text
stringlengths 96
60.7k
|
---|
en jij? ik een beetje. maar oma, onze oma is toch ook lief. of niet? ja, jouw oma wel. ga xxx. wat is? als ze dood is. of wel? wat is dit? wat is dit voor dingetje? s even kijken. oh, dat weet ik niet. daar heeft ook iets in gezeten. ook een blokje verf, denk ik. oh, daar kun je het water indoen, dat is het. daar kun je een beetje water indoen. hee, Laura. oh, daar doe k een beetje. jassen voor je. nou, dat is toch heel wat. xxx. zo n lieve oma die jassen voor je maakt. vin jij, jouw eh, mama. ook lief? ja. je zeg niet, je mag niet naar ons toe, zeg ze dat helemaal niet? nee, dat zegt ze niet. nee, natuurlijk niet. nee, ze hoopt dat je vlug weer komt in de herfstvakantie. en ze wil altijd mij zien? ja. ons zien. ja. maar ga maar met papa. in de herfstvakantie en met Saartje. ga je naar opa en oma. en ook Kjeld en Silke? dat weet ik niet. maar kun je opbellen. we kunnen ook wel eens een keer naar Kjeld. en Silke, misschien mag je wel eens een keer bij Ineke logeren. ja! en Sarah? Sarah dan ook. ma i ik vin die alletwee ma maar Kjeld, en Kjeld is gek, he. ja. hij is ook wel aardig, hoor. leuk. of niet? hier zit iets vast. daar zit te rood. xxx. ik xxx. oh, daar viel water. nee, oh, bij geel ook teveel water. n deurknop. en dat was paas. doe k alles weer hee, welke ik de mooiste vind doe k altijd zo. zo. heb ik vers verschillende. kijk es hoe mooi dan, als ik deze kleuren doet. mooi he, als ik deze kleuren doet. ja hoor, prachtig als je die kleuren doet, zo. door elkaar. en dan doe k altijd eerst een beetje water op. dan gaat weer de af. ja. en dan moet je daaraan vegen. waarom doe je dat zo? mooi. waarom doe je dat zo, Laura? ja nou, maar, dees is eigenlijk waarom doe je dat zo? waarom ik die doe? ja. ja, dat is eh, is dat. dat is ook om eh, als je verschillend doet. oh ja. je zei bijna dan dat. zie, je zegt nog steeds dan dat, he. voor omdat. moet een beetje zit een beetje vast, he. je neus. ja, beetje verkouden ben je. nog steeds. wat heb je bij Joep allemaal gespeeld? ja. wat? eh, treintje. met de trein. ja? ja, en ik mocht de met de nieuwe trein. oh, leuk. met de bibliotheektrein. oh ja. nee, dat is, ja, bibliotheektrein. de spe speelotheektrein. de bibliotheek leen je boeken, bij een speelotheek leen je speelgoed. we hebben ook leen je spelletjes. ik wil ook een keer naar de speelgoed speelgoed de bibliotheek. ja, zullen we ook maar es een keer lid van worden, anders. ja. kunnen we daar speelgoed lenen. ja. dat is wel leuk. |
es kijken waar ze dr een hebben hier in de buurt. moet jij Joep opbellen. ja. yyy. yyy. oh oh. wat gebeurde daar nou weer? xxx de hik. wat deed je? de hik? hik! had je de hik? ah. deze. deze twee is mooi door elkaar. ja. deze xxx. door elkaar. en en weet je wat echt mooi is? eerst deze. even zo vegen. even zo vegen. das das wel xxx. dat doe k zo. en dan doe k deze mooi. en en deze is kijk dan! hoe k op deze. deze met deze, en dan verven. mooi he. prachtige kleur. deze is heel mooi. ja. beetje eh, nou, heel mooie kleur rose, he. ja, en groen en groen. zo groen. nee, niet zo mooi he, als ik groen en groen doet, zo. nee nee, das niet zo mooie kleur. hem daar heb je gelijk in. alleen xxx. als ik deze doet. vin je dat wel mooi, als ik deze dr door doet, zo? ja hoor, vind ik wel mooi, als je die dr door doet. ikke niet zo, he. nee? zo! ja. wel mooi. en xxx, takjes. oh, xxx doe k xxx. llililililili. lilililililililili. wat moet ik nog meer dr bij maken? wat moet ik nog meer dr bij maken? ehm, eh, gras zou je nog maken, en een zon, en een, vogel. en wolken? wolken. en die in het huis zit, een poppetje? een poppetje, ja. de rest? de rest? een eh, een baby. baby, in de kin kinderwagen. ja. in de kinderwagen, dat is leuk. nou, dan is de tekening wel vol, denk ik. hiii, dat is ook xxx. ja. en hier kan nog een p kraan. ja. tfff, tff tfff. tititi. hier kan nog en beetje vol maken. hier het steentjes. en hier. deze. ik weet niet of ik e zo goed een kinderwagen tekent, hoor. xxx. we ik wil gewoon weet je wat ik wil gewoon? ik wil mannetje op straat zien. aha. een baby xxx. op straat zien. he. ik kan niet zo goed dat tekenen, buggy. k ga gewoon dit te helemaal vol kledderen. xxx helemaal vol, maken. hm:. xxx geen puntje meer zien. geen puntje puntje meer zien! kijk es, geen puntje meer ziet. geen puntje meer ziet. xxx. xxx helemaal vol. zooo. k maak em helemaal vol. zooo, zoo, zo. maak em helemaal vol, mam. mammie, ik maak em helemaal vol. maak kijk es hoe vol ik het maak! , vol. yyy. oh, prachtige tekening. ja, maar dit heb Sarah gedaan. oh. of of ga je dit tekenen. k ga Laura tekenen, kan ik nog wel, hoor. die is toch een beetje licht. licht, is een beetje licht. llll, lo la. ik ga heel hard drukken, op het kwastje, mam. en heel xxx vol. ik ga heel kan heel doe k gewoon zo. oh, ik ga heel hard helemaal kledderen. zo. zo, ik ga em omvouwen. k ga em omvouwen. k ga em omvouwen, mam. oh, mooi. heh, kijk es mam. |
kijk es mam. kijk es mam. kijk is dan, mam. yyy. mammie. mammie. nou, dan ga k maar even ja. xxx. ja, oh, wat een mooie. moet je platdrukken zo. ja, nee, joh. hebben wij op tafel liggen. zo grote tafel. xxx doen. zo moet je dat doen. zo moet je dat doen, hoor. heel hard drukken. en dan ga je zo woeoeoeo. en dan ga je kijken of het mooi is. als het niet mooi is, dan ga je een nieuwe maken. mooi. xxx. dit is helemaal niet mooi. xxx lig verf. foeoeoe. xxx. Laura is lief. xxx is is xxx. xxx. xxx een xxx heb ik, hoor. slaap altijd. slaap. weet je wat Joep gedaan is heb? boven op zn buik gezeten. op wiens buik? Nienke. oh jee, dan mag ie wel voorzichtig zijn, he. kan zeer doen, bij Nienke. Nienke zei niet au. nee, xxx. zei ze dat nog geeneens? nee. zo. wist je niet dat ik eh, wandelen was? wist jij dat niet? nee, dat wist ik niet. zo, xxx mooi, xxx. xxx. nou. zo, wat een harde klap, he. Sarah is geeneens sterk. s Saar is sterk, heel sterk? is Sarah echt heeeel sterk? is Sarah heel sterk? is Sarah heel ste sterk? is Sarah heel sterk? nee, he. eh, nee, niet zo erg. ikke wel. jij wel, jij bent heel sterk. yyy. kijk es hoe mooi. kijk es hoe mooi. tudutudu. kijk es hoe mooi, mammie. ooh, wat mooi. prachtig. heb ik eerst omgeklapt en dan eerst ver verf, dan doorgeklap en dan xxx. en dan moet je een beetje water doen. heb je nog niet gedaan. moet je uitwrijven dan. met het kwastje. en dan klap je dicht. schrijf je dr over, heb je echt een heel heb je plak weg. en dan ga je een beetje hier kwastje. ga effe hier. xxx. xxx ook leuk. ga even mooi. dees is echt heel mooi, he. lalalala. xxx weer goud. lalala. kom xxx. ga ik xxx. xxx. xxx. mammie, k heb een brief voor jou gestuur stuurd. heb je een brief aan mij opgestuurd? wat leuk, zeg. hij is door de brievenbus gegaan. en wanneer krijg ik die brief dan? eh, morgen, overmorgen. ja? ja. niet in het ech. he. v vandaag was het morgen. xxx. hij was ja. jij was vandaag jarig, he. ja, natuurlijk ben ik vandaag jarig. leuk, he. zogenaamd. ja. zo, zo. even zo. nu spelen we samen, he. en vandaag was het morgen. vandaag was het morgen. vandaag was het morgen. ja. ga dan kijken in de brievenbus. ga dan kijken in de brievenbus zogenaamd. eh, ik ga kijken in de brievenbus. waar is de brievenbus? daar. hier? oh, jee, wat een hoop kaarten heb ik gekregen. oh, wat leuk. en dat ook nog. en dat ook nog. oh jee, wat een hjoop. oh. had je van mij gekregen, he. oh, wat mooi. even xxx op je verjaardag. en ik had een voor jou, he. prachtig. |
en toen zag je dat er staat, Laura, van Laura. oh, er staat van Laura. oh kijk es, wat schattig, heeft ze zelf gemaakt. oh, van Laura staat erop. een vis. prachtig. kijk! kijk es, oh daar is Laura! oh dank je wel voor je prachtige kaarten, meisje. geef me es een kusje. mm. prachtig zijn ze. deze zijn echt voor jou, hoor. ja, oh, prachtig. en die xxx? prachtig. heel mooi. en die is ook prachtig. leuk zijn ze, he. mmm, nou, ik wist niet dat ik zulke zo lieve kinderen hadden. en deze. die zulke mooie kaarten sturen. die is ook mooi he, ja. van wie heb je die gekreegt? van Laura? van eh, Sylvia. toen je op Sylviaas partijtje mocht komen. ja. he, ik neem een beetje koffie, hoor. xxx mama, die viel zowat in slaap, he. ja. vond je dat leuk? nou, ik wi ik xxx wel gewoon wel es slapen af en toe. smiddags, als ik daar zo zit. ja, maar een hand xxx. even snuiten. weet je welke welke, deze deze waren waren van Sylvie gekregen. en die mocht jij eigenlijk niet. oh, die. is had ik deze was voor voor xxx nog. die had ik is door de brieven gedaan. oh ja. dacht dat jij Sindy was. oh ja, ja. jij ben Sakkelien, he. ja. geloof van wel, ja. dees was voor Sindy. deze was het. die jij vroeger kreegt. ja. die xxx. oh ja,, van eh, hoe heet ze ook alweer? , van de treinmeneer, de railrunner kaart. nee, die heb daarop geschreeft. wie heb dat opgeschreeft? ja. eh, papa. heel veel groetjes en kusjes van Laura. mm. xxx. nee, ze heeft naar jou en naar mij gestuurd. papa heeft dat opgeschreven, heeft xxx eh, aan Jacqueline en Sarah. ja, ja maar was je bij papa en toen wilde je een kaart aan mij sturen en toen heb je die kaart gestuurd. en xxx was ik vergeten mee te nemen. ja. eh, nu ga ik weg, hoor. ja. ik ga even zien xxx. maar die xxx opsturen. is dit xxx ik ga even wat opsturen? naar xxx, dag. naar xxx. jij was ook naar de xxx. ja. zo. en, ga maar. ga maar kijken xxx. ik kijk wel even. oh, wat een mooie kaarten! oh, van wie heb ik die gehad? even achterop kijken van die is van Laura. en die heb ik van Saartje gekregen. oh, wat leuk. en die heb ik van Jacqueline gekregen. prachtige kaarten. echte zomer, vakantie kaarten. mooi. oh, hallo Laura. oh, wat een mooie ceintuur heb jij om, Laura. kom es binnen! kom binnen, ga zitten. kom zitten, hier. kom lekker zitten, naast me. zo, hai Laura. krijg ik een kusje van je? mm, lekker. en, hoe gaat het met je? goed. ja? heb je nog iets leuks gedaan van de week? wat dan? van, ja, sgisteren alleen maar. wat heb je sgisteren gedaan? eh, naar Joep geweest. oh. |
Joep ga ga logeren, een keer, vandaag kwam ik terug. maar heb je een keer bij Joe Joep gelogeerd, een nachtje? ja. en vandaag ben je weer terug gekomen? ja. oh ja. leuk, hoor. en weet je wat ik daar gedaan heb? nou, wat heb je daar dan gedaan? xxx. met de trein gespeeld, oh jee. dit had je dus van mij gekreegt, he. ja, dat heb ik van jou gekregen. mooi. ja, eh, dat heb ik bij Joep gemaakt. ja, dat is prachtig. ik zie het. hange, om om op te hangen. ja. kan je eigenlijk nooit meer de af doen. maar je kan nooit meer de af doen, alleen als maar zo. ja, alleen maar zo, ja. ja. ik heb alleen maar als je xxx gedaan heb. en wat is dat dan? een ceintuur, he. ja. maar xxx heb van papier gemaakt. ja. makkelijk hoor, van papier. nou. is niet moeilijk, hoor. nee. zo n ding kan je zo hand, als je gebroken hand, kan stuk is. als je hand stuk is, ja, kun je daar je hand indoen, ja. als die gebroken is. heb je een soort mitella, heet dat. kun je zo xxx je hand indoen. hij zit eigenlijk niet lekker welke ik gemaakt heb. nee? volgens mij is dat niet lekkere ceintuur, nee. nee, dit is xxx hoeveel wij er heb. zit ook niet lekker. kriebelt. ja. dit is een bee heel kriebeltstof. dat is kriebelstof, ja. dat is kriebeltstof. ja. ja! doe jij es om. moet ik em om? deze ketting, eigenlijk. maar ik xxx ketting, met een mistuur. met een metuur! metuur? ja. een ceintuur. een ceintuur. ja. xxx ketting, ketting kriebe kriebel niet. nee, ketting kriebelt niet, nee. xxx wel. ketting heb ik wel. kun je zo zit niet lekker. zit ie niet lekker, nee? voel maar. ja. heb ik van Louis Daltemschool gehad. heb je van welke school gehad? mijn school. Daltonschool zei je, ja. je zei het wel goed. nou, laten we maar iets ander Spelletje gaan doen. ik vind het niet zo leuk. die ketting. wat zul zullen we een spelletje doen? nou, we kunnen best wel een spelletje doen. ga maar een spelletje verzinnen. welk spelletje wil je doen? heel leuks, hoor. ja? wat is dat voor n spelletje? memory. memory. nee, dat is toch geen menory. kwartet. ja, dat is kwartet. kwartet. makkelijk. is dat een makkelijk spelletje? gewone is dan een moeilijk spelletje? zullen we eerst de puzzel maar even opruimen, dan? ja. help je even mee opruimen? eh nee, ik zoek de kaarten uit. oh. mimimimi. mimimimimimimi. yyy. enne je verf, moet je die ook niet even opruimen? mm, nee hoor. nee hoor, ja hoor bedoel je. vertel es een leuk verhaaltje nog even, Laura. oh, nee he. nee? die had ik juist gehouden. ik ga alleen voor baby verhaaltje zinnen, voor me baby, die ik krijg, als ik moeder ben. vin k leuker. en niet tegen mama, verhaaltje. |
nee dus, jij bent toch geen baby. nee, nou ja eh. alleen Sarah Sarah ga ik wel is ook verhaaltjes tellen. ja he. en wat voor verhaaltje vertel je dan tegen Sarah? van sprookjesland. oh ja. wat ik ga doen met min baby als ik groter ben. oh. zo. yyy. zo, dus jij wil wel een baby hebben, later als je groter bent. ja? nee, ik wil geen brandweerman zijn, ik wil gew woon een xxx niet politie worden, maar ik wil gewoon oh ja, k wil wel politie worden. ik kijk maar als ik groter ben. ja, dat vind ik ook. je kijkt maar wanneer je groot bent. en je hebt nog tijd zat. zo. weet je wat ik zou willen worden als ik groot ben? Laura? nee. ehm, wat zou ik willen zijn als ik groot ben? polisie? nee. jawel, das leuk. ehm. das leuk, ben je de baas. ja, maar ik ben al de baas. een beetje. van Nederland? nee hoor. alleen hier in huis. yyy. nee, dat is niet goed. nee, dat is niet oh. nee, weet je wat ik zou willen, ik zou boekenschrijver willen zijn. kinderboeken willen schrijven. en mooie tekeningen erbij maken. dat zou ik willen worden als ik groot ben. ja, en dan xxx ma ga jij me niet zo veel veel centjes laten kopen, he. nee hoor, dan eh, dan hoef je helemaal niks te betalen voor de boeken. ja. krijg jij ze allemaal van mij. gewoon. gewoon. gewoon doorlopen. ja. dat zou leuk zijn, he. ja. ja, als mama mooie kinderboeken zou kunnen schrijven. ja. als je het zeg, dan word je het ook. dat is een hele goeie, Laura. als je echt iets heel graag wil, dan kun je dat ook worden. ja. dus als ik nou maar heel graag wil, dan kan ik ook boeken gaan schrijven. dat moet ik dan maar es een keer gaan doen dan ook, he. hoeveel mag je dr hebben? eh, acht? een, twee, drie, vier, vijf, zes ze zeven, acht. xxx acht. dank je wel. acht kaarten. heb jij dr ook acht? een, twee, drie, vier, vijf, zes zevan acht. acht. heb ik dr. acht. acht heb ik dr. ja. j je moet niet kijken. nee, ik kijk niet. ik leg em gewoon hier neer. ja, jij legt ze neer, joh. ik kijk niet. ik mag beginnen, he. ja. mag ik van jou van rose, het kleine mannetje? eh,. de hoe heet dat? dit. dat kleine meisje. ja, die heb ik. jaa! alsjeblieft. mag ik nog een keer. ja. mag ik v mag ik van jou van rose het mevrouwtje? nee, heb ik niet. mag ik van jou van eh, rood, de leeuw? nee, ik heb het niet. kijk ook niet, hoor. ik g eh, ik mag. ja. eh, mag k van jou van geel de tent? alsjeblieft. mag ik van jou van geel de huis? nee, heb ik niet. mag mag niet! oh nee, oh dom. |
mag ik van jou van ehm, rood, de pinguins? moet je altijd als je pinguins zegt, jij, jij, dan mag mag ik zeggen, ik heb het niet. ja,. k heb geen rood. nou, dan. ja. dan mag jij weer. mag ik v van van lichtgroen de koekoe? nee, de koekoek heb ik niet. yyy. mag ik van jou van lichtgroen eh, het paard? heb ik. oh. mag ik van jou van lichtgroen het schaap? k heb geen lichtgroen. oh, nou. oh, wacht even, die xxx. k zag het al. oh, xxx beetje. ze liggen niet helemaal goed. zo. nou liggen ze goed. ehm. zo. nou, xxx vraag maar. nou mag jij weer. mag k van j van groen de eh, de schaap. nou, die heb ik net aan jou gevraagd. dus die moet je niet aan mij vragen, want ja, mag. ja, maar dan heb ik em niet. mag mag wel. ik heb em niet! ik heb em aan jou gevraagd. nou, k zag het wel. niet op min kaarten. nou, mag je dr xxx meer te vragen. moet je wel zo doen. mag ik van jou van lichtgroen de vraag dan, Laura. wat heb ik net v aan jou gevraagd, gekregen? schaap. nee, wat heb ik van jou gekregen? welke had jij? het pa paard. ja, nou, dan moet je die vragen. suffie. nou. schapen had je niet. eh, mag ik van jou van die groene schaap? nou. het schaap heb ik niet, nee. xxx groene? nee, nou moet jij weer. xxx. een kaart pakken. xxx. mag ik van jou van lichtgroen het paard? nou mag xxx vragen aan xxx? ja. , mag je niet. nee? alleen maar ik xxx. yyy. ik alleen. nou goed. mag ik van jou van eh, donkerblauw ehm, de sterren? aha. mag ik van jou van eh, donkerblauw ehm, de zon? ik heb geen nou mag jij weer. xxx van van b lichtblauw eh de tulp? tulp. alsjeblieft. mag k van jou van deze? die heb ik. en wat? oh, het eh, het sneeuwklokje heb ik niet. deze. deze bedoel ik. eh, die heb ik ook niet. wat is dat eigenlijk? margriet, heb ik ook niet. lichtblauw de tulp? krijg ik xxx>. tulp. tulp. deze? ja. ja, nee. nou goed, vraag k wel een andere. yyy. xxx. mag ik van jou van lichtg van geel de tent? tent. k heb geen tent. alleen met dees. nou, daar geloof k niks van, want jij hebt em aan mij gevraagd toen, de tent. nee, kijk maar. yyy. ik kijk niet op je kaarten. want dan word je straks boos. mag ik van jou van geel de tent? nee. k heb geen tent. nou. dat dan lig je vals te spelen. Saar Laura, xxx kijk maar! ik heb em aan jou gegeven. je speelt vals>. kijk maar. nee, hij ligt daar onder, het kasteel. nee. xxx al lang tussen. als je vals speelt, dan hou ik ermee op. ja. |
