text
stringlengths
96
60.7k
ik wil d'r nog wat van weten van het boek. ik wil wel in kijken. ik vind het een mooi boek. niet in kijken. maar waarom mag ik er niet in kijken? he. die voorlezen. maar dit is toch ook een heel mooi boek? nee. ik vind dit een heel mooi boek. ik wil hebben. en wat wil je d'r dan mee doen? hier op grond leggen. wat wil je? boek. op de grond leggen? ja. en &+wɑ waarom? he? waarom wil je het op de grond leggen? he? wat moet er dan mee gebeuren? he? &+m: op op tafel leggen. ja. en wat moet er dan mee gebeuren als je het op de tafel legt. wat ga je d'r dan mee doen? en nu deze voorlezen. au! jij mensen voorlezen. mama ook schoenen uit. nee. mama ook schoenen uit. nee! ook schoenen. uit. he toe. zeur toch niet zo. wat is dit? weet ik niet! he Hein! &+ɑɘ die andere lees. welke andere? die van kipje. ja die. um hier &+slɛp slapen. daar slaapt vogel. op berg. ja. wat is dit voor een berg? weet ik niet. dan gaat poesje kijken he? waar is het balletje nou gebleven? op berg. &+n: staat de vogel op. xxx. die kijk. die heef staart. een staart ja. die die. en dit is machine. nee. dat is een trompet. ja. daar daar nou weer. ja. wat gebeurt daar nou weer? he? wat is dat? &+sik. hn? &+sik. ziek? sik? nee. dat begrepen we niet wat jij daar nu bedoelt. stuk. stuk. o. stuk ja. kan ik niet lopen. nee. hoe komt dat?. weet ik niet. hoe komt het dat ze hier niet kan lopen. zo gevallen. he. xxx. en &+dɨ waar is. mij bootje. mama? jouw bootje? in de badkamer. mm? ik heef gevonden. lekker+puh. boem. je moet niet op een stoeltje gaan staan want dan gaat het altijd. bam. zo. wat hoe is het? kom je nog een boekje lezen of kom je geen boekje lezen? wel. o. van die boot. ja. dit is ook grote boot. ja. dat is ook een grote boot. en wat zit erin? &+mɑnə mannetje. een mannetje. ja. www. een mannetje. ja. www. boot gaat uh dit ook grote boot. ja hoor. ja. maar dat is een andere boot dan deze? he. boot is anders. um wat is wat is het verschil? en die heef stuur. die heeft een stuur en die? weet ik niet. jawel. wat zitten hier aan? daar. dit dat is ook een stuur. ja. maar dit waar de wind in komt. heeft Oom_Henk ook op zijn boot. dat zijn zeilen. die. kan uit. ja. &+n:i &+n:. is &+sɨ zit. iemand. daar o daar die is gek yyy. die &+m die man gaat gek doen. gaat ie gek doen? uh hee hee hee! kijk. gek doen. o. die die heef dat is xxx deze. ja. nee. niet dit is een stok. en dat is een rond stuur. die is rond.
dat is niet precies hetzelfde. maar je kunt er inderdaad alletwee mee sturen. die gaat. die die gaat. kijk uit voor het apparaat. kijk boksen d'r bij. &+m:. hoog &+hɨ &+həf &+hə in kan doen? o hemel zeg. kom nou niet met je hele bad aan zetten! waarom doe je dat nou? kijk ditte. nou daar hoef je je hele bad toch niet voor mee te nemen? kijk eens. &+xə wil lekker spelen in bad. maar we zijn nou toch een boekje aan het voorlezen? he? en dit. man die gaat varen. moet mama geen boek meer voorlezen? nee. o. waarom niet. &+ɘm: zocht. die. daar. ik uh die zagen. nou kom water uit. zo. hee! nou kom water uit. komt er water uit? ja? en nou &+wøt nou is. niet lekker. lekker? nou dat weet ik niet. ik kan het niet voelen. dat moet jij voelen. lekker. ja. nou die op &+s zitten. gaat ie weg. xxx. moet plassen. nog. en daar poep doen. o! niet het water op de grond! dat vind ik niet goed. gooi dat maar in de badkamer weg. dat water. nee. ik. kan wel &+hɨ &+hɨ &+wɑ in de was doen. maar dan moet je d'r niet in gaan zitten hoor want dan word je nat. is ik allemaal spullen. in doen. in &+f vrachtauto. en ditte? ook? uhhuh. zo. &+ndey dan ga ik. zo. www. &+dɑkt dat ook. hele grote wolk. www. dat grote. vrachtautowagen. een vrachtboot. &+fɑks &+xɑx een vrachtboot. www. en stoeltje in. stoeltje d'r in he. www. die ga. zitten. &+hɛ: xxx. zitten. www. gaan we daar toe. www. yyy yyy yyy yyy yyy. waar ga je naartoe varen? xxx september. en we gaan aan het. boek. van de poppetjes. beginnen. he? nee nee. wil ik niet. ja. uh hoeft niet maar uh ik vind het wel leuk. ja vraagt de hele week om het boek. xxx deze ook. &+ɑʃəy &+dɨ dit doen. wat? dit doen. wat? oh. kussen. he. ga maar zitten. &+dɨdɨ dit. dit neem. nee. nou. zit u? &+dididi die &+dyw doet mama. zit u. zit u. &+ɨ:gɨ:dadə daar is het donker. ja. daar is het donker. hoe komt dat? weet ik niet. omdat het avond is of nacht. dan wordt het donker buiten. dan gaat de zon onder. die kijk eens. gekke zon. ja. maar dat is ook niet een zon. wat is dat? maan. is de maan ja. gekke maan. gekke maan? ja. hij lijkt niet echt op een echte maan he, zoals in de andere boekjes. sokken ook uit. sokken ook uit. wat zie je hier allemaal op dit plaatje? &+ɛ en hier. komt die &+pɛi tijger. de tijger is d'r ook weer he. hij sluipt rond. he. en hier? vis. een visje. en &+dɑ:dɑ dat. zit in water. dat visje zwemt in water. ja. en dit is ook water. ja. &+n: en &+dɨ dit ook water. uhhuh. ja. &+mm doen ze daar? die kijken ook naar buiten. die is mama. nee.
dat is de poppemoeder. &+n &+dɨdɨ dit is Hein. dit is mama. ja. Joke. nee. Joke mm? en hier zijn ze. dit is Hein. ja. Hein. en dit is mama. Joke. Joke. Hein en Joke. dit is toch mama. Joke. heet mama. Joke heet mama. mama heet Joke is het eigenlijk. he. okee. mm. en wat voor voor trui heeft Hein aan. blauw. een blauwe trui he. ja. o. xxx. dit is mama. o. &+ɛ en dit Hein. ja. en wat doen ze daar? weet ik niet. ze zitten op het bed. &+e en deze. ja. die zit ook in bed. die zit in bed. en Hein zit op het bed. en dan gaan ze met elkaar kletsen. en dit is de poppemama. poppemama. poppe die is. kaboutermama. kaboutermama? ja. kijk. hier. die en &+dududu doet deze. en deze. ja. gaat ze ze heel gek dragen. he? dan heeft ze Hein bij zijn been. en Joke bij d'r arm. nou dat vinden ze helemaal niet zo leuk hoor. dit is Joke. ja. dit is. Hein. ja. bah! kip. kabouter. ook kabouter. ja. tja. dit is ook paard. dat is ook een paard he. daar kun je op rijen. doe je net of je op een echt paard zit. met alleen maar de kop en de hals van het paard. die zit op kop. die is gevallen. ja. is op de grond gevallen. die die gaat vasthouden. ja. gaan ze huilen. nee hoor. zo gaat ie niet huilen. zo vinden ze het wel goed. maar zo niet. nou gaan ze huilen. dan gaan ze huilen. dat vinden ze helemaal niet leuk. mm? gaan eens even kijken. &+nɛ Joke krijgt niks. Joke kreeg niks. en Hein niks. en Hein krijgt ook niks. en alleen de poppemoeder eet echt. &+m dit is. &+mɑ mama bord. mm. maar er zit niks op. nee. &+m-m en Hein zijn bord? mm nee. dat is er niet eens. &+n dit is Hein zijn bord. nee. ik denk dat het de poppemoeders bord is. en Joke en Hein moeten van samen van een bordje eten. ze krijgen niks. nee. ga Hein uitkleden. dan gaan ze uitkleden. ja. en dit Heintje? nee. kijk. hier zit Heintje. hier. dit is. Joke. ja. en &+dɨ &+dɨ ditte? dat is de moeder. van de poppemoeder. wat een moeders he. allemaal. en &+dɨ ditte? dat is een. poster. een schilderij tegen de muur aan. kijken. en daar staat een jongetje op. is ie? hier. die heb jij ook. wat groot toren. nee. dat is een poppehuis. en dit is toren. ja. nee. staat een dak op. staat &+d dak op. en. schoorsteen. en een schoorsteen. ja. nog een. ja. daar. twee schoorstenen. ja. twee schoorstenen. ja. &+nɛ net zo die boek. &+ni &+ndɑ daar heb ook. schoorstenen. ja. daar zitten ook een heleboel schoorstenen in. nou. en dan heeft ze gegeten en tandjes gepoetst en dan gaat ze naar bed. met de twee poppen. en &+de dit is maan. ja.
en &+da daar is donker. daar is het donker. daar is het avond geworden. mm? nog &+se schoorsteen. nog schoorsteen. nog schoorsteen. ja. veel schoorstenen he? en dit is het huis waar de &+mu de poppemoeder woont. met Joke en Hein. daar is donker. ja. &+ɛ en daar. het was d'r ook heel donker in het kamertje. en als. de klok twaalf slaat dan wordt gebeurt er iets vreemds. dan wordt de poppemoeder hoe langer hoe kleiner en kleiner en kleiner. net. tot ze. zo klein is als Joke en Hein. zie je wel. is ze net zo klein geworden. en dan maakt ze Joke en Hein wakker, en dan zegt ze gaan jullie mee. we gaan lekker spelen. we gaan op avontuur. we gaan naar buiten. en dan pakken ze de schoenen,. en die nemen ze in de hand. en dan sluipen ze heel zacht de trap af. reus slaapt. he? reus. daar. slaapt de reus daar? ja. o. de de reus van Klein_Duimpje bedoel je? ja. o. nou. en wie slaapt daar. hond. een hele grote hond. ja. xxx. ja. en waar gaan ze naar toe? nou. &+ni:. &+ndidi. die gaan ze xxx. ja. &+ɛ-ɛ en dit is Hein. dat is Hein. dit is &+pu moederpoppen. ja. de poppemoeder. en dit is &+fø:n &+f. golven zijn dat. ja. en water in. ja. golven zijn water. mm? en die dat. daar kan boten in. ja. daar varen vaak boten in. en is ook heel lekker om in te zwemmen. ja. wat vol water. nou he. ja. mm? daar kijken zij ook al met zijn drieen heel lang naar. vinden ze ook wel mooi. &+mm dit is maan. dat is een maan. en daar is donker. ja. he. iedereen slaapt. xxx slaapt. ja. hond slaap ook. de hond? nee. de hond slaapt niet. kijk maar. op dat plaatje is de hond toch wakker? en &+da daar slaapt ie. ja. daar slaapt ie wel. maar ze hebben hem wakker gemaakt. en xxx. mogen wij op jouw rug zitten? dan gaan we naar buiten. nou en dat vindt de hond ook wel leuk. die wil dat wel graag. buiten spelen. hm? kriebelt je voet? ja. o. nou. en wat gebeurt hier allemaal? &+mn: Joke &+hɑ hard rennen. &+ɛn en Hein ook. ja. hond ook hard rennen. &+ɛ &+ɛ &+ɛ &+ɛ en. moeder poppen ook rennen. ja. gaan gewoon lekker hard rennen. met de wind door hun haar. door het gras. en door de bloemen heen. dat is een heel lekker gevoel. mm, vind jij ook leuk. mm? lekker rennen. nee. wil ik. lange broek aan. &+də dan kan ik. niet rennen. zo &+xedə niet rennen. je kan toch met een lange broek aan ook &+lɑ goed rennen? gaat toch wel? ja. is ie niet meer xxx. ja? wacht even! &+m: uil. lawaai maken. ja. en die. &+hə &+hɑ hard weg weglopen. ja. dat konijn gaat hard weglopen. en die maken lawaai. ja. nee. de uil maakt niet lawaai. de kinderen maken lawaai.
&+ɛh. en de uil die ging dat goed. &+di die houdt niet van lawaai. en die ga ook &+wajə &+wə lawaai maken. ja. met zijn vleugels. als ie wegvliegt met zijn vleugels. dan maakt ie ook wel lawaai. &+m: die die &+hə hard wegrennen. ja. konijn gaat ook heel hard wegrennen. he? die is ook heel erg geschrokken van al dat lawaai. en die ga. op boom. ja. als ie uitgevlogen is gaat ie naar een boom. en hier. nou nou nou nou! voorzichtig met dit boek anders gaan de bladzijden kapot. wat gebeurt hier allemaal? gaan ze lekker zwemmen. met de eendjes. in het water zwemmen. niet doen! Hein. en hier? zwaan. die die gaat. vissen &+ts zoeken. ja. ooievaar die gaat vissen zoeken he. en de kinderen wat doen die? deze? nee. hier. op dit plaatje. deze. nee. dit plaatje. mm? &+køkøm kom &+da daar van uit? ja. dat is een wolk. en dat komt van het vuur. dit is. vuur. ja. en daar staan de kinderen bij want vuur is altijd lekker warm. he? maar daar mag je niet te dicht bij komen want dan doet het heel erg pijn. &+naa en ook niet aankomen? nee. dat mag niet. nee. dan doet au. ja. dat doet heel erg au. zo au. mm? dan ga je heel erg hard huilen. en visjes. nou ik zie geen visjes in het water. maar wel vlinders. bij het vuur. mugjes &+E en vissen ook. o? vissen ook. o ja. waar zie je die dan? uh uh die die zijn. weg. onder water. ja ja. die zitten onder water he. die kun je niet zo goed zien. dat is het natuurlijk. en wat is dit? wolk. nee. dan. een &+fø. een vos. dat weet je toch wel met die mooie witte staart. dat is een vos. die wil ook wel graag naar het vuur want die heeft het een beetje koud. nou. en dan gaan ze op bezoek. bij de familie konijn. en die mevrouw konijn vraagt lusten jullie wel een bordje groentesoep? nou wat graag! dat willen ze graag. twee konijnen. mm. twee. want ze zijn wel een beetje moe. en koud geworden. van al dat spelen buiten. nou. en hier gaan ze gezellig in een kring zitten. au. au. o. voetje kriebelt een beetje he? zo. en wat gebeurt hier allemaal. weet ik niet. xxx. Klaas_Vaak. die gaat een verhaaltje vertellen. maar daar wordt iedereen zo slaperig van. dat ze allemaal in slaap vallen. de hele familie. konijn. die zit te slapen. of die staat te slapen. die deze &+bɑ meneer konijn. &+m dat is meneer konijn. ja. &+ndidi die was ook yyy ja. dit is oma. is dat oma konijn? o. o o! &+dɨ dit was oma. o ja. ja. en dit lijkt me meer een kindje. konijn. &+ndi die. Klaas_Vaak. nee. dit is. Klaas_Vaak. dit. &+dɨdɨ dit dan? die hoort dat is ook een kindje van konijn. &+nɨ en ditte dan? oma? ja. oma konijn. nou.
en dan zijn ze uitgerust en dan gaan ze weer lekker naar buiten. en en dit is nou? dat is een hele grote kraai. die kijkt heel boos. &+nm-də-ən &+ni die. dan? dat ook. &+m &+m &+di ditte nou? ditte. dat zijn nesten. en dit hoort in. ja. daar gaan ze wel in zitten of in slapen. in die nesten. &+ɛ &+di en ditte? wat? ditte. wat dat dat is ook een vogel. dit is papegaai. nee. ik denk dat het een kraai is. een papegaai ziet er anders uit. die heeft veel mooiere kleuren een papegaai. nee. die papegaai. &+s zo vliegen. o ja. hard vliegen. ja. die kunnen. vliegen he. en deze ook hard hard vliegen. deze. ja. en ditte? die slaapt. heeft ie. kleine oogjes. ja. ja. van de slaap. nou en dan gaan ze weer een stukje verder lopen. nou gaan ze huis toe. nou gaan ze naar huis toe. en onderweg komen ze nog een hele grote koe tegen. &+m: &+dɨ dit is uier. ja. dat is de uier van de koe. he. daar komt de melk uit. nee. ja. dan gaat de boer d'r aan trekken en dan komen d'r straaltjes melk komen d'r uit. &+xux zo gaat. trekken. nee. niet aan zijn hier aan de uier. hier. ja? he. en dan moeten ze gauw naar huis toe want het wordt inmiddels al weer licht buiten. het wordt weer morgen. &+de dit is grote paard. dit is kleine paard. ja. ja. dan. rennen ze naar huis toe. vlug vlug. vlug. als het licht wordt,. dan gaat de poppemoeder weer groeien. groeien. groeien. &+so zo ga je doen. dan wordt ze weer kijk. hier gebeurt het al. en dan gaat ze. weer groeien. dan wordt ze weer heel groot. die die wordt &+xə groot. ja. zo groot wordt ie. ja. net als ze thuis zijn. dan is ze weer gegroeid. en dan gaan ze nog net gauw in bed liggen. kijk. hier hier hangt Hein ook nog. aan het bed. die kan d'r bijna niet in klimmen. zo een groot bed is dat. zie je dat wel? nou. is het zeven uur. en dan komt de mama van de poppemoeder. bij het bed,. en die zegt goedemorgen. opstaan. een kopje thee. en een lekkere beker melk. &+ɛ-ɛ ook melk. jij krijgt dalijk je eten. &+m: &+loeloe nu. een beetje melk. nee. nu niet. &+ŋ klein beetje melk. nee. nu niet. strakjes als je gegeten hebt mag je misschien nog wel een beetje melk. nu wel. nee. want anders lust je je eten niet meer. houden we d'r nu maar mee op. elf september negentien achtentachtig. ik heb een kusjesalme. de kussens. oh ah ja ja, ze slechtal ligt onder een kussens! is ze lekker slapen? is ze lekker aan het slapen, ja. nou, zeker. lekker, lekker, lekker kijken. ja. kijken. ze kijkt en ze slaapt. fietsen. fietsje. heb je ook een fiets? ik een fiets. hij was fietsen. ja.
ze zijn niet van op fietsen, op de fiets, hè? hè? nee nee, ze ze gaat gaan niet me vangen van op de fiëts. en ik hou niet bij dat kleintje. dat gewoon zo groot. groots fiets? hoe groot is die? geef mij een kijkmasker. ja, ik ga morgen wel heb je dat kastjeor gefietst? nee! waarom niet? nee, heb ik hem niet meegenomen in de auto. oh, had je je vis niet meegenommen. wat had je dan wel meegenomen? een beer. een beer? een roos! had roos de fiets weg? nee. zo 'n spelletjes. wat doe je dan met spelletjes? met roos spelen ze op dat ding. op dat ding? spelen? ik ga badminton nemen bij roos. met mijn emmertjes spelen heb ik een bad gespeeld. een bad? ja. met je emmertjes gespeeld? ja, met roos. met dat vies. met dat? ik ga groot naar het andere zwembad. buiten in het zwembad buiten in zwembad? zwembad. roos, het grote zwembad? en jij ook? ja. mijn gast. vond je dat leuk? ja. grote zwembat. met mijn emmertje spelen. heb ik meegenomen. mijn emmertjes meer? nee. wat durfde je in wat heb nog groot tent. Klein tentje. zo 'n klein teentje. ga ik met mij dit, ik ik, op mij deze teken. ga daar tekenen? op deze, wat is deze? op mijn been roos teken. roos getekend op jouw been. en vond je dat leuk? ja. kribbelt dat. kribbel zou je dat kribbelen? die. roos. hm? ja? die is wel raar. die, een osterietje, daar is roos in. zit er daar roos in? achter die deur? ja. nee, daar is oos. o ja. meneer roos. roos. meneers meneer roos roos, ja. ja dat dat is een een duplo duplo meneer. meneer. duplo duplo poppetje poppetje meneer meneer! ga niet mee opeens naar de ziekenhuis brengen! ga niet naar de ziekehuis breggen! ja? ja, heeft de vrouw ook mee? ja, de vrouwen hebben het ook mee. kan ik me zeggen, deze blijft hier in de deur. blijft die in hier nog een? nee, hier. vliegtuig. ja, oh ja, dat dat is is een een boek, mooi boek. hè. een mooi boek, he. vliegtuig. een vliegtuige, ja. wat is er met een vliegtaug? er zitten mensen in. ja, daar zijn mensen in. hier niet, hè? nee, die achter dit raakje. daar wel. kun je dus niet zitten, hè. hier in, hè? zeg maar. ik kan het niet zien. kijk, en nu? kan zij met haar own dome? kan zij me doen? heeft buik. ze heeft te veel ijsjes gegeten. ze heeft haar buik afgekregen. ja. auw, auw, auww. auw. auw auw. papa. wie? wie er op bezoek komen. mijn papa jij je hebt papa? gisteren verteld. dat weet ik niet hoor. malinka en? malinka en, wat is jongetje? dat weet ik nog niet. dus, gewoon? nee. nee? weet je dat niet? ik wil niet komen. moet niet komen. vind je dat niet leuk? nee. ik hou van vind het niet leuk.
je roosleuk? ja. deze was zielig Laura vandaag. dat dacht ik wel. kijk eens. wat moet ik zien? wil je naar de dokter? die ook wel naar de dokters? ja. die baby. dat is een baby, hè? ga ik ook naar de dokker of niet? ja, om lekker naar naar bed slapen. denk ik. nee, naar de dokter. o, goed. naar de dokter? wat doet de dokter dan? dokter, als ze prikje is aan. o, tj jongen wat gemeen. kan ik hem boven zien? kan ik hem hier boven zien. kan ik hier boven zitten? het is een mooi boek, hè? dit. het moet wel een beetje netjes omstaan, hè? dat is een goed goed, goed boek. hé, wat gaat zij nou doen? kijken? bij de kraai? nee. nee hoor. oh ja, dat is de kraan. de wastafel. en de telefoon hangt in de wastafel van haar kind, hè? maar ik dat niet doen? nee, vindt Marcel het niet leuk. hij vindt het wel helemaal nat. het drinkt. nee, maar moet ik deze niet drinken of wel? het is water denk ik. of niet? wat is dat, water? wat is het? dat drinken, of niet? eerst even kijken. ja, als we kijken moeten we verder kijken naar het water. in het glas. raar kind, hè? het heeft de telefoon in de wastafel. het is helemaal nat deze. helemaal nat. ja, helemaal nat, de telefoon. en iemand zit erin. hier in het voetenbad. wat zit daar? dat weet ik niet. nee? een schildpad. kijk, een schildpadje. ja. zwemt in het voetbal. gaat zennie uit het schildpadje? nee, hij blijft kijken op het randje heen, maar blijft lekker zwemmen. dat vindt hij lekker, het schild padje. heel mooi jongen. en water. ik zeg toe nou. Dan ga ik alles inisje? ja. wat zijn de mama bij staan. kijk hier. hier is de telefoon. is dat de mama die opbelde? nou ja, zoiets. nou, daar is ook schat en, en en, kijk maar, vies. je nog niets leukjes te vertellen? nee, niet meer. het onderschoenen af. ja, het. on zijn jullie op de kennis ook zo 'n meisje? ja. en hoe heet die? nee, ik heb die niet. hoe heet die dit meisje meisje eigenlijk? eigenlijk? inderdaad Eloise niet, heet heet ze. Eloise. mooie naam he? en deze heet nou? dat is de nannietje. en zo 'n meid. weet u wat die meer heet? staat hij niet bij? die meneer is een fransman met een ballet op en stond bij de oom met zijn arm. ja. kan hij de eisen niet kopen? hm, dat kl je niks moet kopen. of niet? nee, ik moet stof halen. ja, stof. ja. dus opstaan. ja. ze staat op de stokknoot. gebruik ze als kies. kan die opeen of wel? ja, ze kan best opeen. er zit een draadje aan. ja. kan die toch een draad opeten. Dan ga ik de brood opeten. nee, niet. nee. of wel? de brood ging wel opeten.
en deze? ja, er stond een k doet die? hij draait met de auto. nou, hij gaat vaker volgens mij. rijdt toch ook zo hard? nee. die rijdt niet zo hard. nee heb deze tas niet. vind je het wel leuk, auto rijden? ja. niet zo hard deze. nee, dat gaat ook niet zo hard en deze? die gaat heel hard. en deze? ook. en deze ook. k duivenvliegen opzij. die staat stil. echt maar. ze gaan eruit. ze gaan even stappen uit de auto. hier. is hij alweer niet op. moet je de peertje niet opeten? nee. niet meer. zendat. zend zendat zend een rivier heet dat zendat. heel groot. water. heegers zijn ook mee etvries mee. nou? nou, kan ik niet in de waterstap, hoor? niet in de water stappen. nee, tuurlijk niet. Dan word je nat. dit niet hier. nee, wat is dat dan? waar zitten. ze dan in? in de boot. ja. heb je wel eens in een boot gezeten? nee. Laura? nee. nooit? nee. ook niet met Sophia geweest? met de pont? nee. Laura? nee! hop, hop. Dan is het weer graag. nee. nee. kijk eens. zet maar een mat. is er al een mat? ja. het valt water. ja. ja. de grote is hier over je hand heen. ja. oh ja, even wat. deze ga je ook aan het maken. wat zeg je? ga je ze ook in de hand maken? nee, ze gaat zwaaien. kijk maar. ze gaat niet meer nat maken. en deze kan niet? wat kan deze niet? deze gaan? wat kan die niet? wachten tot ze een eindje schoonmaken? nee, dat kan ze niet. je moet gewoon in je handen houden, een hele leef. er zit achter de fiets een hier. nee, dat is geen fiets. wat is dat? een poosje? ook een scooter. ligt het nog op de kruisjescooter? of niet? van wie heb de scooter gekregen? kijk! het is ook een scooter, deze. ja. hé, is dat de vrouw met de staartje in? wie dat is? ja. juffrouw pier pieruit. en deze? meneer pieruit. papa pieruit. ja, dat is eloïse. en deze. en deze? nee, die zit achter op de scooter. die is zelf niet anders te verzinnen. kijk, stop je er niet naar op? bril? nee, dan krijgt hij geen stof in zijn gezicht. zo, heeft hij een kap voor? nee, dan kan ik niet halen. ja, dan ga je niet halen, nee. anders komen er allemaal stofjes in je gezicht, hè? appelen? moet weg, hè? moet dat weg? ja. vind het niet leuk, zeg? hij vindt het wel leuk, ja. gaat zij nou hier daar daar en kijk eens hier. wat gaat zij nou doen? zij de af de stofkap, goed, zie wel op? nee, dat kan niet. ik kan hem niet afhalen. kijk maar, hij kan niet. hij blijft in de boek zitten. hij blijf op de meeste neus zitten. het is een beetje raar, vind ik ook. daar is man. nee, helemaal niet.
wat niet? kijk, is daar maar een of niet meer wezen daar. wat is daarin? wat isagen. maar het is heel klein. oh ja. in die wagen zit zo 'n kleine egoïse in. heel gaaf. zo 'n kinderwagen, ja. maar dat is zij niet. het is de baby. dat is de baby, Sarah denk ik. of niet? nee, toch? nee, dat is zara. dat is zara, ja zara in de box ligt, kan ze niet in het boek zitten. dat begrijp ik ook, ja. dat is zara. en wat is zara? wat is dat? wie is dat zara? jezus. jezus. is dat jouw broertje? ja, mijn broertje. jij broertje! oh, is dat mijn broertj? nee, dat is broertje niet. nee, dat mijn broer! nee, jusse? nee, ik weet het al niet. is het jouw moeder? mijn zusje. mijn zus. ja. moet echt haar klerenen uitdoen. deze daar. ja, maar dat is een standbeeld. die hebben nooit kleren aan. die zijn niet echt, die zijn van steen. kan ik deze niet kopen? nee, een standbeeld kun je niet kopen. het is bovendien een zeemeer minstens. en dan een staart, zie je? oh. waarom dan, mama? oh, maar waarom dan, waarom? ja. die bestaan niet echt. die hebben een staart, dat zijn een soort vissen. maar het is niet echt hoor, het is van steen. hegen, zij moet een keer uit doen hè hè? hoe ze een keer uit? hoe ze eerst een uit doet. ik weet het niet. kijk maar even. op de volgende bladzijde. hoe ze een kleren uit doet. nee, ze is echt anders. wat is er nou? ik kijk hier. oh, kijk. wat zijn zebij zitten. kom mee vroeg. hetgelzamen. allemaal spiegels, ze hebben niet ramen, ze hebben spiegels, kijk maar. kijk, komt zij niet daar hoog? nee, zo hoog gaat ze niet. wat is er met zij? zij staat er, dat een overstand beeld. ook van steen. deze steen ook, hè? met Sarah, vind je dat mooi? Sarah vindt het prachtig. vertel me wat meer van Sarah. kijk eens. ogen datten, eten, kijk, Sarah. eten. ja. en meer, hier. wat doet u meer? nee, gaatioen. u even hier? nee. nou, het is gezellig hierbij. dag. dag. vertel hem hier. ik weet niet hoeveel ze hebben gezegd, el ze Sarah over de crash. vertel ze Sarah ook over de crash, he? Dan kan je blijven. kun je Sarah ook over die crash vertellen? nee? kun je Sarah over de crash vertellen? ze kreeg het uit. en we mogen weer verder. xxx. boot boot. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. lars. xxx. lars. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. boot. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. een. xxx. xxx. xxx. patat. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. boot. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. boot. xxx. xxx. xxx. xxx. Lars. poes. poes. poes. xxx. tik. tik tak. xxx. tok. xxx. xxx. sap. xxx. papa. papa. papa. papa. papa. papa. dag papa.
dag papa. papa. papa. papa. papa. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Po. tas. tas. tas. xxx. xxx. tas. xxx. xxx. bloes. Po. Po. Po. xxx. Po. Po. xxx. Po. xxx. xxx. xxx. tas. xxx. xxx. tas. xxx. xxx. xxx. xxx. Lala. Lala. xxx. xxx. xxx. Lars. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Dipsy. Lala. Po. tas. xxx. tas. tas. xxx. tas. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. muis. Lars. bad. xxx. xxx. aap. xxx. Lars. daar. xxx. xxx. xxx. xxx. pak boek. boek. Lars. xxx. muis. xxx. xxx. xxx. Lars. boek. xxx. xxx. xxx. broek. broek. broek. daar. broek. Lala. xxx. Lala. xxx. tas. tas. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. daar. daar. daar. daar. xxx. xxx. daar. xxx. kapot. xxx. xxx. stoel. bal. Lars. stoel. stoel. Lars. Lars. xxx. tik tik. haan. xxx. daar. xxx. xxx. xxx. tik tak. xxx. woef. tok. xxx. xxx. xxx. xxx. boe. xxx. xxx. xxx. xxx. daar. daar. daar. daar. xxx. xxx. daar. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Lars. xxx. xxx. xxx. xxx. bal. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. blok. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bal. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bal. xxx. bal. en dit is. ziekenauto dees dat? ja. dat is een ziekenauto. ja. met poes bij. met een poes d'rbij? ja. waar dan? hier poes. hier poes. ja. hier poes. hier poes. hee. heleboel poezen zijn daar. ja. hier zit nog poes. een boterham eet jij. lummel. lummel. Bassie komt. Bassie en Adriaan. pa. pa. Bassie en Adriaan. Bassie en Adriaan? ja. dat zeg ik toch. Adriaan en Bassie. dat is toch? Adriaan en Bassie. dat zeg ik toch? xxx. ga jij boterham nou niet smeren? xxx. lekker boterhammetje? heef jij stront in oor? jij? of ik stront in mijn oor heb? ja. nee. ik niet. ik ook niet dacht ik. okee ron begin maar. um. het meisje loopt. ja. je mag gewoon verder gaan hoor. um. ja? het meisje wil een ijsje. een mevrouw geeft het. het ijsje. ja. pakt het meisje aan. ja. prima. het gaat goed. en dan bij het volgende denk ik. ja ga maar verder. uh het meisje likt er aan. en het meisje &~v valt. en het ijs valt. en dan. huilt het meisje. okee. hartstikke goed. dat is verhaaltje nummer een. ja! ga ga maar door naar nummer twee. ja. um. het meisje en de jongen. &~z um lopen in het zand. ja. en. en het meisje gaat een toren maken. en het jongetje gaat vissen. ja. en uh.
um en het meisje zegt “nou niet doen”. en het jongetje pakt het af. ik denk het. ja. en uh um gaan ze allebei ruzie maken. en neemt het jongetje het mee. gaat het meisje daar achteraan. en huilt het meisje. en het jongetje vist weer. okee prima. nou mag ik weer het volgende. ja. bij nummertje drie. nummer drie prima. um het jongen en een meisje zitten bij hun vader. en dat meisje voetbalt. en het hondje gaat ze bij achteraan. en dan. gaat het meisje het hondje een kluif geven. het hond gaat het kluifje verstoppen. nu gaat het hondje slapen. okee. en bij. nummer nummer vier ja. ja dit is nummer vier. um het meisje loopt. en het meisje ziet daar zijn de ballonnetjes te koop”. en dan zegt dat meisje “uh mag ik een &~e een ballonnetje”. zei de meneer “ja hoor”. en dan &~ga neemt het meisje het mee. het ballon. um. en laat ie het los. en &~z zegt ie ik struikel”. en dan huilt ie. ja. en bij nummertje vijf. ja. um. het jongetje loopt. en het vader zit op een bank. en en het jongetje is aan het voetballen. en het jongetje gaat de krant afpakken. en toen zei en en de vader keek streng. gaat het jongetje de afpakken. wordt ie heel kwaad. neemt ie het mee. de vader gaat er achteraan. en nu &~v huilt het jongetje. met de vader. huilt niet. die zit aan de krant lezen. ja. is goed he? ja hoor prima. het laatste. ja nou is het &~la nummertje zes. um. het meisje uh zit op de bank bij zun moeder. en en het meisje zit um met poes aan het spelen. poes aan het spelen. en. um en het meisje laat het los. um en gaat ie mee rollen. en &~t zei het meisje “een visje lekker”. &~z zei de poes. en dan eet het poesje dat op. en ging ie slapen. okee. prima. okee ron begin maar. um die hond. kijkt naar de kikker in het potje. en het het jongetje kijkt daar naar. en het &~m &~m jongetje slaapt. en de kikker gaat er uit. en toen springt een hond er uit. en uh en uh dat jongetje springt dur uit. en um ze schrikken heel erg waar de kikker dat ie weg is. die hond en het jongetje kleedt zich aan. en het hond kijkt dur in. en de hond valt bijna. en het raam is open. en het jongetje kijkt. en het hond valt. en de het jongetje kijkt. en het jongetje kijkt heel boos. en het uh hondje &~jonge hondje likt hem. mm. is bij de volgende. en het jongetje roept heel hard. en het hondje steekt zun uh. de pootjes omhoog. ja. en het jongetje kijkt in het gaatje. en het hond kijkt naar het um waar de bijen altijd inzitten. en xxx die jongen xxx. ja. en. uh het jongetje zegt um.
en er kwam een uh een uh een diertje dur uit. en het hondje klimt op de boom. en uh en het jongetje jongetje het jongetje uh klimt in de boom. het hondje wou dur net in. en uh toen ging ie er af. toen kwam dur heel veel bijen op af. en en toen uh kwam er de beestje weer. en toen viel het jongetje. en en de hond. en komt er allemaal bijen achteraan. xxx xxx xxx. en het jongetje zit bij de steen. en de adelaar komt er aan. en het jongetje staat op de &~s grote steen. en het jongetje wordt &~gehe geholpen door een hert. en het &~hoe hondje ging &~m mee met het jongetje. en het jongetje valt. en het hondje valt. maar de hert niet. en het jongetje uh gaat in het water. en het hondje gaat in het water. uh en de &~r uh jongetje. gaat jongetje zit. en het hondje gaat op op zun hoofd. en nu andere ook. ja. andere kant. en dan hier en die is laatste. en het jongetje. zit. bij het hout. en het hondje zwemt nog. um. en het uh hondje is dur al uit. en het jongetje nog niet helemaal. en toen &~za &~zi zagen ze een kikker uh de hond en um het jongetje. toen zagen ze heleboel &~t. jonkies en groten. de hond en het jongetje. en dan bij het laatste. en uh. en het uh hondje. gaat door het water. en het jongetje neemt een kikkertje mee. toen &~za zat er nog een kikkertje op de grond. en de andere kikkertjes zaten op het hout. en toen was het. ja. okee. xxx. xxx. tiktak. xxx. xxx. dag. weg. uit. schoen. uit. schoen. xxx. uit. uit. xxx. pak. schoen. uit. uit. schoen. uit. xxx. xxx. drinken. koek. koek. xxx. xxx. koek. koek. xxx. koek. koek. xxx. koek. koek. koek. koek. xxx. koek. koek. boek. xxx. xxx. olifant. aap. xxx. xxx. aap. xxx. xxx. xxx. giraf. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. aap. xxx. xxx. aap. giraf. hap. koek. xxx. koek. koek. xxx. xxx. xxx. xxx. koek. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. lars. xxx. xxx. boek boek. xxx. poes. appel. banaan. appel. peer. aardappel. weg. hier. tok. kwak kwak. poes. miauw. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bal. bal. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. big. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. koek. koek. xxx. xxx. ijs. ijs. ijs. schoen. schoen. xxx. xxx. boek. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. aap. daar. blok. aap. xxx. xxx. xxx. xxx. aap. xxx. xxx. bad. hoed. aap. aap. xxx. aap. aap. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. blok. pak. pak. xxx. xxx. xxx. pak. xxx. xxx. bak. bak. bak. bak. xxx. po hier. xxx. po. lala. lala. lala. tinkywinky. tinkywinky. po. po. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. po. xxx. xxx.
