text
stringlengths 96
60.7k
|
---|
paprika. xxx. ajuin. is. dat. radijsje. komkommer. sla. xxx. xxx. trommel. vlieger. vlieger. fiets. bolletje. tol. xxx. een. trompet. poppenkast. boekje. oh. muisje. papegaai. kijk. visje. kijk. visje. daar. ja. xxx. bambi. tonen. kijk. uil. xxx. egeltje. op. nee. varken. nee. xxx. everzwijntje. wolf. vos. xxx. fazant. bambi. de. papa. hert. papa. van. bambi. toekan. ja. die. specht. xxx. xxx. xxx. bad. xxx. kijk. oh. kijk. ja. eendje. pyjama. koud. xxx. kamerjas. oh. papegaaien. nee. knopen. mag. kijken. mag. kijken. judith. een. zakdoek. handdoek. een. washandje. washandje. borstel. dat. is. zeep. shampoo. oh. kijk. ja. kijken. wat. is. dat. nee. ja. draaien. katoen. xxx. xxx. xxx. boekentas. met. de. bus. school. naar. school. xxx. knippen. schaar. ook. boekentas. potloden. nog. eens. kijken. kijken. judith. staat. op. film. haan. xxx. kijk. oei. zand. ja. kijken. nee. nee. xxx. wat. is. dat. judith. kijk kijk. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. kleine. stoel. van. oh. aap. hoera. banaan. huis. huis. het. is. hut. koekjes. nijlpaard. een. schildpad. balonnen. gele. ook. op. de. grond. slapen. hangmat. schilderen. tijger. vlindertje. bloemetjes. zonnetje. boekje. olifant. rietje. van. zebra. dansen. struisvogel. xxx. okee mark begin maar. um. een meisje loopt door de straat. ja. langs de huizen. en dan aan de boom. ja. um. dan ziet ze ijsco. gaat ze daar een ijsje kopen. ja. en uh ze er aan. en dan valt ze. en. dan ligt het ijsje op de grond. en. xxx. dan huilt ze. ja. verhaaltje nummer twee. um dur lopen een jongen en meisje langs het strand. langs een duin heen. zij um jongetje gaat &~v um de jongen gaat vissen. en het meisje gaat er een strandkasteel bouwen met die emmer. en daarna komt die jongen dur naar toe. en uh dat meisje die houdt de hand voor. en. um. en um dan morst ie iets op de kop. en dan wil die jongen de. emmer. die trekt aan de emmer. en dit meisje. die jongen wint. die neemt hem mee. en. dan wil dat meisje het nog pakken. en dan gaat ze huilen. en dan gaat hij nog verder vissen. ja. xxx. okee. verhaaltje drie. xxx. um. een jongen en een vader en een meisje. en dat meisje gaat voetballen. en de hond die pakt de bal. en uh geeft dat meisje haar een bot. en dan gaat hij die hond um die begraven. en dan gaat ie bij de boom. ze ligt te slapen. ja. nummer nummer. nummer vier ja. meisje rent door de straat. ze gaan naar drie bomen en een struik. daar ziet ze een man met ballonnen. ze vraagt of ze er een um ze kijkt daar. en ook &~ha geeft die man. haar een ballon. um die ballon. ze naar achter naar de ballon. en ze heeft hem vast. en ze loopt. en dan valt ze mm. over een boomstronk. en dan huilt ze. ja. nummer vijf. papa en een jongen. um papa gaat zitten de krant lezen. en die jongen gaat voetballen. |
uh dan wil de jongen de krant. um papa leest. en dan trekt ie dur aan. en die papa wordt boos. en dan heeft ie de krant. en dan dan rent ie gauw weg. en dan gaat die papa dur achteraan. en dan gaat ie huilen. en de papa die gaat weer zitten. en die heeft de krant. mm. die moet je ook zo doen. laatste. het laatste. prima. en toen mama en het kindje zitten op de bank. en hond xxx. en dan gaat ze um met dat draad laat ze um. um. loslaten. en dan gaat die poes laat ze het vallen. en dan &~ga laat die poes uh. ermee spelen. en dan geeft um dat meisje haar uh die poes een vis. en dan gaat die poes dat op eten. en die poes gaat dan lekker liggen. okee. prima. klaar! klaar. okee mark begin maar. um de hond kijkt in de pot waar de kikker in zit. en. het kindje zit op een krukje. en die kijkt ook in. en de maan schijnt. de kikker kwam ginig er uit. en dat jongetje sliep. toen werd ie wakker. toen keek ie naar het potje. en de hond ook. toen zat die kikker niet meer in. en hij keek in zun laars. en de hond keek in de kom. ja. die hond &~s keek ook naar buiten. en het kindje ook. het raam was open. en de hond had nog steeds de kop op op zun hoofd. toen viel de hond. naar beneden. en het glas was kapot. jongetje ging naar beneden. toen keek de &~o &~ho hond in de boom. en het kindje &~s schreeuwde. die zocht. en hond die wou. um de bijenkorf goed zo ja. bijten. het kindje &~s &~s zag een hol. en toen kwam er een &~li uh stinkdier uit. en de hond nog steeds bij die ene bijenkorf buiten. en toen had ie gebeten. en de &~beze en um die stinkdier was nog. en uh die muggen die wouen &~he hem nog prikken. en dat jongetje keek in de boom. toen. viel dat jongetje. en daar kwam de uil uit. en die bijen die gingen nog steeds weg. dus de hond ook. de uil kwam er uit. en dat jongetje uh ging op um een steen en ergens zitten. uh de hond was nog steeds op de grond. toen zag die een hert. en die hert ging weglopen. en de hond moest mee. en toen duwen die in het water. de hond en dat kindje. gooien xxx in de vijver. met een boomstam. die hert was blij. en het hondje &~kwa klom xxx omhoogst. hij was wel nat. en hij was nog steeds in het water die hond. want achter de boomstam keken ze. xxx twee dat is hier dus. ja. toen zagen ze een kikker en nog een kikker. en de kleine kikertjes kwamen dur ook aan. xxx! ho! gaat ie los. nou doe ik straks wel weer vast. |
ja? en toen had ie zun kikkertje terug. ging die naar huis. en de kikkertjes zwaaiden hem xxx. okee. prima. okee andrea begin maar. mieke loopt op straat. komt ze ineens. een ijsco uh boer boerin tegen. en uh mieke die zegt tegen die ijscoboerin “mag ik een ijsje van jou”? um “dat kost dan twee kwartjes”. mieke neemt een ijsje. drie verschillende kleurtjes. een groene een gele en een rooie. nou hier mieke struikelt over eigen voeten. en nu valt haar ijsje over de grond. mieke begint te huilen. ja. joris en inette lopen op het strand. joris gaat vissen. en inette die gaat zandkasteel bouwen. ineens zegt wil joris de emmer graag hebben. maar inette. die zegt. “ik probeer er zandkasteel mee te bouwen”. “en jij speelt daar met vissen”. “daar heb je geen emmer voor nodig”. en toen toen begon inette te huilen. ja. papa wim en mieke gaan naar het bos. um. in het bos gaat mieke met de bal spelen. en de hond victor die wil graag de bal kapot bijten. maar mieke geeft hem een bot. die stopt hij onder de grond. en hij gaat er rustig bij slapen. ja. anieke loopt op straat. ineens ziet ze iemand die ballonnen verkoopt. ze heeft net een dubbeltje op straat gevonden. dus ze kan dur net nog een kopen. um “welke kleur wil je graag” zegt de man. “doe mij maar rood”. ze pakt de ballon beet en houdt hem de hele tijd heel goed stevig vast. ineens struikelt ze over een boomwortel. ze laat de ballon los. in de ballon zit veel gas dus die gaat gauw de lucht in. uh en ze begint te huilen. ja. vader en wim lopen in het bos. vader gaat de krantje lezen. en wim speelt met de bal. um wim zegt “ik wil die krant”. en trekt heel gauw aan die krant. hij pakt hem. hij pakt hem. en hij rent en hij rent weg. en vader die rent hem achterna. hij heeft de krant weer te pakken. en nu begint hij heel erg te huilen. ja. ilonka en haar moeder zitten op de bank. uh de moeder vertelt een verhaaltje. en ondertussen gaat ilonka wol uit uh &~o uit de kamer &~ru voor de poes uh overal neergooien. de poes pakt het wol beet. maar de poes vindt het helemaal niet leuk. nou dan pakt ilonka maar een vis. en die eet hij helemaal op. en hij is gelijk weer helemaal rustig. ja. en dat was het. ja. xxx. uh het hele verhaaltje vertellen. het is een lang verhaal over de kikker. je begint bij plaatje een en uh je werkt het hele boekje door. oh ja. vierentwintig plaatjes zijn het. ja moesten we op zo'n regel schrijven. ja ja. ja. dat klopt. um. mag ik beginnen? ja begin maar. joris heeft gisteren een kikker gevangen. hij moest nu slapen. en. de zijn hond keek dur al hele tijd naar. dat vond joris niet zo lekker. |
hij was bang dat de. de hond. de kikker beet. maar dat was gelukkig niet zo. toen ging joris slapen. de kikker die ging stiekem uit de kooi. poot voor poot uit het potje. en toen werd joris smorgens wakker. en hij zag de kikker niet meer. hij wou kijken naar de kikker en toen was die er niet meer. nou en joris overal zoeken en onder de laarzen. de hond zoekt &~zoch zocht ook mee. &~toe toen uh ging de hond met zijn kop in het &~po potje. en toen had ie het potje om zijn bek heen. en joris die schuift een raam open. maar nee hoor. daar was de kikker niet. en toen viel de hond uit het raam. en het potje. en toen viel het potje in stukken. en joris was niet zo boos. maar die hond was wel blij. en joris die zegt maar “kikker kikker waar ben je nou”. maar die kon hem nergens vinden. hij kwam ook niet op het geluid af. ging joris onder een. bijenkorf zoeken in een hol. nee daar was die niet. was alleen maar een hamster. wat stonken die bijen. de bijenkorf was uh &~in &~int intussen eraf gevallen. en de hamster die liep weg. en joris keek ondertussen gauw in een boomgat. maar nee hoor daar zat een uil in. en de hond die heeft teveel &~bewe bewogen. dus alle bijen gingen &~ach uh &~a hem achterna. de uil kwam uit de boom. de uil ging joris de hele tijd achterna. en. joris die zocht op de stenen. en hij ging weer zoeken. en vroeg hij “kikker waar ben je”. en toen kwam hij er een rendier aan. en het rendier uh die pakte joris op. en um toen gooide die joris in de sloot. en het hondje dat viel gelijk mee omdat het het de het rendier was gelopen. want het hondje liep niet meer voor hem. toen vielen ze zachtjes on de sloot. de rendier begon te lachen. en toen zat de hond. die xxx hield een klein beetje van water. maar die was stiekem al. op uh het hoofd van joris gesprongen. nou en toen zwemde &~ki gauw. naar de uh boomstam. nou ze keken achter de boomstam. en wie zat daar? de kikker. hij had een vrouwtje gevonden. joris zag ook al dat er meer dan acht kleine kindertjes bij waren. joris pakt ze een een klein kikkertje. en die &~n nam hij mee. okee. gelukkig wel. okee. mag ik hem even op, die koptelefoon? ja. we hebben hem gelukkig gemaakt hè? ja. ik wil hem ook eens. ik vind het leuk! 0dan kan je jezelf horen. nou hoor je jezelf lachen hè? ja! en mij hoor je heel hard, denk ik? ja. ja. en &~w we moeten wel voorzichtig zijn met het snoer want dat hangt ervoor. zie je? ja. 0dan kunnen we niet meer zo doorlopen. nee. anders is het te kort. |
huh, ja! nou, vertel even over je t-shirt wat je aan hebt! nou, ik wat staat erop? wat is dat dan voor beest? ja. 0dat weet ik niet. ik denk dat het een gekko is. ja! ja. een gekko is een salamander. ja. maar waarom heeft ie nou een rokje aan? het is geen rokje het is een broekje. nee. oh, is het een zwembroek? ja. ja ja. en wat is dit? kraagje. een kraagje. ja. oh, leuk. en d'r staan aan de andere kant ook nog letters “Gekko and friends”. en zijn vriendjes. ja. ja. en d'r is hier nog een koppie kijk! nee. nee. op het t-shirt. daar zie je d'r nog ééntje om de hoek ook kijken. ja. en hier nog één. ja! heb je wel eens zulke beesten gezien? nee! nog nooit hè? wel iets wat er op lijkt? ja. wat dan? ja. een krokodillen! maar zijn die groter of kleiner? groter. oja. ja. maar krokodillen zijn groen. ja. deze ook nog. hè? ja. ja. klinkt het goed in de koptelefoon? ja. okee. nou, wat wilde je gaan spelen? wat had je uitgezocht? Playmobil! okee. nou, zullen we die maar even apart leggen weer? ja. of wil je nog even luisteren? straks weer misschien. ja. straks. okee. goed. hè? ja. gezellig hè? ja. zo! nou ga ik eens kijken wat je allemaal bedacht had. oja. 0het is hier nog een rommeltje. ja. daar moeten we iets moois van maken. ja! ja. want anders is het niet zo leuk. nee. een huis! jij wil altijd hiermee spelen hè? je had ook nog iets nieuws wat ik nog niet gezien had. ja. wat ik al zelf kan. het is wel een beetje moeilijk. maar je moet het proberen te raden. hè? als je het geraden hebt ik zal het even heen en weer schudden. dan moet je het raden! en wat is het? een puzzel. wat voor puzzel?. van Bert en Ernie. wat zeg je? van Bert en Ernie. nee. nee? nog een keer raden! Turtles! ja! goh! tjonge tjonge tjonge! 0die heb ik van sinterklaas gekregen! ja? wou je hem maken nu, de puzzel? op &~ta zullen we hem hier op tafel maken? nou, ik ga eerst even met de spelen. oja. 0dat is ook leuk. dat had je zeker niet gedacht dat je dat kreeg van sinterklaas? nee. ik dacht dat ik eerst nog rolschaatsen kreeg, maar je krijgt eerst de kleine kadootjes van sinterklaas. ja. ja. dan de grote kado's. ja. ja. hoeveel nachten duurt het nou nog voordat ie jarig is? weet jij dat? nee. zullen we eens tellen? zeven. nee. niet. iets minder geloof ik. het is donderdag. en het is vandaag vrijdag. kijk! dus zaterdag moet het nog worden. ja. en dan komt sinterklaas? nee. hij is d'r al. en dan zondag en dan maandag weer naar school, dinsdag, woensdag en dan donderdag. kijk! hoeveel dagen zijn dat? zes. heel goed! zes dagen nog maar. ik weet wel wat zes is. dit. |
ja. na. vijf word je. zes! ja. kijk wat een groot kijk eens wat een leuke! leuk fietsje zeg! ik zag er hier nog één. crossfiets. hè? poeh! ja. crossfietsen. moet die d'r ook bij komen? nou, weet je en welk poppetje hoort er op? dit poppetje hoort hier hierop. wil jij hem even d'rop zetten? en d'r is nog een poppetje met een blauw t-shirt. ietsje anders. deze. blijft die wel staan? nee. nee. ergens tegen aan doen. zitten. nee. dat kan niet. hij kan wel zitten. maar dan kan 0hij die niet meer vasthouden. nee. zo niet. hoe dan? kijk dan! ik zal je het eens even voordoen bij deze. kijk! dan zo. een beetje. en dan een zelfde eventjes dit doen. en dan moet ie zo. 0ik moet even dit doen. 0dan moet ik het &~e zo. hij duikelt voorover. ja. maar weet je wat ook. kan? ik kan dit. zelfs. ja. da's een afgebroken fiets hè? nee. wat is er nou mee gebeurd? weet je dat kunnen we bij deze ook doen. jaha! maar weet je wat je dan moet doen? 0dan moet je dit doen. en dat kan heel gemakkelijk. voor kinderen. dan valt ie d'r, huppekee, niet af! oja. stop je het er weer voor? nou kan 0het er niet af. oh! au au au au au au! wat gebeurt er? ja. deze is gevallen! oh! net zoals jij? of was het een ongeluk? wauw! en deze zijn nu alletwee gevallen! en nou moeten ze naar het ziekenhuis. au! en nou moeten ze naar het ziekenhuis! we moeten nog een ziekenhuis bouwen! 0dat moeten we nog even gauw maken. ja. dit is een bed. hè? ja. hé! hé! 0dat kan niet meer. 0het is gebroken. oja. ik zie het. hij kan aan één kant maar vast. ja. ja. en kijk dan. nou, het blijft ook wel een beetje zitten. weet je ja. het gaat nog wel. ja. en deze weet je waar? ziekenhuis? daar. ja. nou, maar weet je, hij moet nog verder rijje. 0die gaat eerst nog rijje. eerst nog rijje. uit de weg! uit de weg! hier moet ze staan. oh, kind! wat heb je nou gehad? ja. ik ben van mijn crossfiets afgevallen! waar is mijn kleine kinderverband? mijn klein kinderverbandje. dat ze om d'r hoofd heen moet. ja. hé! daar! da's voor het been. hè? ja. da's voor het been. voeten. gebroken voet. hier nog wat. maar voor het hoofd zie ik niks. ja. maar weet je deze deze deze moet hier op. kijk dan! helemaal in het gips. ja. dit is zeker ook voor aan het ziekenhuisbed? of niet? ja! 0dat dacht ik al! 0dat moet er ook bij. hè? zo. ja. maar we zijn oh, maar dit is misschien voor op het hoofd, verband. of niet? neehee. is dat een gewone muts? nou, dan weet ik het niet. dit? nee. da's ook een gewoon petje. 0dat heb ik nog nooit gezien wat je nu bedoelt. |
ik zal eens kijken. zo'n klein kinderverbandje! ja ja. zo één. huh. 0nou moeten we het nog gezellig maken ook. kijk dan! ze weet je wat ze ook moet? weet je wat ze ook moet? nou? dit. nou is het gelukkig Sinterklaasfeest. en dan krijg ik allemaal kadootjes. en dat vind ik zo leuk, kadootjes. kadootjes zijn heel leuk van sinterklaas. als we nou geen sinterklaas hadden, wat dan? ja. dan moest ie in de lucht gevlogen zijn. en hoe kwamen we dan aan de kadootjes? hoe moet dat dan? dan dan was de wind gaan liggen. en dan, de sint moet &~dur durfde niet naar beneden van de roltrep. ja. dan hadden wij niet en en de zwarte piet niet van de wolk durfde af te springen en de sint ook niet. &~la en toen de wind ging liggen. dan kan 0het ook zijn dat sinterklaas op een wolk zit en zwarte piet op de wolk zit. en en en dan heb ik lekker snoepjes en pepernoten. en kadootjes! ja! en die neemt die zak en die kadootjes neem ik dan zo mee naar huis. en dan hebben we gelukkig wel Sint-Nicolaasfeest! oja. want dan geef ik zijn kadootjes! dan kan jij het gewoon oplossen hè? ja! 0dan kan ik het gewoon oplossen. ja. en dan red ik de sint. ja? weet je hoe? nou? ik red de sint. hoe moet je dat nou doen? ja. ik weet het. ik ga met een raket naar een wolk dan. en dan blijf ik daar vliegen vliegen tot bij de wolken. maar hoe moet je dan in een raket vliegen? hoe doe je dat dan? ja. dan moet je op knopjes drukken. welke dan? ik weet dat niet. jij wel? van die nee. ook niet. dus dan moeten we dat eerst ook nog uitvinden, voordat we de sint gaan redden? ja. zijn we dan wel op tijd? ja. wat doe je dan precies met die knopjes? ja. op drukken en dan sturen met het stuur. en kijk dan, hier kan het jongetje in! hè? en weet je al hoe zo'n stuur d'ruit ziet? nee! misschien is het wel heel anders dan een autostuur. kijk dan! hier slaapt het jongetje in. hier. hij heeft het koud, want die heeft heel lang buiten gelegen. dekentje? water raken? ik moet twee dekentjes hebben, maar we hebben maar één. hé! hier is zo'n klein kinderverband! kijken? hier! ja. voor de kleine kindertjes. ze kan nou geen petten meer op hè? nee. dat kan niet meer op hè? nee. als je een verband om je hoofd heb krijg je een heel heet hoofd. als alles d'rop zit. ja. als een pet en een hoed d'rop zit. krijg je het zo warm. als er petten en hoeden op zitten krijg ja. da's niet de bedoeling hè? nee. 0dat is niet de bedoeling. krijg krijg je het zo warm. |
kijk dan! zo lijkt het net op een vogelverschrikker hè? kijk dan! zo lijkt het net op een &~vovel vogelverschrikker. ja. dit poppetje is eigenlijk te klein, hè, voor de kano. ja. het gaat wel hè? hij blijft nu zitten. hé. weet je wat wat doen? nou? we moeten dat aan elkaar vastbinden. wat? dat daar. die die bootjes. dat ze achter elkaar aan varen? ja. ja. maar hier zit wel een gaatje om aan vast te binden, maar 0aan de kano niet. dus dan moeten we toch even goed kijken hoe dat dan wel moet hè? dit is ook een ziekenhuiswagen. die komt naar jou toe. ja. maar deze is gelukkig nu weer beter. wat moet erop? kopje thee? ja. maar hij moet nog iets hoger liggen hè? ja. ja. zo. en hij heeft een gebroken been! au. 0dat doet zeer. 0dat doet echt heelmaal zeer. en hij heeft hier een verband. hier heeft ie een verband, hier. dat hoort als je gewond bent. is dit een dokter? wat? nee. wat is dit dan? oma. oh, 0dat zie ik niet goed hè? nee. 0hij heeft een gebroken been, hij. hoor! zo. hij moet nou nog een dekentje. 0dat doe ik zo! hé! wat is er? hé! zijn d'raf! kijk eens! Yvon! ja. ik zag het. 0dat moet je ook weer even opzoeken. oh, weer. 0dat moet allemaal weer even gemaakt. bed ook eigenlijk. hè? hier staat de oma bij het kindje, want die gaat van de glijbaan af. maar de oma denkt ho, voorzichtig. hier. zie je? hier spelen ze in een weiland. en de hond die staat te kijken. 0daar zit er één op een bankje. en hier nog een hond. dit is de rivier hè? ja. en jij zei ze moeten achter elkaar aan varen. hè? ja. ja. de bomen d'rbij. ja. dat kleine bootje heb ik eigenlijk van Maike gekregen hè? weet je nog hè? ja. jaha. toen ik vier jaar werd. ja. een schommel is dat. waar moet je dit voor nodig hebben? het is een schommel hè? maar ik weet natuurlijk niet hoe deze d'raan kan. 0dat moet zo. 0dat moet geklemd hè? ja. oh, en die zat nog niet goed vast. 0dat moet zo. ja. als je klik hoort, dan is het goed. ja. is ja. 0dat is erg mooi. moeten we die hiernaast zetten? bij de glijbaan? misschien kan ik binnenkomen. misschien kan ik het. ja. ik heb dr. en nou deze hé! pakken. ja. ja. mooi! ja. nu zullen we gaan &~spe nog een speeltuig klaar. ja. ja. en nog een draaimolen. ja. dit is volgens mij weer iets van het ziekenhuis. maar wat het precies is wat is dit? een tafeltje. tafeltje? ja. 0dan moet naast het ziekenhuisbed, zeker? ja. en dit moet er ook bij hè? ja. ja. deze. anders is het niet een mooie speeltuin hè? weet je? ik doe dit hier. ja? ja. maar ze deze oma hoeft niet “ho ho” te doen. |
nee? kindje valt niet hè? nee. dus daarom moet je hem maar neerzetten op de bank. nee. ja. maar ze houdt hem wel vast. want ze is bang dat ie omvalt. oma's zijn altijd een beetje bezorgd hè? om kindjes. jouw oma was dr ook, hè, paar dagen geleden. ja. waar zullen we deze neerzetten? kijk! die kan dr ook nog achter. dit dit hoort er zeker op hè? of is dit van een andere boot? da's van een andere boot. oh. want kijk dan! kijk dan! is is eigenlijk leuk. maar, weet je, dit is niet van een boot, di's van een schip. oh, is dat wat anders? ja. van een schip. wat is een schip dan? ja. dit is de bovenkant. dan moet het heel groot zijn. zo. en nog veel meer kinderen moeten daarop hè? ja. ja. oh, en deze schommel moeten we dus ook nog doen. ja. hé! een la! een la! een la. hé! kijk eens! een dekentje. heb je het niet koud? ikke? nee. heb je nog een paar kleintjes voor in de draaimolen? deze is gelukkig weer heelmaal beter. oja. okee. misschien dat ik er nog wel ééntje heb. poes in de boom! en twee jongens staan d'rnaar te kijken! ja! ja! en en de poes valt daar uit de boom. en de jongen lacht. &~e en die jongen is een beetje bang. ja? ja. dat ie in de zee zal vallen. ja. daar is tie bang voor hè? ja. ja. oh, hij zit daarin misschien. ja? ja. ja! het jongetje heeft hem gevangen! ja. klaar! nou zijn we weer aan het begin. ja. ja. klaar! goed afgelopen gelukkig hè? ja. goed afgelopen. en deze? hij zit in bad. ja. en het hondje is d'rbij. ja. ja. en hij pakt het hondje. en. en hij wil het ook in bad stoppen! jaha! ja. ik geloof het ook! ja. ik geloof het ook. oh! ja! kunnen honden niet tegen water? ja of nee? wel! oh. jij denkt dat ie schrikt hè? ja. het jongetje zegt “ho, niet in bad gaan”! nee. en en nou, hup, weg. oh! de waarom waarom is de moeder boos? wat denk je? omdat de hond in het bad zit? ik denk het wel. ja. en nou hond mag niet in bad hè? nee. kijk eens! wat een kliederzooi! ja. huppekee! klaar weer! klaar weer! dat was het. ja. het verhaal van de hond in bad. nou. heb jij wel eens een hond gezien die in bad kan? nee. nee. nee. nog nooit! maar. honden zijn niet bang voor water hè? neehee! ze kunnen wel zwemmen! ja. wie zijn er dan wel bang voor water? poezen! en jij? ik ben niet bang voor water. niet hè? nee. nee. kan jij al zwemmen? ja. ja? ik heb wel eens in Marjo's zwembad gezwommen. ja? jaha! en toen kon ik het! goed! mooi! leuk hè ja. dat ik het kon. zo, dat is ook weer dicht. even kijken. |
hé! ik hoorde een knal! je hoort alles heel hard in de koptelefoon hè? ja. als ik heel hard lach, als ik heel hard praat hierin, als ik heel hard schreeuw, dan dan komt er hier een heel hard geluid in hè? ja. Yvonne! zie je wel? dat het hieruit komt? hier. kan je hier ook de telefoon mee horen? ja of nee? ja. hoor je de telefoon? kijk eens! Carl. ja? hier zijn twee clowns. ja. maar nu. komen er een leeuw en een hond. ja. die wordt gebeten door een leeuw! ja! en 0dat weet ik niet. die 0dat weet ik niet. &~wor wordt ook gebeten misschien? ja! door wie? nou mag ik kiezen door wie hè? nou? au! ah! die wordt gebeten door een leeuw en die door een hond! au! welke bijt er harder? ja? au! ben jij bang voor de leeuw? nou! nee! jij bent ook een leeuw. jij bent Carl van Leeuwen. oei! ja! deed deze leeuw. au! kijk eens! ja. hier zijn twee kinderen. bloot! precies. bloot. die gaan naar buiten en het regent. ja. die heeft vergeten zijn jas aan te trekken. ja! en die heeft vergeten om zijn schoenen aan te trekken. heel goed! alle twee wat vergeten. ja. en heb je nou nog een plaatje? nee, dit zijn ze. we hebben alletwee de verhaaltjes gezien. we hebben de clowns gezien. ja. mag ik die die &~omdra wil je hem nog een keer zien? ja. ik ik wil die &~o &~o omdraaien. doe jij hem maar d'rop. de jas, de regen en de schoenen. laarzen zijn het eigenlijk. zie je? kijk! zie dus je kan ze met het papiertje. aankleden. zie je? ja. maar ze zijn toch wat vergeten. ja. leuk getekend hè? ja. ja. wie heeft dit getekend? iemand die Liesbeth kent. Liesbeth van mijn werk. hup! weer dicht! ja. en nou wil ik de koptelefoon d'raf, hoor. 0dat is goed. ja. zullen we nou met iets anders gaan spelen? ja. met de Turtlepuzzel. okee. 0dan gaan we hem maken. zullen we hem op tafel maken? ja. eerst alle kantstukjes zoeken hè? dat weet je wel hè? Yvonne? ja. de Turtle met het paarse masker moet niet. twee stellen van die hebben. leg die maar zo neer! dit is de kant van de zee. zo. en nou omkiepen. zo. eerst al de kantstukjes opzoeken. wat is een kantstukje? kantstukjes moet je in de doos leggen. oh, ga jij de puzzel in de doos maken? nee. 0dat kan niet. oh, je gaat ze eerst allemaal even bij elkaar leggen. weet je die die die puzzel past niet heel in de doos. zijn dat kantstukjes? ja. is dat ook een kantstukje? ja. oh. is. dit een kantstukje? dit is een hoek. 0dan beginnen we met één hoek. welke hoek is het? die? of die? 0dat kan wel hè? bovenin hè? één rondje blauw, dus dan moet het van dit zijn. ik denk dat het &~de deze is. die kant. nee. oh. |
zie je? ja. dat is die kant. en deze is van de onderkant. van die. &~n ja. de Turtle met de oranje masker. ze hebben allemaal geld. en nou zijn het precies allemaal vechtturtles hè? kijk eens! we hebben al een stuk. buh! ja. maar dan moet je deze natuurlijk wegleggen. 0dat vind ik leuk! ja. 0je kan het beter niet in de doos doen hè? nee. nee. maar wel eerst nog meer rechte stukjes verzamelen. die leggen we dan aan de onderkant. ja? is dit een kantstukje? ja? huh! ja of nee? ja of nee? allemaal &~s moet je ze recht neerleggen. 0dat vind ik leuk! 0dat vind ik leuk! het staat mooi! hier. 0het past! dus die hoort &~z dus dan moeten we dit even. hier tussen. zo. dat moet zijkant misschien meer. kijk eens! nog meer rechte stukjes. hé! di's de Turtle! deze deze. waar hoort deze? ja. die hoort hier. Turtle hero! weet je waar we hem neerzetten? we zetten hem daar neer. 0dan kan ik het beter gemakkelijk zien. Turtles. weet je wat hier staat? nou? Turtles! en weet je wat hier staat op die witte letters? nee. ik weet het ook niet. jij hebt nog nooit de Turtles gezien. daarom komt dat. hebben we nu alle rechte stukken af? nee. nog één. zie je? d'r komt steeds meer uit. ja. nog één. veel hè? ja. 0wat zit je te doen? in je neus te peuteren? 0dan moet je nog even een tissue pakken, joh! nee. de tissues zijn op. di's een rechte stuk. nog één hier. ja. hé! een hoekstukje. nou hebben we vier hoeken. ja. dit is allemaal goed nu. ja. en nou gaan we alles d'rtussen doen. ik dit zijn de stukjes voor de muur. kijk eens! kijk! oh, nou! 0dan is dat ook alvast klaar. ja. ik kan het al een beetje zelf! moet je kijken. hoe snel ik het kan. kijk eens! al een heel stuk. zie je dat? nee, ik wil nog een beetje paars. ja, hier heb ik paars. zo! ik heb al een heel stuk! wat ben jij nu aan het doen? ja, dit aan het maken. moet je kijken. wat is het snel aan elkaar! en nou nog een beetje paars. nou deze. hé, de verkeerde kant. die hoort hiertussen. xxx. de stoomboot komt zo aangevaard. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx dat. mama. mama. xxx. dat. dat. dat. broer. papa. xxx. mama. broer. mama. mama xxx mama. mama. mama xxx papa. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. mama. xxx. xxx. xxx. xxx. mama. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. mama. xxx. xxx. mama. mama. xxx. xxx. dat. dat. auto. auto. mama. auto mama. auto. mama. auto xxx auto! mama. auto. mama. auto mama auto. auto mama auto! auto. nee. mama. papa. auto. mama. nee. mama. auto. mama. xxx. xxx. xxx. xxx. mama. auto. mama. xxx. xxx. tiktak. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. oke. xxx. mama. xxx. xxx. xxx. mama. xxx. xxx. dat. |
mama. auto. xxx. dat. dat. mama xxx. dat xxx mama. dat. dat mama. die. xxx. xxx. xxx. xxx. mama. mei. xxx. xxx. xxx. xxx. mama. dat. mama. mama. xxx. mama. xxx. mama. mama. mama. miauw. miauw. mama miauw. xxx. mama. xxx. xxx. xxx. mama. mama. dat. xxx. xxx. mama. xxx. mama. mama hond mama. mama. mama. mama. xxx. mama. mama. ja. nee. mama. dat. mama mama. mama. xxx. xxx. xxx. mama. mama. mama. mama. xxx. nee. mama. xxx. nee. nee xxx. nee. nee. mama. xxx. nee. nee. nee. dat. nee. mama. dat. nee. nee. nee. nee. nee. nee xxx. xxx. xxx. mama. dat. auto. xxx. mama. dat. dat. mama. auto. xxx. okay. mama. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. mama. die. die. xxx. mama. mama mama. mama. mama mama. xxx. xxx. xxx. mama. xxx. xxx. xxx. mama. auto. mama. auto. mama auto. mama. auto. mama. auto. mama auto xxx mama. auto. mama. auto xxx autos. mama. autos. ja jaja. jaja. mama. mama. dat. mama. mama. auto. xxx auto. auto. auto. mama. auto mama auto. mama. auto. xxx. mama. ja. xxx. mama. mama mama. mama! mama. xxx. mama. xxx. xxx. mama. auto. mama. mama. mama. xxx. nee. die. auto. mama. auto. auto. auto. xxx. xxx. xxx. mama. xxx. mama. auto. mama. auto. mama. auto. mama. auto. mama. auto. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. ja. ja. ja. ja. mama. broertje. xxx. mama. mama. mama. mama. auto. mama. auto. xxx. xxx. nee. mama. nee. nee. nee. mama. die. nee. mama. mama. dat. mama mama. mama. nee. die. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. die die. mama. mama. die. die. die. xxx. xxx. nee. mama. xxx. mama. mama. nog. mama. nog. nog. nog. mama. nog. mama. nog. mama. nog. mama. nog. mama. xxx. mama. xxx. xxx. ja. ja. ja. ja. xxx. xxx. dit. die. dat. mama. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. mama. mama. xxx. daag. xxx. xxx. xxx. xxx. nee nee. nee. nee. nee. auto nee. nee. auto! mama. mama. dat. xxx. daar. mama. xxx. mama. dat. xxx. mama. xxx. stofzuiger. stofzuiger. stofzuiger. mama stofzuiger. stofzuiger. mama. stofzuiger. stofzuiger. mama. stofzuiger. stofzuiger. mama. deur. dicht. deur. dicht. deur. dicht. deur. dicht. xxx. mama. deur mama. nee. mama. xxx. xxx. nee. mama. nee. nee. nee. koekje. koekje. nee. koekje. xxx. xxx. mmm. xxx. mmm. zitten. mmm koekje. xxx. mama. xxx. xxx. xxx. xxx. koekje. mama. koekje. xxx. koekje. koekje. xxx. xxx. xxx. nee. xxx. xxx. kus. xxx. xxx. is. xxx. zebra. xxx. xxx. xxx. boek van de kip. kip. xxx. hond. kip. xxx. xxx. xxx. bij. slak. kip. xxx. kip. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. muis. xxx. xxx. xxx. xxx. kip. kip. krokodil. neushoorn. xxx. xxx. xxx. papa. slang. xxx. zo. zo. slang. zo. xxx. nog tekenen. xxx. deze. die. xxx. xxx. teken en. xxx. hopla. xxx. tekenen. tekenen. jij ook tekenen. giraf. xxx. xxx. xxx. xxx. aap. xxx. tekenen. tekenen. xxx. xxx. xxx. ook. xxx. cesar. nellie. banaan. blokjes. pakjes. kikker. xxx. koek. die koek eten. opruimen. strik. |