mag ik van jou van geel de het huis? huis! die heb ik niet. zal ik er een pakken. mag. ik heb een kwartet! zo, de sterren, zijn dr uit, en de zon. ja. mag ik dan vraag maar. mag ik van jou van geel deze? de iglo, ja. alsjeblieft. iglo. mag ik van jou van geel de de xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. de danseres heeft een gieter. ze doet water in de gieter. en den ze doet er water over de bloemen. en de zuster kijkt ernaar. de zuster pakt bloemen. en geeft ze aan de danseres. de danseres doet hem in haar haar. de piraat heeft een bal. hij schopt hem met zijn houten been. de. de piraat die huilt omdat zijn bal in het water ligt. en de ridder kijkt ernaar. de ridder heeft voor de. piraat een schepnet. de ridder pakt de bal weer uit het water. en heeft de piraat zijn bal weer. de koningin is bij de. ijskraam. ze eet het ijsje op. en ze is nu bij de heks. met het ijsje. de heks heeft het ijsje. ze likt eraan. en de koningin gaat nog met één euro naar de. ijskraam. de indiaan ziet. een groene appels aan de boom. hij wil hem pakken. maar dat lukt niet. hij valt van de steen af. de boer die heeft een trap. en pakt de appel. en geeft hem aan de indiaan. de indiaan eet hem lekker op. nou draait ie. dit is het eerste verhaaltje. ik draai me om. en als je het kan vertellen dan begin je maar. het meisje loopt. naar de. uh. ijscovrouw. ze vraagt een ijsje. ze likt het ijsje. ze struikelt. het ijsje is uh nee um. het meisje huilt. ja en waarom huilt het meisje? omdat ze de ijsco uh. uh heeft laten vallen. ja goed zo. ga maar naar het tweede verhaaltje. &~m. mag ik zelf weten hoe ze heten? ja hoor ja. ze hebben geen vaste namen of zo dus. ans en hansje lopen op het strand. hansje gaat vissen. ans gaat een kasteel bouwen. uh hansje wil de emmer van ansje. ansje. wordt boos. ze pakt de emmer af. |
hansje wint en heeft de emmer. ansje uh huilt. goed zo. um. ik weet de namen xxx xxx. nou doe ik maar zelfde. ans en hansje lopen met vader in het bos. ansje ziet een boom. de hond loopt er naartoe. ansje heeft de bal. en hond. krijgt een bot. hij de hond begraaft het op een veilig plaatsje en gaat erop liggen. goed zo. um. miepje loopt op straat. ze ziet een man met ballonnen. ze vraagt een ballon. ze krijgt er een. ze loopt. ze struikelt over. de wortels van de boom. de ballon vliegt de lucht in. en miepje huilt. waarom huilt ze?. omdat ze de ballon kwijt is. ja goed zo. um. is dit vader en zoons?. dat kan. het hoeft niet. vader en &~z uh nee. vader en zoon lopen in het bos. vader ziet een bandje. er ligt een krant op. en hansje heeft een bal bij. de bal is kwijt. hij pakt de krant van vader af. hij ziet de krant van vader en pakt hem af. hij loopt en loopt ermee weg. vader wordt boos. en pakt hem af. hansje krijgt. billekoek. en dan? wat gebeurt en huilt ie. ja hij huilt ja. um. uh moeder leest voor. het verhaaltje is afgelopen. ansje ziet een bol garen liggen. ze pakt hem. ze laat hem vallen. de poes pakt hem en gaat ermee spelen. ansje wil dat niet en pakt een vis. zij kan &~lek uh met de bol garen spelen. en krijgt een vis. ze eet de vis op en zit te spinnen van blijdschap. ja het volgende verhaaltje is een beetje gek? zie je? mm. daar zijn nou nog even niet kijken. ah? um dur zijn hier zes hokjes. uh dit is het begin. en dit is het einde. kun je nou zelf verzinnen wat nee zo. dit is het eerste dat is het tweede en dan zo en dan zo. als je nu naar het begin en naar het einde kijkt kun je dan het hele verhaaltje vertellen? wat zou er gebeurd zijn? ja. ze maken een sneeuwpop en um. nou begin eens eerst hier begin eens helemaal te vertellen. wie wie maken de sneeuwpop? mm. uh ansje en. uh hansje en. wipneus. ja. wipneus en pim! hansje en wipneus maken &~ken een sneeuwbal. een grote. het is voor de sneeuwpop. ze maken een mooie. hij is bijna klaar. de hoed heeft hij nog niet. de bezem neus de ogen en de mond heeft hij. en een das heeft hij ook nog niet. die gaan ze halen. nu is de sneeuwpop klaar. hij is mooi geworden. smorgens. toen ze opstonden. scheen de zon. de sneeuw was gesmolten. de ijs um ijs sneeuwpop ook. goed zo. nou het volgende verhaaltje is eigenlijk precies hetzelfde. alleen daar zijn de tekeningen wel ingevuld. zie je? anders kan ik hetzelfde verhaaltje maken. ja precies. maar hier krijgt ie die uh ding niet. hier hier is het een beetje anders. |
maar kun je het nog een keer vertellen? nee ik denk het niet. anders. ja. maar dan met dezelfde namen. ja verzin maar gewoon een andere naam. draait ie alweer? ja. oh um. ansje en wipneus maken een sneeuwpop. alles zit erop. smorgens als ze opstaan. schijnt de zon. sneeuwpop is nog niet gesmolten. maar hij gaat langzaam smelten. daar is hij bijna gesmolten. en smorgens is hij helemaal gesmolten. goed zo. ja hij staat aan. begin maar bij nummer een. jochem zit naar zijn kikker te kijken met zijn hondje flip. jochem gaat rusten. hij is moe. jochem ligt bij hem op bed. maar ze zien niet. dat de kikker weg gaat. hij jochem wordt wakker. en flip de hond ook. hij kijkt in de glazen pot waar de kikker in zat. maar wat ziet ie nu? de kikker is er uit! hij gaat overal zoeken. de hond. zoekt nog in de. glazen pot. maar die. &~da daar zit ie niet meer in. en hij kan er ook niet meer uit. wat een domme hond. nou gaat ie &~do kijken door het raam. flip de hond valt. jochem ziet het en gaat gauw naar beneden. hij is boos op flip. hij moest maar niet vallen. nou is de glazen pot &~k kapot. nou kunnen ze de kikker niet meer vangen. ze gaan naar het bos. ze gaan zoeken. ze zien alle bijen. die gaan naar hun korf. flip ziet de bijenkorf. hij gaat er naar toe. maar jochem ziet de &~m. um. mollehoop. die nog aan het graven is. in een keer bijt ie in zun neus. “dat doet pijn” zegt jochem. flip heeft de bijenkorf van de boom gehaald. hij valt want er komt een uil uit. de bosuil. flip wordt gestoken door alle muggen. dat vindt ie niet fijn. en jochem wordt gestoken door de uil. “die stomme uil” denkt hij. hij gaat verder zoeken. dan ziet hij een hert. hij wordt &~wegge meegenomen en in in de vijver gegooid. maar gelukkig is hij niet diep. hij kan er nog staan. flip. klimt op zijn hoofd. dan kijkt ie. hij ziet zijn kikker en nog een vrouwtje. ze hebben kleine kikkertjes erbij. hij mag er een hebben. Dan doet dat. pijn. au. ga je dan wel praten? ja. ja? nou laten we het hopen. xxx. wat? xxx. wat is dit, Nina? wat is dat? e pauw. 'n pauw? 'n poes, bedoel je. ja. 'n poes. en wat zeggen we dan? poesje. of 'n kat. kat. en. wat is dit dan? uit. moet mijn horloge uit? nee. wat is dit? au. wat staat hier in dit boekje? au. dit doet geen pijn. au, loge pijn. nee, dat doet geen pijn. au. mijn horloge doet geen pijn. oh nee. he, wat is dit? au. dit doet geen pijn, laat maar. niet uit doen. nee, wat is dit? 'n klok? Mina kom, ga mee? pak de bal maar. hier in de kamer. gaat ze op 't balkon staan. |
kom maar hier. is dat de kip? nee. kom es. kijk es Mina! oh! hier is de bal. wat is dit? nee he he he. wat is dit? bain. bal. kijk es. he Mina, kom es kijken. ga je even naar mama? wat is dit? bai. bal. en. wat heb ik hier in m'n hand. hand. hand. wat is dit? bai. dit is geen bal. wat is dit? ba. appel? appel. ja, 'n appel is dat. boem. nee, niet met die appel gooien. Nina en wat is dit? haan. banaan. wat is dit? wat heb ik in m'n hand? xxx. wat heb je. ja. wat is dat? baan. banaan. banaan. naan. naan. nee, de banaan doe 'k terug op tafel. sja. en wat heb ik hier? lepel. 'n lepel? e pak. pakken? wat is dit? ah, ah ah. wat heb je daar? lee. 'n lepel. papa. ja. dankjewel. wat is dat? pas op nou he? gaat het kapot he? moet ie nou kapot? nee he? ga je happen? xxx. nee? ga je doen? zal ik haar eventjes. en hoe heet dit? messs. nee, wat is dit? messs. hoe heet dat? pak. 'n mes. pak. ja, wat is dit? pak. pak. wat heb je in je hand? hand. 'n? xxx. nee, wat heb je in je hand? 'n mes. 'n mes. 'n mes. en dit? wat is dit dan? kijk es, hoe heet dat? xxx. 'n vork. messs. dat is geen mes. mes. 'n vork. ga je snijden? oh, gaat 't kapot hoor. ga je 't kapot maken? oh, dat is daar al van. zullen we. wat is dat? xxx. wat is dat? wat zijn dat? xxx. wat zijn dit? ho. zijn dat oogjes? oeoe. poem, gaat ie vliegen? boem. ahaha. boem! heb ie alleen met z'n koffie gehad. krijgt ie zo meteen wel. oh. is dat mooi? gaat ie vliegen? ze kan toch nog wel met deze pop spelen? xxx. kijk, mama gaat de pop aankleden. xxx. wat is dit? pop? pop. xxx. gaat de pop slapen? xxx. Nina, gaat de pop slapen? ja. maak z'n bed maar klaar. bedje maken. ohohoh. hier, hier, Nina, hier zijn de spullen. ja maar neerleggen, hier. daar is 't bed. ga maar neerleggen. mama gaat de pop aankleden he? ja. wat is dit? wat is dit? he Nina. wat is dit? pak. wat is dit? ah. kom maar, laat de pop maar slapen hier. of hier. sapen. slapen? kom. slapen in 't bed? hier, doe maar aan. wat is dit? aan. ja, wat is dit? an. is dat 'n kous? ah ah. wat is dit? ahah. nou, nou rustig. wat moet de pop aan? aan. wat? wat is dit dan? aan. ja, de pop moet dit aan. wat is dit? ap. kous? ap. ap. pop heeft kouwe voetjes he? heeft de pop kouwe voetjes? ja. xxx. xxx. tischa. mischa is naar school toe. mischa? waar is Mischa? daar Tischa. wat deze. moet je aan? andere kleertjes, hier. nana. nana. of deze? xxx. xxx. |
nee. dit is de ga je de pop aankleden? hee. wat is dit? wat zet je 'm op z'n hoofd? hoofd. wat is dit? 'n muts? muts. en wat zijn dat? wat is dat? schoen? aan. moet hij z'n schoentjes aan? tout. oe, tout. stout? is de pop stout? na. nee! is Nina stout. na. is Nina stout? nee. nee, ben je niet stout? tout. is Mina stout? ja. nee. dit aan? mag wel. aan. heb je dit al gezien hier? mischa xxx. wat? pop. dit schoenen, de pop moet die schoenen aan. aan. oh, nou zie ik het pas. nah! nou heb ik gisteren nog aan Johan gevraagd van de pop. aan. aan. aan. wat aan? wat is dit? aan. nou, doe niet zo raar. wat is dit? xxx. aan. zag twee beren broodjes smeren oh het was 'n wonder. muts. muts? muts? moet de pop de muts op? ja, pakken. muts. muts. wacht even. muts. he. wat is dit? xxx. die muts pas jou niet. wat is dit van jou? jou. wat is dit? haar. jouw haar? haar. heeft mama dat ook? haar. haar. haar, 'n hoed? 'n muts is dat. op mama's haar? muts? hee, dat kan niet. doe maar op 't hoofdje van de pop. hoppetee. hoppetee! hop! hoppetee. oh! pop heeft 'n muts op he? en wat doet de pop dan? xxx. gaat het popje huilen? kijk, 't is geen gezicht. wat ga je doen? moet de pop slapen? lopen? gaat de pop lopen? ga maar wandelen met de pop. kan de pop lopen? sapen. slapen? of moet de pop eten? sapen. slapen? xxx. pom? lopen? saam. samen lopen? ja. gaan we samen met de pop. wat doet de pop? hihihi. lopen? xxx. wat doet de pop? waar gaat de pop nou in zitten? zitten. zitten. waar gaat de pop zitten? in de. wat is dit? de pop zit in de auto. wacht even he? xxx. even de schoenen aandoen. aan. schoentjes aan. hadjipoek! gaan we straks op de fiets? xxx. op de xxx. wil jij straks ook op de fiets? &~ha. gaat de pop ook mee op die fiets, Mina? fiets puh. fiets! en dan gaan we eerst kijken naar de vissen he? Dan gaan we naar buiten en dan rent Mina naar de visjes. bij de Chinees. waar zijn de visjes? vis. vis! papen, dag. , zeg jij tegen de visjes. ik ga fietsen. gaan de visjes zwemmen? in het water. xxx. gaan we straks naar de visjes kijken he? en nemen we de pop mee? koppe. hoppe hoppe paardjes paardje in de. wat? is 't kapot? is die schoen kapot? ja. heb jij dat gedaan? hoppe hoppe paardje paardje. paard? hoppe hoppe paardje paardje in galop en hoppe hoppe. hoppetie. hoppetie. hoppetie. ga je rijden in de auto? oh. oh oh oh zegt de auto. ga je rijden? auto. wat? auto? oh pot. ja, kapot he? ja. schoentje is kapot. wat is dit? auto. auto, ja. wat zegt de auto? broem. pot. |
is de auto ook al kapot? ja. ga je rijden in de auto? waar ga je naartoe? ga je naar oma rijden? ga je naar oma? ga met de auto naar oma of naar opa. nee. waar ga je naartoe? of naar tante? oma. ja. wie was daar gisteren? xxx. was dat oma? ja. zeg maar oma. xxx. oma. xxx. omaatje. oma! van wie hou je het meest van mama of van papa? papa! oh. van papa. of oma. oma. oh. van wie hou je het meest, van mama of van tante? mama! oh, van mama. papa. ja, is daar iets gevallen? boem. boem? raar meissie. xxx. wat is er? an. wat is er an? xxx. wat is dit dan? 'n boot. oh. oh. pas op, hummel. boot. boot. zegt ze. wat is? is kapot. wat is dit, Nina, wat is dit? poeh. papa! ja. dit is 'n boot. mij pis. mama pis. mag ze hieraan Ruud? of wil je het nog even heelhouden? ja ik ja? misschien wou 't hebben. Nina, dit is van Mischa he? voorzichtig. ja. niet kapot maken. wat is dat, is dat 'n boot? wat is dit? nou rustig, he? wat is dit? boot. ja, dat is 'n boot. xxx. en wat wordt dit, kijk es. wat wordt dat? wat schattig he? Nina. wat heeft papa daar? in papa's hand. 'n kip. ze zit heel erg te snuiven. ja, d'r zit. pot. ja, wacht maar even, dat is kapot. dat moet je niet zo ruw d'r mee doen. ik zag twee beren broodjes smeren. doe zo. uhuh. dient dit driehoekje nog ergens voor? beer? he? dit driehoekje? ja, dat is 'n soort vlag. vlaggetje of zo. kijk Mina, wacht even hoor. oh, is gescheurd. is 'n vlag. schuitje varen. theetje drinken. wil jij thee, Nina? lus jij dat, thee? 0van papa. dat is van papa. papa. ja. oh, dat is mooi he. daar gaan we ook zo direct 'n vogeltje van maken. 't wordt wel 'n platic vogeltje ondertussen van al dat plakband. ga met de boot spelen. 0van pischa. wat? is van Mischa he, die boot? mooi he? is dat van Mischa? ja. waar is die? waar is je broerje nou? boet. waar is Mischa? is die naar school? is 'n vlag. pot. dat weet ze toch wel heel goed, wat kapot is. ja, alles is kapot. Nina is je neus vies? ja. laat mama es kijken. geef 't es terug, kom. nu. ja, kom es hier. kijk, kijk, mooi he? 't is leuk he? , is dat niet kippetje? ja. ja he? leuk he? wat zegt dat kippetje? wat zeggen kippetjes? toktoktok. hop. nee, je hebt 't stukje van die boot weggeplakt. geef 't es hier. dankjewel, geef maar hier. ga je 't verstoppen? nee Nina, niet verstoppen hier geven. dankjewel, geef maar hier anders ga ik weg hoor. ga ik naar buiten. nou, dag, ik ga weg hoor. waar is jouw jas? he? wil jij straks jou jas aan? ahoehoe. |
nee, kijk dat stukje moet onder de boot, geef es. ach. nee, geef maar hier. oh, wat wordt je nee. nee, geef maar hier. nee. ja. nee. kom hier daarmee. ga maar, pak je fiets maar. ga maar fietsen. au, au. dat doet geen pijn. en nou is de vlag weg. de vlag, die hoort hier bovenop. oh, hier. pag. vlag, vlag. au. wat is dit? pijn. wat? pijn. pijn? toch geen pijn? xxx. au. ah. wat doe je allemaal? wat doet mama daar? wat is dat? doet mama? ga es effe kijken. ga es kijken. gaat mama spuiten. Nina natmaken. wat zit hier in, Nina? water? wat zit hierin? nat. nat, ga 'k jou sproeien he. maak ik jou nat. nat. he? &~ha. ho ho. gaat mama doen? gaat ze jou natspuiten? brrr. ik maak jou nat he? nee. nee? maak ik jou he, mama maakt mij ook nat. wat zit hierin? water? na. wat zit hierin? wat is dit? wat is dat? pak. pak. wil je die sproeier pakken? hier. moet je je hand eronder houden, je hand. wat is dat? wat heb je in je hand, is dat water? wat is dit? mama! ja, hand omhoog doe 'k er wat wat is dit? wat is dat? ik sproei op je hand wat water. wate. water. ga je handjes wassen, kom maar, ga je handjes wassen. wacht even hoor. Mina doen. wordt helemaal nat he? nat. nat, ja. jouw gezicht ook nat maken? je neus. nee. nee? ah. 'k ga je natmaken, hoor. doe 't er maar in. doe de sproeier maar in 't potje. nee. voorzichtig anders valt ie. pas op. moet je draaien. erop draaien, zo draaien. kom. nee, uit. dat kan er niet uit. boem. die sproeier die zit vast. hij 's d'r op, zet 'm maar op tafel. ga je huilen? omdat je niet je zin krijgt? ga je nou weer lekker huilen? huilen niet, ze gaat dwingen. zo Mina, de eerste is klaar. kijk es, ah wat 'n mooie. ah, wat 'n kippetje. kippe kippe kippe tokketok. ah pak. ah ah. die heet “Molenberg lekker kippie”. die heet “Molenberg lekker kippie”. laat mam es aan mama kijken. was is dat, Mina? kip? wat zegt de kip? tokketok. ja. kip toktok. gaat ze 't opzoeken. waar is de kip? ga je 't in 't boek opzoeken, de kip? is er geen kip? nee. kijk nog eens goed? open. open xxx. ga maar zoeken. nee nee niet, ook geen kip. ook geen kip, nee. ook geen kip, ook niet. ja! kijk es even dit is de kip he? tokketokketok. ja. ja, wat mooi. kijke. oh wat dat kippetje in jouw boekje he? ja, dat kippetje staat overal in jouw boek. tok. zegt de kip. toktok. toktok. en wat is dat? ee tok. ja, kippetje dat papa gemaakt heeft staat ook in dat boek. ja. kijk, tok. heb jij ook 'n paardje in je boek? tok. ja, wat is dit? ja! wat is dat? tok. |