lala. po. xxx. toe. xxx. toe. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bal. aap. aap. beer. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bij. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. koek. xxx. lala. po. dipsy. tas. xxx. xxx. xxx. tas. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. po. po. po. xxx. xxx. xxx. po. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. po. po. xxx. xxx. tas. xxx. po. xxx. xxx. xxx. tas. tas. xxx. xxx. tas. xxx. twee. drie. xxx. twee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. twee. drie. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. danku. danku. danku. xxx. danku. danku. drie. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. danku. danku. danku. xxx. po. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. piep. xxx. piep. xxx. xxx. xxx. de tas. xxx. tas. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. beer. beer. xxx. xxx. beer. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. zit. zit. xxx. pak. xxx. boek. ja. po. xxx. po. xxx. kip. tok. poes. miauw. koe. xxx. xxx. aap. big. koe. xxx. boe. beer. beer. koe. xxx. beer. bzz. boek. op. xxx. beer beer beer. xxx. xxx. xxx. xxx. po. xxx. po. aap. xxx. xxx. xxx. op. xxx. aap. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. piep. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. po. po. toe. xxx. open. xxx. po. dodo. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dodo. dodo. dodo. dodo. xxx. koek. koek. koek. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. poes. poes. poes. xxx. xxx. xxx. xxx. kus. xxx. xxx. xxx. weg. weg. xxx. xxx. xxx. xxx. wat is dat? kom maar! 0dan doe ik die tas even weg. wat is dat eigenlijk? jij weet niet hoe dit gaat. 0dan moet je hetzelfde lettertje opzoeken. nou, ja. zie je wat dat is? nee. wat is dat, Tink? vertel eens! Sanne weet het strakjes wel. ja? ga jij het uitleggen aan Sanne? nou:, ik wil het eerst eens even doen. maar jij weet het niet. zo. ik zet hem 0er in. dan weet je het toch wel? maar het is zeker geen lang verhaal want dan kan ik het niet onthouden. &~hm, nou. eerst &~tst het eerste lettertje. nee. wauw! nou, hier blijven. neehee. nee. die heb ik niet nodig. ja. deze heb ik nodig. nou deze twee en die hè? nee, dat moet jij. doe die maar even weg. en dan twee twee, die hè?. nou. dan twee, vier, drie. hé, Tink. als je aan de lange kant gaat zitten, dan kunnen jullie naast elkaar zitten. zo kan Sanne niet naast je komen. als jij hier komt nee! dan kan Sanne. naast je zitten. 0dan kunnen jullie naast elkaar. ja.
ik heb hem. ja. nu. ja ja. dat zijn allemaal letters hè? ja. ik heb hem toch. want ik dacht ik deed hem zo en toen nam ik 0de verkeerde. maar 0toen dacht ik dat ik die moet zo hè? mama? en nou die. die. nee. die heb ik niet nodig. nou, misschien kan Sanne die vinden. deze is onze letter hè? dat is mamas letter want dat is de. die is ook van Sanne. die? ja. kijk! die is ook van Sanne! ik heb hem! jee! ik heb hem! Sanne, jij schuift het per ongeluk jij en nu zag ik hem. met die ben ik klaar. nou weet je het wel hè? okee, dan mag jij deze letter op gaan zoeken. zal ik ze even op de tafel leggen zodat je ze goed kan zien? &~hm? nee, die hebben wij niet nodig. nee. ik heb deze nodig. ik ga ze gewoon allemaal omdraaien zodat je ze allemaal kan bekijken. anders ben je aan het zoeken en dan liggen ze misschien die. geef maar! nee, kijk! nee, kijk! nee. jij. ik zet hem d'rop. mag Sanne niet meedoen? jawel. dan is het niet leuk voor haar. nou, hij zit er weer voor. dan mag jij die zoeken. nee nee. kijk, ik zet hem d'rin hè? als je het nog een keer zo doet, dan doe ik niet meer mee. wat zeg je? als zij het nog een keer zo doet, dan doe ik niet meer mee. want ik vind het niet leuk. nee, nou en. nee. &~ne &~ne nou , Tinke, wat Sanne zegt? ja. wat zei Sanne dan? 0dat zeg ik niet. dan weet je het niet. schuif het maar een beetje op naar. ik hoorden het. weet je wat we kunnen doen? dat jij deze maakt en Sanne deze die bij Sanne zijn. dan is het veel leuker. dan heb ik geen stuk. dan heb ik alleen maar dees. of om de beurt een woordje maken. 0dan heb ik alleen maar deze, hoor. en die. nee. nu heeft. dan gaan we samen deze afmaken hè? okee. want anders is het helemaal niet eerlijk. 0dan heb ik er twee, 0en jij er drie gedaan. je ziet niks. nee. dan doet deze niet mee. dan mag ik die doen. ja. ja. want dan mag ik ook wat doen. je moet ze wel allemaal uitleggen! ja. 0dat doe ik. oh. een geit. oh! ja. die is van mij. ja, dat klopt. dan moet deze bij deze passen. ja. hoe kan dat nou? ze blijven wel staan maar. het is wel moeilijk hè? &~hm. het is maar een heel klein randje. zo. je moet ze stukmaken. dat heeft niemand gedaan. jel. jij gooit ze zo om. en weet je. dan gaat er een brokje van af hè? niet. echt. &~hm? echt wel. als je zo heel hard trekt dan gaat er één brokje van af, ja. één lettertje? ja. een blokje? ja. zo, krak. oh. echt waar, hoor.
nee, daar moet je heel voorzichtig mee zijn inderdaad. dan breekt het zo af ja. als je heel hard doet. zo. maar zij niet. oh. er verdwijnen letters. nee, niet doen. je moet het echt niet. &~hm. ja. allemaal. en dan is. allemaal kabaal. ja. ja. ja, goed idee. hé, dit is “som”. kijk maar, Sanne. hier staat “som”. school. nou moet deze d'r eigenlijk wel vanaf. wiel. zee. deze? ja, want die heb je nog niet zelf gemaakt hè? boot,. boos. zo, 0dan doe ik die even zo. dan kan je het helemaal maken. koe. ui. vuur. tafel. school. ja. een tafel op van de school. bord. nee, daar staat “som”. jij kan niet ja ja, maar Sanne heeft nog nooit die woordjes gelezen. en dat de som staat op het bord. en zij kan nog helemaal hiervan lezen en ikke wel! ja, maar dat komt omdat papa jou geholpen heeft daarmee. als we Sanne helpen, dan kan Sanne het ook hè San? nou, maar het is niet van Sanne. nee. hé, dat &~ne woordje moet echt niet weg. jawel, want Sanne wou hem zelf maken hè? ja, anders heb ik er maar vier. ja. en dat is niet eerlijk. nee. ik hoor één, twee, drie 0te 0hebben. nee, kijk, één, twee. één. xxx. één, twee, drie. dat wordt één, twee of zullen we wat anders spelen. één, twee, drie, vier, vijf, zes. nee, dat gaat niet. kijk, wauw. ja. wat anders kan ook. weet je wat ik wel leuk vond? nee? wij hebben een, Sanne. , zes. wij hebben een keer ganzenbord ganzenbord hebben we een keer gedaan samen. 0dan kunnen we ook nu zo doen dat jullie samen ganzenbord doen of dat we het met z'n drietjes doen. ja! met z'n drieën ganzenbord. ja? jee! ja. 0dan doen we 0ze dit weer in het zakje, de letters. effe kijken. ja. ja. paperclipje, paperclipje wat voor hoedje laat eens gaan. wauw. neehee, die hoort bij de letters. ja. ja, daar moeten de letters in. ik doe ze hierin en jij schuift ze 0er op. hier. doe ze dan, Sanne! dat deed Sanne haar hond. echt niet! 0dat deed Sanne echt niet. hij heeft een touw, dan kan je hem uitlaten buiten. ja. als alleen maar als de zon schijnt van mij. maar niet als het regent want dat mag niet. want dan wordt ie nat van mij. &~hm. en dat vindt ie niet lekker. nee. nu schijnt de zon d'r helemaal niet. xxx. hij rolt zo van de bank af. ja. San! hè? is het ganzenbord nog in de kast daar? oh, ik zal effe kijken. ja of nee? ik zal effe kijken:. xxx. nee hè? nee? nee. maar we kunnen ook dit doen of dit. ik &~wa ik kan al kwartetten. dit? ja. dit is ook wel leuk. wat is dat? dit vind ik te moeilijk. dat snap ik niet. nou, verder vind ik niet goed. nee? nou. het ganzenbord. hier. oja. 0dan kun je kiezen. xxx.
ikke wil dit. maar dit nee. dit kan niet. die is voor moeder en dit kan je maar met z'n tweetjes doen. en dat kan je met z'n velen. en dat ook. dat als je dat doet, moeten jullie het maar samen doen. en dat kunnen we met z'n drieën en dat ook. ja, met z'n velen kunnen we. ja. met ja. maar dit kan ik niet. dan kan Sanne het wel uitleggen misschien. nee, ik wil wat anders. dan doen we dat. ja. 0dat vind ik leuker. nee, eigenlijk dat. ja? vind je dat leuker? zullen we die ook meenemen? kijk, die kunnen we met z'n vieren doen. ja. ja goed zo. nu is tie aan. ga maar vertellen. ik noem ook een naam bij ja? je mag best een naam verzinnen ja hoor. en Roosje die loopt op straat. en ze wil een ijsje kopen. en dan gaat ze een ijsje kopen. en dan gaat ze lekker aan likken. dan valt ze. en dan gaat ze huilen. en dat is niet leuk. en dat is niet leuk. ja goed zo. hoe noemde je haar nou? Roosje? ja Roosje. okee. mooie naam Roosje? een hele mooie naam ja. hier is het tweede verhaaltje. dat begint ook weer hier. daar is het eerste plaatje. lekkers xxx. een Roosje en Tie die wie? gaan een zandkasteel maken. gaan hoe noem je hem? lopen. ja maar hoe heet hij? maar ik noemde geen naam. oh noemde je geen naam okee. dat gaan ze lopen op het zand. en gaat lekker zandkasteel maken. en hij gaat lekker vissen. en een meisje had hem. je mag hem niet afpakken hoor. niet eerlijk. zegt ze gaat ze huilen. dat is xxx. wat zei je het laatst? gaat ie huilen? ja. ja? gaat weer huilen. en toen zei je nog iets. nee. niet meer okee. niet leuk? wat? het verhaaltje vond je niet leuk? dat ie die emmer ging pakken was natuurlijk niet leuk? nee. nee. deze begint ook weer hier. en hij gaat achter de bal. nee deze heb je nog niet verteld. zet hem eens gewoon neer. lekker lopen gaan dat is leuk. en gaat lekker lopen met de bal. gaat lekker lopen. hond mag bot krijgen. dat meisje. hond gaat achter de bal aanrennen. en krijgt hij een bot van haar. gaat hij graven. en dan gaat lekker onder het boom liggen. goed zo. krijg ik dur nu nog een? ja nog wel drie. ah dat wil ik niet. daar heb ik nu geen zin in. het moet. hier begint ie. lekker op straat lopen. zegt Ries en dan gaat even naar ballonnen kijken. wilt een kopen. moet je eerst &~bu centjes vragen. dan gaat ballon kopen. en dan gaat lekker ander verhaaltje. dan mag je niet ballon. gaat wel huilen. ja. en nog twee. oh daar heb ik geen zin in. ik ben heel moe. en hier is het begin. “gaan we lekker op straat lopen”. dat is leuk voor joch.
ik wil ook de krant lezen. pak maar joch. dan gaat huilen. dat is niet leuk voor die. &~m ja en de laatste. die was zun broertje? haha. ja wie weet. kijken? dat is de zelfde. ja zo moet het. ja. ga maar lekker op de bank &~li liggen ja? ik wil boekje voorlezen. dan even met de poes spelen. dan gaat lekker een visje eten de poes. gaat lekker slapen. ja goed zo. hier ging die aan. ja goed zo. goed van jou. en deze nog? ga maar beginnen. nee hier is het begin. oh dat is het begin okee. zo die gaat lekker naar de kikker kijken in de potje. en dan gaat hij slapen. en hij kan niet slapen. dan moet hij maar zo op zun bed gaan liggen. en en hij kan niet slapen. gaat het hondje in de kikkerkom. en dat is niet leuk. want dan loopt de kikker weg. en Joey doet een laars op zun hoofd. en en de hond valt naar buiten. en de hond die aait hem voor. en dan gaat Jo roepen. en dan gaat hij bijen doen. dat is niet leuk. want nu komen de bijen achter Joey aan. en het hondje komen bijen aan. niet leuk. ja je moet wel eventjes vertellen wat er gebeurt. wat je ziet hier. ook al is het niet zo leuk. een uil zie ik. mhm. en hier zie ik een nog een uil. en een hert en nog een hert. ja maar je moet ook vertellen wat er gebeurt in het verhaaltje. met de hert valt van de berg af. mhm. zegt Joey. en de hond zegt ook. de hondje valt in het water. en die en gaat ie lekker in de boomstam kruipen. kom hij er weer uit zo. &~ee gaat hij &~lig lekker in het water. gaat andere kikkertjes ook. kijken. wat staat hier allemaal? wat jij allemaal verteld hebt. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx.
xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Ernie. Bert en Ernie. deze. zo. nou, pak maar even je eigen stoel. dan kun je hier bij mij zitten en dan kunnen we even lezen. goed? &~tippie s. wat staat er allemaal in. hee. wat doen ze. he Daan kijk eens op de voorkant, wat heeft Ernie daar? heeft a Ernie daar. nee, op de voorkant van boekje. nee hier, kijk. hoh, wat is dit? piano xxx. nee, lieverd dat is toch een gitaar. gitaar. haalt ie altijd door elkaar. heel typisch. hee, het is toch een gitaar. xxx. hier. wat staat er nog meer in. dis. Bert. wie is ook weer Bert en wie is ook weer Ernie. wie is dit? ə tekeningetje is B Bert. nee, dat is Ernie. Ernie met een tekening. ə Bert! ja, dat is Bert. en dat is Ernie. Ernie. het. mmm. wat is Bert aan het doen. www. dit ə pepiertje. een ballon! ja. nee, die is zijn van Paulien. geef maar. die is van Paulien. ook al een ballon. xxx. opblazen? opbazen. ooh Daan. nou, wat wil je. een rooie? rooie. deze rooie? ja. rooie. zal ik hem opblazen? ja, opbazen. nog baze? nog een keer blazen? ja. ew ow ə nucht? owe nucht? hoog in de lucht? xxx nucht. oh wacht eens. moet ik hem hoog in de lucht houden? hatsjoe. aah! &~sit? wat doet ie nou? wordt ie kleiner. aah. dit? &~hippies? oh. een, eh nog een? nee. nog een keer opblazen. deze. die witte ook nog een keertje. oh een blauwe. oeh. blauwe. deze blauwe. nou, die ziet eruit. die is vast heel groot. heel lang. eh &~danou. de maan? deze mooie maan. ah dit wordt een lange ballon. lange banon. ja. die zal ik nog eens even. verder opblazen. ah ah! oeh, nou moet ik nog een knoopje in xxx. kijk eens. hee. oh wacht eens. hoog inne nucht. de ballon in de lucht. ja. kom eens met die ballon. gooi ik hem weer naar jou. ooh. op je hoofd. in nucht? zo? aane nucht? in de lucht? zo. hij valt wel. nou, kom eens kijken naar Ernie en Bert. hee, weet je wie ik zag. ik zag Koekiemonster. daar Koekiemonster. dat is Koekiemonster. ja. dit Bert. nee, dat is Ernie. dit Ernie. en nog Ernie. ə Bert. ja. dat klopt. eh deze hier ken nog. een daar. en nog een microfoon. twee microfoons. een. twee. ja. tss, dat een nog. &~aik auto. hoh, wat een mooie ballon heb jij: gekregen zeg. wat een mooie Daan. die vindt mama heel: mooi. kom eens. pa pa fles. auto. auto. ə &~krijboog xxx. oh je hebt. treinspulletjes erbij. ooh. heb je nog meer? oh je hebt een heleboel rails erbij zie ik. trein bouw. ga je een trein bouwen? zo. panie hier een? zo? ja. &~kekeb nog.
heb je er nog een? deze. nog een. een. nog eentje. ee zo. zo moet ie. oh. moet ie shier. enne moet rije. zo. ja. en dan kan je je moet de. andere trein er ook opzetten. oh. de andere wagonnetjes. trein. nee. is niet. trein is niet. ja zit allemaal in de kist. moet je maar goed zoeken. Daan kan heel slecht zoeken namelijk. ja. hier. hier is nog een. ja. jaa. de locomotief, waar is die? nee. het ka an ansow. andersom, en nu doet het magneetje het. ja. en nog een. nog een, ja. trein. nog ə trein. &~hoekiedemoe trein. istie trein:? moet je goed zoeken. kan je hem niet vinden? de zwarte Daan. zarte. zarte. mmm. eens even zien. oh dat kan er ook wel allemaal onder liggen. kijk eens. ja! ja! zo. deze, zo. zo. oh andersom. zo. maar je kan ook nog wel veel meer rails eraan bouwen Daan. je hebt toch nog veel meer rails in de kist liggen. hee. ja. zo: zie je. nog meer rails. ja. toe maar. zo. ja. nou, zal ik mijn benen weer eens weghalen. ja, dat heb je ook al goed geleerd zeg. hier. waren Rob zijn ouders hier, vorige week enne Rob zijn vader oh die kende dat spul niet dus die zag het voor het eerst dus die ging een beetje proberen enne Daan “nee, zo moet het”. hiers. die legde die rails verkeerd om, met die groef naar beneden oh ja. “nee, nee, zo moet het”, och jonge. oh nog zo'n verdeelstuk, ook een wissel, precies. zo. ja. nog een. een. deze. nog een. die brug is. een. een deze. nog een. zo. Saskia, dat is een meisje die ook Nederlands doet, die eh, ging naar Zuid Duitsland en toen zei ik moet je eens kijken, volgens mij is het daar goedkoper, want dit is. en deze hier, zo xxx zo. Paulien als het water kookt, wil jij dan even opschenken, op de koffie? ja. oh dat zal wel ongeveer zijn, he? ja, ik hoor het volgens mij. ga ik even naar de keuken. Paulien gaat even &~atteaddete keuken. even naar de keuken. zijn er nog meer rails in de kist. neuh:. xxx assemeerai in de kist het. nee. xxx deze. hier moet eh xxx deze hier tlop? deze. oh ja, die moet op die ene. ja, goed zo. zo xxx. ja. zo. heel mooi. en nu kun je wel gaan rijden. tsjoeketsjoeketsjoek. ts eh tsjoeketoek. jaa. toeketoek toeketoek tuuttuut. tuuttuut. oh kan niet. oh. ja, nou moet je nog meer rails eraan maken. ja. nog een xxx. ja goed zo die. die. ja. xxx hier de nog. ja. keeboo. ja, dat is van de kerstboom. keeboom. oh verschrikkelijke pietlut. een naaldje van een kerstboom. stel je voor dat dat op de grond zou liggen. oh er liggen er nog heel veel, het was een zootje toen wij de. moet ie &~ech, nog. ja. en nog een. mm. een. zo.
ja, nog meer ronde, want dan kun je helemaal in het rond gaan. ah fantastisch. kijk zo. want gister ook had ik zo een achtje voor hem gemaakt, kwam ik net een stuk te kort. ah ja. nee, Daan, doe maar hier. daar. doe hier maar. dat is leuker. die zo. nou ja. hier. daar is ook wel goed. zo. twee keer opschenken is genoeg? of drie keer. nja. nou twee keer, zeker wel twee keer. ja. xxx. ja. xxx dopje af. oh xxx. xxx. ga je afwassen? afwassen. maar er is helemaal niks om af te wassen. nee hoor Daan, je hoeft nou niet af te wassen. we gaan zo terug, naar de trein. zo zo zo? xxx val. xxx. moet je hem wel de hele tijd blijven vasthouden. bij vahouden. blijven vasthouden, anders valt ie. zo. xxx valt ie. zo, eve xxx goed vasthouden, ja? zo. neem jij die afwasbak mee. wat gezellig, joh. dee xxx vasthouden haaaaa. ah Daan, is die wel schoon? want er zaten ook allemaal dennenaalden in. xxx. de kopjes, die staan in het linker keukenkastje, boven. xxx. kan jij niet tegen kietelen? kiete. eh kiet. kom maar, kom je xxx zitten? ja. zo. nou even verder bouwen. oh kijk eens. de trein is netjes pva:ng. leg die vork maar bij je bord, of eet je brood nog even op. oh. aah, doe er maar weer op hoor. hij is hier nat. ja ik hou hem altijd met mijn duim nog even vast, omdat ik het nooit eh nee. deze ook. he Paulien, deze voor Paulien. neem jij die maar want die andere is kapot, die neem ik wel. oh nee, die is kapot, die neem ik wel. ah maakt niet uit. deet pepot. is die kapot? nee, niet pa papot. ja die heb jij vast een keer laten kletteren. vast. zou me niks verbazen. dank u wel. alsjeblieft. zal ik dit eventjes ja, ach, dat is altijd een beetje vies. mijn thermosfles lekt ook als een gek. ze lekken altijd die dingen. tenminste, bij mij wel. zo. ga je deze kant op bouwen? Daan? zitten er nog meer rails in de kist? ja. nou pak die even dan. nou dan zou die wissel andersom moeten. ja ook. deze. deze mooie. oh ja. kijk eens. zo. ja goed zo. is er nog meer? ja. nou pak die ook dan. deze ook nog een. oh ja. ja. ah ggg. boem. deze. die autootjes die rijen wel weg. ja zo, daar Daan, dat was goed wat je deed. goed zo. zo. heel mooi. ə &~roonmistieiek. is er nog meer, of zijn ze nou al op? deze. mooie. nou. nog twee. ja. oh dat zijn ook ronde he. ja. als we die nou allemaal eens die kant op bouwen. ja precies. dees. xxx. deze hier zitte ooch no? moet ie? nee, hier moet ie Daan. doe hem hier maar aan. doe daar maar. zo. dan kunnen we weer terug. zo. nou ja. nee, daar is leuker. deze.
zo. moetiier? is ook mooi, heb je er nog een paar? zit er nog meer in de kist? ja. he, zucht. ah, toen Rosa. kwam heeft Rob nog twee doosjes gekocht. deze, ha. allemaal uit zijn spaarpot. aha. hartstikke leuk. nou, hij kan wel , dus eh. zo. zo. oh ja, anne s. sjie ja hier ander som? doe hem hier maar, ja. kusje. ja. jaa, dat is leuk, dat bedoelden wij. ah kan niet. ja kan wel,. me met b beleid, zoals dat heet. ja, precies, met beleid. zo. zo. zie je hier, hier. hier. zo. zo. ja, Daan. dan. ja. heel leuk. ə tan? ə ta:n? en dan? ah nog een. ja. nee. eigenlijk moeten we. deze wissel even omdraaien. nog eentje, ə vachage. ə vachage! Daan ik draai deze wissel even om. zo. als het kan. ja, dat kan. zo. en dan pak je stieken die al die stukken. ah ik weet niet of dat kan. dit stukje hebben. en dat haalt ie nooit. en dit stukje. het is wat onpractisch denk ik om het zo te doen. ja. Rob die is er heel goed in, die krijgt het altijd mooi eh deze eind stukje. ah je komt een heel eind hoor. kan die er nog tussen? zo. zo. zo moet ie. oooh kan niet. ə kan niet hier. nee. nee. er moeten twee. dingetjes het kan niet. kan niet. we komen de bocht niet om. ah misschien wil de trein er zo wel overheen. nee! kan niet. nee. denk je niet oh. denk jij dat het weer niet kan? zo kijk eens de auto kan er wel overheen. oh die past helemaal niet. dan gaan ze gewoon een stukje vliegen. zo, hoeps. kijk, die autos die vliegen dan zo. kijk, dan kan het wel. hier moet ie. zo ja, zo. moet ie daar nog tussen. ja, misschien hier. zo. oke. hem kan niet. nee. kan niet. ah ze kunnen toch wel een stukje vliegen? tukje vliegen. kijk maar. kijk dan komen ze hier zo aan. tsjtsjtsjtsjtsj. en dan gaan ze weer verder. ja, dat vind ik ook wel ze kunnen er heel goed langs hoor. oh daa li de trein. deze &~taf s hier, &~tse zo. zo oh auto, au stoplicht. oh ə &~toppa! oh jee. een botsing. bossing. au ə bossi:ng. oh, kan niet. kijk, het kan wel. het kan wel. jaa, het kan wel. xxx zie maar, vlieg vlieg vlieg. even overstappen, zoo. zo. eh zo? deze s heel mooi. tussendoor een hapje. www. ə nog ehm ehm moe heel heb je nog daar liggen nog twee stukken rails. Daan. ooh, pak ze snel:. ja. jaaa! jaaa! misschien kan het dan wel. misschien kan het dan wel, Daan. deze. nee. kan niet. oh. zie je? hier. ja, of je moet het hier even anders doen. ja. &~me zie je, moe nog een. moet er nog een? nee. kan niet. nee, het kan niet! nee, je moet het daar anders doen. andersom.
hier zo doen dan. ja. maar. je houdt twee gaatjes over. dat is zo raar. oh deze hier xxx hier moet ie. xxx. ja. ə trein. ja, moet ie maar vliegen vind je ook niet? zo. hier moet ie. zo hier. xxx. hier. &~atuutuut &~ata. oh hier &~ata. zo. xxx. xxx. zo xxx hier. kijk zo. tzz tztztztz. hier? zo. ja. deze. de auto op de brug. xxx. kan dan ook nog even. een station erbij gaan bouwen. jaa. met de blokken die in de doos zitten kun je nog een station gaan bouwen. he? is ook wel leuk. oh. kijk hier. &~hosoumpe. oh, a moet je deze jonge xxx. ooh, wat is dat nou, hm? wat is dat nou. hier moet ie xxx. even zoeken. in de box, zie je,. eerst. xxx mooi. xxx je eerst. nog dit hier zjon. zo. ja. zo. is ie nog een. zo? deze hier. deze krein. ja. ja. ooh, kan niees. steek. kijk eens hier &~kitaroen &~siesier. jawns. waarlangs? dees zo. ja. een andere overdwars erop. ja. nog. die deze. deze mooie. ja, alleen, die twee die zijn niet even groot. dus dat is een beetje wankelig. snap zie je? ah kan niet! nee, want je moet nog een paar andere blokjes pakken eerst. zo. oh. ja maar die is kleiner dan die andere, daarom kan het niet. moet je het nog even paar blokjes pakken, ja? deze. zo. nee, nog een paar pakken uit de kist dan kan het wel. deze, nee. nee zo kan het niet, pak nog een paar blokjes. deze. Daan, pak nog maar een paar blokjes uit de kist, dan kan het wel. nee. zo:. zo gaat het niet:. zo kant ie niet:. nee. &~eek. is kijken wat jij nog aan zo. kijk. deze. dan moet je twee blokjes hebben die even lang zijn. ja. zo. kijk die is veel te groot. als je dit doet, zo kan het wel. ja. dus deheje kan. deze kan het niet. maar met die twee kan het wel. ja. doe maar. nou kan je die ronde erop zetten. deze. zo. ja:. ja, met die kan het ook. zo. ja. kijk want die zijn ook even groot. zie je dat? doe nou die andere er maar op, Daan. doe nou die er maar op. deze. ja. ja. ja, dat is moeilijk. ise moeilijk? ja, dat is best moeilijk, dat weet ik wel. nee. jawel, toe maar. nee, kan niet. deze. deze. d &~gau groot. ja, die is groot. he. de xxx gro groot. ja, die is groot. ja. deze xxx. ja. ja, zo moet het. ja. moet het zo. jaaa. en nou kun je met de trein er onderdoor rijden. dat is leuk. xxx ə nog een. ooh, kan niet. hier, zo. andere oh ja, hi wil per se die zwarte aan de voorkant. zo, hier. zo. ja. ik deze. xxx nog? hm. nee nou ja, ja zo kan het ook wel. eh deze hier wil ook. dit wil &~alme. zo. oh.
ja. nou en maar rijden. tsjoeketsjoek. mmm. leuk! onder de poort door. ja. zo, zo? zo. zo? hier, hier zo. ə deze hier zo. zo. nee kan niet. wat kan nou weer niet. zo zo auto. zo:. en nu heb je de locomotief aan de voorkant. ja, zo hoort het eigenlijk. nee. ja. andersom. andersom. zo. ja. ja. ja, zie je wel? nou, tuut. daar komt ie aan. ze auto. eve uitappe. uitetappe! hier uitetappe. auto! uitappe! die auto moet aan de kant. auto aan de kan. deze. de auto. er onderdoor. xxx deze onderdoo:r? tatuut. ta tuut. tatuut! tatuut. tatuut. tutaa tutatuut. oh. de rails houden op. hails. de rails houden op. nu kan de trein niet verder. ga niet. nee, nou moet de trein weer terug. moet ie maar weer omkeren. zo. ja. eh he zie je, hier. xxx krei hier ze zo. oh ja. krei hier xxx auto hier &~toeet? ja. ja. door. deze waguige hier. xxx. zo. de vrachtwagen er onder. deze auto, ə vagag ge. xxx. xxx. hehe, rondvliegende vorkjes. deze hier eh viesj. ja. ja. au. eh kan niet hier eh nog, deze eerst. nog een. oh ja, dat is van het station. di ə sjon. een station. de sjon. er zit een deur in en ramen. ə deur en raam. ja. deze moet je ook even het dak opzoeken, van het station. dak ə sjon. het dak, een rooie dak. di rooie dak. ja, die moet er op. zoek hem maar op. dlop. zit in de kist. het rooie dak, van het station. ja? die niet die nog sjon. en daa sjon. zie je, dees sjon. ja, dat is nog een huis. zet ook maar hier neer. dak! ee dak! ja, maar dat is geen dak, lieverd. dak heeft zo'n rood puntdak zo. xxx kan niet xxx. ə &~goenaaie. krooies. ja, een &~rooie. die. xxx. nee ah. dak. is ook iets voor de kleuterleeftijd. jaa. deze. nog een. deze deze rooie dak. deze rooie dak. nee, helaas, dat is een geel blok. &~sik die tore. ja dat is de kerktoren. die kan daar wel op. ja. goed zo. zo. ja, mooi, leuk. ja. hier moet ie. ja, die kan zo. heel goed. moet deze xxx nou nuisjoe dak. dit hier dak. anne dak. Daan mama gaat even Rosa naar bed brengen en dan kan mama jou even helpen zoeken naar het dak, ok? dak. gaat mama eerst even Rosa naar bed brengen, want die ligt alweer te slapen. goed? zo. zo moet ie. ja heel leuk. ja. is nog een. een hele mooie hele mooie deze ook nog een. bok. dat is het dak. dak. jaaa. deze hier nog. zo. zo, ik kom zo wel terug. &~kotouseg. dan zeg ik wel even wat tegen Daan. xxx. goed? ah nog een! zit bij de tafel. ja! zal ik wel even doen, dat vindt ie altijd mooi jonge. ə. zo. ə kan nie:t! past het niet? xxx ka sjo. zo. zo. kan. wel.
hier is ook nog een klein dakje. klein dokje. ja. klein dokje xxx. hier past wel. kijk. bij de kerk staat nog een klein huisje met een klein dakje. en een boompje. en hier is zo. kijk. hallo Daan, ben je daar? ja! ben je daar Daan? ja? hoor je mama? via de babyfoon? hihihi. moet je wat terug zet zeggen. dit. dat is ook nog een dak. eh nog &~ezien zitten de nog een stu eh nog ees. deze? ə deze. deze. nee nee. nee. andere. deze. nee. deze hier nog xxx. nog een. nog een blokje. ə nog een blokje. xxx. ah. zo. xxx nog blokje. ja, is ook een dak. maar geen rood dak. &~gootesein nog een. een. is er nog een? ja. &~desie eh nog een. deze. deze. zo. zo moet ie. oh. zo. een heel dorp bouwen. deze s zo. ja. deze xxx nog. deze hier. xxx. ja. zo? xxx deze kan &~at. dat kan, ja. ksie sie nog een ə bokje. zie zie hier ə blok. nog. zie je nog een blokje? ja. waar dan? hi nee:. nee nee. geen blokjes meer? zijn niet blokjes hier meer. oh hennnokopte! zie je? xxx ə hennekotte. een helikopter! kijke. xxx zo moet ie. die helicopter kan overal over heen vliegen. dees hier otte, zo. hier heb je nog blokjes. ja. ook nog wel een dakje boven op. dakje bove op. ja. kijk. zo. eens deze xxx krein? nou hier kan de trein niet onderdoor, denk ik. trein kan niet onderdoor. nee, dat is &~te. te laag. naa:g. ja. is deze nog xxx nog? heb je nog een blokje? deze. &~hierst. teke. wat? kijk. oh mooie toren erbij. kijk een mooie. heb je nog een boom? boom. in de kist? st kast? zit er nog een boom in de kist? boom kist. eens hier xxx &~baukwui zitte nog kist. zie je nog een boom? ha ha ja! daar is ie dan. &~sja. kom eruit je. kijk! nog een blokje. nee nog een blokje. ja. daar lag er ook nog een. zo. ə zo moet ie. zo moet het. dak boven op de poort. zo. ja. ik zie nog een. ik blokje. en nog blokje. en nog blokje. xxx. dit, kijk eens. ho, hihihi. enne au xxx. oh, dee het zeer? zeer. oh jee. even kijken? even kijken. nou, oh moet je broek even naar beneden. niks. zo. wat is dat, voor blokje. deze mooie blokje. dat is een mooi blokje. het lijkt wel een eekhoorn. eekhoorn. kijk eens. eekhoorn! ja. zetten we die bij het boompje. boompje. bij het boompje. oh jee. telefoon. eventjes neem jij hem op? nu heb ik hem weer aangezet. ja, nu aangezet. nu aangezet. nu aan dit xxx. zo. wat heb je gedaan? oh hij draait nog steeds. &~paniese. ja. oh jij wou even luisteren. kom maar. kom je hier maar achter weg. atteweg. achterweg. een twee, krijg je de koptelefoon op. ja. oh wat stoer. ehu. nou.
wat ga je zeggen? moet je daar iets in zeggen. ja. in de microfoon. moet je hier iets in zeggen. zeg maar. hallo. heb je het gehoord? ja. deze xxx Palie ehoor. ja? heb je het gehoord, wel. ja. zal ik ook is luisteren. hallo. hallo. zeg daar eens wat. hallo, niemand. nee xxx. zo. luister eens? ja, nou ə eers. hoor je wat? hallo niemand? hoor je niemand? mag ik nog eens luisteren? wat raar. hoor je helemaal niemand. ik wel. hai Daan. he. hallo Daan. hallo Paulein. he. je hoort het wel. smiesterd. hallo. oeps. hallo. hallo. hanno niemand? hoor je niemand meer. Rosa. ik hoor ook Rosa. via de baby phone. ga je. luister? luister. ja. luister. hallo niemand. nee. nou is er niemand meer. zullen we nog een boekje gaan lezen? ja. wat voor boekje? welk boekje? die? van Bert en Ernie? nee. is ie ne niet. daar staat ie Ernie. oh hier is Bert en Ernie. ikke giese mog een. ə piese gitaar. dat is een gitaar. ja, dat heb je goed gezien. kom maar, zullen we dit eens lezen? ik. nog een. wil je nog een keer luisteren? ik wil nog ə keer lui luister. nou kom maar dan. &~ke ja. een twee. hallo. hallo. dit is een boekje van Bert en Ernie. ja. kun jij dat ook. oh wat doen ze allemaal. doen ze maal. Ernie loopt. eeeenloopt. en Bern ook loopt. Bert loopt ook. en. wat doe ie hier? wat doet ie wier, Bert. Ernie. ligt in bed. hallo. &~deeighannema. &~hannema. de wipwap. ze zitten op de wipwap. laat maar af nu. he. kom maar. af doen? zo. kijk wat zijn ze hier aan het doen. wacht ik leg hem op de bank. zo. leg ə. ah, Bert is aan het lezen. Bert leest een krant. en wat doet Ernie? doet Ernie. Ernie drinkt, zie je dat? Enie krinkt. wat drinkt ie? melk? melk. melk. en Ernie schopt de bal. au! au! ja, Bert huilt. die zal zich wel au gedaan hebben. maar, Ernie die lacht. Enlnl lacht. ja. 0wat doet Ernie. wat doet Ernie. zo. Ernie vliegt. eesj ook. aah, wil jij nog even luisteren. nog even luister. ja. ik xxx kom nou ə boek beneden? wil je nou een boekje lezen? zei je dat? ja. wat zei je? wat voor boekje dan? pak je het regenboek? is de Sinterklaasboeke. tijd weer over? zal wel. opgeruimd. Sikkekaas is ie nou? ja, leek me beter. ja. Sinte Sikkeka okee begin maar jony. het meisje loopt op straat. het meisje wil een ijsje kopen. het meisje krijgt een ijsje van de mevrouw. het meisje likt het ijsje. maar het meisje struikelt. ze begint te huilen. ja. nummer twee. het meisje loopt met de jongen op het strand. het meisje bouwt een kasteeltje. en de jongen gaat vissen. het meisje zegt tegen die jongen. maar die jongen wil de emmer pakken. het meisje pakt de emmer terug. maar de jongen trekt ook.