zorro. laarsjes. xxx. xxx. xxx. rups. xxx. rups. appel. peren. pruimen. aardbeien. appel. ijsje. xxx. kaas. worst. lolly. xxx. xxx. meloen. beter. rupsje. vlinder. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. toffe teddie. xxx. xxx. beer. schaap. xxx. biggetjes. biggetjes. zacht. kuikens. poesje. poes. schaap. kuiken. kip. kikker. boom. boom. paard. dag toffe teddie. xxx. xxx. xxx. xxx. doos. schrikt. bed. xxx. bed. kikker. xxx. slang. slang. xxx. trap. poes. as. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. pop. xxx. xxx. xxx. papa. xxx. xxx. pop. xxx. nee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. pop eten. xxx. xxx. xxx. tut. tut. xxx. zo. pop slapen. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. slapen. xxx. dipsy. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. tut. tut. xxx. po. papa. xxx. xxx. po slapen. xxx. xxx. xxx. tas. xxx. step. bal. dipsy hoed. tas. kam. xxx. xxx. tut tut tut. bal. xxx. teletubbies. xxx. xxx. de bal. bal. xxx. bal. xxx. bal weg. xxx. xxx. xxx. hier bal. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kiekeboe. xxx. xxx. boem. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. opendoen. opendoen. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. tut hebben. tut. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. zo. zo. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. papa. papa. papa. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. papa. papa blok. xxx. xxx. xxx. opzetten. xxx. xxx. duw. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. pop. pop. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bobo. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. hekje kus. pop. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ga maar beginnen. vertel maar wat je ziet. en wat daar allemaal gebeurt. nou wat zie je op dit plaatje? wat is dat? een meisje. ja. ga maaar vertellen wat er allemaal gebeurt in het verhaaltje. die meisje loopt naar de &~ijs ijswinkel. ja. en die ijswinkel die geeft aan die kindje een ijs. ja. en ze gaat het een beetje likken. en ze vielt. en ze gingt huilen. ja goed zo. dat bedoel ik. heel mooi. en nu volgede doen. nog een verhaaltje. die begint ook weer hier. de kinderen die gaan vissen. en die gaan naar de Zandvoort toe. en toen gingen ze vechten. toen gingen ze de emmers afpakken. toen ging die jongen weglopen. |
en toen ging &~d die meisje huilen. ja. heel goed. dank je wel. en dat is de laatste. nee hoor. dit is pas de derde en je moet er zes doen. zes. ja. ze gingen naar het grasveld toe. ze gingen voetballen. en die hond ook. en toen ging ging die hond een kluiffie eten. toen ging tie graven. ging die kluiffie in het gras gooien. en toen ging tie het dichtgraven. toen ging tie naar de boom. ging tie slapen. goed zo. ja dank je wel. moet ik er zes doen? ja je hebt er nou drie gedaan dus hier is nummer vier. vier vijf en dan komt de zes. juist. de meisje gaat achter meneer voor de ballonnen zitten. de meisje gaat &~n naar het bossen toe. en ze zag een man lopen met ballonnen in de handen. ging ze achter die man aan. toen geeft die man een ballon. ging ze rennen. en toen ze. toen ging die ballon weg. en toen ging ze huilen. ja goed zo. oh nou moet ik er nog twee doen. ja nog nummer vijf en nummer zes. en dit is het vijfde verhaaltje. we beginnen bij de linkerkant. juist. de vader en die jongetje die gingen naar het bos toe. &~e en die jongen ging voetballen. die die vader ging een krant lezen. toen ging die jongen die krant afpakken. toen ging tie wegrennen. en toen ging tie huilen. ja. en nou moet ik er nog een doen? ja nog eentje. en dat is de zesde. dat is de zesde ja. daar komt ie. ze gaan thuis in boeken lezen. toen ging die meisje die wol pakken. en toen ging die poes ook dat doen. en toen ging die meisje vis pakken. en toen mocht die poes hem opeten. en toen ging die poes slapen. goed zo. hartstikke mooi. ja ga maar beginnen. effe wachten? nee begin maar. de hond gaat op de fles om de kikker naar te kijken. ja. maar de kikker komt er uit. en dat jongetje ging slapen met de licht aan. toen waren ze wakker. de kikker was weg. ja. toen had die jongetje de hond gepakt. en toen die hond uit de raam met die hoofd van hem in de bak. even omdraaien. de jongetje gaat roepen naar iemand toe. mhm. in de boom ligt een ding waar alle beesten dur op gaan. de hond gingt de in de boom klimmen maar en die &~jonge jongetje deed twee handen op zun neus. ja. de jongetje klimt in de boom. de hond houdt de boom stevig vast. ja. de hond rent weg. de jongetje valt uit de boom. mhm. nou wacht effe. stomme blaadje. die jongetje klimt op de steen. de hond was beneden. die jongetje dur van af. zijn er nog klaar? ja hoor. ik zit te wachten. nee die moet je nog vertellen. de jongetje klimt op een beessie. mhm. toen viel die jongetje naar beneden met de hond samen. ja. |
die jongetje en die hond gingen zwemmen in het vies water. die jongen klimt op het stukkie van de boom met de hond samen. toen zagen ze de kikker. en toen gingen ze van die boom af. oh ik ben bijna klaar. nog een blaadje. ja. en die kikkers gingen op de boom. en die jongetje had een kikker meegenomen. heel goed. hartstikke mooi. okee ralph begin maar. er loopt een meisje. uh in die um um straat. en in het volgende plaatje komt een ijscoman dur tegen. xxx en dan koopt ze een ijsje. en dan &~loo loopt ze met ijsje uh ijsje. en struikelt ze. um en het ijsje valt daar uit haar hand. en um en dan staat ze daar te huilen het volgende plaatje. nou &~e en liep zij &~me met haar ene hand uh hand op dur um andere hand. okee. mm. dat was verhaaltje een. en daar komt verhaaltje nummer twee. ja? blijft niet staan. blijft het niet staan? nou je mag um ook neerleggen hoor. xxx? ja vertel het maar. uh er loopt daar een jongen en een meisje op strand. dat meisje is um is kasteeltjes aan het bouwen. en jongen die die wou um uh is uh is aan het vissen. en dan bij het volgende plaatje uh uh wou het um de jongen de emmer. en dat meisje wou ook dat uh. um die um vindt het xxx niet leuk. um en dan &~zij zijn ze aan het ruzien. en pakt die jongen de emmer. nou en dan um en dan um um loopt dat meisje dur achteraan. het volgende plaatje. dan um uh zit dat meisje zit te huilen. en de jongen zit te vissen. ja. verhaaltje nummer drie. alsjeblieft. vertel het maar. xxx er &~l loopt een &~va vader en kind. en het &~ki kind um uh twee twee uh twee kindjes. en dan kindjes zijn met een bal aan het spelen. en zun hond. en rian naar de bal. en op het volgende plaatje dan um uh geeft um pakt dat meisje een bot. nou en rian geeft die aan de hond. op het volgende plaatje daar &~s verstopt de de hond die onder de grond. en dan um. dan um verstopt de hond die. en dan gaat de hond &~li liggen &~wa waar ie zun bot heeft verstopt. ja. prima. verhaaltje nummer vier. alsjeblieft. vertel het maar. um er loopt een &~mei meisje in de straat. en ziet ze een man met uh met uh ballonnen. volgende plaatje. en dan uh dan uh wil ze dur een. en dan uh en dan uh ze er een. en dan um loopt ze mee en uh over het gras. en dan struikelt ze over een boom. en dan &~we uh vliegt de &~b ballon weg. en dan &~da daarna staat ze te huilen. okee. we gaan verder met verhaaltje nummer vijf. ja. alsjeblieft. hier um komt die vader en die uh jongen. |
en op het volgende plaatje uh &~zi is de vader op een bank de krant aan het lezen. um &~e en de jongetje is dan aan het voetballen. en dan um wil die jongen de &~kwa krant lezen. um en um dan gingen ze ruzien. nou en dan op het volgende plaatje heeft het jongetje de &~kra krant gepakt. en dan op het volgende plaatje &~zi uh &~l is de vader de krant weer uh gepakt. en uh en dan um zit het jongetje in het gras te huilen. ja. okee. het laatste nog. nummer zes. vertel het maar. er was een um &~moe moeder en een kind. uh is die &~moe waren op een bank. en uh is uh is die moeder aan het voorlezen. en dan um zit ligt de hond bij. uh en dan daar um &~ee &~ee heeft dat kindje een draad. uh um en die ze. en doet ze daarna uit elkaar. &~e en dan um &~i ze um aan de poes. uh &~i uh en dan um geeft die poes en dan. geeft ze de poes op het volgende plaatje vis. en dan um eet ie die op. en dat is lekker. okee. okee ralph begin maar. &~ho hondje gaat um met zun poten &~i in de. kom van de kikker. en jongetje kijkt ernaar. ja. ga maar verder. uh en uh stapt hier de kikker er uit. &~e en dan um is kindje nog aan het slapen. &~hie hier uh wordt het kindje wakker. en de hond. &~e en dan zien ze dat de kikker weg is. ja. &~e en dan de hond uh die ging met zun hoofd in in de kom. en toen um uh en um en dat &~jo jongetje kijkt keek in een laars. en toen &~z uh kwam was dat jongetje uit het raam omhoog. en hij was aan het roepen. en de &~ho hond die um. met die fles op zun hoofd keek die waar of dat ie um zag. ja. en dan &~va &~v de hond. valt dan um. uh uit het raam. uh en jongetje is op het volgende plaatje. staat ie daar daar bij het glas. is ie boos. en dan houdt ie de hand omhoog. en daar daar um is ie aan het roepen. en um de de hond die um &~wi wilt uh bijen opeten. ja. xxx. en dan hier is de jongetje &~aa aan het &~roe roepen in een gat gat. &~e en de hond probeert bij um xxx huis zo op te eten. &~ko komt er een beestje naar buiten. xxx &~k &~e en die um bijt in zun neus. ja. um staat de hond tegen de boom aan. um uh probeert ze nog steeds van ze op te eten. ja. &~e en dan um. &~va uh valt &~d dat huisje valt op de grond. staat ie tegen de boom aan die hond. &~e en en uh kindje &~ki &~dje dat roept in een gat um in de boom. |
komt er een uh uil uit. &~e en dan um de en de bijen die gaan achter de hond aan. &~e en dan um is er hier xxx een uil. en die loopt daar heen. nee en die vliegt daar heen. en de jongetje &~kli klimt op de rots. &~e en hier um is ie aan het roepen. en dan komt er een uh een hert naar boven. ja. &~ven &~ven. en die rent uh naar achter de hond aan. &~e en daar um stopte zij bij een um &~ka kant waar het uh dood loopt. &~e en dan vallen ze allebei um dur vanaf. en um um die jongen ligt in het water. die &~boo boom hier. mm. oh nee &~hie hier vallen ze in het water. hier zit ie in het water. ja. en hier ligt een boomstam. en gingen ging ze naar de boomstam. hond zwemt er nog naar toe. klimmen ze dur overheen. zien ze hier een een kikker zitten. en dan klimt ie verder er overheen. allemaal kleine kikkertjes. ja. het gaat nog verder hoor. neemt ie zun kikker weer mee. &~e en uh staan hun daar te kijken. en die zit hier. ja. okee. uit. prima. zal ik even een droge broek pakken Niek? ja. die die pas nooit. kom maar hier. ikke. xxx hohoho. langzaam. die xxx was wel helemaal kledder he? he? he? xxx. niet zo slim. nee. nee. moet je nog even op het potje misschien? nee. niet nodig. niet nodig. nee. niet niet nodig. niet nodig. nee. kan goed. uit. ik. kan goed aan. dan doe ik je deze droge broek aan. dan moet je wel op tijd waarschuwen he? ja. wel op tijd zeggen he? dat je op het potje moet. potje. ja. die aan. kom. die nee. die echt n die is echt. niet droog. wat zeg je? die. niet droog. deze is droog? ja. ja. xxx. moet wasmachine boven. wat zeg je? boven wasmachine. de wasmachine? ja. hij moe dat schoon. die. schoon. schoon? ja. ja? hm? hm? moet dat nou? vast. o. papa kan het. ja. ik kan niet. kan jij dat niet? nee. ik. ben. kleine handjes. heb jij kleine handjes? ja. kan blijven. schoenen. nat. schoenen. ook nat. nou dat dacht ik niet hoor! xxx. als je ze aan wil moet je het zelf maar doen. even wachten! papa. wil je ook een mandarijn? he? wil je een mandarijn? ja. hee. sinaasappel. vind niet lekker. zo. auto's kunnen echt. in. twee sinaasappel. ja. papa mag ook een. ja. kan er nog een mannetje in die graafmachine van jou? of niet? hm? kan er nog een mannetje in? in die graafmachine? graafmachine? xxx. of daar ook een mannetje in kan? xxx. nee. hij xxx. wat? hij. hij draait? echt waar? ja. hele hoop. &~m onder tractor. &~m. &~m. &~m. papa. die is echt. niet goed. dit is toch wel een mooie combinatie zo he? o. hij is. nee. xxx. xxx. o ja. |
daar is de man. &~n: echt niet mooi. he. echt niet mooi nee. nee. even kijken. hier nog iets in zit wat echt wel mooi is. &~n: dat hier auto aanhangwagen ook. he? &~n: hee. die is brandweerauto. ja. draai je dat om? xxx. xxx. moet radio afhalen. o. &~m dit ook doen. xxx. he? pappa deze auto nog een beetje anders maken he? gaat ie niet goed? xxx. zo. die xxx. die echt zo gaan. mijn speentje. mijn speen. papa. wat is er speen? &~n:. lig. ziekenhuis. die xxx huis ligt ie in het ziekenhuis? ja. hoe kan dat nou? &~nnn ziekenhuis. stomme ziekenhuis. stom. stomme ziekenhuis. waarom? wat is het stomme ziekenhuis? ik begrijp je niet helemaal? mijn speentje afgepakt. is jouw speentje afgepakt in het ziekenhuis? ja. wanneer ben jij dan in het ziekenhuis geweest? ik weet niet meer. weet je niet meer? nee. maar je weet wel dat daar je speentje is? ja. merkwaardig. dat maken? die. maken. die mag. maken. xxx mag maken. pa. ho. xxx. open. zo. xxx. xxx. xxx. hohohoho! nou! is niet leuk. papa. oh. heb je dat mannetje er even ingestopt? ja. xxx. moet. zo busje. een papa busje. hee. oh oh. hier is nog het andere deurtje van de brandweer. nee. niet. nodig. ik heb nodig. heb je dat nodig? nee. niet? nee. echt niet. daar xxx. dakpannen xxx op. dakpannen d'r op? pa. dakpannetje. um. nou dat is een leuk autootje. ja. twee autootje. o. xxx. mooi autootje. brrrr! twee en twintig februari negentieneenentachtig. en Kim en Sam en Trudy ontbijten. xxx. xxx. ik wil worst. xxx. nee. zo. xxx. Kim houdt alleen maar van oude kaas hè? ja. heb je het niet koud daar, Kim? bij die deur. huh? wil je niet bij de kachel zitten? jawel. wil je hier komen zitten? nee, daar. daar:. daar. hier met je stoel. daar. ja. wacht even. hè? mijn bord. en mijn melk. bord en mijn melk. bord xxx bord is nou van mij. &+nə nee:. jij zit toch daar? nee. die is van jou. nee, nee, nee. mijn bord. xxx zelfde. verhaal als in de film? nee, xxx later. in mijn droom kwam daar ook nog iets voor dat vrouwen die werkten. ook aan de zelfde ziektes als mannen &+a gingen overlijden. xxx. xxx. &+nə nee nee. xxx. xxx. xxx. wat zeg je? met Paulien. zegt Henny dat? tenminste dat xxx. xxx. en toen? xxx. hier. goed voorstellen dat en hier. xxx. xxx. xxx. xxx. maar daar? xxx. en daar kon je toen weer niet op haar xxx. wat zijn de hond aangekleed. jij wel hè? nee:. ben jij nog niet aangekleed? ik ben nog xxx. niet aange^kleed. nee. ik wil nog een. slaapzak aan. oh? moet nog kleren. nou een broek aan. nee. kleine broekje. niet hele grote. maar een jurk:. en sandalen. een jurk? je jurk is weg. xxx. xxx. ik wil sandalen aan. xxx. allebei je jurken zitten in de was, Kim. |
huh huh? huh:? allebei je jurkjes zitten in de was. nee. ik xxx. hoor. een jurkje van xxx. wil jurk. maar waarom wil je geen broek meer aan? wil wel. een broekje. xxx. xxx niet jurkje. d'r liggen een heleboel broeken te wachten in je kast. die vinden het ook niet leuk dat ze nooit meer naar buiten komen. hè? je moet je broeken naar buiten doen. xxx. nee? dan gaan ze huilen. huh? huh? dan liggen ze te huilen. 0daar vinden ze niks aan. hm:. xxx. kijk eens. ik. oh. 0daar zit nou een man in de xxx. die maakt stoelen hè? hij heeft bank gerestaureerd van een. vriend van Tonnie. nou gaat ie vier stoelen van Theo op opknappen. en dan vraagt ie vijfenzeventig gulden per stoel. xxx. hoeveel vraagt ie? vijfenzeventig gulden per stoel. lijmen. en veren d'rin zetten. en bekleden. hm:. nee nee. kijk. maar kun je het zelf niet goedkoper? want dan wordt het toch driehonderd gulden. die stoelen zijn dan uiteindelijk ontzettend duur geworden. want indertijd heeft Gert Gert ze al voor honderd gulden opgeknapt per stoel. nee, wacht even, per twee stoelen. 0toen had ie het gelijmd en zo. nou, en nou liggen ze weer helemaal uit elkaar. nou, die maar die. lijm xxx. hee Kim! niet doen:! wat? die. bekleedt ze? ja, je moet de stof d'rbij doen. maar dan. maakt ie d'r veren in en. bekleedt ie ze. en dan xxx. huh? hier. maar die stof,. die jij heb gekocht,. dat was. stoelenstof? ja. speciale dikte? ja. hoeveel kostte die per meter? ,. ja, ik weet het niet. ik denk dat die hele lap die ik heb iets van veertig gulden xxx. heb je ha! &+kəl. &+ə &+WEh &+bw:. ja. welke Theo? die xxx daar stoelen maken. Theo Jager. oh. nou, en Leo xxx. en ik heb ook twee stoelen in de gang. 0daar zit ik ook over te denken. 0om ze door hem op te laten knappen. maar dan. moet ik eigenlijk eerst weten hoeveel. aan stof ik kwijt ben. kijk uit. vind je die blauwe stof mooi? nee. die is voor die stoelen? welke stoelen zijn dat? nou 0het zijn twee. van die, hoe noem je dat, crapauds of zo. &+nə! maar ze zijn. xxx. hè? moet je leer? nee. xxx. het is gewoon xxx. kijk. leer is mooi, als die als je zo'n dit soort zijstukken. maar dat zijn gewoon houten 0het is een beetje, ja een drop^je. zit in. een dropje. een dropje. hier. een dropje. hap. nee. nee,. je gaat vandaag xxx. naar Evelien. die is jarig. nee. ja. dan krijg je daar best wel een snoepje of een koekje. ja, vanmiddag is Evelien jarig. nee, nee. nee. jij bent jarig. nee, volgende week. nee, nee. niet volgende week. nu jarig. vandaag is Evelien jarig. volgende week ben jij jarig en Trudy is jarig. nee, ik wil niet xxx. xxx. wil je niet jarig zijn? nee? en volgende week gaan wij jouw verjaardag vieren. |
0dan gaan we allemaal naar het dolfinarium. nee, nee. nou, 0dan moet je wel even Heintje opbellen. 0dan gaan we met dolfijntjes spelen. huh? 0dan gaan we naar dolfijnen kijken. nee:. met Thomas en Hein en. niks ga mee. niks gaat mee. nou, jij blijft thuis. xxx. ik wil niet. ik wil niet jarig zijn. niet naar dolfijnen kijken. niet xxx mee. en dat allemaal voor een dropje? een dropje. nee, hoor. nee. nee, Kim. dropje. goh, en dat allemaal omdat je geen dropje krijgt. ik ben niet jarig. nee,. xxx. Evelien is jarig. niet Evelien is jarig. Evelien is gaat. poepen. nou, xxx. 0dan gaan we lekker je haar wassen. xxx. ga maar even een papiertje halen. nee, niet bij de kachel daar. xxx warm. nee, 0dat is te gevaarlijk, Kim. ik wil niet. nee. hier. even handje afvegen. Kim. 0ik wil vies worden. nee, je hoeft niet vies te worden. wil je lekker vies worden? zullen we nog even je gezicht met melk smeren? ja. nou, doe maar gewoon dan. xxx. ach, Kim. ik wil vies worden. dan ga je maar in de tuin hè? nee, nee, nee! ik wil niet! xxx. nee! nee! hier blijven. nou, dan gewoon doen, Kim. vies worden, nee. doe nou gewoon! vies worden! doe nou gewoon! vies worden! dan ga je de gang op. kom maar. nee. nou,. hou dan op! vies worden. xxx. ho hoor je wat? ik hoor jou. hoor je wat. vorige week heb jij ook nog gekleid he Daan. ja. bij Evelien. xxx. bij Evelien en gekleid? bij Evelien heb jij ook gekleid. keertje met papa en een keer met mama. ja weet je dat nog? Daan? nee ik weet niet. weet je het nog? nee. ho moet dat zo? ja. oh. xxx. nee. voor een bonk. ja. alle kleuren door elkaar. alles door elkaar. hee. xxx. hee, heb jij dit met Lidewij zo raar gedaan? ja. oh. ik klei bijna nooit meer met hem. doet Lidewij altijd. nou dan denk ik twee keer in de week is wel genoeg. hm. ja op zich is het wel mooi. deze mooi. maar wat wat is dit? nee weet ik niet. nee? nee een eh. bergs kant. een berg? ja berg. oh. die kan je zo. die kan nee. dit. en dit, zo. weg! nn en nou ties ie dook. dood? ja dood. oh. niet vies nee niet zo vies ermee doen. en ook niet op de grond gooien hoor. nee? nee. nee ook. en wat maak jij. ik maak een balletje. balletje? ik maak een balletje. van Daan? voor Daan? ja. moet ik voor jou een balletje maken? ja. hij zegt altijd in plaats van. en dat is nog balletje voor jou. hm. dit wordt een balletje. ja. alsjeblieft. eh wat is dit voor een ding? ja, kan ook wel een knikker zijn. knikkers. ja. ja. oh wat doe je met knikkers. nog een knikker? wil je nog wel een. |
gele knikker erbij? een eh ik zie nog kn knikker? ja, dit wordt een heel klein knikkertje. en deze mag ik niet. jij moet deze balletje. oh, mag ik dat kleintje weer? ja. oh. ik wil ook een grote. ja? ja. ah ik moet ook grote. dat is een baby. knikkertje. ah ja, hier voor je babietje. ik wil geen babietje. xxx. heb je die deegroller niet meer? ik moet deeg xxx. he Daan. heb je die deegroller niet meer? ja. oh. ik zie hem niet. hier is ie. huh, deze? ja. deze xxx. dat is toch een deegroller? naa. hee van mij? nou maak ik een slang. ja? ja. zie je een dropje. een dropje? ja een dropje. een wit dropje. een dropje. huh slang? ja. huh &~edoch. het wordt wel mooi, al die kleuren door elkaar. je krijgt er wel leuke effecten mee. ja. goeiemorgen, Rosa. hm:. ik maak een poppetje. ja? ja ik maak Daan. ja? ja. Daan? ik maak Daan. wat is dit? dat is Daan zijn voetbal. nee. nee, dat xxx dat is een baby. sorry een baby. een baby knikkertje was het. een klein baby knikkertje. hij voor mij? eh nou maak er maar wat van. dat was nog niks toch? nee? nee. kijk dit is Daan. nee wil ik niet. ah joh! doe niet zo stom. nou maak je Daan weer kapot. nee. nou is Daan zo geworden. Daan geworden? nou. en nou nou is de baby. dood. wat ben jij voor figuur. dood! wat dood. deze. weet je wel wat dat is, dood. ja. ja? ja. nou wat is dat dan? nee weet ik niet. nou dan moet je er ook niet over praten. xxx. hee, als je dood bent is niet leuk hoor. nee? dan kun je niet meer spelen. nee? nee. deze moet ook erbij. doe hem hier maar bij op. hier? en dan moet je weer kneden, weet je wel? ik moet &~duik. wat moet je, dit? nee, dit. dit? ja dit. nou dat past daar nog niet op dan moet je het eerst verder uitrollen. nee jij moet dat uitrollen. ik niet. want als ik wat maak, dan maak jij het toch weer kapot. nee? ja. ja? ja. ja? vind ik niet zo leuk. nee? nee. xxx wel. een huisje van de slang. hier. xxx. wat is dit? ga jij mee &~wa bakken. nee, nee dat vind ik een beetje 0eng au. au. huh? kijk eens ik ga ga de klei opeten. gaat de slang de klei opeten? ja. eh. eh kijk hij lacht. lacht ie? he. nou zeg. hm, wat is dat? lekker stukje brood? nou: waar is de slang nou. nee weet ik niet. hier. oke, ik ga ook een slang maken. ga jij ook een slang maken? dan zal ik jou eens even opeten. nee. ja. oh dat vind ik een heel goed idee. een hele grote slang. doe. wat mama maakt. |
ja, rustig maar, je hebt nou nog praatjes hee hee wat maak je? ik maak de enge witte slang. huh, grote? jaa. huh. ja Rosa, even wachten. ik moet even een slang maken. maa maak jij een grote? ja. deze ook erbij. die ook erbij. oh ja. beetje blauw erbij. een beetje blauw erbij. doen we op zijn kop. jij doet 0datop eens kop. hee! he? hee wat zit er mij op. hier, kom maar hier. huh wil je dat graag? ja. kom maar. he? moet nog ogen. en een hele gemene mond. grrrr. ah bah. wat is dit nou? wat is dit. dit is niks. tegenaanval door het niets. niet. nee, dit is niks. dat is niet eerlijk. die mag niet meedoen. hier komt de slang aan. ssss. moet ik hebben>. ik moet een hebben. ik moet hebben. ik moet hebben. ik moet hebben. wat moet jij hebben? deze. hoe en wat zeg je nou? ik moet die hebben. nee dan zeg je “lieve mama mag ik hem alsjeblieft hebben”. ik moet deze ook. je moet niks. ik moet die. nee. wat zeg netjes vragen. ik moet die. mag ik die? ik moet die. die. wil jij hem? even mee spelen? ja. ssss. ik moet deze hebben. nee! ik wil niet. ah joh. xxx deze. brrrr. gggaa gaat ie dood. psss psss. gaat ie dood. ah Daan, er komt een engeltje op je af. aahh. hier klei. nee Rosa mag nog geen klei. hier hem was de slang, dit was de slang. deze dit hebben we. wat is dit? was dat de slang? ja. heb je die kapotgemaakt? ja. uuh. oh wat zonde nou. wat jammer. Daan mama doet Rosa even naar bed hoor. welterusten Rosa. dit is een eitje. eitje, wat is eitje. een eitje. kan je lekker opeten? een eitje kan je opeten, ja. moet je wel de de ssschil erafhalen, de schaal. de schaal? ja. moet je eerst het eitje. koken. ja. en dan kan je. de binnenkant opeten. vind je dat lekker? ja. hm, op brood? jou moet opeten. ah eet ik dit eitje op. een groen met rood en wit eitje. ah hm: lekker. wah he waar dan? waar dan? waar dan? waar dan? huh? nee toch! ik heb het toch opgegeten? ja? nu is het eitje weg. zie nou, ik moet ə hebben. wat moet je hebben? aa waar dan? waar dan? waar dan? ik moet ə motor mag ik xxx huh? ik heb hem doorgeslikt natuurlijk. ja? ik deed zo, slik, gaat ie naar mijn buik. ja. daar zit het eitje. ja? alles wat je eet gaat naar je buik. ik moet ook een eitje. nou, ga even een eitje maken dan. ja, lekker. ga maar even een eitje maken. ja. doe maar. ja? doe jij maar. nee jij moet doen ook. nou jij moet een eitje maken. he, ook wel een gebakken eitje dan. oh de gebakken eitje wat lekker, hm, lekker. ja? ja lekker. hm. een gebakken eitje ziet zo. |
wit wit. met een geel rondje in het midden he? ja. e:n. e:n. hm. ah lekker. de klei blijft plakken aan de deegroller. kan je lekker 0opeten deze? zo, een wit ei met een gele dooier. oh wat lekker. alsjeblieft. ja. een gebakken eitje voor Daan. mmmmmm. niet echt opeten, bluuh. nee? nee. nee? nee. nee? nee. nee? nee. nee? nee. nee? nee. nee moet je goon goon gewone eitje. een gewoon eitje? ja gewone eitje. vind je deze niet leuk ik vind deze wel leuk. kijk zo. een eitje met een hap eruit. lekker. ja, lekker. en. ik ga mijn eitje pakken. lekker, vind ik wel. vind je dat wel lekker. ja. oh. een gebakken eitje. op een boterham? boterham. hm. met eh. beetje zout erop. zout erop. of eet jij geen ei op brood, Daan. wel. ja? jawel. ja? jij doet het nooit op brood. jij eet het zo kgakgoh naar binnen he. naar binnen. vind jij heel lekker he, ei. xxx. da:t is xxx van jou, een gebakken eitje. waarom moet ik altijd zo'n kleintje. nee jij moet ə opeten. waarom mag ik nooit een grote. nee. kggg die stop ik. in mijn holle kies. nee. moet ik eh een kies, ja. moeten we nu een holle kies maken om het eitje in te stoppen? ik gaan deze opeten. ja. ja. niet echt, niet echt, gek. ja? niet echt? klei kun je toch niet echt eten? is toch om mee te spelen dat je het opeet? ja? weet je ook wel toch? me me brood kan je opeten. ja, brood kan je opeten. en nog heel veel andere dingen ook. ah joh. jij maakt er een potje van. potje? ja. potje. nee daar moet je op plassen. moeten we een potje maken van klei? ja, lekker. moet je ook plassen trouwens Daan? nee. dan moet je het zeggen he? niet in je onderbroek plassen. nee doe ik niet. nee oke. aah. als je straks weer naar school gaat moet je het ook goed zeggen he, tegen juf Truus. ja. ja. nou dit is een kies, nu er een gat in. kies? wat is. een kies? xxx. ja? dit is een kies en dat is een kies. heb je ook gaatjes? nou: wel tien. gaan we naar de tandarts. even boren. eeeeh. en als je nou een gaatje in je kies hebt kijk, dat is een kies. dan heb je een holle kies. ik moet deze even opeten. nee, ik stop hier mijn kleine gebakken eitje in. zo. zie, past in een holle kies. en daar scheep jij je moeder mee af. jaha. jij moet moet opeten. ik heb kiezen al, van mezelf. nee jij moet ə deze opeten. toe maar. toe maar, toe maar. ik denk niet dat het lekker is. jawel. wel? ja. toe maar. hier. weg?. oeaah. xxx. hard hoor, zo'n kies. bah. jij moet deze ook. hier. wat is dit? nee. en ook mooie. hier, kijk. kan je lekker opeten. |
wat is het dan? nee, mooie, kan je hier. ja maar wat is het dan? nee weet ik niet en xxx hier is eeh een kies hier moet je daar hier in je mond doen hier, hier, hier moet je doen. in je mond, en dan in je navel? wat moet daar. komt het bij je navel? ja. wat zit daarin dan, een een mooie eitjes zit daarin. eitjes? ja. hoe kom je daarbij. nee, weet ik niet. ja, als je een eitje eet, dan komt ie in je buik. nee jij moet ə opeten. toe maar. het lijkt wel een chocoladekoekje. nee jij moet ə opeten. toe maar. hm:. lekker? ja hoor. ik ik kan deze opeten. doe maar. ja. oke, doe maar. j nee jij moet opeten. ik ga opeten. oke. is navel. wat is dat? nee. kan je het. daar ook naar binnen duwen denk je. bij je navel. eh jij hem moet het opeten. &~gham. jij moet ə deze gaan niet zo. jij moet zo hier. hier ja jij moet ook. toe maar. nee ik dank dankjewel ik heb genoeg gegeten. jij moet deze. nee, hoef ik niet. hoef ik niet, nee ik wil niet. brrr. uh uh uh, als je niet meer normaal gaat kleien dan ruim ik het op hoor. hee. doe. niet zo gevaarlijk. xxx. wat ga je doen. xxx. jij mag deze deze spieuwen. mag ik met de boor spelen. ja. hm. nee met spiewen. moet je mee &~pggow. is. pgggg. nou je bent wel gevaarlijk. pgggg. auu. Daan wil je niet meer kleien? ja. wil je kleien? nee xxx. epepepep, niet daarop klimmen. kleie. zo gaan ik, zo. moet je plassen? nee zo. moet je niet. plassen? oh nee, geluk. wat een geluk. ja, nou heb je zelf expres onder de bank ge daan. ja? ja. aah. nou Daan ik ga de klei opruimen hoor. als je niet meer wil kleien ja, al die lekkere dingen plakken we weer. aan elkaar. flikker ik alles zo ook maar in. eh wat is dit voor een ding? dat is een ehm, een ei van chocola. he wil je daar nou niet mee gooien met die klei? dat vind ik stout. kort maar hevig. het kleifestijn. zo. ik wil puzzelen. puzzelen, ah ja dat mag wel. oeh. met Paulien. ja maar jij kan het ook heel goed zelf he. dat moet je maar eens even zo meteen. aan Paulien laten zien. ja. ooh, Dikkie Dik puzzles. ja. nee je mag daar zitten, dan kun je beter eh ja. zo. kan ik haal dit eraf. ik gaan deze even maken. en jij mag ik. ik zal even voor je uitzoeken. nee moet ja maar anders komen alle stukjes door elkaar en dan dan kun jij het niet. nee? oh Daan wat mooi een echte legpuzzel. deze is heel moeilijk. oh nee die kun je wel. deze kan nou probeer die maar. hij kan het best goed. zo? ja. |
kijk hier staat het voorbeeld op he? zie je? ja deze! die. die moet het worden. hier? hm:, goed zo. deze hier? nee, de letters moeten helemaal onderaan he? en dit? deze. hier. zo. ho, ja. zo. goed zo. deze. hier. nee. hier. nee. hier? ja. ja, het past. goed zo. en dit. hier. hm. dit eh, enne nee, kijk naar de letters. hier? ja. en hier gaat letters. ja. en hier is nog een stukje van de poes. hier. goed zo. en. oh. ja. goed zo. deze ga ik ə dee deze ook maken. heel goed gedaan. wil je nou deze? ja, deze ook. zo, even wachten hoor, anders is er niks aan. ik moet deze. zo. waar dan, hier. hier tussen. en dee zo. en deze hier. die weet je al heel goed he? hm:, die is ook leuk. zijn ook hele andere vormen he. steeds is het met meer stukjes. nou hier heb ik nog een met nog minder. die is dan weer wat moeilijker. oh ja. die is het. deze heeft negen. ja vier zes negen zestien. kijk eens. oh wat leuk. goed zo! deze xxx. xxx. nou de moeilijke? of eerst die makkelijke. deze. die moeilijke eerst? ja moeilijke eerst. deze vind ik ook leuk. xxx. puzzelen vind je wel leuk he? ho. ja, toen ook eentje van school mee, geloof ik. ja, het gaat nou veel beter. ja. maar dat was ook meer stukjes volgens mij. ja dat waren er ook twee door ho. 0 deze. achterkant twee puzzels uit elkaar halen. ja. ja dit is dus ook ja dit moet je, zo in elkaar in de doos even leggen. nee, kan ik niet. deze is moeilijk he? nee kan ik niet. nou je moet eerst de letters onderaan. zo?. ja. dit? ja. zo. ja, goed zo. en hier. ja,. ja probeer maar. nee, dat is goed, laat die maar liggen. dat was goed lieverd. ja. ja die moet hier weer aan dan, zo. die moet zo. kijk en dan staat een stukje van een muis he? maar nog niet helemaal. moet je nog een stukje van een muis zoeken. en met letters. dez ja, misschien wel. ja. noh en nog groot stukje van de muis hier. ja, een klein stukje nog wel. een heel klein snuitje nog. deze! ja. ja. goed zo. hm. dit. die moet xxx hier. dat denk ik niet. nee, kijk, want hier moet nog dit is. blauw, dit is de bank, dus daar moeten nog wat stukjes in met blauw en dit is alleen maar wit dus dat kan niet. wit. deze is wit. ja. blauw. xxx deze moet hier. ah, die zijn meer voor de bovenkant straks. kijk hier moet ook nog een stukje van de bank he? waar dan? kijk, hier met blauw. moet ook nog een stukje van de bank. dus moet je stukjes zoeken waar nog wat blauw in zit van de bank. deze! ja. deze deze stuk moet hier. ja. hm. goed zo. ja. |
