dacht dat de ballon kapot was. o ja. nee. o nee, de ballon was niet kapot. wat is dit? een lamp. hebt wel twee kleertjes voor de kop. niet zoveel met, doe je een cirkel. als, elrian. met, niet zoveel als. niet zover met, niet zover als. maar opvangen. deerst maar eens mooi kastje afpakken. Dan gewoon rond de houtje erin. Dan koop ik een paar hangertjes. Dan kunnen jullie kleding opvangen. en zo nog. wat? pap je al je eigen tekenen? wat was je bedoeld? zo 'n boekje. zo. wat is dat? een dik boekje, zo. zo dik boeken. wat is het? dat vind ik niet. voor in het kastje? ja. ja, zo 'n latje. zo, zo. en dan kun je daar de hangetjes ophangen. maar niet zo 'n roodje, maar ik bedoel, zo. ja, zi. met de hangertjes erbij. ja, maar die wil wel zo 'n platte oproepaar. die heb je ook tegen mij, papa. mama moet ook wel zo' kastje hebben. o, je kan dat kastje hier naartoe brengen. ja, dat kan wel. maar dan heb je een vuur waarin je moet. nee, maar je hebt nette evenstand hè. nee, dat geeft niet. want ik doe altijd gewoon onder mijn bed. dat is dan mijn kast. ja, altijd je bed. |
ik moet kijken of ik nog niet zo 'n kastje voor hier op de kop kan tikken. dat kan natuurlijk ook. we moeten doorgaan, king. ja, daar ben ik geweest. met ilja en silke. heb ik net wat al gegeten. moet je proberen? nee, jos. Dan moet jij ook een keer staan. Dan vind ik het niet eerlijk. je moet ook staan anders. wil je ook opstaan anders? Dan vind ik het ook goed. Dan valt het op je. Dan moet je ook weer op de grond. oh, goed, kan dat. moet je kijken wie gewonnen heeft. of ik hem niet laat vallen. nu gaat het overnieuw. Dan ga jij deze voor mij. ik ga even kijken. dit was het speel geweest. kijk. kom op. kijk, jij dat niet. o, die merken. die had je zo dit gekocht. en toen had je dat voor mij gekocht als ik gewonnen was. ik heb daar nog een merken. moet je wel kijken, anders weet je het niet. en nu is alles afgelopen. je deed alles goed, dus dit is voor jou. oh, je deed alles goed. wat moet ik nou aan jou geven dan? dit is voor jou, dit is voor je. een kop enje en alle lepelijkheden mag jij hebben, omdat je gewonnen hebt. omdat je zo 'n mooie geballet hebt. nee, nee nee, dat je niet de ballon op de grond laat. ik liet het puber in, maar dan verstaat het niet. wat? dat je? dat je niet de balon en. dan verder. zeg het nog eens. dat je niet ter beland op de grond laat het vallen. oh, ik heb vlaggenvallen. en ik had het alles in de lucht laten. je hebt het de hele tijd in de luchten gehouden. niet laten vallen op de gronden. ja. nu moet ik ballet doen. en nu ballet, ja. ik zou zeker ook zeker zeker wat. o ja, dat weet ik niet hoor. even kijken of ik het dan krijg. je kunt ook ballet doen omdat je het leuk vindt, niet om iets te krijgen. toch? of niet? nee, maar nu doe ik het wel. toen krijg ik deze mooie sprook. o ja. nou, laten we even kijken. Laura gaat nu voor ons opvoeren de het zwanenweer. nee, dat niet. gewoon met zo 'n elfje. een elfje gaat ze doen. en de kerst was als ze gewonnen had. en als ze gewonnen heeft, de eerste prijs, degene die het mooiste danst, krijgt deze sloffen. nu Laura, als laatste Laura, u al een andere kinderzak ziet. en ik had gewonnen, ja? ja? ja goed, laat eerst maar wat zien. hoe mooi je kan door Laura. nee, door Anna. wat goed zeg. ik ben eerst afgelopen. en ede de schier moet even overleggen. en nu maken we de uitslag bekend. de eerste prijs, degene met het kind het mooiste heeft gedaan, dat is Laura van kampen. nee, Anna. Anna van de beursen. Anna van der beursen, Anna kom maar hier. |