dat is kip. en heb je ook 'n vis? waar staat de vis in je boekje? is er geen vis? dat is geen vis, dat is de kikker die zegt. kwek. nee, dat is geen vis, ik heb die vis allang gezien. daai. nee, dat is geen vis. papa gaat 'n vis maken hier. ohohoh. nou, dan moet je niet boven op m'n been gaan zitten. ja. nee, dan kan 't niet en hoort er nog 'n touwtje bij. johan gaf het wel maar. toktoktok. jou. zo. ja? oh, dat is 'n lief kippetje he? ja. ja. ga je wel voorzichtig mee doen? anders is het kippetje zo direct helemaal plat. tok. ja, dan kunnen we kippetje niet meer ophangen. ga je met de blokken spelen? ga maar 'n toren maken. toren. toren. hoew. torentje torentje bussekruit, wat komt eruit, 'n gouden fluit, 'n gouden fluit met knopen en 't torentje is gebroken. oe. he, zullen we 't nog 'n keer doen? ja. wat maakt je dan? 'n xxx toren. oe. boem, ga met de blokken spelen. wat is dit? ting. blok. maak maar 'n toren. toren, 'n hele hoge toren. pas op, pas op. nou, wat zeg je? wat is dat? nou. hij valt om. Tom. moet je kijken. blijft nog staan ook. boem. boem. valt he? tem. toren. mama je helpen? ja. zo, maak jij maar 'n toren. 'n hoge toren. zet 'm maar neer. is 'n blok he? deze. nee, dat gaat niet. d'r bovenop, boven. boven. boven, zet 'm d'r maar boven. nog 'n blokje d'r bovenop zetten. deze. deze blok ook nog. goed zo. deze. deze blok ook. ook. ook. zo. deze. deze blok ook nog d'r bovenop. zet 'm maar hier op, bovenop. zet 'm maar bovenop, daar daarop. nee nee, dan valt ie hier op. hier? nee daarop, kijk dan, hier bovenop. deze ook. ook ook. ja, die ook. mooi die blokken die we gebouwd hebben. nou zijn de blokken op. daai. daar is er nog een. maar die staat er al bovenop. nou zijn ze op. op. op ja, de blokken. we hebben geen blokken meer. nee. wat doen we nou met die blokken? eraf halen? nee. nee? laat je ze zo staan? taan. staan, ja, oh. oh oh oh, pas op, pas op. ah, boem. nou zijn ze. gevallen. ja. ga je zet nou weer op nou die buurvrouw. anders wordt de buurvrouw boos hoor! Dan zegt ze “Mina maakt zo'n lawaai, ik krijg er hoofdpijn van”. oh nee, nee niet doen. ik ga even naar de wc. nee, niet doen Mina. nee, hoef je niet naar mij te kijken. ga maar 'n toren maken. ga maar opstapelen. Maike en Carl! kom eens! ja. wat is er? kom eens! ojee! wat een gek gezicht hè? wat is er dan? nou ik had een ideetje. wat dan voor ideetje? als we nou eens aan die tafel gaan eten. huh. net doen alsof we kamperen. huh. |
0dan zet ik daar alle spulletjes op en dan gaan we op kussens zitten zodat we helemaal laag zitten. jaha:! goed idee? net zo 0als toen we bij een hele grote berg 0kampeerden. ja. toen we daar aan het kamperen waren hè? ja. ja. toen hadden we daar een een picknicktafeltje! ja? en een speelgoed en een zandbak. en een wiebelding. hè, mama? weet je nog waar dat was? nee, ik weet niet hoe dat land heet. weet je het niet? nee. Maike, laat eens kijken of tie straks hard kan rijden, jouw fiets. hé, dag meneer! wat hebt u een leuke jurk aan, meneer! even kijken of tie goed kan oh. zal ik mijn riem d'ruit halen? en zal ik dit even doen? 0dan kan ik het d'r zo. omheen doen. zo even kijken of tie hard kan rijje. gaan jullie kussens leggen, hieromheen? 0dan kunnen we op de kussens gaan zitten. ja. hij kan hard! hij kan hard! hard hè? 0nu jij eens. oh oh. 0die kan heel hard, hoor. dat was hard! mama, mijnes kan &~ve &~h hard! &~moe 0dan moet jij nou hem hierop. ik hoef niet! ik heb een rok dan hoef ik toch geen riem aan? 0dan hoef ik toch geen riem om? papa heeft ook zo'n riem. heel veel riemen. door elkaar in één la. kijk eens, wat hij een leuke jurk aan heeft! wat een schatje hè? ja. nee, ik ben gewoon een kindje. oh! ik ik kan toch ook dit doen? ja. zo lijk ik net een mevrouw. ik ben een mevrouw. jij ben een meneer. nee, ik hoef dat niet! ik wil hem wel. ga jij maar op je eigen fiets! me eigen fiets? ik kan niet. dit is xxx. ook niet op mijn eigen fiets! ho! dat gaat niet goed daar. de fiets valt om! oh! ho ho! 0wat gaan we nou eten, mam? wat we gaan eten? niet niet echt! ja? brood hè? jij moet nodig plassen. ga maar naar de wc! kom maar! jij moet heel nodig, zie ik. ja, maar ik wil die. ja. ga maar! dan gaan we daarna de muisjes op het brood doen hè? &~hm. Maike legt de kussentjes even neer. had je op school niet geplast? ja. wel? kom maar! op school wel geplast. rustig de tijd. met eten, hoor. ik heb op school wel geplast. ja? maar nu moet je weer gaan. had je veel gedronken? &~hm. maar maar die moet even ja. ik zal het wel even d'roverheen halen. 0dat is zo onhandig. ja. zo. en daarna als als we klaar zijn, kijk, dan doe ik het weer aan. dan doe je het weer aan. okee. goed. mama? ja? ik mag op het rode kussen. best, hoor. pak je ook nog een kussen voor mij? want d'r liggen d'r daar maar twee. d'r moet er nog één bij komen. die witte hier in die rotan stoel. die witte is van jou. mam, die witte is van jou:. |
of deze is van jou. mama? deze kan ook. nee, dit vind ik niet groot genoeg. die witte is beter. ja, maar die hoort daarbij. dan &~he nemen we allebei één. mama? weet je waar jij mag zitten? ik ga hier zitten. bij dit bord. nou nog de boterhammen. ja. hier. even papa zijn schoentjes opzij. Carl 0moet nog even doortrekken. Carl, jij mag de groene. welke groenen? die! deez? ja. oja. ik wel lekker deez. jij ook? ik ga deze nemen. xxx. hé, weet je welke 0ik neem? ik die. zo. die? en dan gaan we ik vind deze lekker. xxx. huh. 0dan gaan we in de kleermakerszit zitten. doen jullie dat wel eens op gym? kleermakerszit? wat is kleermakerszit? zo, je benen zo over mekaar. zo zaten de kleermakers vroeger altijd de mensen die de kleren maken. dat is makkelijk. kijk of dit hier kan. hieronder schuiven met mijn benen. 0dat mogen jullie ook. kom dicht bij me zitten! ja. ja. maar ik hoef niet! ik ga niet zo zitten. nee, 0dat hoeft ook niet. het is maar een idee. het is gewoon een ideetje. &~mmm. lekker, Yokidrink. het is andere. welke? 0het is andere. is vruchten. vruchten? nee, dit is ook aardbeien Yokidrink. ah, ja, maar met vruchten. zo. vruchten zijn toch aardbeien? ja. en ik xxx. ik vind het lekker. deze heb ik nog nooit geproefd. nee? nee. 0ik vraag het aan mama of ze dit ook wel wil kopen. doe hier maar op. voorzichtig gieten! anders is het teveel. zo. nee, je moet niet draaien. 0je kan d'r gewoon aftrekken, de dop. ja? heel hard, hoor. anders komen alle muizen d'ruit vliegen. 0dat heb 0ik eens een keer gedaan, hoor. ja, toen schoot je uit hè? maar ik wil het niet zelf doen. ben je bang dat het teveel is? 0je mag een beetje uitschieten. uitschieten. ik had een keer zo de dop eruit geschiet en 0toen vloog een paar muisjes d'ruit! Maike ook? hé, ik wil lekker in stukjes! ja? ik wil. wil jij? ja. maar eten niet makkelijk hè? wel. ik kan het wel goed eten,. als je maar goed met je. hoofd boven je bord eet. dat scheelt altijd. maar dat doe ik ook. ik heb eerst mijn Yoki op. huh huh. ik heb eerst mijn Yoki op. nu nog eerst boterham. zo. lekker! ho! er komt er ééntje uit. ze gaan alle kanten op. vliegende muizen. hé, piepmuisjes! mama. ja? moet je 0ze noemen. xxx. weet weet je, vleermuizen kunnen vliegen. ja. jaha. 0dat is heel goed van jou. dat zijn muizen die toch kunnen vliegen. ja. maar die ben ik bang voor. dat vind ik eng. die komen niet bij jou. die hebben we in België ook gezien. en hier in Maartensdijk zitten ze ook. oh. ze zijn heel lief, hoor. want die gaan alleen maar als het donker wordt. voordat het donker wordt, gaan ze vliegen. en wat doen ze dan? insectjes vangen in hun bek. om te eten. |
hebben ze dan hele scherpe tanden? dat denk ik wel. ja, ik weet het niet precies eigenlijk. ik ben bang dat ze hele scherpe tanden hebben. nou dat is niet nodig want ze willen &~ve ze komen niet naar jou toe. ik ben niet bang voor vleermuizen. ik wel. maar ik had een keer in een kasteel vleermuizen hoog gezien en 0toen durf ik d'r niet in. in welk kasteel? in een klein kasteel waar ook de waterval was! in België? nee. met opa en oma! oma Els en opa Koos! oh. en daar in het kasteel was een hok waar de vleermuizen in zitten. oh. 0daar ben ik bang voor. nou, 0dat is niet nodig, hoor. overdag slapen ze. ik ben niet bang voor vleermuizen. wat doen ze dan bij je? gewoon niks. maar wat doen ze dan op je huid? niks, lieverd. ze komen helemaal niet bij je. vleermuizen willen helemaal niks met mensen en kindjes te maken hebben. &~hm, nee. wat doen ze dan bij vliegjes? opeten. hebben ze dan &~s kleine tandjes? &~hm. wij hebben veel grotere tanden hè? ja. ik kan heel hard bijten. in mijn tas. bijt daar maar in! ik kan in mijn tas bijten. lekker opeten mijn tas! deze heeft mijn moeder nog nooit gekocht. ik zou nog wel zo'n lekkere boterham willen daarna als ik deze op heb. prima. met zulke muisjes. &~mmm. het lijken wel &~m het zijn muisjes hè? &~mmm. moet je kijken wat een gekke piepmuis! dat is de staart van een muis hè? ja, kijk maar eens! kijk maar eens! ja, helemaal lang. en dit is de staart van de muis hè? &~j wacht eens even! nou wat is dat? het zijn zijn billen. kijk! dit zijn zijn billen. ja? ja. dit is de hoofd van de wacht eens even! nu is tie weg! en dit &~z &~w &~w nu gaat ie weer weg! kijk eens nou! au! het hoofd? het hoofd van een muis. en ook van hij muis. ah, nu moet ie weg. ah. hé, d'r ligt er één bij mij op mijn bord. &~mmm. &~mmm &~mmm! &~i ik vind deze muisjes lekker, hoor. mama. weet je wat ik wou? die wou ik. nou, dat had je niet gezegd hè? wel! dan neem je die op de volgende boterham. neem &~i 0dan neem ik deze weer op de volgende boterham. jij weer die? ja, want het is zo lekker! uh uh uh uh uh! het huis gaat instorten! wat was dat? vrachtwagen. is Hans thuis? mama? aan het werken. ja, mijn vader ook. allemaal hè? papa Hans moet je mijn papa. noemen. papa Hans. ja! ik ben d'r niet. ik ben al aan de tweede boterham. jongens. en jullie zo hè? huh. zo jullie hè? ja. jij moet je boterham smeren. ja. je ben nog tot de één. wat bedoel je tot de één? één boterham! ja. eerst één, toen twee. |
en dan drie boterhammen, en dan vier boterhammen, en dan vijf boterhammen, en dan zes boterhammen, en dan zeven boterhammen. en dan acht boterhammen, en dan zeven boterhammen. acht boterhammen. 0dan zijn we vast veel sterk sterker niet zo sterk als Ruud hè? nee. 0dan zijn we mijn papa is veel sterker! die heeft zo'n joekel spierbal! mam, laat jouw spierbal eens zien! wat een dikke! 0die moet je niet gelijk wegdoen. dan kan je hem niet zien! nee? nog een keer? &~g goed? niet gelijk. nou jij doen! oh, maar dat is een echte! dat is leuk, zeg! en kijk eens! ja, stroop je mouwen maar op. ja ja. 0daar komt ie. 0daar komt ie. 0daar komt ie. huh! ja, hoor! ik zie hem duidelijk! Ernst heeft lekker geen spierballen! nee hè? nee. want hij is nog te klein. nee. xxx. want hij is niet hij eet niet goed. nee. nee. hij eet weinig. ja, hè, Carl? hij eet weinig hè? Ernst. nou, en ikke niet hè? nee, ik ook niet. want wij willen groot en sterk worden. ja. en dikke spierballen! mama, laat jouwes eens zien! nee, ik ben nou aan het eten. ik heb ze net twee keer laten zien hè? maar je moet 0ze niet zo gauw weghalen! een vlieg! draagt Luuk nog steeds een cowboypak? nee! nee? alleen als ie jarig is. xxx. als ie jarig is? als de juffrouws jarig zijn. oja. 0dan moet je ze verkleden. ja. ja. en als de kinderen jarig zijn ook. ja. nee hè? nee. nu ga ik me mes aflikken! ik wil nog wel zo'n lekker broodje! even aan de kant! zo. deez is lekker van mij. ja. waarom moest Marjo nou huilen? begrijpen jullie dat? omdat d'r mama weg was. hè? wist jij het? omdat mama ging werken. ja, nou Marjo huilt nooit. Marjo is altijd een grote meid. en nou in één keer moet ze huilen. gek hè? ik ben wel een grote vent. ben jij een grote vent? ik. en ik ben een groot meisje al. en ik bescherm Maike. oh, nou, dat is aardig. dat er geen dieven komen. ja. of heksen. of en en, Maike, bescherm jij Carl ook? ja. ja. dat komt omdat jullie vriendjes zijn hè? ja. ja. en Carl beschermt mij ook. ja. mooi zo. hè hè, Carl? &~hm. nu heb ik geen boterham! nou, d'r is nog wel, hoor. maar jij bent nog niet zo ver. dus ga ik eerst zelf maar 0smeren. kijkt de muis die kant op. leg ze maar even op je bord die stukjes! &~ieuw! dan haal ik zo een nieuwe voor je, een nieuwe boterham. als dat op is. ja hè? een wip. kijk eens! een wip, Carl. dit is een wipje en dat is geen wipje. en dit is een. die je kan 0laten wippen. ah. heel &~ho hoog kan die. een hele kijk eens, Maike! kijk eens, Maike! klimt zo op de tafel. goed, hè, van mij. dat ik dat goed kan. |
kijk eens! dat &~i kijk eens! een draadje. gek hè? van dat spul. van dat spul is heel gek! ja? kijk eens! kijk eens! kijk eens! hè, bah! nou even fatsoenlijk eten! kom op! vork afvegen en die hapjes op je bord leggen! Maike! is het een haartje of zo? nee. nou, veeg af! 0het is een speelhaar. aan de zijkant afvegen! haakje. 0het is een speelhaakje. speelhaakje. 0het is een speelhaakje. nee, hoor! &~hm, geen sprake van. anders mag jij de hele kamer stofzuigen. Maik! hij is d'r niet meer. kijk maar eens! blijf nou maar zitten! eet maar gewoon door! ik wil niet dat je dat allemaal oja. ja. nee. je bent nog niet zo ver, Maike. www. hij doet een vlieg na! doe je het nog een keertje na? nu nog een keer. www. 0nou moet je een vlieg na doen. wat doet een vlieg nou na? doe eens een vlieg na! die doet helemaal niks. 0die maakt helemaal geen geluid. alleen soms. ik hoor geen pier. ik zie een pier maar ik hoor niks. www. Maike. moet jij 0dan moet jij nou kijken. Maike! en nu moet jij &~kij. nu moet jij je benen omhoog. 0wat doe je nou? kusje geven! nou, Maike, als je je brood niet op hebt dan hoef je ook geen tweede. hè? ik hoef niet. want ik heb geen honger. echt niet. we gaan met de kussens &~spe nee! nee. niks d'rvan! xxx. ik hoef niet meer. dan ga je maar naar bed. nee. ah! ga jij maar naar bed! nee! ja! nee! even je handen wassen! even je handen wassen! moet ik er nou als een politieagentje bij blijven? steek je hap in je mond! nog maar twee happen. hap! hak! luister eens! als &~d als het opgeruimd is, dan zetten we hier die kleine tafeltjes neer. daar heb je een hele tijd niet mee gespeeld. die tafel en stoeltjes enzo, die je van Marina gehad hebt. 0dan zetten we die hier ook hierneer. en dan kan je d'r van alles bij doen. de Barbie kan je d'rbij zetten of andere poppen. ja? ja, die heb ik nog gezien. die zit in de gangkast. precies. maar dan moet eerst de tafel leeggeruimd zijn. dus steken we nog een hap in je mond, die. dan kan ik je bord opruimen. ja, en dan hoef ik niks meer. nee. nou, één boterham vind ik ook goed. xxx. ja, en vanmiddag nog een boterham. ja? ja. nee! goed zo. dat is één. hier. die muisjes eventjes met je handen opeten. jij je handen wassen! Maike, je bent nog niet klaar. kom eens hier! Maike ging d'r handen wassen. hier kijk eens! een drol doen! zo. doe dan een drol! de ballerina die geeft de planten water. de ballerina die vult de gieter met water. de ballerina die geeft de planten water. en de dokter die kijkt. de ballerina kijkt naar de dokter wat de dokter doet. de dokter plukt een bloem. |
en de dokter zegt hier ballerina. mag je hebben. en de ballerina doet hem in zijn haar. nou hartstikke goed. nee de piraat die heeft een bal. de piraat die schiet hem in de water. en de ridder is bij hem. en piraat moet huilen. want zijn bal ligt in de water. en de ridder zei wacht maar. ik vang hem wel met mijn net. en hij heeft de bal gevangen. en hij ging weer voetballen. hartstikke goed. de prinses die koopt een ijsje van één euro. en de prinses likt aan haar ijsje. en daar kwam de heks. de prinses zei moet je heks? de heks zei jawel. en toen had zij hem. zij zei lekker ijsje hoor. toen ging ze weer één kopen. hartstikke goed. kwam de indiaan bij de appelboom. de indiaan plukt er één. hij viel. en toen kwam de cowboy met zijn ladder. en hij plukte paar. hier moet je indiaan. jawel hoor. nou hartstikke leuk. wat kan jij goed vertellen. goed pim begin maar. uh een meisje &~gi die ging lopen. ja. en die zag daar een &~ijswa wagen. ja. hou maar vast uh. eventjes want anders valt het steeds om. uh ze koopt daar een ijsje. ja. en ze likt um op. en ze viel viel. en uh ze huilde. ja. okee. dat was verhaaltje nummer een. komt het tweede. uh een jongen en een meisje en die gingen lopen op de strand. uh het meisje was kasteeltje aan maken. jongen was aan het vissen. toen ruzie maken wie emmer had. uh. en toen gingen ze vechten. en toen had de jongen um meegenomen. en het meisje huilde. ja goed zo. verhaaltje nummer drie. um een uh jongen en een meisje en een meneer. um hier staan ze met elkaar te praten. uh de meisje ging voeballen met de hond. en het meisje had nog een brokje bij. ja. en en de hond graaft um weg. en dan sliep de hond. ja. verhaaltje nummer vier. uh een meisje ziet daar een ballonnenmeneer &~meneer. die houdt um vast. ze wou een ballon hebben. en ze kreeg een ballon. ze viel. over een uh wortel. ze laat de ballon los. ging ze huilen. huilen. ja. het volgende. verhaaltje. er was eens een meneer. uh jongen ging voetballen. en meneer ging uh de krant lezen. um toen hadden ze ruzie. uh “ik heb die krant”. “ik heb die krant”. en de jongen trekt zo hard dur aan. en toen had die um. en toen huilde &~jo. ja. die huilde. goed zo. verhaaltje nummer zes. het laatste. um ze um uh zit een boekje aan het voorlezen. uh ze ging naaien. met de poes. poes ging deze vasthouwen. ging er ook mee spelen. en poes pakte visje op. en toen schrikt ie de poes. ja. okee pim begin maar. um hun kijken naar de kikker de hond en en de jongen. ja. um hij slaapt de jongen. de kikker loopt weg. en toen was tie wakker. |