en daar ook he? waar? waar dan? dit. ja. dit is hier? hm. nee, daar. hier? ja. andersom. zo? kijk de rechte kant moet altijd aan de buitenkant. nnn deze. nee. die. die. niet hier. hier? misschien wel. ja. daar? ja, goed zo jongen. heel goed. dit. kijk nou moet je zo. zo? ja. goed zo. ja. en dit. hier. ja. heel goed. xxx ook. en dit. en wat wordt ie hier. dat denk ik niet he? zo. ja. nee, dat dacht ik niet. kijk hier zie je alvast een heel klein stukje van die roze ballon he? hier? ja. nee. kijk, de bovenkant moet recht zijn. hier? nee, de bovenkant moet immers recht zijn. oh hier. goed zo. en dit. nee kijk wat staat hier, een stukje van van ə bal. ja. hier wor het. ja, goed zo. dit. hier. hm. daar. deze stukje van die. hier. het laatste stukje. goed zo, nou ik vind. deze. heel erg mooi. ja dit is een eitje. dit is nou een eitje. dat zijn vier stukjes. deze moet ə ook. deze gaan ik ook maken. ja, dat is eh baby? het is een baby puzzel. baby? ja. nee toch? nou ja, toch nog even kijken hoe het ook al weer was. en deze misschien wel. deze moet hier. en wat wordt hier. even goed erin doen he? nee Daan even ietsje draaien. ja zo. xxx. hm. een verjaardag. wie is er jarig hier. xxx deze poes deze &~fe jarig. ja, nou kunnen we nog lezen wat er allemaal staat. ja. is dat Dikkie Dik. wie is Dikkie Dik. ik ga nog meer maken. hij wil ze alleen maar weer opnieuw maken. xxx. oh het is ook een heel xxx. ja, deze. opbouwend verhaaltje. nou ja? ja, want hier is ie jarig, hier krijgen ze een verjaardagstaart en hier is cadeaus en dan gaan ze even buiten spelen en dan is het weer ja inderdaad. geweest. ah zo gaaf. leuk he. maar dit vindt ie dus ineens heel mooi, puzzelen. ja. hm. hm. beetje bijdraaien. wat een grote stukken he. goed zo. ja. nou doe ik die weer in de doos ja? deze, deze mag ik houden. ja, nou mag je die. mag je hem eerst kapot maken. ja? nou niet echt kapot, maar de stukjes eh. weer loshalen. doe jij het wel eens op school Daan,? zo? ja, zo. en wat wordt u. xxx. zeg Daan? en wat wordt ie? Daan doe je puzzelen wel eens op school vraagt Paulien? he? ja. doe je dat wel eens op school, puzzelen? nou hij is al zo lang niet meer naar school geweest. nee is waar. begint dat ook vijf september weer, of die week? ja. zo. op zijn verjaardag moet ie weer. heeft ie alles tegelijk. mm. dit. duurt niet lang meer, is meneer al weer drie. ja, twee weken. nee. hm. ja, een stukje grijze poes. want eerst kon ie het helemaa:l niet. want deze heeft ie nou twee weken ongeveer. |
in het begin moest ik het allemaal doen. dan moest ik het in elkaar zetten en haalde hij het weer uit elkaar dat vond ie dan leuk, maar nu wil die allemaal zelf. dat leert ie toch wel snel. ja, best goed he? en hij kijkt ook echt. , ja. ja het is hier niet zo leuk voor, want dan zegt ie niet zo veel. nee. ah. heel goed. en nou nog deze. zal ik deze in de doos doen weer? ja. ja? zo. gaat ie? ja. &~oh &~dit &~is &~de &~moeilijke. hele jij moet de moeilijke. nee hoor want jij kan dat ook heel goed, dat heb ik net wel gezien. ja? ja, zeker. nee, dat kan ik niet. oh wel je hebt hem net ook helemaal gemaakt. ja? ja:. he en wat word die. hier? hm. brrrr. ik kan wat word tuuu. leueueu een b'lon. en wat is dit? hier. een roze ballon. nee, er moet eerst nog een stukje aan die groene he? toch? ja. dat kan niet. ja. nee lieverd, dit is groene ballon. ja? ja. wordt er moet nog een stukje aan de groene ballon. deze? nou, dat zou wel kunnen ja. ja. dat is ə groene ballon. hier. ja. en dan een rose ja. deze. wat is er, moet je plassen? nee. oh. hier. ah nou nee. nee? nee, is niet helemaal goed. nee. nee, haal er maar weer af. waar kan het wel. nou, je moet eerst even wat andere stukjes doen dan zie je het straks wel. deze. hee wat woord ie? nee. nee? nee, wat is dit? ja? waar zie je dit nog meer? moet je een stukje zoeken waar dat ook op staat. stukje van de bal is dat. hier. ja. nee. nee? moet je een ander stukje zoeken waar ook hier, nog een ander stukje van de bal op staat. waar? die? ja. moet je zoeken op een ander stukje. dit. nee, zie je het daar op staan? hier zit letters. letters moeten. onderaan. waar dan? waar dan. onderaan, zo. zo? maar je moet eerst even een stukje zoeken waar de bal op staat. hee, lieverd. Daan, daar. ja. zo. ja. jaha. deez? nee. deez? kijk ja. dit. hm, ja. hier. hm. hier. ja. goed zo. en deze hier. ja. ooh. nee, daar moet nog een tussen, met letters. dit. ja. hm. kijk, als je eerst de onderkant hebt, dat is makkelijk. goed zo. hm:, daar. goed zo jongen, heel goed van jou hoor. dat. hier? nee. deze heb je ook nog. ja. en dezen? hm. kan hier. en dan zie je ook wel hoe die andere moet. kijk maar naar de ballon. ja. hm. heel goed. alweer klaar. ddit en dit nog. goed zeg, Daan. kan jij goed puzzelen he, hee. ja. ja. valse bescheidenheid siert de mens niet. nee: kom. zo is er niks aan. kom zeg, zo. dat kan nog niet! daag. die kan hier. jaa, maar je moet er een beetje moeite voor doen. |
ja, je ziet het toch zo. niet. die he niet. deze hier. nee joh. hier. zo. nee joh. zo. en die hie:r, hoort ie. hm. xxx. ja, die is dan heel makkelijk he, als je ook zo'n moeilijke puzzel kan. goed zo. zo. doe ik hem in de doos hoor. ooh, alle vier de puzzels twee keer gemaakt. nou zijn ze klaar. ik moet &~daarsta en een koekje. ja, nou mag jij een koekje. ik moet een koekje. wat wil je, een Samsonkoekje, of een Langejan? een Langejan. een Langejan? ja. en moet je ook even op potje plassen? nee. nee echt niet? nee xxx. aah hee, je hebt geplast! hee, kom eens hier. nee. je onderbroek is al nat. voel eens. ja. hm, zat je toch te plassen he? ja. je moet toch tegen mama zeggen nee ik moet een Langjan. ook een schone onderbroek. ja? ja. is je onderbroek helemaal nat. je moet zeggen tegen mama als je moet plassen. hee. moet je zeggen tegen mama. nah kom. hee, moet je toch zeggen. ga maar even op potje. nee moet moet je nog? nee zal ik het potje even pakken? nee moet mmmoet Janlang Langjan. ja maar dan, met de Langejan op het potje. ja? goed? ja. ja xxx potje na opeten. ooh. hee Daan, ook als je een onderbroek aan hebt, moet je het zeggen tegen mama als je gaat plassen. ik moet een Langejan. jaja komt eraan. ja. zelf open maken? ja. zo mama zal even deze wegbrengen. oelala. lekker luxe, eten op de wc. op de pot. kijk eens. ooh, een grote plas. moet je kijke. oh geweldig. ja. laat die pot maar staan joh. laat maar. op de grond staan. zo, gaan ik deze even openmaken. ben je klaar, heb je geplast nu. ben je uitgeplast? ja. ja? uitgeplast. ooh goed zo. zo even onder mijn neus. heel goed. ah. goh Daan nu heb je al gekleid, je hebt gepuzzeld, je hebt geplast. ja. je bent hartstikke druk. en nog. , een Langejan opengemaakt. ja. tsjongejongejonge. tsjongejongejonge. zo. kijk, doen we deze weer even aan. goed zo. nee, zelf in de prullenbak gooien. zelf even eerst in de prullenbak gooien. vooruit. ook wat op de grond ligt. nee, dat ook. oh. zelf even in de prullenbak gooien. toe maar. oke, kom maar hier. onderbroek weer aan. schone onderbroek aan. ja. eeh en als je nou gaat plassen dan moet je het gelijk eerst zeggen en niet eerst al een beetje in je onderbroek doen he? nee. kan toch niet. nee? nee dat kan niet hoor. nee? nee joh. wordt alles toch helemaal nat, is helemaal niet lekker hoor. nee? nee als het dan ik kan thee met melk. lekker hoor. jij niet? nee, ik alleen 'n beetje suiker. heb jij ook suiker in je thee? nee, ik hou van met melk. jij alleen melk. ja, maar jij niet. jullie hebben suiker. ik alleen suiker. ik niks, helemaal niks. suiker? geen suiker, geen melk. |
maar ik wel. ik wel. nou, dan doe je dat toch lekker? omdat dat heet is, moet melk xxx. kijk maar, hier heb je suiker. ik hou geen pot meer over. hier, voor jou ook suiker. voor jou moet ook suiker. ik hou niet van suiker. xxx. oh he, wacht maar effe. heb je pijn in je teen? ja, 'k heb puistje. hoe kan dat dan? zit hierin. wat zit daarin? zit 'n puistje op mijn zij. oh. moet het xxx. moet 'n paar spenen hier in mijn zak. xxx. wat heb je in je zak? spenen? dankjewel. nee. leny, hij wil ook suiker toch? ja, wil je ook suiker? nee. nee he, ik dacht het niet. ik dacht het wel. xxx. jij moet zo naar beneden. 't zijn allemaal tekenen. ningen. ja ja ja ja. xxx ken zo doen. xxx thuis. daar saat allemaal saatjes op. uhuh. kijk. ja. 't is 'n beetje kapot gegaan, het blaadje, he? nee, is niet tepot. nee? kijk, doe 'k wek. ja. dit. ja. die doe ik hierin weer. ja. die is niet tepot. dit wel, maar dit niet. zie je allemaal? maar hier zit ook plaatjes, daar. ja, die heb ik toch gezien? ja, maar wij heb deze niet. nee? nee, die nog niet, nee. die heb je nog maar niet zien. nee. hier staat 'n xxx op. kijk, hier zijn we. hier zijn we xxx. jaja. maar deze hier kan je allemaal visite van Quido en Jorien van als je dan nee met 'n xxx kun je dan die popje, die heet. popje? Jonas. Jonas. he? oh, heet dat popje Jonas. maar die andere baby heet Yilmaz nee Yilmaz. jomas. yilmaz. yilmaz heet die xxx. oh. kijk hier staat weer niks op. de bekende discussie. xxx op elkaar. zo. op. er zijn xxx piertjes. nee, er zijn geen papiertjes meer. nou heb ik dit zien. ja, dat heb je even laten zien, ja. ga je nou ditte. nou, wat heb je nog meer te laten zien. ik heb niet meer boekjes. nee? 'k heb in mijn kast nog boeken. nou laat nog eens wat zien dan. knofje boek heb ik ook knofjeboek. knofjeboek heb ik ook nog. twee. oh. oh. dit boek heb ik ook nog. nou. xxx niet meegenomen he? knofje. laat eens effe kijken, dank. nog 'n minimuis. ja. kijk dit zijn de minimuis, dit. xxx. wat is dat nou? zijn allemaal minimuisjes. allemaal minimuisjes. hier zijn minimuisje. en daar is de pop. dat is de xxx. xxx. ja. hier niet. wat is dat? xxx. he, laat eens even kijken. die heet zo niet. 'n pop. die heet volgens mij alleen pop, ja. wat hoor je nou? ik hoor Yilmaz. oh. die huilt ervan. die huilt hij ervan? he, hier zijn we al. ja, daar waren we. hier. dit zijn kleurde tekeningen. 0wat gaat hij daar doen, die muis? gaat hij weer, de plantjes water geven. ja. |
gaat hij nou weer doen? nou, wat gaat die nou doen? hoe! hoe. hoe! wat is dat? dat is 'n xxx minimuis hierop. ja. op de tekening. ja. wat doen ze daar? die is allemaal xxx xxx eten. hoe! wat is dat? is 'n vogel. en wat doet die dan? gaat hij dit pakken. ja. zit hij lekker daar. ja? oe! en wat zijn dat voor beesten dan? zijn allemaal beesten, xxx. en dit zijn leny, hoe heet hij nou. zijn dit nou. 'k kan 't niet zien. allemaal geld is dat. allemaal centjes. oh ja. zijn dat centjes? ja, wat 'n berg, zeg! centjes ja. zegt Leny. ja, ik hoor het. waar zul we maar naar kijken? he! xxx komen eten. 'k ga boek lezen. nou, ga jij maar even 'n boek lezen, hoor. drink ik even mijn thee op, in die tussentijd. die 's allemaal boek lezen. oh, minimuis gaat 'n boek lezen. ja. oh, dan begreep ik het even verkeerd. en dit staat nog. nou. staat een, twee, drie, vier, vijf. ja. allemaal boek. en dan moet je heleboel boekjes lezen, jij. ik? ja. voor mij. voor jou, voorlezen. 'k ga eerst even mijn thee drinken. Fred. ja, wat is er? is Fred nou? tap. hoor ik nou? ja, wat hoor je nou? ik hoor Yilmaz. ik denke wel. ik denke wel. ja? wat doet hij dan? hij huilte zo maar. uhuh, hoe kan dat nou? ik hoor zo maar. ik hoor zo nou. ja. ik hoor zo maar die wacht, die er uit wil. oh ja. allemaal vriendjes. zo, een, een, twee, drie. allemaal vriendjes. en nou. nou is dit boek uit. nou, een, twee, drie, vier boeken. ja. nou moet jij nog 'n gaan we nog 'n boek lezen nog. ja, dat is goed. gaan we zo, eentje samen zo thee opdrinken. ja. ga je de. eerst 'n boek lezen voor mij. nou, ik drink eerst even mijn thee op. en dan 'n boek lezen. ja, dan 'n boek lezen. lees jij het maar effe. vertel jij maar effe wat er in staat. die 's al uit. die is al uit. dat is even snel, he. nou. nou deze. eerste nou deze. ja, doe die. xxx. hoe. wie is dat? xxx. was er niemand? nee, er was er niemand. hij was xxx. ik denke Yilmaz zeker. ik denke niet. nee. nee, was 't hem niet? nou, dat zou ook wel 'n beetje raar zijn, Maaike hij was er niet. nee. hij was er niet. 't was Quido, volgens mij, denk ik hoor. 'k weet niet zeker. ik weete waar die Quido is. zie je wel, zo zachtjes. kijk nou. ja, wie is dat? isse nou xxx Quido is. eerst kijk om de deur. eerst kijken naar de deur. xxx Quido. je mag wel wat zeggen hoor Quido, je mag wel dag zeggen, en zo. he Quido. Quido, ik kijk van de deur. Ben jij er komt. Ben jij lopen. xxx. |
nou, Quido deed het veel zachter. doe isse hard. jij doet het heel hard, je lijkt wel 'n olifantje. nee, denke niet. ik ben geen o. olifant. die zijn dikke o van olifant. boek uit. nou. jij kunt wel snel lezen, zeg. nou 's een boek. nog een? een. ik zie er nog twee. huh? kijk maar. is dat nou, Leen? 'k kan 't niet zien, hiervandaan. boek op. boekjes zijn op. de minimuizenboeken. ja. ja, de minimuizenboeken zijn op. um en begin maar met het eerste verhaaltje te vertellen. miep loopt over een straat. ze loopt langs de huizen. en toen zag zij ineens een wagen waar je ijsjes kunt kopen. en toen zij een ijsje. toen likte zij. is de ijsje gevallen. en toen huilde zij in een keer. en waarom huilde ze in een keer? omdat het ijsje is gevallen. ja okee. prima. nou is dat nou moeilijk? nee. nee. dat is hartstikke makkelijk! je mag naar het volgende verhaaltje. nummer twee. miep en kees lopen over het strand. miep maakte een berg. en kees vist dan. &~mie miep en kees hadden ruzie. het emmertje was ook omgevallen. en toen trek um kees um emmertje uit miep zijn &~a &~ha um hand. en miep &~loop um kees achterna. en miep toen huilde miep. en en toen zat um. kees verder te vissen. ja waarom huilt uh miep? omdat kees het emmertje van haar had afgepakt. ja prima. verhaaltje nummer drie. miep en kees &~za &~za zagen jan lopen. um jan zei “willen jullie met mij voetballen”? toen hij van. plotseling. kwam er een hond langs. die wou de bal pakken. en toen had miep een bot voor de hond. toen had. had um. de hond. die bot verstopt. toen hij um. op die uh geheim. ja prima. volgende verhaaltje. het schiet lekker op zo? ja. we zijn al bij verhaaltje nummer vier. miep op de stoep. hij zij zag een man met allemaal ballonnen. die man “wil jij een ballon hebben”? “dat kost twee kwartjes”. zij. en die ballon um um. weg. en toen huilde miep. en waarom uh huilt ze? omdat de ballon weg was gevlogen. ja. prima. verhaaltje nummer vijf. kees over uh nee kees in het park. hij hij zag zijn vader lopen. maar toen toen ging hij voetballen alleen in zijn eentje. toen &~w wou hij die krant afpakken. en. en toen uh rende hij weg. toen die man &~h hem het weer afgepakt. toen huilde kees. ja prima. verhaaltje nummer zes. miep zat bij mama op de bank. zij zij zij um een rolletje touw van mama af. zij dat aan aan &~mie miepje. en miep wou uh um vis aan miepje geven. toen had miepje het helemaal opgegeten. en toen zij. ja okee. verhaaltje nummer zeven. daar is iets aan de hand. dur zijn. zes vakjes. zie je? net als bij de andere. maar nee &~k &~nie nog niet naar nummer acht kijken. uh. de eerste twee plaatjes die zijn getekend. |
en het laatste plaatje. is getekend. dus het begin en het einde van het verhaal weet je. jij moet uh daar goed naar kijken en dan moet je het verhaal zelf aanvullen. wat zou er tussendoor gebeurd zijn? ja? begin maar hier. kees en miep rolden met een sneeuwbal. toen maakten ze. um alletwee een sneeuwpop. toen werd daar iets vreemds &~g gebeurd. toen toen ging daar um. hoe heet dat ook alweer? sneeuwpop kapot. toen huilden miep en kees. en toen gingen ze slapen maar wat. en toen is het. zon geworden. toen is het helemaal gesmolten. ja prima. hartstikke mooi verhaal. op bladzijde acht. daar staan de plaatjes wel bij getekend. kun je het misschien nog een keertje vertellen?. zoals het nu getekend is?. miep en kees rolden met met een sneeuwbal. ze maakten alletwee. een mooie sneeuwpop. toen werd het een hele mooie. en toen ging het heel klein beetje kapot. en toen. smolt het een klein beetje. en toen is het helemaal gesmolten. ja prima. en uh dan mag je gaan uh beginnen. mag ik zelf de naam um bedenken? ja. dat soort dingen mag je allemaal zelf verzinnen. je mag er namen bij verzinnen. maar &~v vertel maar wat je op de plaatjes ziet gebeuren. ja?. nou. kees die zat op een stoeltje. hij zag in een keer een hond aankomen. toen zag de hond een kikkertje. &~hee kees dat kikkertje in een potje gedaan. plaatje &~num nummer twee. en toen ging kees slapen. toen &~gi. um was dat kikkertje niet meer moe. hij een uurtje geslapen. ging hij uit het potje. en toen werd kees ineens wakker. en toen plaatje nummer vier. en um toen keek kees in een zak of in een laars. wat is dat? keek hij of de kikker daar in zat. plaatje nummer vijf. en toen later ging kees de raam open zetten. hij naar buiten. de hond had um. de pot vast. is die op zijn hoofd gevallen. is hij uit het raam gevallen. plaatje nummer zeven. en toen ging de hond kees. um likken. plaatje nummer acht. toen later ging kees roepen van “kikker kikker waar ben je”. plaatje nummer negen. en toen kees keek in een gatje. hij zag een gat. en de hond keek in een rondje. kees zag. ook dat dat rond waar bijen in zaten. heeft hij het open gemaakt. toen kwam er een paar uit. en toen later kwamen ze allemaal achter de hond aan. plaatje nummer dertien. er kwam. een een um. sneeuw sneeuw waar een hert in zat. en er was een um. uil. de uil die kwam achter kees aan. en. kees uh &~s um ging op een ijsbol staan waar de hert onder zat. de hert kwam er een klein stukje uit. toen rende hij weg bij het sneeuw. en de &~ho hond rende naast hem. toen heeft de hert. hem op de grond geduwd. en de hond ook. |
is hij in het water gevallen en de hond bij hem op schoot. en de hert. hij kwam. um in het water terecht. en de hond kwam op zijn hoofd terecht. en hij lachte. stiekem. plaatje nummer twintig. en kees die zat bij een boom. hij zag een boom. keek hij erin. zat hij er bovenop met de hond. de hond zat er bovenop. hij eraf. die de twee kikkertjes zaten daar maar. en toen hij van is dat mijn kikkertje niet”? kom eens”. “kom eens allemaal”. “is dit mijn kikkertje niet”? ja dat was het. ja hartstikke goed. xxx. mama. dat. mama. xxx. xxx. dat. dat. dat. mama. dank u. xxx. xxx. mama. dank u. nee. klaar. klaar. mama. mama. dank u. mama! mama. mama. mama. nee. nee. mama. mama. xxx. xxx. xxx. xxx. mama. mama. broer. mama. mama. xxx. xxx. xxx. mama. mama. mama. mama. mama. mama. mama. mama. mama. xxx. mama. dank u. xxx. xxx. xxx. mama. mama. piano. xxx. xxx. xxx. mama. xxx. xxx. mama. mama. xxx. xxx. nee. klaar. xxx. mama. nee. xxx. xxx. mama. dat. dat. dat. dat. nee. deur. dicht. daar. die. xxx. xxx. xxx. mama. mama. mama. dit. mama. mama. dat. nee. xxx. nee. nee. nee. nee. nee. nee. mama. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. nee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. hallo. hallo. kijk. kijk. kijk. mama. xxx. mama. die. xxx. xxx. xxx. die. die. hallo. hallo. hallo. hallo. ja. dit. dit. dit. dit. xxx. nee. ja. ja. papa. daar. mama. xxx. nee. ijs. mama. dicht. mama. dit. dit. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. dat kijk. Bob. dit. Bobo. Bobo. bedje Bobo. xxx. xxx. xxx. nee. pijn. xxx. mama. mama. mama. xxx. dicht. dicht. dit. dit. mama. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. mama. xxx. kaas. xxx. xxx. xxx. mama. mama. mama. mama. mama. mama. mama. mama. mama. niks. niks. xxx. xxx. xxx. broer. daar. broer. daar. mama. deur. dicht. mama. xxx. dat. dat. dat. xxx. dat. mama. xxx. kin. dat. xxx. xxx. nee. mama. xxx. dicht. deur. dicht. deur. dicht. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. xxx. mama. mama. dit. mama. dit. mama. xxx. mama. mama. Bob. nee. dit. xxx. xxx. Bob. Bob. kijk. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. mama. xxx. papa. papa. papa. mama. mama. xxx. xxx. gaan. ijs. nee. xxx. mama. xxx. xxx. mama. mama. dit. nee. tik tak. xxx. xxx. dat. dat. xxx. kijk. xxx. mama. dat. daar. xxx. dit. xxx. xxx. xxx. nee. mama. nee. ijs. ijs. ijs. xxx. xxx. nee. bal. xxx. dat. mama. dat. xxx. xxx. ijs. ijs. ijs. mama. mama. mama. mama. mama. mama. mama. xxx. xxx. mama. daag. xxx. mama. koekie. koekie. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. deur. dicht. okee. eerst loopt een meisje. dan komt ze een ijscoboer tegen. dan wil ze een ijsje kopen maar ze heeft geen geld. dan &~g vraagt ze een ijsje gratis en dat mag dan wel. dan loopt ze weg met zo'n ijsje. en dan valt ze weer met die ijsje. dan huilt ze. |
en klaar. ja okee. het meisje loopt met die jongen op de strand. &~m &~i de jongen gaat vissen vangen. maar het lukt hem niet. en het meisje gaat een een kasteel bouwen van zand. en dan zegt die jongen nee ik wil die emmer. ik had hem als eerste. nee ik had hem hier &~nee neergelegd. want ik wou een taart gaan maken. en en dan gaan ze ruzie maken over die emmer. en dan heeft die jongen hem weer. en dan loopt die jongen weg. en dan gaat dat meisje huilen. en dan gaat die jongen nog doorvissen. klaar. die jongen? toch vissen? ja. ja. eerst zegt pappa jullie kunnen gaan voetballen. maar hun broer die doet ook niet mee. en die hond die doet wel mee. zij gaat voetballen. en die hond pakt gaat de bal pakken. en de hond ziet de brok. zo'n brokje. en dan die zit onder de grond. en die pakt die hond. dan gaat ie zo bij een boom liggen slapen. ja. was er eens een meisje. nou die meisje gaat lopen eventjes wandelen. dan ziet ze een meneer met ballonnen. dan vraagt zij mag ik een ballon? dat mag wel. zegt die meneer dan gaat ze heel hard rennen met die ballon. en dan valt zij met die ballon. en dan &~v vliegt die ballon weg naar boven. en dan huilt zij. en dan is het afgelopen. ja. &~m een jongen kwam een meneer tegen. de jongen ging voetballen en hij had de bal gezien. en toen zei tie tegen de meneer mag ik die krant? en hij gaat ie krant afpakken. en dan neemt ie die krant mee. die meneer &~heef loopt achter hem aan. en dan pakt ie hem af. en dan heeft ie hem weer terug. en dan huilt die jongen. ja. mamma zit de boek voor te lezen. en als die boek klaar is &~d ze hebben ook nog een kat in huis. en als die boek klaar is gaat haar kind met met de &~w wol draad spelen. en dan pakt die kat dat af. en dan geeft zij een visje aan die kat. en die kat eet dat heel wel op. en dan gaat die kat slapen. ja goed zo. ja. eerst gaat het jongetje de kikker vangen. hij heeft al een kikker. &~w en hij heeft het in een potje gedaan. mhm. en die hond kijkt er in. en hij kijkt er naar toe, het jongetje. bladzij omslaan? ja. en dan gaan ze slapen. en de kikker gaat dur uit. en dan wordt het jongetje wakker. en het hondje ook. en ze zien dat die kikker weg is. ja. &~a en hij gaat zun schoenen &~o of zun laarzen aandoen. en die hond kijkt in die fles. want hij steekt zun hoofd er helemaal door. en dan komt ie zo uit de raam &~me met die fles op zun hoofd. en dan valt die hond er uit met die fles op zun hoofd. |
en dan dan gaat die fles kapot. en en het hondje die likt hem. en en het jongetje die kijkt boos. dat die glas is kapot gegaan. en het jongetje roept kikker kikker. de hond roept zoiets. dan gaan ze naar het bos. daar zien ze een een hond en en een honing xxx. en die hond probeert te pakken. en hij wil die hand in een gat steken bij die grond die jongen. en dan komt hier zo'n muis uit. en dan zegt ie au neus. zegt ie dan en die hond blijft bij een boom staan. bij die boom staan wel die dingen hangen. en dan komen er heel veel bijen uit. en die muis die blijft kijken. en die jongen die zit in de boom. en die jongen valt er af want er komt een uil uit. en alle bijen die die die zitten achter een hond aan. en dan gaat die jongen achter de rots staan. en hij trilt een beetje. want die uil die gaat op hem af. en dan gaat ie ergens op zitten. en dan komt gaat die jongen op die grote rots staan. en dan roept ie kikker kom es. dan ligt ie door een hert zo hangen. xxx xxx hij zit er zo tussenin te liggen. en nou rent die hert weg. en de hond rent mee. en dan vallen ze allebei. maar niet die hert. het jongetje valt in het water. en en die hondje ook. &~th het is wel geen diep water. zei die. de jongen toen xxx ze een balkje. ze gingen op het balkje staan zo zitten. en die hond was er al bijna. en maar die jongetje die was er al. en toen gingen ze allebei op een balk. het jongetje zei eerst. en daar zien ze twee kikkers naast mekaar. daar wilt ie naar beneden gaan. en dan ziet ie allemaal kleine kikkertjes erbij heel klein. zeg maar jonkies. en daar zitten ze. hij heeft een klein kikkertje in hem hand. &~klei hij mag die meenemen. een heel klein kikkertje. die kon er niet op. nou is het afgelopen. ja goed zo. botsing. botsing. botsing. botsing. botsing. mijn vinger is weg. kijk nu. vinger. weg. vinger weg. de auto heeft erover gereden. zo. www. zo rijden. gaat den auto alleen rijjen? auto. rijden. alleen rijjen? alleen. rijden. auto. met den auto rijden. yyy rijden. moeilijk. moeilijk Maarten. dat is een kapotte auto. nen hele platte. kapot. de auto. platte auto. nen hele kleine platte. nu is hem in Maarten zijn haar. hier is de auto. hier is de auto. is ə. auto. is ə. auto. zeg moet tegij niet in de boekjes kijken? Chris. moet Chris kijken. okay. dan gaat Chris vertellen van de boekjes. maar zoveel tesamen kan ik niet lezen. domme jongen toch. allemaal boek. allemaal boeken. het kindje wast haar pop Maarten. ga de haar popje wassen. in het badje. zie de het?. met de zeep. popje wassen. popə was. |
hier gaat de jongen de tas wassen. tas. wassen. en hier de pop wassen. hier de auto wassen. auto was. auto was. moet de auto ook met een zeep gewassen worden Maarten?. Maarten. Maarten. wat doet het kindje hier? bloemetjes wassen? bloemetjes was. ziet. yyy. apeke. het meisje wast geen bloemetjes. bloemetjes water geven. om te drinken. bloemetjes moeten drinken. moet mama dat niet doen?. Steven. Steven heeft een dikke tong. en Maarten ook. waar is de tong van Chris? tong. Chris. tongen. de Chris. ze is weg. is weg. waar is de tong van Maarten? hier. lange tong. auto. weg. auto weg? neen. auto is niet weg. Maarten. de kip is aan het eten. kipə. eet. en de koe loeit. kijk maar. www de haan. die roept. kip. eet. de kleine kipjes komen ook eten. wanneer gaat het kindje slapen? kindje slaap. kindje gaat slapen. met een beertje. gaat zich eerst wassen. in het bad. Maarten al gewassen? kijk. mijn ə zeep. en dan gaat hij zijn tanden poetsen. en dan de zeep. en dan kusjes geven. wanneer ga de kusjes geven? als Maarten gaat slapen. en waar is de clown? yyy de clown. waar is de clown? de clown Maarteke. ik heb hem al gezien. waar is de clown? dat is de beer. en dat is ook de beer. de clown. de clown is weg. de clown is weg. kijk hij is weg. waar is de clown?. waar is de clown?. waar is. hier. hij zit op de kast. ga de den auto in de garaag zetten?. zo. anders rijdt hem eraf. Maarten. ge ging toch in de boekjes lezen. ge hebt nog niks verteld aan mij. yyy. auto. nog auto's halen. dan ga ik de boeken terug in de boekentas doen. waar is uw boekentas. de boekentas. haal de boekentas is. Chris zal de boeken wegsteken dan. ? haal de boekentas is. Maarten waar staat uw boekentasje? www de auto's ook. auto. boekentas. boek. ik ga de boeken derin doen. boek. auto. auto. auto. dag poesjes. dag opa. dag konijntjes. allemaal weg. ik ga de boekentas straks meenemen is het goed. is de boekentas voor Chris? boekentas. Chris. is ze voor Chris? is ze voor Chris? is ze voor mij nu? voor mij nu. ik ga ze meenemen. meenemen. naar Lieve. meenemen. meenemen naar Lieve. is het goed?. waar is Lieve? is Lieve. Lieve? Jan. bij Jan. yyy Jan. Lieve is bij Jan. en wie nog Maarteke? is. Jan. Lieve. Jaak. Ben. Ben. oma. Clair. Steven. oma. opa. wie nog? en Joris. kent ge Joris ook? neen. en Bertje. lə Bert. waar is de tut van Bertje? tut. de Bert. de auto. auto? ik heb genen auto. auto. ja. is ə Bert. tut. de Bert. tut de Bert. daar is. de auto. daar is de auto. waar is de andere auto? ander. auto. wacht ik zal hem is verstoppen. ander. auto. andere auto is verstopt. ander. auto. is weg. is het weg Maarteke. zoeken. auto. is weg. |
is hem terug weg? terug. weg. nu is hem al terug hier. hij rijdt door den tunnel. vinger. mijn vinger. www botsing op mijn vinger. botsing. vinger. botsing. botsing ə. nu kan hem erdoor rijden. yyy. doorrijden. nee. niet op. tussen. daar tussen. daar tussen. niet op. kan hem hier niet tussen? probeer is. de auto ertussen. eronder. zo. bots. botsing. botsing. ja. de yyy. wat doet Steven nu. koffie drinken? koffie. koffie drinken. drinken Maarten. niet stinken. hij zegt altijd stinken. drinken. koffie drinken. waar is de koffie? Maarten? nog wat. auto. Maarteke. zo zware auto. okay. okay. de auto. weg. auto weg? ze liggen op de grond. de auto's. en daar staat er ene onder het wiel van de dikke auto. onder het wiel. ja. daar is hem. www. auto. auto rijdt niet goed zo. ziet. auto. botsing. botsing. botsing. Maarteke dien dikken auto. dien overrijdt al uw klein autookes. steek de kleintjes in de groten auto. grote. auto. ja. allemaal in de grote auto steken. gevallen. gevallen. niet pijn gedaan Maarten? waar zijn de kindjes van de bus? waar zijn de kindjes? ga ze eens zoeken. kindjes van de bus. auto. yyy de auto. is weg. zijn de kindjes weg?. waar zijn de kindjes van de bus?. mak ik is kijken. daar zit niemand in. een kindje maar. dat is de chauffeur. die moet vooraan zitten! die moet rijden. rijden. pardon Maarten. pardon. ik ga eens zoeken naar de kindjes hoor. want zo niemand in de bus dat is toch ook niks. heb de Betty al gevonden Maarten. ə de Betty. hier is een kindje. niet kind. niet. toch niet. en hier dat is ook geen kindje. dat is geen kindje. yyy. is dat Betty niet. nog een kindje. nog een kindje. de kind. dat is een. dat is geen kindje Maarten. groot. de kind. dat is van nen anderen auto. kind. Betty. hij heeft zijnen hoed verloren of zijn haar toch. dat is ne kale. heeft maar drie haartjes. zoek Betty is Maarteke. gaat het niet? nee? gaat niet. hier. gaat wel. gaat. niet. gaat niet. Betty. Betty. Betty. Betty. ga niet. Betty is weg. is Betty der niet Maarten? Betty zal nog slapen. ligt ze nog op de grond. yyy. Betty. ga eens zoeken. of slaapt Betty nog? de Betty. auto. auto. maar dat is Betty niet. de Betty. ja. waar is Betty nu. ik zal den auto op de grond zetten. dan kun de beter zien. de auto. een blauw poppeke. terug erop? hopsa. yyy Betty. Betty. de Betty. zoek Betty ne keer. zoeken. Betty. is ze er niet in. ja_maar zoekt dan. Betty. is dat Betty Maarten? Betty. ə Betty. ja. ik zie Betty zitten. ik heb ze gevonden. hier is Betty. pop. de pop. is dat Betty niet. Betty. gaat niet. ga niet. is dat Betty? Maarten? ne Betty. is dat Betty. ne Betty. Betty. ne Betty. en die daar? en deze. is dat Betty? gaat niet. ook niet. |