je krijgt deze mooie slappen, dat je gewonnen hebt, dat de eerste prijs. hand, krijg nog een kus. je hoeft niet op ballet te komen. Alleen als het af als iedereen van ballet vrij is, dan moet je even naar ons komen. maar je moet wel blijven oefenen hoor. en veel in de zaal staan. voor mensen optreden. veel blijven oefenen in het ballet. ja. het past precies. het past? wonden boven wonden. de slobben passen precies. ja, het past. ze passen. ja, ze passen precies. wat is het nou? o ja, nu zakt ze helemaal. helemaal. je vindt ze wel leuk hè, deze zaken? ze doen nog steeds met de net rekenen. en toen zei jij, nu van Laura nog wat anders. nu van Laura nog? nee, van Anne. van Anne nog, wat ga je opvoeren, Anne? ik ga opvoeren ballet. wat zeg je? ballet. en hoe heet het ballet? dansballet. en het is heel mooi. het is heel mooi en het heet de flinjar. nee? nee. en dansballet heet het. ja. en omdat ze gewonnen heeft, mag ze nog een keer laten zien hoe mooi ze bij lekker kan dansen. hoe mooi ze kan. nou, dan krijg ik nog wat. krijg ik een ja, je kunt er mee blijven. wat geeft het toe nou? nee, Laura. nee, Anna. Anna, je krijgt een leuk doodje. nee, dat moet ik eigenlijk niet zeggen. nee, doe even niet. nou, kom maar. hé, wij moeten we moeten eten. moet ik nog iets gaan eten? doe maar, naya. oh, ja. precies zo. goed, ja. dit is echt wel je hebt goed gegeten, ja. heel mooi. fantastisch! zo 'n mooi meisje. zal toch goed kunnen balletten. vindt u het ook niet fantastisch? wat kan ze toch prachtig dansen. zo mooi. ik hoop dat ze gauw weer optreedt. het is zo mooi, ik word er helemaal ontroerd van. alle commentaire hier. we hebben besloten, omdat je zo mooi danst, nog een klein cadeautje te geven. het is een echt konijntje. moet je groot eten geven. groetvoet, zegt ze. wat moet ik eten geven? konijnt geef jou konijntjes. lekker gras en. worteltjes. en water. en water, ja. toen was jij weer mijn broer. waarom was ik niet eens goed voor je, rikkie? toen zag ik weer wat je aan had. oh, oh ja. hoe kom je aan die sloffen? aan die ballet schoenen. het zijn ballet schoentjes toch? aan prachtige ballet schoen. als ik van mijn juffertje drie keer aan had, dan had ik gewoon dit allemaal. echt een konijn en dit. oh, en een konijntje ook. en een konijn. moet ik moet ik een gas gas gaseten geven. woters en water. oh, ja, prima. Dan moeten we ook een mooie hok voor haar maken, of niet? ja. hoe staat die in de tuin in, Rolf? een hok. een hok, hè, eigenlijk. daar, daar is een mooi hok getimmerd. papa, heb je dat? papa heeft een mooi hok getimmerd voor je. voor het konijn. |
zie je? nee, dat is een goeie. dat is een goeie idee. oh, lieve konijntje. toen kwam vader thuis, wat zij eet. toen zag ik dat ze vijf op een maak had. en toen kwam de juf aan. Anna Anna, waarvoor heb je dat? hoe heb je dat allemaal gekregen? omdat ik kripje goed is. eet. zo, oh goed zeg. en hier zie ik alles. even strooien. wil je goed voor het konijntje zorgen Anna dan? om mijn kamer moet ik. moet je niet in de tuin staan. de konijn hook. ik denk dat de konijn ook in de tuinen moet staan. waarom? omdat het konijntje vissen lucht nodig heeft, buitenlucht. Dan kan ik toch wel lucht in het potje zien? Dan wordt de hele kamer fysio heb weer leeg geslapen. Dan mag hij in het korijnenhokje. nee, op je kamers staan. op je kamer mag hij staan. kan er niet uit springen hoor. nou, daar houdt. weinig zot in over hé. kijk