kikker was weg. &~e. en toen zoeken ze. &~uz &~un en hond &~spra sprong dur uit. en de jongen hij was boos. bij van de hond. en dan roepen ze nog een keer! en de hond zei. ja. um um uh de hond zag daar een bijennest. uh en hij had iets gezien. de. de jongen. dat was een mol! dat was een mol! en de hond bleef maar aan het van &~va van de bijennest. um jongen zocht &~i in een gat van een uh uil. die dur in. nee de die hond die ging omhoog. en en en toen viel die los. en daar was het eekhoorntje nog. en uh die jongen viel uit die boom. en de hond &~g ging snel weg. er kwam een uil uit. uit dat gat. ja. en die uil wou um hem &~pa &~p pakken die jongen. en daar zat de uil. op uh op een steen. um um en nog een keer de jongen. en en die hond die. doet. en uh en nou was een &~herre nee hoe heet deze ook weer deze? mm?. bijna? hert. een hert. ja. uh uh uh hij lag daar. en nou gaat ie snel mee want hun gingen snel weg. toen ze. en de hond viel. en de. jongen viel. en. de hert viel niet. en in het water. terechtgekomen. de hond was dur bovenop gekomen op zun kop. en toen zei zei de jongen. en uh en de &~ho hond zat nog in het water. en uh keek. en wat zag ie daar? de kikker! &~wa allemaal jonkies en vader en moeder. en zeggen ze! allemaal. okee. prima. zo. even kijken of die ja, hij doet het. hij doet het. doet ə. hij doet het. wil je kijken? ja. hoppekee. nou, zie je het lampje al? zie je het lampje? xxx. ja, en ook van die wijzertjes die gaan bewegen. even kijken hoor. ja, zo is het wel goed. xxx. ja. die, die. die. koffie, ja. koffie. een. &~te: &~di:. twee. &~di:. drie. sinds wanneer weet jij dat mannetje? ja. wat is dat? xxx. xxx. hij telt he? ja, haha. hij probeert het ongeveer. en was het goed op het consultatiebureau? ja. oh, het tafeltje is geverfd! ja, maar mooi! ja! het is zo verschrikkelijk naast de eh echte tafel, dat het niet mooi in de kamer staat. ja, maar ik vind het wel een leuke kleur. ja, maar ja. xxx. moet de pet eraf? ja. van wie is die pet? nou probeer het maar zelf. ja. draaien. kijk, ik zal hem maar even iets een beetje optillen zo. zo. zo. van wie is die pet? papa. is die van papa? van wie heb je die gekregen? oma kregen. ien oppe. moet ik hem opdoen? ja. kan die zelf wel hoor. hee, staat wel heel wijs. ketting. en de ketting, nou je wordt heel mooi word je. ketting. ketting. moet je kijken, doen we eerst even de ketting om. |
xxx die hete zon hebben we die pet gekocht, want ja, het ging ook wel hard. op een gegeven moment was zijn hoofdhuid helemaal verbrand gewoon ja. onder die haartjes. ah. dachten we, ja nou moeten we toch nog maar een pet kopen hier. ja. maar eh. sinds die eh deze koekje. afgerekend is bij de kassa heeft hij hem niet meer af gehad. deze koekje, deze koekje! zo dadelijk, als de cee en de koffie klaar zijn. aahh! even wachten! ja, het is ook wel moeilijk te begrijpen, he. hier, een klein stukje dan. oeh! xxx. anders niet, Thijs, nee, klein stukje. xxx koekie! hee, joh! xxx! hee! xxx koekje! nou, kom eens hier. xxx. kom eens hier. wat doet papa nou? kijk eens, wat had jij een mooi huis gebouwd van de duplo. hee joh, wat is dat een leuk huis! oh! oh, zullen we er nog een stukje bij aan maken? wat ga je doen met dat huis? papa. papa. Boudewijn zei xxx dat hij lastig was, of niet? xxx jengelen. ja, gister ook al. hij heeft niet zulke goede dagen de laatste tijd. ik weet niet waarom. oh, mooi! wie woont daar in het huis? hier. zullen we nog wat bij maken, Thijs? nee. nee? mag die er niet bij? zullen we daar een ander huis van maken? ja! ander huis? mmm. een dakje doen? nee. daar? ja. en wat er nog meer in?. &~xu:n. groen? ja, ja. waar is groen dan? hier. nee, dat is. groen. &~bauw. blauw, ja. oh, goed! knap hoor, blauw. nog blauw. nog een blauwe, ja pak hem maar. xxx. is die niet goed? deze blauwe, is die wel goed? xxx nee. die blauwe dan. ja. nee, nee, die. en dan? en wat dan? ja toe maar, goed zo. nog. oh, je gaat een raampje bouwen. ja. oh, leuk. oh, oh, bom! ja, mooi. mooi &~ha:mpjə. mooi raampje, ja. nog. nog een raampje? met blauw, hier? ja. hier. mooi mooi! &~ra:mtjə. ə &~ra:mtjə! wat ga je nou doen. trein maken? ja. huis. oh, een huis op de trein. hee, dat is wel heel mooi. &~do. &~do maken! wat? &~to: maken. dat is mooi! &~to: maken! toren! ja. oh, hoge toren. mooi. nog ə blauw. blauw. nog ə blauw. ja. is dat blauw? ja. nee! wat is dat voor kleur? groen. wat is dat voor kleur? groen. ook geen groen. blauw. geel! ja. ja, geel! trein. mooie kleur! goed zo, Thijs, mooi! nog. nog. nog een gele? ja. zoek nog eens een paar gele op. hier, hier. er zijn nog wel meer gele he? kijk eens, er zijn nog een hele boel gele zelfs. ja, mooi. bombom! oh bombom! bambam! bombam! nog ə blok. xxx. heleboel gele er boven op he? ja. ja. ja. Ien doen, Ien doen. wat doet Ieke? moet ik het doen? nee, Ien. Ien! hij noemt jou altijd Ien. moet ik ook even helpen? ja. jij kunt het wel zelf hoor. jij bent toch al groot? Ien. oh. |
ga je de toren nog afmaken? ja. ik zie nog een hele boel gele. ja, ja! boel geel, geel. heleboel geel, he? oh. oh. oh, mooi. xxx. mooi. xxx. rijden. trein maken. trein. maken. trein. moeten we die. moeten we nu nog bouwen? nou, zet maar neer. ga die er maar aan vast maken he? vast. maken. ja. oh help! &~hep. ja, okee. eh eh, mama helpen. &~də &~bauw! nog een! nog een. ja. xxx. hier. ə blok. mama blok! ja maar Thijsje kan het eigenlijk best wel zelf hoor. mama. kom maar. ah. ja! ja. rijden. kan hij nu rijden? oh, daar gaat hij! oeh, tjoeketjoeketjoeketjoeketjoeke! trein. daar gaat de trein. waar gaat de trein naar toe? &~as &~tu:. waar gaat hij naar toe? &~a: &~tu:. auto? ja. oh ja. toetoet. broem! wil jij chocomel, Lies? nee, ik neem nog wel thee. ga jij nog maar even studeren, joh. even koffie inschenken. wat heb jij in de koffie, eh. ? wat? xxx, alleen maar zwart. nieuwe trein, nieuw trein. een nieuwe trein? ja. maak jij maar een nieuwe trein. uit, uit. xxx. zullen we een huis op de trein maken? ja. oh, nou. oh. oh. met rood of met blauw? blauw. ik laat je koffie hier op tafel staan. ja, lekker. oh, niet met blauw? welke kleur dan? welke kleur dan? hoe laat moet je weg, Boudewijn? kwart over tien. Ieke. ja, wat doet Ieke? poppetje. Ieke poppetje. heeft Ieke een poppetje? ja, ja. ja. boekje. boekje. ja. die, die, die. moet Thijsje nou ook cee hebben he? zal mama dat eens even maken? bom. bom. haha, vindt ze dat leuk? ja, moet ze lachen, haha. xxx trein. wat gaan we doen? maken. xxx xxx afmaken. ja. nou, kom maar dan. nog huis. oh, daar gaat hij! nog huis! moet hier ook een huis op? ja. nou, met deze? ja. ja? nou, doe er maar op. nee. die op. zo. mooi. oh mooi! en dat blauw. blauw he? nog een? ja. nou, hier. blauw, nog blauw. ja. is dat blauw? geel. nee. wat is dat? blauw. nee. groen. nee. ja, groen. groen, hoor. oh. oh. nou, even goed vast maken hoor. Thijs, hier is jouw cee. oh oh. ja, hier, doe maar even hier. zo. Thijsje. nou, zullen we jou nou maar een heel koekje geven, want daar was het je om te doen he? ja, een halve is ook niks eigenlijk he? oh, lekker koek. heb jij koek? ja. xxx. huis maken. huis maken. nou. die nou. welke kleur nou? die, die. deze? nee. die? die. die? oh. xxx, xxx. ə trein. nee, even andersom. &~som. nee, haha, een beetje draaien. even draaien. even andersom. ja. xxx. zo. huis maken. nou, met deze? kijk eens Thijsje, kijk eens? oeh! oeh. die, die. die erop? ja. mooi, hm? xxx. dak op. mmm die, die ja. ja? ja. ja. &~mu:t. moet hij zo? ja. ja! dak. op, dak. moet er een dak op? ja. nou. ga maar een dak zoeken. |
xxx. dit. mm. &~fax. &~fax. xxx &~fax. &~fafax. &~faxfax. bouw. geel. fag? wat is een fag? bedoel je een vrachtauto? oh. ho! &~smo:j. mooi hoor. mm. &~fax, mooi &~fax. wat is dat? mooie wagen? &~wa:xə. bedoel je vrachtauto? nee. wat bedoel je dan? dak? nee. dak! nou, dan moet je ook gewoon dak zeggen. ja. &~sexə. tijger op. oh, wie moet er nou op zitten? is dat een tijger? ja. nee! zeehond, zeehond. zeehond. zeehond, he? ja. op. zo. waar is de tijger? baby, ah baby. op! baby, moet die er ook op? ja. rug ə tijger. mmm. op de rug van de zeehond? oh. ho. pop. Ien helpen. oh, moet ik even helpen? je krijgt wel een voorkeursbehandeling. ja, precies. zo. xxx. daar zit de baby. xxx. ga je liggen? nee. nee he? nee. nee. xxx. volgens mij mis ik heel veel duplo, meneer. ja. waar is de mama en de papa? waar zijn die? er zit niks in. eh papa. achter je, denk ik. of niet? ja. nee, maar, dit is alleen maar. xxx het jongetje. maar volgens mij moeten er ook nog een mama en een papa zijn, Thijs, waar zijn die gebleven? xxx. nou. mama zoeken. xxx. mama moet zoeken, he? ja. xxx. mama. papa zoeken. waar zouden die gebleven zijn, Thijseman? zal mama eens even zoeken? onder de kast enzo? &~mso:. oh. oh oh. nee! nee. wat heb je daar mee gedaan, Thijs? of zitten ze in de kist? hm? kist, kist. mama nou? ja, waar zijn de papa en de mama nou? ga jij maar verder bouwen, dan zoekt mama wel. huisje maken. ga je een huis maken? koekje. bij! heb jij een koekje erbij? lekker he? en wat is dit? tijger. tijger. mag die ook mee? ja. nou, doe maar in. ja. mooi hoor. de trein rijden. mooi Thijs. Ien koekje. ik heb koekje al op. xxx. xxx naar papa. Ien. Ien. geven. nee, hoef ik niet. ik heb al op, koekje. op. ja. van wie is dat koekje? Thijs. oh. xxx. als hij er maar niet mee buiten is geweest en ze zo elke keer zo over het balkon heeft gesmeten. ja, dat krijg je nu natuurlijk ook, haha. ja, xxx xxx zelfs, xxx. hij heeft zeker wel veel in de eh zandbak gezeten, de laatste dagen? zandbak. ja, in het badje he? ja. met het deksel xxx. xxx. ja. heet he? het was heet inderdaad. xxx. ja, he heet. lekker warm. was het warm buiten, he? wat heb je gedaan in de zandbak? xxx harken. xxx. harken. en wat heb je nog meer gedaan in de zandbak? schep. scheppen. en wat nog meer? emmer. emmer. en wat is er dan nog meer in de zandbak? &~xitə. &~xitə. zitten? nee. oh, boink. &~bok. zo. he, boef? nou, hier is nog een huis he? nog. meer, nog meer. xxx xxx. mmm. ho. ik ben toch benieuwd waar dat is gebleven allemaal. xxx. nou ja. nou ja. nou ja. nou ja. zo. |
wat is dit nou, Thijs? xxx. he? &~bau. ja. thee, thee. ja, dat is mamas thee. ja. leeg. leeg. nou, ga je nog verder bouwen? dat, dat. hm hm. dat. waar is het autootje? autootje. er hoort ook nog een autootje voor de trein, toch? waar is die dan gebleven? &~batəka:mə. in de badkamer? ja. oh. oh. heb je het daar gelaten? dat. wat is dat? dat is het dak. dak. dak. je wist het zelf! heeft hij het gevonden? haha! ha! dat had je wel eens eerder kunnen zeggen, dan he? xxx. ja. had hij het zelf in bad gedaan? ja, xxx xxx. oh! oh! oh! heb je het gevonden? kan niet. kan &~i: niet. kan niet, he? xxx. xxx. zo. gaat hij rijden? oh, wat een mooie. waar gaat hij heen? gaat hij naar het huis rijden? die accessoires zijn juist het meest kostbare aan het xxx xxx kwijtgeraakt. ja, precies. een paar blokken daar geven we niet om. nee. dat gebeurt ook vast wel, denk ik, zo te zien aan de voorraad, maar ja. uit. uit. oh. xxx uit. moeten ze er dan weer af? ja. oh. trein af. trein af. moet de trein er af? ja. oh, en dan? had jij haar dat eh. rinkelding gegeven? ja. oh. dacht je dat ze het zelf had gepakt? ja, een enkele keer dan twijfel ik soms of het lukt of ze soms dingen pakt, die waar ze dan net bij kan of zo. ja. nee, ze zat net een beetje eh te jengelen. xxx, he. ja. xxx. toen dacht ik van xxx maar eventje, voor de band xxx xxx. weet je dat ze twee tanden heeft? he? is dat niet heel vroeg? tanden, tanden. ja, dat is extreem vroeg. haha, ze heeft twee tanden. twee tegelijk. boven? van het weekend ontdekte ik het. onder. twee voortanden. boven tanden. boven tanden. onder. boventanden? ondertanden! Ieke heeft tanden, onder. heb jij ook tanden? nee. laat eens kijken. heb jij geen tanden? Thijs! jij hebt toch al hardstikke veel tanden. xxx. eten. ja. wat doe je met je tanden, Thijs? eten. kauwen. haha, in de wang van je nichtje bijten! dat ook inderdaad. nou, waar gaat die auto naar toe? &~a: &~tu:. waar gaat hij naar toe? oma toe. naar oma? ja. oh. xxx. wat? deur open? ja. nee. nee? nee, hoeft niet he? &~hufə niet. hoeft niet? xxx. vanochtend, Boudewijn haalde hem uit bed hm hm. en hij had zijn pijamabroek uit getrokken. en hij zegt “hee, heb je je broek uitgedaan”? ja, Thijsje, Thijsje, Thijsje daan. zo van eh “kan ik best zelf”. kan je dat zelf. ja, Thijsje zelf. oh oh! Thijsje xxx &~sewf. ja, zelf. kan hij niet zeggen. xxx. ja. ik denk door die el of zo he? ja, is moeilijk, zelf. xxx, xxx, xxx. zelf, he? praten. haha, gaan ze praten? ja! oh. oh, gaan ze tegen elkaar praten? wat zeggen ze dan? hallo? hallo. hallo. xxx. |
hoe gaat het met jou? oh, die gaat zitten? xxx. van de week was het ook heel leuk met die ketting, kreeg hij die ketting. ja, eindelijk. want de vorige keer toen ik het bandje uitschrijven zat hij er de hele tijd om te vragen, om die ketting. oh, is dat zo? ja. ja, ja, grappig. ketting, ketting. ja, toen had hij dus die ketting, ging hij er mee spelen, en toen kreeg hij heeft hem zelf geregen trouwens. oh, wat goed! ja, he? en eh. toen ging hij hem Harry om doen. bam! een hele ceremonie, Harry de ketting om xxx. xxx. oh, wat is er? moet ik helpen? ja. toen was hij zo aan het spelen, en op een gegeven moment toen eh. had hij ook zo'n flesje, want Ieke die krijgt wel eens iets uit de fles xxx ja. xxx xxx. ja. ging hij dikke Bruin ging hij de fles geven. zelf, zelf, zelf. zelf, haha. zelf, haha. zelf. zelf! ja. zelf. moeilijk woord he? ja! ja. kijk eens, hij is klaar. kan hij rijden. mama. xxx. oh, de mama zit voorop, zo hoort het. ja. haha, ja. Ien helpen. ja, moet ik nou weer helpen? ja. Thijs. je kunt het toch zelf! Thijs kan het toch zelf? kan Thijsje niet zelf spelen? nee. nee? Thijsje kan toch zo goed zelf spelen? luier, luier. ja, geef jij mama nog een luier aan? ja. welke. wat heb je daar nou? was. de was, ja. ja. dank. slab, slab. wat is dat, de slaap? slab. oh ja, dat is de slab. slab. vangen. vangen slab. vangen. moet ik die ook vouwen? slab. opvouwen. ja. moet ik die slab ook opvouwen? zo. die hoort in je stoel. die is 0voor als je gaat eten. ja. slab. eet. wat is er? xxx. xxx kaka, ka. ka. zie je kakas. kaka. is het lekker weer, of is het koud? kaka. het is fris. het is wel open. het is wel lekker, maar het is echt eh ja ja, maar het is geen weer om buiten te gaan spelen in de zandbak? nee, het is echt te koud. tenminste, ik heb mijn winterjas weer aan en een sjaal om. eerlijk? ja. is het zo koud buiten? het was wel iets van denk ik tien graden of zo. hee. xxx. moet ik in de stoel? Harry stoel. wat moet ik doen dan? Harry. pakken. wat moet ik pakken? Harry pakken! Harry! Harry! oh. maar kun je daar niet zelf bij? kan Thijs zelf toch wel bij? ja he? pak Harry zelf maar. Harry heeft de sokken gelukkig weer aan, he? kan Thijs wel bij! de stoel een beetje aan de kant, zo. ga je zitten? aan je mooie nieuwe tafel. wat is er met die tafel? welke kleur is dat? xxx. groen. blauw! soms denk ik dat hij kleurenblind is. denk je? nou, hij onthoudt het niet. ja. ja, maar het is nog wel heel, heel. jong. jong natuurlijk. |