en heb de de hond al Maarten?. de hond. de Betty. der mankeert nog iemand in dien auto. Betty. slaap. Betty. slaap. slaapt. dat is nogal ne slaapkop. Betty. de Betty. dat is de Betty. ze slaapt toch niet meer. slaap ə toch. gaat niet? jawel Maarten. yyy. die moet eruit. dat is geen kindje. dat is een vals een vals kindje. die moet eruit. dat is toch geen kindje. Betty. slaap. ze slaapt Betty. Betty slaapt. auto de. auto. de yyy. auto. bots. auto de bots. auto waar? bots. bots. botsing doen? yyy de auto. oh. auto. valt. toren gevallen. Maarten dat is de postauto. postauto. auto. ə lə auto. popə lə auto. popə. lə auto. popjes in de auto. blokske valt eruit. oh. valt. gevallen. deze. ne auto. dat is nieuw. ? mogen de sleutels ook in de auto? zo. sleutels ook meerijden. dag Maarten. valt. hij is. bijna gevallen. houdt hem tegen Maarten. yyy valt. yyy. auto. is het genen auto. mag ik daarmee niet rijjen. nee. mag Chris daarmee rijden. nee? dat is genen auto niet meer Maarteke. dat is een stort. yyy. www dat moet tegij ook doen. ja_maar. ja_maar. mag dat niet? yyy niet. niet doen niet doen. auto weg. de auto. yyy. waar is de auto. de auto. waar is hem. de auto. de auto. is de auto. waar is de auto? is de auto. de auto. waar is de auto?. de auto. daar. hier. auto. de boek. yyy de auto. de auto. uw schoen is stuk. is stuk. nee. wat is dat Maarteke? ge weet dat toch. reclaam. de Betty. de Betty heb de ze gevonden?. de Betty. slaapt ze nog altijd? roep ze is wakker. maak ze is wakker. Betty! Betty. wakker worden. wakker worden. wakker worden. wakker worden. het is al middag. heeft ze goed geslapen Betty? yyy pop. de dikke pop. tussen al die klein poppekes. dan moet te dat blokje wegdoen Maarten. blokje der efkes uit. de auto. dat zijn de sleutels voor de chauffeur. auto valt. in een diepe afgrond. sleutel. valt. sleutel. valt. www. zijn ze stuk de sleutels. stukə sleutel. ja. yyy de auto. yyy Betty. www. Maarteke wat heeft de Charel nog geleerd? goendag. zo. Maarteke. waar is dat poppeke van goendag? goendag Maarteke. de boek. boek. ik zal er nog een brengen. der komt er nog een aan. hier is het popje. dag Maarten! mag ik mee met de bus rijjen? bus. mag ik mee met de bus? nee. de bus is vol. is er geen plaatsje niet meer in de bus? moet ze in de creme glace. stap. stap. stap. stap stap stap. stap. stap. dat meisje wil nog in de bus! Maarten. Maarteke is dat het poppeke van de postauto. nee. der is een ander chauffeur. voor de postauto. dat is het manneke van de postauto. die pop moet eruit. oh de voet. sleutel. valt. sleutel. valt. ja. zijn ze stuk? de sleutels Maarten? auto. auto. ə in. popə derin. auto. |
auto. in. Maarten. kom jong. eten. Martin! wie is dat Martin? ə. is toren. ə. is toren. ik zal hem in uw zakje steken. waar is uw zakje? waar is uw zakje ja. toon uw zakje is. hebt ge geen zakje? heb de vandaag geen zakje. laat eens zien. misschien in uw hemd. hier is een zakje. het kan er juist in. de toren in het zakje. en nu de broek dicht. buik intrekken. daar is het zakje. buik. dikke buik ja. wat zit daar allemaal in uw buik. gaat het er niet uit? eruit. moet het eruit? Chris eruit doen. moet Chris het eruit doen? yyy uitdoen. uit. hier is het pak het. in ə auto. doet uw broek dicht. Maarten. Maarten. Maarten. uw rits is open. doe ze maar dicht. zo. ja. ə rits. helemaal dicht. yyy. te groot. boekentas maakt lawaai. wat is dat? oh. auto. neen. voet. voet. de boekentas maakt lawaai. boekentas. de auto. zo rijden. ziet. uw arm is te kort. yyy weg. hij is weg. is weg. yyy. yyy niet. gaat niet. yyy niet. auto. kan het daar wel? ja! valt. valt. ge moet het neerleggen. leg het neer uw blokje. zo. niet zo. wel zo. yyy. auto. ə ə auto. ə de auto. auto. sleutel. auto. mogen de sleutels erin? mogen ze erin? de auto. kind. popə. lə auto. auto. valt. ah. auto. ə gaat niet. wat gaat niet. gaat niet. gaat het niet. we zullen is wat naar voor laten zakken. wacht. zo en de auto derin. hij zit erin. wie? niet op de grond. auto. yyy de zetel. grond. straks. Maarten. wat doe de nu. zotteke. yoghurt. is tafel. wat is dat Maarteke?. aan tafel. tafelkleed. de boter. de boter. ja. moet tegij een hebben Maarten? moet tegij een hebben. met kaas?. kaas alleen? wacht. ik zal een gereed doen. ik zal een met confituur geven. ? ə choco. choco. Maarteke ge hebt vanmorgen choco gehad op uw. yyy kaas. www. choco is op. pot is leeg. pot. pot is op. choco leeg. terug kopen. pot. is leeg. pot is leeg. pot is leeg. ja. als gij alles opeet. ə yoghurt. hier. nee kaas. dat is kaas. ə handdoek. handdoek. ja. pot is. is leeg. pot is leeg. mond. grote mond. wat nu?. die ook nog?. eerst die opeten. straks die pateekes maken. pateekes. nog een. twee. drie. vier. het is lekker. ə pateekes. pateekes. pateekes. pateekes. yyy. yyy pateekes. ə pateeke. pateeke gevallen. pateeke. yyy. yyy. yyy. papa. waar is papa? papa. weg. weg. gaan werken. is ə werk. gaan werken. ja. yyy. nog een. hier. nog eentje. niet zo veel. eerst mondje leeg. mondje leeg. is het mondje leeg? neen. mondje is niet leeg. laat eens zien. laat eens zien. ə pateeke. nu nog eentje. ja. yyy. het is op. daar ligt nog een beetje voor een pateeke te maken. ə pateekes. nog pateekes. www. www. af. handdoek. moet den handdoek af? het is nog niet gedaan. pateekes. |
nu zo'n pateeke. ook lekkere pateekes. ə appelsien. ja en uw pateekes? eerst nog drie pateekes. hier Maarten. appelsien laat u zien. pas maar op of ik eet u op. op. zo. appelsien en uw pateekes? ə pateekes. www pateekes. www. yyy. Maarteke gij laat uw pateekes vallen. op de grond gevallen. de. www. www. www. Steven. jas. wat? Chris doet de jas aan. en Chris gaat weg met de trein. de trein. Chris ga weg met de trein. weg yyy. ja. gij hebt ook al op de trein gezeten. hij heeft alles mee Steven. alles bij?. dat is goed. als ge alles bij hebt. www zijn broek. zijn vod. zijn pamper. ? broekske aandoen. want het is te koud! ə aandoen. ja. hed de goed geslapen Maarten? Chris. thuis. Chris is thuis. ja. Chris is thuis. hij associeert altijd. met Chris. Chris. Rit met Swa. thuis. mijn zus en Wouter. de Wouter. waar is Wouter? Chris. Christine. Christine. ja. waar is Wouter? Maarten? waar is Wouter? is Wouter thuis? Wouter. thuis. Wouter thuis. ja. Chris thuis. Chris is ook thuis. ja. Chris is thuis. Steven is thuis. is Steven thuis? Steven. is Steven ook thuis? Steven is hier. Steven is hier waar is Maarten? yyy. de broek. is. dat is de broek. ja. de auto. dat is den auto. ja. Maarteke. ge hebt een dikke buik. en ge steekt hem nog vooruit in plaats van in te trekken. Maarteke. uw nog. gij mooie jongen. zeg. ne bloes. hed uw bloezeke al is laten zien aan Steven? uw nieuw bloesje? www. de Betty. zoeken. de Betty zoeken. ja. Maarten brengt eens uw schoentjes. brengt eens uw schoentjes. op uw stoeleke. auto. Maarten zonder oorkes. waar zijn uw oorkes? yyy Betty. zoeken. Betty zoeken. en mama zegt van uw schoentjes te halen. zet het op de zetel Maarteke. want dat is te gevaarlijk op dat tafelke hier. zetel. yyy. val. kijk en dan kun degij ook op de zetel zitten en dat is veel gemakkelijker. en dan vind degij Betty beter. zet u eens neer Maarteke. op uw gatteke. auto. efkes op uw prot blijven zitten. Betty. zoekt de Betty. de auto. ne Betty. zoeken. Betty zoeken. ja. zoek Betty maar. auto. lə Betty. auto de Betty. dat is de auto van Betty. auto. de Betty. toren de. in de auto. ja. toren zegt hem. Maarten dat is een blokje. een blokje van de toren. ? en Betty? de Betty. is dat Betty? waar is Betty dan? is dat Sjarel? de Sjarel. ook niet. de Betty. mak ik is zien. of dat dat Betty is. ja. goendag. de kindje. de kindje. yyy. de Betty ging lopen. Betty weg. Maarten. Betty weg. Betty vloog ineens in plaats van te lopen. en ze maakte een zachte buiklanding. Betty auto. ja zet ze maar in de auto. tut ook in den auto. moet Betty dien tut hebben? moet Maarten niet op zijn potje gaan? op zijn potje gaan?. |
Maarten op potje gaan? dat hoort hij niet. yyy de auto. dat de auto jaja. yyy. gevallen. wat?. is het gevallen? wat is er gevallen? Maarten wat is er gevallen? de toren ga niet. wat?. gaat het niet? gaat het niet? ə auto. ja. in de auto gaat het. ja. zie wat hier allemaal insteekt. zeg. waar is Betty nu? waar is Betty nu?. ja. dat is Betty. en wie is dat? de kindje. ja. dat is de in de auto. in de auto. valt. ja. hij is gevallen. yyy. yyy. auto. nog een auto zeg. oei. weer gevallen. de auto is weer gevallen. auto. valt. ja hij valt weer. valt. de weer. weer gevallen. valt. weer. gevallen. ja. weer gevallen. zo. de auto in. auto in. valt. Chris slaap. www. Chris slaap. Chris slaap. nee. Chris slaapt niet. Chris is thuis. Chris slaapt niet. wat zeg de? www. www. de weer ne valt. weer gevallen. yyy ook. ja. ook. papegaai. Maarten papegaai. Maarten is ne playboy. met zijn mooi jasje aan. hier. Maarten is ne playboy. Maarteke ge hebt Steven pijn gedaan op zijn gezicht. ge hebt gestampt op Steven zijn gezicht. gestampt. ja. dat is plezant. nu heeft Steven pijn. Steven pijn. ja. pijn. pijn. nu moet tegij daarmee lachen Maarteke. yyy. yyy. yyy. watte?. zit?. wat moet ik zie? kijk eens in uwe wagen waar Betty is. is Betty daar?. waar is Betty? zie is goed en zoek eens goed! waar is Betty. de pop. dat is de pop zeg. die zit daar ook in. ze heeft al haar kleren verloren de pop. ja. die pop heeft nooit iets aan. zoek Betty is. is dat Betty?. is dat Betty?. oh. is dat Betty? nee. wat is dat dan? auto. ja dat is de auto. ja. dat is waar ook. ik was het vergeten. is dat Betty? nee? wie is dat dan? popə de auto. poppen in de auto ja. poppen in de auto. kan Maarten ook in de auto?. kan Maarten ook in de auto? auto. ja zeg. nog ene. dat is een dikke camion!. auto. yyy de auto. andere auto. ja. andere auto. de. de kind. de auto. dat is de auto. ja. nen tractor. denk ik. ja. dat is tractor. dat is een tractor. dat is de tractor. traktor. tractor. ja. stuk. tractor is stuk. www. stuk. stuk. ja. Maarten stuk gedaan. hoe komt dat?. Maarten hoe komt dat? komt. ja. hoe komt dat. gevallen. hij is niet gevallen. kijk hij staat hier nog. hij is niet gevallen. nee. niet gevallen. auto. daar nog een auto?. daar? de kind. de kin? waar? ik zie niks hoor. waar is de auto? is dat de auto? de kind. ja. dat is de. ja. het kindje. het kindje Maarten. auto. kindje. auto. ja. in de auto. www. hier in de auto. oh. de. ə. val. hij is weer gevallen. weer gevallen. weer gevallen. hij valt altijd. dien auto? die valt altijd. dezen hier. yyy. nee. deze niet?. gevallen. |
gevallen. wat is dat voor een mooie auto. Maarteke. dat is niet juist het kindje van den auto. ge moet de chauffeur van de postauto nemen. de man met het. wie is de chauffeur van de postauto? zoek de chauffeur is. hij wilt die der niet inzetten. zoek de chauffeur is. zoek. zoek hem is. de chauffeur van den auto. zoek hem is. hier. zoek hem hier is. dat is een vraagstuk voor hem. zo. nee. zoek het kindje is. hier kindje. kindje van dien auto. kindje. hier. zoeken. zoek het kindje is. nee. ge moet den auto er niet indoen. zoek. ik zal eens meezoeken. ik heb het gezien. hier is het kindje zie. hier is het kindje zie. kijk eens hier. kijk eens hier. kijk eens hier. wie is dat? ə groot. is het te groot? ə auto. moet de auto erin?. moet de auto erin? ik zal het kindje der eens insteken. zo. en dat kindje hier. de kind yyy. kindje daar. ja. ga niet. ga niet. nee. dat gaat niet. zo wel. dat gaat wel. gevallen. ja. het is weer gevallen. het blokje. val. val. ja. gevallen. zeg. zet het er maar vlug in hoor. vlug in. oh. ja. valt weer. valt weer. toren. nu valt iedereen hier al. botsing. botsing. botsing. botsing. ja. botsing. bot^sing. ja. botsing. botsing. botsing. botsing. botsing. &~boks. &~sin. botsing. botsing. botsing. botsing. botsing. nu ga ik hem hier maar in de garage zetten. garage. ne garage. in de garage. in de garage. in de garage. in de garage. in de garage. in de garage. allemaal in de garage. de garage. in de garage. de garage. garage. Maarteke. en de bus ook. in de garage. bus yyy. die heeft geen plaats niet meer. de garage is te klein. bus kan niet meer tussen hier. kan er niet tussen. zo. botsing. valt. gevallen zeg. auto pijn gedaan Maarten. nu. nu heeft de auto zich pijn gedaan hoor. val. ga niet. kan niet. gaat niet. gaat niet. gaat niet. dat gaat niet. nee dat gaat niet. dat gaat niet. ge kunt in het vierkantje of in het rondeke Maarten. dat gaat. dat gaat. dat is okay. dat wel. garage. ə. yyy. garage. kalender. wat is dat? kalender. kalender. de kalender. waar is de kalender? ə kalender. ja. waar is een de kalender? &~len. ə kalender. de kalender. ja. waar is de kalender? daar? ginder? of daar. is daar de kalender? kalender. ja. daar is de kalender. op Maarten zijn kamer. is de kalender. de kalender. de kalender op Maarten zijn kamer. ə. garage. garage. garage. garage. dat is de oe auto. Maarten! die gele. ziekenwagen. oe auto. dag kindje. kindje. kindje. kindjes. dag kindjes. dag kindjes. ga de weg? dag. tut. kindjes. Betty. ə weg. Betty gaat weg. Betty ga weg?. Betty ga weg? Betty ga wandelen misschien. Betty. gaat wandelen. ga wandelen ja. wandelen. ə wandelen. wandelen. buiten wandelen Betty. Betty wandelt buiten. het is koud buiten Maarteke. Betty. de kou. |
ja het is te koud voor Betty. oh. auto. valt. valt. ge moet eerst uw autooke neerleggen Maarteke. en dan zelf op de zetel gaan. zet uw autookes eerst in de zetel. valt. yyy. yyy. valt. Betty. valt. is Betty gevallen?. Betty heeft haar pijn gedaan denk ik. tut. thuis. tut thuis? tut. thuis. tut. thuis. ja. dat is den tankwagen. ə. garage. garage. ook in de garage. ook ə lə garage. ook ə lə garage. ook ə lə. garage. ook ə. ook ə. garage. ook ə. ook ə. garage. ook ə. garage. ja. wat doet mama Maarteke? wat doet mama? doet ə mama. ook ə lə garage. ook ə lə. garage. ook ə lə. auto. in. auto. in. auto. in. &~sin. &~bos. botsing. botsing. botsing ja. botsing. botsing. zo zie. zo zie. botsing! alle auto's derin. alle auto's derin. de auto in. auto. Betty lə auto. Betty. Betty. Betty slaapt!. Betty slaapt!. Betty slaapt! Betty. auto. Betty. Betty. slaap. Betty slaapt. auto. in. en waar is Charel? is dat Charel? dat is Charel niet. wie is dat dan? Charel. wie is dat? de kindje. dat is de. Charel is den echte. Steven. Betty dat is maar een pop. en dat is Louis. nee. dat is niet Louis. dat is Marcel. dat is Marcel. Louis. Marcel. is dat. goendag. ja. goendag. dat is Marcel. goendag. Betty en Marcel. yyy. Marcel. Betty en Marcel. goendag. goendag. goendag. oei. Betty valt. Betty. yyy. Betty. Betty slaapt Steven. Betty slaapt. in ə auto. in. auto. in de auto. Betty en Marcel in de auto. in ə. auto. toe. is toe. het is toe. ja. het is toe. ja. zo is beter. ja. mag den auto niet op de grond rijden Maarten? yyy grond. niet op de zetel. op de grond rijden. de grond. ja. op de grond. zo. ə. in. auto. Betty in auto. waar is Betty? de Betty. de Betty. ja. daar is de Betty. Betty slaapt. in. Betty. Maarteke mag ik dat is passen dat zakske hier. kom eens bij mama staan voor is te passen. of dat mooi is. Maarteke. kom eens. kom eens hier. kom. kom. ə auto. valt. het is koud Maarten. het is koud. licht. licht? nee. nu niet Maarten. het is niet nodig. licht. lamp. licht. lamp. lamp. lamp met licht is nu niet nodig. het is niet donker. kom Maarten. we gaan eens in de post zien of dat er niks in de post zit. yyy. kom degij eens meezien? ə auto. koets. nee. niet met de koets. te voet. is naar de post zien. kom degij eens meezien? of niet. niet mee mee. boekentas. nemen. boekentas. nemen. moet uw boekentas efkes mee? zo'n zware boekentas. zo die boekentas. ik ga eerst efkes zien naar de post. ga de niet mee met mama. Maarten. ga de niet mee met mama. mama. mee. mama. ja. okay. kijkt eens hoe laat dat is. kijk is. ə boek. kijk is hoe laat dat is. drie uur. nee. |
dat is het boekske van Steven Maarteke. dat is van Steven. we gaan een koekske halen voor u. yyy ə koek. in ə keuken. koek in ə keuken. wat is Maarten aan het doen? is Maarten iets aan het eten? Chris. is dat Chris? is het gedaan met uw koppeke? nog pijn? ja? nog pijn? niet waar. niet waar. yyy. niet waar. het doet geen pijn. is. pijn. pijn. het was langs den andere kant. zotte. haalt de boekjes is. dan ga kik met u in de boekjes lezen. is dat goed?. de boekentas. neem de boekentas en zet ze daar. en dan ga kik met u uit de boekjes lezen. ə ik een boek. ja. kijken in de boekjes. kijken ə boekə. kijk. ja. kijken in de boekjes. Maarten en Steven gaan kijken in de boekjes. Steven ə boekjes. ja. Maarten en Steven gaan kijken in de boekjes. is dat goed? Steven. ə boekə. Steven ə boekə. Steven boekə. ə boekə. zien. indiaan. kun de er niet aan? nee. indiaan. indiaan. indiaan. waar is dien indiaan? zet u in de zetel. Maarten. zet u in de zetel. in de zetel zitten op het gatteke. mais. yyy. mais. ə mais. mais. waar is mais? danku. mais. mais. waar is de mais? opa. opa? waar is opa? dat is de boekske van opa. is dat de boekjes van opa? nee daar staat opa in Steven. opa staat erin. ik zie opa niet hoor. waar is opa?. ik zie opa niet hoor. waar is opa? opa. opa. dat is opa. ja. dat is. nu zie ik het. dat is opa. kom zet u hier. ja. zo. zet u hier. ja. gaan we dat boekje lezen? mais. ə mais. de mais. mais. yyy. yyy. mais. mais. mais. en dat? wat is dat?. de koe. de koe. ja. de koe. wat doet de koe. Maarteke? wat doet de koe? gans. dat is geen gans. dat is een haan. haan. een haan. de schoen. de schoen. de schuur. ja. dat is de schuur. en dat? wat is dat? yyy. de wat? dat? die kind. dat is het kindje. maar wie zit er op de schouder van het kindje?. het vogeltje. het vogeltje. hier. en deze boek. wacht we gaan eerst deze boek nemen. boek is terug gemaakt zeg. boekje terug gemaakt. ja. nu is den andere kapot. hallo. hallo. kindje telefoneert. met de telefoon. en dat? de kind. de kin leest een boekje. een boekje. indiaan. wat is dat allemaal? indiaan moet hem zoeken. indiaan. ne indiaan. ja. zoek de indiaan eens. ja. zoek de indiaan eens. zoeken. indiaan. zoek de indiaan. indiaan. ə Steven. de poes. de poes. zeg. wat doet de poes Maarteke? poes. wat doet de poes? waar is de poes?. het paard. de paard. nee. dat is het schaap. schaap. schaap. schaap. dat is ook een schaap. de paard. dat is het paard. de paard. nee. dat is een geitje. de geit. dat is een geit. en dat? dat. ja. |
dat weet de. dat weet Maarten toch! dat. dat is de kip. de kip. dat is het vogeltje. dat is de kip niet. dat is de kip. de vogel. dat is de vogel. en dat? is de paard. ja. dat is het paard. ja. dat is het paard. dat is de kip. het kuikentje. yyy. ja. dat is moeilijk. is de koe. de koe. de koe. ne koe. de koe. daar. vogel. vogel. ja. de kip. de kip. ja. dat is goed hoor. de kip. dat is de kip dat daar stond. wacht. zo gaan we dat doen. zo. wie is dat? dat hier? vogel. de vogel. ja. wat doet de vogel Maarteke? yyy. ə. ja. dat zijn de meeuwkes. yyy. yyy. yyy. 's zondags vliegen yyy. en dat? wie is dat toch. hond. het hondje ja. en dat? met wie is het hondje aan het spelen? met de koe. poes. www. nee. dan gaat het boek stuk. zo moet het opendoen. zo. zo. het eerste blad. zo. kijk hier. wie is dat? de konijntjes. de konijntjes. de konijntjes. de vogel. de vogel. ja. en dat? de olifant. olifant. nee. dat is toch de poes. olifant. olifant. olifant Maarteke. welk boekje gaan we nu lezen?. is dat uit? olifant. staat er nen olifant in? ik zie genen olifant hoor. gene olifant. geen olifant. waar is de olifant?. waar is de olifant? geen olifant. geen olifant. olifant. poes. dat is geen olifant. gij. olifant. zotteke. de. olifant. ja. geef dat maar aan mij. want ik zie hier de haan. en de kip en nog een kip en nog een kip en kui^ken^tjes. kuiken. ook een kuiken. ook een kuiken. en een vogel. en een paard. en een geitje en nog een geitje. en de koe. en een boom dat is een boom. en dat is de emmer. dat is de emmer. staat toch veel op. en dat is schaap. en nog een schaap. en nog een schaap. en nog een schaap. en dat is een koe. en nog een koe. en een boom. en een lammetje. en een lammetje. en een paard en een hond. en de ganzen. de ganzen. de gansə. een gans. en dat is een gans. en dat is een gans. en nu is het boek uit. boek uit. toe. boek. toe. en nu gaan we hier is kijken. ? tv. dat is de tv. ja. dat is niet interessant genoeg om iets over te zeggen. dat is de. wat is dat? de doos. de &~do doos. dat is de doos. en wat is. wat is dat? doos. ja. en dat?. de bal. de bal. de bal in de doos. bal de doos. bal. Maarteke. bal. bal. lə. dat is de koffer. doos. koffer met speelgoed. speelgoed. speelgoed. speelgoed. yyy. en dat? hier. wat is dat zeg? Beertje_Colargol. weg. Beertje_Colargol. www. en dat? dat. yyy. de bal. ja. de bal. yyy. yyy. ə is yyy. ja. doe het maar toe. en dat hier? wat is dat?. |
wat is dat. ? ja. kijk maar eens langs alle kanten goed. wie is dat? Chris. Chris?. is het Chris. is de Chris. het is Chris. de Chris. Chris. Chris komt thuis. wie is het Maarten? Chris. Marita! is Chris daar. Maarten? is Chris daar? Chris. daar. Chris. daar. de Chris. daar. Maarten. wij gaan appelsien halen. en een banaan. ik heb een stukske taart mee. stuk. taart. stuk taart. Maarten appelsien hebben? www. www. www. appelsien. de appelsien. we gaan op uw potje zitten. de pot. broek. ə broek. broek. wat is dat? appelsien. appelsien. appelsien. appelsien. appelsien. appelsien. yyy. yyy. goendag. zeg eet dat nu eens mooi op. dat is gene goendag. goendag. de koek. yyy koek oh koek. koekə koek. koekə koek. wat koek?. ik zie gene koek. waar is die koek? Maarten trekt uwen dikken buik eens in. dik buik. dikke buik. gij hebt altijd twee buiken. dikke buik. danku. manneke. manneke. manneke. lekkere koek. lekkere koek. lekkere banaan. lekkere banaan. ne appel. appel. ja. is. de. ja. &~pa papier. papier. ja. ga de een beetje schrijven?. maar niet op de stoel schrijven op het papier schrijven Maarten. niet op de stoel. hierop schrijven. oh papier. papier. ja. papier. danku. nog een koek. koek nog voor andere kindjes. lekkere banaan. banaan. kijk eens Maarten. hier jongen. Maarten. Maarten. lekkere banaan. Maarten. lekkere banaan. nog. ə nog. wat moet te hebben? ə boek. hier is het boek van het kindje. www. wat is dat. Maarten? wat is dat?. dat is mooi. wat is dat. yyy. de kind. dat is de hier. dat is de. en dat? dat is de botjes van het kindje. de kind. botjes van het kindje. dat is een breiwerk. breiwerk. breiwerk. yyy. dat is een kindje. dat is een kindje. dat is een kindje. yyy. boek. yyy. Steven gaat de Story lezen. www. yyy. wie leest dat? dat is een mooi boek. yyy. boek is weg. boek is weg. yyy madam. dat is een kindje Maarteke. de kindje. kindje. de kindje. het kindje. de kindje. ja. de kindje. dat is klein kindje. yyy. de kindje. kindje. allemaal kindjes. het neusje van het kindje. waar is het neusje van het kindje? de beest. beertje. ja. het neusje van het kindje. het neusje van het kindje. de kindje. het kindje. ja. dat is het kindje. dat is een poes. de poes. het is de poes. dat? dat is een zeerob. Steven? straks wil ik nog eentje eten. en hier zeg. is dat? wat is dat? yyy Steven. ja. Steven moet dat maar lezen. ne stomme Story. haha. wat zie ik hier allemaal. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. dat is Mickey_Mouse. en dat? dat is een leeuw. ge weet toch dat dat een leeuw is. wauw. zien. de. zien. waar? waar is de?. zoek de is. waar is hem hoor?. zoek hem is goed. zoek hem is. de. de. ja. de. de. ik weet hem staan. hier staat hem. hier staat hem zie. kijk is. de. de. ja. |
wie is dat? Maarten?. kijk eens hier. Maarten. wie is dat? de kind. de kin. zeg. ə Steven. ə Steven. waar? zoek. zoek. ja. zoek Steven is. maar niet met de vingertjes op. www. zoek Steven is. zoek Steven is. is dat Steven? is dat Steven? nee. dat is Steven niet. is dat Steven? is dat Swa? nee. ook niet Swa? wie is dat? Steven. is dat Steven? papa. ja. de papa. de papa. dat is de papa. de papa. de papa. de. de. ja. en wie is dat? wie is dat Maarten. kijk is. kijk eens hier. wie is dat? de kindje. de. en dat? dat hier? ja. wie is dat?. de. daar de. daar de. de. en dat? de papa. is de papa. de papa. de papa. en dat? de kindje de papa. de. en hier zeg. wie is dat? hier. de koets. is dat de koets? de yyy. de? yyy. nee. dat is. telefoon. hallo hallo. hallo hallo. zegt Maarten. hallo hallo. en dat?. Maarten. weg. weg. weg. weg. weg. doe de weg. Steven. de papa. weg. papa. weg. papa weg?. yyy. yyy. waar is de? waar is de? de. waar is de? de. ja. de. &~r. doet de leeuw. yyy. leeuw. kijk eens. wat is dat? wat is dat?. wat is dat zeg? wat is dat? olifant? kijk is. kijk is. wat is dat?. wat is dat?. olifant. olifant. &~ol olifant. ja. olifant. olifant. kijk hier. wie is dat? kijk hier. mama. mama. echt waar is dat mama? ja. dat is mama. en dat? buikə de kind. buik van het kindje. het is bloot kindje. de kin. de. waar is hem de? en dat hier Maarten. kijk eens hier. wat is dat? wie is dat? wie is dat? wie is dat? de kind. de kin. en wat is dat hier? dat hier?. dat hier? wie is dat?. wat is dat? dat. en dat? dat. wat is dat? wat is dat? weet de dat niet meer Maarten? stekskes. stekskes. ja. ja. en dat hier?. ik weet wat dat is. ja. wat is dat? diep over nadenken hoor. de moor zeker. de moor. moor. de moor. dat is de sleutels. dat hier zeg. wie zijn dat allemaal? Chris. Chris. en dat? dat? dat raar ventje hier? wie is dat? wie is die rare daar?. dat is ne rare ze. wie is dat? wie is dat? Breznjev. wie is dat?. is dat Swa? is dat Swa? mag ik is horen? is dat Swa? Chris. dat is Chris dat. dat is zeker. dat is Chris. wie is dat? Steven. Steven. ja. en wie is dat? de kind. de. en wat is dat hier? wat is dat? papa is weg. is papa weg Maarten? papa moet komen. nog een half uur als het goed gaat en papa is daar. kijk eens dat! en wie komt er straks ook? tiktak. opa komt ook straks. dat is opa. is dat opa niet? nee. opa niet. |
wie is dat dan? wie is dat? de kind. de. de Swa. wie is dat kindje? Maarten. dat kindje is Maarten. www. de. en dat? de. de zoeken is dat. zoek de is Maarten. de. de. de. ja. zoek de is. zoek. ik heb hem gevonden. ik heb hem gevonden. de. de. yyy. de. de. zien. zien. zien. dien boek? den boek. is. zien. de zien. is zien. yyy zien. zoek. eens zien. de is zien. de is zien. de. up John. mee John. gij weet het. kind. weg. kind. weg. kind weg. plant. de plant. de bloemetjes. ja. de plantjes. de plant. de plantjes ja. de plantjes zijn dat. de plant. de botjes. de botə. botjes. de botten. ja. dat is ook botjes. ja. en dat? botə. ook botjes. de pots. pot. pots. de pots. de garage. hoe. dat is Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. dat is Mickey_Mouse. ja. dat is goed zie. gij. Mickey_Mouse. nee dat is het hondje. dat is Mickey_Mouse. dat is het hondje. Mickey_Mouse. en de poes. Mickey_Mouse. het hondje. en de poes. Mickey_Mouse en het hondje. Mickey_Mouse en. de poes. Mickey_Mouse en het hondje. Mickey_Mouse en de poes. Mickey_Mouse. ja. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. hondje. ə. hondje. kindje. dat is een kindje. dat is een kindje. zien. ə zien. yyy de ə zien. ə zien. yyy ə zien. ja. zie maar is. daar. de. maar zeg de. dat is waar ook. dat is de. kalender. yyy kalender. lə kalender. de kalender. ja zeg. de kalender. de kalender. ja. ik wou het ook juist zeggen. daar hangt de kalender. kalender. ja. de kalender. de. zoek de nog eens. soep. soep. soep. soep. soep. soep. is dat een? nee. dat is geen. dat is soep. wat? de yyy. de boon? soep. soep. ja. de soep. de lepel. lepel. zet u eens goed op uw stoel. de. waar is de? daar de. daar de. dat de. dat?. dat is een madam. madam. madam. madam. madam. ja. dat is. een domme madam. domme madam. dom madam. dom madam. domme madam. yyy madam. domme madam. dom madam. ə. ə stuk. ja. dat kindje doet ook zo Maarteke. een stuk? ook een stuk. denken. ə Steven. ja? kijk mama gaat een stukske banaan eten. en dan Maarteke een stukske. de. de gaat ook eten. een de eten. de bot. botə. botə. zien. yyy. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. dat is Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. poesie_mauw. Mickey_Mouse. poesie_mauw. Mickey_Mouse. e Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. ə Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. ə Mickey_Mouse. zoek. Mickey_Mouse. Mickey_Mouse. zoeken. yyy. de boekə. zoeken. eet. zoek. kindje. eet. ja. het eten is. zoeken. zoek. ə ook ə. de. ə ook ə. zien. ook ə. www. www. is ə mama. yyy ook ə. ook ə. is ook ə. zoek Joke. zoek Joke. dat is de poes. de poes. olifant. olifant. olifant. olifant. weg. olifant. weg. olifant. weg. olifant. weg. wat valt?. wat is dat? kindje is zich aan het wassen. kind afwas. |
en dat? hier? wat is het kindje aan het doen? kindje. doen. wat doet het kindje?. wat doet het kindje? poets. poets. mama. dat is mama. wat heeft mama vast? mama. vast. wat heeft ze vast? wat is dat?. vast. wat is dat? kind afwas. kindje wast ja. dat is de handdoek. handdoek. dat is de handdoek. yyy. af. wat? stoel. af. van de stoel af Steven. af? af?. ja. stoel. af. moet op potje gaan? stoel. af. yyy af. ik zal er u afnemen. yyy hallo. hallo. auto? hallo. hallo. hallo. papa wanneer kom de. zegt! belt is naar papa. bellen. de papa. telefoneert eens naar papa. hallo papa zegt. hallo. papa. hallo papa. de papa. schoen. Steven. schoen. Steven. zijn dat de schoenen van Steven? Maarten zet die is bij het vuur! zijn dat de schoenen van Steven? dus ik heb twee paar aan. zet die schoenen van de Swa bij het vuur Maarten. zet ze daar in het hoekske. hoek. in het hoekske. daar. zet ze daar bij de kaartjes. hoek is. het hoekje. hoek is. ja. zet ze daar. yyy yyy. schoen. Swa. Swa. Swa. schoenen van de Swa. Patrick. Maarteke gaad de eens zien wie dat er daar is. Maarten. ga de Betty zoeken? Betty. de Betty. waar is Betty? de Betty. zoek Betty is en zoek Marcel ook is. Betty. Betty in. de auto. Betty in de auto. Betty in de auto. Betty in de auto. zoek. de Betty. zoeken. de Betty. de auto. de Betty. is yyy. de Betty. de Betty. en wie is die andere? Marcel! Betty. straks tegen opa zeggen. dat is Marcel. Marcel. Marcel. ja. Mickey_Mouse. yyy. Mickey_Mouse. waar is Mickey_Mouse? Mickey_Mouse. laat Betty Mickey_Mouse eens zien. Betty. Mickey_Mouse. Betty. Mickey_Mouse. ja. laat Betty Mickey_Mouse eens zien. ja. laat Betty Mickey_Mouse eens zien. Betty. Mickey_Mouse. ja. laat Betty Mickey_Mouse eens zien. goendag. goendag. goendag. waar is Marcel? Marcel. ja. dat is Marcel ja. dat is goed zie. goed onthouden. de Marcel. yyy. pamper. yyy. pamper. yyy. pamper. dat is de pamper. ja. in. auto. yyy. kalender. yyy. kalender. daar is. ginder is de kalender. ja. kalender. zien. wie is dat? wie is dat? wie is dat? ja. wie is dat?. weet het nog? oh. ə de auto. Mickey_Mouse. zoeken. zoek Mickey_Mouse eens. &~miki. Mickey_Mouse. de kam. kan het niet? groot. te groot. ze is te groot. yyy. yyy. papegaai. yyy. papegaai. papegaai. papegaai. weet degij wat dat dat is Maarteke ne papegaai. papegaai. papegaai papegaai. dat is ne vogel Maarten met zo'n dikke mond. ze. en zo lange neus. kijkt is. wat is dat allemaal. oppassen. niet aankomen. hoort. hoort. luistert is. maakt lawaai. yyy. wijzen. wijzen. wijzen. wat is dat? wijzen. wijzen. stuk. is dat papa die der is? de papa is. ga ne keer kijken. eens kijken. ga de potje in doen. Maarten? banaan in het potje. banaan in het potje. banaan in. pot. banaan in het potje en banaan opeten Maarteke. zo de banaan opeten. botsing. botsing. |