het meisje wil de emmer terugpakken. maar de jongen heeft um al en loopt ermee weg. het meisje gaat op de knieen zitten en begint te huilen. en de jongen gaat rustig verder met vissen. ja. een meisje en de jongen gaan meisje gaat naar um vader. en de jongen loopt mee. ze gaan voetballen. het meisje heeft de bal. nu heeft de hond de bal. de hond krijgt een bot van het meisje. de hond begraaft het bot. daarna gaat ie lekker onder de boom slapen. ja. het meisje loopt op straat. het meisje ziet daar een man met ballonnen. die man geeft het meisje een ballon. het meisje loopt ermee weg. maar het meisje struikelt over een boomstam en laat de ballon los. ze begint te huilen. ja. de jongen loopt voor met zun vader achter. de jongen gaat voetballen. zun vader gaat de krant lezen. de jongen zegt tegen die vader “ik wil ook de krant lezen”. maar de vader zegt. en toch pakt die jongen hem. en hij rent er hard mee weg. de vader gaat erachteraan. en nou begint die jongen te huilen. en de vader heeft de krant weer. goed zo. het laatste. het meisje zit bij de moeder op de bank. de hond slaapt ernaast. het meisje. trekt aan de bolletje wol. de poes wil het terug. de poes pakt het terug. het meisje geeft een visje aan de poes. en de poes eet het visje lekker op. daarna gaat ie lekker slapen. okee. okee jony begin maar. het jongetje en de hond zitten in de pot van de kikker te kijken. snachts als het jongetje en de hond slapen klimt de kikker duruit. smorgens kijken de hond en het jongetje in de pot. maar de kikker is weg. de jongen kleedt zich snel aan. en de hond gaat maar zoeken. ook in de pot. het jongetje &~g maakt het raam open. kijkt eruit. roept de kikker. en de hond zit nog steeds met zun kop in de bak. pot. de jongen kijkt naar de hond terwijl de hond naar beneden valt met de pot om zun kop. de pot valt kapot. de hond likt zun baasje. het baasje pakt de hond op. het jongen roept. en de hond snuffelt aan de bijen. die jongen kijkt in een holletje. en de hond gaat naar de bijenkorf en begint daar weer te springen. de jongen grijpt zun neus want daar komt een mol uit het gangetje holletje. de hond klimt tegen de boom om bij de bijenkorf te kunnen. de bijenkorf valt van de boom. de hond staat raar te kijken. de mol die kijkt naar het jongetje die in de boom zit en in een gat kijkt. opeens valt het jongetje naar beneden. en de uil komt eruit gevlogen. de hond wordt achtervolgd door bijen. opeens vliegt de uil boven het jongetje. de jongen klimt op een rots. de hond kruipt ondertussen voor de rots. en het jongetje staat erop en roept.
opeens hangt het jongetje aan een hert. het hert rent. en de hond rent ervoor. het hert laat ze vallen. het jongetje van zun hoofd en de hond van de berg. als het jongetje in het water komt met de hond bovenop zich klimt de hond op het hoofd van het jongetje. en het jongetje zit in het water. de jongen zegt tegen de hond en probeert achter de boomstam te kijken. de jongen en de hond kijken. en daar zit de kikkerfamilie. de kikkerfamilie met. zes kleintjes. &~tjo het jongetje en de hond lachen. het jongetje en de hond nemen de kikker weer mee. en de familie is weer blij. dat was het. okee. xxx. he? dat. autoos gaan zo. pa. die gaan zo. o. zo. xxx hier. ho. ga jij goed. huis bouwen? he? ga jij goed &~heiy nou. moeten we het boekje d'r bij hebben he. ja. heef ik. ik heb het hier. ja. moeten ook nog maken. pa. hier. heb jij de tractor weer gevonden? xxx. hier. moeten we dit weer allemaal gaan bouwen? ja. ook stoplicht. okee. hee. ook stop stoplicht. ja. ook. ja. zo. o. zo moet het. ja. dat kan. nee! ga nou maar daar. want dan kan ik tenminste nog xxx. ik kom beetje dichtbij o. ja. komt tractor aan. boem. mag tractor bij jouw even? ja. als ie maar niet in de weg loopt he. nee. mannetje ook niet. xxx. ik stap niet &~O twee drie vier. o. hee. moeten ook nog mannen. ja uh ik kan niet toveren he! nee. nou dan. is nog een hoop werk hoor Niek. ja. zo veel steentjes. ja. heleboel. allemaal weer opzoeken. auto. xxx auto. ja. hekken. daar komt vrachtwagen. daar komt xxx vrachtwagen zo. &~a mooi. mooi is ie. dat heef wij gemaakt. wie heeft dat gemaakt? ikke. ik heef dat. gemaakt. schoenen. waar? ja doe je schoenen maar uit als je wilt. o. ik xxx. mijn schoenen hier. nog een. nog. hier. ikke even kijken. waar was ik nou? o hier. moet ben jij nou kwijt? ben je nou kwijt? ben je nou kwijt? zo. nou hebben we dit gemaakt. ja. nou gaan we bij. de volgende bladzijde kijken. wat moeten we hier nou doen? beginnen we aan deze kant. moet zwarte steentjes. hier een. hier en boven schoorsteen ook nog. xxx. pa. kijk es! deze twee moeten hierop. pappie. kijk es! &~wazita wat is dat? een dakpan. een dakpan ja. ja. moeten ook nog bouwen dit. hee. ja dat komt vanzelf wel. hier heef ik wieltjes afgehaald. wat heb jij gedaan? daar wieltjes afgehaald. de wieltjes d'raf gehaald? ja. dat heef hier bouwen. een huis. heef ik gebouwd hier. hier heef ik zelf. huis. gebouwd. heb je daar zelf een huis gebouwd? ja. dat is knap. ga ik. even morgen op aanhangwagen. maken. &~ke caravannetje. ga je een caravannetje maken? ja. xxx iets niet vinden. hier. nee. je weet helemaal niet wat ik zoek.
hoe kan je nou zeggen dat dat het is? deur. deuren. ja. heb ik xxx. ja. hee. xxx. kijk es. ik gevonden heb! wat heb je daar gevonden? een. &~tih grasmaaier. grasmaaier? ja. ja. dat moet. dat moet toch? dat moet. xxx. hier komt alle gras uit. komt er gras uit? ja. nondeju! moeten maken. ik even dit maken. die kan je maken. wat ga je maken? en dit. zo maken. die kan niet rijen. hier moet ook nog bouwen. nee. xxx. maar aangezien jij op geen enkele manier komt assisteren duurt het wel een beetje lang hoor. nee. ja. nou. zo. papa. ik ga. xxx. hier. even kijken. moeten stukje nog hoger. kijk es! ik ben echt dat. ben jij dat? ja. nee dat is een meisje. dat? ik weet niet. ik weet niet wie dat is. ikke wel. ben jij dat? ja. paard. nog een paard ja. xxx beesten. doet olifant. xxx. rare vrachtwagen daar. doe je dat? niet aan dingen xxx. wat zei je? daar? rare vrachtwagen. rare vrachtwagen? ja. waarom? heef jij gemaakt. omdat ik hem gemaakt heb? ja. is het daarom een rare vrachtwagen? ja. heef je nou dat is ook niet eerlijk. jij heef hier een. zo punt. gemaakt. wat heb ik gemaakt? dit hier. ja wat is dat? een. spiegel. een spiegel? ja. xxx. au! heef jij nou? ik stoot mijn arm. heef jij nou pijn gedaan. ik stoot mijn arm. o. xxx zoeken naar het houdertje van deze deur. ja. ja. is dat? nee dat is het niet. dat is het wel. papa is stommerd. ja dat kan wel wezen. ja? ah! ik heb hem. ja? dicht deurtje dan. hoep! ook nog auto. pa. nou moeten we de kassa zoeken Niek. de kassa van de winkel. ja. dat is benzinepomp dat is een klein blauw dakpannetje. ja. voor benzinepomp. nee niet voor de benzinepomp. wel. wat dan? voor de kassa? weet je wat dat is een kassa? ja. ja? nou daar is het voor. wat is een kassa dan? hap. eten. nee. dat heeft niets met een kassa te maken. kijk. hier heb je hem. ja. ja? daar moet je zo op aanslaan. weet je wel? hoeveel het kost. he? hoeveel het kost. ja. pa. kijk es. op. staat! wat is dat? kijk es! een halskettinkje. ja? is het dat een hals kettinkje denk je? ja. hee. doe je nou. xxx. papa. halsketting. moet happen. hap. hap. xxx. halsketting. halsketting? een twee drie hoepla. daar gaat touw. pa. hm? touw. daar. papa. kijk es. watik gemaakt heef! ja jongen. pappie. nou wat is dat? een. een wat? haar wassen. haar? hier moet je &~har haartjes wassen. haartjes wassen? een kraan? ja. ja. o. dat was het water wat daar uit kwam. ja. mag dat ook hier? nee dat hoort daar niet. xxx. nee. kraan. nee. kraan doen we niet straks wel ergens anders. dan:? zien we nog wel. boven? hoog? dat zien we nog wel. o. xxx. xxx.
hier kan je mee oppompen. ja? ja. is dat een uh. fietspomp? nee. voor auto. voor xxx. he? dit is auto. ja? hier kan je mee die vastmaken. o. dan kan je trekken. nee. nee. wat dan? niet mensen kan. hier niet los. niet &~pa afpakken kan. pa. die waar is de deur Niek? hier:. hier. ja. nee. de andere deur. die witte deur. o ik heb hem. witte deur? dat is een witte deur ja. o. zie je wel. sorry. sorry. sorry. kan ook trekken. kan ook trekken. wat kan er ook? trekken. nee. je moet daar niet allemaal xxx. he? daar ben ik nog mee bezig. die is xxx. xxx. hier. zo. is nog boom. pa. ja. hier is nog een boom. zo. twee bomen. appelbomen. appelboom? ja. is dat een appelbooom? ja. toch. maar waar zijn de appeltjes dan? hier. o. hier ook. die had ik nog niet gezien. hier ook nog. pa. mag dat even hier? nee mag daar even niet. kan eh alle mensen niet afpakken toch? pa. kan alle mensen niet afpakken. he? nee. volgens mij klopt er iets niet. he? ik heb iets niet goed gedaan geloof ik. moet zo. nee. niet kapot maken. nou dat huisje dat moeten nog maar laten voor wat het is. want. ik kan een paar onderdeeltjes niet vinden. nee? nee. nou moeten we een poortje d'rop zetten. waar zijn de poortjes? waar zijn de poortjes? o. hier is d'r een. nou moet ie denk ik nou moet de vrachtwagen uit elkaar. want anders kunnen we het niet maken. nee. waar is dat andere poortje. waar is de kraan die je net had gemaakt? ik? ja. jij had net een kraan. juist. heef ik net gedaan. xxx. niet dichtbij komen. vind jij ook huis. mooi? ik vind het prachtig. ik ook. eh. neushoorn. ik ben een neushoorn. neushoorn. ja. kijk dan! neushoorn. o. neushoorntje. mag ik xxx. zo daar komt. vrachtwagen. xxx. &~m ik weet niet waar die steentjes allemaal gebleven zijn. maar d'r zijn d'r een heleboel weg. heef ik helem dat zijn kapot. net zijn ze kapot? ja. heef ik net weggegooid. pa. o. heef ik net nou ja. we zien wel. he? xxx. xxx. xxx. pa. kijk es! ja? wat is er? dit vind ik mooi. kijk es! ik heef dit gemaakt. dit zo gemaakt. ik heef dit zo gemaakt. ik heef dit zo gemaakt. pa. ja? ja. wat is dat? een dit kan je mee vast maken. dit kan. dat vrachtwagen mee trekken. wat gaat ie daar mee doen? mee kijk es nou! ja? o hij trekt het wagentje. nee. ik ga vastmaken. pa. ik heef dit vastgemaakt. pa. ik heef dit hier vastgemaakt. vast gemaakt ja. ja. kan mannetje niet afpakken. kan mannetje niet afpakken. kan man niet afpakken. de man niet afpap pakken. nee? nee. pakken ze. zometeen aanhangwagen af. gaat. zo. omhakken. wat gaat ie omhakken? boom. gaat ie een boom omhakken? ja. man. gaat ie. op aanhangwagen leggen. hm.
gaat aanhangwagen weer. los. zijn voor grote mannen. wat zeg je nou? dit zijn voor grote man. kijk es! grote mannen? ja. en. wat wat bedoel je dan? wat gaan die dan doen? &~sn gaat ie. &~nik niks. pakken. o dat ze hem niet gaan pakken. nee. dat ie niet gestolen wordt. nee:. heb jij hem even xxx op slot gezet? nee. alleen vastgemaakt. geef man uh politie even! ja. hier is de politie. dag politie. politie gaat open maken. ja? xxx. xxx. wat doet ie nou? zo. xxx moet op. hij gaat nu toch. met vrachtwagen achteruit. ja? gaat ie boem. wat doet ie nou? gemaakt. hij ga. achter wat is dat voor geluid? voor vrachtwagen. pa. wanneer doen ze dat? voor vrachtwagen. voor autoos. voor auto. waarom doen ze dat dan? voor autoos. &~kə kan rijden. pa. als ze gaan rijden? ja. o mannen kan horen. dat je hem kan horen? ja. mannen. mannen? ja. welke mannen? deze mannen met &~ni niet pet op. pet. niet niet ze hebben niet een pet op? nee? wat voor mannen zijn het dan? zijn politiemannen. politiemannen? ja. en die moeten het horen als de vrachtwagen weg rijdt? nee:. hee. ja dat kan niet anders. hier. als we dit kasteel willen maken dan moet de vrachtwagen een beetje afgebroken worden. maar dat doen we straks dan wel weer zo. uh. overnieuw he. ja? ja. nee. moe je toch niet opdrukken? moet je d'r niet op drukken? nee. op twee nummer. nee. daar moet je niet aan zitten. moet echt. dat moet. pa. xxx dit even. wat moet je hebben? giraf. giraf. giraf? ja. zit op trappie. dit. mannetje nee Dikkertje_Dap zit op de trap. ja! dikkertje. dap. dikkertje dappe trappe. tap. Dikkertje_Dap. zit op trap. 'smorgens vroeg om kwart over zeven. ja. kwart over. zeven. moe je zeggen. hee. kwart over zeven. ja. kijk! mag ik nog aanhangwagen &~ni met een heertje. die vrachtwagen? ja. dank je. nou! kan ik weer een heleboel steentjes niet vinden! nee. o hier is er een. en daar is nog een. en hier. hop. hier is nog steentje. nee. dat is een xxx. nee. hier zit alle stenen in. xxx allemaal stenen? ja. waarin? in vrachtwagen. in de vrachtwagen? ja. haal ze d'r dan maar gauw uit. daar kom. vrachtwagen. daar is ie. is dat nou? nou. heb jij dit ook nog nodig? wat? heb jij dit ook nog nodig? ja. dat moet daar straks bij dat huisje. hier? kijk es een glijbaan! even zien. nou moeten d'r allemaal van die bloemetjes op. pa. ik doet op huis. nu. ik doet nu op. ja? ja. hier? pa. zo. kijk es! ik heef gedaan. ja dat is niet helemaal goed. nee? hoort ie dan? dat weet ik niet precies hoor. zal straks wel even. kijken hoe je dat moet. kijk! daar doe ik nog een. xxx. ja. hij is nog niet goed. nee. hij is nog niet goed. he gotsiedorie! ik sla elke keer wat over.
ja? ja. zo ver zijn we nu. en dan gebeurt er. dit. aha! die moet daar. hoe weet je dat, Daan. kun jij al schaatsen? he chaats. chaatsen. ah we hebben het wel op tv gezien. oh ja, er is natuurlijk de kampioenschappen geweest en zo. xxx. eve deze ook. hier. tekenen. he Daan, ga jij jezelf even tekenen? kan mag dat wel met die pen anders pak ik wel een andere. nee is goed het is zo'n rolding, dat is eh Daan ga jij zelf even tekenen? wil jij een molen tekenen, voor mij? oh Daan ik weet nog wat, wat jij heel goed kan tekenen. oh? een walvis. ə walvis. hoh. nee. teken. zal ik aan Paulien die mooie zien die jij laatst hebt getekend? tekenen. zal ik die eens even laten zien? aan Paulien? ja. ja. papier. ja. oh! vind ik heel knap. heeft ie echt zelf gedaan. ja, dat is ook echt een walvis. ik was er ook niet bij. hij had het gedaan en hij kwam naar me toe “walvis, walvis”. ah ik vind het zo knap. ja. kijk die heeft Daan gemaakt, he? walvis he, had jij gemaakt laatst. zie je? ja. je was alleen de fontein vergeten. maar dat is niet erg. nee, wat goed he! die had jij getekend he. doe nog maar een keer. nog een keer walvis tekenen? ja. inpak xxx nee, die wil mama bewaren. die wil ik bewaren. die vind ik zo mooi die wil ik altijd bewaren. de deze walvis. nou. moet ik toch nog een walvis. oh moet je eerst kijken hoe hoe ziet een walvis eruit. ja. ik hem kijk Daan, mama zal het boekje pakken met de walvis, goed? oh. kun je hem daar van natekenen. nou dan wachten we even op. wachten even op. het voorbeeld. jaa. kijk zullen we de walvis opzoeken? ik en de wereld. zullen we de walvis opzoeken? nee, deze xxx. ja maar dan kun je hem natekenen, want Paulien weet ook helemaal niet hoe dat moet joh. die. die deze walvis. papa weet dat altijd wel goed he? want die kan wel goed tekenen. nee &~wavpa. hier. oh, kijk eens. hier is de walvis toch? nee hier deze &~lete. ja maar dan kun je hem natekenen. etekene. anders weet ik toch niet hoe dat moet joh. die daa walvis. ə grote walvis. ja. agod, ja. mm je zit ervoo een heel dik hoofd heeft ie. &~en &~klei:ne staart. hier kijk nog een he Daan. oh nee dat is de andere kant. he en wie is dat, trouwens. papa walvis. en dat. nee. wie is dat? nee. wie is dat dan? nee. jawel, wie is dat. vertel aan Paulien. nee. is dat een geheimpje Daan? &~boerijpje. de papa walvis. nou. ja hij heeft het altijd over een papa walvis en een en een baby walvis. kijk wie is dit? papa alvis. ja. nog papa de die. deze. , Daan? deze. die deze. papa. dit dan? deez xxx vliegtuig.
ə vliegtuig. ja. hee. hier heeft iemand een vliegtuig getekend. is niet hetzelfde als een walvis. nee. deze. ah hier ə walvis. kijk eens, hier een walvis. hij is gek van walvissen. en nog ə deze. die ə dit xxx. een babietje. en deze xxx papa walvis. xxx walvis. nou. ja, zelf tekenen. teken jij eens een papa walvis. ik weet dat jij dat heel goed kan. ja? mmoe Paulien tekenen walvis. nou, je bent ook een pipo. xxx walvis. grote au walvis. heel dik hoofd. en een lijf. en dan heel. klein. staartje. zo. mondje. en een oogje. tsss. en nu nog wat moet hier boven nog? ah dat scheelt wel xxx. kijk. dichtbij staan. waar is die andere eigenlijk? daar. xxx. he mooi Daan. wat is dat? prachtig. de ə sjaa ch hm? eh sjaal om, Daan? sjaal. &~sjaal om? sjaal om xxx. ə sjaal om. heb je een sjaal om gedaan? ə sjaal om esse xxx. die eh ook ə tekene. ook tekenen? klaas. moet ik een sjaal tekene? sjaal om. nou teken ik een poppetje met een sjaal om. noemt hij al gelijk een “sjaal om”. oh. dat is ə wat dat is heel grappig. eh nee, ikke ne oog oh ə buiten tekele ne. ja. wat zeg je? dit jongetje moet nog een mondje hebben. mondje hebben. en oogjes. en haartjes. grote papa balvis. ja, dat is die hele grote papa walvis. xxx. dopje. nou, zal ik ook nog een losse sjaal, kijk. ja. een sjaal. ee sjaal ə om. een sjaal. ə sjaal. mutsje erbij. mutsje bij. hoppa. met een pompoentje erop. zo. ah jij hebt een pet. Pepijn. Pepijn. ə Pepijn tekenen. maar ik weet helemaal niet hoe Pepijn eruitziet. dat zegt ie door die muts. ja. xxx Pepij:n. heeft Pepijn altijd een muts op. he, wij hebben mooie fotos van Pepijn, zullen we die even laten zien aan Paulien? Pepijn. ja? dan kun jij Pepijn aanwijzen op de fotos. ah ja, en dan kan ik hem weer natekenen. &~hena. xxx ik eh pak ze wel. een foto. Pepijn. ja, kijk. die is foto Pepijn. dit is? wie is dat? nee. oh moet je eerst gelijk de foto van Pepijn? ə Pepijn. okee. ja maar, wie is dit dan? daa Rosa. ja. xxx Rosa. maa he. he, wie is dat nou weer. pepakameer. wie is dat? ə foto maken. ja, maar wie wie maakt die foto? wie is dat? pake. pake! goed zo. en dit is? ə pake. nee, dat is beppe. xxx beppe. beppe. beppe. beppe hoort bij pake. snap je dat? xxx be Rosa. ja, dat is Rosa. voor Rosa. ja, voor Rosa. leek. wie is dat? xxx mooie Rosa. ja, met beppe. be beppe? ja. wat is papa. ja. met? Rosa. jaa. hee. xxx. oh we laten het zo wel even aan Paulien zien, hoe goed jij Rosa vast kan houden. vasthouden. ja. wacht, geef ze maar even. we geven ze even door aan Paulien. zo.
dan laat mama aan jou zien en dan moet jij het weer aan Paulien geven ja? hee. wat doe je daar nou weer Daan? doe daar na weer. he, Pepijn. jaa, Pepijn. huh? dat is Pepijn. ja. &~tetaan. en Daan. hier Daan, geef je deze even aan Paulien? ja! aan Paulien. hier. och, Jut en Jul. hier. leuk he? geef maar aan Paulien. hier, geef maar aan Paulien. kijk. laat eens zien. wie zijn dat? xxx me kijk. mooi he? mooi he? kijk. ah leuk. heel leuk. deze mooie. mooie Pepijn, ja. hier. oh nog een keer. ah wat leuk. xxx. he, wie is dit nou weer. &~awatletabeer. dat is? xxx. wie is dat? Daan. oh is dat Daan, oh ja. hier. hier. diet dat. bij de deur met kaarten hadden we nog niet zo veel als nu. nee. &~dadelij. ooh, mama. kijk. oh, hier hadden we nog de kerstboom, zie je wel? me &~skep auto. ja, je auto is er ook. he huh? hier, kijk. ohh. oh! voorzichtig niet zo vies met je vingers erop. xxx deze. geef aan Paulien. he hi dat huh? ho Rosa! hee. hoh is lief he? huh, lief? lief he? xxx. laat maar zien, wil Paulien ook graag zien, hier. ja. geef maar aan Paulien. niet zo mal doen met die fotos Daan, voorzichtig. je moet heel voorzichtig zijn met fotos. laas even zien. wie staat er op? Rosa. Rosa. ə &~we Rosa. nog een Rosa. nog Rosa. oh ja, deze is ook leuk. wat doen jullie hier nou weer? &~doelooplapeer. zijn jullie hier aan het koesen? ə koesen. ja? papa wel. zie je? papa heeft zijn ogen dicht. kijk hier. papa heeft zijn ogen dicht. hoh. papa ogen dicht. ja, moet je zien. eh Ro Rosa. Rosa heeft de ogen open. oog open. zie je dat? hier, geef maar aan Paulien. ə papa li slapen. ja, en Daan. pa le sape. slapen, ja. leuk he? geef aan Paulien. nou ja. hee, wie zijn dat allemaal. mama ə Rosa. dat pe dat ə weer. huh? wat ə dat ə weer. huh? wat dat ə weer. wat is dat nou weer. wat die. in Rosa in de kinderwagen. Daan. ja, Daan is er ook bij. zo, geef deze twee maar aan Paulien. die ook. hier. dankjewel. en die andere ook. hier. ah de hele familie. en wie welke eh malle eppie is dat nou weer? eh! Daan li in de wieg. ja, Daan in de wieg. nou, hoe kan dat nou? oh. laat eens zien? laa geef eens aan Paulien. xxx. huh? hoe mal jij altijd doet. in wieg. ja, in de wieg. ah baby, je bent toch geen baby. moeis zien. papa is zo moe. heel moe is papa hier. zie je? Rosa. ja, Rosa en Daan niet. maar papa wel. dit Daan niet. Daan heeft zijn pyjama daar al aan. ə teje eu mooie. wie is dat? huh? wie wie zijn dat? dat is? deze pake. nee, Addie. pake xxx. , nee.
Addie! pake dat voorzichtig lieverd. pake! nee, schat, het is pake niet. kijk dan, hier kun je het beter zien. is Addie toch? die pake. pake. geef maar aan Paulien. diet. ja, wie is dat dan? watenou. pake. ach. xxx. doe toch niet zo dom dit is toch Addie? Addie? ja. dat zie je toch wel? ə flesje xxx. wat zeg je? ja. xxx ook ə feesje. hier, wie is dit? xxx. nee jij krijgt zo ook drinken. xxx. hier Daan, geef de fotos even aan Paulien. die. voor mij. ja, die is voor jou. hoh, mamas koffie wordt helemaal koud. mmm. leuk zeg al die fotos. ja. ah met hem maakten we veel meer fotos. oh, toen liep ik de hele dag met dat fototoestel, toen hij er net was. lekker? leuk is dat dan he? die fotos van allemaal. ja. wat doe je Daan? nee:. hartstikke leuk. leuk he. Daan wat doe je? nee:. nee:. altijd nee. nee:. wat doe je dan? nee. oh. Daan zullen we trein bouwen? he? nee. niet krein bouwen. ja? nee. goed, moet mama de kist pakken? kist pakken. zetten we die aan de kant. zo. mama. oeps. mama auto out ə kist. nou, toe maar. pape die deze. pak de rails. die! koffers. xxx koffers. dit zijn. koffers. ja, dat zijn de koffers, maar we moeten eerst een beetje een rails maken, toch? beetje ruimte maken. zullen we een rails bouwen? ja? jaa. he, sloompie? ja? nou, pak de rails dan. die. deze. ja. nog een. nog veel meer. pak ze. toe. die. zo. en Daan ook. Daan zelf ook. even bouwen. die. &~menaadaats. zo. &~bedee. wat? doe ik het niet goed? jaja je dee het o goed. nou, doe het dan zelf. esj. em ə zelf. ja. zo. ja. jajaja. ja, goed zo. mama nog meer. eve. nog een. die. deze. deze. oh ja. hier. nog een. xxx. die. nee deze. die niet. doe jij zelf maar. ik doe het toch niet goed. hier, deze. deze. wel. nou wel? nou. nog meer. ja. die. &~sisko deze ze. xxx zie je. hie hier. koffers. deze ook op kop xxx. zo. ja. deze. we maken een rondje, goed? rondje. xxx die. ja ja. &~heek die ah. zo. hm. te rondje. ja. ə rondje. nog een. nog meer, nog helemaal rond maken. ja. he is hier. xxx. maak jij mooi rondje? ma kom zo terug. rondje. ja. xxx. ik denk dat we nog een rond stukje moeten hebben, of niet. eh ja. xxx. ja. oke. ə blok. eh ja. zo kijk. zo, zie je? ja, ik zie het. eh. en nu. moeten we deze kant op he? ja. welke kant op. even kijken of we die kant op kan komen. zo. kant op. xxx kant op. hier. ə kant op. ja, nu even een stukje recht. die. ja, precies. die xxx hier. ja. hm. daar ja. hier. &~keetje deze. ja, heel goed. doe nog maar een rechte. nog recke.
zo? nee, dat is een kromme he? xxx. zoek maar een rechte. ggg ja. ja die eh xxx deze. ja. ja ja. hier. nee, daar. nee, deze. nee, daar! anders wordt het nooit eheh een rondje. ee rondje. nah, dan moet je het maar bekijken. deze. ik zou hem daar doen. ja. ja. nee, die daar. nee xxx. nee. nou ja, dan eh zelf weten. xxx. hee! hee auto. mooie grote ja, daaag. xxx. we zouden eerst een rails bouwen. hee. xxx auto. kijk, zie je? hm. kan die eronder? nee, zo. nee? &~of &~wel. kom eens. oh die kan er niet onder. xxx autos. heel veel. kwijlo. xxx. eh die. ja? kan eh. oh ja. nog ə die. en de deze. ja maar dat is een wissel. hier. dat heeft niet zo veel zin om die aan elkaar te doen. hier. hier. nou ja. hier xxx deze hier. xxx mooie. deze. dat kan niet. dat kan niet. nee. die. hier, deze. kij nou moet ie. moet ie hier. hier. he. dan nee dat is wel raar wat je doet. hier. xxx. oh nee, kan niet. nee. nee. is niet echt eh slim. nee. nee, kan niet. is ie andersom, kan niet. zal mama even een rond maken? nnja. moet je eens even zien. zo die hier xxx. hee. kijk Daan. zo. kijk eens mama heeft hem al bijna klaar. deze is xxx. xxx de pootjes xxx. hm. zo. hee. kijk nou kan ie staan. ja? oh au. au. au. au. au. au! fijn, dat schrijft lekker uit jonge. au. hee. hee. xxx die. nee, kan niet. nee dat kan niet, want eh ja eh er zit een rechte in het midden daar. recht in midden. als die eruit is mmm. recht. daar moet die rechte denk ik. zo komen we een endje. xxx. nou hebben we tenminste een rondje. pak de trein. ja. pak nu de trein. hier deze. nah ja, kom maar, die kan hier. hier. xxx ga je. ja? dit hoe noem je dit spoor. derangeer spoor. ja. pak je de trein ook? xxx. ja? kijk. mm ik dit pak. ooh ja. ehh nog een. ja nou zoek hem op dan. doe niet zo overspannen. oh daar. oh ja. xxx. xxx trein. xxx. hee hier. hier. deze. kijk. hm. rijden. ooh, tuuttuut. nog een. &~tjsktjsk. ook stukje is er nog een stuk? wat voor stuk? aah. de boom? xxx. deze hier nu. mooie. xxx nog. moet zo, zie je? ja. zie je dat? ja ik zie het. heel leuk. mm hee, xxx hier. hier. hier. &~tsjoektsjoekstjoek &~tuut! ooh xxx. haa. ooh jee, hij is ontspoort. oeps. hee. zo. xxx. die i eh hee. xxx. oh. eeh. anders, wacht eens even. als we het nou eens even anders doen. &~weesje. &~weesje. &~weesje. ja, hier. oh. dan kan ie onder de brug door. ja dat is leuk. onder de brug door. nee kan niet. ja wacht, moet kunnen. moet kunnen, toch. moet toch xxx kun je hier in doen.
ja kom kom kom kom kom. ja hier. kom. misschien andersom dat je zo'n Sje krijgt. ooh ja. ah dat is mooi Daan. nog meer. nog meer nog meer pak ze. kijk kijk ooh geef snel hier. kom. hm. kijk. hier, kijk. ja. hier nog een? oh nee, dat kan natuurlijk nooit. hier hier. toe nou, hier. toe nou mam. kijk eens Daan. &~toektoekntoek. het spoor gaat onder de brug door, zie je? hebben we niet meer? n ook nog een hier. zijn er nog meer 0stukken spoor? nog meer rails in de doos? nah. nee? nee xxx. hier. hier die nog een. oooh ja. en die wissel? geef die wissel. ja. hier. die daar, op de grond, bij je voet. hier. daar. daar. ja. jajajaja. en nog meer rails? nee jij heb xxx. nee. nee? nou kom maar hier dan. xxx zie je deze. die. deze. wel mooie. die kan helemaal niet. nou dan stopt ie hier, zo. ja. ə brug xxx. nou rijden. oh. deze bocht nog. oh ja. het hoekje om, zo dat wil allemaal best. zo. even aan de kant. ja even aan de andere kant. kom maar. zo. eh die zo. eh ja. ja. xxx een stukje aanduwen. &~tsjoektsjoektsjoektsjoektsjoektsjoektsjoek &~tuut. duw jij hem verder. hm? ha de hoek om. haa! hoek om. hup, hoek om, kan best. zo. oeps. hoek om. klaar. ooh. voorzichtig. hee. zo. onder brug. door. onder de brug door. kijk. goed zo. andersom. spoorwegen moeten flexibel zijn. ja? ja. ja ja ja. toe maar. ja, goed zo. eventjes ande kant. zo. e:ven naar de andere kant. kan wel! ja zo. ja. toe maar. kijk nou kun je zo in een keer mooi doorrijden Daan. zo. ja. jaa. ho. ho. beetje een onervaren machinist. xxx beetje onervaren. onervaren machinist. hee. hee. hee hee. ooh ongeluk. hellup. zo? hee. zoo. zo. ooh. je blies erop Daan. afvalt. xxx. zegt ie. xxx. zie huh? deze. hee. hee. andersom. ja. xxx rijden. nou maar even recht door. ja, zo. even rechtdoor rijden. &~nunununu. &~njjjew. en eroverheen. ja. &~ddjoev. kijk doen. ikke. ook. ikke heel leuk. leuk. zo. ho. hoo pas op. aah! ə kan niet. hoe moet ie nou? moet ie nou. even de bocht om. nee, niet zo. ja, zo. oh. ja, een voor een. ja. hee die blijft gewoon zitten. goed zo. kijk. ja leuk he? xxx. zie je nog wel. hee. hee. waar ligt ie. moet nog xxx deze. xxx. ja kom maar, zetten we die er ook bij. aah de luchthaven. hier. hier. oh ja, dat is heel moeilijk he? xxx kijk zo. zie je? zo. ja. nou draaien. &~tsjoew stijgt ie op. zo. zo:. zo sijpj ə op. nu kan ie wegvliegen. pak hem maar. nu kan ie vliegen zo. nee! en dan gaat ie weer landen, kijk. ooh. ooh shit hij heeft een ongeluk. hier. ja. zo? draaien? helemaal landen. oh. deez. andere kant. helicopter. nou. xxx. klaar. mannetje eruit. ho. hier, nou kan het mannetje eruit. floep.
nog een mannetje. piepediepedie. zul wij deze xxx. we zullen de bij. oh mag die er ook even in? nn is hier toch nog. eh uh. kijk. ehh. xxx die. ik wil deze. heheh. heh. nog. deze. wat wat moet je daar mee doen? eh eh ee:h die. wil die. deze xxx. boing. nog wel een. huhuh. wat wil je dan Daan? uh nog ee:n. niet zo mal doen. nog een. nog een. ja pak dan. wat wil je dan? nog een. wat nog een? nog een. ja w nog een wat? nog &~obug. nog een brug? ik wil nog ee:n. nou pak het dan. wil die. deze. ja. kom maar hier. die, hier. hm. deze. ja pak maar. ja. hm hier. een mannetje hier. in ə helicopter. zo. oh ja. zet er maar in. goed zo. nou, even recht. zo. rechtop. zo. en dan moet de deur dicht. deur dicht. dicht doen. deur dicht zo. doe maar dicht. zo? zo. zo. e:n ja,. zo. ja. daar gaat ie. ooh. ja zo is het goed. goed zo. mooie helicopter he? hee. zo. helicopter. zo. helicopter. even snuiten. goed zo. xxx helicopter? hm. xxx zo. zie je? ja. &~toetoetoetoe. ooh. ah. zie je. de &~rijup. kijk hier is een treinongeluk gebeurd, daar moet die helicopter naar toe. kom maar gauw helpen met die helicopter. help. help. help. xxx. die mensjes vallen eruit. kijk en dit. dit poppetje ook. die is eruit gevallen. die moet je gauw ophalen met die helicopter. roept ie. Daan, he:lp. Daa:n, kom mij halen. nee. waarom niet. kom mij nou halen. neehee. hij heeft het. hartstikke koud. hier. die wil graag gehaald worden. ahahaha. Daan Daan kom je mij halen. hier. oh, kijk daar komt ie. hier. helicopter. en dan klimt ie gauw op de helicopter, zo en dan kan je hem terugvliegen. gaat ie weer lekker naar huis. opstijgen. oh. xxx. &~hier &~moet &~ie. hier xxx. daar. xxx is ie. de helicopter. boven op de helicopter. he gelukkig, vlieg ik weer naar huis. &~he:nnn. nee lieverd, je moet eerst de propeller aan de kant doen. ja. ho. hoooh. nu mag ik erin. deez. in zitten. hmmm. heh, gelukkig. fijn hoor. eeh eeeh! nee. kijken. niet alleen gillen maar kijken wat je doet. zo ja. zo. xxx. zo. kan maar een ding. die een. een. zo. ə stuur. ə settuur. die achter het stuur. ja, zo te zien wel. stuur. daar gaat ie. nja. voor helicopters. voor helicopters. hier. xxx. helicopter. voor helicopter. de helicopter die duwt ze wel even aan. zo. duw duw duw. zo. nu kunnen ze zelf weer rijden. onder de brug door. naar het oh. zit Daan met zijn kont bovenop. er zit iemand op de rails. hee, gevaar op de weg, kom op. &~tuuttuut. nee! niet doen. niet doen? maar ze kunnen er niet langs. hoe moet dat nou? mens. ə kunnen niet. moeten ze de andere weg maar nemen? xxx. demonstratief boven op de rails. nou. dan maar zo.