dan. je kunt er alleen maar zo terug springen. kijk eens. kijk ze daar. ja, je kunt er alleen zo springen ja. en water. zo verder. leuk he, dat konijntje. ja, schattig. ah, wat een lief konijnt. eindelijk, nu wil hij al z 'n lach hebben, hè, de echte konijn. ja. hij mag alleen hier, anders gaat hij eruit. een beetje donker. ja, hij moet ook donker, anders heb hij geen licht. kijk. dat moet wel. zeg papa. ja, dat moet wel. maar ik mag alleen niet zelf kijken. we gaan slapen. toen zei hij, we gaan slapen kind. we gaan slapen, kind. wat jammer. jammer. mag ik nog moeten nee, nee. alsjeblieft. mocht jij? jij o, mag jij? dat was jouw baby. o, dat was mijn baby, ja. ik heb een echt konijntje en jij hebt gewoon een babykronijn. ik wil helemaal geen konijn als baby. ik een echte echte baby,. baby, een mensenbaby. hé! wat doe je nou? ik ben konijntje. ja, oh lief konijnt je. wil jij ook in mijn hok? ja, ik wil er ook wel bij. moet jij het met die mes af doen? want kijk, je zit toch helemaal niet buiten? moet je ook zetten, maar mijn papa helemaal niet. je mag even oh, baby. baby, je mag niet zo fijn met dat. en ik kon ik kon kijk eens, lika. ik was aan het slapen. en ik kijkers liep de konijntje daarheen. en hij slaapte. ik sluipte lekker. oh, sluip ik lekker. dries, sluippe ik gewoon ook. oh, super. nog niet. nog geen. konijntje, je zijn alleen. je hoorde het waarschijnlijk niet. kanijtjes, je kijkt bij mij. oh, wat is dit? ze zijn heel klein dan. ze vliegen bij mij. ze lijken bij je in bed gestopt. nee, nee. Dan gaan ze toch weg springen in bed. kijk, dan hou ik ze heel vast. oh, oh. nou, fruit, dan mag het. fruit, dan mag je. oké, ik doe het even op. |
nu moet ik me wel een ruilissen moet ik me ruilen. wat? ruissen. wat? ik kom erin in je bed, zeg. zo, ze moeten liggen. zo, ze moet liggen. ze moeten lekker liggen. wil rusten konijnen? zo. ze moet eten. zij moet moeten eten! we moeten eten, Laura. mag mijn konijn ook ga ik mijn hok ook meenemen? een tafel, zitten eten. Dan lach ik altijd zo hier op. nou praten maar. wat is hier zijn bed? oké, zei ik. waar ga je je bedkonijnen bij je aan tafel zetten? nou, deze konijn moet ik niet meer hoor. ik ga ze maar uitvlees. kijk ze is gewoon een kind. o ja, ze is een kind. dat is mijn baby. toenaf, dat is mijn baby, wacht. stomme baby he. wat een lieve baby. ze gaat, dat ze, ze wil ook in de konijnhok konijnhok gaan. gaan. ja ja, niet maar niet in in de konijnhok de gaan, baby. wat moet je doen? het laat. ze wil tegen de konijn. Dan moet ik het wel zo in de rand doen. anders kan ik het niet in de stoel doen. ja, dat kan jij niet doen entje. dit is maar een romeinhoek hoor. wat is dat? o, dat. o, dat is een beker. die grote konijn heeft alles opgereikt. o ja, wat goed. nee. o, daar moet ze snijden. dat een baby, dus dat moet ik niet nemen. ik wil weer muur halen. nee, gras. er is nog gras. snij je maar even uit de tuin, hoor. gras. oké. daar zit ook gras in. oh ja. dit zo. en. de motos. en het kfjes. kom. een oud kleedje. gaan we maar proeven hoor. op een ould kleedje die je nooit meer gebruiken hoeft, en ik ook niet. op een oud kleintje die je nooit weer gebruiken hoef? ja, doe maar, mag wel. mag wel, volgens mij. zo, zei je. het mag ook best hoor. kijk eens man. geef ik. mag wel hè? ja hoor, het mag wel. het voelt toch meer als gras en konijn en water en het wortel. en het wat? het wortelel. en het wortwort. de wortels. ja. de wortwort zo, konijn en zei, ga dat eten. zei