botsing. ja. kalender. kalender. kalender. ja. waar is de kalender? yyy de kalender. de kalender. ja. potje derin. potje erin. banaan. op. banaan. is ze op de banaan?. dat is bravo. dat is goed. dat is goed hoor dat de banaan op is. bravo hoor. kalender. Swa. weg. gaat Swa weg? nee. kijk eens goed wat Swa gaat doen. gaat niet weg. oh. valt. van het. valt. oh. valt. oh. valt. yyy. yyy de potə. te groot. te groot. te groot. te groot. oh. valt. toren. valt. opa. opa. bomma. bomma. de bomma. bompa. wat is dat? de koffie. www van wie is die koffie? Maarteke. kom dat gaan ik pakken. yyy de. ja dat zijn de. wat is dat Maarten? wat is dat?. wat is dat? wat is dat? wat is dat?. wat is dat? ə. pot. leg het potje eens in de doos. potje in de doos. potje in de doos. potje in de doos. te klein. de yyy. de yyy. dat is de. de de. potlood. de opa. niet kapot doen Maarteke. de opa. Maarten. zeg. steekt dat weg. de opa. de. opa. ook in de boekentas steken ze zoon. yyy ook ə tas. ook een boekentas. doe het is allemaal in de doos Maarten. in de doos. in de doos. in de doos. in de doos. doe de potjes. en de. in de doos. de in de doos. in de doos. bicə. in de doos. doe de in de doos Maarten. moet de niet in de doos? Maarten. neemt de gazet is voor vader. uit de boekentas de gazet voor vader nemen. uit de boekentas. uit de boekentas. www. ə. doos. doos. ja. yyy doos. boekentas. boekentas. gaat dat schatteke? yyy. mag ik er niet aankomen? www. zoek Betty is. en Marcel ook. Marcel ə. ə ook. Marcel de. ook. en Betty. ook. de Betty. zien. zien. de auto. yyy. yyy. heb de Betty gevonden? yyy. yyy. Betty. gevonden. ja. waar is ze Betty. yyy. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. auto. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. klop. klop. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. danku. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. daar. xxx. daar. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. gedaan. gedaan. gedaan. bal. daar. daar. daar. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bal. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. daar. daar. daar. daar. daar. daar. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. daar. |
xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. cola. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. okee maike begin maar. um een meisje loopt op het pad. en dan komt ze bij een ijscomevrouw. en dan koopt ze ijsje. eet ze het op. en valt ze met dat ijsje. um en dan huilt ze. ja. dat was nummer een. &~num nummer twee. um er lopen of uh een jongen en een meisje aan het strand. gaan ze kastelen bouwen. alleen die vist. pakt iemand het emmertje. en pakt die jongen het af. mm. neemt de jongen het mee. &~m dan huilt dat meisje. ja. okee. nummer drie. um papa en uh twee kindjes. xxx xxx xxx. gaat het meisje voetballen. komt een hondje. later geeft dat meisje een botje. en begraaft het hondje het botje. daar gaat ie dur op liggen. ja. nummer vier. uh ja ja. een meisje loopt op de stoep. daar is dur een man met ballonnen. dan vraagt ze een ballon. dan gaat ze dur mee spelen. en dan valt ze. en dan is en dan huilt ze. en dan is de ballon weg. ja. nummero vijf. um vader en een jongen en die zijn ijn het bos. dan uh speelt de jongen met de bal. de vader leest de krant. en dan wil de jongen ook de krant lezen. en dan trekt die dat. xxx heeft ie de krant. en um gaat de vader dur achteraan. en dan heeft de vader de krant weer. en dan huilt dat kind jongetje. dan huilt ie het jongetje. ja. okee. het laatste verhaaltje. nummer zes. even kijken. um de moeder leest voor het kindje voor. uh is het kindje met de. wol aan het spelen. en dan komt de kat aan de wol. dan heeft de het kindje een vis. eet ie hem op. en dan gaat de poes slapen. ja. okee maike begin maar. um er zit een jongetje op het krukje. die kijkt naar kikker. en de hond zit een beetje met de neus dur in. dan gaat dat jongetje slapen. ja. en dan loopt de kikker &~s um weg. en dan kijkt ie smorgens erin. en dan is de kikker weg. en dan kijkt het hondje dur in. en dan heeft die zijn kop vast. en dan gaan &~z um zoeken xxx xxx xxx hondje. um en dan roept het jongetje iets. en daarna roept ie in een holletje. en dan kijkt ie een bal daar. ja. er allemaal wespen uit. goed zo. gaan achter um achter het hondje na. en dan komt er een uil aan. |
en die gaat weer op de tak zitten. en dan roept die nog xxx buiten. en dan blijft die bij een boom xxx vasthouden. en dan neemt een hert zo mee. en dan gooit ie hem naar beneden. en dan dan valt ie in het water. en dan gaat ie luisteren. en dan zegt ie. en dan kijkt ie dur overheen. dur eentje over. ja. en dan ziet ie wtee kikkertjes. ja. en toen &~ha hebben ze babietjes gekregen. en toen &~he neemt ie. maag die een klein kikkertje hebben. ja. prima. dat. dat. dat. dat. dat. dat. xxx. xxx. dat. dat. dat. dat. dat. dat. dat. dat. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. mama. xxx. die. dit. dit. xxx. dat. xxx. dit. xxx. dit. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. die. xxx. xxx. xxx. dat. dat. xxx. dat. dat. dat. dat. dat. dat. xxx. die. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. dat. dat. dat. xxx. dat. xxx. dat. dat. dat. xxx. dat dat. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. dat. dat. dat. dat. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. dat. die. xxx. dat die. xxx. xxx. xxx. dat. dat. die. dat. dat. xxx. dat. dat. dat. dat. dat. dat. dat. xxx. dat. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. die. xxx. xxx. xxx. xxx. dat. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. die. dada. dada. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. |
xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dajda. xxx. xxx. xxx. xxx. dajda. dajda. xxx. xxx. dajda. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk, twee olifanten. ja, prima. en twee knorrens. twee wat? twee knorrens. twee knorrens. en 'n haas en 'n eend. och, is dat 'n broertje van mij? is dat 'n broertje van mij, Frederique? kijk, staat op het kaartje. oh, op het kaartje. oh, die bedoel je. ja. mooi. dit zijn kikkers. jaja. en dat &~ss is nog eentje, muisje. en dan nog 'n de aap is leeggelopen. wat is leeggelopen? de aap. leeggelopen of weggelopen? nee, leeggelopen. oh. ze bedoelt die aap die d'r stond, dat springkussen. oh ja, dat kan ik ook niet weten, ach wat jammer nou. dus daar kan je niet meer op springen? nee. nou ja. volgende keer komt ie weer. ja hoor. ja. kijk zo. en dan nog 'n aap en dan nog 'n knor. nog 'n knor, ja. ja, en nog 'n aap. nog 'n olifant en 'n knor. ja. en nog 'n muis en 'n kikker. heel goed. en nog 'n kaartje. ja? isse nog 'n muis op. en d'r zit nogge 'n knor op. ja. en nog 'n haas mmet 'n aap. ja. en dan nog 'n twee hazen. en dan nog eendje. eendje en 'n olifant. ja. en dan deze twee apen. ja, wat doen die apen? op het kaartje. oh, ja die zitten nnnog, ik heb nog meer kaartjes, zie je? ja, ik zie het. en nog 'n haas en 'n kikker. en nou nog 'n olifant. ja. en dan nog je lijkt wel 'n treintje. het lijkt wel 'n treintje, ja. ja. met allemaal dieren erin. ja. waar zullen we naar toe gaan? ik wil 'n kijk, ik heb 'n vliegtuig. oh ja, 'n helikopter. kijk, hier kan je mee draaien. ja. zo, kijk, zo. zo, zo kan je het mee doen. oh ja. zo. ja. zo gaat ie rijden. moet ik het doen? kijk, deze met kaartjes. komt ie aan hoor. oh. komt zo. kijk, gaat ie zo. bots. ah, bots. &~ha ik kan er niet bij. hij is tegen de kaartjes. zo, daar gaat ie weer. daar gaat ie weer. Joe. de aap is leeggelopen. ja, nou jammer he? ja. kan je er niet meer op springen he? nee. nou weet ik tenminte wat het betekent. he nou zijn er nou heb ik geen kaartjes meer. nee. nee. wat moeten we daar nou aan doen? ik ga ik ga nog 'n ik ga alle olifanten bij elkaar zoeken. zo. |
zie je wel? zzzzzzijn nog meer kaartjes. ja, maar niet meer met olifanten toch? he? jawel. even zoeken. ik ga m'n boterham opeten. oh ja, hier. nog eentje. nog eentje? nog deez. oh leg die maar bij het konijntje dan. even kijken of er nog 'n kaartje nog een. oh ja, nog deez. ja. deze nog. leg die bij de aap. ja? ja, doe maar. goed zo. ik heb mmmmaar twee poppen. heb je maar twee poppen? ja. nou. xxx en Gina. hoe heten ze? Gina. mag ik es zien? mag ik es zien? Gina. kijk, dat is Gina. Ina? met 'n rokje. met 'n rokje aan, ja. hier. dankjewel, kom maar bij Ina. die hoort in de buggy he? oh ja? ja, maar ik ja, maar ik hebt ook 'n poppewagen. gaat goed he? ja, prima. ah, daar komt de buggy aan. deze is de buggy nu. kijk, deze is de buggy. ja, laat es even kijken. is dat de buggy van Timo? nee. nee, is van Gina. hoe heet ze nou, China of Ina? china. Gina. Gina, Gina. oh, Gina. van oma Gien he, afgeleid? Gina Lollobritgida. juist. nou, Gina in de bug. zo. smikkelen? ja, met 'n boterham met pindakaas. zo, ik heb Gina in de Buggy gezet. moet ze wandelen? even m'n boterham opeten. eerst je boterham opeten, dat is waar. xxx. ah ja, eerst even je boterham opeten, dat is ook zo. Gerard het lijkt net of je niet echt luistert. ja, dat zei ze net ook al, ja. nog 'n boterham, op. en dan is het op. kijk. ja prima. papa op. goed zo, wil je nog meer? ja. ik heb e nog ik ga nog meer eten. oppe oei. oei, viel je bijna? ja. oh m'n pop. oh jee, Gina valt steeds. waar ga je naartoe wandelen zo direkt? naar de mand. oh naar de mand. wat ga je daar doen dan? niet hier. hier bedoel ik. ja, dat heet toch de mand? de mand. de mand, ja. dat zeg ik toch he? de mand is daar. de mand is daar, ja. kijk es. wat ik heb. wat is dat voor 'n leuk boekje? oh dat is leuk. kijk. kan je me daar wat van vertellen? kom je even bij me zitten. zo. ja oh, ik kan niet tegelijk vasthouden en de bladzijde omslaan. oh, d'r zit er nog een voor, ja. nou, kom effe bij me zitten. ok, nou vertel jij, lees jij es even voor, want ik ken dit boekje niet. vertel jij es wat er gebeurt, wat zijn ze aan het doen hier, wie zijn dit? kwik en Kwak. ja. en en. kwek, ja, en wat doen ze? die hangen Minnie aan 'n tak. die hangen Minnie aan 'n tak. ja. ja, nou, leuk, dat is gemeen he? ja. waarom is dat gemeen? nu blijft Minnie heel. aan de tak. helemaal aan de tak, ja. hier is je he, ik moet even brood. geef maar. ja, alsjeblieft. |
nou, volgende verhaal? wat gaan ze hier doen? kijk, Pluto. ja, wat doet ie? hij loopt nnaar Minnie. loopt ie naar Minnie? ja. ja, waarom? omdat Minnie aan de tak is. oh ja. gaat hij Minnie d'r afhalen? nee. nee? wel. oh wel. en wat doen die andere hier? die loopt daar. ja, die loopt daar. waar gaan ze naartoe? kijk deez zijn eekhoorns. die zijn eekhoorns, ja, dat zijn eekhoorns. hoe heten die? weet je dat? frederique, Timo gaat naar bed, geef maar even 'n kusje he? dag Timo, slaap lekker met je dikke lip. nou, doen we de volgende. ai, wat gebeurt daar, wie is dat? goofy. wat gaat ie doen? slapen. ja, waarom? hier. ja, maar waarom gaat ie slapen dan? weet je dat niet? kijk. ja, wie is dat? dat is Bambie. ja, Bambie. wat doet Bambie. ga deze Stampertje en deze is en deze? hoe wat zeg je nou gaat deze. oh, deze is Stampertje he? oh, deze is Stampertje ja. stampertje. deze niet wie is dat? stampertje. nee, dit is niet Stampertje. dit is Stampertje. dit is Donald Duck. ja. nou, die lopen weer rustig verder. kijk es even. bambie. ja, wat doet Bambie daar? oh ja, deze Falina. falina ja, wat zegt Falina tegen Bambie? dat Falina op hem wacht. falina die wacht op hem, ja. ja. oh, Falina, ja, ik denk wie is dat nou? falina die op hem wacht. ja. en wat doen die anderen? die lopen daar. ja, langs het water he? ok, gaan we weer verder. ja. nou, vertel es wat hier gebeurt. of eet je eerst je brood op? op! goed zo. nou. volgende bladzij. ok. he, Wolfje. wolfje, wat doet Wolfje? hij vangt 'n vis. ja, nou gaat ie het doen. em, het is em, september. ja. de hoeveelste september is het? even kijken hoor, hoeveel september het is. eenentwintig september! eenentwintig september negentien eh achtentachtig. en Laura speelt met de bal. oh. mama balle. moet ik ballen? waar moet ik de bal naar toe gooien? so. zo? moet ik zo gooien? nou. oeoeh! aha! oh, wat is ter? stootte je je? ah, kom es hier. yyy. stootte je je? ja? of niet? stootte je je? hee. wat is ter? ben je verlegen? yyy. inne kesj. in de creche? wat is er in de creche? xxx. nee, ik wil. kijk es! kijk es! xxx. yyy. dit. wat kijken? wat wil je kijken? kijke! waar wil je kijken? kijke! waar naar kijken? kijke fs die is. ikke kes toe. wil je naar de creche toe, spelen? vanmiddag gaan we naar de creche toe, is dat goed? xxx oto rije. auto rijden? nee, we gaan toch niet met de auto! en tas ook. tas gaat mee, ja. en wat gaat er nog meer mee? foor zee. zee. zee. zee? ja. gaat de zee mee? xxx semme. oh, je wil ook in de zee zwemmen? mij ook e see semme. moet ik ook in de zee zwemmen? ja. |
ja, mij ooke semme. jij ook zwemmen? kan niet. kun je niet zwemmen? nee. moe so. kun je toch leren zwemmen? ja. ja. mij ook e semme. ja. mij. papa ooke semme. ja. ja. semme. ja, gaan we van de week met zijn allen zwemmen. papa. ja. mij ook e xxx. xxx? semme. ja. enne siesuig. das een vliegtuig, ja. ja. n xxx. ja. ja. ja, ja dat is zo. oo e kee semme. ja. een keertje zwemmen. zondag gaan we zwemmen. is dat goed? uitsape. semme uit. ja. e kee semme. vind je dat wel leuk? wil je wel zwemmen? je ook e semme, kesj. op de creche ook gaan zwemmen? ja. ja? kee semme foor Laura. ja, jij mag ook zwemmen, hoor. gaan we van de week zwemmen. ja? een kee oppe kes ja. semme. ja. dit is mijn koekje opete. ja. yyy. zo, ben je aan het gapen? he, ben je aan het gapen? pot. is je neus kapot? ja. mama make. moet ik het maken? nee. je neus? jij moet nee? nee. oh, Imm make. Irma moet het maken. ja? zei je dat? ja. oh. Imma, kijke kepot. ja. oh. is niet leuk een pleister op je neus, he. nee, he. oh. xxx. xxx. bah. vies, he. ja. gooi maar gauw weg, he. ja. se die. die? is dat ook vies? ja. waar dan? daar. yyy. yyy. is dat. ? nee. nee? nee, mag ik niet aan je benen zitten. ? wil je vanmiddag wel naar de creche? gaan we vanmiddag naar de creche? ja? je bent er heel lang niet geweest. je bent nou weer een beetje beter, he. of ben je nog ziek? ben je nog ziek? xxx. so bokke. xxx. so bokke. wat zeg je, bokke? ja? ik wi ses kesj. nog een die. die sesse. oh, die fles. die moet mee naar de creche? ja. nou, op de creche heb je toch bekertjes? of niet? moet de fles mee? ja, moe mee kesj. dan nemen we de fles mee naar de creche. die. ja. we mogen het flesje wel meenemen, kresj. denk ik. je speen is dr niet, he. ik wi koke. kopen? moet je kopen, een eh, speen. , fo is isse niet, nee. e mond. ja, in je mond, ja. maar Julia die zou em terugbrengen. je had em bij Julia laten liggen, op tafel. je zou em terugkrijgen. dan hoeven we niet een nieuwe te kopen weer. dat is de derde al, of de vierde in een week. ik wi sesje mee xxx kesj. moet het flesje mee naar de creche? ja. wat ga je dan in de creche doen? opemake. moet het flesje open? en al de melk zeker op de grond allemaal? ja. nee. en dinke, he, e ses. je moet uit het flesje drinken, zo, ja. wat ga je vanmiddag op de creche doen? e siesuis. ja, komt een vliegtuig over. e mense in e siesuis. er zitten mensen in het vliegtuig, ja. kijke. |
dat kun je niet zien hier. ben je xxx in het vliegtuig? sitte. mama ooke sietuis sitte. ja, mama ook vliegtuig zitten. papa ooke siesuig sitte. ja, papa ook. en jij? , mij ooke siesuig sitte. mens mensen zitten mij ooke siesuig. en jij ook, ja. mama ooke siesuig en papa ooke siesuig e sitte. ja, we gaan allemaal in het vliegtuig. als mama naar Ierland gaat, naar Marja, ga ik met het vliegtuig. mag jij uitzwaaien. mag je komen uitzwaaien. gaat mama in het vliegtuig zitten. gaat mama met Berry, gaat ze naar Ierland. e met nee, hoefe Bejie niet xxx siesuis. in tein xxx Bejie. yyy. er is geen bed in het vliegtuig! ik zei met Berry, zei ik. tein toe. met, oh, Berry oh, zei je naar Berry ga je niet met het vliegtuig maar met de trein. nee met de trein ja, we gaan naar Berry met de trein, dat is waar. maar, we gaan naar Marja met het vliegtuig. ikke ooke siesuig. op! ja, nou, zeg. ooke sies,, e sies. wat sies? daaj. is weg. oh, op. hoef je niet, nee? sies? nou, ik versta het niet. e mees! bees! bees! xxx bees! wat doe je nou? zit je op je been te slaan? xxx sies in. e sies. doet het zeer? ja. ja? sies in. zit daar een vlieg in? ja. oh, zit er een vlieg in je been? oh, oh xxx. zit er een vlieg in je been? ja. zit die te kriebelen. ? bees. oh. xxx deuw. op de deur de vlieg? ja. ooh, je ziet een vlieg ergens, jaja. ik heb em niet gezien. da. zie je de sies niet? ik zie de vlieg niet. xxx bove niet sies, xxx. is ie naar boven, de vlieg? ja. da. daar kan ie ook zijn, in de andere kamer, ja. e bove toe, sies. is ie boven, de vlieg? ja. wat ga je vanmiddag in de creche doen, denk je? wat doe je in de creche? xxx kesj. hmmm. eh! , heb je daar een klimrek? in de creche. wat doe je op het klimrek? xxx. ik wi xxx kimme. ja? ik wi kimmek. ik wi xxx kimmek, bose. ooh, het klimrek boven. ja. ga je naar boven. kimmek. klimmen, ja. en dan ga je dr van af? zo? zo naar beneden? glijden? ja? die. ja. en wat heb je nog meer in de creche? meej. ooh, autoos heb je ook. autorijden, ja. ikke pan hemme. een pan? ja. pan. een pan mee spelen? ja. ik wil soep make. ooh, je hebt daar ook een pan en daar ga je soep in maken, lekker. nee, ik wil pan. soep. een pan soep. nee. nee? pan soep, nee. niet een pan soep. ik wi bij xxx Pete, pan soep. en sesje moe kesj. ja, flesje moet mee naar de creche. ja. dinke. yyy. xxx moe siesuis e sitte. siesuig. moet het vliegtuig op? ja. tssss, vliegtuig op de fles. die moet. e siesuig. |
e siesuig moe mee. k wi siesuig e meeneme, kijk. ja. ooh. ooh, je bent aan het knoeien. je bent aan het knoeien. kijk, gaat weer een poes. zag je em? zag je em wel? of was je melk aan het drinken? poesje mek e dinke. ja, poesje moet melk drinken. poesje moet melk drinken. xxx haa kamme me toes. wat zeg je? haar kammen? e toes. ooh, poes gaat haar kammen. ja. xxx. wat zeg je? bees. een beets. bed? beets. biet? bietensap? ik versta je niet. , biet. nee, eh, hier, beets. Wim? e beets. in bed? Wim moe bet. Wim moet bet sapie doen. is Wim op bed slapen? xxx? ik weet niet wat je zegt. wil je ook al naar bed, hee? wil je ook even naar bed? nee? nee, he. je komt net uit bed. we gaan eerst toch naar de creche maar. e bet. op de creche mag je in bed, ja. zullen we je slaapzak meenemen, naar de creche? ja? en daaj in bed sape. ja, ga je daar in het bedje slapen. en dat, en die. ja. k wi sokke uit. wil je sokken uit? nee, die doen we niet uit. kesj, wel uit sok. in de creche doen we ze uit! ja nou, vast wel! dan krijg je toch koude voeten! en dan vat je weer kou. he, dan vat je weer kou. moet je weer overgeven. moet je weer overgeven. ja, en die uit. die, wat is die? die niet. die niet uit, wat is die? wat is die niet uit? je trui? nee, hoef niet. nee, natuurlijk hoeft dat niet uit. xxx e sokke uit. nee, sokken ook niet uit! in kesj. in eh nou, in de creche ben ik er niet, dus, dan zie ik het niet. brrr. yyy. jij bent een ondeugd, jij. ham. een Laura ondeugd. ah. een klein Laura ondeugdje. ah. hoppa. hehe. hoppa. op op. hehe. xxx. xxx. yyy. yyy. daar komt een muis, hoor. yyy. daar komt een muis. pas dr op, hoor, dr komt een muis. ja, dr komt nog een muis! hehe. hoe! hihi e muis. je fles, ga maar pakken even. ga je fles maar pakken. eh. ga je de fles opeten. ? pakt mama het speelgoed. iets leuks spelen. boek. zal ik dat boek uit de kast pakken? die. die, Laura? bebie. dat boek? pakken? ja? ik wi e pak. nou, pak jij het maar. ga het maar pakken. vooruit dan maar. ah. dat boek, ja. nee, die die! e die. Laura, dat boek. nee, niet. oh, nou, mama pakt het wel even. dat gaat zo niet. hier, boek. , ojee. nou, vooruit dan maar. voor een keer. oh. k wil die niet. oh. niet mooie boeke. die. ik vind die het mooiste. daar kun je het meeste bij vertellen. daarom vind ik het het mooiste. niet so mooi. nou, ga maar lezen. lees maar voor, het boek. boek van het paardje, okee. |
boek van de twee paardjes, bruintje en witje. nee, hoe nee, kan niet. wat kan niet? xxx. yyy. doet paatje. djie. ooh, drie paardjes, ja. bruintje, witje, zwartje. paatjes paatjes. hoe! , dis een bon. ook een ballon, ja. , dis ook een bon. dis is een man. das e paat. ja, is een man, ja. , dis e paat, hee. een huis. nee, kijke, tis dit? e dit is e paatje. paart. paatje paajt. dis is e opa. is dit een opa? ooh. dis e paat. een hele jonge opa. paat. ja. ja, ditte ook paat. ja. ah, e opa. opa e kindje. opa! opa opa. hee. dit is een paatje paat, ah! en wat doen die paarden? een bon die doen. bon bon. ja, ballon. ze zitten in een luchtballon, heet zoiets. vliegen. ze vliegen in een luchtballon. niet in het vliegtuig, maar in een luchtballon vliegen ze. ja. ik hoor bon. ik hoor paatje niet, nee. wat? hoor paatje niet. nee? kijk! hihi. een bon in de lust. dees paat, dees paatje. dees e ook paatje paatje paat, paat. ja! ja, dat zijn paardjes. en die? paat. dees isse ook e en dit isse nou? varken. kom maar, gaan we even kijken. varken, en die? deze? paat! nee, koe koe. en die? e kip is. kip. en die? hier. dit nou? schaap. is een beetje moeilijk te zien want hij is geschoren, het schaap. die nou? nee, die. is een mooie koning, die heeft een mooie, gouden ketting om die. met een gouden kroontje. dat is eh, de minister of zoiets, of de generaal. nee opa opa. is dat opa? en deze? isse vis. nee! heb je bij Carlijn ook gezien, pas nog. wat is dat? dees. ko nee, em niet. jawel! konijn. die. die is het konijn. en die? die nou? nee, dese efe nog. kitjes! ja, zijn kindjes, ja. aah, een bon. ja, een ballon. , paatje. hee, meer e niet. die maar. is dit nou? zijn allemaal witte paardjes. wil je niet zien? nee. nee, wi die niet. ik wi dit. nou, vooruit dan maar. en wat doen ze daar? daar. paats! wat doen ze daar? doen paats! ja, maar wat doen die paarden? paats. wat doen ze? zinge. wat doen ze op de muziek? zijn ze xxx? die. ja, dat is de muziek. ja, inderdaad, dat is mooi. die meneer speelt een accordeon. wat is dat? muziek maken. maar wat is dit? wat doen die mensen? zo, zo? wat doen ze? stap. en die zinge. die zijn aan het dansen. nee hoor, die zijn aan het zingen. die zijn aan het dansen. zie je? op de muziek. die meneer maakt muziek en zij zijn aan het dansen. wat zijn dit? e zinge. dit? dis een zon. dat is de zon niet. dat zijn kaarsen! oh, kaarse. ja. daa sijn ook kaarse. en daar zijn ook kaarsen, ja. xxx. disse, een bon. en die, das mooi. nou, dat is ook mooi, ja. |
Pink en Tink helpen een handje. een clown. en een eh wat is dit? dit is een clown. nee, dat is Pipo. dat is een Pipo. en wat is dit? paat! ja, een paard. maar dat andere kleur paard is, een ezel. en dit? dit is een giraf. zie je? een giraf, heet ie. en deze? hier? nee, hier? eh, kipjes. ja, kipjes. kuikentje. ah! xxx. jammer, er staan geen kleurplaatjes in, he. er staan allemaal lettertjes in. er zijn geen kleurplaatjes, he. ah, grote zak. ja, die hebben een zakdoek om, ja. de giraf, om zijn hals. is meer een boek voor grote kinderen, he, om te lezen. als je naar school gaat. een tein. daa. een trein. ja. dat is een woonwagen. lijkt wel een beetje op een trein, he. en een oh, die. is mooie. dat is een mooie. Elouise naar Parijs. gaan we lezen. ja. daar staan wel mooie plaatjes in, he. en dees. die lezen we altijd als we naar bed gaan ook, he. ooh, siesuig e mensen in. vliegtuig mensen in. stoel omme. ja, de stoel is omgevallen. die valt om. en die. ja! en dis valle. ja, die is gevallen. op! op! ja, dat kindje dat loopt weg. xxx. kijk maar. dit is ook leuk! siets rije. ja, fiets rijden. oma. oma! oma, ja. oma. anne oma. das weer een andere oma. oma. ja. dis is tas! een tas heeft die meneer onder zijn arm. tas. een mandje. mandje heet dat. wat is dat? n hontje. n hontje toe kijke. hondje toe kijken? en die. ah, semme. oeh! eh, kijke. een bebe. een baby! oh ja, die heeft een baby. wie heeft er nog meer een baby? xxx no beejie. is Joep. disse Joep. is dat Joep? ooh, ja Joep. das Joep van Nienke, he. de baby van Nienke. Zjoep. ja. no n beejie. yyy. ik zal eens aan Nienke zeggen dat je de hele tijd Zoep zegt. Zoep! een neer! das een meneer, ja. disse oma. dat is een oma? dese nou? dat is een mevrouw, heet dat. mevrouw, meneer, mevrouw. da oma. ja. mesouw. en die esouw. die opa. ja, die is een mevrouw, dat is een opa, dat is een meneer. ditte hondje. hondje, ja. dese. opstappen. opstappen op de trap? op de trap, ja! hier is de ander oma. dat is een andere oma. die oma. ook, nog een oma! tjongejonge, wat een hoop omaas, zeg. heel veel omaas. op belle Zjoep. opbellen? Joep opbellen? nee. oh. xxx. staat wel veel op die plaatjes, he. ja. veel mense hier. hier. dit. xxx. sa si mense inne siesuig. ja, er zijn nog steeds mensen in het vliegtuig. eh Zjoep. daar weer Joep? met zijn beentjes eruit? nee, is een pop. is een pop, zit in de tas. Zjoep. nee, is een pop. is geen, Zjoep niet. andere Joep. is ander Joep. hee, die Joep! ja, dat is Joep, ja. anner plaat. oo, die no xxx. mij. |
telefoon, ben jij dat? aan het bellen. telefoon. met wie ben jij aan het telefoneren? met wie ben jij aan het bellen? oppe kop. die heeft em op zijn hoofd, de telefoon, ja, gedaan. eh siesuig. is dat een siesuig? xxx ook kijke siesuig. kijke! moet je het vliegtuig zien? even kijken hoor. hier. k hoo ook e siesuig. ja, buiten horen we ook een vliegtuig. kijk, kun je zo naar boven lopen, zie je? op de trap. kun je zo in het vliegtuig gaan zitten. hier oppe siesuig ja. Zjoep. ja. siesuis. ging Joep ook met het vliegtuig? goh, wat moet Joep een hoop doen, zeg. kijke siesuig. oh, siesuig! ja. xxx. ook siesuig. ook siesuig. oh, mooi siesuig. xxx. oh, die? wat doet ze? hier? een boem! ze heeft een bloem. en wat doet ze daar mee? zo, ruiken. ze ruikt aan de bloem. hij ruikt lekker. het is een roos, en die ruiken lekker. die! xxx. pot xxx. nee, niet kapot maken. hee, laat die draadjes maar zitten. die horen dr in. xxx. xxx. hier. wat is dit? wat heeft dat meisje onder dr arm? brood. stokbrood, stokbrood, groot stokbrood. isse tokbood. ja. kijk. oh, moet je zien, hij heeft een lamp in de hand. en disse oma. oma, ja. xxx kijk. xxx semme. semme. en wie zwemt er? die ook semme. ja, die zwemmen. ja. wat doet zij? eh. fotoos maken. zie je? fotootjes maken. xxx. drinke. dat. semme. en die? xxx. he. paarden, he. ja, paarden op het water. en dinke. die is aan het drinken, lekker. bietensap. ja, volgens mij is het inderdaad bietensap! t is rood. bietenwijn, denk ik. ja. xxx sap. xxx sap. e doese. die zijn lekker aan het douchen. je ziet alleen de voeten nog maar, en verder allemaal nog damp, stoom. zeepsop. of niet? ja. xxx komt op zeepsop. is zeepsop. e semme. kijk! oh! oh! waa is siesuig nou? ik weet niet waar het vliegtuig is. kijke. dese doese. doese. oh ja. oo siesuig. xxx siesuig. oo siesuig. ook mense in. xxx siesuig xxx. waa is siesuig? waa is siesuig nou? isse niet. hier kijke. die. en dan die. die, ja xxx. kijke dis e die. dan die. die is oos mooie. ik vind het ook een mooi boek. ja. en dis een paat. paatrije. die is aan het paardrijden. een hobbelpaard. ja. Mirjam, het monster. een meisje dat wilde een monster worden. dan werd ze heel lelijk, en dan wilde ze mensen groen maken en zo. maar dat vond ze toch niet leuk, want toen wilde niemand meer met haar spelen. zie je? e kok! ja, klok. en wat doet de klok? doete tiktak. ja, tiktak. ja, hij doet tiktak. je bent een lieve xxx. kijk es. wat een mooie auto, zeg! wie zitten er allemaal in de auto? xxx auto. ja, wie zitten er allemaal in de auto? xxx. rije. wie? kijke auto. wat is dat? hont ook xxx mee. |
hond is ook mee, ja, in de auto. en die? nog een hond, he. er zijn twee honden, in de auto. is dat een poes? nee. anne poes, die. ooh, die is een poes, ja. disse hont, die. ja. was dit? kijke. oh, ete koke. dit is een hond. ja, eten koken ja. is dit een hond? nee, toes! dat is een poes. die ete. en wat voor eten? pannekoek. ja, ja dat lijkt een pannekoek. dat is heel goed, Laura. dat zijn koekjes. mama heeft nog nooit koekjes gebakken, dus dat weet je niet. maar pannekoeken lijkt het op, ja. koek. e koeke. ja, koeken, zijn dat. pap nou? papa. Wim. Wim en papa? nee, die staan er niet op. wel Laura. is dat Laura niet? ja. xxx. oh. oh. da oma. i die nou? dat is de beer. zie je? dat is de beer van Mirjam. de kok. en de klok staat er ook weer op. ook al uit! nou, ik heb nog meer boeken. die! oh ja. een ander boek van de paardjes. eve kijke boek oos paatjes. niet paatje niet. niet. wel die. oh oh. so kijke. is wel paatjes. paatjes. oh, paatjes is dit. dit. is paatje. oh, paat. dit is een xxx. die nou? dat is een man, die zit op de stoep. je kunt toch ook op de stoep zitten, he, of niet? er staat een hoop op hier. en hier? hier huis. huis. en bootjes, en zo. en die? en die sose. vogels ja, en die vogels vliegen ook. net als het vliegtuig. zie je, dat is het vliegtuig. een molen staat er op. hier, molen. en schapen, hm. boem. en bloem, ja. dit nou? schapen. en takelauto. nee, xxx geen takelauto, auto. de rest verstond ik niet, maar auto verstond ik wel. die pot. ja, die is een beetje kapot, ja. mama make. oh, moet ik die maken? nou, ik zal het eens proberen een beetje te lijmen, he. en dit nou. ? op toep. auto. ja, op de stoep, goed zo! dr komt een auto aan. en dan moet je op de stoep, he. maar met de fiets mag je wel rijden. maar als je lopend ben, dan moet je op de stoep, he. als je loopt, moet je op de stoep lopen. sijn singe. sijn singe. ze zijn aan het zingen. ja, ik zie het ook. ze zijn aan het zingen. ja, het is feest. de prinsesjes komen langs. , hoera! oh, xxx. en singe die. ja, er is een aap aan het zingen en muziek aan het maken. sing tie nou? ja. oh! het is vandaag september. maar de hoeveelste weet ik niet precies. , even kijken. zeven september. geef eens aan mij. geef de blokjes. jij mag de rooie blokjes hebben, Laura. jij mag de rooie blokjes hebben. gele zijn van mama. en dees. en de blauwe mag je ook hebben. die zijn van mama. dese ook hemme. zo. dese ook hemme. |
ja, maar ik ga ook een auto bouwen. ikke ooke auto bouwen. mag ik een blokje van jou pakken? nee xxx. nee, is die van jou? oh, blauwe zijn van jou. gele zijn van mij. mama. ja, die zijn van mij. dese xxx. lalalala. mag ik die niet hebben? nee,. nee, hoeft dat niet? nee. nee! is van mij. geel is van mij. blauw en rood is van jou. nee, is van mama, ja. is niet van jou. die is van mama. die is van jou. die is van Laura. bouwe. hier. ja. eh dees ook. ga mooie toren bouwen. hier. dank je. dees ook? ja, die ook. ja. ik ga auto bouwe, he. ja. so. is een auto, ja. een mooie lego is dat, he. ik pak een blauwe van jou. nee. mij. is mij. is e mij. is die van jou? ja. je hebt wel gelijk. maar ik heb veel minder. jij hebt blauw en rood en ik heb alleen geel. mijn toren is nou al af. xxx. eigenlijk is het wel een beetje,, beetje gemeen. heel klein beetje een blauwe van jou? he. nee. van mij. die is fan mij. is die van jou? ja, blauwe. fan mij. die blauwe, ja. blauw, die zijn blauw. goed. isse prate auto. hngngngngng. xxx. xxx dat. kan ik dese. ja. xxx. is die van jou? o ja. wat ben je nou aan het doen? k wil huis doen. een huis aan het doen? ja. een huis aan het bouwen? dah kan niet. kan dat niet? so. is xxx. wat is dat? een wat voor auto? buitenlandse? in de tas. in de tasj. moet ie in de tas weer? kan niet. nee, dat kan niet. dat is waar, ja. xxx twee autoos met wieltjes op elkaar. xxx. kan niet. tasj. so. kan niet. so. kan niet, oh. ik kan niet, auto. ootso. ik kan niet auto. wat kun je niet met de auto? dees. een hoed op. een hoed op. hij heeft een hoed op, ja. poppetje heeft een hoed op. ja, so. ik kan niet bouwe. nou, je bent een mooie toren aan het bouwen hoor, moet ik zeggen. so. xxx so. o, je gaat be ops op de tafel, voor zichtig op de tafel staan. ess en so. does. douche, jij met je douche. een lamp, joh. nou zo. hier. zet ik em hier neer. kun je er goed bij. niet? nee. nee, se so. zo niet? nou. nee, so niet. nee, so niet. so. xxx. oh, soot! ja, het is wel groot, ja. hahaha. nou! so. bouwe. oh! so bouwe. ga op je eigen stoeltje staan. die. pak je stoeltje erbij. dan kun je er wel bij. zie je. oh. nou gaat het wel. hoef je niet helemaal op de tafel te klimmen. goed, he. o jee, straks valt ie om hoor. voorzichtig doen. wat ben je nou aan het maken? xxx so bouwe. make. so, ja. so, ja. so, ja. ja, ik doe maar klein. |