maar het kan goed zijn, xxx zijn opa is ook kleurenblind. ja, het is erfelijk, ja. sokken aan, sokken aan, sokken. haha, heb je de sokken weer uit gedaan? ja. ja. kan &~ni: niet. kan hij dat niet zelf? nee. nou, zit je goed? moet Ien nou de hele morgen mee bezig blijven met sokken aandoen en uit? nee, dat doen we niet. we doen het een keer aan. en dan verder. moet Harry het maar zelf weten. drinken. Harry drinken. Thijs, heb jij je roosvicee al op? moet Harry drinken bij jou? ja! oh! nou. oh! oh! kom maar, Harry. zo. drinken Harry. gaat hij echt zo zitten. wat zeg je? gaat hij echt zo zitten. ja. gaat hij lekker drinken? ah. ah. kussen pakken. oh, heb je een kussen nodig? ja. zal ik je even helpen? hier. ja, waar wil je zitten? eh. emmer. op de emmer zitten? eh ja. ho! wil je niet gewoon in je eigen stoel gaan zitten? nee. oh, ga maar zitten. dan helpt mama jou. zo, he? nou. zo, lekker Harry drinken, he? zo, vind je het lekker? xxx. wat? piano spelen. ja. piano spelen, he, papa. ja. xxx. klaar. ben je klaar al? ja. oh, dat is snel. nou. &~new. zo, is die klaar met drinken? weer haartje, weer haartje, weer haartje! weer een haartje? ah! ach! he! hij verliest al zijn wilde haren! ah. ja. geef maar aan mama. mama bewaart ze en dan maakt ze ze wel een keer opnieuw er in. eh! nou! nee, nou moet je 0er niet meer uithalen. nee, stop maar, stop maar Thijs. eh. we moeten hem maar even geen aandacht geven, anders gaat hij brullen. ja, dan vindt hij dat interessant natuurlijk. zo, nou is het genoeg. nou heeft mama weer genoeg haren om te verzameln. boek ə lezen. boek lezen? hoe kom je nou ineens op het idee van boeken lezen? boek lezen! en je was zo lekker aan het spelen. xxx. mama moet nog even de was vouwen. kijk eens? wat is dit? wat is dat? wat is dat nou? oh, wat zit er allemaal in? broek. oh, wat zit hier in, Thijs? wat is dat? broek! broek. vis hem er eens uit. is dat een broek? zit hij er in? hier. laat eens kijken. hier. nou, pak hem. wat is dat? oh. oh, is dat jouw nieuwe korte broek? ja. aan! moet hij aan? moet hij aan? ja. het is nou een beetje te koud buiten. brrr, veel te koud. en leuk, wat staat er allemaal op? wat staat er allemaal op? xxx. allemaal kindjes, op jouw broek. en wat is dit nou? xxx, xxx, xxx. ja! broek ə vouwen. ja die moet mama strijken. kijk eens, die zit onder de kreukeltjes die broek, die denk ik maar even strijken, he? vind je niet? gaan we eerst vouwen en daarna strijken. en wat is dit? jasje. &~di strijken. oh, moet die ook? moet ook gestreken, he? ja. |
is dat jouw feestjasje? &~ja:xə. als je jarig bent. als je jarig bent, ja. ja. bonma xxx jarig. bonma jarig? ja, dan mag je hem ook aan. Harry. sok uit. ja, dat geeft niet, Thijs. Harry vindt Harry niet erg. Harry heeft even een beetje warme voeten. voeten. heeft warme voeten. Harry. wat bloeit die plant leuk. ik wist helemaal niet dat hij kon bloeien. welke? welke? die rooie. met die rode bloemen. ja dat is na, niet dezelfde als die kamerlinde hoor. nee, maar. hoe zit dat in elkaar dan? het zijn twee verschillende planten. oh ja ja. die heb ik net voor mijn verjaardag gekregen. leuk, ja. dat is een xxx, dat is wel familie van eh. die eh kamerlinde. ja ja. het lijkt inderdaad net alsof het zo in elkaar overliep. ja. 0ik 0dacht? maar. hij kan ook naar buiten. oh, dat is wel leuk, op het balkon. balkon. ja, maar het zo zwaar te verduren al, gelijk op het balkon. balkon. ja. xxx even binnen, xxx xxx en die kou nu weer. ja. koffie nog, eh Evelien? ja, lekker. zo. wat zijn dit nou, Thijs? ə plasticjes. oh, van wie zijn die plasticjes? Ieke! oh, dat moet ook gestreken worden, dat is een heel groot laken. niet allemaal tegelijk. mama kan niet alles tegelijk. eh, eh, eh. dank! dank! dank! xxx, op! &~ti:tjə. is de was nou op? xxx &~təti:tjə. een papiertje, een pleistertje, een plakkertje. ja. ja. oh, nou, is het op? Thijsje! hee, waar is Thijsje nou? waar is Thijsje nou? bom! ah! oh. bad. bad. val. bad. is gevallen? ja. oh. ja, boem. bom. boem. hee, wat ga je nou doen met het bad? vind ik niet zo'n goed idee. Thijs? zo. zo. doe jij je jasje er maar weer in. en je broek. dan gaat mama die straks strijken. als Ien weg is, gaan we strijken, goed? oh. oh. oh! oh! bom! bom bom bom! zo, nou, doe de broek er eens in. ja. ja. in. zo, en wat is dit? xxx. zo. xxx. hier, het laken moet er ook nog in. ja. gaan we die weer naar de badkamer brengen, he? ja, fijn. goed zo. xxx. wat doe jij nou? xxx aan het stikken. je steekt je vingers gewoon te ver in je mond. dat moet je ook niet doen, he? hee, xxx. heeft ze gisteren weer een prik gehad, of niet? ja, inderdaad. &~pakjə. ja. xxx. nog plakkertje. nog plakkertje. ja, nog een plakkertje. moet straks even in de prullebak, he? &~keiwak. in de prullebak. Thijs, ik zie nog een koekje op de grond liggen. ja. waar is het? kijk eens. yyy, yyy, yyy, yyy koekje. ja. oh nee, Thijs. wat ben je nou voor kruimeltjesprakkemaker? tafel. leuk is dat. ieder dag stofzuigen. ja, haha. xxx. ga je het nou in hele kleine stukjes breken? ja. oh. Thijs, waarom doe je dat? het zijn wel hele kleine stukjes daar, he? ja. eigenlijk kruimeltjes meer. xxx. |
oeh, zie je? verslik je maar niet. nou, het loopt zo'n vaart niet. he, meneer Jansen? meneer Jansen junior. lekker. die. eten. ga je die allemaal opeten? je lijkt wel een vogeltje. nee. hele kleine stukjes, ja. xxx vogeltje. ben jij een vogeltje? ja. ggg, gek! als je hem op hebt, dan gaan we even duplo opruimen en dan gaan we nog eens even een puzzel doen. daar! oh ja? ga je dan even mee? is daar de puzzel? ja. op de kast? nou, nee nou niet meer. maar we gaan eerst de duplo opruimen, help jij even? kom maar, doe het maar in de emmer. beker. ga je drinken? mmm. ga je niet mee helpen opruimen, Matthijs? xxx. ik heb nog nagedacht over wat jij vroeg over die eh. kadootjes voor Thijs. ja, ja. kadootje Thijs! ik dacht van “ook wel leuk om” kadootje Thijs! jij weet wel wat je begrijpen moet, he? ja. oh, boef! op zitten. op zitten? ga je er op zitten? ja. oh. maar dan zak je er wel in met je gat zo dadelijk, hoor. een twee, daar gaat hij al! oeh, oeh! gaat dat? xxx. wat zit er nou in? je gat, he? maar ehm ja. het lijkt me ook wel. op zich helemaal niet zo'n gek idee om een tijdje te sparen. ja, dat is ook goed, hoor. want eh ja, in het begin eh. was het wel leuk, tenminste dat was bij Iris ook en die had gewoon niet zo veel. maar ik merk gewoon nu dat eh. zeker ook met de tweede erbij, dat je heel veel krijgt. xxx. zij krijgt ook heel veel. ja. ja ja. dus dat vind ik ook goed. ja, je zag bijvoorbeeld xxx. xxx. daar, daar, daar! ja. xxx dat ene nichtje. ja. en af en toe eens gewoon een heel prijzig iets ja. maar wat op een gegeven moment best wel leuk is om er bij eh. ja. te hebben, omdat het natuurlijk toch weer inspireert ja. tot nieuwe dingen. ja. terwijl als je is goed. gewoon een klein dingetje koopt of zo van duplo. ja. inspireert het niet zo. nee. niet zo eh. nee. www. www. op. dop. ga je er nou weer op zitten? ja. dat kan toch niet! &~dypemə. de duploemmer. xxx. nee, Thijs, je vergeet wat. Thijs! kijk eens, wat ligt daar nou? die die. emmer. die emmer. mag die er ook nog in? ja. zullen we die er ook in doen? doe maar. kan Thijsje het zelf? Ien, Ien helpen. moet ik helpen? ja. oh. ah. nou, je kunt toch zelf? ik zal er eentje kijk zo. hij kan het hardstikke goed zelf. bij het consultatiebureau xxx werkelijk heel eh ja? goed opruimen. tot het laatste. blok, alles xxx in de emmer en dan de emmer op precies op de plek. ja ja. is het kapot? ja! oh. , of kan jij maken? is wel lastig voor jouw vingertjes, hoor. |
die kunnen al wel redelijk wat, die vingertjes van jou, maar. nou, hee! wat ga je nou doen? wat ga je doen? wat ga je doen? kielekielekiele, hai! ga je liggen? mama &~hixə. mama ook liggen? oh. ga je zo. ga je me weer zo lekkere kusjes geven? mmm, petje af. petje af? ja. mama de pet op? ja, haha. &~jei op. moet Thijs de pet op? ja. ja? ah. oh, mmmm. huigen ton. huigen ton? nee, wat gingen we nou doen? weet je het nog? een puzzel! wat gingen we doen? puzzel. uit de. ? puzzel. waar gaan we die ophalen, uit de. ? koffer. ja. bah. bah op de muur, ja inderdaad. xxx. hee, heb je hem nou weer laten vallen? kijk eens. hier is het. vind je die niet leuk? pap! pap! xxx. ja, papa zit in de studeerkamer. xxx. xxx. kom maar, gaan we de puzzel doen. oi oi, kun je niet tussen mijn benen door? ah. oh oh. oh wat verlies je nou? schaap! het schaap, he! het schaap moet ook luisteren, moet toch in de puzzel blijven! zo, nou. zo. nou, doen we ze er eerst eens even allemaal uit he? xxx deze. zullen we eerst deze doen? puzzeltje. uit. xxx. wat zoek je? puzzeltje. ga maar zitten jij. ga maar zitten. oeh. wat zoek je nou? nog een puzzeltje? ja. die pakken we zo dadelijk wel. eerst even deze. deze is ook leuk. er ontgaat jou ook niet veel, he? we doen eerst deze. xxx. ja. wat is dat? ik zou hem maar zo even leggen. ja, ja. wat is er met jou meiske? xxx. schaap! schaap! schaap! &~kyky. kukeleku. haan. is dat de haan? nee. koe! oh ja. xxx meneer! een meneer? ja! wat is dat voor meneer? dat is een. ? vrouw. een vrouwtje? nee, is een boer. zo, welke gaan we nu doen? die. xxx. xxx xxx xxx. &~ka:. ah, ik denk dat ik haar zo even naar bed moet brengen. hee, kleintje. zijn deze om aan elkaar te maken? die, die. nee, in de puzzel moet je ze doen. &~ka:j. nee, die past niet, he? die. die ook niet. nee. die! pas &~i: niet. nee. nee. nee. zandbak! zandbak! ja. heel grappig, dat hij dat zo. associeert er mee. ja. leeuw. dat is de leeuw, ja. past &~i: niet. jawel, die past daar wel. doe nog eens? doe nog eens op dezelfde plek? xxx. ja. Thijsje, doe hem nog eens daar, want daar kan hij wel. moet je maar eens kijken. ja. ja. ja, haha. poes, poes. poes. ja, nee, was goed. xxx. ja? ja, je had hem toch op de goede plek net. poesje. zullen we hem nog eens hier proberen? ja. nee, hier. hier. ja! ja. ja, de poes. &~pas. en welke nu. poes. &~pas. welke nu dan? &~də trekker. de trekker? ja. dat is de locomotief. zeg maar, locomotief. kan je dat zeggen? locomotief. hoedje op. hoedje op. hoedje op. heeft die een hoedje op? ja. |
dat is de locomotief, zeg maar. hee? nee, ben je niet van plan? nee. nee,. ja. dat is het clowntje en een meneer he? xxx. oh. klaar. klaar. ander puzzeltje. ander puzzeltje? ja. zoeken. puzzeltje. zoeken. puzzeltje zoeken? hier. hier. daar. deze? deze, deze. die is nog wel een beetje moeilijk voor Thijsje, he? ja. oh, oh! gooien. maar ga jij mama maar even nee nee, niet gooien. Thijsje. oh, Thijsje, dat wou ik nou juist niet. hier. oh kijk eens, ze zijn al gegooid. zo, klaar, ja. die niet, die hoeft niet. xxx. oh, oh! oh. xxx twee kindjes. zijn dat kindjes? ja. xxx. even kijken. oh ja. twee kindjes, he, ja. wat hebben die kindjes? twee. xxx. oh, meisje, zal ik jou maar eerst naar bed brengen? ja. nee, is ook niets. hee, kom je? kom je? ho, hoepla. Ien helpen, Ien helpen. moet ik helpen? ja. ja. nou. waar zullen we mee beginnen? Thijsje moet ook wel zelf proberen, hoor. ja. hier. zal ik ze even goed. omdraaien, dat je ze allemaal kunt zien? kindje. beer, beer, beer. beer, vind jij dat, oh ja. doe eerst maar de kindjes, he? ja. nee, die hoort niet. nee, dat past niet. niet. die hoort niet. kijk eens, probeer deze eens. daar. probeer deze eens. niet. met het hondje, het beertje. nee, deze moet je even daar mee proberen. kaka kusje. papa koffie. papa kusje. ander puzzeltje. Peter pak de bak. bak. o die &~ba o. die bak bedoelde je vanmorgen. toen snapte mama je niet he. drinkbak he. koe kan drinken. kan de koe drinken? dat is mam. mama. mama. mama opdrinken. ik zal xxx. zo. Peter opdrinken. o. en ik zie ook nog een schaap. zegt het schaap. doe jij hem aan elkaar. zo. even helpen? even helpen? zo. dat is een mooie wei. kan paard erin. paard kan erin. ja. paard achter hek. paard zit achter het hek ja. en. het schaap? &~hamə. &~hamə. bak. de bak. de drinkbak. de koe gaat even drinken. meisje op de is dat een meisje? meisje zit op het varken he. varken gaat rennen. rennen rennen rennen rennen. zo. even een rondje rennen. het schaap gaat ook even een rondje rennen. zegt het schaap. &~hama. ja. en wat doet de koe? drinken. gaat de koe drinken? klok klok klok klok klok. hm: wat een lekker water. of is het limonade? water. zit er water in? hm:. magnetron. de magnetron. ja. ik hoor het ook. en wat is er nou aan de hand? wat is er nou gebeurd? wat zit er in de magnetron? pap in. pap? geen pap. geen pap? o. hier is nog een hier is een poes. gaat de poes ook drinken? kan de poes drinken? ja. ho. wat heeft de poes hier nou zitten? heb jij ook? hij heeft snorhaartjes. he. hier. zijn snorhaartjes. en hij heeft zijn tongetje uit zijn mond. kijk maar. hoor jij het apparaat? lamp zijn branden. wat? lamp zijn branden. o ja. |
de lampen zijn gaan branden ja. Peter gaan de wieltjes draaien hier. Peter ook. ook. ja. hoe kan dat nou? nog een keer. nog een keer doen. Peter hoe! hoe! o. nou houden ze er mee op. staat ie stil. wat moet je nou doen. ja. zo ja. is dat de tractor. hoe! dat gaat hard. wiel ging draaien. ja. dat wiel ging draaien ja. zo. is dat de tractor? is dit de tractor? boem. botsing. Peter deed &~ə ook. Peter deed &~ə Peter deed het ook. &~tasjkinə. ho. ongeluk. ongeluk hier. ja. zo. daar komt ie aan hoor. daar gaat ie. ja? daar komt ie. Peter deed. Peter ook. nog een keer doen? Jiska, ga eens even weg. boem! Peter Peter Peter ook. Peter Peter ook &~ə. Peter ook. ja. doe maar. zo. even achteruit. en dan gaat ie rijden. ho. doe maar even achteruit. klein stukje achteruit rijden. zo. he. zo. hou maar vast. ja. nou loslaten. nou los. gaat ie vanzelf. komt ie aan. floep! draai hem maar om. ho. zie je. dit is de achterkant. moet je even. klein stukje achteruit rijden. zo. en dan. hoepla. er kan ook een karretje achter. zo. vast. moet ie iets meer. Peter gaat kruipen. jij gaat kruipen ja. ik zie het. bouwen. even bouwen. zullen we een &~fla een vlaggemast bouwen. hele hoge vlaggemast. vlaggemast. ja. hele hoge vlaggemast. Peter heeft &~ə. ook &~ə vlaggemast. waar? laat eens zien. of ga je meehelpen. Peter gaat &~pə Peter gaat &~pə. ho! zo. nog een erbij. o:. poppetje. doe jij het poppetje erop. nou die zit hoog. die kan alles zien. deurtje. zit &~ə open. deurtje zit deurtje zat open ja. kan &~ə vinger in. kan jij je vinger erin doen? o ja. vinger Jiska uit halen. en kan het deurtje nou weer dicht? oe. moet je even zo. klik doen he. of niet? zit het vast? of niet. ja. hier. zit het vast. goed drukken met je duim. deur dicht. deurtje weer open. en wat is dit? oh. kijk nou eens. de molen. doe ik natuurlijk weer fout. zeker zo. wat doet de molen? Peter ook. wat doet ie? draaien. draaien. ja. die kant draaien. die kant op draaien. hij kan allebei de kanten op draaien. zo:. je kunt hem ook hier doen. dan komt de wind. dan gaat de molen draaien. Peter ook. hij draait he. wat is vuilnisbak. vuilnisbak. vuilnisbak? vuilnisbak? is dit een vuilnisbak? ja. dat ziet er net zo uit als de bak in zijn uh vuilniswagen. o: ja. het plaatje dat erop zit gaat nog te ver. hier is ook een vuilnisbak. o: ik zie het. o pardon. dat is het visje. hoort weer ergens anders bij. Peter vis:. visje. hier is het visje. visje. dat visje. dat is een visje. o. als het goed is is er dan ergens hier ook nog wel een vuilnisbak. af. moet ie eraf? ja. ik &~wə ik &~he ik heb hem wel eens gezien. ja. |
ik hoor alweer piep. vuilnisxx. vuilniswagen. vuilniswagen. vuilniswagen. waar gaat de vuilniswagen naartoe? rijden. hij gaat rijden. hier is een vuilnisemmer. kom hem maar even halen. met de vuilniswagen. kan je hem even leeg gooien. hier is een huis. zo. huis maken? mama zet &~ə open. mama zet &~ə open. ja? mama zet &~ə open. mama zet &~ə open. ja. wat zet wat gaat er open dan? magnetron gaat open. magnetron gaat open. o. magnetron gaat open. o. Peter heeft &~ə. abrikoosje. abrikoosje. abrikoosje. lekker:! even wat eten he. anders ben je straks zo sacherijnig als de pieten. Peter. zelf. Peter zelf? zo. slabbetje om. stoel zitten. wil je op de stoel zitten? dat is goed hoor. op je eigen stoel? op je grote stoel? of kleine stoel. stoeltje. zeg het eens welke stoel. xxx. o. daar aan tafel he. gaat Peter zitten. ja hoor. vind fijn. vind je het fijn? Peter ha. goed aanschuiven. verder kan ie niet lieverd. ga maar in je stoel zitten. verder kan ie niet. kom maar. goed zo. zetten we die een beetje dichterbij. mama pakt ook even een lepel. is het lekker? abrikoos. Peter kan heel goed zelf eten he. nou ik zie het. doet Jiska nou? vragend te kijken. ja hoor. daar komt het balletje. ik heb helemaal niet een uur in Rhijnauwen gelopen hoor Frank. nee:. nee hoor. ze doen hier nooit wat met me. nee. ik verveel me dood. precies. ho. mama moet ook opletten he. als er iets valt. dat vind je het allerleukste wat er is. zit jij een beetje te knoeien? daar knoeien. zit jij daar op het kleed te knoeien? op de grond geknoeid. op de grond! zo! op de grond geknoeid? zie het. kun je het zien? zo. mama opgeruimd. truc speciaal. het bevalt hem eigenlijk maar niks dat ik me ermee bemoei hoor. nee:. vrachtwagen. hap zuurkool. doe jij nou maar net alsof je moe bent. he. precies. even schrapen. mama even schrapen. Peter kan lekker eten. kan Peter lekker eten. is lekker he abrikoos. mama dichtbij. mama zit dichtbij Peter. waar laat je het allemaal? he? &~ko abrikoos eten. ja. heerlijk. kom ik even hier koffie drinken bij jou. koffie. wat is dat? koek. koek ja. maar Peter heeft nog abrikoos. eerst je abrikoos opeten. dan is er ook een koekje voor Peter. maar &~i eet eerst maar even je abrikoosje op. ik mag hem zomaar helpen. valt helemaal niet tegen. het is bijna op. Peter mag xxx lamp kijken. Peter lamp kijken. wat zei jij daar? Peter mag lamp kijken. o ja? Peter wil naar de lamp kijken. ja:. mama doen. ja ja. mama. wou je ook nog een koekje? Peter wil. wat is er? lampje zijn. &~n: branden. lampen zijn aan het branden. ja. wil Peter speculaasje? &~m: Peter. Peter? speculaasje? alsjeblieft. dankjewel mama. &~pe Peter Peter wil apparaat kijken. je moet niet denken dat we dat uit zijn hoofd gepraat hebben. nee hoor. helemaal niet. apparaat kijken. kom maar. |