dan gaan we die kant op hoor. even oversteken. zo. hee malloot. Daan je zit er bovenop. je zit er bovenop! huh? de zit bovenop rails. zo moet ie. nee dat kan niet. zo. hee, als jij hem nou omhoog houdt dan ga ik er met de trein onderdoor. kijk. want al die mensen in die trein die moeten hun koffers gaan pakken nee! jawel. nee! wel. want die moeten met het vliegtuig mee. ja. , Daan. dus. laten we die mensen even uitstappen. zo, al die mensen eruit. oh waar zijn me koffers? zijn de koffers? waar zijn de koffers? hier. hier. nee! hier. xxx zijn de koffers. oh daar zijn de koffers. is een trein. xxx. we nemen de trein gewoon mee op vacantie. en die. en die. die stop erin. past niet. ik denk dat de locomotief beter hier kan blijven. bijve. ja, hier kan blijven. want. anders kan de trein ook niet meer terugrijden. kan niet! zo. kan wel. hier. hier. waar is nog een. mannetje eruit! eruit. h me mannetje hee ma me nog een mannetje? i heb nog een. hee. hee. daar zie ik nog een mannetje. xxx. is hier. is leuk he? hier. is ook nog een Daan waar is de brug? hee waar de pug. waar? kijk daar. pak die mooie pak of die dinges eens daar. zo, en deze zijn ook van ons. zo mama legt hem op de koffie. en deze is voor Paulien. en die is voor Daan, ja? oeh lekker. nou Daan, volgens mij hoor je nu wel wat. kom eens? Daan wil je even luisteren?. ja? nou hoor ik wel wat. nou jonge als xxx. maar nu heb ik een koekje. had je er zo'n zin in? ik hoef niet. huh? lekker? ik hoef niet. leg maar in je bakje dan. nee. ja. nee lieverd mama heeft zelf een koekje. leg maar in je bakje als je niet hoeft. toe maar. hee. waar zijn we gister geweest? hee? Daan we gingen in de trein he?. in de trein? ja. en ook in de bus he? gingen we naar pake en beppe toch? moet dat in een keer in je mond? nou oke een klein stukje dan niet. in de trein zeg. dat was leuk he, Daan? nou. hee. je was erg eh. ja. uitgelaten he? ja. hee en wat heb je toen gekregen? gisteren? van pake? &~hu:h. enne wat had je van tante Yvonne gekregen. want iedereen kwam daar en kwam cadeautjes brengen he? cadeautje &~de brengen. moeten we eens even pakken wat je van tante Yvonne had gekregen? de boerderij? ja. ja? wil je daar eens even mee spelen? ja? ja. zal ik hem pakken? pakken. nou sloompie. pakken. deze. ja, dat is mijn koekje. heb ik net begrepen. gggrepen. ja begrepen. gre:pen. voor een boerd kijk. ooh. ja. ooh ja. kijk. waar is je trekker? want die past er ook heel goed bij, de trekker die je van tante Tonnie had. tante Tonnie.
ja, ik weet niet pake. nou moet je maar opzoeken, ik weet niet waar die is. ja. nou je kan ook eerst wel even met de beestjes. huh? ə trek hu:h trekker. ik denk in de garage. nee. nee? nee zit niet in garage. of in je kist. eh nee. lig niet 0in de kist. oh. ooh en een boerderij erbij. wat een idee om dat zo op eh ja. trekker. ja, zoek dan zelf even. nee:. is voor jou, koekje. ja, dat koekje is voor mij. ik zie wel een graafmachine maar dat zal niet de. voor jou. ja, voor mij. nou, ik zie hem niet. of had je hem mee naar boven genomen. ik wil ook xxx die. voor jou. ja, die is voor Paulien. nou Daan, nou moet je zelf ook even helpen zoeken. nou dan hou ik ja, die eet ik straks op. laat eens even zien zeg. die voor jou. , of ie daar is. dankjewel. koe koe. big. een big en een koe. en eh kip. ja. kip. kep kippe &~talliebij. kip wie? kippe. nog een. nog een kip. zit zit er nog een kip bij? nn ik no nog epik ə big. hm:. een big. ja. twee biggen. nee. ik weet niet waar je ze hebt. ik hee oh hier! trekker. oh. hier is ie. achter de bank. trekker. hier is de trekker. zo. hm, oh ja die hoort er echt bij hoor. die hoort er bij. ja. en je hebt ook nog een grote trekker die staat daar in de kast. dat weet je zelf wel. kast. zit hier in. xxx. nee. nou, ik pak hem wel. die hier, kijk hier zit ie in de kast. kijk deze bedoel ik. die heb je ook nog. nou, nou is het feest compleet. eh ja, de:ze. xxx. wat leuk Daan. zetten we alle dieren in de wei. die hieren hier. mee mee trekker. hm. ook. eh. moet de trekker het hek overal naar toe brengen? nee. nee? wie brengt het hek dan hier zo naar toe? nee. wel een hek om het weiland staan toch? deze. gaat rijden. die gaat rijden. en waar gaat ie naar toe? hier. waar? waar naartoe? naar de pomp? oeps. ik hebben. ik hebben die. oh god hij wil die. ik heb nog stukje. nee dan moet je geloof ik niet bij mij zijn. he. moet er hier een stukje hek staan? zo helemaal eromheen. nee. wat zit er nog meer in de bak? zijn er ook kippen Daan? ja kippen. zoek eens een kip. die. oh ja. dat is eigenlijk een haan. he, “tok tok” zo doet kip. ja. ah huh. hihihi. hihihi. wat is dit? varken. een beetje een rare he? varken. hm. nou dan zetten we die bij de biggen. zo. pas op he? oh ja mijn koffie staat er nog. een. ezel, neem ik aan? ja ik geloof het wel. een paard toch? paard to:ch? nee oke, dan een paard. dan is het een paard.
heb je nog een paard? xxx eh nog paa:rd. jaa je hebt nog veel meer paarden. zoek ze eens op. die. nee! nee, wat is dat? een &~paa. eekhore. eekhoorn? nee een geit. toch? nee:, de:z. ich nog geit. nou zoek maar. pak maar. paard. nee deez paard. ja. deze kan ook al staan. xxx. kijk. zie je? paard. ja. ja, die heeft hele dunne pootjes, zie je wel? deze heeft dikke poten. deze &~zik menk hier in. nee, een paard heeft geen melk. dat is bij een koe. paard toch? nee, een paard niet. koe. nee:. ja, het is wel een paard, maar daar zit geen melk in. xxx. ik weet niet, maar die is een beetje mager. die heeft wel uiers. deze hier me zike benk in. ja daar zit melk in. die niet. nee, die niet. deze. deze paard. ja dat is een paard. ik xxx. die. deze. die. hee wat 0is dat nou? nah. nah. nah. nee. pok maakt. nou niet echt kapot. wat is dat? hee Daan, wat was dat voor dier? schaap. ja. deze is ə xxx. wat is dat? ee eekhoef. nee. is dat ook een schaap? nee: die niet een schaap, dee di die is hert. een hert, oh. ja. maar dit is wel een schaap toch? nee dee schaap, toch? dit is een schaap. ja. nee dee schaap. oh is dat ook een schaap? ja. oh. een zwart schaap. kan wel he. heb je nog een kip? ja Daan, zoek nog eens een kip. ik zie nog een bruinige, of niet? ja. deze! ja, een kipje. kan niet. staan. en wat doet een kip? nee, kan niet staan. kan ie niet staan? nee xxx eh nee, er waren een paar bij die konden niet staan he? nou dan moet ie maar liggen. ja, zo. zo. die gaat even bij de boerderij aan. wat zit hier nog meer in? eh, deze. ooh. een soldaatje? een engelse soldaat? wat is dit?. wat zou dat nou zijn? wat is dat Daan? een bakje misschien kunnen kan je daar wel water in doen. water in doen. dan kunnen ze 0er uit drinken. en dan kan het ezeltje zo paard. of 0er uit eten. ja, kan ook. eten in de bak. die. en waar is het ander. oh die. koe die kan er ook wel uit eten, denk je. hu? die. die moet hier zo. ja die hoort er ook bij. nou ik weet niet of dat nog wel kan. nee. zo moet ie. oh het is een schotse, zelfs. een doedelzakspeler. kijk. ja, ja goed. wat goed van jou. heel knap. dee dee. die heef snor. ja, heeft snor. een snor heeft ie. ja, een heel klein snorretje. en wat doet ie? ə koning. de koning? koningehoed. een koning met een hoed? ja. oh. een koning heeft toch altijd een kroon? nee. oh. koning. dacht ik. die. oh. deze. is dat de boer? de de die zit te boeren.
deze zit boere hier in de trekker. oh ja. de boer moet wel in de trekker. zo, ja. de ga ik weer. ho. het hele landschap plakt. ja? xxx. nou? xxx. wat frommel je nou waarom frommel je dat in elkaar? &~aupulledau. nee! is toch zonde? dat gooi je toch niet weg? vind ik een rare boom. zo'n poging tot driedimensionaal. bah. aah joh. is &~jouw. is toch geen shawl. nou voorzichtig, niet kapotmaken. is zonde. dat vind ik zonde. doe maar niet. als je er geen zin meer hebt in hebt dan moet je het maar opruimen. en heb je dat gisteren gekregen Daan? nou niet alles. hij had ook al wat beesten. hm. en toen weer in de trein? ja. ja? in de bus! ja. en toen in de bus. hm. en ook nog bij pake in de auto he? hee. zo zeg. ik heb nog meer. nog &~wee:koe. wil je. nog een stukje ontbijtkoek? nee. dan ga je eerst dat opruimen. wil niet opruimen. jawel je speelt er helemaal niet mee. nee. nou ga dan opruimen. nee. zullen we samen opruimen? nee. nee, ook niet? Daan, niet doen met je voeten er doorheen lopen. ophouden. kom eens hier. kom op. doe alles er weer in, want je speelt er toch niet mee. nee. hee! koe mee:. do doe hier maar in. zo. oh moet die daar. nou dat mag wel. haa! ah jonge moet je xxx kusjes geven? ik hoef 0geen wijkoek. wil je nog een stukje ontbijtkoek? nee. niet? nou dan niet. wil je boekje lezen Daan? nee! oh. wat wil je dan? als je het maar weet. zo deze ruim ik weer op. weh nee niet doen. mag ik niet met de auto over je voet rijden? eens even zien wat jij voor boeken hebt. zullen we een boekje lezen? nee. van de walvis? nee. nee? kleien. he? kleien. wil je kleien? ja. mag ook wel. ga Paulien ook kleien? ja dat dacht ik wel. ja. xxx gaan we kleien. gaan kleien. zullen we dat maar hier achter doen? ja. pak de klei eens. ruim ik alles even op. ja. oach nou moet je alles weer eh nou vooruit. zo, klaar. zo. eh. eh deze xxx huisje maken. hm. zo, ik zal even de dinges pakken. huisje maken? hm. kijk Daan, hier is je drinken. zo. ga maar op de andere stoel Paulien. oh ja. xxx. ehm maken? ga jij een huisje maken? de doet Paulien huisje maken. ooh, een huisje uitdrukken. eh. nou, ehhm. wat voor kleur? ə die die. deze kleur? ja die kleure. blauw. ə blauw. Daan moet zelf ook even klein he? nee. jaah, tuurlijk. jij laat altijd ons alleen maar voor je kleien. even kneden. deze even te keine. ik moet de klei even kneden. oeh, wat is dat stijf in het begin. ja heel erg. dit is Playdo ook ja. maar dat is wel heel zacht hoor. heel zacht, ja.
maar Rob die zegt dit die hier kun je niet echt mee boetseren, want dat valt gewoon dan weer eraf. xxx huisje maken. maar voor Daan is dat wel beter. en Rob kan ook heel goed kleien. ja die zat echt nijlpaarden te maken bij de video. ja, die kan echt heel goed kleien joh. huisje maken. hier. huh? moet je wel een krachtpatser voor zijn. een klein stukje. oh, het geeft helemaal af. xxx. ja. ga jij ook maar een stukje kneden. ga jij ook eens een keer kneden. xxx. doe ook eens wat. een heel klein stukje. 0moet 0je hard in knijpen. in knijpen. ja. en dan wordt de klei zacht. ja je doet wel heel stoer maar ja. oh verschrikkelijk. oh oh oh. je bent me ereen. nou zeg. Rosa wordt ook wakker. ei. die heeft gister voor het eerst doorgeslapen. kijk. hm. kijk. kijk. en vannacht met een beetje moeite ook. ja. ja dan wordt je er bijna zelf wakker van zeker. xxx een huisje hier. www. deze uitdruk. deze uitdrukken. ja. ja. zo. mama gaat even rollen. &~njjjeh. mama ikke wil deze. een huisje? poesje. ach is toch een huisje, geen poesje. ah nee. huisje toch? of ja huisje. wel huisje toch. huisje maken? ja. nou. deze. kijk. moet je. die erin drukken. moet je hard drukken. zo? zo? ja. goed zo, en dan kijk. geef eens? zo. ja je hebt het niet goed in het midden gedaan. even nog een keer. ja. die. even nog een keer. dit was niet goed. moet nog een keer. eerst. rollen. zo. ik wouw. hu dat is hard. de klei is hard. zo. geef het huisje. ehm. die ja. die xxx uitdrukken. moet je uitdrukken ja. zo kijk je legt hem goed in het midden zo en dan kijk. kijk. oh. kijk? zie je? kijk. oooh een huisje. en dan moet je hem er nog uithalen. zo. hee nog een huisje. kijk een huisje. een huisje. hier komt het uit. dit heb je dan over. is eigenlijk nog een huisje. eh deze voor. voor Paulien. oh. ik moet eerst nog rollen. xxx kan ə niet goed. nee was nog niet goed. ik nog ə huisje. dan moet Daan van een andere kleur de deur erop maken. ja? ja. andere kleur. deze kleur. ja van die kleur bijvoorbeeld. maak maar een deur erop. nee jij zelf doen. ikke niet. ikke niet. ikke niet. doe jij maar. is boom boom? ja. is saulien deze boom? Paulien maakt een boom. een blauwe boom. oh volgens mij. te dik nog. hee? hee boom. een blauwe boom. dit mooie huis xxx. zo. eeh boo:m. een boom. als ik nu ook de stam er nog uit kan krijgen? ja. ee boom! jaa: ee boo:m! ja lieverd. kijk zie je? ee boom. een huis en een boom heb je al. en nu nog een beestje erbij. beesje erbij. huisje boompje beestje. dat. kun je weer kneden ja. bij McDonalds, in Daan zijn happy meal. xxx.
kijk die. oh staat ook hier op, of niet? ja. ja. die eh die. uuh. ə meisje maken. dat is dezelfde 0lklei als jullie daar hebben maar deze is nog veel zachter. deze mij beesje maken! beesje maken! een beesje maken, oke. ulch. dat is eng spul he? net stopverf. dit is nee dit is dan toch beter. nog eh de een eh. boom. ə huis. xxx. nou. nee Daan zo kan het niet. wat jij doet. met je duim alleen maar een beetje erop. je moet een kleiner stukje nemen. nee ik kan niet goed. kun je het niet goed? ik kan ə niet goed. oh. je moet het ook met twee handen doen. ja, waar is je andere hand? hee. anders doe jij maar met die. nee die. zo. ah jonge dat kan toch niet. zo. het moet zo. hee. stop deze daar maar in. die. die rooie in die dinosaurus stoppen. ja? doe maar. hee. die. ja. die. deze een beetje aan de kant. zo. nee andersom Daan. dan leg je die op tafel. zo. en dan stop je die erin. ja, moet je het wel een beetje uitwrijven. ulch. xxx. nee wrijven, zo. ja, goed. en dan hier in het hoekje en dan daar in het hoekje. zodat het helemaal vol zit. goed zo. ja. ja. nog beter. daar nog meer. ja je kan ook leuk je vinger erin drukken. zo? hm. zo kijk. ə dinosaurus. zo. xxx. zo. ja. ja, goed aanduwen. en hier in het hoekje nog een beetje. ja. dat kan er wel af. kijk zo. ja die is voor jou makkelijker he, die klei. het is geen zeep. wat doe je nu? dat hoofd. ja dat kan je goed kneden he? ja. niet kreden. mama zal Rosa even halen. hee. heb je rooie vingers. oe lala. hee. sjiek hoor. eh hee. het stinkt ook he? het lijkt wel van die hele zware ja het is heel vies. heel vies. kunstmarsepein. bah. ja. bah. vies, bah. het ruikt vies. het stinkt! het stinkt. ja, als iets vies ruikt, dan stinkt het. ha au, moeten we schoonmaken. ja straks als we klaar zijn dan gaan we schoonmaken. niet honderd keer tussendoor. de &~heppie neu:s. doe ik maken. ja. de deez dinosaurus. nou kun je de vorm eraf halen. kijk. nou kun je hem eruit drukken. niet zo. kijk. ja, zo. heel voorzichtig. zo. kijk. dat is leuk. hee deez happy dinosaurus. oh ja. ja. leuk. dat is een mooie Daan. kan ie ook rechtop staan? rechsows zo. hm:. een mooie dinosaurus. ooh. kijk. ja. dinosaurus kan niet. kijk. ə dinosaurus. nog een. pas op, niet met je armen er door heen. zo. nou, kijken. kan dat van die stijve klei? nee, volgens mij niet. xxx. nou niet. jaa die is leeg. nou. ehm, wat kunnen we nog eens maken. ik zal Rosa even halen Daan, ja? ja. goed? nee. nee? oh. Rosa huilt, hoor je het wel?. hier. heel zachtjes.
hij heeft hem zacht gezet ofzo. Rosa. hoor je het? Rosa moe. moe? nou, Rosa nee die wordt net wakker. die heeft net geslapen. hoor, Rosa heeft honger. Rosa wil graag eten. hoor je? zo. oh jee. hoor je dat? afgelopen. ja xxx zit een knop aan en dan kun je Rosa gewoon uitzetten. is heel makkelijk. ousette. uitzetten. zo. hop. ja. uit. en daar is ze weer. xxx. en dan doe je weer uit, als je er flauw van bent. moderne opvoeding is dit. zo doe je dat. net als met de televisie. harder en zachter en uit. en aan. xxx ə walvis maken. oh. dit bal. ander onderwerp. xxx. ditte wel. ik de deze mooie bal. hoh. wat doe je? oh jee. is ie nog goed. oh. &~olewauwg. niks gemorst gelukkig. &~jewelg. hee ik heb nog een mooie bal. ja, een hele mooie bal. ja. maak daar maar een walvis van. walvis nog. ja? ga jij een walvis maken? ja. Paulien een walvis maken. moet ik een walvis maken? ja. ja. helicopter. ik maak een deur, voor je huis. hm voor je huis. voor jouw huis. die is er nog een. maak jij maar een walvis. kijk ik heb een deur gemaakt. en die. plakken we zo op je huis. voor Paulien. zo. ja? en nu moet er nog een klein autootje? een klein autootje? ja. oh die gaan we zo ook maken. ik bedoelde een klein. deurkrukje. anders kan je de deur niet opendoen. kan 0je niet deur opendoen. nee. zo kan de deur open. zo kan de deur open. kan. e:n. een autootje. autootje. zie een autootje. ja, een autootje. en jij gaat een walvis maken he? jij gaat een walvis maken. nee jij. deze. maak jij maar een walvis. ja. dan maak ik een autootje. autootje. maak ə au tootje? jij jij ook walvis maken. he. nou. jij autootje maken? jij de walvis maken. nee. hier. hele grote maken. ik maak een auto, maak jij een walvis. moet toch. ik gl ə mauto maken. ga jij een motor maken? ja. goed zo. zo. jij auto maken. autootje? hee je eve autootje maa duren. zo. is je drinken lekker? is het lekker? ja. fijn. wat drink je? Rosa! &~oejoejoejoejoe. daar komt Rosa aan. oh jee. nou. ik niet Paulien motor maken? jij zou toch een motor maken? ja. zeg, Daan. klei jij ook eens een keer wat. kijk. een auto met. een wieltje een wieltje. wieltje? maak jij het tweede wieltje maar. ma jij de biewtje maar. maak je 0er een rondje van? zo. kom eens ja. ə biewtje. een wieltje. doe het er maar op. ja:. ə auto. een auto. xxx wil je nog een. nog een auto? ja, nog een auto. nou, maak jij maar vast de wieltjes. wieltjes. dit is voor een wieltje en dat is voor een ander wieltje. ə wieltje. maken? xxx. een wieltje. hier nog een. goed zo. nou dan zal ik gauw de rest van de auto maken.
auto maken. hm. zo. &~bleurumnie jij de &~bleu maken. gaat hier deur op maken. gaat hier de deur op. oh jee. hm. klein babietje. kijk. motor. een. klein motortje zie ik. motortje. ja. zo. xxx. nou. zo. hier komt de tweede auto aan. xxx. kom maar lieverd. heb jij al wieltjes gemaakt? &~erootje. nee. kan het niet? past het niet? past niet. ooh nee? ə buik. ə beeuwtje. een beeldje? kijk. ooh. nou dan laten we dat beeldje zo mooi als het is. maak dan hier maar een wieltje van. of zei je nou “een wieltje”? zei je. doe het wieltje maar aan de auto. beetje ich in de auto xxx. kijk. mooi. mooi he? oh mooi. rijden. ja, autos kunnen bijna allemaal rijden. ja. eh hee. moet ie. oh is het wiel los? moet je hem xxx. &~bibbe. zo plak hem er maar op. ee wieltje. een wieltje. oh die is nog mooi rond ook. nog een wieltje. zo. deze kan ə paar keer nog wieltje. kan niet wieltje. kan het niet? nee. waarom niet? deez kan niet. zie dat kan niet. die kan niet. hier moet ook nog een wieltje. www. www. deze kan niet. jawel, proberen. nee. ja. onthoud dat maar eens een keer. hier die jij hee ə muis? hoe staat het met de autos? ooh hier ligt nog een wieltje. helemaal alleen te wachten tot er een auto langs komt. aah kijk. zo. ə auto! ja. deur maken mooie deur maken. een deur maken nog? ja. ook voor de auto? voor de auto. oh het is een rooie auto dan moeten we een. blauwe deur. zo. eh zo. ik heb een deur gemaakt. een boom. ja dat is een boom. die hebben geen deuren. xxx neem ik aan. ja die staat in de schuur. hebben we hem gelijk maar aan gewend. ja. ja Daan, hoe is het met je driewieler. fiets. met je fiets. hee. wat is dat? een auto. deurtje. oh een autoonderdeel. nou. pokmaken. ga je een pop maken? kapot. oh kapot. oh ka pot. walvis maken. maken. Paulien moet zo maar eens even op de deur kijken wat voor mooie walvissen jij weer getekend hebt. oh ja? tekenen. eens even doen. walvis. hoh. ooh. knap he? die xxx eh ge walvis gemaakt. heb jij heb jij die walvis gemaakt? ja heeft ie helemaal zelf gedaan. ooh. echt waar. knap he? ik vind het echt heel knap. ja. is v &~mamele gemaakt. nee ja mama heeft het er bij geschreven. ja. dit kapotgemaakt. heb jij dat ook gemaakt? kap pot maa:kt. oh “papa gemaakt”. nee heeft Daan gemaakt toch? kapotmaakt. op die deur heeft Daan gemaakt, wat op de deur hangt. oh. ik wil nog nog &~maret velf. mama ik wil met verf. nee, je mag wel even tekenen. tekenen mag wel, maar niet verven. dat doen we een andere keer. tekenen mag wel. maar dan moet je eerst de klei opruimen. als je wil tekenen. ga je ook?. opruimen.
ja nou toe maar, ga maar moet je op de stoel gaan zitten anders kun je er niet bij. dan moet je alle kleuren weer bij elkaar doen. je kan er niet bij? nee, dan moet je op de stoel gaan zitten Daan. vooruit. Paulien ook. xxx. ja, ik ruim dan ook op. Paulien helpt wel, maar dan moet jij ook opruimen. mama helpt ook. kijk maar. xxx. zo. opruimen, toe maar. nee met P Paulien doen. ah Daan, kom op zeg. hier doe deze maar in het bakje weer. doe maar in het bakje Daan. en dit erbij. ja, goed zo. heel handig. ja. kijk de muis. die hoort nog bij het huis. mui:s? een muis hoort bij het. huis. en dat rijmt. xxx. de klei erin? oh je kan er nog met je vingers in. alle. blauwe klei weer op elkaar. zo. boot. boten. boten. boten varen. bal. bal. bal. pakken. pakken. daar. okee maike begin maar. um. een meisje loopt op de stoep. ja. komt bij een ijskraampje. en krijgt een ijsje. en eet het op. en het ijsje valt. en ze gaat janken. ja. okee. we gaan door met nummer twee. um. een meisje en een jongen zijn op het strand. en het meisje gaat um een kasteel bouwen. en dan krijgen krijgen het meisje en het jongetje ruzie. het jongetje wil het emmertje en pakt het emmertje af. en neemt het jongetje het emmertje mee. gaat dat meisje weer janken. ja. okee. nummer drie. een meisje en een jongetje gaan voetballen met het hondje. en toen ging de hond de balletje pakken. toen kreeg die een botje. toen ging die botje graven. toen ging die dur op liggen. ja. verhaal nummer vier. um de meisje ging een keer wandelen. toen had ze &~bwa ballonnen. toen gaf de meneer een ballon. toen gingen ze dur mee spelen. toen struikelde ze over een struik. en toen ging de ballon weg. ja. en toen ging ze ook weer janken. ja. een jongetje en papa. en toen ging de papa op de bank zitten. jongetje ging voetballen. toen ging die kijken naar de krant. toen pakte hij de krant af. toen heeft het jongetrje die krant gepakt. en toen heeft ie um weer terug gepakt. toen ging het jongetje ook janken. okee. en het allerlaatste verhaaltje. nummer zes. um. mama en meisje zaten op de bank. en toen ging het meisje met het touwtje spelen. en toen toen gooide dat meisje liep weg. toen ging de kat met de touws rolletje spelen. en toen ging de de poes wou die vis pakken. toen ging die de vis pakken. en toen had ie hem opgegeten. en toen ging die liggen. okee. hartstikke goed. okee maike begin maar. een hondje gaat in de kikkerpot. en daar zit een jongetje naast. dan gaat het jongetje slapen. de kikker stapt eruit. hoe kan een kikker nou dur uit stappen? um het jongetje wordt wakker. en de hondje ook.
en die kijkt in de pot. en en &~h en. en het hondje kruipt in de vaas. en dan gaan ze uit het raam kijken. en het hondje heeft de vaas nog steeds op. het hondje valt uit het raam. en dan likt het hondje aan het jongetje. uh en die jongetje roept. uh en dan roept hij nog een keer. en dan komt hij iets tegen. en het is een. een. een muis. en het hondje. dat kijkt naar de korf. en dan gaat ie de korf valt uit de boom. en al de bijen lopen dur uit. en dat jongetje die kijkt in de boom. en daar komt de uil uit. en alle bijen zitten achter het hondje aan. en dan komt die uil dur aan. en die gaat zitten. en het jongetje staat op de stenen. en dan klimt hij in de bomen. en hij komt een hert tegen. en dat hert gooit het hondje en dat kindje in de water. dan gaat het kindje neervallen op zun kont. en dan zijn ze in het water xxx xxx. ja dat weet ik wel. um en het jongetje is tegen de boom aan. klimt over de boom. ziet twee kikkers. en dan. of daar die kikkertjes heeft allemaal kleine kikkertjes. en dan &~z zwaait het en dan mag die een kikkertje meenemen. en dan zwaait het jongetje. en die xxx xxx xxx. ja goed zo. die hoort daarbij, ho. oh. gunst. gunst! daar moet hij. xxx is weg. ho. ja. wat is weg? ho, wacht es even. 'n seinpaal. 'n seinpaal. ho, die moet er ook bij. tuurlijk. ho. ja, prima. zo staat hij op rood. ja zo kunnen we er niet door. nee. zo. moeten we nog 'n hekje hebben. kijken, hoe ziet het hekje eruit? oh ja. xxx aangeven. nou, ik ga het even proberen. he. oh, dat is 'n hekje van de boot. ja. hier. dankje. als je. ho. oh, voorzichtig. oh jee. je schopt het hele treinstel omver. kijk, deze trein gaat er naar binnen. hij. ja hoor ja. gaat in de achteruit. ja. boem prr bbrr. au. hier. moet hier door toet. moet de brug open. ja. br, kg. ja. want als we deze rails verder leggen. kijk, die kant op. ja krijgen we boleem, want. ja. daar hou. komen we niet uit dan xxx asse we die kant opkrijgen. ja, dat bedoel ik. hoe doen we dat nou. ohoh. oh. Dan. doen we die. zo. ok, dat is 'n goeie oplossing. oh, dan moet de brug eruit. ja, maar dan kan de boot er weer niet onderdoor. nee. nou, ingewikkeld he? ja. hoe doen we dat nou? ho, wacht es even, dan. nou kunnen we eigenlijk. namelijk. ja. voor de boot. spoorweggang weg doen. oh, nou dan doen we de spoorwegovergang weg. nee, dan douwen we deez eraf. en dan gaan we zo door dat gaatje heel'maal daarheen. of zullen we die kant opgaan? ja. oh. Dan moet ik even.
moet je even wachten. ja,. leuterkoek, heet dat. ja. oh, daar is 'n stuk weg, ho. nou. ja, daar gaat hij weer. oh ja, nu snap ik het wat je gaat doen. nee. zo moet dit. oh, hij staat nog niet op rood. zo staat hij op rood ja. ja. we kunnen 'n hele stad bouwen! nou, dan doen we dat toch! oh, heb ik 'n blokkendoos nodig. ho. ho. ho, hier heb ik xxx. oh, heb ik ook nog 'n kasteel. goeie dag, ik kom hier niet meer weg. gunst. gunst! gunst. gunst, zegt Bert. waar is m'n kasteel gebleven? in de plastic zak, lieverd. oh, nee ik moet m'n ja, achterin. kasteel zit in de plasticzak. moet je er voorzichtig uittrekken, misschien met Gerard samen, want anders gaat het vast niet goed. nou, hij heeft hem al, en hij is heel. nee. jawel, hij is wel heel, kijk maar, een klein stukje los. ja. ja. dat kunnen we wel maken. ho, die kunnen we in het spoor zetten. ja, nou, of zullen we hem hier aan de zijkant zetten, zo. bij het station, zo. Dan was dit het station voor het kasteel. ja. xxx. ja. ho, wacht es even. we kunnen niet daarheen. nee? want dat spoor ligt er al. nou en. daar. want daar ligt het dicht. ja, maar dan schuiven we dat toch 'n stukkie opzij. oh ja. nou dan. oh ja ho. ja. weet je wat ik ook nog heb? vilstiften. van Sinterklaas gekregen. zo. even kijken. wat is dat? dat is 'n microfoon. oh. die hoort alles wat we zeggen en die stuurt het naar die bandrecorder. oh. oh. en dan kunnen we straks luisteren wat we gezegd hebben. oh ja. ja. ik heb 'n huisje, ho. 'n huisje. nog een. nou weg. we gingen 'n stad bouwen goed? ja. bij het kasteel? ja. goed. nee. nee. huizen eerst, naast het spoor. naast het spoor, ja, daar beginnen ze meestal mee. ja. he? 'n kerk en 'n cafe natuurlijk. ja. xxx. moet die auto eerst weg. maar je hebt hier ook nog 'n hele hoop huisjes? oh. ja, kijk es, nog 'n stuk van 'n kerktoren. ja, oh. en hier nog 'n stuk van 'n huis. zullen we deze doos omgooien. Dan gaan we het allemaal nou, doe die maar niet. nee. wordt het, dan hebben we straks geen plaats meer om te kopen. nee. ho. even kijken, hoor. nou, hier is nog 'n wagentje, in ieder geval, ho. hier is 'n dak. hu, ik heb nog 'n poppenkast. ja lieverd. en zullen we niet proberen omme. daar van daar naar toe te komen? ja, maar ik ook nog 'n poppenkast. ja, maar we gaan niet met alles tegelijk spelen toch? nee, dat kan niet. nee. ik heb ook nog. krijt. ik heb ook nog. kunnen we straks wel effe doen. ja. goed. en de poppenkast ook. en als ik. rond te neuzen. jij zit rond te neuzen, ja.
ik ga even verder, goed? ja, dan ga ik even zoeken. wat ga je zoeken, dan? 'k zocht xxx de pijler. Dan kunnen we 'n brug maken. oh, is dat 'n pijler? ja. xxx brug, een. 'k moet de brug wel hebben. ja, hier, kunnen we. nou zeg. alsjeblieft. dank. hier nog een. zo. wat 'n hoop pijlers heb jij. zo. Dan kunnen we namelijk. ja. 'n pijlerbrug maken. zullen we dat even proberen? nou, probeer dat es dan. nou moet ik 'n brug hebben. oh. deze. ja. ja, die. heb ik ook nodig. maar ook. xxx die aan mekaar zetten, die. dank je. alsjeblieft. lukt niet namelijk. welke? ja, zo, moet hij en dan 'n recht stukje eraan en dan weer 'n pijler. welke dan? het is 'n heel ingenieus systeem. ja, precies, en daar weer 'n pijler onder. ja, en dan kan je hem net zo lang maken als je wil. nog een. ja, hier nog 'n pijler. nog 'n recht stuk. ja, dan moet je even eentje geven. 't is 'n leuk systeem he? ja, 't is 'n leuk systeem. ja, 'n leuk systeem he? ja, vind ik ook wel. oh, ik zit nu in de knel. heb ik die even nodig. moet ik weer 'n paar pijl zo. 'n grote brug wordt dat, zeg. het is de Moerdijkbrug. xxx. ja, jij zit wel boven op de rails, hoor. oh, gunst. kunnen we daaraan zetten. ja, ik was al 'n eind op weg. kijk maar. Dan zet ik mijn brug. bij jou. ja. Dan haal ik heb even uitelkaar. ja, moet je even buiten het spoor gaan zitten. nee, zo moet het niet. nee, ik wil hierop aansluiten, hier. nou, maar je kan toch ook op die brug aansluiten? nee, die brug is daar gepland. nee, dan kan die brug toch mooi over dat spoor heen lopen. Dan is die kruising toch. oh ja. dat kan ook. oh. maar dan moet die kruising daar weg. oh ja. we zijn 'n groot spoor aan het maken. ja, lieverd. Dan moet je die kruising weghalen, Bert, deze. oh ja. oh. ja, zet je daar zo'n kortje tussen. welke? deze? ja. nou nee, kijk, halen we die weg, zetten we hier 'n stuk van de brug. nee, die moeten we. deze hebben, 'n rechte. ja. zo. ik moet even 'n lange pakken. wat? die ook nog weg, ja. zo dan. en dan die pijlers xxx. ja. xxx loos xxx. ho. xxx. wat zing je nou? dit is goed. oh, nu zit ik in de knel, want nou, dan smokkelen we 'n beetje. smokkelen we gewoon 'n beetje, zo even. kijk. ja. namelijk moeten we die daar eraan dan doen. ja. oh wacht es even. zo. hier 'n pijler. ja. enne die er xxx. en die xxx kijken of hij daar ligt. is er nog? ja, nou dan wil ik wel. wil je ook Gerard. ja, graag. kijken of de pijler ja, die kunnen we gebruiken. ja, dat dacht is ook.