ikke ook so. mama ook so bouwe. ikke ook so make. jij ook bouwen. en jij hebt veel meer stenen. bouwstenen. ja. xxx. ikke ook goed. mama ook. ja, mama heeft allang op. jij hebt er nog twee, hoor. dees. ikke ook die hebbe. so, op! ja, das op. so, op. ja. xxx. ik ook siese bouwe. ja. en nu? zullen we een boekje gaan lezen zo? ja. uit de kast? nee. ja? okee, gaan we een mooi boekje lezen uit de kast. laten we de bouw eh, de bouwwerken laten we staan. ik weet wel een mooi boek. nee, niet. o nou. kom dan maar uitzoeken, welke. welk boek je wilt. ga maar in de kast zoeken. en die. en die. die. die ook? die ook. die ook lese. die ook. en dan hebben we wel genoeg, he. vind je niet? o jee. de boeken vallen bijna om. zo zwaar. zoveel boeken heeft mama, he. so. n boek lese. same een boek lese. samen een boek lezen. ook goed. ik vind die ook wel leuk, hoor. xxx. xxx. kom dan naast me zitten. kom je niet naast me zitten? hier. of wil je op de xxx daar sitte. hier, op de bank? nee. nee? xxx. stoel xxx. of ga je in je stoeltje zitten? nee. ook niet. ik wil wel meekijken, graag. het mag. xxx. kom maar. nee, xxx niet. wat hoef je niet? xxx. es kijken. laat mama ook es kijken, even. wil dees. wil je die kijken? nou, kom nou es. mag ik wil ook meekijken. ja, jij zit alleen alles te kijken. nee. nee. ja, maar mama wil meekijken. dus. ik wil meekijken. nee! jawel. jij mag em openslaan, maar ik wil meekijken gewoon. wat je allemaal ziet. paajtjes. boek over paardjes. wat is dat allemaal? daar? isse xxx. paatje. ja, jahaha. dees. wat zijn dat? wat zijn dat nou? mooi so. oh, mooie oogjes. maar, wat zijn dat nou? zijn dat honden? ja. nee, zijn geen hondjes. sijn hontjes. nee, zijn poesjes. niet. is paajt. ja, goed zo, zijn paardjes. is ook een paajt. ja. no meer kijke. ja, ga nog maar meer kijken. isses op een dak. ja, hij staat op de trap, ja. die meneer staat op de trap, bij de circustent. isse Dim. het bord pauze opgehouden hah hangen. e is Dim. ja. Wim! o, je zei Wim op het dak. bij wie is Wim op het dak? is, eh. papa ook op e dak. papa ook op het dak, ja. wat doen ze daar, op het dak? papa ook hier oppe dak. dees! ja. papa ookke dak. en Wim ook op het dak. en wie wat doen ze op het dak? mama ook. nee, ik ga niet op het dak. ik kijk wel uit. wat doen ze op het dak? wat doet Wim op het dak? xxx. kijke. xxx. nou, ga maar weer verder plaatjes kijken. een boot. boot svaje. ja. ik kijke. ja. papa kijkes. xxx. ja, boot varen. |
jij kijkt en papa kijkt. iedereen kijkt. mooi. voorzichtig hoor, anders gaat ie kapot. wat is dat voor moois? dis een paajt. das ook paajt. ja. hier singe. is nou? zingen, ja. er is er een jarig, geloof ik. hangen vlaggetjes. ja. hier ookke xxx. o, paadjes semme. ja, die zijn aan het zwemmen, de paardjes, goh. oh, bon! oh, wat een hoop he, balonnen, och. baas, so. blazen, zo ja. ja. &~n bon. is een bon. &~n bon, pot. ja, ja, als je zo doet gaat het nog verder kapot. dus, een beetje voorzichtig. no een bon. ja. nog een ballon. nee. nee? is son. beetje raar. dat is de zon, ja. is dees. nou? xxx. xxx doe maar hier tussen, dan? je slaat zo snel over. nee. xxx. dese kijke. oh, nou, die vind ik ook heel erg mooi. met al die balonnen. een ballonneneiland. ik wil base. mij. ja, ga je blazen? ja. ga maar blazen. baas. ho. e pot. kapot, zie je? xxx. k wi dese mooie. die is ook mooi? goed, die is ook mooi. deze vind ik erg mooi, deze. nee. hoes niet. gaat mamaas toren. o jee. hij is nog heel. bijna. dag sisuis! dag &~s sisuis! dag vliegtuig. gaan ze zwaaien naar het vliegtuig, allemaal. ja. dag sisuis. okee. nou, volgende boek. ja? eh sese. deze? oh. deze lezen. goed. ga maar zitten. nee. isse mij lese. so. daar. oh, een gaatjes de soh sok. mij. xxx. so. isse Dim op een dak. is het Wim op een dak? ja. eh, volgens mij staat die jongen gewoon op de stoel. auto! auto xxx op. auto? de auto. de auto ja. “de auto”. xxx. is sapen doen. ja, lekker he. in het gras. lekker slapen. kijke. potte maak. potte maak. ja, hier. ja, ik heb em niet kapot gemaakt, hoor. &~n feestwinkel. xxx. een paajt rijen. ja, ze gaan paard rijen, die meisjes. ja, het is alweer uit. uit, het boek. dees eve. deze even? oh. xxx. poppe saap. oh, so. oh, die is ook wel mooi, hoor. is papa in. zit papa daarin? ja. is iemand die verkleed is, ja. zie je? hee. allemaal kinderen zitten daarin. ze hebben allemaal kleren over zich heen gedaan. groot monster zijn ze nou. zie je? isse nou papa papa. zit daar papa in? ja, arme papa. ikke meer maak. dees. wil je ook zoiets maken? ja. volgende keer, ja? &~n pannekoeke ete. goed zo! dat zie je goed. die mevrouw is aan het pannekoeken bakken. xxx. ja. ete. oh. dees. oh. is da nou? dese ook. die ook, he. ja. die ook. dese ook boek. die moe ook hier. nu hebben we de heksentuin gehad. en welke xxx? Eloise in Parijs. het meisje is in Parijs. k wil ope. ope. eh sapen doen. ze is aan het slapen, ja. een deke op. een deken op de grond, mm, ja. dees. so ope xxx. kijk, is weer. mooi trapje. oh! Dim op het huis. |
klimmen Wim op het dak, ja. nee. nee. een deke. n dekesjes. waar is de deken dan? &~n deke. xxx. nou, ik zie niks. isse ballon. ik vind dit een heel mooi plaatje. xxx se isse eten. die meneer die brengt het eten, ja. dat is in een restaurant. en die meneer die brengt het eten. zie je? buiten zitten ze allemaal op het terras. je kunt buiten ook eten. dees. ja. wat is dit? seh oma. is een oma, ja. xxx? xxx? wat zeg je? xxx? xxx? xxx? ja. wat ze drinkt? ik weet niet wat ze drinkt. ik geloof dat ze champagne drinkt. se nou? oma. ook een oma, ah. ook &~n sembak. is een mooie, he. is een fontein. heet dat, het zwembad. een fontein. soen uit. ja, ze heeft dr schoenen uitgedaan. ze gaat zwemmen in de fontein, Eloise. Eloise heet dat meisje. moeilijk, he. seh semboek aan. volgens mij heeft ze gewone kleren aan. ja. ! xxx. dees. xxx allemaal op deze plaatjes, he. e kijk dese. aai, xxx. pas doen! wie zijn er plasjes aan het doen? meisje pasje doen. oh, meisje moet een plasje doen. en wat zijn dit dan? wat doen die? e eendjes voere. eendjes. nee, vogeltjes. en dese. heb je het boek al uit? xxx. je bent wel vlug zeg, met de boeken uitlezen. ik moe dees. ssss. mij. xxx. ssss. mama lese? wat moet ik lezen? boek xxx. van het beertje Paddington. dat is ook leuk. &~n dinke. wat zijn ze aan het drinken? sijn de soep e ete. zijn ze soep aan het eten, mmm. lijkt me lekker. kijke. kun je ook voorin je beginnen, in in de boeken. xxx in plaats van achterin en het na twee bladzijden uit te hebben? uit! ik zie het, je hebt het uit. ja. je hebt we eh, laatste bladzij opgeslagen. en toen was ie al uit, ja. dese leze. ja? ja. Mirjam het monster. ja. ja, weet je het zeker? Mirjam het monster? xxx. nee, mij. mij leze. ja, mij lezen mij lezen, ik lezen. ik wil het lezen, mama, en dan moet je gewoon aan het begin, kijk, op de eerste bladzijde. nou, het is wel een klein monstertje, hoor. ze gaat heel boos doen. heel vervelend gaat ze doen. ze heeft zich voorgenomen nooit meer lief te zijn. om zo vervelend mogelijk te zijn. zie je? ah. isse ete koke. ja, die moeder is aan het eten koken. wat is dit? gasfornuis. dit is visite. ja. xxx. neehee! nou jaa, maar je slaat alle bladzijden over. ik kan helemaal niks lezen. ik vind het niet leuk als ik maar twee bladzijden van het boek zie, hoor, goh. nou, wil je ook een klein monstertje worden, he. wil je ook een klein monstertje worden? ja. ja, nee nee, eh, je hebt genoeg boeken hier. eh eh leze? ja, lezen, nou moet je lezen. echt lezen. niet alleen bladeren. zo. nou is ie op zijn kop. oh ja, so. |
ja, andersom. ja, zo. aaah! o jee, verschrikkelijk. wie is dat? eeej! wie is dat? , is zon. nee, dit is de zon niet. hij lijkt er wel op, hoor. maar met de sterren erbij dan is het de maan. als het donker is, is het de maan. als het licht is heb je wat anders, dan is het de zon. een zon. nee, is de maan. dit is de zon. dit is de zon en dat is de maan. hij lijkt er wel op hoor, maar dis de zon. ja. die is de maan. en dat is de maan, ja. oh, stout! is die stout? ja. xxx. nee, is xxx. een xxx! xxx. is mooi. is muziek, he. ja, hele drumband. is een muziekkorps. ikke ook siek. ga je ook zingen? ja. wat zullen we gaan zingen, dan? poes, toese mauw. poesje mauw! dees is toesje mauw. poesje nee, ik ga singe niet. nee? paard rij. af paat. wie moet er van het paard af? eh jij! en jij. hoepie xxx! ze doen het niet. ze blijven zitten op het paard. nou begin je weer achterin. en dan ga je weer terug, bladzijden omslaan. en nu is weer het einde. zullen we eens voorin beginnen? nee nee. deze niet. of je kunt van achter naar voor bladeren. xxx! , wee anne. weer een andere. ja, nu heb je mijn toren omgegooid. zo n mooie toren van mama. is helemaal kapot, snik. hahaha. ja, lach maar. ik zou jouw toren eens om moeten gooien. eej! nee hee, nou. nee Laura, niet expres doen! ikke bouwe! ah! oh, je moet e bouwe. ga je bouwen? ga je mijn stenen nou ook gebruiken? maar je hebt alleen de blauwe en rode. ja. en die van mama zijn niet blauw en rood. nee, sijn dese mama. ja,, wat voor kleur zijn die? is e mama. van mama, die stenen? nee, is e mij bouwe. oh, is die van jou? wat voor kleur is dat dan? xxx. bees. he. een bees. beestje? ja. nee, geel. koek koek. koek. oh, bes. ik weet niet wat je zegt. heb je een koek? geel! geel is het. ja, lekker he. mmm, lekker lekker legokoek. eh se bouwe, hoor. xxx. ah hehe! auw! eh, eh, seer. deed het zeer? eh beeses. nee, niet. xxx. he, mama. en dis. mama e sie niet. maan kijke. poes. poes dis. xxx dis. hoef je niet maan te kijken? nee. oh, hoeft mama geen maan te kijken. nog erger. ehm, dese nou? ja, op zijn kop is die nu. is annesom, zo. andersom, ja. nou, dat is weer het boek over paardjes. de drie paardjes. eeh. een. wat doen die drie paardjes daar? eh so lus. een paat in. die zijn aan het vliegen in een luchtballon. heet zo iets. eh mij. paatje niet. eh se xxx. so om, so. andersom ja. nou goed. je doet maar. je gaat maar op zn kop lezen. dat za zal mij een zorg zijn. |
nee, so. nee kijke. oh, dis mooi. een woonwagen! die is leuk. das een huis met paardjes ervoor. nee, die niet. eh paajt. kan niet. nee. hehe, is e mij. is sese mij. xxx. no boe lese? ja, ga dr nog maar eens een lezen. dees. ja? ja. ja. xxx nee? eh nee. kan lese. die kan lese. xxx singe. xxx. wat zijn ze aan het zingen? doewa. doewa? doewa! doewa, nee, ze zijn aan het zingen, lang zal die leven, lang zal die leven, lang zal die leven in de gloria. ken je dat liedje? e gloria. of misschien zijn ze op een grote paddestoel aan het zingen. kan ook nog wel. vind ik wel leuk om te zingen. nee, e gowia. zoria. nee? gloria. oh, nou. xxx. wi ooke singe. wil ooke singe, dese. ja, die zijn ook allemaal aan het zingen. zie je? met een vlaggetje in de hand. dese dese ook e ss dese ooke sase? ja. doewa xxx. eh eh leve, lang leve het prinsesje staat er, dus. dees dees. oh. so, uit. en nu sij lese. xxx. xxx is van het monster. dat is van het monster, Mirjam. xxx. monster. xxx. op. nee. paajt, ja. ja, dat is een hobbelpaard. daar zit ze op. oh wat leuk, haha. oeh, wat doet ze lelijk, het meisje. ze zei tegen haar moeder dat haar eten heel vies was en tegen haar vader dat ze wegliep. en die. en ze zou heel ver weg gaan, kon ze doen wat ze wilde. xxx. en ze wilde mensen eten of ophangen in bomen of minstens paars maken. xxx. zie je? wat is dat meisje nu lelijk! steekt haar tong uit. zie je. ? je moet wel een beetje voorzichtig met die boeken zijn, he. zijn mamaas mooie boeken. ik bedoel, je krijgt elke dag een boek onder jouw neusje. xxx si. sijn me boeke. heel voorzichtig, ja. nee, niet dubbel vouwen. he, dat doe je nou expres! zo, voorzichtig. boeken moet je niet dubbel vouwen. die moet je voorzichtig omslaan en het liefst moet je het je moeder even laten doen. xxx lese, zo. zal ik maar wat voorlezen? op een dag ja, moet mama voorlezen? ja, eh, eh. op de dag dat Mirjam er genoeg van had om beleefd te zijn, om dank je wel en alsjeblieft te zeggen en dag tante Emma, besloot ze een monster te worden. een monstertje wordt ze. zie je? dit is de pop. en das de poes. kan best, denkt ze. kan best een monstertje worden. ja? weet je wat een monstertje is? e tout. ja, iemand die stout is ja. ja, stout. xxx is stout. , ze vertelde haar kleine broertje dat ze hem op ging eten. oh, kijk eens. ze gaat haar broertje opeten. mes en vork haalt ze erbij. wel een mooi speelgoed, he. goh. wat heeft het broertje allemaal voor speelgoed? wat voor speelgoed? ik wil sap. je krijgt straks je fruithapje, ja? strakjes. xxx. |
oeh, nou, dit gaat weer helemaal mis. oh, ja. ja, nou moet je maar zelf eens wat vertellen hoor, he. ik so lese. k ga lese so, he. zullen we eens iets anders gaan doen, als lezen? nee, lese. nee? ik moet lezen. lese. hee, dat is? beer. beer, he. beer ja. die mag niet semme. dese xxx niet xxx. wat doet ie nou niet? van wie is die tuin? dat is mooi, he. krijgen ze allemaal een klein stukje taart. is mij. is dat van jou? ja. au. kijk, hoed op, beertje. ikke ook e hoed op. heb je een hoed op? wil je ook een hoed op? ja. strakjes, he. dat is eh, xxx. je zit em wel een beetje flink dubbel te vouwen, je boek. juffrouw. kijk es. oh, so. zo, inderdaad. de andere kant opvouwen. efe dis dese. zo. xxx. oh, moet ik die ook nog lezen, oh. ik begin slaap te krijgen. dat is ja, soepies. jij soepjes ete? zijn ze snoepjes aan het eten? die soep e ete. oh “soep, aan het eten”. op e dak. op het dak? is die soep aan het eten? nee. oh. is nos soep. is mneer xxx. deur opemake. deur opemake, hoor! ja? deur opemake, hoor. oh, deur openmaken. goed, daar gaat ie dan. nos soep. xxx kan niet meer. k wi sitte. koek opete, he. koek opete. ikke ook koek opete, he. jij opeten? ja, koeke op ete. happe. koek opete. eh nie meer, hoor. so. kan niet. kan niet. nou, een blik met lettertjes. wat doe je daar nou mee ineens? xxx. ja dat is een mooi geluid, he. op het blik. hahaha. haha, leuk he. oh singe. zingen, erbij? ja, dit is muziek maken. en daar kun je bij gaan zingen. ja, dat is leuk. dat is knap van je. dit is laag, en dat is hoge tonen. jij ook xxx is tromme. ja, is de trommel, ja. tom. oh, je weet al wat een trommel is, ja. ja. haha. opemake. wie moet em openmaken? moet ik em openmaken? ja. oh, nou is het blik open. xxx. wat ga je doen, Katja? zit niks meer in. ja, zit nog wat in, hoor. 'n paaseitje nog. xxx. zit niks meer in. oh, sneeuwpopje. sneeuwpopje. he,. xxx. och God, nou, neem 'n slok. er wordt druk gewerkt, zeg, xxx. nou. mijn sneeuwpopje. xxx. even xxx. moet ik 'n boekje lezen? ga je 'n boekje lezen? waar gaat dat boekje over? weet ik niet toch. verhaaltje. over 'n verhaaltje. ja. vertel eens. nee. ach. nee, ik moet het alleen maar effe kijken. 'n aap. 'n vrouw. 'n kindje. 'n aap en 'n kindje en 'n zwemmer en nog 'n zwemmer en 'n zwemmer. en ze duiken. en ze duiken. laten ze mijn auto staan of niet? nou er zit wel 'n deuk in. oh, nou. eten gaan ze. eten gaan ze. eten gaan ze. eten gaan ze. eten? oh, nee staat geen letters op. |
oh, nou dan kan je ook niet lezen. nee, kan ik niet lezen. en mijn jasje. xxx. zal ik hem effe openmaken? zit wat in. er wat in doen, he? he, Judith? je moet er wat in doen, he Judith? ja. xxx doet zo in xxx. is het erin? ja, die kan erin, ja. kan er wel in, he? zit 'n paaseitje in. zit 'n paaseitje in. 'n paaseitje? laat 'ns zien. echt 'n paasei. 'n eitje in 'n eitje. judit. ja. weet je wat je ken kopen? deze ijsjes, kauwgom, ik heb dit gekocht. anno ook. ik heb ook kauwgom ge ik heb ook ga kauwgom kopen. ja, ik had 'n ijsje meer gekocht. weet je waarom? omdat de de de xxx geen ijsjes had. ik had ook bij Jamin. zullen we voetballen? ja, even wachten. nou, jullie effe moven. jullie strakjes. nee, maar xxx. zie je nou Roy? zie je nou wat je doet? jullie mogen straks 'n ijsje kopen. je habt 'n vieze neus. ja, maar jullie even strakjes, hadden we afgesproken, weet je nog? hier staat. wat zei opa de Graaf dan? opa de Graaf zei als Folkert en Gerard weg zijn, mogen de meisjes 'n ijsje kopen. nou, dat is toch geregeld, he? nee, ze blijven heel lang hier. nou, we zijn zo weer weg hoor. wil je niet met die gulden op de tafel slaan? dame? is Judith met vijf gulden. maar ik heb maar een gulden. nee, allebei hetzelfde. ja, maar r Judith heb twee gulden. maar ik heb een gulden. dit is bij elkaar ook 'n gulden. dit is bij elkaar vijftig cent en dit is ook bij elkaar vijftig cent, dus bij elkaar dan heb je 'n gulden. kijk maar er staat een gulden. ja maar er staat twee, vijf gulden. nee. wel. oje. dik, stik, stik, dik, dik. stik is hij dik. dezelfde ketting, he? nee. die heb jij van me pikt. ik vond dat eens. je hebt ook zoveel bolletjes, met zo roze, zo oppe jurkie. wie xxx nou? nee, mij. wat doen jullie? wat zeg je? ik zeg wat doen jullie? ditte. lachen. gaan jullie winkeltje spelen, ga je iets kopen voor dat geld. nee. waarom niet? we gaan naar Jamin. bal kauwgom kopen en 'n ijsje. oh ja? ja. is dat niet veel te koud in je buik, dat ijs? nee. nee? nee. heb je wel genoeg geld dan? hier een geld. een geld? , kost twee geld. een geld kost dat. en heb je daar genoeg aan, om zoveel dingen te kopen? ja, dat kon wel hoor. jaja. waar is Jamin dan. is heel ver weg. ja? ja, maar dan gaan we met maar het is niet zo ver hoor. ja, maar ik ga met de fiets. anders moet ik weer lopen. nee ik ga met je, ik ga lopen. ja, maar ik ga met jou. ik ga jij gaat lopen, he? ga ik op de fiets. maar Jamin is toch failliet of niet. |
nou doe, nu gaan ze weg, blijf hier of blij je xxx. ander onderwerp. niet naar buiten, Judith. ga nou weer effe naar binnen. mogen wij wel 'n ijsje kopen? oh, je gaat straks, lekker, joh. doe de deur even dicht, Judith. gaan jullie nou maar weg. zat ik. zat ik. zat ik. zat ik. zat ik. of ga 'n boekje lezen. nee, ik wil niet meer. nee, waarom niet? oh, mijn armband. even wat is er met je armband? nou zit ik! nee! nou ga ik daar zitten. nou zit ik daar. weet je wie Doedie is? nee, vertel eens. van Judith en van Anno, van Wil en, van de kleine broertje. en van Erwin. nou gaat de tuin achter weer open. zie je, van die dingen, dat bedoel ik nou. 'k zeg kun je niet wachten tot vrijdag, maar dat wou hij niet, dus wat was je aan het vertellen, Katja? wat, heb je verteld dat we naar ome Henk zijn geweest met de Pasen? wij hebben met Pasen naar ome Henk geweest. met Sandra en naar Yvon. en Jeroen, he? oh. ja. en Jeroen is mijn vriend. enne Jeroen is mijn kleine baby. oh ja. ja. hoe groot is hij dan? hij zegt tegen mij. oh. hoe groot is hij dan? niet heel lang, maar hij is niet 'n klein beetje groot. hij is klein heel klein groot heel klein klein klein. 'n heel klein beetje klein groot. zo? xxx. nee, zo. zo? heel klein. zo? ja, he? xxx. nee, zo klein. nou dat is wel 'n klein babietje zeg. jeroen is veel groter. jeroen is niet zo klein. nee,. , jouw broertje is groter. ja. die is al twee. jeroen is zo. jeroen is net een. ja, maar Jeroen is een. en Erwin is twee. ja, Erwin is twee. en jij ben drie. jij bent negen vijf. jij bent negen. ja xxx. nee. ik ben vijf, hoor. ik ben vijf. nee, je bent drie. nee, ik ben vijf. nee, xxx. nee, ik ben niet xxx. ik ben vijf. niet doen. nee, jij bent drie. nee, vijf. drie. mogen wij nou ijs kopen. nee. ja, maar we hebben zo'n honger! Dan neem je 'n sneetje brood, ja? ik neem 'n Tuccie. 'n tuccie. 'n tuccie. katja, je moet niet zo met die gulden over die stoel krassen. Dorie. kijk, oh. zo. jij een. xxx. is het alleen maar 'n Tuccie hoor. 'k hoef niet. Dan bewaar ik hem voor je. Dan bewaar ik hem voor je, hoor. Dan bewaar ik hem voor je. zo kan het ook. 'k heb rooie ogen. he. 'k heb rooie ogen. komen jullie eens hier naartoe. ja. wie heb rode ogen. ikke. waarvan? van. van de roo gordijnen. van de gordijnen? oh. rooie gordijnen. rode gordijnen. 'k heb geen rode gordijnen. leen zout opeten. ho, er staan nog meer plantjes. Alleen het zout opeten. vind je dat lekker? ja. |
ah, hoor effe, ja, daar kommen ze al en moet ik de was weghalen, let op. ach God. ja, ze hebben je ook wel te pakken, he. ja, en dan mag je niet boos worden. waarom loop je nou telkens heen en weer. wat ben je aan het doen? ja. kom eens hier. kom nou eens hier. ga nou eens hier binnen. stop. hier alles in. kijk. knikkers, fluitje, nou ga daar samen met Judith mee spelen. xxx. ik dacht ook dat het 'n politieauto was. ja xxx. nee, die die xxx. die hoort hier. Judith, wacht eens. die moet daar. Judith samen doen. xxx. omstebeurt Katja. eerst die. zo, nou die. nou mag ik 'n eentje hier. die zit er al in. oh. die moet. die. nou mag ik xxx. ja, deze. nee, die moet andersom. ja. die, zo moet hij hier. ja. xxx. jij heb kom maar. xxx. hij hoort zo. xxx. nou. he, kijk eens. kijk maar effe. die hoort hier. hier kan hij in, hier kan hij wel in. die moet ik. zo xxx. kijk nou xxx. is 't lekker. nog 'n keer. zo. he, deur is eruit. ja. denk om. oh. xxx verkeerde kant. ja, die moet zo om. xxx. heb jij al verteld hoe je hier aankomt? van wie je die gekregen hebt. zit hij weer verkeerd. wat zit er in? paaseitje. wat zeg u? paaseitje. een toren bouwen. ja. ja? boem! nou, bouwen we hier een toren. zullen we samen een toren bouwen? ja. vliegtuig doen, zo. ja, doen we het vliegtuig weg, zo daar. hupsakee. deez. zo. open. oh, is ie zo open. ja. wat zit erin dan? een krijtje. krijtje? een doek, doek. en een doek. en een ezel en e hijskraan en e aanhangwagen en e chep. xxx. ja, deze he? ja. ja, dat is een mooie. e lamp. met lamp bij. met een lamp d'rbij, ja. xxx. ja, dat is ook een mooie, hoor, dit. kijk. wat is dat nou weer? chep. een schelp, ja. nog een xxx chep. kijper pot. datte potte maakt. heb jij die kapot gemaakt? ja. oh. was, mette was. isse bove, veh. ja. moet je boven de was ophangen? in de badkamer? ja. ja. moet je daar de was ophangen. ga je mama helpen. ja. ja. boven. ja. battie bijten. battie 0is bang. battie, dat is de poes, die is bang voor hem. die vlucht weg end ie oh. die is doodsbang voor hem, die sluiten we dan maar op in dat kleine kamertje. jaja. dat is het enige waar ie zich nog een beetje veilig voelt. oh. ja, Battie bang. is Battie bang voor jou? battie opsluite. mama. ja? gaat ie nog eve. hier. nou, wat zullen we gaan doen? deze grote, deze van ander huis. deze gaat naar 't huis. naar 't andere huis, ja. ja? hijskraan, he? ja. ja. ik kan niet zien, nee. nee? je kan het andere huis niet zien? of die andere hijskraan kan je niet zien. |
e borsel. lig borsel onder hier toel. ja, onder de stoel ligt de borstel. waar moet de borstel? hier. hier, deze, in deze toch, of niet? ja. ja. ja. ja, of moet ie 'm vasthouden? ja. zo. ja, hou vast die borstel. zo, kijper nou se hijskraan. ja. ja, kan niet zien. nee. kijper kan niet zien. nee, je kan de knijper niet zien, ik ook niet, waar is ie nou? hie 's e gaatje. ja, in 't gaatje? zie. oh ja, ja, ik zie 'm wel. zie je hem ook? ja. ja, ik zie 'm ook. zie je zie je doos, doos. in de doos? in de hijskraan. zal 'k 'm pakken? oh, moeilijk. ja. oh, moeilijk, 'k kom er niet bij. nee. kom jij d'r bij? nee. ook niet. nou ja, dan moet ie d'r blijven zitten, he? hoe moet dat nou? let maar niet op hem, hoor. hij schrijft af en toe wat. vlietuig xxx. xxx ping! oh. kijk. wat zit er in 't vliegtuig? kan niet zien nee. nee, kan je niks zien? nee. nee? mag ik es kijken? brrroem. brroe. op je hoofd. ja. oh, gevallen. zo. kun je al timmeren? goed zo. zo. kun je al xxx. zo. wat is dat nou? xxx eend. xxx. zo. xo. ja. boem. oh! valt. hij heeft een belletje ingeslikt. ja. heeft ie een belletje in z'n buik? ja. ja? xxx. oh, de blokkendoos. blokkendoos. zullen we die gaan maken? zo, eve leeggooien. eve leeggooien. even leeggooien? nou, kom op. hier nog e bokke. nou. nog e bokke. doe die d'r maar bij. xxx nu leeg, kijk es. xxx nu leeg, kijk es. zo. zo. stop jij ze d'r in, goed? ja. tore bouwe. oh, je gaat toren bouwe, dat kan ook natuurlijk. zo, boem. zo, boem! xxx. zo, gaan we een toren bouwen, goed? ja. een hele hoge? ja. neem je die! zo komen we niet ver. boem, zo, boem. boem, zo boem, ja. boem. boem. sloof ik me uit. nog e bokke. xxx. nog e bokke onne xxx boek. oh ja? onder je broek zat nog onne jug. onder je rug? zat nog een blok. nee, rug. oh. is tas. xxx. ah. xxx. och jee, wie moet nou de hijskraan ophijsen? xxx. oh. xxx. rijden. rijden. ah. oh. taan. oh, dat is trap. ja, dat is een trap, he? weg. xxx. deze trap nee. nee? weg. trap. maken we een nieuwe trap. nee. nee? wat dan? xxx. hier kan, voorrijden. xxx. zullen we een nieuwe trap maken? ja. wiele draaien. aj. ik kan niet. ik kan niet. ik kan niet. nee, kan niet. nee? vast. zit ie vast? ja, zo kan ie wel. goed zo. leeggooien? boem! leeggooien, ja. allemaal schelpen. ja. xxx. wat is dat nou? xxx. voor op je neus? juiken. juik kaas. moet je d'raan ruiken? kaas. juik kaas. xxx. waar ruikt het naar dan? mag ik es. naar kaas? zegt ie dat? ja, ik zou 't ook niet weten. kaas. |
wat heeft dat nou met kaas te maken? 't is een dop van een koffielikeurfles. oh ja. oh ja. kaas. xxx kaas. neus. misschien dat ie denkt dat met kaars, kaars te maken heeft, hij kan de niet zeggen. oh ja. dat kan ook, dat weet ik niet. bootje! ja, een bootje op de emmer. emmer. emmer. ja. fiesje. kijk, hij past hier in, kijk. e fiesje. een visje? ja. oh een fietsje, ja. rijden. ja, gaat ie rijden? xo xxx. en wat is dit dan, op dat fietsje? xxx. een bel. ja, is een toeter. een toeter. ja. nog toeter. zie je wel, dat is de toeter, op de fiets. ja. kijk, deze past hierin, zie je dat? ja, sas. ja, die zit vast hoor. oh! vast. kaas. ruikt ie naar kaas? ja. ruikt het ook naar kaas, heb jij 't geroken? nee, 't ruikt niet naar kaas. nee he? 't ruikt inderdaad nog een. bril voor kikker. wat is dat nou? bril. een bril? een bril voor de kikker. ja, een bril voor de kiker. ja. ah, ja. ja, in doos. inne doos. zit de kikker in de doos? nee. nee? waar is de kikker dan? tafel kikker xxx. ja! dat is een mooie. ja xxx. blazen, zal ik es blazen? nou, jij kan het ook heel goed. emmer, zo. zo, in de emmer. xxx. boven. boven. is dit ook van een, wat zeg je nou? is dit van een potje, boven? ja. datte halen, potje boven. nou, hoeft niet. je? hoeft niet. nou, wat hebben we nog meer? xxx. wat zit daar in? xxx. vuilniszak op. ja, de vuilniszakken zitten hierin, he? nee. oh, ze zijn op, de vuilniszakken, ja. ja. ja, ze zijn op. oh, dit kan dicht, zie je wel? ja, doe maar dicht. kan niet zo. zo, dicht. xxx. dekse zo. oh goed, je hebt de dksel d'r op gedaan. ja. ja, goed hoor. zitten gaatjes in. ja, er zitten gaatjes in ja. niete bokkedoos, nee. nee, is het geen blokkendoos? nee. nee? e potje. xxx. xxx. is dat van een potje, die? ja. xxx. xxx. ja? kan je die openmaken? kun je dat zelf? deze bok ook. ja, dat is ook een blok. kun je toch niet opeten? xxx. xxx. waar is dat van? xxx. duke? zegt ie nou? een stukje? ja. xxx. hele grote xxx. ja, dat is makkelijk, zo'n kleine, zo'n klein blokje in zo'n groot gat. ga maar beginnen. maar ik kan nog niet lezen. ik kan nog niet lezen. nee je hoeft alleen maar naar de plaatjes te kijken en te zeggen wat je ziet en wat er allemaal gebeurt. ja vertel maar gewoon wat je ziet op de plaatjes. kijk jij ook? nee ik ga niet kijken. xxx. ga maar vertellen. een meisje op de stoep. ja. en en dan komt ze een ijsboer tegen. ja. en dan dacht ze dat ze geen geld bij had. ja. en toen moest ze weer terug naar huis. ja. |
en ze ging daar kijken xxx. oh ja. had ze wel geld? nou vertel maar wat er wel gebeurt dan. en dat meisje wilde een ijsje kopen maar. ze mag ook een ijsje. toen ze lekker terug naar huis toen ze onderweg. en toen ze het ijsje vallen. en en en toen dat ijsje gevallen was moest was ze aan het huilen. ja goed zo. dat was het eerste verhaaltje. doe hem maar dicht. ja. en de volgende. die begint ook weer hier. oh een jongen en een meisje lopen samen door de strand. en toen toen die jongen gaan vissen. en toen dat meisje een zandkasteel gaan bouwen. en toen wilde ze gaan vechten. en toen wilde ze ook aan aan die emmer gaan vechten. en toen was die jongen het eerst. en toen het meisje achter hem rennen. en toen ging die meneer weer vissen. en toen huilde dat meisje. ja goed zo. zo en deze? een pappa en een jongen en een meisje gingen naar het &~su bos. en toen &~gaa ging het meisje voetballen. en toen kijken ze en hadden ze hem. en toen geeft dat meisje een bot aan hem. en toen waren bij die hond zaten ze zaten te erbij. die was gegraven aan in in het zand. ging die hond slapen. ja goed zo. gaan we zoveel doen? nee iets minder. de helft. pappa had eens een keer ballonnen gekocht. een meisje liep eens een keer op straat. en toen zag ze een meneer met ballonnen. en de dat meisje wilde ballonnen hebben. en toen geeft de pappa een aan haar. en ze ze weg met zun ballon in de hand. &~e en toen laat ze die ballon vallen. en toen huilde ze. ja goed zo. pappa en een jongen loopt in straat. en en toen &~l lag die pappa een krant te lezen. en toen &~v voetbalde die jongen. en toen &~w die jongen ook een krant lezen. en toen vechten ze met die krant. en toen had die jongen hem. en toen ging die vader dur achteraan. en toen huilde hij. ja goed zo. ik heb al veel gedaan? ja je hebt al heel veel gedaan. en nu de volgende. hij ze zaten samen een krant te lezen. en en toen wilde dat meisje naar buiten. en toen &~d die poes als een breipen aangaan. en toen wou rende die poes gelijk achter een vis aan. en toen had zij hem. en toen ging ging die poes slapen. is wel de moeilijkste allemaal. ja waarom? &~o &~omd omdat ze niet weet hoe dit heet. dat ze opeens? dat ik niet weet hoe &~da dit heet. oh. goed zo. ja goed zo. gaat die dan ook mee? ja die gaat ook dan weer mee. begin maar met vertellen bij het plaatje. waarom mag jij niet kijken? ik mag het niet zien. nee begin maar met het eerste plaatje. eerst vertellen wat hier gebeurt. wat je daar ziet. |