hij, hartstikke niet brood, zei jij. zeg dan. oh, zeg dan. wat zeg je? ik heb geen brood, maar ik heb wel lekkers en dat is is, is suiker en yoghurt en met vla en wat sap erbij. oh, ik heb met water erbij en nee, ik bedoelde met melk erbij. met melk en yoghurd en suiker en vla en sap. ja? nee. nee, dat is, dat is bedoeld. ik alleen alleen, alleen. Alleen, ook weer, ook weer wat je kan drinken. je ook niet drinken? nee. sissie, Sina's. melk. melk alleen maar erbij. Alleen maar melk erbij. toen zei je dat. heb je zien hoe mijn netjes en zoomtjes dingen heeft gedaan? je was toch helemaal kapot deze? ja. nou, een netjes en zomtje. |
heb een bed gemaakt dat ligt naast jouw stoel. wat een mooi bed. mooi bed, hè? dit is de deken dan maar. oh nee, toch maar niet. niks is de dekens. het een echt bakje zijn? mag het een kookje? wat doe ik een rijstwafel? zakjes, als Sarah op is. oké, maar nee, nee, zakjes. ga hem zo wel halen. ja? ga zo in de rijstwapel. je mag er nu alvast een maat. zaakje. oké. maar één. ik doe dan zo mee. zo. zo, nu moet de oké, hij er nog wat meer? voor lijken. lekker hè? gaan we nu doen? wat is dat? kortet. kortet, oké. gaan we kwartet doen? zit niet op de polder in de bak. we gaan het dak eens kleuren. oh, fijn. we kunnen het ook zo niet zien. ja, wel, de tafel moet wel stukjes zijn. oh, dit mag niet zien. kom maar, ik ga maar staan. Dan doen we de band. Dan gaan we de bank een stukje schuiven. kijk toch niet, hè? wat, kijk niet? ik kijk niet, ben je gek. je moet wel een hoop kletsen, hoor. dat weet je. hoeveel moeten we? vertel me nog even over het carnaval. wat voor leuks je gaat doen bij het carnavals. klauwen. ja, klauwen, klauw. dat is toch geen kletsen? wat klauwen? ik weet toch niet wat we allemaal gaan neerzetten als er carnaval is? nee. dus ik weet niet wat ik ga doen. nee, nee. maar wat klauwen is? wie is de clown? Paula? ik. en hoe ben je dan een clown? mama maakt een pak, joh. en een lood hebben we. en wat nog meer? mama gaat me aankleden. ja. de rest weet ik niet wat we gaan doen hoor. oh, ik denk dat je gaat hoeveel heb jij? ik heb er drie nu. ik heb er ook drie. vier. hoeveel moeten we hebben? wat denk je van zes? oké. ik heb de vier. en jij? ik heb ook vier. vijf? ja. pak maar negen. zes. oké. ja. nu, je mag niet kijken. nee, ik kijk niet. maar ik eerst beginnen. nou, vraag maar, dat heb ik niet. het is wel moeilijk zo, hoor. mag ik van grijs de de trein? trein. nee, mag ik voor jou van van roos het meisje? meisje. van roos het meisje? ja, heb ik. mag ik van jou van roos nee, jij. mag niet pakken. ik mocht er net een pakken. dat had ik vergeten. oh ja. mag ik van jou van roze het meneertje? nee, dat heb ik niet. mag ik voor jou kaarten. vind je niet zo leuk? je wilt nog bij zitten, ja, maar je laat precies je kaarten zien. als je nou zo bezig bent, ga dan zo over, over. zo. kusje, zitten. die gaan liggen. niet gaan. zo. kusje op je ga lekker in het hoekje. en mag het zo zitten? of zit het naast elkaar? oh, nou, dat gaat niet liggen. o, jee. |