een. twee. dank je. alsjeblieft. ho, die kan hier niet. die kan wel. ja, we kunnen deze ook weghalen en hier 'n pijler. leg maar neer. ja? moet je even 'n lange pakken. kan hij eraan. even zoeken, hoor. 'n rechte? ja. ik kan ook 'n kromme maken, hoor. nee, dat wil ik niet. oh, ik heb 'n snottebel. pak even 'n zakdoek. mama. snot? ja, ik zie 'm, pak even 'n stukje wcpapier. Gerard, ik zet je koffie hier neer. ja, dank je wel. hier staat het 'n beetje veilig. ho maar lieverd. Bert ben je 'n beetje baldadig? he? dat zijn al die brugbouwers. ja? xxx. xxx 'n beetje. ja. ik weet niet of hij meedoet. snuiten. goed zo. wat zeg je? ik weet niet of hij meedoet, lieverd. wie? die microfoon. hoe meedoet. ik weet niet of hij meedoet. hoe dan mee? nou of hij ook geluid opneemt. weet ik niet. misschien doet alleen die het, die daar hangt. nee, die staat ook aan. oh, die staat ook aan. die doet het ook. hij doet het wel. nu kom ik. ik ga het toch proberen hoor. ik wil 'n bocht in die brug. het lijkt me zo leuk. eigenwijs. eigenwijs. 't kan wel. ja hoor, kijk maar Bert. tututut. kom dan. tuttuttut. kom maar hier, lieverd. he. nou hier heb je nog 'n rechte, of wil je 'n bocht. nee. ja. 't is wel leuk spul. ja, 't is hartstikke leuk, maar 't is ook hartstikke duur. ja. ja, 't is ook hartstikke duur. ja. wat is hartstikke duur? die houten rails, die treintjes, maar 't is wel heel leuk, ja. en hij doe, ja gut. he, kom even. het blijft ontzetten lang goed he? ja, je doet er generaties mee. ja, als het goed is wel. maar hij heeft met zijn verjaardag 'n hele hoop erbij gekregen. waren jullie toen hier al. ja, toen waren we. ik heb nog 'n pijler nodig. die zijn er niet. pijlers nodig, even zoeken, hoor. ho. nee, tel es hoeveel het er zijn Bert, want ik geloof dat je dan niet meer hebt. nee, dan moeten we weer naar beneden. nee. een, twee, drie, vier, vij, zes, zeven, acht, negen. nee, dan zijn de pijlers op. nee, dan zijn ze op. een, tel es goed. een. dat is er geen. begin bij de eerste. een. ja. twee. ja. drie, vier, vijf. ja. ja, nee dan zijn de pijlers op, denk ik. wat moeten we dan doen? Dan moet je zo'n stuk hebben om naar beneden te gaan. zo'n stuk van de brug om naar beneden te gaan. dat daar. dat ligt achter je. oh, die. ja. kijk. achter je ligt ook zo'n stuk. ja, 'n anderen. past wel. ja. xxx in je flesje, dan ga je nog even naar bed. kijk. ja, past hij? hij moet weg. hee, nee zie je. ja, het is nog niet zo makkelijk, hoor! zo. zo. zo. zo. zo. zitten we dan. schuim.
dank je wel. als je het zelf ophebt, komt ie bietsen bij je. oh, ja. nou koek. ja, lekker. dank je wel. ja, ik nog niet helemaal gezond. lekker, he? ja, ik heb de fotos al gezien. het was een leuke verjaardag. ja. ja. Abel was echt blij voor Josse. xxx. ja, leuk. er stonden een paar heel op met zijn tweeen. ja? Abel. hum. Abel en Josse. Abel Josse. ja. twee vriendjes. nou, ze vinden elkaar echt heel leuk. ja. hebben het ook over elkaar ja, klopt. Josse ook steeds. ja ja. Abel. Abel bellen. ja. wat leuk. dat wist Abel niet. maar die heeft het wel altijd ja. af en toe valt opeens zomaar de naam Josse. ja ja ja. komt voor mij uit de lucht vallen. opbellen. ja. en dan zit ie echt een beetje zo. dat is toch leuk? ja. dan zit ie echt een beetje zo &~nanananana. zo. net een goed gesprek met Abel. ja. ga je Josse bellen Abel? met de telefoon. nou, je bent even bezig met de koek. neem me niet kwalijk. nou koek. ja, lekker, he? ja, ik moet af en toe even mijn keel schrapen. koekje. koek lekker. koeke koeke. hm:. xxx. xxx. koekje. ikke koeke. ja, hij kan inderdaad nu &~ik zeggen. ja? ja. oh leuk. ja. en heeft ie het met over zichzelf ook wel eens als Abel? ja. tot nu toe eigenlijk steeds. ja ja. want het begint nu opeens ik ook zegt ie nu opeens. even kijken. mag ik dit lepeltje nemen? ja. of deze. oh ja, ik zag het niet. nou, wat je wil. ja nee. ik zag xxx. xxx. oh, daar komt de poes. komt even ruiken aan mijn tas. tas. aan mijn tas gaat ie ruiken. xxx. ja. aan mijn tas. dan ruikt ie mijn poes. wat zegt ie nou? tas. ja, aan mijn tas. en nu aan mijn broek. broek. zie je wel, ja. xxx poes. en hij heeft honger. en we hebben geen eten in huis voor de poes. oh. wat een schande, he? we hebben geen eten in huis. nou, die kan toch wel een tijdje zonder,. ja. dat vindt ie zelf niet. dat vind ik ook. poes heeft honger, Abel. wil eten. en hoe gaat het met jullie huis? goed. ja? ja. de achtergevel ligt eruit. dat is alles. nee hoor, ik overdrijf. de keuken ligt in puin, is open. hm:. de balken waar het op steunt was rot en dan en toen zijn we toen meteen doorgegaan naar beneden. we hebben het een paar weken geleden ontdekt. ja, we dachten we doen het nu maar. want het geeft een xxx rotzooi. hm:. maar eind deze week staat het allemaal weer. xxx echt dan kunnen wij erin aan het werk. ja ja. om te schuren en te verven. ja, de badkamer wordt nu betegeld trouwens. hm. kan je nauwelijks voorstellen dat je er gaat wonen. ja ja. over een tijdje is dat. minder. he ah poes.
ga eens even van tafel. vind ik zo vies. hup. op de grond. ja. nou, het gaat wel goed. spannend. ja. het is vrij spannend allemaal, ja. een eigen huis voor het eerst. ja. ja. ja, we hebben nu echt van die verhuisdrang. het is hier gewoon echt klein. hm:. je gaat je hier ook ergeren, omdat je weet dat er wat anders aankomt. xxx. ja ja ja. anders dan duld je het nog wel, maar vind je wel een paar keer per dag zo 'n ergernis. en de trappen natuurlijk. ja. xxx wel zwaar. hij wil ze niet altijd lopen. hm:, lekker. zo. he Abel, wat lekker. nou kom je bietsen, ja ja. nou, eens kijken. een beetje koffie? koffie. ja? zo. zo. zo. zo. ja. xxx. de koffie is lekkerder, he? xxx. ja. aahh! aah. nou, goed. ja, ik heb het gezien. ik heb het gezien, Abel. ah. oh, wou je bij mij ook wat bietsen? xxx. eens even kijken, hoor. ik heb niet zo veel meer. xxx. xxx. lekker, he? wat zit je te kijken. dit is op, kijk is leeg. leeg. leeg, ja. jammer, he? ja, is allemaal op. we. hadden besloten om maar drie kwartier op te nemen. oh. wordt steeds minder. nee, dat is ook precies de kant van een bandje. ja ja. oh, dat is natuurlijk zo. en dus dat is een heel practische reden. maar aan de andere kant, ja, als je een keer in de veertien dagen. doet, dan krijg je toch wel erop wat je erop wil hebben. ja. ja. het gaat toch om die ontwikkeling. ja. ja. ja. ja, je hebt nou afgeluisterd. en dat was nogal lang. ja, dat zei je vorige keer ook al. ja. xxx vond zelf ook. ja. ja. nou mooi. ja, hallo. hallo. hallo. hallo. hallo. ja. bietser. xxx kijken of je voor jezelf nog wat kunt krijgen. ja oh, er zat toch nog wat. zo. zo. ho. zo. en heb je er wel wat aan, aan deze dat weet je nog niet. nou, ik heb nog niks uitgeschreven. die vorige die was gewoon, nou ja ja. heel in de verte, weet je wel. ja. dat kleine microfoontje in het apparaat zelf. ja. maar het gaat erom dat ie op een gegeven moment, nou ja, werkwoorden moet gebruiken of gaat gebruiken. en dat doet ie ook af en toe wel. ja. en dan dan beginnen kinderen dus meestal met die hele werkwoorden. die staan dan achteraan. ja. en op een gegeven moment gaan ze over naar het maken van echte persoonsvormen. ja. en dan komt dat op een andere plaats in de zin te staan. ja. en daar moeten wij op wachten. en daar daar is het wachten op. wacht. wachten. maar het gaat niet nu is het echt op, Abel. je je bekijkt kindertaal nooit in xxx. zo, he? hm:. dat is nu klaar. op. je bekijkt het nooit zo in zijn isolement, in aparte zinnetjes, maar gewoon in de omgevingstaal.
en de dingen die tegen hem gezegd worden. de de dingen die die doet. ja. de betekenis van bepaalde werkwoorden, weet. ja. het gaat er niet om om geisoleerde zinnetjes. nee. taal natuurlijk niet. nee. nee nee. nee, dan is dit wel een goede manier. ja. dat denk ik ook. koffie. ja, de koffie is op. koffie. op. koffie op, ja. koffie. op. xxx. ja, moet je maar een beetje gaan lachen, he? dat is jammer altijd. ja. wil je eens even uit je stoel? se goene. deze? deze. ja? of deze. wil jij je schoenen aan? laat je nieuwe schoenen maar zien. is dat wat je wil? oh ja! ga je nieuwe schoenen maar pakken dan. zullen we die aandoen? maar we gaan niet naar buiten, hoor. dan moet ie meteen naar buiten. dat is jammer, ja. ja. dat is de associatie. dat is net als met je. ja, precies. of &~uit zegt. ja. xxx. xxx. poes. mama! ja. xxx poes. xxx. xxx een poes? ach, kijk. xxx. he? ben je moe? nee. xxx. versta het niet zo goed xxx. xxx. ik versta het echt niet. ik weet niet wat je wil. xxx. ja. xxx. ja. ik weet het niet. ik vind het goed. ik vind het dan maar goed. ga je een beetje slapen? je bent moe, he? ja. oh ja. we waar ik ook nog aan dacht: heb jij mijn telefoonnummer eigenlijk? nee, he? ik dacht het wel. stond het in die brief? dat weet ik niet meer. ja, want ik dacht als je nou een keer als Abel ziek is of zo, of dat het niet kan. nee. volgens mij had je het gegeven. heb ik het zelfs al in de. telefoonklapper gezet. oja. ik zal even kijken. even kijken hier, hoor. even. even kijken. even kijken. even kijken. waar is de telefoon oh, die ligt boven denk ik. Abel. nou, dan schrijf ik gewoon hier op. ja. waar zijn je schoenen? choenen? ja. had je ze laat eens zien. laat je schoenen eens zien. choenen. oh. choenen. nou. Bol he, was je naam. ja, Bee oo el. Gerard Bol. choenen. ja. zes negen twee. choenen. zes negen twee. zeven vijf. zeven vijf. twee een. twee een, okay. ja. joe. nee, je nieuwe schoenen staan hier, Abel. ja. hier bij de tafel. hier. tafel. kijk dan, hier. hier. ja. hier. xxx. dat zijn je schoenen. laat ze. hier. choenen hier. laat ze maar zien. zullen we ze aandoen? ja, waar zijn ze nou? waar zijn de schoenen nou? was je het alweer vergeten? pafel. ja, bij de tafel. pafel. ja, daar bij de tafel. zie je ze niet? je rooie schoenen, je nieuwe. nieuw. nieuw. ja, die zijn nieuw. choenen. hier. weet je toch nog wel. pak ze dan. nieuw choenen. ja. moeten ze daar blijven staan? moeten toch aan je voeten. pak ze maar. eens aan Gerard laten zien. ja. choenen. nou, laat maar zien. oh, laat eens kijken. wat een mooie, ahh.
rooie schoenen, mooi hoor. choenen. rooie schoenen, ja. prachtig vind ik ze. xxx. oh. viel je bijna? wat wou je laten zien? choentje. xxx. ja. ze zijn mooi, hoor. zitten ze lekker? ja. ze lopen vrij soepel, ja. zal ik even die sok aantrekken, Abel? Abel. even die sok aan. sok aantrekken? nee. nee? nou. okay. dan niet. Josse roept dan om zijn speentje. die is ook inderdaad moe, als ie zo thuis is. peen, peen. ja. hij Abel heeft geen speentje? nee. die heeft zijn duim. ja, dat is echt een hele dikke duim heeft ie. dat is veel handiger. een duim. hoef je ook nooit naar te zoeken. Abel, wil je misschien een beetje tekenen? xxx naar Gerard kijken. hm:. hm:. ga even tekenen. of zo. zullen we even tekenen? xxx. ja? wil je het zelf doen? xxx. och man. je moet juist heel veel werkwoorden vervoegen. dan moet je niet gaan liggen slapen. nee. och. ik ga een andere tijd afspreken misschien een keer. ja, dat is goed, hoor. dit is echt vorige keer was het ook al zo stil op dat bandje. speak! we kunnen ook een beetje Engels, he? oh! wat cool baby! cool baby. zeg dan. ahh. cool baby, ja. cool baby. cool baby. ja, man. zullen we even tekenen? een blok erbij halen. ja? hier. xxx. kijk eens. xxx. een blok. kom maar. xxx. dat is mooi. is dat de zon? ja. ja? zon. de zon. zo. zo. teke. zo. ja, ik moet af en toe een beetje hoesten. kijkt ie zeker heel kritisch naar je of zoiets. ja, zo van wat hoor ik nu weer. wat doe jij hier eigenlijk. ja, wat hij kan heel kritisch kijken. zo. zo. zo. heel groot. hm:. xxx. heel groot. heel groot, zeg je dat? heel groot. ga je een heel grote tekening maken? volgende. wat wordt dit? een. huis. mooi. potlood doet het niet zo goed, he? zie je dat? zo. nou. ik ee kijke, hoor. even kijken, hoor. kijken. kijken. zo. eerst heel netjes de deksel erop. nou. wat ben je toch netjes, man. zo. zo, rood met geel, dat is mooi. xxx. xxx. kun je ook schrijven? kan je schrijven? chrijven. kan je je naam schrijven. xxx. xxx. ja. zie je? kun je Abel schrijven? zo. Aa be el. nou jij. zo. zo. Aa bee. bee. ee. goed zo. dit is een beetje Japans. el, ah. goed zo. Aabel. aa. van rechts naar links. ja. het is een beetje Chinees of zo. zo. zo. ja hoor, dat is een A. dat zie ik wel. A. ja. A. xxx. wat kun je nog meer schrijven? xxx. xxx. aa. aa. bee. bee. ee. el. Abel. je mag niet op tafel. kan je hem een zetje geven? ja. hup. xxx. springt ie zo op de grond. hoe heet de poes? Wemmick. oh, wauw. ja, dat is echt een hele andere, dit. nee, gewoon &~poes. oh. Wemmick.
wie was Wemmick? Wemmick was een karakter uit een van de boeken van Dickens. xxx. daar was ik toen mee bezig tijdens mijn studie. het was een heel leuk personage uit Great Expectations. hm. xxx poezen toen. xxx noemen we hem Wemmick. leuk. ja. dat is met dubbel. hm. dat is een beetje raar als je naar de dierenarts gaat en dan zo'n hele deftige naam, met die katten. ja. ja. vind het mooi, Abel. nou moet je eigenlijk nog een andere kleur nog er bij doen. misschien geel? of rood? oranje. met twee handen doet ie het. ja. xxx. heel klein. hele kleine tekening xxx. hm, dat wordt klein. zo. zo, het staat er. goed zo. ben je weer aan het schrijven, he? zo klein? xxx. kan het bijna niet lezen. xxx mijn bril voor op. kun jij het lezen? ee kijke, hoor. even kijken, hoor. de volgende bladzij. oh, zo. xxx. xxx keer. e keer, zo. grote. aa. aa. weet je het ook niet? aa. geen idee. aa. geen idee. aa. als ik hm hm zeg dan eh jaja. nee, okay. dan weet ik het meestal niet. aa. xxx. maar eh aa. zo wee. aa. aa, ja. xxx, ik versta heel weinig van hem, eigenlijk. en hij kletst wat af. heel serieus, he? nou, krijg ik nog meer tekeningen? het hele boek komt vol. och, voor oma. die heeft oma mooi xxx. zie je dat? die is voor oma. vond die niet zo mooi geworden. nou. ee, Abel. ondankbaar. xxx. sloof je je nou voor uit. ja. die was voor oma. oma huis. oh, ook al jarig. iedereen is jarig. hm. behalve jij. dat vind ik zielig. nog een maand. maand. xxx maand. nog een maand. en dan ben jij jarig. dan krijg jij kadootjes. ja. ja. dat is een mooi kleurtje. dat potlood dat in zijn mouw is gaan zitten. nou, doe nou uit je Tshirt. dat is wel xxx. oh, die is mooi. die is mooi, Abel. lekker fel. nou, hij komt toch aardig bij. ja. vind ik. ja. op. op. vallen. wil je op schoot? xxx. ah, kom maar. oi oi oi oi, zo. opgeraapt. krijtje. ik vind die zo mooi, die oranje. kijk, ik kan het helemaal niet links. dat wordt helemaal niks. kan jij veel beter. is het op de inspiratie? nou, dat is eigenlijk veel makkelijker. zo. zullen we maar even op je eigen stoel zetten? vind je dat goed? dit wordt een beetje eh ik krijg een beetje pijn in mijn knien ervan. zo. zo. ik ga je heel even in je eigen stoel zetten, goed? toe maar. nee! jawel. oeh! oh jee, zeg. dat was de kat. zo. ja. kijk. kat. xxx. de kat. ik stond op zijn staart. mauw, zegt ie. xxx oeh is boos. oh, poes, kom maar. hoor je het, Abel? dat hoor je niet vaak. joeoe. ben je er nog? xxx even rust. ja. ja, mooi. xxx niet hoor. wil jij nog koffie? ja, graag.
ja? koffie? ja. doe mij nog maar een bakje koffie. dat is mooi, he? een rood potlood. zie je dat? ja. ga je de poes tekenen? ja? poes. poes. poes tekenen, ja. e poes. poes. ja. wat zei de poes? wat zei de poes? poes. teke. gaat ie eten? poes eten. poes eten. zal ik een bloem voor je tekenen? kijk, een bloem. bloem. vind je hem mooi? ga je ook een bloem tekenen? mooi hoor. zo. zo. wat is dat? dinge. dinge? dinge. dinge? xxx. nou. die. nou. nou. en wat dacht je hier van? hm? aa, zo. ja. aa. aa, xxx. ja? zo, dat is een bloem. ik heb een bloem voor Josse getekend. Josse. ja. zo. zo. xxx. ja. xxx. ja. oh, een bloem. een bloem gemaakt. xxx. cola. chocola, nee, gewoon alleen melk. geen chocola. jij houdt wel van lekkere dingen, he? kan je wel stellen, ja. wij kunnen hier ook niet zomaar zomaar koffie gaan drinken bij Abel. nee. dan moet hij ook wat. ja. ja, hahaha. mooi. mooi. echt een bloem. hm, mooi. xxx valt xxx. dat is klassiek, he, zo'n en dan &~zucht zo na zo'n slok. ja. ok. slok. na een slok, ja. kok. weer een slok. kok. slok. ja. joker. xxx. hm. gaat ie leuk doen. ja. he, dat is een leuk geluid. ah, ja ja ja ja. ik kan helemaal niet zo snel drinken als jij. dd drinke. jij drinkt natuurlijk heel snel, omdat je dan snel bij mij kan bietsen. is dat zo? zo. nou, toe dan maar. xxx. dat is echte koffie. hij heeft zeker ook geen eetproblemen. nee. zo. xxx. nee, dat is voor mij heel vreemd, dat probleem. nou, heerlijk. ja, dat lijkt mij ook heel rot, hoor. ja. heel lastig. zo. dat je goed zorgt. hij heeft soms wel eens dat ie bijna niks eet, maar ja. ja. daar maak ik me niet echt bezorgd om. nee. xxx is voor mij. ja, hij heeft nog reserve ook. hij geeft het eigenlijk wel vrij goed aan. hm. het is niet dat ie altijd veel eet. maar hij geeft toch wel ja. hij houdt van lekker eten. jaja. nou, deste beter. ja. ah, lekker, he? wat moet ik met die lepel? lepel. wat moet ik ermee? lepel. ben je klaar? ja. xxx. ga je weer tekenen? teke. nog een bloem tekenen? hij is wel heel erg mooi. die bloem. kan je nog mooier, denk je. zit je dat een beetje te bedenken nu. ontwerp je, he. oh. grond. ja, is op de grond gevallen, ja. grond. meester Abel. ja. tee. tee. tee tee schrijf ik even op hoor. ja. dan weet ik wat het is later. kopje thee. ja, of de afkorting van tekenen. ja, tekenen, ja. nee, ik zit je expres in de war te schoppen. he! xxx hele onderzoek mislukt. het onderzoek xxx. ja. het is toch geen kopje thee voor de kinderen. nee. de onderzoeker zit met zijn handen in zijn haar.
bij het interpreteren van deze kindertaaluiting. kunnen die moeders even weg? ja. tekenen. nee! hier. weet je wat je ook kan doen? je kan er op blazen, zo. het is al gebeurd. blaas maar. net als de kaar kaarsjes van nee, blazen. xxx. ja. xxx of ik een nieuwe sport heb verzonnen, krijtje blazen. ja. ah. xxx. krijtje blazen. dit zou ik ook maar opschrijven. ja, dat ik zou niet eens weten hoe ik dat moest opschrijven. krijtje nou, ik schrijf &~krijtje &~blazen op. wat heb ik nou gedaan. ja. Abel, dit is eh een beetje raar spelletje. het gaat niet om, he? bijna, bijna, bijna, ja. krijtje in je neus. nou, is ook een mooi spel, toch? koffie. die is op. nou, zullen we nou eens een lege bladzij pakken? he, hohohoh! nee,. vallen. ja, dan gaat de lamp kapot. voorzichtig, hoor. nee. xxx. xxx. zo. zo. een hele nieuwe tekening. krijgen het nog wel vol vandaag. ja. het is wel een mooi boek. ja. ja. ja. hier. ja hoor, bijna vol. nu, ga je weer schrijven? hm. heel goed. heel goed. ja, handtekening. ja. xxx. xxx. xxx. zag je dat? ja, dat zag je. domme vragen stel je toch xxx aan kinderen. zag je dat, jaja. mankeert niks aan mijn ogen. nou jij. ja, geef hem maar een zetje. geef hem een zetje. ja, goed. oh. nog een keer. ja. hij haalt het niet. oeps. nou Abel weer. oh, tegen de lamp. ja. ho. ho. ho. xxx water. xxx. dank je wel. xxx. kan je ook als lippenstift gebruiken, dit. nagellak. nagellak. een hele make up set in een zo'n krijtje. kijk. uit. uit. het is uit. ja. boem. het is boem. het is weg. het is uit. lopen. boemboem. boek mijn. kapot. kapot. koe. koe. koe. ja. daar koe. broek. pak. koe. koe. broek hebben. broek hebben. broek uit. koe. dodo. ja. boeken mee. boeken mee. Karel. Karel. boek mee. oo pak. pak. kijken kijk. kijk. kijk. boeken mee. kijken. kijken. kijk. kijk. madam kijk kijk. boek weg. boek is weg. boek. boek. pop. kijk. kijk. Moeke. Moeke. Karel. Karel. boek mee. Karel. Karel. Karel. wieg. ja. Karel. ja. schreit. Karel schreit. Karel. voet. voet Karel. voet Karel. voet Karel. voet Karel. broek. broek. broek Karel. broek Karel. ja Karel. vies broek. Karel. kleed uit. kleed uit. ziet Karel. kijk. kijk. voet Karel. zie buiten. doek. Karel. pop weg. handdoek. handdoek. pop weg. doeken. doeken. boek kijken ja. kom mee. kom mee. mee. mee. Joost. Joost. Joost daar. daar. pop drinken. pop drinken. Joost. nee. pak. pak. Joost. Joost. Joost weg. Gijs Gijs weg weg. pak. nee. uit. uit. ja wortel. ja wortel. op. op. ja op. op wortel. oo wortel wortel. kijk wortel. kijk wortel. wortel. wortel. wortel uit. open. vlees kast leg. papier nat. kast. kast. Joost buiten. Joost buiten. uit. auto. auto speel. Joost weg. brr. auto is weg. brr is weg. koe kijken. koe kijk. papier. papier. nee. nee. auto papier.
kijk auto papier. koe. koe. papier auto. eike. eike. op eike. pijn. pijn. auto daar. auto daar. kijk. auto mijn. buik. auto kijk. auto mijn. pijn. uit. uit. het is uit. het is boem. het is weg. het is uit. boek mijn. daar koe. boek hebben. boek hebben. boek uit. boeken mee. madam kijk kijk. boek weg. boek is weg. kijk kijk Moeke Moeke. boek mee. schreit Karel schreit. voet. voet Karel. broek Karel. vies broek. Karel. kleed uit. ziet Karel. zie buiten. pop weg. boek kijken ja. kom mee. Joost Joost daar. pop drinken. Joost. Joost weg. Gijs Gijs weg weg. op wortel. oo wortel wortel. kijk wortel. wortel uit. vlees kast leg. papier nat. Joost buiten. auto speel. Joost weg. auto is weg. brr auto is weg. koe kijken. koe kijk. auto papier. kijk auto papier. papier auto. eike. eike. op eike. auto daar. auto mijn. auto kijk. auto mijn. kleed uitdoen. nog pop. stoel pak. toren mee. bavet aan. paard weg. pantoffel mee. auto mee. auto weg. Vake weg. tut weg. bavet bavet weg. Karel broek. vlieg weg. auto pak. uitdoen. pantoffel ook. is weg. boek kijk. uitdoen jas. wat is dat. schort aan. laat lig. pijn pijn vogel. paard kijken. nee boek weg. het regent. het regent. broek mijn. nee neen weg. hoor hoor Vake. oe Vake daar. is weg. broek vuil. uitdoen. broek uit. broek af. Karel Karel broek. kou aan. tut weg. bed. bed. toren maak. oo toren maak. boek kijk. pop toe. weg auto. boek kijken. tuut boot. doe boot? boot is weg. boot weg. boten boten tuuttuut. Jos is weg. bord uit. drinken ook. bobonne geef. bobonne geef ja. papier weg. boek boek ook. boek mij. auto boemboem. tut is weg. tut is weg. tut mij. tut mij. buiten ga. pijn broek. Joost kijken. Joost wakker. Joost wakker. bed bed Karel. pak. pak. tee mij ook. Joost wakker. tut Karel. tut mij. Joost wakker. Gijs ween. Joost Joost box. toren maak. lift speel. tut bed. jas mijn. jas mijn. auto rijden. Moeke stuk. brood op. weg. vrachtwagen daar. stoel weg. Gijs boem. steen. steen. mond steen. Gijs weent buiten. okee ga maar beginnen. een meisje loopt. en ze komt &~i een ijscoboer tegen. en ze krijgt een ijsco van die mevrouw. ze loopt. en daarna valt ze. en daarna huilt ze. ja goed zo. pak de volgende maar. een meisje en een jongen. dat meisje ging heel grote berg maken. en dat jongetje was aan het vissen. de jongen pakte die wou die emmer afpakken van dat meisje. en toen gingen ze ruzie maken om die emmer. en daarna had die jongen de emmer. en ging die weer vissen. en het meisje huilde. ja. er was eens een jongen en een vader en een meisje. dat meisje ging voetballen. en de hond kwam erbij. die die pakte de bal. en het meisje een kluif aan de hond. en de hond de kluif onder de grond. daarna ging tie &~s slapen.
het meisje loopt op op straat. en ze ziet een meneer met met ballonnen in de hand. de meneer geeft haar een ballon. en het meisje die die gaat rennen met de ballon. en ze valt over een boomtak. daarna huilt ze. er was eens een meneer en een jongen. de meneer die ging op in de stoel zitten. en hij een krant. en die jongen was aan het voetballen. die jongen pakte die krant af en rende weg. toen had die ene meneer de krant teruggepakt. toen viel ie op de grond. en toen huilde hij die jongen. er was eens een moeder en een meisje. en een kat. ja. het meisje had zo een wol. en de kat wou toen de wol. toen geeft ze zo die vis aan die kat. en de vis nee. en de kat at die vis op. toen ging die lekker liggen slapen. goed zo. okee. de hond kijkt in de pot waar zun kikker in zit. en het jongetje kijkt ook in de pot. het jongetje ging slapen. de kikker ontsnapt uit de pot. en en de jongen wordt wakker. en de hond kijkt naar de pot. en het jongetje ook. &~e en de kikker is weg. het jongetje trekt zun kleren aan. en de hond gaat met zun kop helemaal in de pot. de hond die krijgt de pot niet meer van zun kop af. en en het jongetje die doet een raam open. maar de hond die valt met de pot. de pot is van zun kop af. kapot. het jongetje roept naar zun kikker. de de hond die kijkt naar bijen. de hond die die klimt naar naar de bijen. en het jongetje die die zoekt in het gat. maar daar zit weer een een eekhoorn in. de eekhoorn komt naar buiten. en de hond die had de dinges van de boom afgehaald waar de bijen in zitten. en het jongetje die in de boomstam waar een gat in zit. die bijen gaan allemaal allemaal &~na naar de hond toe. en en de uil komt uit zun &~s gat. en de jongen valt. de de uil wil de de jongen pakken. maar de jongen gaat achter een rots staan. daarna klimt hij op de rots. en en de hond is nog niet hier. en de hond is? en de hond is nog niet hier. die jongen die sprong van de steen af. en toen kwam hij op een hert terecht. de hert rende. door. de hert die stopte bij een stuk van een scheur. en daar beneden zat water. en hij stopte xxx en de jongen valt xxx voorover in het water. valt hunnie voorover in het water. hij valt in het water. &~ma en de hond zit op hem hoofd. en hij zit in het water. de hond die die gaat naar zun baasje. en zun baasje zegt. en het baasje kijkt over over de stok. en toen hij ziet de twee kikkers.
de hond en &~wa en ze &~wa xxx zien ze twee kikkers. de de hond die kijkt verbazend. en en dat jongetje ook. ze hebben kindjes gekregen de kikker. en ze gaan weer terug met een klein kikkertje. en de andere kikkers die staan op een boomstomp stok. het is xxx uit. wat? het is uit. ja goed zo. okee maria vertel maar. er was eens een meisje die heette anita. en anita die zei aan haar moeder “moeder um heb je nog een ijsje voor mij”? “ja ja &~m moet je even naar vader gaan om uh een gulden te vragen of twee kwartjes”. nou en toen ging zij naar de &~ijs ijscoman &~man of ijscovrouw. en toen zei ze van “ijscovrouw heeft u nog een um een dubbellikker”? “zo'n um uh ijslolly”? nou en toen zei zei die vrouw “ja hier alsjeblief”. “dat kost precies een gulden”. en toen zei ze “oh ik heb precies een gulden”. “hier alstublieft”. zei ze. &~z &~z maar toen struikelde zij over ze ging naar huis. en toen struikelde zij over een steen. en toen viel haar ijsje uit haar handen. en toen ging ze verder lopen. en toen deed haar &~ar hand heel zeer. toen ging ze naar moeder en zei “moeder mijn ijsje is gevallen”. “en ik ben gestruikeld”. en toen zei moeder “ah zielig”. en toen ging zij huilen. ja. verhaaltje nummer twee. dur was eens een &~mei is dit weer een ander verhaal? ja is weer een ander verhaal ja. het zijn steeds aparte verhaaltjes iedere bladzijde. ja. dur was eens een &~mei um uh vader en moeder. die gingen eens naar een zwembad aan zee bijvoorbeeld. uh zee. en toen uh ging ze uh hoe heet dat? uh naar huis. en die moeder ook naar huis. kwamen er twee kinderen. en die kinderen gingen uh naar naar het strand. en. uh &~ho um uh die ene jongen die ging vissen. en dat meisje die ging uh een hele grote toren maken. en die jongen die wil die emmer hebben voor vissen erin te doen. uh maar toen zei uh dat meisje van “nee die is van mij”. “daar mag je niet aankomen”. “daar maak ik ik steeds &~zand uh zandbuiltjes van”. en toen zei dat jongetje nee geef hier. en toen &~ren hij weg. en toen zei dat meisje “geef hier”. en toen rennen rennen hun steeds maar allemaal allemaal door achter mekaar aan. en toen &~g &~d uh ging die weer op de plaats zitten bij de vissen. en toen um ging dat meisje huilen. ja. verhaaltje nummer drie. dur was eens een jongen die heette albert. en dur was eens een meisje die heette um rolien. um en toen hun gingen naar het bos met een vader. gingen ze voetballen. maar rolien die schopte heel hard. en toen ineens kwam er een hond aan. en die hond die die bal.
maar toen zei uh rolien van “hier um uh hondje wil wil je een bot”? en toen hij een bot. heeft ie die bot begraven. ging die bij de boom liggen. en toen ging hij erop liggen. slapen. ja. nummer vier. was eens een meisje. en dat meisje heette anjelien. en anjelien um &~ren of um door. en um en hij ze loopte door tot en met het bos. en toen was er eens een man. en die man had ballonnen in de hand. en toen vroeg ze “mag ik een ballon”? en toen zei de man “ach natuurlijk” zei ze. “oh wat lief van u”. “dank u wel hoor”. en ze weg met een ballon in de handen. maar toen opeens liet ze de ballon in een keer weg. en toen viel ze ergens over. maar ik weet niet waarover. nou en toen huilde ze weer &~t weer bij een boom. ja? komen er heel heel veel tranen uit. ja ga maar verder met vijf. dur was eens een jongen en die heette uh um een hele mooie naam. een bijzondere naam. &~da hij heette um. &~ma marcel. en hij hij rende door. en hij rende door tot het park met een bal. en toen ging hij op een bankje zitten. maar dat wou hij direct nog niet. hij zag een man met een krant die hij aan het lezen was. nou en toen wou hij dat ook lezen. &~toe toen wou hij dat krant afpakken. en toen zei die man “nee blijf af”. nou en toen ging uh ging um. marcel rende door. en die zei van “nee ik heb hem”. en toen rende hij weg. en toen rende die man er achteraan. nou en um toen um marcel die &~zi &~ze op de grond. en die zat op het bankje met de krant alvast op hem schoot. okee. het laatste verhaaltje. nou dur was eens een meisje met haar moeder. hun zijn naar de stad geweest. en toen kwamen hun thuis op de bank. en toen uh de hondje lag ernaast. en ze hadden ook een poesje. had ze een draad met een bol draad. had ze uh bij haar. en toen &~k uh zei dat meisje van “hier poesje poesie poesie poesje”! “hier heb je dit”. nou en toen gingen gingen uh uh ging hij naar het bol touw. en toen had dat meisje um bij de markt nog net precies een vis gehaald. hij die aan kat. uh ik bedoel aan de poes. nou en die poes die eet dat helemaal af tot de graat op was. okee prima. okee begin maar. uh rocky en en kees zaten op de kamer van kees. en en ze keken samen naar de kikker. en toen werd kees in een keer moe. en &~t maar toen opeens sprong de kikker uit de &~k uh viskom. nou en toen werd kees in een keer wakker. maar opeens bleek dat de kikker weg was. hij keek onder zijn kleren.
hij keek onder zijn schoenen. maar hij was nergens te vinden. hij keek nog eventjes door de raam. maar toen opeens sprong rocky van het muurtje af. en toen keek kees nog een keertje rond. er werd woest op. rocky. hij sprong &~sa samen ook van muurtje af. maar hij struikelde bijna &~va van zijn laarzen. want die laarzen zijn hem bijna te groot. zijn van zijn moeder. en toen opeens werd de um viskom kapot. maar toen ging hij uit huis. en toen &~roe roepte hij nog steeds “kikker kikker waar ben je”. toen hij nog eventjes in een gat. maar daar was hij niet. en toen keek rocky even nog in de. en daar was hij ook niet. kwam er en uit die gat kwam in een keer een mol. en kees schrok zich dood. in een keer kwam er een hele vracht bijen uit de bijen bijenzon. en ze kwamen rocky steeds maar achterna. terwijl kees in een boomgaard keek. de mol lachte kees en rocky uit. maar rocky viel om door de bijen. xxx een hele vracht bijen gingen gingen rocky achterna. maar opeens zag hij een een &~straal straalvogel. maar hij zat op een bult en &~roe &~ro roepte nog steeds. ineens kwam er een hoofd boven het gras uit. het was een hert. die hert bracht hem naar de sloot. en toen opeens viel hij in het water. plons plons plons. zei hij. maar rocky sprong hem nog achterna. en toen sprong hij op zijn hoofd. toen zwommen ze samen naar. zo'n dikke boomstam. nou en toen keken ze erover. ze zagen dat de kikker die hij een &~v mannetje had. en hij was zo blij want ze hadden samen kleine kikkertjes gekregen. ze waren allebei zo blij. en hij pakte de kikkertjes. hij was net zo blij. maar hij had ze eventjes met ze gespeeld. en toen later pakte hij zijn eigen kikker weer en ging naar huis. okee prima. xxx. ja, xxx deze maar, wat staat er? nee, nee niks. wat is dat, een een olifant is dit. olifant? xxx dat dat een olifant is? zo heb je twee olifanten. dit is heel moeilijk. ja, dat is de moeilijk. de moeilijkste puzzel. de moeilijkste puzzel. die mag je alleen doen als je heel. heel goed bent. als je drie jaar bent. als je drie jaar bent. xxx. daar is helemaal geen muts. nee. moet jij niet hebben! mag jij niet hebben Rosa. mag jij niet ook. niet ook. nee? waarom niet. nee. waarom niet dan. neehee. waarom niet? dit is de moeilijkste. ja. dit is de moeilijkste. ja, deze gaan heel snel he. lekker koekies. hee wat wordt die deze? oh er zit heel veel blauw in he. &~juuu? in het Koekiemonster. &~jieeiei. zo. hop. hm. xxx. ochtendconcert. och jonge. als hij gilt dan begint zij. maar ook omgekeerd, dat is het ergste. ja zij kan er nog niks aan doen, maar hij wel.