een hond en een kikker en een jongetje. ja. daar is wat verkeerd aan het verhaaltje. wat is dit? hier staan maar twee plaatjes. ja maar ga maar gewoon vertellen wat er hier gebeurt. en wat er hier gebeurt. en dan naar de volgende bladzij. ja? de maan schijnt en de meisje ligt in bed. oh nee dat is een jongen en een hond. en de hond wordt wakker en het jongen ook. dur zijn nog twee. ja er zijn er nog een heleboel. oh. hij doet iets op. hij doet muts op het jongetje. en de hond in een kom. en hij ze gaat daar uit het raam. en het jongetje ook. en het jongetje kijkt uit de raam. en het het de hond valt naar beneden. en toen was hij ook uit het raam gevallen. en hij had hem nog net opgevangen. en toen roepen ze. en toen kwamen er allemaal bijen. ik heb dat al verteld. oh goed zo. ja dat is een heel groot plaatje. ja ga maar verder. en de bijen kwamen. en de de jongen keek dur naar. en het jongetje keek naar de bijen. en het het hondje kijkt naar de bijen. en hier ook. en hij hij zag dat dat een &~m mol was. of is dat geen mol? is dat geen mol? ik denk het wel. en hij kijkt in het gat. en en zijn hond &~st staat tegen een boomstronk. of is dat geen boomstam? jawel. hier is ook een heel groot plaatje. en zun bijen gaan achter het hondje aan. en en hij ligt op de grond. en hier nog een xxx. en het het jongetje wil wil niet dat de uil achter hem aan gaat. en toen hij. en toen gaat de uil op een tak. en toen ging hij op een hert. en toen ging die hert rennen van de berg af. en toen ging die jongetje vallen in een sloot. ja? en toen had hij het hondje gevangen. hij hij in de sloot. en toen had hij het hondje gevangen. en toen hoorde hij wat bij de boomstam. en toen gingen ze allebei dur overheen. en toen ze daar &~wa waren toen zagen ze twee kikkertjes. en toen waren ze op de boomstam &~go gaan zitten. en toen toen de kleine kikkertjes hadden ze een meegenomen. en toen was het uit. goed zo. hartstikke mooi verteld. okee ron begin maar. een meisje loopt. um ik zie een huis. en een boom. bosje. en een straat. en een stoep. en ramen. en een deur. en um achter deze xxx. um en het meisje gaat naar de ijscokar. en daar staat een uh mevrouw. vier wielen. gras. um twee bulten. en um um. en allemaal gras. en dat meisje gaat um naar de ijscokar. en dan geeft die mevrouw een ijsje aan dat meisje xxx. en nog een een dak. um. het &~ei meisje likt aan de ijs. en nog gras. een paar schoen. |
en het meisje valt met de ijs. um uh uh een schoen voor de andere schoen. ja. en het meisje huilt. okee. dan gaan we verder nummer twee. uh een meisje en een jongen. en nog heel water. en land. en nog een berg. met gras. en heel veel botjes. um en het meisje heeft uh een zwempak aan. en de jongen heeft een korte broek aan. en um en uh een teeshirt aan. en het meisje maakt een toren. en en het jongetje gaat dan. vissen vangen. en allemaal zand. en uh meisje die uh die. die gaat op de vijf xxx uit elkaar. naar het jongetje. ja. en het jongetje xxx dat emmer emmer afpakken. mm. uh. ja ga maar verder. allemaal weer zand. en het meisje laat los. en dan pakt het emmer. en dat jongetje pakt de emmer ook. en hij is ook boos. en het meisje &~e gaat achter dat jongetje aan. en het jongetje heeft de emmer. en allemaal water. en allemaal zand. en het um. um het jongetje gaat. um vissen. gaat vissen. ja. okee. en het meisje is aan het huilen. okee. okee. verder met nummer drie. het jongetje met zun vader en een meisje. met twee bomen. en nog twee bomen. en uh. en bosjes. twee keer. en &~o ook een uh gras. en de het meisje wilt de xxx xxx. een hond. en. en het jongetje kijkt blij. en het meisje en de vader kijkt ook blij. en iedereen heeft een paar schoenen. ja. en en het meisje rent achter de bal. en al overal &~g gras. en bomen. um de hond gaat steeds achter de bal aan. en um. en een hond likt aand e kluif. ja. en het meisje heeft die kluis kluif vast. en overal weer gras. en de hond heeft de um de kluif aan het verstoppen. en overal weer gras. en nog een boom. met een hond er onder. en alle wortels. en overal gras. en alle &~blade blaadjes. en takken. en nog wolken. ja. en overal gras. ja. um. ja als je klaar bent dan mag je dat best zeggen hoor. ja? weet je nog meer te vertellen? xxx dat was het? ja. okee. prima. dan gaan verder met nummer vier. vier. begint hier. ja? ja. en gaat steeds zo doen. xxx xxx. ja. een meisje loopt door de straat. en een stoep. en een straat. en een stoeprand. en een boom. en opstapje. en een klein trapje. en een deur. en. en het meisje ziet een grote grote jongen. de vader of zoiets. en heeft allemaal ballonnen. en overal drie keer ballonnen. uh overal uh bosjes. en overal gras. en het meisje krijgt een ballon. van die uh meneer. en overal gras. en ballonnen. en aan de ballon zit een touw. en en het meisje loopt. met de ballon. en overal weer een bosje. en wortels van de boom. en overal weer gras. en een ballon. en en de &~t touw. en. |
en het meisje. uh valt uh. uh. um over een uh. xxx een boomstam. ja. en de ballon gaat weg. en de boom staat staat er. en uh um meisje valt. uh en het meisje huilt. &~n dat. um de ballon. en een bosje. en overal gras. en ik ben klaar. ja. prima. tjongejonge. dat zijn flinke verhalen! je mag er best wat sneller doorheen gaan hoor. ja. &~di dit is nummer vijf. ja? um deze ken ik ook al. ja. xxx. vertel maar wat er gebeurt. een vader en een kind. de vader leest een krant. het jongetje gaat met de bal. en ik zie overal gras. en en uh en de vader zit op de bank. en het jongetje heel vlakbij zun vader. niet niet. die gaat zo een krant uit de hand trekken. ja. um um en de vader zit daar. en het jongetje pakt de krant. en en um en dan zit daar een bank. en en nog een klein boompie. en overal. en het jongetje rent. en de vader rent. en het jongetje rent met de krant. overal gras. en de vader leest weer krant op de bank. en het jongetje huilt. ja. en gras. en gras. klaar. okee. nou nog eentje. nummer zes. dat gaat snel. mm. ik nog niet. maar ik kan nog wel lezen. ja. xxx. nou vertel maar wat er gebeurt. het meisje is bij zun moeder. en de hond zit er ook. en de moeder leest een boek. en de hond ligt op de grond te slapen. uh en het meisje pakt een. um een wol en een uh een bol touw. en dan gaat ie met de poes spelen. en de poes gaat um met de bal spelen. en overal draad. en het meisje en de poes. en het meisje heeft een vis bij op bij zun hand. en. de poes eet hem op de vis. vis eet de vis of uh. poes eet de vis op. ja. en de poes gaat lekker op de grond slapen. okee. en ik ben klaar! prima. okee ron begin maar. een hond ziet de kikker. de kikker zit in de pot. en de jongen keek keek naar de kikker. en de kikker keek naar het jongetje. en de bed staat er. en de lamp. en de maan. en de twee ramen. en nog meer uh op de grond. en een schildpadje. en de kikker en het jongetje slaapt met de hond. en de kikker gaat uit de pot. en en dan &~zaa staan de schoenen op de grond. en de kikker gaat uit de. um uit de pot. um um twee pantoffels. en de jongen wordt wakker. en de hond wordt wakker. xxx. en xxx uh en de jongen kijkt. en uh. en en de kikker is weg. ja. en dur staat ook nog een krukje. en de jongen kijkt in de schoen. en de hond kijkt in de pot. en de jongen kijkt uit het raam. |
en de hond komt kijkt ook uit het raam. muis xxx uit het potje. ja. okee. ga maar verder. en twee bosjes. en de hond. valt uit het raam. en de jongen blijft xxx mooi zitten. en de jongen valt uh &~sch gaat ook uit raam. en die pakt de hond. en de. xxx &~s. en de jongen roept. en de hond kijkt boos. ja. en nog heel veel bomen en een bijenkorf ja. aan de boom. goed zo. um en het jongetje kijkt naar een voetstap. en de hond. wil naar de honingkorf. en de jongen zegt “au mun neus”. um en er komt een dier uit. en de hond kijkt naar xxx die wil de. bijenkorf. en nog een boom. en die dier um. die zit. en dur komen allemaal bijen. en de hond die gaat met zun voorpoten bij de boom. en de bijenkorf is dur af. ja. en de jongen klimt in een boom. en de bijen gaan achter de hond aan. en de jongen. van de boom. um en er is um. een uil en een rij bijen. ja. en um. en de uil vliegt. en de jongen uh loopt weg. en nog stenen. achter de stenen staan takken. en twee een paar takken. en um xxx en de jongen klimt op de steen. en de hond kijkt droevig. en en de stenen. en de en het is een hert. en de jongen is op de hert. en de hond zoekt zun baasje. um en de hert rent weg met het jongetje. en de hond gaat mee voor hem. ja. en de hert &~sp rent. en de jongen valt er af. van de hert. en de hond valt er ook af. en xxx en dag bomen. en de hond kijkt blij. en de jongen valt in het water. en de hond valt in het water. ja. en um en dan ziet ie een blad. en die die jongen en de hond. die zit in het water. en de hond klimt op een hoofd. ja. en nog een boomstam. en nog een blad. ja. en een jongen zegt die hond. en de hond komt uit het water. en die jongen klimt op de boomstam. en de hond ook. en hun zien twee kikkers. en en de hond en de jongen staan uh zitten op de boomstam. en daar hebben we ook nog kindertjes. en de jongen loopt in het water. de hond ook. en de uh jongen neemt een kikker mee. en. de vader en moeder &~kij kijken blij. en die die jongens uh kleintjes ook. en de een kleine die kan nog niet zo hoog springen. en hij hij kan er niet op. nee. en hij blijft staan. negen kikkertjes waren er xxx. en dat zijn er nu nog &~tie acht. ja. okee. xxx xxx ja. en dat. xxx. ja. prima. schort. boem. koe. koe. koe. koe weg. koe weg. koe. boemboem. kaka. kaka. boem. kaka. broek. kaka. kapot. kapot. paard. paard. paard. loop. loop. |
loop. loop. loop. loop. loop. loop. loop. lopen. lopen. oo kijk. kijk. auto. kar. kijk. kijk. kijk. kijk. boek. kijk. oo kijk. boek. boek. nee. kijk. kijk. kijk. beer. kijk. kijk. kijk. oo kijk. kijk. kijk. kapot. kapot. boek. boek. aa boem. kapot. kapot. pop. pop. korst. korst. korst. korst. paard. paard. boek. pop. dodo. deksel. deksel. pop deksel. deksel. deksel. deksel. deksel. dodo. pop. boemboem. kijk. nee. kijk. kijk. tring. boemboem. tring. Vake. koek. appel. appel. appel stuk. auto. auto. auto. koe weg. oo kijk. appel stuk. tut is weg. is weg. pantoffel Gijs. Dikkie. Dikkie Dik, ja. dit is het boekje van Dikkie Dik. mooi, he. oh xxx. toes xxx. he. bah. bah, ja. hij heeft de inktpot over zich heen gekregen. ja, bah. kom nou eens kijken. nee. nee? wat is dat? nee. wil je niet meer? nee. ə bah. bad. wil je paardje rijden? paajtje paajt. ə bah. ta ta. ja ja. ta ta bah. ja, bah. moet je ook maar niet met water gaan zitten knoeien. lalala. poesje mauw. ja, dat is poesje mauw. dat hoor ik wel. ja, ik eet mijn boterham even op. eten. eten, ja, eten. ja, mamma moet even eten. ja. paajtje paajt. koeken koeken opeten opeten opeten opeten. dat opeten. eten eten eten eten eten. ja, eten. nou, hier. oeh. eh. ja. sss sss. boe oehoe. kijk. uit. poet. kapot, ja. dat is de uil. oehoe. die deed je heel goed na. kapot. ja, het boek is kapot. kapot. ja, het is kapot. op. spelen xxx? ja? ja? wat zeg je? ja? wat ja? moet ik voorlezen? ja! wat is dit? een varken. wat doet het varken? xxx. dat is een wie is dat? ja. konijn. dit is het konijn. nou? weet je niet wie dat zijn? eetjes eetjes. ja, eendjes. eetjes eetjes. eendjes, goed zo. eetje eetje. ja. xxx. en die? die heb je zelf ook. xxx? xxx. wat is dat? xxx. oeh. ja. xxx. auto. ja, een lawaai. auto. nou, volgens mij is het geen auto. iemand is de straat aan het vegen. ja. nou heb je nog niet gezegd wie dat is. dat is de beer, toch. ee. ezel. geit. ezeltje. klein ezeltje. ook een ezel, maar dan klein. ook een geit, een babygeit. op. paajt. ja, nou is die uit. paajt. en daar is ook nog een paard, ja. auto. auto, ja. daar is een auto. en dat? xxx kijken. wil je de andere kijken? oh, Dikkie Dik. kapot. isse kapot. kapotte. is die kapot? oh, is die kapot. ja, er zit inderdaad niet veel meer in. kapot. ah, sss. kapot. bah bah. die 0is bah. kapot kapot. heb je zelf gedaan, hoor. moet je niet verder kapot maken. kapot kapot. xxx. oeh. toe. rijen. ja la>. voorzichtig, straks val je, hoor. paajtje. nee, ik heb geen zin om paardje te rijden. oh, paajtje. paajt. nee. paajt pap. pap. je hebt al pap op. pap. ja dat is mooi, pap. buiten. buiten? ikke pap. xxx. |
die die. oeh. hoepla hoepla. ja, hoepla. kun je niet opstaan? nee. nee? ja, beej. hop paajt. oe xxx rijen. xxx pappa. pappa. ja ja, ik hoor je wel. pappa pappa. bah. ja. spelen. buiten. voorzichtig, hoor. xxx. ja. oe oe. ja, daar zit je nu. nu zit je daar. eh. aah. pap. ah. op. eten. xxx soesa soesa. toeta toeta. wat toeta? toeta toeta. xxx. toeta toeta. toete toe. toe soesje. toete toe. kijk. o kijken. toete. xxx. kijk. kijk. xxx. ja. zitten. xxx. wat zie je allemaal in dat boekje? mooie dingen, he. toete toes toes. dat is poesje mauw, wat je aan het zingen bent. oeh, neus. oeh, kijk kijk. toetes toetes. kijk kijken. toete toete. boe. o. kijken kijken. kijk. hond. pap. xxx. paajt. ja, paardje. dat is een paard, ja. o baad ss. ja, een mamma met een kindje. baad baad. dat is geen paard joh, dat is een moeder. baad baad. ja, een bad, dat is een bad. huis huis. huis ja. dat zijn allemaal huisjes. ss baad. o ss. o. wie is dat? Tommy van Sesamstraat. ja, van Sesamstraat. en Ienie Mienie. wie is dat? een muis. Ienie Mienie van Sesamstraat. en Pino. o o. ss ss. die. o, auto. open. moeten de gordijnen open? zullen wij de luxaflex open doen? zo, open. bah. ja. bah. huis. uit. paajt. koe boe. xxx. koe. xxx. kijken. ja, kijken. goed zo, kijken. ja, we gaan het boekje kijken. xxx. pap. ə xxx. ə paajt. ə toes. paajt. ə xxx. toes. daaj daaj. boek ə. uit. je hebt al water. kijk maar, lekker water. daaj. op. boe boe. xxx. water. op. mag ik ook eens kijken, wat is dat dan? mag mamma niet kijken? nee? xxx. nee, blijf jij maar daar. even kijken, hoor. dat zijn Tommy, Pino en Ienie Mienie van Sesamstraat. xxx kijken. xxx kijken kijken. nou, ga maar lekker kijken. kijken xxx. xxx ja ja. toes. uh doet toes xxx. xxx. op. kijken. eh uit eh eh. kiek. xxx. die die. oh. aj beej. daaj. toeta toeta. kijken. xxx. soesje soesje xxx. xxx kijken. xxx? oh, nou. ben je. helemaal mooi. zo. even. dit. hier. zo. nou. moet ik de jas uitdoen he? &~enə. is mama sjaal! is dat mamas sjaal? heeft mama ook zo'n sjaal? mama zelf genaaid. wat, heeft ze die genaaid? ja. ik heb precies dezelfde. die heeft mama gevonden he? want die heeft iemand hier een keer laten liggen. oh. en toen wisten we niet wie dat had laten liggen. ja. ja. ja. dat is gek. en nog ə sjaal om. en nog een sjaal om? ja. hee! zo. maar het is. de koorts is gewoon afgezakt? want eh. ja, hij gaat eh want hij is eh ja, precies, maar dat dat. misschien een vorm van oververmoeidheid of zo. ja. ik zou zeggen ik heb nou niet gemeten. hij lag nou heel diep te slapen en dan dan voelt hij wel weer erg koortsig aan, maar ja. |
volgens mij is het niks bijzonders. vanochtend was hij heel tierig. hm. boekje lezen. nou, dat kun je dan lekker doen op die eerste bladzijde. want daar vertelde ie hele verhalen aan mij. was je aan het lezen? vertel eens,. wat had je allemaal gezien hier dan? &~dasə trekker. grote. ja. deze ook grote. &~dasə kleine trekker. ja. nog ə kleine trekker. ja. &~hebul trekkers. heleboel trekkers. die staat op die grote he? dat kleintje staat op die grote. en wat zie je hier? ə worteltjes. nog ə worteltje. dat is. kool. is dat kool? bloemkool? ja. bloemkool. xxx. xxx vader. de vader? oh. gaat de vader dat opeten? en koeien ook opeten. hm. heb jij er suiker in, Evelien? nee. ə koeien. is dat voor de koeien? ja. ik denk wel dat ze het lekker vinden. en hier. wat is dat allemaal? afwassen. oh, zijn ze aan het afwassen? wat zijn ze aan het afwassen? konijn afwassen. ze zijn toch niet aan het afwassen! Thijs ook een. ja. ga je Evelien ook eentje geven? twee. eentje! mag ik ook een? twee. misschien wil Evelien er ook wel twee? nee! die. ah, dank. ah. dank. mmm! mmm! maar Marlies vertelde dat hij heel snel reageerde met koorts he?. dat Frederike heel anders was. ja. mama is weg. is mama weg? waar is mama naar toe? dat zou inderdaad wel eens zo kunnen zijn. ja. oh. eh. oh oh oh oh. erin gevallen? ja. alleen de batterij is er in gevallen. zal ik even kijken? ja, hij is er misschien doorheen. ik zal even kijken. ja. anders gaat hij wel smelten natuurlijk. wat is er nou in gevallen? alleen de batterij. hm. in ə blok. zit ə blok in. kachel. blok in kachel. blokje? batterij! ja, er lagen eerst allemaal blokken in de kachel. hm. ik heb altijd ruzie met deze klok, omdat ik ook op deze plek altijd wil. ja, daar ligt geld, maar dat is iets anders. ja, het is zo'n oranje batterij, weet je wel? ja, ik doe het anders zo dadelijk wel. maar denk je niet dat dat &~kan. gaat smelten of zo? nou, ik vind het op zich xxx even kijken hoor. papa er uit halen. hm hm. papa nieuw kachel &~rerə. moet papa de kachel repareren? hm, nee dat hoeft niet. moet alleen maar even stukjes uit halen. hm. ik vroeg me af of je dit front er af kon halen. ja, dat kan maar. maar nu is het misschien nog een beetje te heet? nog een beetje heet ja. deze kan open, maar. ja ja. dan ben je er nog niet bij, volgens mij. zit ə blokken in. ja. zitten geen blokken meer in. laat maar even, ik doe het zo wel. blokken is uit. moet even een beetje afkoelen. blokken is. kachel is uit. ja. nou, de band loopt weer. ja. moet ik dat roostertje er even op leggen, anders dondert er misschien nog meer in. ja. |
heb je net alle blokken er uit gehaald. ja. tenminste de vorige keer eh kom Thijs. oh. oi! &~tupə. kijken troep kijken. troep kijken? oh, troep kijken? xxx. xxx. wat? wie zag je? xxx. wat zie je nou? auto. waar zijn autos? hier zijn autos. waar? &~tintəautos. geen autos daar? wel autos daar. hoeveel? twee! ja. wat is dit voor een auto? &~minikupəauto. ja. wie zit daar in? konijn. konijn? politiekonijn. 0wat gaat de politie doen? rijden. waar gaat ie heen rijden? opa 0en oma. oh. ə in ə garage. opa 0en oma rijden. in de garage van opa en oma? ja. mag die daar nog in? of heeft opa daar een troepie? nee. nee? wie is dit dan? motorfiets. grote. grote? wie gaat daar op zitten? wie gaat er op de motorfiets? motorfiets. wie moet daar op? politie. ja, ook een politieman. wat doet deze man? postbode. postbode. wat gaat ie doen?. in ə huizen. oh ja? wat gaat ie daar doen? wegbrengen. wat gaat ie wegbrengen? post wegbrengen. post wegbrengen! dat heb je goed bedacht. xxx. nou, zullen we hier eens kijken. oh, wat zien we hier allemaal Thijs? bisolvon &~ko moet ə kopen. waar kun je bisolvon kopen? mm die die dokter. bij die dokter he? nee. ja, hier bij de apotheker. kun je bisolvon kopen. &~disə. dokter. ja, dat is de dokter. &~das niet de dokter. nee. wat is dat dan? in ə. wolken in. wat? wolk zit in. wolken. &~dasə wolken. wolken! wolken, oh ja daar zitten wolken in. lijkt er wel op ja. is er ook een kapper? ja. waar is de kapper? hier is de kapper. nee. hier is de kapper. nee, dat is de dokter! hier. wat doet de kapper? &~fa:kjəs knippen. grote varken knippen. dat doet het varken he, haartjes knippen. wat kun je hier doen, Thijs? wat is dit? moet ik helpen? wat is dit nou? &~das de &~bakə Mini Cooper. de bank? grote bank. oh ja, grote bank. kun je die. kun je ook nog autoot autos kopen, Thijs? die brandweerauto kopen daar kopen. brandweerauto kopen? en ə vrachtauto kopen ook. wat kun je nog meer kopen? die auto moet ə ook kopen. wat is dit voor een auto? taxi auto. taxi auto. kun je die ook kopen? die brandweerauto moet ə kopen liever taxi niet ə auto kopen. je wil liever de brandweerauto kopen? ja. kost heel veel centjes. auto. heeft ə. dat is de &~teix. ja. ja. waar is de piano? &~dasə boven. boven is ə. ja, boven in het huis he? nou, wat een spannende bladzij. die. wat is dit allemaal? spulletjes. wat? spulletjes? ja. wat voor spulletjes. zie ook ə beer! zie ook ə beer! zie je een beer? ja. nee, ik helemaal niet. waar is de beer? hier is de beer. oh. nee, niet ə beer. nee, wat dan? hier beer. is ə. is dat een beer? nee. nee, wat is dat dan? lammetje. een lammetje, ja geloof ik ook. xxx. xxx bij elkaar. |
&~dasə weecee. dat is de weecee he? &~dasə &~afka:. de wat? en &~disə kraan. ja. wat kan je daar doen? mee. uitspuiten. uitspuiten? ja. en wat hangt hier nou? in ə konijn in. waar zit een konijn in? in ə hok! in een hok? wel in ə hok. het is geen konijn en het is geen hok, Thijs. het is een wurm en die zit in het bad. kijk maar. oh. eh. andere bladzijde. oh, gaan we te hard? wat is die aan het doen? tikken. wat is die aan het tikken? &~dintjəs tikken. hm? &~dintjəs ə tikken. dingetjes tikken? ja. wat voor dingetjes? dingetjes tikken. spijkers zijn dat, Thijs. spijkers tikken. dat ə mannetje blokken ə. in autos. wat doet ie in de autos? auto in ə. in ə. wat doet ie in de autos? blokken in ə auto! blokken. ja, het zijn stenen, Thijs. zie je dat? &~ajitə &~te:nə &~bokə &~wel &~te:. zijn dat blokken? het zijn geen stenen? en wat doet deze meneer? niet ə blokken! ja, het zijn blokken. stenen. stenen? nou. nee! oh, nog een beetje beter kijken he? met ə hamer. heeft ie een hamer? wat doet die nou? scheppen. wat gaat ie scheppen dan? zand scheppen. waarom? &~dis klaar. is dat klaar, het huis? ja. hij is helemaal klaar? ha. nou, dan gaan we de volgende bladzij lezen. oh, kun je hier ook opbellen? dat &~kein mee bellen. boven &~kein bellen. kun je boven bellen? ja. waar is de telefoon? boven is ə. waar dan? xxx. oh ə deze &~ef lezen. deze even lezen? ja. wat is hier dan? die grote vliegtuig. wat gaat het grote vliegtuig doen? rijden. oh ja? waarheen? in Appie Happie. Appie Happie. wat gaat ie doen in de Appie Happie? nee! toch niet? grote autos. nog grote auto. grote autos. wat gaat ie doen dan? rijden. ook rijden. zit er iemand in dan?. mannetje zit in ə zit ə in ə auto. zit er een mannetje in de auto? waar dan? ik zie helemaal geen mannetje in de auto. die lezen ook. ja, deze ook lezen. wat is dit nou? &~botə. oh, een bootje. nog ə bootje. wie zitten er op de boot? muisjes in ə boot. muisjes. wat een boel muisjes he? auto in ə. in ə. water, auto in ə water! oh, is die in het water? auto in ə water, auto in ə water! oh, dat muisje kon niet auto rijden, he? auto in ə in ə bad. auto is in ə bad! nog auto in ə bad! zijn ze een beetje vies? ja. wat verkoopt deze muis? wat kun je bij deze muis kopen? appels kopen. appels kopen. xxx. Iekie. hee. Evelien Iek &~ef. even pakken. oh! ja. ja? je weet het wel, hoe het moet he? je weet het goed te commanderen! mannetje, wat heb je een vies wangetje. nee. getsiederrie. allemaal snot. ga je nog even boek lezen? oh, zijn heleboel muisjes in de au in de boot. nee muis. slapen. |
zijn die aan het slapen? ja. muisje die. ei koken. wat doen ze? muisje ei koken. een ei koken! ja. waar koken ze een eitje? hier? of hier? hier! ja. die niet! wat doen die dan? eten ei! ja, die eten het eitje op. ja. is er ook een glijbaan? &~ik &~zie ə glijbaan. oh ja? nee, hier is de glijbaan, kijk? zit er ook een muisje op de glijbaan? ja. kleintje he? xxx. xxx. die moeten we ook allemaal lezen he? wat is hier nou? leeuw. dat is een leeuw. eh. die ook. die ook ja. is het konijn 0wat 0is dat nou? is het konijn ook een beetje ziek? nee. nee? heeft ie koorts? niet ə koorts. moeten we hem ook temperaturen? kijk maar, hij ligt onder het dekentje. babietje konijn. is dat een babietje konijn? krijgt die een babietje? konijn. treinen. &~disə trein. wat ə grote trein! wat kun je allemaal doen in de trein? instappen! instappen. oh ja, wat gaat de trein dan doen? rijden. waarheen? in opa 0en oma. naar opa en oma toe. ja. wat kan je dan zien onderweg? kijken opa 0en oma. wat zie je dan uit het raampje? bomen? ja. wat nog meer? en trein. nog ə trein ook. ja, je ziet hier ook nog een trein. nog auto en nog auto. oeh, hij maakt een botsing. kan niet rijden. kan niet zo hard rijden he? nog ə keer boemen! nog ə keer boemen! nog een keer boem? 0wat 0is dat nou? wat is dat nou? die vliegt helemaal in de lucht! oh, dat is deze meneer. kijk maar. die is er zo uit gevlogen. wat is dit nou? trein. ja, wat heeft die man hier? brieven. brieven. kunnen varkentjes eten. gaan de varkentjes eten? koken! oh. wat is ie aan het koken? chili 0con 0carne koken! chili! dat chili. &~dasə aardappels. &~dasə boontjes. lekker. gaan ze allemaal eten. gaan ze allemaal eten. gaat dat allemaal in de chili? moet dit. eten. meneer moet ə blazen. ja, moeten blazen, want het is heet he? en waar gaan die aardappeltjes nou heen? in. opa 0en oma. opa houdt wel van een aardappeltje he? konijnen weer. zijn dit nou konijnen? nee. wat dan? twee konijnen. yyy. karretje. deze dieplepel. ja, is dat een karretje? en ək. dieplepel ook. wat doet die dieplepel? &~xrastinə. is dat een grasmaaimachine? ja. oh. &~bei &~kof. &~xrasmasjinə. ja! oh. nou. dat auto gemaakt! is de auto gemaakt? was die kapot? die auto is kapot. oh ja, die is erg kapot he? die &~səpot. is die ook kapot? deze niet əpot. oh, is die niet zo kapot? nee. die kan nog best rijden he? weg. beetje ook rijden! das ook ə beetje rijden! waar gaat ie heen rijden? opa 0en oma. oh ja. nog trekker! ja, hoor je het? ja. trekker. rijden. wat zitten ze te eten? zitten mais eten. mais te eten, ja. is dat lekker? ja. muis goed kauwen. ja, ze moeten wel goed kauwen. |
en drinken ze ook melk? ja. oh ja? ik zie het niet. grote varken! grote varken! hele grote varkens. oh, wat krijgen we nou? wat is dit nou, Matthijs? nog ə trein! oh. en nog ə trein! klein treintje is daar. is dat een klein treintje? ja. zitten ook spulletjes in. wat zit er in? spulletjes in. spulletjes? ja. hee, daar gaan de aardappeltjes. het zijn pannekoeken, staat in het verhaaltje, Thijs. houd jij van pannekoeken? lekker! ja? die ook &~lesət. die ook ə &~keikət. ja, ga die maar eens even goed kijken. &~fa:kjə achter. &~fa:kjə achter op. aan waar achter op? die achter. takelwagen. oh. die. varken ook op. wat zijn dit nou? oh. dit is een succesagenda, dit boek geloof ik. ja. ja. autos kijken. ja. we zullen eens zoeken. kijken of hier nog een auto is. wat is hier nou? geen auto he? wat is dit wel. dat auto! gelukkig. &~dis auto. is er ook een vliegtuig? hier &~sə vliegtuig. die is ook ə vliegtuig. die is ook vliegtuig. hoeveel vliegtuigen, Thijs? twee. twee? nog vliegtuig. het zijn er wel drie. nou, zullen we nog een stukje voorin lezen? hierzo. oeh, wat gebeurt hier nou? &~dis auto. wat is hier nou aan de hand? boot valt bijna om. zie je dat? die boot &~om varen. die boot kan f varen! omvallen he? wat gaan de muisjes dan doen? op ə boot. ja op de boot. &~dasə kok. is dat de kok? ja. ja, knappe kok. hier, de kok heeft lekker eten gekookt. zie je dat? ja. hm. oh gelukkig, de boot is weer veilig. wat is hier nou aan de hand? &~e motorfiets. grote botsing he? is er ook een muisje bij de botsing? auto ook ə botsing ə maken. auto ook ə botsing maken. de autos maken de botsing? auto botsing. mini grote mini cooper! ə grote. motorfiets in wat doet. wat doet ie? water! oh? boot in ə water ook. gaat ie zwemmen? &~boot &~is varen. gaat ie plasje doen? net zoals Thijs? nee. heb je dat wel aan Evelien verteld? Thijs in ə pot &~eda:n. in ə po! in een po geplast he? heb je dat echt gedaan? een plasje! goed hoor! dase grote mini cooper. dase grote mini cooper. ja. motorfiets ə moet ə. in! waar moet ie in? in ə garage! oh. en daar gaat ə grote grote mini cooper. ook in de garage? ja. past dat er nog wel in? of is het veels te klein? wel. oh! nog ə auto! nog ə auto! &~disə auto. &~disən. &~xə motorfiets niet kan rijden! kan ie niet rijden? niet. waarom niet? motor is. brommer! wat? motor is. motor &~sə. heleboel motorfietsen brommer! zijn dat brommers? ja. die ligt op de kop he? nog een niet kapot. nog ə motorfiets. wat is dat nou? auto. wat is dat? dat kiepauto. ja, grote auto. nog ə auto en nog ə auto. nog ə auto. heleboel autos. wat is dit voor een auto? &~bantəautower. |
oh, brandautoweer? kijk, een lange slang. wat moet er door? auto door. rijden. nee. moet water door de slang. hm? auto ook in. is er ook een vuurtje? oh, is ook een vuurtje. heeft opa dat gedaan? ja. vuurtje stoken? dat is ook vuurtje. dat is ook vuurtje. heleboel vuurtjes. heleboel vuurtjes he? &~das ook auto. &~dasə &~bauw auto! is dit een blauwe? ja. oh. &~dasə &~bauwə auto! nou, dat moet je er wel bij zeggen. Thijsje in moet, in ə auto. Thijs er in? nee. is jouw stoeltje er ook in dan? &~fwees klein! veels te klein he? nog. &~das hier is &~kar. dokter bij de dokter. is ie bij de dokter? ja. &~das ook ə &~bantauto. is die ook bij de dokter? nee. dat. de leeuw is de dokter he? of is het konijntje de dokter? nee. wie is nou die even. wat ə trein! wat een lange trein he? tjoeketjoeke &~sexə trein. oh. oh. niet toettoet? is karretje met dieplepel. dat is toch een graa grasmachine? helemaal geen dieplepel. grote poepie. grote poepie doen? nog grote! oh nee Thijs. nou. kan toch niet. &~dasə koekiehoekie. nee. &~das de koekieloekie. is dat de koekieloekie? ja. daar zien ze koekieloekie binnen. koekeloeren misschien. die koekeloeren &~xi:n. ja. of koek. is die aan het koekeloeren hier? om het hoekje? eh. oh, ga je een beetje drinken he? we zijn zo hard aan het werk. nou! wat een produktie! hij is zo netjes! ja. behalve dat gestink! nog ə vliegtuig! ja. oeh, die vliegt een beetje krom. moet je kijken! zie je dat? wolken! zijn dat wolken? ja. oh. nee. toch niet? dat ook kijken, dat ook kijken. ja, ga maar kijken. koffers. wat doet ie hier? koffers. koffers. &~das auto. wat is &~podorə. wat? nee! benzinetank he? en ə. en ə &~di:tə. &~hi:tə. wat? nee! houd je de bladzijde heel? ik geloof dat we dat boek maar gaan vergoeden bij de bibliotheek. nog auto. &~disis nog auto! autos bij de water. is daar water? autos bij de water! ik zie helemaal geen water. die is ə water! oh, ik dacht dat dat de weg was. auto is ə weg in. autos ə moet ə in ə. weg in. in de weg? ja. welke weg. die weg. moeten ze daar in? ja. oh. oh, trekkers! wat doet de trekker? die trekker rijden, die trekker rijden. die trekkers rijden ook. die kar even rijden. die kar xxx rijden. ja, zaaien gaat ie. zaadjes zaaien, zie je dat? grote &~ba:tjəs. zaad xxx rijden. kijk en wat komt hier dan erbij? wat is dat? zon. ja. en hier dan? wat komt hier nou er bij? əm. regen. bij. regen bij he? xxx. die rijden. trekker. kruiwagen! is dat een kruiwagen? nog trekker ook! oh. nog even verder lezen. wat een saaie bladzij. wat doet deze nou? slapen! die deze slapen. is een beetje moe? is uitepuit! uitepuit? uitepuit? die ook lezen. die ook kijken. deze. ja, die moeten we allemaal kopen he? xxx. |
wat zie je nou? &~das &~də karretje. wat? nou. nou, Thijs houd eens op! hihi. goed idee, moet ik jou eens even op de po zetten? nee. nee? ga je poepie doen op de po? nee. nee? waarom niet? dat trein. dat is ə trein. dat is ə. veel boeken kopen. moeten we die boeken allemaal kopen? wil je nog een ander boek lezen? ja. welk boek? van ə. mimi muis! Mimi Muis? ja. oh. nou, waar is Mimi Muis? in ə in ə in ə kast &~xi:n. niet. niet. niet? misschien hier? xxx in ə kast. niet in ə kast. niet? die in ə kast &~xi:n. in die kast misschien? nee, ik denk het niet. nee! nee, daar zijn toch geen boeken. deze is mooi. hee. zullen we deze lezen? nee. wil Mimi Muis. ik weet niet waar die is, jongen. kom help eens zoeken. xxx boekjes. van Noach. Noach lezen! oh ja, die heb ik vorige keer ook gedaan. die boekjes lezen! ja. xxx. xxx zitten. ə naast. zitten. er naast zitten? die wil. die xxx ə niet lezen. die wil je niet lezen he? die van ə Noach. van de Noach. oh, wat zit hier nou op het dak? ooievaar. ooievaar he? en hier? &~hi:rafə. &~sjiraf? &~fə. &~sjirafə. heel mooi. xxx. ja! wat doet ie? druif op ə kop. oh. &~itə &~pyəmə! pruimen? &~dyəfətə. druiven. gaat ie ook pitjes er uit halen? ja. voor Thijsje. ja. die geit ə. eet gras! oh ja? waar is de geit? hier is geit. is ə nog vogeltje. ook. wat is is lammetjes! wat eet het vogeltje? ook gras? nee. oh. zaadjes. zaadjes. graantjes. deze ook lezen. wat zie je allemaal Thijs? &~nənə poes in! een poes in? ja. wat vliegt hier nou in de lucht dan? die niet! oh, vind je niet mooi? die wel. ə Noach ə deur dicht. moet die de deur dicht doen? ja. waarom? als je waarom vraagt is het afgelopen. ja. van ə. deur koeien. deur. van ə koeien. voor de koeien? anders lopen de koeien er uit. he? ja. waar zijn de koeien dan? ik zie helemaal geen koeien. zijn hier koeien? nee. zijn hier koeien! ja, daar is de koe! &~disə sant in. zand? &~san in. &~sanə in. &~san in. wat zit er in? &~san in! zand? &~san in! hm. &~san in. nee! wie zit hier nou op de trap? muisje. wat zegt het muisje? piepiep! moet het muisje niet in een hok? en nog ə muisje in ə hok! piepiep. ie muisje zeggen. heb je gezien he, een muisje in een hok? met papa in de winkel. of niet? Thijs? ja. wat zat er nog meer in een hok? Thijs? zat de papagaai ook in het hok? ja. ja? nee toch. &~di:sə hok. &~di:sə muisje in ə hok. ja. regent. regent he, een beetje. nee! toch niet? lekker droog hier, he? xxx. wat doen ze hier nou allemaal? varken! varken in ə hok zien. varken zien. ook. |