kom maar apparaat kijken dan. oe:! hoe zwaar is Peter dan? hoe zwaar is Peter? dertien ton. dertien ton. draait ie nog? draaien. hij is aan het draaien. lamp. als jij wat zegt. dan gaat het lampje aan. hallo apparaat! staat ie stil? aan. o. hij is aan. hij vindt het zo mooi he. wij zijn daar echt op een gegeven moment op uit gekeken he. ja. de lampjes doen het niet meer. de lampjes zijn uit. aan. was ie aan? weer aan. was ie weer aan? moet je heel hard wat zeggen. hoe harder je wat zegt hoe meer lampjes er aan gaan. je kan ook een liedje zingen. weet ik allemaal niet hoor mama. o jee. nou is ie dicht. open. mama open doen. je meent het. moet je nog wat zeggen. zeg maar hallo! vertel maar aan het bandje. was je wezen fietsen vanmorgen? Peter. koekje niet nodig. nee:. even luisteren. even luisteren. wat hoor je? stofzuiger. standaard he. kun je op wachten. stofzuiger. is het de stofzuiger. Peter stofzuiger aan zetten. doet ie het nog? is ie nog aan? uit. is ie nou weer uit. even luisteren. even luisteren? zit een touwtje aan he. ho ho. moet ie zo? zoiets was het toch. ja. wat hoor je? stofzuiger. stofzuiger. stofzuig ik dacht misschien hoort ie jou hoesten erdoor. ja. stofzuiger. alleen maar de stofzuiger. wie is er aan het stofzuigen?. kun je dat horen. wie er aan het stofzuigen is? lamp kijken. Peter ook. heeft Peter dat ook gedaan? Peter xxx. o. mocht dat? had Peter dat gevraagd. mama gaat even een slokje drinken. moet je even de koptelefoon neerleggen. xxx. hier is je koekje. zo:. koffie:! hm:. en een koekje voor mama. Peter heeft koek. Peter heeft ook koek. wat voor koek is dat? voor mama. die koek is voor mama. maar dit koekje. wat voor koekje is dat? Peter. die is voor Peter. ja hoor. lepel. en een lepel. is een lekker speculaasje. dat wist je eigenlijk wel. uhhuh. dit koekje is voor mama. hm:. lekker speculaasje he. kijk. xxx &~kei koek. lekkere koek. hm. mama vindt het ook lekker. Peter heeft &~ə kassa. jij hebt een kassa. Peter heeft kassa. open. open. dicht. en moet ie dicht? Peter ook:. wat zit erin? in. wat zit daarin? wat is dat?. centjes. centjes. centjes. dit xxx centjes. even een centje in de kassa doen. daar is ie weer. Peter ook. toch een mooi apparaat he. Peter ook:. ja. doe jij het ook maar. in het gleufje. daar komt ie aan. Peter ook. hoepsa! wat is dit? dat is de oranje knop. en wat gebeurt er als je op de groene knop drukt? de groene. xxx oranje. is nog de oranje. oranje. oranje. oranje. ja. dat 0is blauwe. is de groene. groene. ja. het is de groene. die kan &~ə aan. die kan ook aan. die kan ook aan. &~tax: daar gaat &~ə centje in. ja. gaat centje erin. centje uit. centje er weer uit. even. |
poing. open. nu kan ie open. open &~se daar zit ook &~ə centje in. ook &~ə centje. ook een centje he. daar zit welke is dat? past niet. jawel. zo past ie wel. blauwe. de blauwe. goedzo. en als je op de groene knop drukt Peter. wat gebeurt er dan? doe eens op de groene. ja. doe maar op de groene. nee. nee? oranje. op de oranje. nou komt ie uit. nou komt ie eruit. dat is helemaal waar. die past niet. nee. die past niet. die past niet. die ook past niet. die ook past niet. nee. die wel. die wel. in! ja. hij zit erin. aan. uit. daar is ie weer. is toch grappig dat. geleden of zo toen xxx Speel_o_theek xxx. oranje. Peter kan op oranje zitten. toen is ie eindeloos bezig geweest met de muntjes in en uit het laatje te doen. maar dit had ie niet door. nee nee. deze volgorde van uh dingen. en nu ineens het kwartje is gevallen. en uh ja. uh inderdaad. laatje open. ho. het lijkt wel een concert zo zeg. wat doe je nou? de rode? past die ook ergens in? waar moet de rode in Peter? nee. zo doet ie het niet he. doet ie wel. zo doet ie het wel ja. die kan draaien. ja. die kan draaien. doet &~ə niet. doet ie het niet? doet &~ə wel. o. hij doet het wel. zo doet ie niet. zo doet ie het niet. doet ie wel. boem. heb je een zwaar hoofd. moet het even op de tafel liggen. he. oe gossie. o. kan het ook met je andere handje? waar waar moet deze in Peter. in &~ə xxx. o. daarin. o. ja. daar is ie weer. rode. kan niet. in. een rode kan er ook in he. in. nou zit ie erin. blauwe doen. groene doen. groene niet. groene niet. wil je de groene niet? oranje. o. oranje. daar is ie weer. ook &~ə blauwe. o. de blauwe ook. blauw oranje doen. xxx is de blauwe ook. wou je eraf? hee. waar ga je nou heen? xxx. zullen we nog even met de boerderij spelen? met de dieren. hij staat alweer naar dat uh ja. puntjepuntjepuntje te kijken. precies. we noemen het woord maar niet. daar staat ook &~ə paard. daar staat ook een paard. en er staat ook een varken. varken. en koe. en een koe. en tractor. en een tractor o. zo moet de tractor. nou eens even doen. waar is de tractor? Peter heeft xxx. daar is uh: o. dan moeten we het huis een beetje afbreken. zo. en waar is de chauffeur? waar is de bestuurder? hier he. die zat nog op het varken. Peter politieauto. politieauto. Peter Frank toe rijden. ga je naar Frank toe rijden? zo. lampje aan. ja. moet eerst aan hoor. anders kan ie niet xxx. nee. daar komt politie. vogel. ja. vast wel. heb je meestal wel gelijk in. ik hoorde ook iets. doe je nou? handen sturen. |
sturen? Peter zit &~ə aan &~ə sturen. jij zit aan het sturen ja. even dit een beetje goed doen. politieauto gaat rijden. ja. waar ga je heen? op. bank. oh:! Bob. daar is Bob. o:. ga je boven op Bob liggen. o:. die lieve Bob he. Bob Bob gaat springen. wat gaat Bob doen? Bob Bob springen. springen? boing. nog &~ən keer. boem. floep. heeft Bob zijn bolletje gestoten? nee. nee? gaat Bob weer springen? Jiska! Jiska. dat is Jiska. Jiska was even boven. hallo lieverd. gaat Bob springen? boem! xxx. je drukt hem helemaal plat joh. uh boem Peter ook. Peter ook. nou gaat Bob. boven op Peter liggen. gaat springen. boem. heeft Bob nog geen vieze broek Peter? &~ki:n. nee? geen vieze broek. Peter pakt &~ə bal. o. de bal! wat ga je doen met de bal? mammie. ja? wat gaan we doen? &~ma mama zitten. mama zitten? waar moet mama zitten? hier? Peter ook. zit. Peter ook zitten? je komt wel erg dichtbij. hebbes! komt ie. ho! ho. je mag ook meedoen. ja. dit een beetje weg. een twee. komt ie aan. nog een keer. dankjewel. voor Peter. vangen. gevangen. hoepla. vangen. ja. gevangen. ga jij hem ook vangen? hoepla. o: ja. een echte keeper. ga je hem rollen? of ga je hem gooien? rollen. of gooien? op je rug. over bolletje. over je bolletje? oh! waar is de bal nou? Peter gaat kruipen. gaat Peter kruipen? o. o. hier. daar is ook een bal. Peter gaat. kruipen. o. Peter gaat weer even kruipen? nee:. o nee? Peter gaat billen schuiven. ja. daar komt ie. hebbes! stuitert op je schoen he. maar je had hem gevangen. ja. ja. hoe. nou daar kan ik niet tegenop. Jiska die &~fa vangt de bal in volle vlucht. hier met dat ding. ho. wat doe je raar. waar is de bal nou? gaat Peter hem halen. Peter hard lopen. o. je gaat lopen. o. hard lopen. op je neus! boem. he lekker. even lekker lachen. ho. weg is de bal. hard lopen. hoe:! xxx! ho. hee:. die gaat de verkeerde kant op. Peter wil hem wel even halen hoor. o. niet zo xxx. even hardlopen. hee:! o! grapjas. gauw. ga hem halen. ho:! gaat het allemaal goed? ja. ga je hem vangen? pak hem he! pak hem. hier. ga maar gooien. ga maar gauw halen. ja. daar stond geen speler even. nee. precies. gelukkig deed de deur even mee. jij lijkt wel een circushond Jiska. onvoorstelbaar. het is een makkie voor haar. en die blik daarna. dat vind ik zo grappig. van wat ga je nou met me doen? geen punt he. doen we even. misschien moet je maar. proberen haar te leren biljarten of zo. hee Peter. wat ben je aan doen? gooi de bal nog eens hier. Jiska die kan toch niet vangen? Jiska kan toch niet vangen? alleen haar eigen balletje. ik wou net zeggen kan wel vangen xxx. ja. met de bek. zo. kijk. gaat Jiska vangen. |
Peter ook. o. jij gaat gooien. nog &~ən keer. los. zit een deuk in he. hallo. hallo schat. hoi! boem. joepa! o kereltje. boe:. ha. hee. ik laat je gewoon niet meer los. ik laat je niet meer los. o. ga je voetballen. kijk. met je voet. voet. schop. schoppen. juist. ja:. goedzo. Peter voetballen. ga je voetballen. ja:! ga je nog een keer voetballen? liggen. liggen. daar zat ik op te wachten. liggen. xxx. Frank ook liggen. o. Frank ook liggen. nog &~ə nog een keer? mama niet nog &~ə keer. niet kietelen? goed. zal mama niet kietelen. ja:! hebbes. nee. mama doet niks. mama kietelt niet. mama kietelt niet. nee. maar het is zo leuk om je te kietelen. ja. www. Peter zit boven op mama. Peter zit boven op mama ja. dat had mama gemerkt dat je boven op en Peter is er weer af. &~həm niet kietelen. o. niet kietelen? okee. dan hou ik je gewoon vast. hou ik je gewoon vast. hou ik je gewoon vast. hee: boefje. heb je gezien wat dit meisje doet hier? Peter? hier. wat is dat? kind. een kindje. wat doet het kindje? handen. kindje heeft handjes. wat doet ze met handjes? is ze aan het bouwen? bouwen. een hele hoge toren. o. je was expres aan het vallen. oefent zijn valtechniek. oefent zijn valtechniek ja. hij doet het best handig xxx zo. ja. dat heb ik hem toch niet voorgedaan hoor. xxx. is niet voor Peter. nee. je doet het heel keurig. pardon. daar moest je papa voor hebben. weetjewel. op je rug klimmen. hou mama wel een beetje heel he? waarom? waar is dat voor nodig? he? waar is dat voor nodig? is het gelukt? zit je er bovenop? xxx. kijk eens. de tractor kwam voorbij. zag je dat? Peter ook. nee. maar zo werkt ie niet. hij moet eerst een stukje achteruit. zo. hou even de voet omhoog. zo. en nou laat je hem los. doe je voet maar weg. boem. botsing. ho! nou is ie al afgelopen denk ik. eerst een stukje achteruit. bemoei je er niet mee. weg met die handen! hij moet over je voetjes rijden. ja. dat is het idee is goed. eerst een stukje achteruit. klein stukje achteruit. ja? goedzo. en nou &~hu o. nou kun je hem loslaten oor. kun je hem gewoon loslaten. ingewikkeld. kijk. is minder interessant. en je staat boven op mama. je staat boven op mama. dat gaat goed. is iets nieuws. wat deed ie? zo op mijn. benen gaan staan. nog &~ən keer. xxx. mama zitten. maar je had me zelf al om omver gegooid. nog &~ən keer. o. nog een keer? xxx. ja. mama gaat wel weer zitten. Peter ook zitten. moet Peter ook zitten? boven op &~tə ga maar beginnen. meisje. mhm. die gaat naar de ijscoman. en ze kreeg een ijsje. ja. en toen ging ze weglopen. en toen viel ze. en toen ging ze huilen. en klaar. ja goed zo. |
op het strand ging ze een kasteel maken. en toen zei die jongen geef die emmer. zei ze. en toen gingen ze ruzie maken. en toen zei ze wacht geef terug. en toen ging ze huilen. klaar. ja goed zo. nee niet doen. niet aankomen hoor. anders gaat ie uit. en deze? en toen zei ze mag ik met de hond uitlaten? met de bal. toen ging ze rennen. toen ging de hondje die bal pakken. en toen een bot. en ging dat hondje graven. toen ging tie bij de boom slapen. klaar. ja goed zo. nou moet ditte. ja. en toen ging ze naar een meneer. kreeg ze ballon. toen wou ze een ballon. toen zei de meneer. en toen zei ze wanneer komt dat liedje nog dat ene? ja. toen ging ze lopen lopen. en toen struikelde ze daar. en toen &~gi de ballon weg. die ballon gingt weg. toen gingt ze huilen. en klaar was het weer. ja goed zo. waar haal je die? oh hier. zo hier. en toen gingen zij lopen voetballen. toen zei die mag ik die krant? nee hij is van mij. lekker. en toen ging tie huilen. mhm. en toen ging ze een boek kijken. toen had ze wacht eens even. kom eens even hier zitten. een hond en rol. een rol had ze toen. toen ging ze een vis eten. toen ging ze weer slapen. ja goed zo. okee. een hondje die zit &~ga staat op de pot. gewoon in een pot. en daar zit een kikker en een meisje. toen gingen ze slapen. en toen ging die kikker dur uit. toen werden ze wakker. toen zei ze waar is me kikker gebleven? toen ging ze kijken in de laars. en die hond ging in de potje ruiken. toen ging ze de raam opendoen en toen ging die hond ook er uit. en de hond valt zo van het raam naar beneden. en de jongen wordt boos. en dan gaan ze roepen bij het bos. en die hond wil die &~bijendi &~bijenrom rommel pakken. en die jongen zegt hallo is daar iemand? en toen kwam een molletje uit. toen zei die. toen ging tie in het bos. ging tie in een boom klimmen. zei die ook. en toen kwam een uil. en toen kwamen bijen zo op het hondje af. en toen kwam die uil op hem af op dat jongetje. toen zag tie een hert. hij zag niet die hert. hij zag uil een uil en het hondje van hem. en nu ziet ie een hert. en nu gaat ie op die hert zitten. nu gaat die hert lopen. en dan gaat die hondje mee. en dan gaat die hert die gaat stoppen. en dan gaat dat hondje en die jongen in het water vallen. zegt ie “oh”. en het hondje zegt niks. gingen ze in de plons. en toen zat het hondje op hem hoofd. en toen zei die. en toen zagen ze de kikker. |
toen zagen ze de kikker. en toen gingen ze de kikker pakken. zeiden ze daag daag. en toen gingen ze zwaaien. toen was het afgelopen. ja goed zo. hartstikke mooi. en xxx die xxx? ja. mama, hebt een harde stem, he. ja. ja. mama, hoeveel kusjes wil jij? hoeveel kusjes wil ik? eh, vier. een, twee, drie, vier. mama. dat is de deur. Laura gaat weg. zie je? weet je hoev hoeveelste het vandaag is? ehm. nee, ik ik moet in de microfoon praten, nee. nee? ehm, ehm vijf januari negentienvierennegentig al. wist je dat? mama. ja. eh ehm. gaan wij opname straks? ja. mama. mama? ja. weet je xxx. nee Sarah. wat weet je, Sarah? nou, hoeveel tanden heb jij? mmm, eh pf xxx je hebt zestien kiezen en nog twee vier tanden. ja. dat zijn er twintig. twintig tanden heb jij. nee. achtentwintig of zoiets dergelijks. yyy. xxx tellen? tanden en kiezen. zal ik tel tanden tellen even? nee, laat maar. doe maar niet, doe maar niet. mama? maar we hebben een hele hoop tanden en kiezen. mama? ja. heb jij kaasjes? misschien wel zesentwintig, zou wel kunnen. mama, heb jij kaa yyy. xxx. mama, heb jij kaasjes? kaarsen? kaasjes. kaas, of kaars? kaasjes, kaas, kaa. kaarsjes om te branden? ja. ja. heb jij een microfoon? ja, een microfoon heb ik ook. xxx. yyy. yyy. mama. mama, heb jij eennnn kachel? ja, das lekker warm, he, de kachel. heb jij een microfoon? ja. daar zijn xxx! yyy. daar zijn xxx, is onze microfoon, he. ja. hee Sarah, ehm. ja, wat is er dan, mama? ben je blij dat je weer thuis bent? ja. ja? Lau mama, heb jij bloemen geplukt? nee,. nee. nee, je mag wel gewoon praten, vertel maar een verhaaltje. je hoeft niet in de microfoon te praten, je kunt ook tegen mama praten. nee, nee ik praat in de microfoon en ik verstel een haal verhaaltje in de microfoon. ja. mama, weet jij heel erg lang geleden leefde een babietje en dat heette Jezus. zo. ja, en lang geleden in de dorpje van Jezus daar woonde is en moeder en vader. en ze heette Jozes en Maria. en het babietje nou, , ik luister. en het babietje Jezus. en en de ogen geloven ze nooit, van Jezus. Jezus op een morgen, gisterenavond, he, toen. dat, ja,. en toen boorde het babietje, ja. ja, vanavond dat was echt gebeurd voeger, he. ja ja. en toen he en toen he, toen toen geb toen werd mmm Maria wakker. toen maakte ze Jozes wakker. het babietje is geboren! en toen kwamen twee hoe heet ze xxx mam? xxx een ehm os. os. een soort koe, he. ja, is het babietje geboren? zeiden ze toen ja. he, he he, toen he, toen kwam dr een schildpad. ja. in het dorpje en die eet, zo schildpad. en die eette het huisje schuurtje op. ahhh, en verder? en ander schuurtje, niet van Jezus. |