zelfs als Daan boven is en Rosa beneden, dan gilt Daan boven in de douche en dan hoort ze dat en dan gaat ze teruggillen. en dan heel hard en dan soms op de fiets ook jonge. tegen mekaar op. dan schaam je je dood. ja. ik zit ertussen maar ik hoor er niet bij. eh kan niet. wat zeg je? samen. hee wat wil jij? ik moet lekkers. wat drinken? nee lekkers. wat dan? spekje? een spekje? siepie. dat kan niet is morgens om tien uur. ik moet wat van xxx. wat lekkers? wat wil je dan? een spekje? xxx. nee kijk hier heb ik een spekje. nee. kijk. mama pakt wel even een. kijk deze? die vind ik niet lekker. vind je die niet lekker? nee ik wil hier wat van. daar zit niks in. ja. ja? wat wil je dan? xxx. van die Haribo? deze? ja die. die vind ik lekker. hier. kijk. nou toe maar. en drinken? ja. ja? ik moet xxx even open maken. ja ga maar aan tafel zitten. kom maar even hier. van die ongelofelijk Haribo? is van de reclame. aha. van Peter Jan Rens, die zwemt dan in zo'n grote. berg met snoep. heb je nooit gezien? nee. en dan is het “ongelovelijk. Haribo”. oh kan niet. jawel. hier moeten de kantjes he Daan. hier moet een recht stukje. hie:r? mmm. wil jij deze Robbie? nee hoor eet jij die maar op. ik heb al twee van die stukken op. xxx wat moet ie deze? goed kijken. nee past niet, deze. aan de kant moeten rechte. je moet eerst de kant. stukken doen. die moet. daar. nee. neem je eerst maar een ander stuk. nnn dit. dat is ook een eh oh ja een rechte. kijk hier zijn rechte, hier aan de kant. nee Daan, ik denk het niet. deze. &~hobedie. die moet aan de kant, daar beneden. hie:r? ja daar maar xxx. hier Daan, wil je een hap? mm nee. nee? vind ik dit niet lekker. nee. Rosa? sinaasappelcake. mandarijn, ja. nee? oh vind ik wel. ah joh hou op. tuurlijk niet. tuurlijk wel, een mandarijn is een heel andere smaak dan een sinaasappel. nee? nee, vind ik niet. oh nog een stuk op 0grond gevallen voor mij. oh ja? nee. nee, dat heb je niet. toe joh, ga even puzzelen. hee wat wordt ie? hier? hier? dan bedoelt ie “waar hoort ie”. hm. hier? nee. uh,? nee, deze. hier. xxx. oh dat zijn de koekjes. dat wordt hier. nee, dat past niet. kijk zo, zo wordt dat dan ongeveer. ja. dat witte. ja nou dat is goed. hm, goed. eh, ja. kijk eens aan. hm. goed zo Daan. nee die moet andersom. of op een andere plek. goed zo jonge. ongelofelijk Haribo. oooh. kijk uit hij valt er bijna af. en wat wordt ie deze? deze hier? hier denk ik xxx. nee daar zit een recht stuk aan. dus die moet aan de bovenkant of aan de zijkant. xxx nee.
ja. ja. en dit is ook een recht stuk. en hier heb je er nog twee. deze hie:r? xxx. xxx. Daan je bent alweer bijna klaar. hee maak hem eens af. toe maar. he wat wordt ie deze. hier? ja. deze ook xxx hier. nee, dat is met een rechte kant, doe eerst die maar. oh plassen! oh! nou. is het al te laat? kom, ga staan, ik pak het potje, blijf hier staan. niet plassen niet plassen niet plassen. het is al te laat. oke xxx. nee, oh ja, paar druppels heeft ie gedaan. in het potje. Daan al bijna goed. ja, nou even plassen he? xxx. nee jij mag daar niet zitten. ah even. ik zit hier even totdat jij klaar bent want dan kan ik jou even helpen. je moet even je onderbroek uit want die is nat geworden. zo nou even plassen, je moet toch nog wel meer? dit ja, goed zo, keurig! kom eens hier? nee, dit is allemaal nat. ja. oh. is die onderbroek weer vies? ja, die is nat. tss. was ie net even te laat. mij mag je niet doen. hee die puzzel is nog niet klaar hoor. nee? nee moet je even verder puzzelen. wat heb je van oma gekregen Daan, gisteren? had oma ook een cadeautje? wat heb je gekregen van oma, weet je dat nog? wat dan? ik versta het niet. nee weet ik niet. een videoband, he? van Peter en de Wolf. Peter en de Wolf. Peter pen de Wolf. oh dat is mooi. kom eens? ja? en een joggingbroek. aha. een joggingpak. lekker. en nou niet in in ə broek plassen. nou niet meer in de broek plassen nee. kom maar. pu puzzel is helemaal niet klaar? nee, die is nog niet klaar. moet jij nog even afmaken he. afmaken. af. met een broek aan. moet je je nieuwe joggingbroek aan, van oma? ja. nou, ga maar pakken. wacht even hoor. groggingbroek. groggingbroek? hoe heet dat Daan? zo'n broek? he? hoe heet zo'n broek? ga je hem pakken? kun je hem vinden? over de stoel toch? xxx. ahah. wat staat erop? die is mooi. wat staat er op? dennis. Dennis, oh tennis, ja. hij zegt altijd want Dennis is een jongetje bij je op school maar dat is wat anders als tennis. tennis is een sport. ik vind hem eigenlijk helemaal niet mooi. maar ja. nee? die sweater ook, och nee man. kom maar. hoe kun je dat nou zeggen joh. nou jij je moet een gegeven paard nooit in zijn bek kijken, Daan. een gegeven paard moet je nooit in zijn bek kijken. nee? nee, is gevaarlijk. nee. en wie is het paard? oma. oma. kom hier, hee. stop. is oma een paard? Daan? ja. ja? Belgisch paard he? ja. ja, Belgisch paard. even je voet optillen nog. wiewiewiewieuw. nou even je puzzel afmaken he? niet dat in een keer in je mond gek! huh? hee dat doe je toch niet, idioot. nou goed kauwen dan.
nou, nog drie stukjes. waar moeten ze. ik weet het wel. ik weet het goed. Daan weet het ook. dat is heel goed. het begin is moeilijk he, als ie nog al die stukjes heeft. ja. later later gaat het wel. de. deze is xxx. ander stukje van hier. huh? zo is ie klaar. zo is ie klaar, he? nee moet nog een stukje, die. moet ə nnnog een stukje. ach zo is ie toch ook mooi? nee:. zo! ja, zo. nou wat? koekjesmonster. en wat staat hier op? en wat zit nog hier in, hier? eh wat zit nog nog xxx. ik maak het zo wel Robbie, dat glazuur. ja ik denk ik zal even dit doen. ik ga deze even maken. ga je die nog een keer doen? is dat Bert of Ernie? dat is Bert. nee, Ernie. nee, dit is toch Ernie? nee dit is Ernie. nee, wie is dat, wie is dit? nee Ernie:. dat denk ik niet. he wat wordt ie? ah je moet hem eerst goed uit elkaar halen. anders is er niks aan. hmhm hij past ook niet. wel. nee hoort ie hier. nee ook niet. xxx. even stukjes. uit. hm. ja, zo kan ik het ook Daan. ja. kan jij het ook. zo hup en dan weer terug. ja:. hee, wat staat daar op? nou daar staan ze ook allemaal op. koekjesmonster de en dit is ə die. ja. zelfde, dan heb je een voorbeeld. die en die, dat is ho, sa nou niet goed. oh, dit is. die. hm. en dit is. die. ja. xxx. jij mag geen puzzel ma:ken. nee mag ik dat niet? dit is een cadeautje. heb je van Paulien gekregen he? xxx. hee Daan. ja? heb je wel dankjewel gezegd. nee. nee? oh. baah. zeg Daan wat heb je hier? Daan wat is dit? oh ja wat is dat? dat. dit. hu dat weet ik niet. nee? wat is het. een een bu een bu? nou zeg. een button. een button. heb ik. button. waarom heb jij dat? nee. van wie heb jij dat gekregen?. nee, jij mag niet schuiven. moet je gewoon laten staan! hee laat Rosa maar even daarmee. dat geeft niks. daar mag Rosa Daan Daan niet doen. Rosa mag wel even daarmee spelen. niet zo tegen Rosa duwen. die moet hier staan. en jij mag een speeltje. nou geef de krokodil even aan Rosa. nee. dit. nee de krokodil wil ze hebben. niet dat hele doosje Daan want dat scheurt ze helemaal kapot. die? oh ja, die wil ze ook wel. mm dan moet je even openmaken. ja. en niet ook niet mij. potje afpakken, hier wordt ie laten staan. moet jij niet pakken. hier. kijk eens. zo. nou ga je aan Rosa voordoen hoe het moet? even deze niet. hier. ditte. hier. en ditte daar. xxx nee. deze xxx moet je ook uit aan Rosa laten zien Daan, hoe het moet. niet steeds maar wegpakken en niet aan Rosa laten zien.
w wat is dit eh. eigenlijk? huh. hee nou moet je ook een aan Rosa geven dat Rosa het even mag doen. nee xxx die wordt hier niet. Daan. zo? toe, geef je ook een aan Rosa nu? nee? nee. ja. zo? dan doe je een bij Rosa in de hand en dan. doe je hem samen in eh, in dat gaatje. dat moet samen. xxx nee, moet hier. die moet hier. ho. en deze. die wordt. daar. deze xxx. zo ja. daar. zo. kijk eens. ja, heel mooi, maar je zou het samen doen. moet je Rosa nog maar even wat anders geven. hee, mag ik die spelletje? huh? spelletje? wat voor spelletje? ik moet oh wil je die Vier op een Rij? ja. doe je eerst even de puzzels weer in de doos, ja? ja. voorzichtig, ga maar even op de stoel. oh. oeh, dat ging maar net goed, he? xxx. ohoh. ohoh. ohoh. ohoh Paulien. xxx &~aowoaw. deksel erop. ja, xxx. ja, goed zo. hee, mag ik die ander spelletje? die eh met al die dingetjes in die gaatjes doen bedoel je? ja. oh. nou dat mag wel. dan moet zo. ja, dat doe ik wel. doe jij wel? ja. xxx die. jaja jaja. deze moet ik. maken. en Rosa mag niet geen spelletje. ho. hee, wat deed je? stapte je op Rosa? nee. nou. ik moet 0hier even mee. nou. mag grote geen spelletje. waar wil je zitten, hier of daar? daar. en wat wordt ie, deze? moet je zo aan drukken hoor. zo. hoe moet het ook al weer Daan? en Paulien mag niet doen. nee je kan samen wel met Paulien doen. nee! ja! nee, nee mag mag Paulien niet doen. ach doe toch niet zo flauw. mag Pau Paulien niet doen. &~paa xxx. moet ie zo Daan? ja he? nee mag Paulien niet doen. moet deze hieronder? xxx nee. dan gaat ie niet. mja. xxx je er ee een zo'n pootje af moet halen. en Paulien mag niet doen. hoe zit dat nou. nee. nou, geef hier, &~eppeppep. xxx. nou dit moet denk ik eerst. xxx. jij mag niet. ja nou hebben we het wel gehoord. nee mag Paulien niet doen. waarom niet? nee. ja, je hebt je cadeautje binnen en nou durf je weer lullig te doen he? eh mag Paulien niet doen. dat wordt hier staan. xxx. hm? dat moet natuurlijk kunnen draaien. ja, zo. ja. ja. dan moet ie hier stahaan. jaaa, rustig. mag Paulien niet doen. ja maar jij wil dit altijd alleen doen maar jij begrijpt het nog niet zo goed. want Paulien mag niet doen. hee rustig nou maar. hee maar toch zit het hier een beetje nou. zo dan. mag Paulien niet doen. ja nou weten we het wel Daan. oh nou valt deze eraf, wacht even. xxx. waarom zit dit nou zo daar zit ie wel toch? ja ik denk dat ie nog naar boven geschoven moet worden. oh wacht hij moet andersom, dan.
valt dat erin. valt dat daartussen. hoe. zo? zo om. ja. ditte niete. zo. nou. dit is eh het hele spelletje voor Daan. aha. mag Paulien niet doen. ja maar Daan eigenlijk moet je dit met zijn tweeen doen. en dat jij alle rooie hebt, en ik alle gele. zullen we dat doen? nee. en dat we dan om de beurt een erin doen nee? en dan moet je vier op een rij zien te krijgen ja dat is ook een beetje moeilijk. hm. hij vindt dit. leuker. zeven tot en met tachtig. ja, en hij is nog maar drie, dus ja. ja, helaas. ik heb laatst ook domino met hem geprobeerd, met plaatjes. hm. nou dat kan ik wel weer eens proberen. oh ja. xxx. misschien dat ie dat nu wel xxx. ah hij doet ze gewoon erin en dan aan dat ding trekken. ja en dan vallen ze eruit en dat vindt ie schitterend. hee Daan wat ben je aan het doen nu? spelletje 0aan het doen. een spelletje aan het doen. ja. oh. mag Paulien niet doen. oh ik geniet ervan. wat is het voor spelletje? nee. hm? nee weet ik niet. kun je ook winnen, hiermee? ehm nee. nee? oh. nee. je doet hier in. jaja, jij doet gewoon de dingetjes erin. zo? ja. zo? nee dat kan niet. nee niet zo? ja. moet je dingetje hierin 0doen. en dan? op zijn dat, hier. nog paar. hee maar. hoeveel zijn dit er dan, als zo'n rij helemaal vol is. hoeveel zijn dit er? een twee drie vier vijf zes negen tien elf. zijn dat. nou ja. maar op? drie vier vijf zes zeven tien elf twaalf dertien veertien vijftien zestien negentien achttien negentien. weet je ook wat na negentien komt? ja? wat dan? nee. twintig. twintig. ja. en wat zijn dit? wat is dat voor kleur? geel. ja. nou? rood. goed zo? en dit is ook rood. en dit, dit ding waar je ze in stopt? dat is? is? ditte, wat is dit voor kleur? rood. nee dit was rood. wat is dit? blauw. ja goed zo. dit is een spelletje. een ach jonge, je hebt een heel gat in je shirt. hoh, wat zonde. nou. hier? van de speld? ja, is een beetje kapot gegaan. moet je zien. hoh. oh zonde. jij moet deze. xxx hebben. jij moet deze even xxx. wat zeg je? kap kap kapot gegaan. gaat ie zo? nou je Tshirt gaat een beetje kapot. kijk er zit een gat in? gat? een gat in je Tshirt. &~tu, mag je niet doen. nee. zo, die deze en jij moet even die bewaren. oke, die ga ik even bewaren. heb je die van de juf gekregen Daan? ja juf. hm. hoe heet de juf? juf? ja, hoe heet die. juf? juf? en dan? en dan? hoe heet die. hoe heet die dan? hoe heet die juf. juf Truu ruf Tuus. ja. ruf Truus. juf Truus he? ja. juf Truus dit is &~daant.
dit is juf Truus. ah joh. oh is juf Truus ook rood met geel. ja. en heeft ze voor je gezongen gisteren? lang zal ie. ja, lang zal ə heb ik gez gaan zingen van Daan. hm. alle kinderen ook? hee en toen ging jij ook tracteren he? ja. wat was het dan? nee. waarop ging jij tracteren? xxx. wat was het? wat kregen alle kindjes? een een? cadeautje. nee. iets om te eten, wat was het? ja? een verven. huh? verven. verven? ja. oh ja jij jullie hebben geverfd. maar waar ging jij dan op tracteren, wat was dat, een? een? iedereen kreeg toch een muis? een muis? ja. een muis? een muis van kaas toch? muis van kaas? ja, hadden we toch gemaakt? xxx. waar dan? ja, die zijn allemaal op! hebben jullie allemaal opgegeten. ja:? ik heb e. ogen opgegeten ogen? ja er zaten ook ogen op. nee. ja. nee, nee ogen heb ik op gegeten. ja, dat waren rozijnen he. xxx rozijnen. en de oren dan, waar waren die van. oren. nee weet ik niet ook. chipjes he? chipjes. grappig. ja dat was heel leuk. en de staart had ik een zoutstokje. oh ja. hm, lekker Daan. en dan een blokje en dan die voorkant zo een beetje schuin gesneden, weet je wel. hee, mag ik banaan? wil jij graag een banaan? ja. eet je hem dan ook op? ja. hm? nou dan mag het wel, nemen wij nog een kopje koffie. nee. jawel. wij. mogen toch ook wel koffie? pak de koffiekan eens even. waar? nou op het aanrecht. hm. pak je even voor mama? ja. ik moet even even die. ja. hee hee moet n nog een. hee, is die ene weg of is er een eh hm. nou meer hebben we niet. we:l. nee. pak je de koffiekan? xxx moet ə nog ə hierin nog een eh klein spelletje moet nog daarin. ja die die is er niet. er is een over, een gat blijft altijd leeg. dat hoort zo. nee. nou en wat doe je nu? nu? nu? ga je daar op drukken. ja. toe maar. www. www. kijk dat valt eruit! jij moet het doen. nee jij moet het doen, he mama. wat moet ik doen? dit is xxx. hee even. alles netjes weer hierin doen, he Daan. hee Daan. hee mag ik banaan. ja je mag een banaan. ik moet dee mama mmmmmm mama mag ik fruit? ja. ja, je mag een banaan. nee fruit. mag ik die fruit? mama mag ik fruit. mama mag ik frui:t? he mag ik nou fruihuit. mag ik fruit. ja, je mag een banaan! nee moet fruit. xxx. Robbie doe pak hem even een banaan. xxx. die. xxx. nee die kan niet. deze? ja. banaan is toch ook fruit? ja? ja. een banaan is ook fruit? ja zeker wel. hiero. xxx. helemaal opeten he? ja. doe je dat? zullen we nog maar eens koffie doen, Robbie. ja. zal ik even inschenken. ja.
hee Daan we kunnen zo ook wel eens even Domino proberen. Domi. Domino. Domino. xxx. ja wacht, rustig, ik pak het wel. ik wil die Domi. Domi moet ik hebben. xxx. ik krijg open niet la. kan niet he? nee, mag ook niet. ik doe het zo. zeg Daan, wat heb je geverfd gisteren op school. wat heb je geverfd? hm. de tafel ge geverfd. op de tafel geverfd? met het papier op tafel. en toen je thuiskwam. klik. klik! oeh,. klik. klik. nee. klllik. nee. klik. klik. deze klik deze. klik moet ik. ah jij mag niet deze niet doen. nee ik mag het niet. ik zal het niet doen. nou kom hier. kijk dan zal ik het uitleggen. uitleggen. het is wel een beetje moeilijk. je moet er wel drie jaar voor zijn. maar dat ben je nou. kijk. haa? xxx. uh niet buigen. xxx. je moet eigenlijk de plaatjes naar beneden leggen. ah dat doen we nog maar niet. nee kijk kijk. ja. dan moet je eerst goed kijken wat er op staat ja. zie je op het plaatje? en dan moet je dan moet je een zelfde plaatje moet je dan ertegenaan leggen. hier? ja, hier staat een maan, en dan moet daar ook een maan. snap je dat? ja, snap ik dat. en daar staat een maan, dus, wat moet daar tegenaan? nnn nog een nog een maan. die. ja, goed zo. deze is xxx. deze is moet eh. ja, ja zo. zo. zie je? nn dat is zelfde. en daar staat een? een boot. dus daar moet nog een een boot aan. nog een boot. nou, zoek maar een boot. dit moet eh toe maar, leg maar neer dan. nee dan moet je die netjes laten liggen, moet je daar niet aankomen, zo. toe maar. leg die boot maar daar tegenaan. zo ja. heel goed. en daar moet dan weer een boot. weer een boot, daar? daar, ja:. zo? nee, dat is toch geen boot, dat is een hondje. of een poes, wat is het. dit is een nee. maan, dit? hier, dit is toch een boot! dit is een boot? ja:. zo? ja. oh. nou, en wat staat daar, een een. taart. ja. nou, dan zoek je nog een taart. ik zoek en deze nog een taart. ja. en een xxx. kijk nu gaan nu gaan we de hoek om. nu doen we zo. zo. en daar staat een een? wat is dit? een hondje. nou zoek je nog een hondje. ditte. ja. ditte mooie. die legt. hier? ja. kijk dan kun je zo heel ooh! oooh! hij stuk stu. nou nee, moet je voorzichtig neerleggen, zo. nou, en wat staat daar? een huis. ja. en dit nog een. ook een deze moet nog een maan. dat moet nog nee dat kan niet wat je doet. daar staat toch geen huis? nee. ooh! nee dit is niet goed. want hier staat een huis en daar staat een hond. en dat kan niet. hondje.
want als hier een huis staat moet daar weer een huis. en wat is ditte? ditte is. xxx. dit! ja. dit wordt nog ə huis hier. ooh. en wat is dit? een eh konijn. nou dan moet je weer een konijn opzoeken he? ditte. welke, die? die. en ditte. xxx. ja. en wat hoort hier? nee moet je hier neerleggen, daar. daar? kijk je kan nou ook die andere kant op gaan. ooh stukjes, stukjes tussen &~voorbijn. hee wat wordt ie deze &~kaas. kijk nou kun je weer zo, deze kant op, zo. maken we een vierkant. ja? zullen we een vierkant maken? ja. zo kun je er niet goed bij he? ik kan zo. ja. een twee. goed zo. nou wat staat daar? een boot. nou, zoek een boot. hm: ik ik zoek deze boot. oh ja. dit even niet. goed zo. ooh! dat gaat niet goed. nou dit kun je best al goed. ja. dat valt me alles mee. nou wat staat daar, een? een? een appel. nou zoek dan weer een appel. hier, een appel. nee dit is geen appel. wat is dat dan? nee dat is geen banaa:n. toe maar. trek je maar niks van papa aan. en ditte. twee appels. oh, ooh daar gaat ie. nee nee nee laten liggen. oh. liggen laten, hij moet helemaal rond. laten liggen want we zouden een vierkant maken. en wat is dit, wat wordt het. nou hier moet een eeh wat een grote &~brwwrw. hier moet een een appel zijn. ja kom maar, zal ik hem neerleggen? en dit is nog kaarsje? nee, dat kan niet, want dit is een een eh hondje moet ie deze ook nog bij. nee hier moet een hondje. huh. goed kijken. dit is nog een hondje. ja. die die moet nog bij. zo he? zo. en dat is een nog een konij:n en nog een appel. twee appels. ja, nou moet hier nog een en nog een. deze. xxx. ja. nee. fout. een appel moet hier toch. zoek een appel. mmmm. die. ja. die wordt aan appel. oke. en hier moet een? een huisje. die, die wordt hier. en hier moet een. een. deze maan. naar binnen. huh? naar binnen. ja. en wat is dit moet je kijk en hier moet een , mag deze hier. nee wat staat hier? mm, die kaart moet even deze. die moet ik hier zijn. ja leg maar neer. ja. en wat staat daar? een appel. nou moet je nog een zoeken ja. nou moet je een opeten. nou moet je. ditte moet daar. nee dat kan niet. maar nu, kunnen we een beetje stiekem doen, nu doe je gewoon hier een taart, zo. een taart? wat wordt hier dan? hier moet een ko: ko: nijn appel! ehehe. een ko appel. ko appel. nee. ko appel. kom maar. en een ko:. taart. nee dat is geen konijn! en wat het wordt, e:n. en nog een huisje. deze wordt er nog een huisje. nou zoek een huisje.
leg je maar een huisje. xxx hier. nee joh. hier. nee joh. en ook hier. vind je dit wel een leuk spelletje? die moet hier. die moet hier zijn. oh ja? ja. hm. dat gaat ie weg. wat gaat weg. dit. maak je het weer weg? jij moet een &+bubububu boekje &+fə &+m mama. vier maart negentieneenentachtig. 'savonds na het eten. ik moet een boekje pakken? &+ɛ &+ɛ en &+dɨdɨdɨdɨ Disney. Disney? ja. nou. even kijken. xxx. &+wɑ. wel een dierenboek. een dierenboek. nou laat maar eens kijken wat voor dieren daar allemaal op staan. jij xxx twee apen. ja. hier staan twee apen op. ja. en hoeveel. poten zie je van die aap. een. een maar. een twee drie. ja. &+didi die heb. maar een poot. nee. kijk. die heeft maar een poot. geloof ik. ja. maar die andere poot zit er waarschijnlijk achter. die zie je niet. mm. kijk. een twee drie vier. handen. &+ɛn en die zit daar. dat zit daar. he. ja. nog. een aap. nog een aap. een aap. ja. en weer een? een aap. aap. kijk. dit is een. ja. en dat zijn? pinguinnes. pinguins. ja. dat is een. kangoeroe. ja. dat is een kangoeroe. wat heeft die kangoeroe? een kleintje. een kleintje. waar zit dat in? in zakje. in een zakje. en dat zakje is op de? waar zit dat zakje? um. op de buik van de moeder kangoeroe. buik. ja. en dat is. nijlpaard. een nijlpaard. goed zo. ja. ja. gek beest is dat he? ja. ja. kameel. dat is een kameel. dromedaris. dromedaris. een leeuw. een leeuw. een &+o &+o een beer. ja. een beer. en wat voor beer is dat? een ijsbeer. een ijsbeer. dat is een xxx. ja. &+o &+o &+o &+us 0 &+o olifant. ja. &+krə &+krə krokodil. ja. dat is het. en hier nog een? xxx. &+ɛ en nog. &+nyny nu die. nu dat boek? ja. mm. ja! kom een beetje zo zitten. he. daar nog groot boek. dat is een heel groot boek. daar staan een heleboel dingen in. en moeten we weer bij het begin beginnen? daar. daar beginnen. die die lezen. ja. hier staat een politieagent. xxx. ja. wat doet ie? xxx. ja. en wat gebeurt er dan? de &+x autoos wachten. dan moeten de autoos wachten. ja. en waarom moeten de autoos wachten? wat gebeurt wat uh waarom doet de politieagent dat? omdat &+səsə zo doet. ja. ja. inderdaad. maar dan kunnen de kinderen. oversteken. he? dan hoeven ze niet bang te zijn voor de autoos. autoos. en wat zie je nog meer voor plaatjes? nu &+n die. mm? &+nyɛnə die. nu die. &+m:: dat het zijn allemaal moederdieren met kleine diertjes. he. kleine. jonge dieren. nou noem maar wat op. wat zie jij hier allemaal? uh uh een tijger. een tijger. nee hoor. dat is geen tijger. &+n: &+xɑ een gans. een wat is dat? dat weet je toch wel? een hond. een hond. hond. &+w &+wɑ wat wat &+hej.
&+hehe heet ie? hoe die hond heet? ja. Puk. Puk. wat wat een &+mo mooi &+nana naam is &+dɑ &+sdɑ dat wel &+sɛsɛ zeg. ja. mag ik. die yyy yyy bij &+pœ &+pœ &+pœ &+pœ &+pœ &+pœ &+p &+pœ &+pœ &+pœ &+pœ &+p &+pœ &+pœ &+pœ &+p &+pœ &+pœ &+pœ. &+pœ &+pœ. &+pœ &+pœ &+pœ &+p &+pœ &+pœ &+p &+p &+pœ &+pœ &+pœ &+p &+pœ &+pœ &+pœ &+pœ Puk? &+wɛ &+wɛ: &+wei &+wɨ &+wɨ wil &+sososo zo. &+y? &+ma mama. je bedoelt dat je met Puk wil spelen? ja. o. nou. maar wij kennen geen hond die Puk heet. ken jij wel een hond die Puk heet? ja. die hond. ja. ja. maar die bestaat niet echt he? nee. dat is maar een plaatje. mm? je kan wel eens een keer gaan spelen met monsieur_Dedai. he. maar daar ben je nog een beetje bang van. of nu niet meer. bang. ben je niet meer bang van monsieur_Dedai? nee. nee. nou dan kun je daar nog wel eens mee gaan spelen. he. &+wawa ik wil niet. wil je niet. nou. zeg dan maar wat je dan wil. die. en welke van die? die. &+wɑwɑ wat staat &+tata daar? dat is een bal die daar xxx wij nog. maggen wij daar ook keer naar toe? nou dat is heel ver weg hoor. o. dat doen we misschien later eens als je groot bent. he. moeten we eerst met een vliegtuig daar naar toe. en dan. nog een heel groot stuk varen. met de boot. en dan. zien we misschien. wel eens walvissen. zijn. die &+dy &+xoxoxoxo &+xoxoxox &+xoøɔ rond. &+mama mama? wat bedoel je? zijn die groot? bedoel je dat? ja. nee. &+nə nee. &+s ze zijn. zo &+ro &+ro &+ro &+ro &+ro &+ro. &+roro. &+ro &+ɘ rond. rond. ja. ja. ze zijn zo. &+rø rond. ja. ze zijn heel groot en rond. ja. heel glad. ze zijn. heel &+xoxoxo &+xo groot. zijn maar zo. &+xo &+xə. rond. ja. o. wat is d'r met de poes gebeurd? &+m:. &+m::. &+m: die. ja? dat is een hele grote vijver. in een park. waren wij daar ook eens. naar toe? ja. o. en al die kinderen gaan met hun boot. in de vijver varen. en dan nemen die mee &+nini nieuw. &+bobobobobo:bo &+bo:bo boot. neem jij je nieuwe boot mee? ja. mm. maar je hebt toch nog geen boot? &+ɘə &+wɑ wel. &+ko &+kokokokokoko koop. boot. &+dididi die vaart &+heləm &+s zo &+helə helemaal in. &+dɑdɑ dan &+nə &+nenə mag. &+həl &+ɑ &+ɑ &+ɑ ander. boot. mm. je hebt wel een kano. &+dididididi &+didididi &+didi die &+dududufduf bedoel ik. o ja. die kano die kunnen we meenemen. ja. ja. mm. die slaat ook niet om. nee. en dan nemen we de twee poppetjes mee. die kunnen in de kano zitten. ja. dat is ook heel leuk. he? kijk. dit jongetje heeft ook een bootje zonder zeiltjes. nee. en de rest van de boten zijn allemaal zeilboten. zie je dat? &+wɑwɑ wat is dat? hee.
dat is een stoomboot. xxx van een stoomboot. nu &+ni: &+didi &+di die niet. die niet. nou dan nemen we een andere. &+nenənənə nee. dit nog ook. in in? daar xxx nee. hier zit niet eentje tussen. nee. &+n ja. en die. xxx. de rups. rups. de rups. ja. wat gebeurt er met de rups. die die lezen. nou d'r is niet zoveel aan te lezen. xxx. dat is een haardvuur. dat is een vuur dat stook je. in huis. &+n. maar dan moet je wel een schoorsteen hebben. dat hebben wij niet. bij ons kan dat niet. wel bij tante Hilde en oom Dirk. heb je dat daar wel eens gezien? ja. ja. een vader &+ɛ &+ɛ en een moeder. ja. en wat zijn d'r bij? die hoef ik niet. o. die die kan ik nog niet. kun je die niet? mm? en die wel. die wel allemaal. wat is dat hele enge beest? &+m: um die. ja! dat is leuk. dat is feest. en dan gaan alle kinderen dansen. dat kun jij ook he? ja. dansen. xxx. &+mbɛ: &+wɛwɛdə met een &+kœ kussen? ga jij met dat kussen dansen? ja. ah. dat is ook een idee. ja. ja. kijk. dat kan ook. ja. fiedelie diedelie dom. fiedelie diedelie dom. &+jo jongens gaat &+səsə zo &+ɑ altijd &+teit &+dɑ dansen. o ja? ja. &+ɛ &+ɛ en meisjes. ga &+sososo zo. dansen. o ja. dansen jongens en meisjes dan verschillend? o zo o ja. ja. inderdaad. ik zie wat je bedoelt. ja. ik xxx dat dat xxx &+ni niet jongen. nee dat is precies zoals op de tekening. ja. ja. &+x:. dat heb je goed gezien. &+didi die &+x. lopen zo. die lopen zo he? ja. dat doe je ook wel eens bij dansen hoor. gewoon een beetje lopen. he. op de maat van de muziek. &+n:ɨŋ:r:ənə:. nee? nee. &+ɑ &+ɑ ander boekje. een ander boekje? ja. dit is wel een leuk boek met al die plaatjes? daar kun je veel bij vertellen. nee. deze &+nɨɘ ik alleen. o. &+mn trein. wat is dat. voor trein? dat is een tanktrein. wat is dat voor trein? een kolentrein. wat is dat voor trein. een passagierstrein. een mensentrein. ja. een mensentrein maar dat heet passagier. jee. ja. &+n nou. wat een stomme. plaat. ja. voorzichtig dat je boek niet kapot gaat. &+dududududu doe &+jeijeijei jij zo &+wɛ met dat &+bu boek? ja. gaan &+sə ze dat? wat? zo. &+du doen. mama. omslaan? &+nə nee nee. &+sososososo zo &+tə &+tə te veel &+ne: &+nə nemen. &+sosososo &+so: &+sosowo. &+sososo zo houden. waarom dan? dat vind ik zo &+lə:lə:lə:lə: leuk. o. nou. ik hou het dus zo nu. wat is daar nu leuk aan? zo. doet xxx. &+sosososososo negentien eenentachtzig, en Kim die gaat aan was. Ga je ook je gezicht goed wassen Kim? Alle verf van je gezicht af. En van je wangen. En komt Lieke nou nooit meer terug, Kim? Nee. Vind je dat niet jammer? Nee.
Lieke vond je toch heel aardig? Ja. Zo nou even, naar je andere wang. Zo moet ik ook plassen. Ja zo moet je. Ik kan plassen. Nee, moet je plassen? Moet je plassen, want dan haal ik even de po. Plas je. Al? Heb ik al. Ah. Vies peuk. Dan zit je aan je eigen plas te baden. Nee. Dat. Vind ik vies. Even naar toe. Dan zit je te baden aan je eigen pies. Kom, nog een plaatje. Echt. Waar? Nee, kom op, Kim. Hé, even de po. Nou, ga er dan maar gauw uit. Even. Gauw wassen. Zie je echt plassen Kim? Ja. Ga staan dan. Ja. Plassen? Ja, heb ik al in mijn bak gedaan. Leuk hè? Leuk, hè? Ben je stom? Ja, knap stom. Knap stom. Hij vindt het knap stom. Zij vindt het knap stom. Ik vind het zij. Jij bent zij, jij. Knap stom. Haal het zeep maar even voor je gezicht. Wat? Haal het zeep maar even voor je gezicht. Ook even je ogen wassen Nee Helemaal je hele gezicht. Niet de ogen. Ja, zo. Moest geen pijn. Natuurlijk niet. Als je geen zeep op je wassen hebt Wat moet een zij zijn? Ik heb geen zeep op mijn. Wassen Nee? Nee. Nou doe ik om mijn balk. Even, even doen. Oh, zit een kindje erop. Oh, zit een kindje erop Kijk. Hè? Ja. Nou bij. Was Hansje weer beter, Kim? Ja. Ja? Ja. Heb je met Hansje gespeeld vandaag? Ja. Met. Wie nog meer? Met Thomas. Ja? Hebben jullie ook ruzie gemaakt? Ja, maar Thomas wil niet. Nee wat wil hij niet? Hij wil weglopen. Wil Thomas weglopen? Ja. Weg van jou? Oh, baby help! Zeg ik. Ja? En wat gebeurt er dan? Iets vreemds. Iets vreemds? Wat. Is dat vreemde? Wat er gebeurt? Nou, daarom de kool. Wil Hansje ook weglopen? Ja. Oké. En. Waar liepen ze heen? Nou, strand. Liepen ze op het strand? Ja. Is er een strand op Hummeltje? Ja. Bij de knietjes. Knietjes? Ja. Waar zitten je knietjes? Hier. En waar zit je elftal? Hier. Ja. Nee, dat is je schouder. Hier oksel. Dit is je elftal. En. Waar is je oksel? Hier. Ja. Nee. Ja, daar is je oksel. Nee. Nee. Hoe heet dit? Oksel. Ja. En dit? Poep. Oh. Help. Kan hij de ruil pakken De ruil kan wel. Kom op. Een stuk. De vuil vastgezilderd met water, Kim. Moet je even zo. Lopen. Ja. Want. Jij gaat. Straks niet cidade. parenting is. Ik liked that Blijft Hij. Houdt hem overal. Kim? Nee, Zwitserland. Zwitserland? Ja. Zo heet het zeker. Zwitserland zeker. Het. Past wel goed in je buik hè Kim? En je billen nog wat, hè? Ja, met heet. En. Je kutje? Ik heb ook een kutje. Ja? Hoe weet jij dat? Ik doe er de billen in met de buik. Hoe weet je dat je niet een kutje hebt? O. Hoe weet je dat, dat ik een kutje heb? Kim? Nou, nog meer.