wat doen de varkens? wat zeggen de varkens? xxx! ə deze aap. nog klein varkentje. xxx! klein varkentje. zeggen de kleine varkentjes ook xxx? nog klein varkentje. xxx zeg varken. ja? groot varken. je stinkt zelf ook als een varken! grappig boek he? heleboel konijnen! ja. die gaan er met zijn tweeen in en dan komen er hordes uit. wat doen ze hier nou? trekker. miertjes. miertjes? ja. pinnetjes zijn dat. en daar? papegaaien! nee! schildpad. nog een. die ə schildpad? ik weet het niet. weet je het niet? ik denk het wel. ook een schildpad. zijn hier ook schildpadden, Thijs? nee! ja wel, kijk hier nog een. dit schildpad. heb je ook schildpadsokken aan? ja. oh ja? schildpadsokken is ə boven! zijn die boven? ja. aan de lijn? ja! aan een knijpertje? das slakken. slakken, ja. die zijn er nog steeds niet uit. die niet ə lezen, die niet ə lezen. die lezen &~xi:n. misschien. zijn er ook kangoeroes? hee? neushoren! ja. en ə kangoeroe. miertjes. heleboel miertjes. xxx ook ə miertjes. xxx ook ə miertjes. ja! ja. wat een leuk boek he? heb je de laatste bladzij al bekeken? waar is de boot nou? hier! wat was dit ook al weer Thijs? muisje! een muisje! ja. xxx! Iekje! Evelien ə even Iekje ə ə bij pakken. ja, ik denk dat ik die onruststoker nou toch maar even moet ophalen, he. Evelien ə Iekje op ə ik zal het wel even doen. papa gaat haar wel even halen. nee! blijf jij even bij mij? gaan wij even verder lezen. kom maar. ja? kun je het dragen? eh eh eh! oeh! oh! is het zwaar? ja. nou, wat was dat nou ook al weer? das e klein paard. klein paardje. ja. ja. ja. heel klein paardje he? en. wat doet die meneer? wat doet die? Noach! ja, wat doet Noach? &~ne: &~dyəfjəs &~tekə. druifjes. druifjes planten, denk ik. en wat zitten er hier in de boom? &~al appels! ja. allemaal appels. grote appels. ja. vind je dat lekker, appels? ja. appeltje, mmm! eh. Evelien ook appeltje. ja, ik vind appeltje ook lekker. xxx. wat? ja. wat? ja. wat ja? wel. ə is. andere kant. wat ga je doen? andere kant. oh, aan de andere kant zitten. ja. nou. zit je? ho, voet goed. zo, he he. nou, wat zie je hier nou nog meer? vogels. allemaal vogels. en lammetje ook! oh, ook een lammetje. ja. ook ə en ook geitjes? lammetjes! ook geitjes. ook geitjes, ja. nou even verder lezen. even verder lezen. wat doet Noach hier? duifje &~peikə. duifje plukken? duifje loslaten, he? wat doet die duif? duif pakken! gaat ie de duif pakken? hier gaat ie de duif pakken. zie je? ja. en wat heeft de duif dan bij zich? kijk eens? ə. ən takje! een takje! groene takje. een groen takje, ja. &~keixt Noach. ja. &~dibətjəs. wat heeft ie? &~dibətjəs. dubbeltjes? nee! wat dan? grote &~dibəltjəs! ribbeltjes? &~hibəltjəs. &~hef Noach. |
rimpeltjes? nee, ik weet niet wat je bedoelt. oh. ə ə. andere kant ə kijken. ga je weer aan de andere kant kijken? oh. nou, kom maar weer. zo. &~das kippen. zijn dat kippen? ja. hm. &~da &~eiə. is heel veel &~eiə:. &~dit. kuikentjes ə &~dis ook kuikentje. &~das ook ei. ja. en ehm. olifant ook. olifant is er ook. grote olifanten! ja! wat ə dikke! hele dikke olifant. en. wat zijn dit nou? apen! oh, apen. dat. papegaai. en een papegaai. nou nou, wat een boel dieren he? heleboel diertjes. is ook diertjes. ja. dis ook diertjes. oh, wat is hier nou? wie zijn dat? &~wontə. wie? &~wontə. hondjes. &~wontjəs. hondjes. &~hontjəs. ja, hondjes. niet wondjes! &~das ə koei eet takje. eet de koe het takje op? ja. ja. boe zeg ə koe. boeh! die heeft ə mond ə koe. heeft die een mond? ja. oh. ja, anders kan ie niet eten he? want al het eten moet in je mond. ho. ho. hee! wie is daar? Iekje! Iekje! hi hi hi! was ze wakker? kusje geven? snottebel kusje! heb je een snottebelkusje gegeven? nou, dat vindt ze wel fijn! &~das xxx kusje. xxx. zullen we jou er eens even in zetten. ja. nou Beertje Bas lezen. is die klaar? ja. oh. nou Beertje Bas lezen? die ook lezen. die. konijn lezen. oh ja, die vind ik ook leuk, dat konijn. konijn in hok. is konijn in het hok? ja. Thijs lange vinger ook! Thijs ook ə lange vinger! jij hebt gewoon koekje. nog. ja. jij hebt nog een gewoon koekje. deze is voor Ieke. Thijs ook lange. vinger. Thijs ook lange vinger. mag jij dat wel eens van mama? ja. ja echt? moet papa dan jouw koekje opeten? xxx. oh. wat ə grote. wil jij nog een beetje thee? ja lekker. beetje koude thee alleen. wat heb je nou gekregen van papa? lange vinger. oh, vind je dat lekkerder? ja, dank. oh, mors ik. ja. papa koffie. nee, geen koffie. thee. ja, thee. nou. ga je nog een boekje lezen? of niet? ging je deze lezen? ja. nou. van ə konijn. ja. eh eh eh. ga je met papa lezen of ga je met mij lezen? ja. ja, doen we het allebei. kijk je in het midden. waar gaat dat boekje over Thijs? hier! konijn wel in ə hok. is ie in het hok? ja. nee. nou is ie toch niet in het hok? ə moet in ə hok. hij moet in het hok! ja, dat is waar. die is hok. &~wa:s konijn? oh. lief. oh. xxx poes. wat doet die poes? poesje kom əs gauw! wat? poesje kom eens gauw, ja! poesje mauw, kom eens gauw. ken je dat liedje wel? ja. ja. ik heb. ? xxx. ik heb. ? xxx. wat? xxx. ik heb lekkere. ? melk voor jou. en voor. ? xxx. nou, dat is een hele vrije versie. de dictie laat wat te wensen over. ja. |
ja, met zo'n lekkere lange vinger in je mond. mmm. xxx. hee, het konijntje loopt weg, Thijs. oh, het hok staat open! waar gaat het konijntje naar toe? in ə hok. oh. juist niet he? loopt uit het hok. &~də uit! ja, er uit. is er ook een vliegetje? is er ook een vliegetje Thijs? vliegje. vliegetje. diese. ja, wat doet het vliegetje? vliegen. ja. dat heb je slim bedacht. nou, en wat doet ie op de nieuwe bladzij? eh nee! oh, ik mag het niet vasthouden. sorry, sorry, ik blijf er al af. die daar. oh, wie zijn daar? daar vliegetjes. dat &~sə miertjes. dat zijn miertjes. das. vliegetjes. dat zijn torretjes. kevertjes. ja. heeft mama jou dat nog niet geleerd? nee. wat zijn dat dan? wat zit daar? op het blaadje? xxx. wat? xxx. xxx. nou, een lange vinger is niet zo handig. nou, hij is gelukkig op. een lieveheersbeestje. lieveheersbeestje. ja. ja! lieveheersbeestje. goed zo! is wel knap hoor, dat je dat weet. nog ə lieveheersbeestje. nog een, ja. boer. en wie zijn dat nou? wie staan daar? wat zijn dat voor grote beesten? &~das ə grote konijn! groot konijn. en nog grotere. ? daar. wie zijn dat? ə wafwafe. oh. en e hok e date. ə konijn niet in e hok. zeggen ze dat? konijn, je moet in je hok! oh, daar zit er een te rochelen! ja, die rochelt aan alle kanten. die konijn niet in ə. bij de wafwafə. xxx! zo, meisje! die konijn ə bij de wafwafə. niet kan niet bij. nee, mag er niet, he, bij. ho, even wachten hoor. waar gaat het konijn nou in? hier. wafwafə hier in ə. pijp! in de pijp. slakken. twee slakken ook bij ə pijp. ja. wafwafə. ook in de pijp. kan de wafwaf wel in de pijp? bij. past ie er in? ja. nee. pijp is veels te klein. ə wafwaf &~in ə. in ə. xxx. nee, dat past niet he? even wachten. even wachten? in ə pijp ə hokje. in ə. wie zit er in de pijp? in muisje. ja, heel klein muisje. konijn is de pijp uit. ja. &~kopə. kopen? wat moeten we die ook &~isat. deze muis ook ə &~yətəkopət. uitgekropen, oh ja. &~das eendehok. &~dis eendehok. konijntje. kom uit. in ə hok ənə. konijn in ə hok. zegt de eend dat? kom maar in het hok? ja. nou. mag die er wel in? xxx! konijntje niet in ə hok. niet? ja. eendehok. ja. hij wil wel naar binnen he? hij wil wel bij die eenden zijn. wel. ja. die zit ə onder. ja. &~wondə &~də pijp. grote &~wondə &~də pijp. ja, die is veel te groot. die passen niet in de pijp he? nee. nee. diertje! &~da klein vliegetje. heel klein vliegetje, ja. klein &~kefə. ja, klein kevertje. en. waar gaat het konijn hier naar toe? waar is ie nou? in. waar is het konijn? hier! oh, daar! xxx. heeft ie zich verstopt? &~da. &~dasə &~ta:t. wat is dat? &~ta:t. |
taart? &~ta:t. &~ta:tjə. staart! staartje. kijk eens, hier is het staartje. zie je dat? van wie is die staart? van muis. van de muis? ja. nee! nee! van. ? &~byəs. van het konijntje he? konijntje eet ə wortel. mmmm. lekker snottie! brrr. nog ə snottebel. heb je nog een snottebel? ik zie hem helemaal niet. nog een keer doen? zo weg? ja. lezen. 0hij 0heeft bij zo'n boek veel minder te vertellen, he? ja. er gebeurt te weinig he? ja, iedere keer de zelfde beesten. nog ə. &~disə ook zien. die ook zien. die ook zien? nou. toe maar dan. auto! die is uit. ja. deze is uitepuit. die ook lezen. uitepuit. nou. die niet ə lezen. die lezen &~xi:n. misschien. die misschien? ja. ja. eh. nou. wat staat er allemaal op? &~tityəxə. ja, vliegtuigen. en. wat doet dat mannetje nou? ja? muisje. 0wat doet ie? schommelen. oh. ja. xxx. &~bomlə. schommelebommele! bommele! &~das ə bommele! deze. moet die open? oh. die grote &~postəbodə. die &~kikei. kikker klein auto! ja. eh. hier. rijden auto ə. gaat ie rijden? ja. Mini Cooper rijden. nee, &~ik. nee, is dat een Mini Cooper? nee. motorfiets! oh, motorfiets. heeft ie ook een helm op zijn kop? ja. waarom? moet niet ə helm op ə kop. moet ie niet een helm op de kop? xxx. ha ha. die lezen. brandweerauto kopen! kan brandweerauto kopen weer. kan brandweerauto kopen weer. ja. wat doet deze meneer? &~xepə. wat doet die in de greppel? scheppen in ə. gaatje! gaatje graven? ja! waarom? gek! wat een gekke meneer. eh eh. huisjes kijken. huisjes kijken is. is klaar. huisjes kijken. zoek je het huisje? hier zijn de huizen. huizen. en wat doet deze nou? nee. oh. je wil nog steeds huisje zoeken. hier is het huisje. ja. de boot. en nog weer een huisje. hee, daar is een vuurtje. grote vuur. hier, weer een greppel. ja. oh! nog ə &~xə vuurtje. en nog ə vuurtjes. oh! nou. nog ə vuurtjes, nog ə vuurtjes. &~ama:l vuurtjes. achttien december negentientachtig 'sochtends na het ontbijt. xxx pap. ga maar zitten aan tafel he. van pap. aan pap vertellen hoor. van pap vertellen. van pap vertellen? ja. o wat een lekker bord pap is dat. nee. moet vertellen. moet ik tellen? ja. een twee drie negentientachtig? ja? 'sochtends na het ontbijt. pap pap wou je dat horen? nee. pap ontbijten. ja wij ontbijten met pap. hm dat is onze pap. nee. nee. nou ik begrijp het niet Thomas. nou. andersom. o moet ie andersom? waarom? moet &+nənt &+ni niet naar achter toe. he jij wil het steeltje zien?. &+hə. &+nə nou. nee. is dat jouw mandarijn? nee. niet knoeien he? nee. nee. is voor mij. die mandarijn is voor jou. nee. &+mə mij. ik zal hem niet pakken. helpen? helpen? helpen. wel helpen he? helpen. nee. helpen. nee het is helpen Thomas. helpen. ik zal je helpen hier mondje open. &+nə nee. helpen. goed ik zal je heppelen hier. |
zo nou mag je je mandarijn gaan schillen he. moet mandarijntje huilen? hoeft toch niet? omdat je het steeltje d'r uit haalt? ja. o waar is steeltje dan? la is kijken laat maar zitten he. moet. uit halen. moet eruit halen hoor. weet je wie d'r vandaag komt Thomas? ja. nou raad eens? &+bv eerst vrouw Achternaam. ja eerst komt mevrouw Achternaam. en dan komt opa. en dan komt opa ja. vind je dat leuk? ja. zitten yyy. dat is rozijntjebrood. is dat? rozijntjebrood. nee sauzijcebrood he. opa heeft vaak een saucijzebroodje meegenomen he. &+hə gauw mee he? he? gauw mee. gauw mee he? gauw mee. heb je lekker geslapen hm? ja. en heb je nog gedroomd? heb je nog gedroomd? je moet niet zo vies doen met die mandarijn he. nou is het heet. nou is heet. kijk eens! heet. yyy yyy yyy yyy yyy yyy. hm? gaat ie draai. gaat de mandarijn draaien? gaat ie warm worden. o gaat ie warm worden. gaat ie andere kant om draaien. gaat ie daar gaat ie. hm. zal ik je helpen? he? zal ik helpen? zal ik je helpen hm? je helpen. ja zo een beetje verder open maken he? &+nə nou dat ben niet de zon geworden. ik zal d'r een zon van maken he. ja. zo schilletjes goed uit mekaar he dan lijkt het net een zon. kijk nou mag Thomas zelf verder gaan he. ja. ja. op goed opletten hoor. ja. beetje xxx. beetje beetje. zozo. zo. en zo. moet je de schilletjes maar in het bordje doen he Thomas! okkie hm. hm. zou je de schilletjes maar niet in het bordje doen? zo ik wou maar eens naar de kapper vandaag. we gaan niet naar Bianca. nee we gaan niet naar Bianca maar ik ga naar de kapper. ja. ja ik ga m'n haartjes laten knippen. zo. zo. knip knip. en zo. wil jij ook mee naar de kapper? ja. he wil jij ook haartjes knippen Thomas? ja. ja? dan gaat de kapper. xxx in. in haartjes. gaat ie kind haartjes knippen. ha. xxx. lekker warm he? wil j' ook een. stukje van Thomas? ja. ja. nee dank je ik moet nog m'n pap eten. eet jij het maar op. nee. hm. Loekie mag het. opeten van Thomas. geef maar een stukje dan dan ga ik dat bewaren hm. o. leg ik dat naast m'n bord. zo. o dank je wel mm. xxx. &+kn daar kan die heen. xxx. zo. ik versta het niet hoor je hebt je mond vol. xxx. ja ik kan je niet verstaan eerst mond leeg eten. gaan we &+l. lezen. kijk eens! kijk eens! ja? kijk eens! wat is dat voor boekje hm? gaan we lezen. he gaan we lezen? ja. ja. hoei o o! ik ben nog niet klaar met pap. o de koning en de koningin en het prinsesje. rood wit blauw de koning en zijn vrouw de koning en zijn dochtertje. koffiedik af ben ik. |
zo wat zie je daar? een paard. met een Sinterklaas. ja. met Sinterklaas erop. en ja en dat is? Zwarte_Piet. ja. deed de bloemen schijnen. he? deed de bloemen schijnen. wat nou deed de bloemen schijnen he? o. wat is het? stukje schil hm? somsomsom. moet ook in bordje hoor. hm ja dat stukje moet ook in het bordje. wat zie je allemaal? wat doet die meneer hm? &+ɛ. een ei. wat doet ie met dat ei? geven. aan wie? aan &+mə mevrouw. aan een mevrouw ja. mevrouw de vrouwtje. yyy yyy yyy yyy yyy yyy yyy yyy boze wolf. he? even kijken. wat nou? boze wollef even. plaatje draaien. moet ik plaatje draaien van Peter en de wolf? ja. ja maar ik heb meer zin in de liedjes weet je wel? de liedjes van de mevrouw. nee. van xxx plaatje zetten. en hoe gaat dat plaatje dan? van van wolf en Petertje. ja? Petertje. o. Peter en de puk. Peter en de? een Peter. Peter en de wolf? ja. tsja nou zullen we dat dan maar doen? ja. goed zachtjes he. niet te hard zetten we het dan. Het is vandaag vijftien november negentien tachtig en Kim zit in het bad. Een beetje kroppeltje aan het wassen. Is kroppeltje nog niet schoon? Nee, het heeft dat even schoon, maar het is zomaar goed. Ga je het spuiten? Wat zeg je? Spuiten Spuiten? Zo zo zo. Knijpen. Moet ze uitgekruimd worden? Nee? Blonde haar. Zijn dat blonde haren? Nee, zijn blonde haren Nee. Blonde. Jij hebt blonde haren hoor, Kim. Nee, Kim heeft blonde haren en Kim heeft zwarte haren. Oh hij heeft zwarte haren. Ja. En Kim heeft zwarte haren en Kim heeft zwarte haren Nee, niet doen joh, Kim heeft wel wat nat. Hé, we gaan het bolletje voor je afpakken hoor. Nee. Ja op haar kletsen af. Hé, Kim. Kom maar kijken wat je doet. Kim is kletsen af. Kom maar. Zo, ja. Goed. Zeg, ja, haar wassen Kijk kijk ook doen met de pop. Wat kun je ook doen? Pop. Kijk maar. Ja, poppen nog haar wat, hè? Ik. Ook nog een beetje. Dat mag je ook goed inzeten, Kim. Nog warm. Ja. Oh zo veel leeg. Nee. Even in de Dan. Moet je niet in je oog touwen. Kijk bij je oogje. Luister gewoon. Nee dat is nog niet schoon. Ik wil hem helemaal opzekeren. Mag. Niet, nee. Ik mag Wat? Nog zeker. Ja. Het zit ook nog zeker op dat ja. Nou even. Zo. Nee zo. Zeker? Ja. Wacht even. Dan. Mag ik kunnen. Wat zeg ik nu? Wil. Je de wind waai? Oh. Wat. Is mijn man? Even nu je hoofdje achterop, Kim, maar evenje snel wat zekerer. En. Oké? Even je hoofdje achterop. Net zoals poppje kun je ook met je hoofdje achterop. En je. Oké. Ja. Goed zo. Zie je wel? Dat kan ook heel goed doen. In. Je ogen. Rechtje. |
Oh, dat het evenhoud is ook goed, hè? Dan zijn ze allebei vooruit. En weer. Wilden. Echt Zo. Pak ook nog. Of je ook nog. Anders. Worden de haarjes heel buiten. Hetzelfde als bij bladzit. Kijk Kijk. Ga daar met de mond. Oh ja. Pas op. Kijk. Zo. Kom je eruit, Kim? Nee nog. En dan krijgt Popje een wijd veel te koud. Zo nou. Is wel schoon. Je bed wordt helemaal nat. Je bed wordt helemaal nat. Dit van Popje. Nee. Nee? Echt. Nee dat Echt. Wel, hoor. Echt wel. Echt. Nee. Ja. Ja? Kinderen? Oh, ja. Ja, tandenworsten en tandmestel liggen nog bij Tante Jo. Zegt Sam. Dus Sam gaat ze even ophalen. Hoi. Ja. Ja. Zullen jouw tandjes gepoetst worden, hè? Nee. Andere wasstuk. Ja? Andere wasstuk. Ja hè? Welke andere wasstuk? Hè Welke andere wasstuk? Andere. Andere tandenworstel? Ja? Kennetje kom eruit. Het veel koud Je zit heel wat te rillen. Kom, dan ga je. Zit heel wat te rillen. Kom, dan gaan we het doen. Ja. Ja. Dan kan die niet meer gemaakt worden, Kim. Maken? Nee kan niet meer. Kan ik echt niet. Nee hoor, stuk wel. Nee, dan krijg je er ook een heleboel water in, Kim. Nee nee, nee nee. Ik moet hem pakken. Ja? Of niet? Hij is echt stuk gemaakt. Kan niet. Wat is? Wat is dat? Wat Wat Wat Strategisch, pak me. Wow. Oh nee stuk. Eh? Stuk. Moet hij in de pillenbak? Ja. Weg. Alsjeblieft. straight to Oooo. Okee. Zo. Nee. Moet tikken. Wat moet ik? Tikken. Tikken? Ik. Heb. Al getikt. Ik heb al. Getikt. Nee! Kim staat niet op de denk. Hó Band hoor. Kim staat nu op de band. Gaan we ze direct eventjes afdraaien. Gaan we ze direct even luisteren naar Kim natuurlijk. Kijk eens, zo'n natte kop. Ik ga. Nat worden. Ja, je hebt Tula helemaal nat maken hè. Kijk nou snel hoe dat maakt Ja een natte boel. Koud en nat hè. Ja. Opdraaien. Even opdraaien. O jij gaat mij optillen. Ga je Tula optillen. , wat sterk is Kim hè. Nou, hartstikke sterk. Ga je Tula onder je arm kietelen hè. , wat een meisjes op je rug. Wat een meisjes. Zie wat dat doet? Oui Fabien. En ik leg Dat is heel fijn En een Celine of een T maar ik heb eigenlijk. Ik heb T-shirt. Zo heusele met en kondige vanumps mSiGaat actions going to be looking. Hier is mijnzus buiten aan de grenen. Ik vind beelden dieren amusant En In Hoi. Ja. Kleine poesje. Hè? Kleine kleine poesje. Au. Au. Pappetje maken. Ja. Tulle zal een poppetje maken. Een voetje En een Even kijken of het beentje nog eraan kan, hè? En dan niet meer het beentje eruit trekken, Kim. Nee. Heel zielig. Dan heeft ze geen beentje meer. Dan kan ze toch ook niet meer lopen? Nee Dan Dan kan ze niet meer goed in bedje liggen. Vliegen gaat dan wel met één beentje. En. |
Boven met haar ook niet lagen? Wat? Boven met? Nee. Nou. Huis heeft geen benen. Heeft huis geen benen? Hè Heeft huis geen benen? Wacht even. Kom. Andere maal. Kom maar, Kim. Nee. Nee Nee. Konnen presence hiermee. Nee. Kim. Have you, noise. Kom. Laat Luister Vliegen. Ik begint niet meer. Dit Wa het lukt bizar. Boarding. Boarding. Wat. Lukt me helemaal. Niks. Dat werkt. Hij. Doet het niet. Lekker want de snoer zit nog niet in het contact. Nee. De stokker zit nog niet in het stokcontact. Dan. Kan hij het ook nog niet doen, hè? Nee, haar mag. Hij mag. mag. Ja. Ik heb geen haren meer. Aanbouwen. Nee, ik heb niet aan de tekening. Dan. Ga ik er mee. Ik. Moet de. Dag zeggen, vandaag. Is. Het zestien november negentien een en tachtig en Sam, Kim en ik gaan praten. Maar altijd als je opnoudt. Maar. Dan moet je de datum vermelden en wat je doet. Ik heb gisteren in het kastje twee spuitbusjes gevonden voor de auto als die not is, als de motor weg staat. Hoe wil je slecht een spuitbusje in de auto? Ja. We lichten al in de auto. Niet brug afleiden. Niet brug afleiden. Niet brug afleiden. Nee. Wat dan? Je. Moet de boot maar laten liggen, vriend. Moet ik wat opeten? Hm? Wat. Zeg je? Ja! Opeten. Wat opeven? Ja. De. Worst opeven. Vind je die lekker? Sneeuwworst nog sneeuwworst. Nou, je hebt veel sneeuwworst. Nee. Nee, een keer. Nee stoom. Zoom. Stoom? Stoom Stoom zit op bed. Huh? Op het bed. Nee. Je hebt hem gezet om op te nemen. Ja. Krijg ik een. Worst? Nee, je krijgt geen worst. Nee Nee. Nee. Nee. Nee Wat wil je vandaag aan doen, Tim? Ja Nee. Wil je er met je toe? Ja? Ja. Hou daar niet aan toe. Auw Nee, doe maar toe. Wat? Hier heb ik wel een bol. Kijk, kijk kijk. Oeh. Zet hem. Zet hem. Hij ruikt Kijk. Wou je daar zo lopen? Ja. Mag. Ik niet hè? Jawel. Ja. Jij mag daar ook lopen. Wat? Jij mag daar ook lopen. Krummen. Ja. Om te ruiken? Vandaag is het achttien november. negen uh december. 'savonds. xxx ik ga met de autootje spelen. en jij gaat met je autootje spelen. ja. he? &+kl &+kl-klɔt &+kləx. &+m. moet ik dat op ruimen. ga je straks weer opruimen. &+jə jij ga ook mee spelen? mag ik d'r ook mee spelen? ja. o. moet ik. xxx xxx. je hebt er genoeg. he? hier. daar. o. mag ik daar mee spelen. ho. eens even kijken wat jij allemaal hebt. autoos. ja. &+m &+mag. van mij &+mɑmɑmɑ mag een beetje spelen. ja. en wat ga jij dan doen? &+tətətətə dat even &+pɑ los xxx. hm. ga jij fluiten. kan ik ook met auto spelen. ja? wat. kan jij die die xxx. wat had ik nou gehoord? had jij op je broek geplast bij de wc? ja. o? hoe kwam dat nou? op de wc. |
in de wc. ja. hoe kwam dat nou? voor op de wc. o. hier &+o: &+o ook even van deze. o. &+m. kom daar. &+wa waar die. xxx al. die &+au. &+pə. waar zijn ze nou? hier is d'r nog een. o. moet &+o ook in. moet je. zo. moet je ook een beetje spelen? ja. &+o &+lele zit in. &+dədədədədədəədə &+dididi die hoort hier. xxx. ja. hee. &+di die andere &+də deksel nou? o. hier. is die andere auto nou? hier. o. hier. ik weet alles. he? jij weet alles. ja. weet je ook hoeveel autoos hier staan? ja. hoeveel dan? kom ze eens tellen. en deze auto. en deze. ja. ook. &+ɛ en die ook. o. &+i. o. hier nog eentje. goh! wat ontzettend veel autoos heb jij. heh. ontzettend veel. en deze. alle dit zijn allemaal kleine autootje. he. nog hier. ja. en dit is een bakfiets. en dit is ook weer autoos. kleine autootjes. grote autoos heb je daar. even kijken. een twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien elf twaalf. dertien veertien vijftien zestien zeventien achttien negentien. twintig kleine autootjes heb jij al. o. dertien. xxx twintig autootjes heb jij. nee nee nee nee nee nee. vijftien. hoe weet je dat nou? mama heeft ze geteld. ik heb twintig geteld. ik. vier. o? &+wa waar is ie? deze. hoort ook bij. o. een &+lɛlɛlɛ letter van Sinterklaas. zie je dit? ja. ja. zul nog een auto. zoeken? ja. xxx nog wel meer. he? ja. ja. een xxx d'r op. ja. &+n en een xxx. xxx d'r op. en. &+didididi grote. autoos nou? mmm. ik denk dat ie daar staat bij je garage. zie je. ik hebt het. &+dəkə. &+idu. &+hi die moet hier. weg. &+b been weg. zo. zijn nog meer autoos? mama. nou dit zijn eigenlijk ook autoos he? dit. o. vind jij het niet? wel. ja. xxx. grote autoos. ja. &+hihi hier nog meer autoos. nou. xxx. nee. nou die. hele grotes. die hele grote nog. &+di. &+didi ook? die? ja. dat is ook een auto. &+ɛn die ook een hele grote auto. ja. en die nog. de gele. die gele? ja. &+ki die? nee. dat is toch niet geel. die. daar. dat is een gele. en. ik wil die. o. xxx twee poppen in. mm. ja. die moeten. ook. hier bij. ook. in de. &+n tractor. en &+diski. &+ndidi. ditte. moet ook bij. &+hø. grote autoos. hoort ook bij. ja. zo doen. zo. veel he? nou. zijn dit veel? is &+n &+n &+tɑ een tractor. hier dit? of nee. die moet hier. moet ook zo. &+nənənənənə. &+nənə hij &+mə moet. moet. xxx een auto xxx. xxx. xxx. xxx. moet je die. moeten ook op. xxx. d'r bij. &+hi die. ook een autoos. ja. xxx. ja. ja. in &+didi die hoort toch niet bij. nee. die &+hi hier bij. ja. die zijn het zelfde he? ja. maar wat &+ni: &+hiwə van. Sinterklaas kregen. mama. ja. ik weet niet. |
die hele grote vrachtauto die in de gang staat die heb je van Sinterklaas gekregen. o. ik zie nog twee daar. o. nog twee autoos. nog twee autoos. zo. bij. ja. xxx ik kan. staan. die die. xxx. even hier staan. ja. ja. allemaal op een rijtje. die ook meer autoos. ja. xxx. &+pɑ. &+igə &+i. &+i die ook nee. dat is geen auto. dat is eigenlijk een treintje. die een treintje. dat is niet echt een auto. &+wiwi wie zit dat. maken. wie is dat maken. mama. moet het in elkaar. ja. o. nou. kom maar even. zal ik het maken. geef maar. &+didi die &+o nog een paar hoor. nee hoor. d'r zijn d'r maar vier. &+didi die. hoort er ook bij. van hier. daar. ja. ja. die hoort daar in. aah! chocolade. chocolade. he! hij wil niet. ja. toch voor elkaar. zo! alsjeblieft. een dierentreintje is het. moet je wel goed kijken waar het in past. maar ik denk dat ie hier in past. xxx. ja? past ie hier? kan jij doen? xxx. en. deze hoort. nee. die hoort daar niet bij. dat is gewoon zomaar een ander aapje. zo. dat is ook apie. kijk. kijk in de wagen. kijk. hij rijdt in de wagen. &+ɛ. &+de deze wel. ja. mag dit poppetje ook mee? nee. ah! nee? die dan? ja. die. die. ja. zo. op. ah. nou is het poppetje d'r af gevallen. xxx ander popje mag op. xxx. &+didi die die mag d'r op. olifant. olifant. die. o. en die olifant die kan zelf rijen. o. die hoefde niet mee te rijden. die heeft zelf wielen. die kan ook rijen. als dan. ook xxx &+mlɑ dan &+kœ kunnen niet rijden. nee. yyy yyy. yyy. &+wəwəwɑwɑwɑ. wat mag d'r op. jij &+kə jij mag wel. op. maar dat kan toch niet. die is veel te groot. wel. dan zakt de hele trein in elkaar. dat gaat niet. dat kan niet. en hoort &+dadada. &+mh &+hi hier nou op. hier. in die daar horen die dierenfiguren op. hier. en hier en hier en een leeuw en een giraf. maar die zijn hier niet bij bij dit speelgoed zie ik. die zitten in een anderen doos. in welke doos? ja gut. dat weet ik niet hoor. je hebt zoveel dozen inmiddels. dat moet je toch zelf maar weten. misschien in de poppetjes doos. nou nee! niet die hele poppetjesdoos hier komen omkeren hoor. je speelt nou met de autoos. xxx. mama. zit hier bij. nou dat weet ik niet. mama! kom eens. nee nee nee. laat nou maar joh. dit is. dit is die. xxx. ja. dat zoeken we wel een ander keertje op. wacht effe. volgens mij doet ie het. nou. zullen we met het. vandaag is het zeven uh nee. wacht even. zestien. september. negentientachtig. en we gaan in het prentenboek lezen. he? laten we maar eens gaan kijken. zo. prentenboek kijken. |
ja? wat doet het meisje hier? wat heeft ze in d'r handje? weet nog niet. een kaars. en ze kijkt naar buiten. en die. tijger? um nou ik denk dat dat wel een poes is. een poes. dit is. toch tijger. vind jij het toch een tijger? o. met die poten. uhhuh. hee. er waren eens twee poppen. en die waren zo lief. dat ze nooit iets kapot maakten. en nooit in een lelijk woord zeiden. &+pø kapot maken. ja. dat doen ze niet he? nee. wat zijn dat voor poppen? weet je dat? nee. jawel. een? heb jij een pop? nee. o. een poppemeisje met zwart haar. en het poppejongetje. had blond haar. ze hadden ogen van glas en een buik van plastic. he? wat doen wat wat gebeurt hier. vertel vertel het eens. wat doet het meisje. poppemeisje. weet ik niet. jawel! dat weet je toch wel. die ligt in bed. nou. nu weer verder. ja. nu weer verder? in het zelfde huis woonde ook een meisje. hee! kijk eens. ja? wat wat is dat? kip. een kip. die zwemt. in water. zit de kip in het water. o? waar is het water dan? daar. o. nou. xxx vloer. hm. kijk. en het meisje draagt de poppen. ja. ja. maar het meisje dat ging soms wel erg ruw met de poppen om. wat gebeurt hier? wat &+he wat doet ze daar met de poppen. hoe houdt ze ze nou vast? zo moet je toch geen poppen vasthouden. he? &+jen net als zo. ja. zoals hier. dat is goed he? ja. die &+n die niet. nee. &+n: die is boven bij voetjes. ja. met het voetje. en en die? weet ik niet. waarom weet je dat niet? ga je niet meer lezen? maar het allerergste was. dat ze de poppen nooit iets te eten gaf. ze deed alleen maar alsof. kijk. die die gaat uitkleden. daar gaat ze zich uitkleden. ja. wat heeft ze al allemaal uitgetrokken? die toch. niet. die toch niet? nee. he. daar moet de mama bij helpen he? bij je trui. kun jij ook nog niet he? is ook wel moeilijk om zelf uit te trekken. dit is Heintje. is dat Heintje? ja. o. wat zijn dit van Heintje?. weet nog niet. dat weet je toch wel. de poppen sliepen elk aan een kant van het meisje. lekker slapen. ja. lekker slapen. de ene links. de ander rechts. net waar ze zin in hadden. mama! ja. doet niet. ja hoor. het apparaat doet het wel. pas op! pas op! pas op! die. pas op het boek. nee. mama moet eerst even dit lezen want anders begrijp je het niet. maar precies om middernacht die. nou! luisteren! die. nee! want anders kan mama het niet lezen. die nog. het was heel stil. en heel donker. en opeens werd het meisje kleiner en kleiner. net tot ze net zo klein was als de poppen. ze maakte de poppen wakker. |
en met zijn drieen slopen ze de trap af. die. en wat gebeurt hier allemaal? vertel jij dat eens aan mama. wat doen ze hier? even kijken daar. ja. wat doen ze daar? &+da dit is water. dat is water. ja. hier kijken ze naar het water. ze zitten op de hond he? ja. met zijn drie drieen. op een rijtje. achter elkaar. en wat doen ze hier? wat zou d'r allemaal in die koelkast zitten denk jij? he? weet ik niet? weet je kun jij al de koelkast open maken? ja? en wat zit er dan in mama's koelkast. weet ik niet. he. jij weet nooit wat. ijsje. een ijsje. o. dus je weet het wel. die. die heef al gehad. heb je die al gehad? o. en die ook. die nou. zo gaan we d'r vlug door heen he? die ook. wat gebeurt hier. wat gebeurt daar? waar? hier. zie ik nog niet. hier. een beetje voorzichtig met dat boek omgaan. he? dat is zonde als je het kapot maakt. &+n daar nou weer? ja. wat gebeurt hier. wat gaan ze daar doen? mm. huis. dan gaan ze gauw naar huis toe. ja. waarom gaan ze gauw naar huis toe? weet je dat nog? ja. he? omdat de zon opkomt. en dan gaat dat meisje weer groeien. dan wordt het meisje weer groter en groter. en dan moet ze in bed liggen anders wordt haar mama boos. ja. ja. want de mama mag niet weten dat ze 'snachts gespeeld heeft. want eigenlijk moet je slapen natuurlijk 'snachts he?. ik kan niet. kan jij niet slapen 'snachts? bloedneus. nee hoor. je hebt geen bloedneus. ga jij ook &+sp spelen 'snachts. ja. ja? xxx. en wat doe jij dan zo 'snachts? xxx. he? wat ga jij 'snachts doen? naar naar die yyy. daar. wat wat is dat? in de zon. m. schijnt de zon. weer. bij de slaap. o. ja. en wat dit zijn wolken voor de zon he? wolken. ja. en wat zit er nog meer daar in. de lucht. weet ik nog niet. weet nog niet. mm? Jantje weet+nog+niet. vertel eens wat bij de plaatjes. &+fe:hɑɘhɑɘ allemaal. ja. maar daar kun je nog wel wat van vertellen want je hebt toch vast nog niet alles goed gezien. wat doen ze hier? wat hebben ze gedaan. hoe komen ze nou weer. bij dat eilandje hier? hoe zijn &+dø zijn ze door het water gegaan? ja. ja. en hoe zijn ze door het water gegaan? zo. hebben ze gezwommen. of hebben ze gevaren? ja. wat hebben ze gedaan? mm? Hein? he? wat hebben ze gedaan. vies. ja. vieze neus. wat hebben ze gedaan? xxx. uh allemaal gehad. nou dat weet ik wel maar zijn toch wel meer boekjes die je gehad hebt maar dan kun je toch mama nog wel eens even vertellen dan ik tenminste zien oe! wat heb je een vieze oren. of je het begrepen hebt. au! au! laat is kijken. een beetje au. au! uit. nee. |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.