niet van Jezus en jou Maria en Joze, daar was het niet van en toen kwam de drie koninginnen. yyy. jaaa! yyy. wat deden die drie koninginnen? sluipten naar het huisje van Joze en Mariaaa! aah, die sluipten naar het huisje van Jozef en Maria. en toen? en toen klopten hun op de deur. een klopte daar op de deur, hier, een klopte daar, en een klopte daar. ja. en toen, toen kwamen, schaapje. kijk es wat xxx, weet jij hoe schapen lopen? nee. zo, xxx. zo, zo. oh, xxx en nou gaan we opname. zal ik een ander verhaaltje vertellen? ik vond het heel mooi, ja. en brachten die koninginnen nog wat mee voor het babietje? ja, het kipje. brachten ze een kribje mee? kon het babietje lekker in liggen. ja. nou, vertel maar een ander verhaaltje, ja. lang geleden, he, toen was Sarah jarig. weet je welke Sarah? yyy. die Sarah. en toen zei Sarah, toen werd Sarah vier. ja, he! je werd vier jaar, ja. ja. Sarah werd vier jaar. en? toen toen. en wat deed Zwarte Piet? hij sluipte achter me aan. sloop die achter je aan? ja, die ging achter me aan. oh. en toen ging een beetje dichtbij de microfoon, zo hoor je het beter, he. ja. zo, he. toen dan praat ik nog harder, he. ja. toen nee, doe k zelf, he. ja. maar dan hoor je het beter, he, als je in de microfoon praat, he. ja. en toen lang gele xxx van xxx lang naar mij naar school gaan. ja. en dat dee je. toen. maar, Zwarte Piet die eh, die was er toch niet, met begin mei, of wel. ja. was ie er wel bij? jij ging toen naar school toen je vier werd? ja. voor het eerst? ja. weet je wie er ook naar school komt na de vakantie, overmorgen, bij jou in de klas? nee. nee? nee. helemaal niet? nee. yyy. nee, echt niet. echt helemaal naar school. nee. elke dag, niet zo maar af en toe es? nee. Olmo, misschien? of is ie al helemaal op school? yyy. dat weet ik nog niet. nou, de mama van Olmo zei dat ie eh, naar school kwam, na de vakantie. ga ik naar school. ja. xxx! Olmo maar xxx wat papje waar? xxx. wat? wie komt er morgen naar school? overmorgen naar school, Olmo. nee, wie komt er morgen naar school? Sarah, ga je morgen naar school? nee. nee? overmorgen. yyy. aah, nou wil ik even xxx. wil iets in jouw oor vertellen. opname. wat zeg je? opname. opname, wil je dat ik een opname maak? ja. nou. dat gingen wij toch doen? ja, ben ik al aan het doen. goed, eh nou, ga maar wat pakken om te spelen, ja. Sarahs opname maken is een spelletje doen. ja. he, Saar. xxx fijn xxx. mm, ik weet al iets! maar ik krijg em niet te pakken. ik heb het al, hoeft al niet meer, ik heb het al. xxx. |
oh, wat is dat? ssj, beetje zachtjes met die puzzel. xxx. en wat is dat? Belle en het Beest. Belle en het Beest puzzel. dees staat er hier niet op, he, toch niet. welke? zo maak je deze puzzel, he. ja. zo maak je die puzzel. hier is de lucht stukje. hm, oh, wou je die maken? zo kunnen we kijken hoe die gaat, he. toch. ja. zo gaat ie. jij mag meehelpen, he. ja. xxx. jij mag ook meehelpen. ja, maar dan kunnen we beter hier opdoen, want niet in de doos want de doos is klein. de puzzel is groter dan de doos. even kijken, hoor. zullen we eerst alle deze hoekjes, deze stukjes eruit zoeken? ja. dan moet die even nog xxx. alle kantstukjes. ja, alle kantstukjes zoeken wij. ik zoek even deze, ik jij jij doet die stukjes xxx en ik doe deze stukjes, he. en als jij een paar hebt, dan laat je ze weer neer, he, voor mij. zijn alle dit zijn alle kantstukjes. ik zal laat die stu kantstukjes maar liggen op tafel. die mag op tafel blijven liggen. dan ga maar eerst straks alle kantstukjes doen, ja. doe jij de kantstukjes maar even. ik. leg je allemaal goed neer, zodat je het plaatje kan zien. zo, zo, ik haal ze tussen er uit, he, toch. ja, jij haalt ze tussen er uit, ertussen uit, ja. ja. een paar pak ik, he. xxx. die is voor jou. ja. veel kantstukjes heb ik al, he, toch. ik ik hoef niet te zoeken, want ik zie ze meteen. ja. xxx andere stukjes ook wel uitgehaald, he. mijn stukjes zijn al wel xxx toch. mijn zijn allemaal xxx. heb jij xxx allemaal al, he. toch. ja, zo, xxx. zo. xxx gaan we eerst de hoekjes doen, hupsekee. eerst de lucht doen we maar, he. ja, eerst de lucht. nee, we doen eerst even de hoekjes, he. lucht, stukje lucht. eerst even de stukjes lucht doen, he. “stukje lucht, stukje lucht” stukje stukje lucht. oh nee, die xxx. stukje lucht. ik heb er al veel, he. nou, zeker heb je er al veel. xxx lucht xxx. hier, anders raak ik weer door de war, he. ja, leg daar maar allemaal neer. gaan we eerst de lucht doen, ja, gaan we alle andere stukjes gewoon even die kant op leggen, kom maar. zo, ja, goed zo, zo doen we die stukjes allemaal daar, zo. hier xxx bijna deze beginnen, he. ja. hiermee beginnen. yyy. nee, hij hoort hier xxx hoekstukje die xxx hier. deze hoort niet, dus deze hoort, toch. ja. yyy. moet deze hieraan? wie doet dat nou weer, he. weet niet. ik zeg wie doet dat nou weer? en dan zeg jij weet ik niet. yyy. jij mag ook meehelpen! ja, ik zit te kijken. welke het is, he. en die daar. ook nog denk ik. maar dit is ook stukjes lucht! toch. goed, Saar. yyy. xxx. nee, want kijk zo. |
xxx, dat is stukje lucht, toch. die hoort daar niet, die hoort daar niet. even kijken, die hoort, eh deze hoort hier wel, maar hoe hoort die daar nou aan? deze hoort, die hoort daar, deze. zo hoort ie, okee. ja maar xxx. hier, hier is ook nog lucht. hier he, toch. ja, ja, xxx. zie? ja toch. ja. xxx weg, deze hoort daar. toch, deze hoort daar toch. zie je dat? ja, ik denk het wel, ja. ik had em daar van gepakt, hier zitten ook zulke stukjes. toch, van de lucht toch. ja, ook zulke stukjes. ja, en die horen hier. maar wij zoekten eerst stukjes lucht, he. ja, eerst zochten we is oh, heel goed, Saar. ik kan goed, he. nou. wist jij niet waar die hoorde meer? nee. wij hebben deze wel eens gemaakt, he, toch. ja. yyy. je kan het nog beter dan ik, zeg. en die hoort hier, even kijken. kan je gewoon wel op het plaatje kijken. ik weet het ook niet zo goed. ik denk dat deze het is, dan is het ook waar! jaa, heel goed, Saar. yyy. dan is het ook waar. als je het denkt, dan is het ook gelijk waar, oh, xxx zo knap he xxx. ik ben heel erg knap, he, toch. je bent ontzettend knap. ik ben knapper dan jou. een beetje. hier misschien. hier. ik ik weet het goed, he. ja. xxx stukjes. ik denk dat je de hoekjes xxx nu. nu moet je naar een hoekje gaan, kijk maar. zo, ga je steeds hoger, dees, dit is een hoekstukje, hoekstukje. probeer xxx hoekstukje er eerst xxx eerst hoekstukje, denk ik. anders wordt ie daar langer dan aan de andere kant. of niet? ja, zie je, nou zijn ze even lang. zie je, xxx wordt de puzzel langer xxx. moet ik em even hier doen, he. ja. jaaaa. jaaa. daar hoort xxx stukje. hier een xxx stukje. en xxx binnenstukjes xxx, he. xxx binnen stukjes gaan xxx. dat is het makkelijkste, eerst de. ooohh! oeoeh, de rand. zo. de rand en anders doen we zo weer het hoekje, he. ja. en dan doen we steeds weer zo kleiner, toch. straks doen we weer kleiner, he, toch. mag niet xxx begin je nog niet, he, als iemand nog niet beginnen is, dan moet je nog niet beginnen, he. “als iemand nog niet begonnen is, dan moet je nog niet beginnen”, nee. mm moet ik zeg kleinste kleinste klein, he, toch. ja. leg jij ook maar een paar neer alvast. de kan kan daar wel bij, he, toch. ja. oh, valt deze op de grond. is deze hoekstukje? nee, die hoort aan de schoorsteen vast. ij kijk hier deze hoort aan de schoorsteen vast! heel goed Sarah, je hebt al het eerste stukje al. leg em er maar in. ik heb xxx. ja, maar je mag al beginnen he, toch. ja, hoor. knap ben ik, he. een knappe meid, he. kijk, daar komt Laura al. |
wij zijn nog niet klaar wij zijn nog niet klaar met opname, he. nee, maar Laura mag meedoen. Laura mag meedoen. en? xxx! , wacht even! ssj, ik ben nog niet weg, gil niet zo. kijk es! oh, je gaat touwtje springen met de ketting. ja, dat wa dat xxx klein, klein, he. hee, als ik kleine popjes maak, dan kunnen die erover heen springen. oh, dan maak je kleine poppetjes. maar dan moet je eerst klei hebben, of niet. ja, van klei. en dan kun je erover heen springen. ja, maar als als je niet die ketting om hebt. ja. xxx en dan hou k dit vast xxx. eenendertig nee, dertig januari is het, he. het vervolg nu van Sarah en en Jacqueline, hoe vind je dat? wij zijn tante gworden. ja, jullie zijn tante geworden. wee weet je wat een babietje zei? nee. waar is Saar, waar is Sarah xxx tante. waar is Sarah tante mijn Sarah tante! ja. ja, zei ze dat? ja. wat een knappe baby, wat zei hij dat, wat een knappe baby! is echt xxx. enne, hoe heet die baby, Saar? ehm, weet ik niet meer. weet je dat niet meer? nee, weet jij het ook haast niet meer? ik weet het nog wel. maar jij weet het niet meer. zeg het dan! Douwe. Douwe. yyy. en nou de fotoos bekijken. nou de fotoos gaan we kijken. ik weet wel hoe die er uit zien. mag ik ze vasthouden? ja. zo. oh, mijn jas hangt er ook nog, die zal ik ook nog even ophangen. zo. zal ik ze alvast eruit halen? ja? ja, haal ze maar vast eruit. het gaat ook xxx zeer moeilijk. en ik ik laat ze zien zo. ja, jij laat ze zien, okee. ik kom eraan. e ts, ennn weet je, je kan mij ook zien, je kan mij straks ook, je kan mij dan ook zien. xxx ik kom eraan. kan ik jou ook zien dan? ja, je kan mij straks ook zien. waarom kan ik jou zien? op hierop. oh, waar op kan ik jou zien? xxx. fotoos! op de fotoos kan ik jou zien! , hoor, hier niet, hoor, een beetje verderop. aaah! oh, en wie zijn dit dan? eh, Sylvia en Laura. Sylvia en Laura. en dit? Sylvia en Laura. Sylvia en Laura, Laura heeft allemaal Sylvia en Laura, ja. Sylvia en Laura. die is leuk, zeg. ja, Laura. yyy. Sylvia, Laura. kijk! Laura. kijk, Sarah! oooh, dat is Saar, met de hond! en Sarah weer. Sarah en Laura, ja xxx. kijk. oh, die is mooi. tw dat zijn twee dubbel, bij die. ja. kijk, en nu zit ik mijn toetje. ooh, je zit “je toetje te eten”, ja. oh, wat een leuke zeg. en daar zit ze te lachen met Simon. ja. en dat. zeg. heel leuk. die. de hond vind ik ook heeel lief. en hoe heet de hond ook weer? Argos. Argos wat een mooie naam is dat he. |
dat is dezelfde, dit is Laura, die zit heel vies dr toetje te eten. mm, slagroom erover, lekker! dit is een hele mooie hoek, zie je. mmm. jij mag ze ook een keer laten zien, he. ja. mooi zijn ze, hoor. er zijn ook twee dubbel. ja. nou, leuke fotoos, hoor. wil xxx. nou scrabbelen. scrabbelen? oeoeh ja, dan kan je je naam schrijven. ja. we zouden nog een keer je naam leren schrijven ook, Saar, weet je nog? ja dat wou je hiermee doen. ja, we kunnen het ook straks met een pen proberen. met een pen, me en met dit. eerst met dit, he. eerst met dit leren. hee, met die p, weet je wat we ook moeten opname meedoet? dat opname ook zelf met je pen naam schrijven, hierop moet je zelf je naam schrijven. jij dees, jij mag. allebei xxx en jij krijgt deze verder, ik krijg deze en jij krijgt deze allebei. en moeten we a allebei allebei hetzelfde naam, allebei samen, twee twee keer Sarah dubbel. hm:. jij moet steeds Jacqueline dubbel schrijven. ja, ik schrijf Jacqueline dubbel. moet je em wel andersom doen. zo, hier mogen de lettertjes in, anders glijden ze. probeer maar, zet nou maar een lettertje erin. kijk maar, dan glijden ze weg. he, zo hoort ie niet. nee, zo hoort het niet. jij had ze zo gezet, zo horen ze. nee,, jij zet em xxx. ooh, ik zet em verkeerd. ja, das waar, sorry. en zo hoort ie. en wat wil je gaan schrijven? ik ga Sarah, Sarah dubbel schrijven. nou, ga jij maar Sarah dubbel schrijven. dat wil ik dan wel eens zien. es, ik moet een es hebben, sss, de sss moet xxx. twee is, zie ik twee keer liggen, zelfs. een. ja. tw. ik hoef geen twee is, waar zie je die andere is dan? oh ja. die hier, hee, ik had nog een is. heel goed, andersom hoort ie, ja. ss ss ss ss. oh, Jacqueline heeft ook een is in dr naam, toch. nee, das een zje, een zje heb ik, Zjacqueline. dat is niet helemaal hetzelfde als een is. ik moet is straks daar ook een is. ja, ga daar ook maar een is maken. ik doe zelf i je mag ik ik doe xxx, he. huh, welke heb je nou weer xxx. ja, doe maar, zet maar neer, die is goed. a. a. a, ja. je kan ook z zo Sarah schrijven, he. ja, nou, ga nu maar een r maar zoeken nou, de r. xxx die andere ook nog is. oh, daar ook nog een, maar ik heb hier nog xxx xxx. maar goed, probeer maar twee xxx. daar xxx. daar was er een. je draaide em net om. keek je even niet? ja, doe ik hier hoor, bij de andere. yyy. ehm, wat nou? yyy. de r. die? ja. en nog een r. |
ja, heel goed, twee, als je em kan zelf kan maken, dan kan je nou? weet je het nog? ja, laatste lettertje. nog een a, nee, weer een a. nog een a. a, ja, nog zo een. zo, okee, zo eentje dan, he. ja. echt zo eentje? ja. zo eentje? ja. echt van xxx. dat heb ik helemaal niet gehoord, dat je a zei. Saaraa. ja! Saaaraaa. Sarah, waar ben je? oh, hier. en nog een? zit er nog een a in? hoort wel er nog een in te zitten. xxx. moet er nog meer zijn, anders anders xxx een. ja, zie je? xxx. en dan? dan heb je al Sara, maar om em nou gewoon heel mooi te maken, omdat het zo mooi eruit ziet, doen we nog een h dr bij. h? maar dat is alleen maar voor de versiering. deze, die? ja. die moet hier liggen. xxx, zo. ss streep. ik zie em, ik zie, nu k zie er nog twee zelfs van die h. zo,. en die andere ook. hee, heb je xxx. hier moet er nog een bij. die moet daar. nee, hij moet niet daar xxx hij hoor er wel bij. zo schrijf je jouw Sarah. je kunt em ook zonder die schrijven, maar wij doen em zo, omdat we dat mooier vinden. xxx. nounou. ah, we hebben xxx. aha, goed heb ik gekeken, he. heel goed. en nou, zouden we pen en papier kunnen pakken en em zelf gaan schrijven. wat vind je daarvan? ja. de z hoef ik niet te leren meer. ik kijk gewoon hierop, he. hoef je niet meer te leren, nee, die ken je al. ik de maar maar ik wil liever zo leren. ik wil liever zo leren. ah ja. zo is het dat kan ik ook. en die, die moet je xxx. maar maar, ik a al als je hier streep streep doet en hier geen streep hebt, he en dan, als je he als je zo een hebt en niet hier zo n streep had en hier een streep of maar hier nieten dit had wel, da dan had je een hoedje! ja, ja, “als je daar geen streepje had en zo wel, dan had je een hoedje”. ja! eigenlijk kan ik het dit niet doen, dat doe jij nu, he. en moet streep kan ik zelf doen. ja. s makkelijk. ja. kijk, doe je gewoon zo. ja. en de die is makkelijk, streep maken, en daar een streep en dan zo. nounou. en zo. deze moet weer zelfde, en deze. hou op! ja, ze zijn aan het toeteren. verstaan we jou helemaal niet als ze zo toeteren, he. mm. van wie is deze? van wie is deze? ja. vannn jou. Jacqe. Jacquelien, van de l, van Jacquelllien. en waar hoort die? zal ik mijn naam es schrijven? daar. ik weet niet of we alles hebben dan. ook dat laatste? nou. die, sja Ja, cqueliennnn. Jacquelien, sja en een en dit xxx heb ik xxx. |
jij xxx zelf waar die hoort. deze doen. ik heb een heeeele. deze deze doe ik weg, he. ja. en maar deze niet, he. die is voor xxx naam. nee. en die die die. xxx. even kijken hoor. en die is voor xxx, ja. nou moet ik nog een c zoeken. even kijken, hoor. xxx. wat is een c? wat is een c. zit waarschijnlijk een c in xxx. die heb je daar al gedaan, he. nee. heb je die daarop gedaan? nee. heb heb je die ja ja, dit is een c. ik heb een hele rare naam, die schrijf je ook heel raar. en nog een u, deze. dan e, dan een l, dan een i en dan een n en dan moet er nog een e achter, die kan er helemaal niet meer bij! zie je, dan moet ik het volgende bordje gaan gebruiken. ho. ze kunnen er niet meer bij! mag wel hoor, mijn bordje. xxx. dit is mijn naam, zie je. wat een mooie naam heb ik, he. nou moet ik het doen. moet moet dees, hoe kan ik die daar uit halen? hoe kan ik dit er uit halen? mooie xxx. moet ik zo doen, het eerste, en en dan weet ik dat het hier stond. zo. en dan deze. ja. en dan deze. je moet ze wel in de goeie volgorde laten staan, als je ze omdraait, dan wordt het iets heel anders, dat zo gaat dat met schrijven. he, ik zie helemaal niks! zie xxx. zie je helemaal niks? nee. staat er niks op? de achterkant toch niet. dat is toch raar? op de achterkant staat niks op, nee. das ontzettend raar is dat. de winkelmevrouw heeft dit spel gemaakt. ja. en brei die mevrouw, die heeft die gebreid! ja. die heeft de trui, de dikke dikke trui gebreid, en lekkere dikke broeken gebreid, lekkere dikke tshirts gebreid. en die xxx, die moet daar weg, zo, zo, kan deze. schrijf je zo jouw naam? ja. yyy. en dit xxx. hier en daarna deze. en daarna deze. ja. en daarna deze. daarna de q. is dit de q? ja, en dat is de u. en. weet je welke dat is? xxx. nee. die kan je ook schrijven, dus. kun je em ook zeggen? die kan ik ook schrijven! ja. de e. oh ja, de e. en deze, deze weet je misschien wel. de l. de l, ja, heel goed. en deze is de een. de een is dat, maar dat is ook de i. eigenlijk hoort er een puntje op, dan is het een i. als je em zo schrijft is het eigenlijk gewoon maar een een. en dat, deze, kan je die? de n is dat, de n. dit is die kan ik ook schrijven. ja. die kan ik ook schrijven. ja. en ook is zo, die letter. ja. goed he, knap, he. |