Nog meer zeep? Ja. Nee maar wacht toch. Hij doet het. Niet. Moet je even een tik erop geven? Hier. O! Dan valt het kleintje in bad, hè? O! Dan. Gaat je zeep ook in bad. De kleine Oeh. Kleintje. Kleintjes. We gaan We. Gaan komen. Nieuwe! Dit wordt ie. Allemaal vorige. Allemaal schuimkopjes. Ja. Hé, nagels zijn weg. Ja. Allemaal schuim om de nagels. Heel veel. Nog. Een keer met zeep. Kan. Bijna geen zeep zijn maar in de bad, Kim. En doe dan de zeep maar in de zetelds Kim. Nee. Doe het goed, pa. Nee! Nee! Nee! Nee! Nee! Nee! Ja. Uh! Uh! Allemaal schuim. Ik. Ben Peter de Mobiele van Schuim, kind. Lekker! Ik wil een doekje ook. Wil je ook een doekje? Ja. Een doekje. Kom er maar uit, kind, want het wordt koud, het bad, hoor. Nee. Gaan we even aankleden. Nee ik wil een. Doekje! Gaan. We nog even een verhaaltje lezen? Nee nog even een doekje. Een doekje Waar moet ik het doekje vandaan brengen Daar Er zijn geen doekjes. Daar. Ik denk daar nog. Over het kindje. Ja. Deze. Je. Kan er niet meer over het kindje. Hè. Dan is het nat. Moet ik even drogen? Dan worden je haren nat, hoor. Dat zou ik me niet doen. Dan ga ik je haren wassen, hoor. Als je het nat maakt. Kim. Zou ik je haren dan maar gaan wassen, Kim? Nee. Morgenavond moeten ze toch wel wat zowel maken. Zal ik het dan nu maar doen? Nee. Hoeft niet. Kijk ik heb geen buik. Nee, je buik is nat. Ja. Je. Buik zit onder het natte kleedje, hè. Zijn je benen nat? Ja, ook net. , ja? Ik zie ze nog. Nee hoor. Ik zie ze onder het kleedje zitten. Ja. Dan. Ben ik zo. Nog een keer. Koud, die kleed. Nou. Hé, kom je eruit, Kim? Ja. Konto. Ik heb sjaal. Ik heb sjaal Ja. Hele nat sjaal Dat is hele nat sjaal. Ja, hele natte. Ja. Dit is nat. Spannend nat. Zo doen we nat. O. Nou. Kim. Nu eruit komen, hè? Ja. En volgen. Nou. Kom. Nee nee. Zo. Koud Even wachten. Koud. Een beetje koud. Op. De handdoek staan. Dan moet je ook aan deze kant eruit stappen Dank op. Kijk eens. Moet je eventjes deze in het bad laten, hè. Want die zijn nat. Zo. Even om je hoofd. Droog je haar nou maar even af, Kim. Ik. Ga weer kleren. Ik. Ga Kom. Nee, joh. Je bent helemaal nat. Kom nou. Eerst even afdrogen. Nee Kijk uit voor alles Ik wil het zelf doen. Nou dan had je het net kunnen doen, hè. Je haar weer drogen, Kim. Ik. Ben helemaal bloot uitgekleed. Bloot uitgekleed. Nee. Ik. Wil op jouw kist staan. Eerst even afdrogen hè. Stap Dan ben helemaal nat. Kisses. Kisses. Kisses. Kisses kisses Ik. Wil naar de spiegel kijken. Spiegel. Kijken? Wacht even, eerst even je andere been erop.
En dan mag ik naar de. Spiegel kijken Dan mag je naar de spiegel kijken. Daar, blauwe. Met de blauwe. Een. Bloemetje, dat is een bloemetje. En dat is een haring. Kijk eens naar rechts, naar links. Een, twee, drie. Oh, kijk nou. De dief is niet voor zijn afgedaagd. Dat is een eend Toen was er een, waar we naar de bus gegaan waren. Oh. Koud hè? Klinkt. Hè? Toen Toen kwamen we naar Oh, wacht even. Oh, wacht even. Zat je zo in het gat van je hoofd? Ja. En toen zag ik een deken. En toen was er een jas Een jas was zo breed. En rond. De plas. In de plas. Poepie de lalika. Want Zo. En En die bleef zo met de En die En Hout. Ja. Hout. Hij werd ontspannen Hij ontspannen. Alleen ontspannen Ide. Hij bleef. Kwam een hit naar zet En kwam volgde uit wagen kaart. Hand. Hij. Kwam vroeg. Hij kwam kubaard Hij kwam kwam zo voor. En. Een kus. Hai Rakiyo Ben svarte, so min, week wikker. Hopje ach, kijk eens. Ach. Nou, gauw hop, niet erin staan. Deeg weg mee. Nee, niet doen, niet met je vingers heen zitten, kind, he. Ik wil afbreken. Nee niet doen, he, niet doen, kind, dat is vies. Waarom niet? Omdat het vies is, wat zo van de grond komt. Zo, geef me even je vinger. Alkali is niet koud hoor. Nee. Oeps oeps. Oepsa. Oepsa. Oepsa. Oepsa. Oepsa. Alkali. Oepsa. Wat. Ga je Harlequin? Trommelen. Ik heb een Harlequin trommel. Hé vijf Ga je heel hard? Bovenop. Hoog schommelen. Hoog. Oeh. Oeps. Ik ga het ook dansen. La la la la la la la. Pieter. Pieter. En die Harlequin. Die is. Oepsa. Zo zo. Leg je. Oepsa. Oepsa. Oepsa gaat de Oop. Ja, ja. Heel hoog. Nou ben je. Oepsa. Wie ben ik Allemaal om de beurt de lucht in kennen. Ja. O. Hé. Wie doen? Nou hier komen we. Heel hoog. En is dat leuk? Ja. Oeh. Heel hoog. Nee papi. Snap, hè? Wat ik. Heb. Hoe kom je die luier aan doen, kind? Ja. Komt zo. Komt zo. Hoe. Popt de pyjama aan, kind? Ja. Ze. Hoeft geen luier. Hoeft ze geen luier? Nee. En als ze gewoon in dit plast? Hoeft ze ook niet. Hoeft ze niet in bed te plassen? Nee. Doet ze ook niet. Is ze groter dan. Kind? Ja. Ze is heel groot. Heel groot. Dekenloof. hee, niet aan de pickup komen. kijk, koptelefoon is er uit. wat wou je doen? nies. jij xxx. ja, ze lacht. zeg Laura, wat is het nu? vier juni negentiennegenentachtig. so, ik ga hier sitten. oppe kont. zo, wou je schommelen? ja, so. so. gymnastiekoefeningetjes, zo. yyy. nou ik doen? , kom maar schommelen. hier. so? ja, zo schommelen. hier. kom maar op min benen liggen. oh. nee, ik kan wel. ja, kan best. oehoehoe, mooie schommel, he. ho. nie leuk, he! vind je het niet leuk? ja.
oh, wel leuk, oeoe. dit is veel mooier als in de speeltuin, he. nog een keer? nog een keer schommelen? xxx, oppe oppe xxx. wat? zo. hee, doe een beetje voorzichtig met je oude, arme moeder. dan ga ikke zo ligge. en dan? wat doe , nee. yyy. hee, beetje voorzichtig! nog zo? je moeder is niet zo jong meer! au, boem. gaat zo even doen? wat zo? zo, ja. so so. k ga sokken uitdoen. jij. gaan we sokken uitdoen? nee, ik ga sokken uitdoen. jij sokken. krijg ik koude voeten, hoor. nee, ikke wel. wat ik wel? ik ga wel sokken uitdoen. en dan? hee, dikkerd. wat dan? wat ga je dan doen op je blote voeten, hee? ga jij ook sokken uitdoen? hups, sokken uit. kom maar, dan zal ik je oplichten. hier, dan ga je in de lift zitten. a, ik ga in lift zitten. in de lift, op min voeten. zo. mmm is al hoog, he. ik ga sehoog, jij semenede, he. ik ben beneden, ja. yyy. oei, daar viel je. ga naar de mat, he. is wat zacht. hee, isse daar nou? wat heb ik? heb ik vieze voeten? jak, vies mens. nou, kom op. ik ga oppe lif. ga je weer in de lift, ooh. yyy. het lijkt wel een acrobatennummer zo. yyy. is mij sokken. ja, nee, ja, is goed. xxx aantrekken voor je. nog een lift. nog een keer? vind je xxx in de lift? ja. o, nou. een, twee, oep. kijk is! knap van je moeder, he. ja, he. jij vasthoue? nou laat ik je vallen, he. een, twee. ga nou jij ook koppetje duiken. koppeltje duiken achterover. oh. yyy. leuk, he. leuk? nou, leuk. yyy. enig! heel leuk, Laura. ik wil nog een. wat nog? ik wil nog een. wat wil je nog? ik wil nog een in de lif. nog een keer in de lift. k ga nie sokken aandoen, he. nie sokken aan. zo. yyy. au, au. hee, spaar me een beetje. nou, kom. kom. nie valle, he. nou, ik laat je zachtjes vallen natuurlijk, he. oeh! yyy. je moet je wel vasthouden, ja. nou zit je op min tenen. een, twee. xxx. k ga nou oppe hand xxx leune. wat ga je nou doen? leune. yyy. nou krij jij niet sokken. ik ga nog eentje. o, ik lig al. o. yyy. k heb sokken uit. heb jij sokken uit? ja, ik ook. ik ook. hoe komt dat nou? o, dat zijn mijn sokken. geef maar. k ga even daar leggen. zo. ik ga even mijn sokken aandoen. , mijn sokken. zijn dat jouw sokken? ik pas ze anders best. ja, andere sok. zo. kan net over min grote teen. zo. nee, dan. nee. yyy. mijn sok. nou, je hebt anders mijn schoenen ook wel eens aan hoor en mijn sokken, dus, uh. k ga niet xxx indoen. nee! hee, je hoeft er niet zo bij te gillen. hee, hu. sst het is zondag.
de buren slapen nog. rustig. ik ook. bure. ik ook. hee, dat is min haar. sst, au. wat moet ik nou doen? sok. neeee moet zo hoor ligge. ik ga so op. so dis. moe nie so andjes so voor het zicht. handjes voor min gezicht. mn handen heb ik voor min gezicht. ja, nu zie ik niks meer. ikke zie nies. nou ben ik weg. ik ben weg. wat ben je aan het doen? ik ben even aan het wassen. ja. viezerd, bah. waars mijn sok nou? is mijn sok nou? andere sok. a, mijn sok. xxx. mama sok xxx. mama sok xxx. ja, lekker, heerlijk. die van jou stinkt nog veel erger. je mag straks wel douchen, even. bah, nou hou nou maar op met die sokken. nou kom benen doen. ik ga nou benen doen. hallo, ga je nou min benen wassen? goed wassen, he! ja. ja? ik ken jouw methodes van wassen. ik ga nou die. ook, ook tussen min tenen wassen, graag. o, so. nee, ma niet! wat mag niet? tus tenen ook? ja, tussen min tenen ook graag even wassen. je gaat je toch niet ga je me met je sleutelbos wassen? o nee nee, een beetje zachter kan wel, hoor. xxx. dat is zagen. tussen min tenen. zagen? ja zagen, dat is geen wassen. so sage? xxx. even met een washandje wassen in plaats van met de zaag. ik heb een washandje kos. heb je een washandje gekocht? o, gelukkig. het zal wel tijd worden, zeg. ik ga even pakken. niet huile, he. nee, ik zal niet huilen. mama, waar ben je nou? , mama. mama is weggegaan. o, daar is mama weer, gelukkig. o, waar ben je nou, mama, buh. mama is weg. o daar ben je weer, gelukkig. ik krijg een pop. niet huilen, he. nee, beetje huilen. o, wat lief. een lieve pop. een hoed. voor pop. is die voor de pop? wat een gek hoedje. die is voor poppie. die is voor de pop. mag ik em niet opzetten? ik vind em ook wel leuk. dies voor de pop. mooi, die is voor de pop. dat is ook een mooie hoed. ik vind mijn hoed wel mooier eigenlijk, he. is niette jij boem boem muts. is mijn muts niet? nee. maar mag ik toch wel opzetten? ik trek em morgen aan. ik doe em morgen op. op de fiets. het is mooi. een mooie hoed. regenhoed, het is tegen de regen. vind je em niet mooi? , nee. ikke is xxx. wat wat zeg je? ik is e weer. ben je er weer? ja. o, gelukkig, ik was al bang dat je nooit meer terugkwam. o, dat is beter, dat washandje, ja. jij ben nou? is pop nou? wat zeg je? ga jij nou doen? wat ik ga doen? ja, met de pop. ik lig hier gewoon en ik wacht tot je klaar bent met min voeten wassen. en tot je een leuker spelletje verzint.
ik weet niet of ik dit wel zo leuk vind. o, nog. jij ben nou doen? , ik ben aan doen. wat ik aan het doen ben? ik ga even. nou, wat zullen we doen? weet jij nog een leuk spelletje? ja, k heb een leuk spelletje. ja? koch. kijk, ik heb eh, ne drie drie dingetjes kos. heb je drie poppen gekocht? zo, een hoop geld had je dan. ja. ja. ja, ik heb wel hoop sgeld, ja. ja, had je een hoop geld in je spaarpot? tjongejonge, twee beren en een pop. mag ik die hebben? nee, mag ik het niet? ik ben toch lief? ik mag het toch wel hebben? die. oo, dank je wel. een beer. dat is mooi. dankjewel. t is wel een leuke beer, hoor. vind je niet? zo. ik heb ook drie drie ape meeenomen. wat? ik heb drie apen meenomen. drie apen meegenomen? een aap. een aap en twee beren. dat zijn er samen drie, ja. o, mag ik die ook nog hebben? xxx beer en de aap. het lijkt wel een heel circus hier, he. en de pop, mag ik die er ook nog bij? ja, daar. so. goed. nou. xxx n drie met de boot. gaan we alle drie, allemaal met de boot. tjoeketjoeketjoek. nee, wat doet de boot nou eigenlijk? weet je hoe een boot doet? huuuuuie. oja, huuuuuie. doet de boot. ja. die moe nie mee met de boot. oh, nou alleen de pop en ik. kom je er ook bij? ja. op de boot? nee ik had dortst. ik ga pop vasthouden. ik ga toeketoek. doen ook? wat? doen ook? ja, wat moet ik doen? je gaat op min boot zitten. eeheeeheeeh. au. eeheeheeh, toeketoeketoek. je zit wel, helemaal op min buik hoor, hee. toeketoeketoek. hee, wacht nou even. even daar zit je beter. toeketoeketoeketoeketoek, tjoeke. eehh, eehh! nee, ik ga zo eve zitte. ga maar zo zitten. joeketoeketoeketoedoek. loekeloek. jij die vasthoue. dankjewel. amme handjes. wat allemaal handjes? aamekaa vashouen die. o, o, alle twee de handen, ja. daar sijn we. o, we zijn dr. moet ik ook uitstappen? nee. o, ik was de boot. ik kan niet uitstappen. dat is waar. , dom, nou. ik ga even pop meeneme. niet huilen, he. en dan neem je min pop mee ook nog. uh, mama, mama. waar is mama nou? mama is weg. xxx. sleutel nou? en de sleutel nou? waar is de sleutel nou? ik is er weer! ik is er weer! oh. ik ik is sevraagt bij de winkel auto. o, heb je een auto gevraagd bij de winkel? gelukkig, mooie auto zeg. had je nog meer centjes? tjongejonge. is tie een beetje kapot? moet je er vooral flink aan trekken. gaat ie nog meer kapot. trap. dat is n trap. n trap. o, die is ook een beetje kapot. maar het is wel een mooie auto. ik bedoel, ze hebben je wel een mooie auto gegeven in de winkel. ja.
nog niet dr uit! o, o, sorry. xxx die moet so. xxx ga efe naar een broteram kopen. ga jij een broteram kopen? jij ook doen? ik lust ook wel een boterhammetje, ja. xxx. xxx wil je geen boterham kopen? o, gelukkig. ja, boterham kopen. niet, niet eh sokken aandoen, he. nou, ik heb wel koude voeten, eigenlijk. mag ik min sokken aan? nee. jawel. nee, moet niet sokken aan. ga jij eve ik heb koude voeten. wat wou je zeggen? ga jij niet even mee. ik wil xxx. nee, ik ga is naa de winkel. jij mag niet mee. ik mag niet mee ik mag niet mee! nou, dat vind ik toch wel erg hoor, Laura. goh! nee. jij huile. ja, terecht. dat zeg je straks ook zeker tegen Sarah, he! t is wel goed. ja, nou. ik ben boos, hoor. ik mag niet mee. stoute Laura! k vind je niks lief. nou, je mag wel hele lekkere boterhammen kopen, wil ik je weer aardig vinden. ik heb broterham. bolletjes of zoiets. ik heb bolletjes ekocht. nou, vooruit dan maar. en die wil ik graag dan hebben met eh, kaas. nee, ik heb niet ka kaas. heb je geen kaas? moet ik droog bolletje eten. nou. ik heb wel pinkaas, en jam. o, nou, geef dan maar pindakaas. vooruit maar. nee, ik heb niet pindkaas. ook geen pindakaas? wat heb je dan? eh, jam. nou, dan jam. geef dan maar jam. nee. ik heb boekjes. ik heb nie brood ekost. heb je niet brood gekocht? heb je boekjes gekocht? ik heb ook die. kan ik min maag niet mee vullen. oh, boekjes gekocht. nou krijg ik een boekje. ja, ja, ik weet niet hoor. en nu moet ik een boekje eten. moet ik dat boekje nou eten? ik heb honger. je zou brood gaan kopen. ik heb boek. moet ik dat boekje nou maar opeten? nee. kope eh bolletjes, ja. ik heb bolletjes kocht! heb je bolletjes? o, gelukkig. dankjewel. mmm. niet alletwee! niet alletwee. o, sorry, ik kan ze alle twee opeten. mm, lekker. mag ik ook tekenen in het boekje? nee. heb jij die getekend? wat is dat? buife. wat? buite. buiten, is dat buiten? wat moet ik voor jou tekenen? eh, hoed. een hoed? van wie is die hoed? voor voor papa. voor papa. , een hoed voor papa. bolhoed voor zn kale kop. zo, dan lijkt het tenminste nog wat, he. zo. ook oog, mond, neus. je moeder kan leuk tekenen. , enne voete. voeten dr ook. oh, dan moet ik ze wel hier aan de zijkant tekenen. ze gaan er niet meer op. dat vind je niet erg, he. hier. papa n hoed. voetje een, voetje twee. zo. nou, dat zijn de voeten van papa. zie je? is het been, been, voetje, teen, teen. zie je? twee voeten, die lopen zo vrij rond. dat is papaas hoofd en dat zijn zijn voeten, goed? okee.
nou, wat moet ik hier tekenen? eh, voor mij n hoed. voor jou een hoed? Laura met een hoed? nou, wat voor hoed wil jij? een feestmuts? ja. een feestmuts. zo. goh, wat een mooie. een feestmuts. slingertjes. oosjes. oosjes? , oogje. kijk es, precies Laura. altijd lachen, nooit huilen. mooie hoed op. enne. haartjes. en min voete. nog n voet. voor jij. voeten ook nog? moet ik die hier zetten? voeten. ja. daarnaast. ook voeten daarnaast. zo. en mama teken. mama ook met een hoed? ja. mag ik datzelfde hoedje, dat hoedje van de pop op? die? hoedje. dat is tenminste een klein hoedje. zo. klein hoedje? past precies op min oor. zie. dat is mama. isse xxx. nog is n mondje. dat is mama met het hoedje van de pop. punk haar. had ze gewild, he. zo. xxx. zou mama wel leuk staan. mooie punk haar! zo. , en Sarah. en Sarah met een hoed op. o jee. een klein lief babaymutsje met een strikje, he. nou, Sarah die mocht hier liggen, he. die ligt. zo. een baby, die kan nog niet zitten, he. een babymutsje met een grote strik eraan. zie je? Sarahs oogje. oogje, neusje, mond. lijkt nergens naar. Sarah lijkt nergens naar nog. nou, dat klopt wel. voeten voeten. voeten van Sarah? ja. xxx schoene. die zie je haast niet, als ik em teken. kijk hier, voetjes. nee, ze heeft nog geen schoentjes. dat zijn de voetjes van Sarah. en schoene. ze heeft geen schoenen aan. sokken. sokke. sok. sokken. van Sarah. zo, dat staat er. zie je? dat heb ik netjes neergeschreven. sokken van Sarah. kan ze niet tekenen, want je ziet ze niet. ze zijn zo klein. nou, wie moet ik nog meer tekenen met een hoed op? we kunnen nog wel even doorgaan. oma. oma met een hoed? oma met een hoed. even kijken hoor. wat voor een hoed zullen we oma opgeven? eentje met een veer? ja. een hoedje. zo met een veer. zie je? hoedje. ik ga boekje lese. ze lachen allemaal. zie je? ze vinden het allemaal leuk, een hoedje. zie je? er staat precies oma. en en opa. en opa, opa die wil geen hoed op. opa wil geen hoed op. maar dan zegt ie, ik ben nog niet kaal. ik heb zo n mooie bos haar nog. ga ik toch geen hoed opzetten? oma ook. doen we opa zonder hoedje. kijk, allemaal haar heeft ie op zn kop. mooi bruin haar. zie je? en, en ander xxx. en opa lacht ook, he. heb je nog meer met een hoed op? , sinterklaas. sinterklaas. volgens mij heeft sinterklaas altijd wel een hoed op, ja. ja, heb jij die getekend? wat mooi, zeg. ja. eindelijk eens een keer een mooie tekening van jou. nee hoor. je kan mooi tekenen. sinterklaas! wat voor hoed heeft sinterklaas op? een blauwe. een blauwe? o, zo n muts? een mijtermuts, he. zo. zo is die. nou, ongeveer. een donker. zie je, kruis erop.
nee. nee. nee, doe niet. die moe niet sinklaas. die. die moet sinterklaa mee. rood. zwart. ja. daar ga ik rode muts van maken. mag best wel zwart maken. nee. nee, mama niet so overheen. o, erin? zo. nee, xxx niet. zo rood. beh, die moet. wat ben je aan het zoeken, Laura? hee, wat ben je aan het zoeken? moet ik weer een nieuw velletje gebruiken, ja. het is toch de bedoeling dat je het bewaart. so. so. ik was nog bezig. so. en. nou en toen? nee, die niet. die. die, o. sinteklaas moet die. een mijterhoed en een kruis en sinterklaas met een hele lange baard. sinterklaas heeft een grijze baard. sinterklaas is al oud. opa heeft geen grijze haren. maar verder hebben alle oude mannen grijze haren. zo. en sinterklaas? sinterklaas! en, en sarte pieten. nou die straks straks. zwarte piet, zwarte piet heeft er eentje op met een pluim. zo n baretje. dat is zwarte piet en die heeft een heel zwart gezicht. zn neus. oog oog, neus, mond. zo, zwarte oren en een zwarte nek. maar dat komt niet omdat ie zich niet goed gewassen heeft, hoor. xxx. see, die sarte piet? zo, zwarte piet. mooi he. nog meer? um, um oom. nog meer met gekke hoedjes? , mvrou. , mevrouw uh x. nee mevrouw. welke mevrouw? een blauwe. een blauwe mevrouw, de blauwe mevrouw. de blauwe mevrouw krijgt, een blauwe hoed. die krijgt zo n hoed. ik vind deze heel mooi. een hartje. zie je wat een leuke hoed? nee, ikke nie leuk. nou, ik zei toch, gekke hoed. nu een gekke hoed op. zo. yyy. een neusje. heeft ze geen neusje? o, een blauwe neus moet ze nog hebben. en beer, moet se uh strakjes. de beer? ja. de beer. nou even kijken hoe de beer eruit ziet. de beer ziet er oortje. oortje zit daar, he, bij de beer. en waar zit neusje? zit hier. en hij heeft een heel klein mondje. en dat zijn zijn oren, he. ja. en wat voor hoedje moet hij op? een blauwe. een blauwe, eh, een blauwe eh, op een oor. zo, een blauw hoedje op een oor. beer ma niet zo n hoed. beer ma niet zo n hoed. mag de beer geen hoed? kijk, ik heb hem hem nou al een hoed gegeven, dus. vind je niet dat je moeder mooi kan tekenen? huh? kan ik niet prachtig tekenen? is tie nou? bijna net zo mooi als Marja. Marja ook tekenen. o, Marja kan heel mooi tekenen. schilderijen maakt ze. heel groot. zo groot. zo n heel groot doek. groot. en dan staat Marja hier. zie je? dit is Marja. zo. Marja. zie je? kun je dat zien dat dat Marja is? en dan gaat ze zo. dan heeft ze verf in haar hand en een penseel is dat, om te verven. xxx. en dan gaat ze op dat het grote tekenvel, gaat ze mooie dingen verven. allemaal dingen gaat ze verven.
zo groot. wel zo groot. en dan hangt ze dat zo aan de muur. kun je dat ophangen? jij hebt ook mooie tekeningen aan de muur opgehangen. xxx. met verf. schilderijen heet dat dan. schilderijen. en daar. een xxx. een wat? so. so gaat Amme Amme en oma. wat? , oma oppe kres. o, Alma, Alma hee xxx. ik dacht dat je Alma Alma. Alma. xxx is gote duur. met se gote duu, he. een grote deur? ja. Alma, Alma krijgt zo n hoed. moet teke. sroot voet. die is groot. Alma. zie je? nou teken ik niet meer. ik heb genoeg getekend. ik heb alle hoeden getekend, die je kunt verzinnen. anne deur. die xxx. anne duur. en een deur ook nog? Alma met een, deur. dag deur, zegt Alma. dag deur, ik wil naar binnen. zo. gaat ze door de deur. doet ze de deur open. loopt ze naar binnen. daar is Alma. dag Alma, zeggen we dan. gaan wij reis. waar ga je naar toe? ga Alma naar huis? o, naar huis, ze gaat naar huis. mag ik min sokken nu aan? ik heb koude voeten. nee, sok is niet warm lekker. nee, is helemaal niet lekker warm. het is niet lekker warm, Laura. het is koud. k hoe nie sokken aan. jij wel sokken aan? voelen. laat eens voelen. o, jij hebt warme voeten, ja. ik heb koude voeten. hoe kom je aan die warme voeten? xxx dis mijn sok. jij ook xxx. ja, mijn sokken. is mijn sokken. nee, is mijn sokken. , dit zijn mijn sokken, Laura. nee, mijn sok. zijn mijn sokken. nee,, dis jij sokke. die jij sokke. die is jij sokke. passen net aan mijn grote teen. eenk. geef eens even mijn sok daar aan, Laura. die. die is foor jij sokken. die wil ook wel er bij hebben. geef xxx. zo. ja, pas so, he. pff, passen prima. ik ga jij sokken aandoen. ik ga weer hoor. ja. ooh, wat een mooie sokken heb jij, Laura. yyy. ja, zo gaan ze een beetje kapot, he. je zit met je tenen in de hiel. zo. andersom. zo. pas wel, he. ja, dat zijn maillots gelijk, he. die mij schoe. een paar bretels eraan. is mij sokke. blijven ze wel zitten? nu jij sok. mag ik die ook hebben nu? ja? nee, nu niet. nu niet? wanneer dan wel? xxx. wanneer mag ik ze dan wel hebben? jij mag die sokke. ik heb zo n koude tenen, Laura. tietietietietie. nou die. nee, ik doe die niet aan. die. nee Laura, ik heb koude tenen. ik ook. niet xxx. niet waar. jij hebt geen koude tenen. jij xxx. als je koude tenen hebt dan doe je maar je eigen sokken aan. hier. asteblief. o, dankjewel. zo. jij moet hier, hier sitte. moet ik daar zitten? ja. moet ik daar zitten? ja. die past niet daar. nee. nou, dan niet. even zoeken. ja. die wel? ja. pas. xxx. xxx paatjes.
hij heeft hem ook pas, hoor, xxx. pusses. beetje moelijk nog he? ja. zal ik je een beetje helpen? ja. een pussel met dit en dit. xxx mij dit. gese. ja, dan zal ik deze hier leggen. ja. leg jij hem er tegenan. we gingen de puzzel toch maken? ja. ja. effe lezen. ga je effe lezen? nou, dan ga je lezen. ga je mij vertellen wat er op de plaatjes staat? ja. xxx. nijn. nijntjes, ja. kan je ook hardop lezen? kan je mij vertellen wat er op de plaatjes staat? ja. ja? e kijken. ja, kijk effe rustig. of zullen we de puzzel maken? ja? ja? nee, e kijke nog. nou gane puss. xxx Nijntje. oh ja. rooie Nijntje. een rooie? rooie Nijntje. ik wille nogge eve lezen. gaat Karel nog even lezen? nou. weet je wat? hatsekidee. dit. ik effe lezen nog. ja, maar we kunnen ze ook wel even aan mekaar. als ze aan mekaar liggen hoor. dit. dit moet zo. ja. met dit. en hier. hier. xxx. die. nee. moet die daar? nee. even kijken. zo. deze kan niet. dit. die. dit. eve poesje zoeken. dit. ditte moet zo. ja, moet die zo? ja. nee. nee, ook al niet. nee. past niet. nee, past hij niet? nee. zal ik een beetje helpen? ja. isse. xxx. met die pussel. met die pussel. met die pussel. die? nee. ja. past die wel? nee. probeer die eens. nee. nee, ook niet. ook niet. gaat hij ze weer door elkaar leggen! ja. xxx. deze pussel. ja. ja. daar ook nog pusses. ja. hier dit. maar zo komen we niet verder natuurlijk. ja, jij ook. ja, ik mag ook af en toe een beetje doen he? ja. zo. xxx. zo, nou jij de laatste ertussen. volgens mij past die jij hebt hier. die semaakt! Dan is hij gemaakt, ja. ja. en die? nee, andersom. dit? andersom. oh, dit. moet hij. zo. moet zo. ja, zo moet hij. moet hij. en deze? zo? is hij klaar? ja. wat zijn ze aan het doen die beesten? nee, deze is in e dierentuin. ja, wat doen ze allemaal die beesten uit de dierentuin? ja,. eerst. op e grond>. xxx. xxx niet kijke daar. nee. nee. nou, wat zijn ze allemaal aan het doen? dietuin. in de dierentuin, ja. ja! wat doen ze in de dierentuin dan? ga naar trein. daar ope tein. ja! ja, gaat hij. daar gaat hij, ja. daar saat hij op. die hon ken zo nie rijden. kennen ze zo niet rijden, die hondjes? nee. nee? nee, dit. dit hondjes gijt eraf. glijdt hij eraf? ja. maar die ander houdt hem vast, hoor. ja. die heeft hem bij zijn staart. ja. ja hoor. ja. en gijje af. glijdt die eraf? ja. ja? ga niet e dierentuin af. nee. nee, ik kan wel hondjes af. ja. en wat doen deze? aan 't kimmen. ja, die ja. die is aan het klimmen, ja. ja. ja. ma niet. ma niet.
nee, mag dat niet? nee. xxx wij zitten daarin. jahaha. die beestje ka nie kimmen? nee, die kan niet klimmen. nee. nee. hondje mag niet kimmen dit. dit hondje die e ook. nee, zijn dat hondjes? ja. nee, beestjes. ja. klei beestjes. ja. xxx kak xxx eendje. dat is een eendje, ja. sit? dat weet jij dat? een diere vanne dierentuin. ja. ja. hoe heten deze dieren? dit. weet je het niet? nee. die weet je wel. xxx. kijk. nou? xxx. au. &+kar. karrebeertjes. ja. karrebeertjes. deze koe. dit is koe. is dat een koe? koetjes. ja? ja. die e gaapjes. ja. dit is hondjes. hondjes. dit is ook hondjes. ja. en dit is ook hondjes. en dit is een nijntje. en dit is een poesje. en da ja. kom e gauw, hijt e af. is van mij. ja, is een liedje he? ja dit dit kom e gauw. is van mij. ja, prima. en. nou die. ja. ja, deze. ik gane even kijke. ik ga eve kijken. nou, kijk maar effe. moet eve kijk. &~ha. xxx in bouwen. wat ga je? ik ga ikke bouwen. ga je er weer bouwen? en dees. of ga je ze in de doos doen? nee. nee? nee. dat we een andere puzzel gaan maken. ja. ja? nee, dit. dit. dit puzzel. ditje pus dit die ve jarig gekegen. heb je die voor je verjaardag gekregen? ja. mooie. dit pusse. ja. ditte xxx. zal ik deze in de doos doen? ja. ja. en ik ga die pusse maken. jij gaat die puzzel maken. xxx is voor jou. nou ga ikke die pusse. xxx gote. een gote pusse dit. gote pusses. ja. xxx. wat zeg je? xxx. wat is &+d. is dat een meisje? ja. wat doet hij? de ropen. die loopt. ja. ja. nee, ken niet rope toch. nee? nee. wat doet ze dan? hij heb e emmertje. ja, die heeft een emmertje bij zich. ja xxx. nee? nee. mag die meneer dat niet hebben? nee. waarom niet? nee, ma niet hebben. oh. ma xxx niet hebben. klaar. die nog keer puzzel? nog e keer pussel? ja? ja. met die. of deze. nee. nee, deze. met die. die pussel. ga je smurfenhuis eens laten zien. ja, surfehuis zien. ja. en en je smurfen pakken. surf ik wil xxx. Dan ga ik 'm maken xxx. en dat is het dak. oh, geef maar. met e. in mijn huis he? zoeken moet ik eventjes. ja, zoek maar even. ik dacht dat het een hoedje was. xxx. het dak van het smurfenhuis. 't staat je goed. nee dat moet e surfehuis toch. oh! ik dacht ook dat het een hoed was. dat is e dak toch! oh ja, weet ik veel. ja, ma surfehuis isse sukkemaak. ja, heb je hem stukgemaakt? ja, en ditte deurtje kijken. en deze deurtje kijken. ja, zoek maar even om het deurtje. en deze deurtje kijken. ja, doe maar. Pisa. wat is dat nou? een pisa. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx.
xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. okee ralph begin maar. er loopt daar eens een meisje. en ziet ze een ijscoman. en um uh koopt ze een ijsje. en uh en dan um uh loopt ze weer weg. en dan &~va valt ze. um en dan valt het ijsje uit dur hand. en dan doet de hand pijn. ja. nummer twee. uh loopt er een jongen en een meisje op het strand. het meisje ze maakt maakt een kasteel. &~me en dan &~h pakt de jongen. ngen de &~jo jongen jongen de &~e emmer afpakken. en dan uh beginnen ze te te ruzien. en dan uh heeft die jongen hem. um en dan begint het meisje te huilen. en dan zit die jongen te vissen. ja. prima. nummer drie. lopen dur staan een een jongen en een vader en een meisje.
xxx uh het meisje is aan het voetballen. en een hond die duikt naar de bal toe. en dan geeft het meisje de hond een bot. dan begraaft de hond hem. en &~he en dan ligt ie op de plek waar ie hem begraven heeft. ja. nummer vier. dur loopt een meisje. uh en ziet ze um iemand met ballonnen. en dan &~pa ze dur een. uh en dan uh ze dur mee weg. en dan uh valt ze. en laat ze de ballon los. dan en dan is ze aan het huilen. ja. xxx. nummer vijf. er is een &~ma man en een jongen. en die jongen is aan het voetballen. en de man zit um op een bankje de krant aan het lezen. en wilt die jongen de krant. en dan zijn ze aan het ruzien. en die jongen krijgt die &~kra krant dan. en dan pakt &~teru terug. en dan uh dan uh ligt die het jongetje te huilen. ja. en het laatste. nummer zes. er zit een um kindje en een moeder op de bank. xxx en een hond ligt er naast. &~m. en dan um &~i is en het meisje da geeft wol. uh en dan de poes um de poes die um pakt hem dan. en dan um het meisje geeft een vis aan de poes. en dan eet ie hem op. en dan ligt de poes te slapen. okee. okee ralph vertel het verhaaltje maar. er is een kom met een kikker dur op. uh en er staat een &~ho uh hond tegen aan. en uh zit die jongetje op het krukje. en dat is um &~om &~oms op de slaapkamer van het jongetje. ja. en dan slaapte slaapt het jongetje. en de hond ligt op zun bed. en dan dan uh gaat de kikker uh uit de kom. en dan &~wor ze weer wakker. en dan ziet ze dat de kikker weg &~sta is. ja. en dan &~kij kijkt de hond. xxx gaat helemaal met zun hoofd in. in de kom. en dan het jongetje kijkt in een laars. en dan kijken ze door het &~ga raam. en de hond heeft die kom nog steeds op zun hoofd kop. en dan &~va valt de hond. en de hond valt dan. ja. en dan uh staat dat jongfetje te roepen. uh en de hond kijkt naar bijen. die die zo vliegen. en dan &~kij kijkt het uh kijkt het jongetje in een konijnehol. uh en die hond die springt naar de bijenkorf. um dan komt er uit het konijnehol komt een um een um &~dir dier wat hem in zun neus bijt. en de hond staat ook nou tegen de boom aan. ja. uh en dan &~va valt de bijenkorf. korf op de grond. &~e en dat jongetje kijkt in een dikke boom met een gat erin. en dan dur uh xxx en um dan springt er een uil uit het gat. dan valt het jongetje uit de boom.