kan jij, jij moet niet mijn kaart zien. wat kun je doen? wacht even. oh. ik zie mijn kaart helemaal door de waagen. ik zie mijn kaart door de wagens. je mag even niet kijken, je mag niet naar mijn kaart. nee, ik zal even niet kijken naar jou kaart. ik zie de kijkers helemaal door de buigen staan. de bedoeling is nee, ik zie niks. de bedoelling is dat ik zo ga zitten en jij gaat zo zitten. en dan zit ik zo en dan kijken we zo tegen elkaar op. en dan nou, dat gaat ook niet goed. gebeurt er niks? nou, één klein klapje op je hoofd. tegen je hoofd van de tafel. wat een hoopkater. wat een loopkater. dik. dus kom, dus dik pas. ik mag één pakken. oh, je mag het ook één pakken natuurlijk. oh, sorry. leg het er weer. weer terug, anders mag ik voor jou verhogen? een vrouwtje? nee, dat moet ik niet. mag ik ja, jij ook. lichtblauwe, donkerblauwe. zo gepakt en weer terug? nee hoor, nee hoor. ik pak niks en leg niks terug. mag ik van jou van donkerblauw? de maan. ja, je weet het niet. nee, ik weet het niet, ik. heb er drie, dus nu heb ik verteld. vandaar dat ik het vroeg. ik heb van jou geschreven joh. mag ik van jou nog een keer van groen kuipertje? ja, ik heb van groen. Dan mag je ook weer zeggen he. ja, dan mag je weer zeggen. een van jou van roze mametje. ja, die is zo lekker ligt. weet je wat, dat heb ik nog steeds niet. had ik net ook niet en die keer daarvoor ook niet. dus mama, ik moet mee. mag ik? mag jij? heb je niet de afstand van al gelukkig kwartet? nee, ik had er maar twee. mag ik van jou van oranje het negertje? goed zo. hoe heb je die? mag ik van je van oranje de nee, de oh, sorry. het chinese. oh, die heb je ook. weer kortet. toch niks uit. mag ik van je van grijs vliegtuig, die heb ik niet dus. nee. nee? oh. ik heb geen grijs. oké, dan mag jij. ik nog jou een roze. heb ik nog een blauwtje? nee, ik heb geen roze. nog steeds niet. nee. ik heb steeds geen roze bij je wilt gewoon alleen roze bij elkaar. je kunt beter een andere vragen eerst. oh, je hebt een kwartet. ah, mooi. ik leg ze altijd hier neer. oh, jij moet ze zo open neerleggen. ja, dan wil je toch vragen, maar je hebt het gewoon kwartet. ja, anders ben je het vergeten dat je mag ik een blauwe klinkblokje? wit dat heb ik niet. mag ik van jou een rood olifant? heb je niet. nu mag ik wel een rood. ik heb geen roze. je hoeft het niet te vragen, louder. ik heb geen roz. nou, mag ik deze vragen? oh ja, ik weet het. |
je mag er een pakken. als je. aan mij een andere kaart vraagt en ik heb hem, dan krijg je nog, dan heb je nog meer kans. mag ik van jou van donkergroen een stankertje? nee, heb ik niet. je mag er toch altijd één pakken na zoveel keren, Laura. dus, maakt niet uit. mag ik voor jou, je hebt donkergroene, dus mag ik van jou van donkergroene ei, mag ik voor jou van rood de pinguïn? heb ik niet. ik heb geen rood, zei ik net. ja maar ik heb niks anders dus, ik kan alles vragen. je hebt niks wat ik heb dus. heb je alle kleuren? nee, je mag niet van een kleur vragen waar je niet van hebt. nee, nu heb ik wel meer. nu heb ik er weer één andere kleur bij inmiddels. roze zeker? nee, geen roze. nog steeds niet. liggoe. mag ik van jou het paard? mag ik van je het lammetje? het lammetjee. heb ik niet. mag ik van jou, ja, we moeten nou vragen. van, eh, grijs. ik heb geen grijs! van groen. donkergroen. ik heb geene donkergroen, van rood. ik heb niet rood, dus ik moet iets vragen. je kan wel van lichtblauw. ja, maar die heb ik niet meer. dus dat mag je toch niet vragen als ik die kleur niet meer heb, of wel? mag ik hem dan wel vragen? nou, je moet zelf weten. mag ik ze allemaal terugvragen van je? niet. dat zal ik maar niet doen, hè. Dan krijg ik wel ruzie. mag ik van jou van grijs de vliegtuig? ik heb geen grijs. nee, nou dat weet ik dus. nou, dan mag jij. nu mag ik wel. ja. heb niet. steeds geen roze. mag ik van je van lichtgroen? de koe. de koelboeg? de koel boeg? ja. hé, waar is de. koe nou weer gebleven? ik