en de hond loopt rent weg. en dur gaan een heleboel bijen achter hem aan. ja. uh en dan um xxx jongetje bij de rotsen. xxx &~ko komt er een een vogel aan gevlogen. een grote. en uh en dan staat die uil op de rots te kijken. uh en de hondje snuffelt bij de rots. ja. uh en dan komt dur een hert uh achter achter een &~gro rots uit. &~e en dan rent ie weg. en dan remmen hier. en dan en de hond uh en de hond is voor hem. en die rent dan dur ook weg. ja. en dan vallen ze van een uh ding. vallen vallen ze. ze uh bij een um &~ga gat xxx. en um onder szit een plas. een plas water. en dan um en dan vallen in het in de water. en dan &~zi &~zit uh. de &~ho hond op het jongetje. mm. en dan uh zwemt de hond naar een boomstam. en um dan zegt het jongetje. en dan klimmen ze over de boomstam heen. ja. en dan &~zie zien ze die kikker met een vrouw. &~e en dan uh is ie &~wa waar dur over. en dan zien ze een heleboel kleine kikkertjes. ja. &~kee en dan lopen ze weer met de kikker terug naar huis. okee. prima. ja ga maar beginnen. een meisje loopt op de weg. ja. in dur eentje. ja en verder? en de meisje gaat naar de ijswinkel. ja. en verder? ze &~s ze heeft een ijs. ja. en en ze heeft opgegeten. en dat ijs. ja. en deze nog ook? het laatste plaatje ook ja. en ze huilt. ja goed zo. kom maar dan doen we die dicht. zo en dan pakken we de volgende. volgende. ja begint ook weer hier ja? xxx. okee. ze gaan naar de zwembad. ja. de man gaat vissen. ja. en de man kijkt boos. ja. de man die boos kijkt. ja. en ze lopen samen. en &~d die man vist vist weer. en hij huilt. ja. nou is het afgelopen. ja? ja. mooi zo. ja dank je wel. nou die &~wi weer. ja nou die weer. meisje en de man staat &~p te praten. en dat meisje ging voetballen. en de hond ging ook mee voetballen. en dat meisje geeft de hond een eten. en de hond gaat graven en zun eten helemaal tussen de grond in doen. en de hond slaapt bij de boom. kijk het is afgelopen. goed zo ja. nou die. ja nou nou die. zo veel? het is heel veel ja. &~hu een meisje rent op de stoep. en de man &~he een ballonnetje. en de &~m man geeft die meisje een ballonnetje. en dan gaat het &~b ballonnetje weg in de xxx. xxx gevallen en en ze huilt. nou is dat afgelopen weer. goed zo. nou makkelijk zeg. ja vind je het niet moeilijk? nee. nou gelukkig maar. een jongetje loopt en een man loopt ook. en die jongetje ging voetballen.
en en en hij ging naar zun pappa en en ging die krant afpakken. en dan is die xxx xxx. en dan huilt ie. afgelopen weer. goed zo. het gaat steeds sneller? ja. ja. ik ik weet hoe het moet. ja. een moeder en een meisje die gingen op de bank zitten. en die meisje had een hond. en die trekt een touwtje. en die kat wou wou ook een touwtje. en die kat een vis. die die daar ie bang voor. en hij hem opgegeten. nou tie zo lekker. nou is tie weer afgelopen. goed zo. steeds dezelfde met me. ja? xxx. mhm. hij xxx xxx. ja daar gaan we straks naar luisteren. ga maar vertellen. de hond kijkt naar de kikker. ja. ik zie nu niks meer. nee ga maar verder dan. goed zo. de kikker komt in de kamer uit de bak. ja hij zit &~ui uit zun bak. ja. nou ik zie niks meer. als je klaar bent met het plaatje dan mag je naar de volgende bladzij. de jongetje kijkt door de raam. ja en verder? xxx hond. die hond pakt die bak. ja. en dan? die heb ik al verteld. heb je die al verteld? oh okee ga maar verder. de jongetje pakt die hond. ja. de jongetje gaat iemand roepen. ja. de jongetje gaat in die gat roepen. ja. die jongetje gaat door op de bomen klimmen. ja. de hond gaat lopen. ja. de jongetje gaat op de sneeuw. ja. de jongetje gaat op de dier. op de? op de dier. ja. de jongetje valt van het dier af. dan valt die &~jo jongetje van de dier. en die hond ook. de jongetje zit in het water en die hond zit op die jongetje de hoofd. dan zit die jongetje op de boom. die jongetje &~si zit nou op de boom. de apies kijken naar de jongen. afgelopen. ja goed zo. hallo, microfoon. &~wah. laat maar liggen Daan. Daan hoe was je verjaardag? wat heb je allemaal gekregen? laat eens zien wat je hebt gekregen. mooi tekenblok. krijtjes? ah &~oechrekeek. oh gut. Sesamstraat. xxx. jij hebt ook iets van Sesamstraat gekregen op je verjaardag he? oh ja? hee. ga je dat eens even laten zien aan Paulien? knop. zal mama pakken? pakken. ja? van Sesamstraat? ga je laten zien aan Paulien? ja? xxx. wat heb je gekregen. van Sesamstraat? hier. hier, toe maar. Daan, kom eens? kom eens? hier, lopen. hiermee. hou het touwtje vast. laat maar aan Paulien zien. toe maar. ooh. ooh. loop maar even door. doe maar even daar. ja. hier. zo. Daan, wat is dat allemaal? is ie nou? ja, moet je hem openmaken. waar is ie nou. is ie nou? wie? waar is Ernie. Ernie. beetje moeilijk he? eh zo. ja. ooh. hee &~mm. een circus. wacht maar. zo. zo. Ernie. och god xxx. Ernie. hee Ernie. ja. Daan, een circus? Ernie. waar is Ernie? dat is Ernie, geloof ik. oh ja. Ernie. Ernie als clown. choesmiemon. choesienome.
Koekiemonster. ja. koesiemonchek. xxx ook. zeehond. oogjes. monse? he monse? mmm nah? zo. mmmose. fiets. fiets. eh. xxx. xxx op de fiets? fiets. eh siets. mooie motor. ooh, een motor. een motor. Ernie op de motor. E Ernie 0op 0de motor. ja. Ernie. Ernie. Ernie. is Bert er ook bij? oh ja, dat is Bert. zit ie in de orkestbak. eh! &~ekke is ə koekie. Ernie. waar is Bert dan nog? zit Bert hier bij? Bert. hij zit er niet bij. Bert. Bert ə &~morug. in de orkestbak. dit is Pino. ja, xxx. dat is Pino, ja. ke Pino. ook Pino. ja dat is ook Pino, achter op. die staat er ook op. &~huuuu &~brrr. nah. hij is zo gek op deze xxx nou. ja. ja. oh als je ziet hoe hij er naar kijkt. hm. Ernie. ə kike. &~koch. hier. nee wat is dat dan? Ernie. Ernie. xxx. ahh. kggg knikker. een dikke? een olifant. een dikke olifant. &~odleu. hallo. Bert. xxx. xxx. kijk, knikker. ook. ja die moet hier bij. die olifant moet hier he? kom maar. xxx. deze. die deze. kom maar. hier? oh moet je die ook weer laten zien. moet je die nou al weer laten zien? nou toe maar. kan niet. voorzichtig. laat deze maar hier. hier. zo. toe maar. hier. och moet die ook mee? ja. och, een knikkerspel? nou nou ruim ik nu de kleurtjes op hoor want eh waar is dat blaadje? nog een motor? hoort die ook hier bij? is van Duplo. oh. maakt niks uit. xxx. hmmm. auto. auto. allemaal autos. hoort die ook bij het circus, Daan? xxx. hm? &~apcher? olifant? olifant. de olifant in de wagen? wagen. ja die kan daar voor. nee. zo wel. zo. heeft papa die doos zeker weggegooid Daan, of niet? ja toe maar, ik kan zelf wel even zoeken. xxx. dit? dat is zonde. die wou ik nog zo graag bewaren. nou mooie stomme papa. oh xxx die kan je uit elkaar schuiven. hier. dat is mooi. circus eh hoe heet dat? ring. ring. ringen, rand. ja. ook een tijger in Daan! &~grrr. met een tijger. ook. nou, moeilijk he? nee die andere kant moet je aan die kant. moet je hem zo omdraaien. zo omdraaien. dan kan het wel. nee, de andere kant. he. nee waar zo'n dingetje zit dat moet bij zo een waar geen dingetje zit. xxx. ja. autos. wat zoek je? ja. oh ja. oh de wagen. olifant, die moet erachter? achter. oh zo. oh er voor bedoel ik eigenlijk. olifant voor de wagen. en wie moet er dan in de wagen? hm? wie moet er dan in? deze. deze. oh zit ie nu. wil je naar het circus kijken? wat hebben we nog meer dan? meer. nog meer. Koekiemonster. gikket. oh hehe. knikke. wil je met de knikkers. xxx. nou ah. doe ze daar maar in. laat maar is zien, hoe dat moet aan Paulien. zien zien. laat maar zien hoe dat moet. ovig? hij is open.
de zak, hier is ie open. hier is de zak open. hier? ja. hier. je moet hem op de kop houden. 0op 0de kop houe. nee, je moet zo doen. ik leer hem net dat ie hem niet op zijn kop mag houden dan rollen ze alle kanten op en dan krijst ie het uit. zo moet je doen. zo zie je ze ook allemaal. zo, ja. ja. zo, ja. oh, heb ik dat ook weer geleerd. aah jonge we hebben al een dramas met die knikkers beleefd. oh ja tuurlijk. &~ka. kan niet. die past natuurlijk niet! kan niet. kan die er niet in? in. is ie te groot? die knikkers ah dat is wel denk ik het mooiste verjaardagscadeau. die kan ook niet. kan niet. xxx. hoppa. oeps. wow. nou die andere knikkers dan? die bal kan natuurlijk ook niet. hee hee. nee, doe die andere knikkers er eens in. ook ik. ə bakje. zo? ja. doe ze maar in de wagen. ja. oh deze hier? hij had ze eerst steeds had ie had ie die knikkerzak nog niet &~padopopo. die is zelf van vroeger. die had ik toen nog niet gezien. hier. kom mama uite. en dan had ie ze steeds in dat bakje. en hij liep de hele dag met dat bakje zo. en xxx de hele kamer door en dan en al de knikkers en dan huilde die zo jonge, dat die knikkers dan allemaal weg waren. zo moet ie>. ooh. ja vervelend zeg. oh verschrikkelijk. ja voorzichtig hoor! straks ben je ze kwijt. ja? nee dat rolt niet zo. die olifant heeft geen wieltjes. xxx. nou. zo. oh nee. xxx. op. oeps. op. ga ik nog eens kijken hoe dit spel werkt. ja. het is zo leuk. nee nee. jaa dat mag wel. dat mag Paulien wel doen. ja? die. zal ik hem loslaten? nee. eh Pino &~t. hihi. Ernie. eh xxx. zie ie er onder in? ah hij blijft steken. zo. nou, nu Daan. toe maar. nog een. en nog een. oooh. nou. die? nou die andere ook. dat is toch veel leuker dan in al die bakjes te gooien? ooh xxx heel mooi. nog een? nog eentje. &~zeze. als ie is morgens wakker wordt dat roept ie al om zijn knikkers. een. twee? ja, twee, en dan? hmmm. drie. nog een. nog een? ahah. nog eentje. eentje. hier eh. &~sisama. zit ie vast? ah daar is ie. eh! niet mee gooien. dat mag niet. nee, ik waarschuw je. nee! wat zegt mama nou? nee. ook daar niet mee gooien. alleen eh rollen. rollen, ja, dat mag wel. hier. oh dan zal ik dit alles even aan de kant ah. ah ja, je kan ook op een bal zitten. ja Daan heeft nog iets heel moois gekregen he Daan? oh ik heb al iets zien staan. zo? kikke. kikke mam. wat? kikke. oh die auto xxx ja die heeft ie ook inderdaad. fantastisch mooi. kikke. heeft Robs vader gemaakt.
kikke? ja je zei al dat ie met een auto bezig was. moet eh. eh klein knikker. he? kinke. kinke. de knikkers zijn hier hoor. als je drinken bedoelt dat is ook hier. Daan hier is je fles. kom maar. kijk hier is je fles. je bedoelde drinken of niet? ja. ja die auto, ooh dat was zo'n tofoe. lekker. nja tafel. een, twee. xxx. he? xxx. knikke af. xxx knikke. oh. deez. &~week. eeh. kinke. &~gikeme. daar zitten je knikker. die zitten in het zakje en in het spel. bakje. aah. &~njennjennjennjen. boef. boef, die je er bent. en Daan is naar de peuterspeelzaal geweest. ooh? he Daan? hoe was dat? leuk he? heb je geverfd he? wij kregen vroeger altijd van die ouwe overhemden aan. hij ook. hadden ze daar ook. heerlijk. hier hadden ze dan elastiek gemaakt. en eh. ja. maar hij wou niet zo'n overhemd aan. nou al die kindertjes een overhemd aan, hij huilen huilen. maar toen kwam de verf en toen ging ie verven en toen deed ik zo snel en toen vond ie het wel goed. oh je kon er eerst bij blijven. ja de eerste keer, hadden ze gezegd, blijf er maar bij. hm. een groep van acht kinderen, waar van zes nieuw. dus eh eh. niet mee gooien. nah moest ie zo xxx. een kring, op zo'n stoeltje weet je wel. twee seconden bleef ie zitten en dan er weer af. en. er was een glijbaan en er was daar van alles jonge. hij wist niet hoe die het had. heerlijk. maar die die leidster die zei ook van eh “echt binnen een paar weken als ik dan zeg van ga op de stoel” dan doen ze het allemaal en blijven ze ook allemaal zitten. hm. dat gaat heel snel. ah liedjes zingen dat vond ie ook wel mooi. xxx te kijken jonge. want Daan kan nog niet zingen he? eh. sommige kinderen konden al een beetje zingen, maar jij niet. hm. xxx. ja hij kan het wel zeggen, maar niet echt zingen. ja ze zei “wie kent een liedje” en hij riep gelijk “Poesje Mauw”. dat weet ie wel. hij is niet verlegen in de groep of zo. helemaal niet. nee. hij is ook niet heel brutaal. en hij is heel eh. ja, hoe moet ik het zeggen dan ook weer heel erg op die leidsters gericht weet je. hm. ja je hebt ook kinderen die razen maar door en die razen maar door maar hij houdt ze heel goed in de gaten. hm. dan gingen ze verf uit de kast pakken en dan stond hij er al weer bij weet je wel. xxx. ja. en en eh dat klinkt dan niet zo anders, als je dat allemaal moet leren. oh. een leuke olifant. ja het is leuker xxx. he? xxx materiaal. ja het is goede kwaliteit. die poppetjes ook, ze zijn eh. ja, ik vind het leuk spul.
ik mag nog wel even met jouw circus spelen he? Daan? vast wel. www. www. hee! niet staan. is niet. moet hier op. ha. aha. nou, eerst maar weer eens hier terugzetten, en dan uit de stoel. want anders dan gaat het niet. uit? ja, eerst dit dit bakje ha, dat ging goed. ja, dat ging. gelukkig goed. zo, dat hebben we ook weer overleefd he Daan? haa. haa. doe hier maar in. kan de olifant ze trekken. niet gieten, een voor een erin! mmm eh. zo. zo. xxx kinke. ja die is leeg. doe je ze terug in de zak?. nee. hij heeft ook twee eh twee xxx stropdasjes om. ja. oh. lekker koel. aah. xxx. zo hier. zo hier. moet het zo? ja. zo. nou, wat moet erin? leeuw? xxx. wat doet de leeuw Daan? hee. leeuw. hoe doet ie? weet je wel hoe een leeuw doet? gieuw. tijger. ja, die is er ook. dit is een tijger of niet? ja. hee. is nog een aardig lieve tijger. ja. eerst zei ie ook er tegen. oh. ah. zo. eh. Pino. pet op. pet op. he. ja, het is ook wel lastig he? kom eens? zo, dat is een. oeps, dat was de tweede. xxx gelijk eh wordt het spul getest. moet je hier zo doen. zo. &~ahno. moet je het daar vastpakken. xxx. zo. zie je het? enn een spring eh. dinges. wie springt daar op? Ernie? ho. wat doet Pino eigenlijk? Daan? storm over het circus. Daan, wat doet Pino? Pino. wat doet ie? doet ie. Pino. hm. hij roept het om of niet? hallo! hallo. ja. oh ja. paardje. daar is de motor. de motorfiets. fiets. moote mooitfiets. is dit een motor? of is het een fiets? bak. jij xxx. een paard. &~aaio &~ch &~kg. ja. hallo? dag paard. Pino is geel xxx. geel. bij ons is ie toch blauw? geel. oh nee, blauw. Pino. mama. Paulien. staat ie hier niet ergens in? nee, dat zijn alleen maar Bert en Ernie he? ehm, voor het grootste deel wel. eh. oh kijk eens. moet xxx. xxx. inderdaad. mmm. nou hier staat ie niet in. hou hou het eens een keer recht. dank je. koffie. ja. hier? hier? bakje? ja ik weet niet of Paulien nu nog weer. een bakje wil. ja? nee laat maar even staan. mama schenkt het wel in straks. zet maar neer. zo. misschien wil Paulien wel een stukje koek. tsssoek ə koek. oh. geef maar aan Paulien. hm. ehpepep geef aan Paulien. is van Paulien. nee, aan Paulien geven. of op het schoteltje leggen. chooie leggen. ik zal het aan Paulien geven. Paulien geven. je mag ook het met schoteltje en al aan Paulien geven. hm. dankjewel. zullen we het dan delen, of lust je dit niet? nou, ja, lust ie wel. hij heeft ook al een stuk op. dat zat in dit bakje he Daan? jij een stukje? nee. nee? wil je dit stukje? oh. ja? goed kauwen he Daan? lekker.
goed kauwen. ik zag wel wat je dee. dat doet ie altijd. op zijn verjaardag had ik van die spekjes, van die kleintjes, slikte die zo door jonge. is wel heel zacht natuurlijk, maar het lijkt me zo, oeh in je maag, gatverdamme. zo'n klein maagje. hm, zuigt goed vocht op. ah hij was helemaal door het dolle heen joh. wat deed je? kom eens? kom maar, wat deed je? wat heb je? hij verslikte zich geloof ik. spuug maar uit. oh pietlut. zo. xxx. nou ga ga eens boren. heb je ook gekregen he? hm. hee, ga je ook even zagen en boren voor Paulien? even wat maken? wat maken. moet je nog even wat drinken. ja. ja? na die eh droge xxx. Daan ga je even boren? xxx niet. xxx. oh? huh huh mmmm? en zagen heb je nog. en je kan timmeren. he? timmenel. timmenau. oh. kikke. hier. kikke. koekje? xxx. nee. kom maar. kom maar. je had net een koekje en toen had je je verslikt. dan hoef je nu toch niet weer een koekje? kom maar. ə een koekje. hier heb je drinken. wacht maar. koekje. dan krijg je wel een stokje. stokje. groot stokje. bakje. haal je bakje. haal je bakje maar uit de kamer. ho. och. ah. wat ben je aan het doen, je bakje ophalen? oh. stokje. ja, wat heb jij alllemaal voor lekkers? stokje. voor lekkers. oh stokjes. hm. waar heb je nou je knikkers gelaten, Daan? knikkers, xxx hier. oh daar. die had je zo. het circus weer in de wagen. ik hoop dat ie blijft ja. aah. wat heb je nog meer gekregen Daan? een auto? heb je van opa een auto gekregen? auto. auto? laat eens zien. welke auto? die? heb je die auto auto. ja. wil je nog koffie Paulien? heb je nog? ja. lekker. koffie Paulien. ja. ooh! wat een mooie. auto. tsjongejonge. nou je opa kan er wat van. ja. ah hij is echt fantastisch mooi. de deuren kunnen open. een deur. die kan ook open. &~wege rije? wou je rijen? stuur. suude. ja, het stuur. wat kan er in? allemaal. zitten er nog meer deuren aan? ja. waar dan? deur. nog een deur? oeh. kijk zit deur. nog een deur, aan de achterkant. ja. xxx. ja, klemt een beetje maar hij kan wel open. ja. twee deuren zelfs. oh. &~nah. Daan Surname Transportbedrijf. &~nahnahnahnah. oh echt met die wiel eh dinge zo. ja. ooh. ja prachtig he. nee nee nee nee. nee nee. nee nee. die staat vooral heel mooi in de kamer. ja. ja. kijk eens Daan. nee nee nee nee. hij ziet zichzelf of niet. vier keer, in vier kleine ruitjes. Paulien ook. &~punjen. ben jij zelf. zwaai eens? &~njenje. boefje. oeh je bent zo'n dondersteen he? stokje? nou eerst maar even drinken. gokje? straks. eerst even het flesje drinken. king ginggen? daar staat je drinken. koekje? daar staat je drinken. ah. ja.
bedenkt ie dit zelf of eh haalt ie dat dan uit een nee, dat bedenkt ie zelf. van een foto dit is dan een Peugeot. hm. ach, had ie een keer gezien. voor de rest eh bedenkt ie dat zelf. zoals die garage ook. hier. voorzichtig hoor. voosichtig. www. hee, Daan is weg. hee, waar is ie nou? oh. hier zo xxx. waar is ie nou. hee voorzichtig. oho, pas op hoor Daan. pas op je hoofd. kiekeboe. nou is ie xxx weg. oh nee. nee. wiekewog. kiekeboe. eh? huh? waar ben je nou? ik zie hem helemaal niet meer. ik ook niet. waar is Daan nou? nee. misschien kan ie de weg niet terugvinden. oeps. wel raar hoor. hallo. hallo. hee. misschien moeten we even voelen of dat Daan wel is. &~allie. ben jij dat Daan? nee. nee? heee. wie dan? kietelen kijk, xxx ik hier. hier xxx. zit je daar? aah. eh. goh. waar is ie nou weer? nee. ahaha. piekowau. kiekeboe. aah aauw oh je fles. komt in de verdrukking. auto. ooh nog een auto. xxx. xxx rijen? oh? xxx. xxx. hee. hee. &~hitzieke. wat is er? &~hieieie. hee. hier? oh. hier? &~duus xxx. hoo. wat doe je nou? doe je mijn etui erin? mmm. eh hier &~kringe. wat zit daar in? rrringe. nee, andere kant kop. xxx. ja, zo ja. aah. hm. xxx. oh botsing. oh. weg. zo? hier? waar is mijn etui nou? oeh, kan ie er wel weer uit? wat zit erin? &~rinzitte. wat zit erin? xxx. &~hehee. ah. ah, doe maar weer uit. xxx. au. je reed over mijn vinger. wat zit daar dan in? ah &~gind. nah. xxx. ah. alle vuilnis eruit gooien. auto. auto. ah. erin. ja, haal dat er eens even uit voor Paulien weer. mijn pennen xxx. penne. mijn pennen, die liggen achter jou. kunnen ze er weer in. hier. zit het er nog wel? of is het gemalen. mag ik het? nee. jawel. nee. wel. nee. wel. nee. wel. nee. wel. nee. wel. nee. wel. nee. aah, dan pak ik het toch. aah! Paulien. Paulien. wat is er met mij? xxx jij mijn potlood? geef potlood en pen aan Paulien. ja. aah, dank je wel. goed zo. oh. die? nee stop er maar wat anders in. je hebt genoeg om er in te stoppen. doe je motor er maar in. motor. motor. hier? zo? ze hebben van Sesamstraat ook over eh kleuren. oh wat leuk. verhaal? dat klopt ja. iedere bladzijde is er een. moet je ook nog zelf invullen. dat komt straks ja. nou begin maar. staat ie al aan? hij staat al aan ja. mieke heeft geld bij zich. ze loopt naar de ijscokraam. “een ijsje met drie bolletjes”. ze heeft er al een op. oh oh het ijsje valt. ze begint heel hard te huilen. nu is haar geld &~z maar zo op. en &~wa waarom huilt ze? omdat uh het ijsje is gevallen. prima ja. jos en stephan gaan naar het strand.
ze gaan een paleis &~ba bouwen. maar o wee ze maken ruzie. um het paleisje valt. en. ze probeert de emmer nog te pakken. maar hij gaat al. weg en pakt de emmer af. dan huilt ze. en hij gaat lekker visjes vangen. prima ja. uh. voetballen voetballen. voetballen met de hond. marieke en jo en de papa van hun &~z gaan naar het bos. marieke. schopt tegen de bal aan. oh oh robbie pakt hem. marieke geeft robbie gauw een botje zodat zij de bal weer heeft. robbie wil graag dat botje. en hij gaat lekker op slapen. tja. um. allemaal met huilen! ja. dur wordt wat afgehuild in de verhaaltjes. ja. um. annemiek loopt loopt op de weg. daar ziet ze een ballonnenman. die heeft wel honderden ballonnen. de ballonnenman geeft een ballon. ze houdt hem stevig vast. oh nee! ze struikelt over een tak. ze begint alweer te huilen. papa en het jongetje lopen xxx in het park. dan schopt het jongetje tegen de bal aan. oh oh. papa leest de krant. “papa toe nou geef mij die krant”. “geef mij de krant”. de jongen uh rent met de krant heel hard weg. en papa rent erachteraan. als papa de krant heeft gaat hij weer lezen. en het jongetje brult nog harder. tja. mama gaat voorlezen tegen krullebol. krullebol. heeft wat wol. het poesje gaat er nou mee spelen. “hier poesje geef maar hier wat vis”. poesje eet het vis op. dan slaapt ze. ja nou dit dit verhaal uh je zei het al he. hier moet je iets xxx zelf verzinnen. ja. nou nog even niet kijken naar het volgende! dit is het begin. dat is het einde. van het verhaal. en dan moet je zelf verzinnen wat ertussendoor gebeurd is. oh ja op deze plaatjes. ja. begin maar. mieke en jos maken een &~s sneeuwpop. hij is al bijna klaar. nu pakken ze de hoed van papa en de sjaal van mama. als ze gaan slapen. schijnt de zon heel hard. en de sneeuwpop &~besg begint te smelten. ja en wat is er op het laatst? begint te smelten?. dan staat er niks meer achter op plaatje xxx xxx. okee. dan gaan we naar de volgende bladzijde. en daar staat het hele verhaaltje getekend. zie je dat? kun je het nog een keer vertellen? ja. ze rollen een sneeuwpop. hij is al bijna klaar. de hoed zit er nou niet op want ze hebben nou een andere sneeuwpop gemaakt. oh oh nou smelt ie. hij hij kijkt al triest. en. dan is die stuk. okee. aan. en begin maar te vertellen. de hond kijkt bij de kikker in. die als het jongetje naar bed gaat probeert de kikker duruit te gaan. teen voor teen. “he he” het jongetje is wakker. en wat ziet ie daar? de kikker is weg! hij kijkt overal onder. hij kijkt zelfs nog buiten. maar de hond heeft de pot nog aan zijn kop. en o wee hij valt.
de pot is stuk. het jongetje kijkt wel heel boos. maar de hond likt hem. “kikkertje kikkertje waar ben je”? hij kijkt onder de korf. daar zitten wel zoveel bijen in. dur komen dur een paar uit. het jongetje ruikt de honing. zo stinken! o wee alle bijen komen allemaal achter het leuke hondje aan. achter flippie. ze gaan op de steen. ze roepen nog een keer. o wee daar komt een hert. nou is de hond en het jongetje op het hert. en hij duwt ze zo de rivier in. als ze terechtkomen het is gelukkkig niet te diep. xxx het hondje is het wel te diep voor. en het hondje klimt bij het jongetje omhoog. zegt het jongetje. flippie is heel stil. daar zitten twee verliefde kikkers. oh oh daar zit de andere kikker ook bij. en toen het jongetje hun allemaal zag zei die. “jongens blijven jullie nou maar samen”. “laat mij die kikker nou maar een keer zitten”. okee. dat was het. ja. okee mark begin maar met verhaaltje nummer een. uh zij loopt. ja. prima. um gaat ijsje kopen. ja. en dan geeft ie ijsje. en dan gaat ie lopen. en ze gaat rennen. en ze valt met het ijsje. ja. en dan huilt ze. ja prima. nou wacht even hoor. nou heb je dur een heleboel tegelijk. oh. we gaan naar nummer twee. ja. dat is het goeie. begin maar. um zij lopen op het strand. en zij gaat een huisje bouwen. zij vissen. en dan krijgen ze ruzie. en dan gaat ze trekken aan een emmer. en dan gaat zij de emmer pakken. en dan gaat zij huilen want hij heeft de emmer. ja okee. nummer drie. drie. um zij zijn aan het voetballen. het gaat voetballen. en zun hond um hond um. en dan zij een botje. en zij um hij gaat graven. um met zun botje. en doet ie de weer dicht. en dan gaat ie slapen. ja. nummertje vier. um deze die gaat rennen. en die ballonnen. en die heeft ze daar gevonden. en dan mag ze een. en dan gaat ze weg. en dan gaat ie achter. en dan uh gaat ze op een boom staan. en laat ze hem los. ja. &~s en dan huilt ze. okee. nummertje vijf. um hier zijn ze aan het lopen. en um ze voetballen zij hier. hij nog iets. hij um &~p zeggen “mag ik de krant”? nog een keer. en hij het af. en gaat hij weg. en dan gaat hij huilen. ja. en het laatste. nummer zes. en hier zitten ze op de bank. en dan gaat zij met de poes spelen. en dan &~g gaat ze mee spelen. is die klaar. en dan geeft ie dat. heeft hij het op. en nou. gaat ie slapen. okee. en dat is alles. ja. okee mark. bij de kikker. en die gaat er uit xxx. en uh wordt hij wakker. kun je een beetje harder praten mark. jawel. versta het helemaal niet.
um hier uh gaat hij bij de kikker zitten. en gaat hij slapen. gaat hij dur uit. en uh. wordt ie wakker. gaat ie zoeken want hij is dur niet. en dan gaat die hondje ook. valt hij dur door. um is dit kapot. um en dan is die hier aan het zoeken. xxx xxx xxx xxx. ja. en hier mark kun je nog iets harder praten want uh mm. het wordt steeds ga hier maar verder. dan gaat ie weer kijken in een boom. en hier komt um de hond bij een wespennest aan. ja. en &~hie hier gaat ie klimmen. en hier staat ie daar op. en dan komt een hert dur aan. en die duwt um &~z &~z zo in het water. en hij daar in. in xxx hier. zegt ie. “kom even kijken”. “twee kikkers”. hele kleine kikkertjes”. en dan komt de kikker dur weer aan. klaar. okee. auto Meinder. papa. mama. jeep. kapot. xxx. hond. hond. xxx. xxx. dat. dat hond. dat hond. xxx. paard. paard. dat. bed. dat. stoel. paard. paard. xxx. poes. poes. xxx. xxx. xxx. varken. varken. schaap ook. daar. dat. bed. uit. xxx. appelsiensap. nog. xxx. dat. dat. xxx. xxx. nog. paard. paard. paard. Meinder ook. dat. dat. nog paard. xxx. dat. auto Meinder. xxx. dat. xxx. Meinder ook. pus. xxx. xxx. dat. xxx. nog camion. nog camion. auto Meinder. auto Meinder. auto Meinder. xxx. xxx. camion. open. xxx. bed. kapot. kapot. auto. nog kapot. kapot. kapot. kapot. ook kapot. kapot. kapot. auto. xxx. xxx. nog zak. poes. jeep. jeep. dat. blazen. ja. daar. daar. ja. ja. nog. nog. nog. nog. nog. nog. ja. ja. sneeuw. sneeuw. bloemsuiker. xxx. ja. ja. dat. dat. nog. nog. ja. appelsien drinken. ja. sneeuw. suiker. ja. ja. ja. sneeuw. lekker. prikken. prikken. nee. nog blazen. ja. nog. nog. dat. Winnie de Pooh. ja. jeep. jeep. ja. ja. dat jeep. open jeep. ja. daar. ja. dat. dat. ja. dat. gedaan. kijken. xxx. kijken. kijken. ja. K drie. xxx. K drie nog. daar. daar. bus. bus. bus. bus. paashaas zoeken. paashaas zoeken. paashaas zoeken. ja. mee. xxx. Zina spelen. ja. niet vallen. xxx. spelen. spelen. spelen. Meinder ook. spelen. nog blazen. nog blazen. ja. ja. ja. ja. nog. xxx. tractor. xxx. tractor. draaien. ja. ook. ook. tractor. dat. dat. boekje kijken. ja. ja. daar. daar. daar. daar. tractor. tractor. ja. tractor kijken. ja. camion kijken. ja. tractor. xxx. zitten. ja. dat. trein. tsjoeke tuut tuut. dat. boot. auto. politieauto. dat. ja. vliegtuig. Meinder ook vliegtuig. dat. dat. dat. xxx. vliegtuig. ja. Zina. ja. dat. dat. nee. bus. trein. Meinder trein. ja. ja. dat. open. dat. kraan. Meindertje kraan. daar. ja. kraan. dat. trein. dat. ja. tractor. nog tractor. Meinder tractor. nee. dat. boer tractor. dat. xxx. trein. dat. auto Meinder. auto Meinder. camion Meinder. dat. dat. dat. boot. Meinderke boot. ja. xxx. dat. tractor. camion. Meinder camion. nog. ja. slang. nee. dat. Meinderke dolfijn. olifant. dat. zingen. ja. xxx. xxx. daar. zingen. zingen. zingen. zingen. daar. ja.
olifant zingen. ja. uit. uit. ja. dat. dat. wa. xxx. xxx. uit. ja. daar. beest. ja. beestjes kijken. pauw kijken. ja. kijken pauw. ja. yyy. vijftien juli negentientweeennegentig. nee, jij mag niks zeggen. o sorry. weet je niet wat moet doen? ja, ik weet wat ik moet doen, de tafel dekken. ik blijf hier spelen. de draad. o jee, de draad. zullen we hem maar dr af halen? zo. zullen we de tafel maar dekken? ja. o, viel dr iets. kijk kijk of die kapot gevallen is. kijk of die kapot is. nee, hij is niet kapot. zo. moeten zijn drie bordjes. nee, we moeten geen drie bordjes. natuurlijk niet. nee. dat is jouw lepel. bordjes xxx. xxx en pappa. Laura en pappa komen strakjes. waar gaan we vanmiddag naar toe? weet je dat nog? weet ik niet. nee. oma. naar de weet ik niet. kapper! naar de kapper. en keertje en naar oma. en keertje naar oma. ja, volgende week gaan we naar oma. nog een keertje. xxx. heb je ook wit brood koopt? ja. ik slaap. slaap je? ja. misschien hebben ze bij oma wel een kermis. o ja. ik weet het niet hoor, maar weet jij nog wat er allemaal op de kermis is? een draaimolen. drie “draaimolen” heb jij gezien. ja ja. wij toen een keertje mogen we drie keren. nog een keertje. we mochten drie keer in de draaimolen, ja. ja. en wat hebben we nog meer gedaan? trein. xxx de ballon zitten. o ja ja. wie heeft er al wel gedoen? moet niet doen. hier was de ballon dr onder. ik heb dat even weg. o was de ballon dr onder. o jee, nee, dat moet ik niet doen. o jee, dr helemaal over. ja. he. au. me been die kan dr niet in. wat kan dr niet in. benen mij. yyy. lekker smakel smakelijk eten. ja, ik kom eraan. even. yyy. smakelijk eten. ik heb niks op mijn broterham. he. ik heb niks op mijn broterham. je hebt al een boterham. zal ik deze doen. doe jij de hageltjes dr op, he. zo. de boter vind ik xxx. ja, dan blijft het een beetje plakken tenminste, he. als die dicht gaat, dan doe ik hem weer open. ja, als tie dicht gaat, doe je het toch weer open. jij ook met dit doen meehelpen. moet ik een beetje meehelpen? zo veel! oeh. veel, he. beetje veel. we spreiden het een beetje uit, dan valt het wel mee. kijk maar. o, dit brood is toch een beetje hard, he. moet jij doen. oeps, dicht. ik ben helemaal vergeten je haar te wassen, he. doen we straks wel. ja, straks moeten we naar Nienke. nou, we zullen wel zien. zo straks als als we uit Nienke ben, dan zallen we haren wassen. ja, o dan moet ik het even aan pappa vragen of die het doet, he. kan je voor mij handje pakken en en xxx aangeven. zo, die zijn voor jou.