win hoor, als je tijdens roze vraagt. ik zeg het maar, van tevoren. als je blijft roze blijft vragen, omdat je roze zo graag wil die uit de pot. het lampetje. zo. mag ik van jou van donkergroen, die heb je niet, maar ik vraag hem toch maar. het kuikentje. heb ik niet. goed. nou, hoef je niet te schreeuwen. zin niet. oh, wat een mooie. mijnat is in de nicht. mooie kaarten heb ik gekregen. nou, Laura. kom op. nu ga ik afhangen. je weet het wel. een rommelvrouwtje. quartet! eindelijk. nou, doe even die roze af. blijf jij blij van mijn rol? mag ik? mag ik! mag ik van jou vergrijs het bootje? grijs het bootje? o ja ja, ja. wat vind je voor het treintje? trein? ja. van grijs? heb je niet zelf mogelijk? nee. of eh ja, ik ben! o, wat bedoel je dan? eh, het autootje dan, maar het autootje heb ik wel. en het vliegtuigje? nee, heb ik niet. oh. moet ik dan nog vragen? maak ik van jou van rood de leeuw? het is niet zo. nou, zo. |
oh, van alle de twee die nee, je mag alleen de kleur vragen die je zelf hebt, hè. ja. wat anders dan ja, van van licht naar hé, ik zie nu wat nou, ik zie wat heb jij? wat bedoel ik er nou? ik weet niet wat ik bedoel. oh, ja, sneeuwklokje. oh, dat zou ook een kets zijn. weet je wanneer die gaat bloeien? wat? die gaat nou wel zo 'n beetje bloeien. als jammer dat wij geen sneeuwklokjes geplant hebben. zullen wij sneeuw die moeten er altijd, sneeuw klokjes. mag ik verder? kan ik kijken of je sneeuwkloekjes kan vinden? volgende week? waar? op de hoogte van sneeuwkoekjes. oké, mag ik van jou? ik mag, jou van rood de de olifant? olifant. mag mag ik ik van van jou je grood van rood, de leeuw? ha, ha ha, ik heb geen ik heb geen mag ik van jij een gijs met het vliegtuigje? heb ik niet. o, dan omdat ik alleen mijn gijs heb hoor. mag ik van jou van de rode pigments? wat is er nu aan? het is er niet echt goed geschud hè. mag ik voor jou van groen de kuikentje. het het kuikentje. kuiktje. moet ik voor jou voor hé, je had twee gepakt. nee. ik mag die? ja. alle twee gewoon maar. kijk maar. tel jij mij eens maar en tel jij jou eens maar. die van jou. een, twee, drie, vier. een, twee drie vier vijf. jij hebt gewonnen. geef toch niks. ja, jij wilt per se roze hebben. dus ik wil toch niet gewonnen hebben. nee, je wil niet meer roze. ik wil nog een keer. ja, dat is goed. en dan heb je nog een, als we deze gedaan hebben. dus dan moet je er nog bij. kun je ook vertellen wat je nou precies voor spelletjes wil doen op je verjaardag. weet je dat? quartet natuurlijk. ja, kwartet? kun je ook met even gewoon zitten. hoe heet dat dan weer? dat ding. zo. memory. ja. memory, ja? vind je dat leuk? ja. ja, maar wat voor spelletjes in het park? waar zou dat toch rechtop zitten? waar? denk groen gras. eh, groen gras! groen is gras? en ja. en hoe hoe gaat gaat dat? dat? of Dan moet niet wel zo leuk? groen, je no? een kringetje hebben en één moet er zo omheen lopen. Dan moet je groen gas zien en dan doe je deze dame zou het. zijn. dus dan moet je aan je hand gaan en weer groen gas doen. en dan heb je jullie twee moed. mo moet ik niet zo door je ingeleid staan? niet zij het is. maar dan loop je met de twee. en wie het laatste is, moet zichzelf boeken. en die doet zichzelf. goede gast. iedereen. niet iedereen. ja? ja, ja. jij mag ook kijken hoor. jij moet kijken. ik doe geen kleuters die je niet kennen. geen kleuters die geen groenend gras kennen. groenend gras. ja. groenende gras. |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.