ja, is papa al naar het babietje geweest dus? ging het goed met Manon? ja? gaan jullie van de week een keertje kijken? ja, die ook. xxx. ie tante Saar en tante Laura. yyy. leuk he, hee Saar, hij kan nog niet echt praten hoor, dat is een grapje van papa. die weet je het nooit. en als het echt waar is? nee. hee Saar, hoe vind je die slaapzak? willen jullie die wel geven aan de baby? jawel, als als ik naar hem toe ga. wil je dan ook een mooie tekening of iets anders erbij maken? en wat wil je erbij maken? wat vind je leuk om voor de baby te maken? ee ja, ik weet al iets. die dieresaurus die die ik zo xxx die die geef ik aan hem en dan gaat ie schrikken! oh, wil je het babietje laten schrikken? yyy. nou, hij kan dat nog niet zien denk ik echt. niet echt. en als ie het heeft gezien? en als die ziet dat het een dieresaurus is? dan gaat ie echt schrikken. gaat ie dan echt schrikken, nou. dat is een leuk idee, he. vind je niet? deze, deze xxx. oh, die dinosaurus, ja daar gaat ie ontzettend schrikken. haaa! xxx xxx in een plastic tasje gedaan in de keuken, oh nee daar. in eh in de gang. die xxx. plastic tasje. en dan had ik nog een boekje, daar staat ook een dinosaurus in. ga maar kijken. ja, snel! xxx. pak het tasje maar. xxx ik zie niks, ik zie geen tas. plastic tasje bij de laarzen. bij de jassen, ja. , ik zie hem! xxx doe de deur maar dicht. dan hadden we nog dat vliegtuig dat Laura hadden we dat boekje gekregen kreeg en daar stond ook een dinosaurus in. xxx. hee, dit is ook nog een dinosaurus xxx eigenlijk wel mee xxx. het kraakt even heel erg, maar dat is zo voorbij, hier. even wachten, en je xxx toen xxx poppetje gekregen. xxx. hier, zie je? die is van mij. kun je ook mee naar school, dus hier staan alle spullen die je morgen mee naar school neemt xxx. ga maar zoeken, kijk maar waar aanwijzen. ja je mag het best aanwijzen, maar ik kan het niet zien. ga maar vertellen. wat zie je allemaal? kindje loopt ja. bij het huis. ja. en die weg bij het huis. ja. en die op de stoep. ja. en kindje wou. en en toen ze naar hem. ja. en toen ze hem. en toen ging ze hem opeten. ja. en toen ging tie een zo op zo'n steen staan. en toen jankt ze. oh ja. kijk. ja goed zo. even kijken hoor of er nog meer zijn. ja kijk hier is nog zo'n verhaaltje. wil je die ook vertellen? gaan lopen met zun kleren uit. eentje met zun broek aan en eentje niet. en ze spelen nou buiten. en nou zat dur een te vissen. en toen had ze emmer bij. |
en die hem. en toen had ie emmer bij. ging tie vissen. ja. klaar? ja. heb je het helemaal verteld? ja. goed zo. is komt er nog een? ja. oh. een is bij zun vader. en die kijkt naar alletwee. en eentje. en eentje rennen hond. staat de hond bij een kindje. de hond is nou alleen. en die hond is nou aan slapen. goed zo. moet nog een zoeken? ja. ja gevonden. nog een. een een had de vader ballonnen. en een geeft de vader een aan de kindje. en die kindje had hem. en die kindje laat hem los. en die kindje janken. xxx. ja goed zo. je nog een zoeken? ja. tie daar neer? ja daar heb ik ze neergelegd. kan je ze dan beter zoeken? ja. vader ging lezen en een zat er op de grond. en een had er koud. een ging zo achter zitten. kindje naar die vader. toen die op de bankje zat zat ie helemaal op de bankie. ik ga ook anders kijk. ja? en eentje &~s zat er hier alweer bij zun vader. ja. toen zat de vader boekie lezen. en toen rent dur een. en toen ze. heel anders zo? ja maar je moet zo. die kant op. ga je verder. nog? moet ik nou nog zo? ja. waarom? doe die nog maar. die heb je nog niet gedaan toch? nee deze. ja die heb je nog niet gedaan. deze? ja? die die vader rent en die kindje rent. ja. dat laatste plaatje heb je die ook verteld? ja. dit laatste plaatje? ditte die hele verhaal gedaan hoor. oh okee. en nog een. kindjes twee kindjes zaten op de bank. en eentje had de touw vast. en een poesje had de bal. en het poesje wou dat vis. en die poesje had hem. en die poesje ging toen slapen. ja goed zo. keurig. zo ga maar vertellen. de hond kijkt daarheen. en de kikker zit daar in. en het kindje zit in vaas. en die kijkt kindje naar de kikker. en die lamp schijnt ergens. op de bed. &~m met allemaal poten. en die maan &~s &~s &~sie zie je door de ramen. gaat nog meer een verder. ja goed zo. en dan slaapt ie. en de kikker die slaapt. en die gaat die kikker heel zachtjes dur uit. en dan kijkt ie met die hond. kijk daar is de kikker weg. en toen &~gi gingen ze hier onder zo kijken. en toen toen ze hem daar. en toen keek tie in een viskom. op de ramen. en toen ging tie buiten in de viskom kijken. en toen &~wa zat ie ik heb een touw. had die lamp die schijnt &~e &~oof over die poten. en hij kijkt. hij doet de raam open. en hij gaat uit de raam op de muur. en toen &~sa ze allebei dur uit. wat was dat nou wat wat hoort? de verwarming oh. die maakte een tikje. hij hij roept. |
ik heb eigenlijk een vieze neus. moet je hem even snuiten? een kindje roept en hij staat bij de boom. en de hond kijkt met zun poten omhoog. de bomen zijn kaal en vol. en hier ook maar dan zie ik het niet. en hij zag de andere boom niet. hij zag ook niet dat huisje en ook niet dat &~hee heel grote steen. ook niet de bloemetjes. en hij xxx kijk daar in de boom is een gat. en. en toen zat ie bij een noot op de boom. en die hond wou hem pakken. en die andere kindje kijkt naar de grond. en andere &~g &~g ging de hond proberen op de boom. en hij wil hem opeten. &~h &~h het die kindje had een neus. en hij kijk ik zit in de boom. ik wil bij jou xxx. ik sla het allemaal een paar keer dur over. sla je het allemaal over? dat is niet de bedoeling? nee. nee zo is het beter. zijn die al klaar? die heb je allemaal al gedaan ja goed zo. deze heb ik al gedaan. ja. en kindje met zun poten omhoog en met een arm naar zun been en een arm omhoog. en die hond ging rennen xxx bij de boom. vliegen spikkeltjes spikkeltjes. kijk kijk nou hier zijn toch spikkeltjes? ja hier zijn stenen en hier gras overal. kijk ik op de berg. en en toen klimt ie dur op. en toen staat ie dur op. de vogel ging toen lekker vliegen. en toen zat die vogel lekker. en de hertje met zun ogen dicht. en toen ging tie rennen rennen. en hij gaat weer terug. xxx xxx. en deze. oh is dat zelfde? mhm. en hij valt xxx xxx. kijk oh oh ik. ik ook. en toen ging het jongetje hem beethouden en de poten stonden niet recht. kijk. staat er iets scheef? ja. de boom? kijk maar de voeten van van het hondje ja. en hij valt kijk hier. ja. jij mag het niet helemaal zien. nee de rest mag ik niet zien. oeps hij hij valt nee ga maar deze vertellen. hij valt in water en nou &~sa zat ie hier boven. en die hond &~h zat ook op zun hoofd. nou nou zijn ze allemaal dur uit. en kijk hoeveel ik er nou heb. ja. leuk. mijn broer kan al tellen mun broer. ja jij ook? ja. want mijn vader het geleerd mhm. bij mij. mhm. hij gaat met die kindje staan. en de hond zit daar op op de stuk boom. en die zit nou dur af en heeft het helemaal verstopt. kijk dan hier. mhm. en toen was het &~afgu nee nog niet. deze kan nog. maar die laat ik overslaan. bijna, nog twee. moet ik dan nog daar en die doen? ja. doe maar deze. de kikker gaan die zeggen ook. die praten ook. ja. en nu. die kijken. je kan ze ook zo pakken als je klaar. |
ja nou doe dat maar niet anders wordt ie zo lelijk? ja. ga maar verder. en een zat op zun hand. en daar zaten allemaal babies. en daar nog een baby op zun hand. kijk dan. ja hartstikke mooi. prima. ja hier ook hoop hoop kikkertjes gedaan. ja? afgelopen? qui è presente una famiglia. composto da un'orso, che è il padre, la madre e la figlia. uhhuh. e qui c'è una ranocchia. sì. qui ci sono il padre e la madre che. credo che stiano attraversando. eh. e questo qua? è la macchina del vigile. eh. e questi due chi sono? questo è il vigile e la. vigilessa. ecco! e questo? è il cartello che indica Roma. e qui dove sono? qui la famigliona è arrivata a Roma. e il padre guarda dalla finestra la città. ecco, e qui? qui è arrivato il poliziotto che gli da tre biglietti. qui credo che questa sia la nonna. uhhuh. e qui la nonna si siede e si mette a fargli compagnia. e queste cose qui? gli ha portato una caramella. infatti. qui la famiglia ha deciso di andare allo zoo. uhhuh. arrivano davanti al cartello e vedono attaccato sul tronco c'è il serpente e qui accanto alla scritta zoo c'è una scimmietta che fa l'acrobazia. qui hm: c'è il padre, la figlia e la madre che stanno davanti all'elefante. la madre vede il cartello con la scimmia che indicava di qua. e. vanno. sì sì. qui la madre vede il hm: vede la scimmia con il figlio che sta mangiando una banana. e anche la madre sta mangiando una banana. qui sono sempre davanti al cartello dello zoo però il padre, la madre e la figlia e la ranocchia stanno andando via. qui sono presenti un porcellino che. sembra un musicista. qui c'è la nonna con il pappagallo e qui c'è la madre. un orso. qui il hm:. l'orsetto. non lo so dire. il nipotino è andato a casa della nonna e gli ha portato un mazzo dei fiori. su questa altra pagina succede che il nipotino da i firori alla nonna. uhhuh. la nonna gli ha preparato dei dolcetti. vanno in salone. si siedono sulla poltrona e hm: il nipotino prende un dolcetto e se lo mangia e dice che buono! poi il nipotino. dopo aver mangiato. si alza e va a prendere il pappagallino in mano. uhhuh. e la nonna si mette un po' a ridere. invece qui c'è il hm:. no il postino. che ha portato la posta. sì. qui la nonna va dal postino e gli dice grazie. alla nonna si spaventa perché il pappagallo stava scappando e gli cade la posta per terra. sì. invece. il nipotino. da bravo. va dietro. davanti alla finestra e prende il pappagallo. e così il nipotino, la nonna, il pappagallo e il hm:. il postiere. il postino hm: ridiventano di nuovo felice. even overnieuw beginnen ja? meisje. ja en verder? ook een meisje. ja. een ijsman. ja. die geeft de ijsje. |
die de ijssie. die gaat zun ijsje laten vallen. en die huilt. de bel is datte. ja telefoon. kijk. ja. daar. dat is de telefoon ja. dat was het? was je klaar? een meisje en een huis. bladeren. ja. en die gaat zun ijsje laten vallen. ja. en die geeft een ijsje. ja goed zo. doe hem maar dicht. ja leggen we hem hier neer. en dan gaan we de volgende doen. die begint ook weer hier. en dan gaat ie zo jongen en een meisje. jongen en een meisje. jongen en een meisje. jongen en een meisje. jongen en een meisje. jongen en een meisje. ja maar wat zie je nog meer op de plaatjes? nee. jongen. jongen. een jongen. een jongen. een jongen. ja en wat gebeurt er allemaal? die pesten. ja. en verder? ja. wat kun je nog meer vertellen? die meisje wil die emmertje. ja. en die gaat huilen. ja. en die man wil vissen vangen. die wil daar die vissen in doen. ja. en die neemt die emmertje mee. ja. en die wil het. ja. dat is het? een man. man. ja klaar? okee. zo en nu de volgende. hier is het begin weer ja? en hier is het eind. &~m een jongen een man een meisje. meisje bal. hond en bal. hond meisje en ding. en hond bal en een hond. ja. ja. en wat gebeurt er nog meer? en die meisje gaat het xxx wegrennen. en die hondje gaat het pakken. ze gaan met de hondje spelen. zegt die meisje ja. dat was het? een man. ja. een jongen. een meisje. ja is het klaar? ja. okee. ja goed zo. ook weer hier beginnen? een meisje. ja. een meisje en een jongen. &~m een meisje. een man. een meisje. een meisje. een meisje en een boom. ja en wat gebeurt er allemaal? die gaat zun ballon weg &~ha doen. wat gaat ie wegdoen? ze gaat vallen. en gaat zun ballon weg. ja en verder? nee? klaar? klaar &~u. is wel plat. ja. een jongen en een vader. een vader en een jongen. vader en een jongen. vader en een jongen. vader en een jongen. vader en een jongen. ja. en wat gebeurt daar allemaal? gaat ze op zun billen vallen. ja en wat zie je nog meer? gaat ze huilen. ja. en gaat die jongen die krant pakken. ja en verder? een man. ja. ja en bomen. mhm. en gras en een bal en een banken. een wat? bal banken. banken? ja. ja. daar zat die vader op. ja. dat was het? klaar? banken. ja okee leg hem maar neer. goed zo. kijk eens hier is er nog een. die begint ook weer hier ja? &~m een meisje een moeder en een hond. meisje poesje visje. meisje poesje poesje poesje poesje. ja en wat gebeurt er allemaal? en poesje eet die visje op. ja. en en dat wou die meisje geven. ja. en en de poesje deed datte. ja. |
en die meisje geeft een visje aan de poesje. ja. tijger vind ik lief. ja vind je die lief? ja. ja. en poesjes poes hondje. poesje poesje poesje en een poesje. ja goed zo. klaar? okee. leg hem maar neer ja. begin maar. een hondje en een kikkertje en een jongen. ja. en hier waren ze in de kamer. en kikkertje ging in de bakje. ja. en die hondje zag het. ja goed zo. kikkertje was weg en die ging dur uit. ja. en die was weg zo uit de bakkie. ging ze dan weg. en die hondje heb die bakje op zun hoofd. en die kikkertje was in het laars van hem. ja goed zo. en die naar de raam. en die hondje &~g was uit de raam gevallen. en die jongetje lag ging dur dur uit springen. en die hondje wou op het boom. en dat jongetje zag een muisje in een holletje. en daar was het xxx van een eekhoorn. wat wat van een eekhoorn? wat is dat? hoe noemde je dat? een neutje. en die in de boom een jongetje. en toen ging die muis weer naar buiten kijken. en toen was het en daar waren de vliegen in. en de hondje ging daar. en daar waren ze al in. een uil. een hondje ging wegrennen. dan kwamen de vliegen achter ze aan. en daar was de hondje. en daar was de uil. een uil ging vliegen. en de hert en een hondje en een jongetje en herst was daar. en die gingen jongetje. en hert was niet op zun kop. een jongetje ging vallen. en een hondje was gewoon op de grond. en toen gingen ze zo vallen. de hondje is sterk. gingen ze naar beneden. en toen waren ze in het water. zo met zun hoofd in het water. dat was een haai. dat was zogenaamd een haai. ja. een boom is dat. een boom. daar waren kikkertjes daar. mhm. en daar waren kikkertjes achter die boom. ja. en die waren. moeder en de kindje. en die waren heleboel. en waren dur heleboel kleintjes. afgelopen. goed zo. dat heb je mooi verteld. dertig april 'smorgens. en en wij maken een gezellig. wat maken wij een een gezellig. een gezellig avondje! aagdagje. aagdagje nemen wij. vandaag. mag ik een hapje? ja. o. een twee drie,. huppekee. is dat nou je huis of is dat nou je auto? uh &+mə mij mij huis. jouw huis. Pepijn niet doen! nee! mij. nou. pas maar op. zodalijk drinkt ie je melk op. nee hoor. uhhuh. ga je het nou zelf gauw opdrinken. mm? zo. &+m dalijk eet jouw kaas op. ja. en jouw thee! en mijn thee ja. mag ie niet he? &+hel helemaal stiekem! ja. xxx. he Pepijn. mag je niet hoor! en dan daar dan heb je helemaal verdriet. ja! jij jij ook! uhhuh. moet jij nieuw thee inschenken. ja. heb ik gelukkig nog wel. ja. maar niet echt thee. uhhuh. |
maar Pepijn lust geen thee hoor die lust alleen maar melk. en water. aah! &+ma maar water mag je. van mij wel opdrinken hoor. ja. van mij ook. &+ma maar niet mijn melk. nee. zit een knoop in. uhhuh. &+lœsə de knoop d'r uit doen? waarom? dat vind ik niet leuk. ja maar dan kan je hem niet om je nek hangen. als de knoop eruit is kun je hem niet om je nek hangen. o. zie je nou wel. ja. nou is tie los. nou die strik is veel te klein! die strik is veel te klein mam. die strik. laat die strik dan nou maar. nee. ja. ik wil stukje. van dat afknippen. &+mm pak die schaar dan maar. maar die is daar. waar? daar! ja. dat kun je toch wel pakken? die pak je anders toch ook altijd? ja. voorzichtig voor de plant. nee. ik zie hem niet. niet op de televisie? ligt ie niet op de televisie? nee. mm. nou eens even kijken. o hier ligt ie. hier. hier. alsjeblieft. kan ik niet bij he? nee. daar kon je niet bij. ik wil ook ook &+m. in in mijn mus knippen. in waar wil je in knippen? in in mijn muts. in je muts? ja. o? &+ɛmə in me &+itija indianemuts. indianemuts? ja. o? um het is toch feest? uhhuh. maar het is toch geen indianenmuts? op een indianemuts zitten veren. een koning bedoel ik. daarin &+knɨ knipjes. heel klein knipjes doe ik hoor. nou maar dan maak je hem helemaal kapot. dat vind ik zonde! xxx. zo mag toch wel? xxx. ah nee! ah nee! doe nou niet! dat moet je niet doen. wel. nee. dan maak je hem echt helemaal kapot. neem nou maar dat andere papier als je wil knippen. je heb zo ontzettend veel ander papier. o. xxx. nee. mama. ik heb. dit ook gedaan. doe nou met dat andere papier. dat is ook gekleurd papier. mm. ja. maar. &+d dat is niet zo groot als dat. ja dag! ik heb wel een ander stuk papier. dat dat is net zo iets als dit. o. kijken dan? xxx. net zo kleur. ja. bijna net zo. maar niet dat. hoort bijna zo. kan nog wel in knipjes doen. knipjes. knipjes. knipjes. ik doe het helemaal zo. o. dit. dat is een end knippen. he? moeilijk is dat he? mmm. &+mul moeilijk dit knipje. dan moet je ook niet zulke lange doen. je kunt toch ook kleine stukjes afknippen? nee. ah! knip. andere papier. ik knip stukjes daar. nee. dat wil ik niet hoor. zo. nee. wel. voorzichtig want anders gaat de thee over de tafel. zo. dit. Hein een een schaar moet je &+hə &+bəm uh gebruiken om papier mee te knippen niet andere dingen. he? wel. nee. niet. daar is ook xxx daar mag je knippen xxx. goed? je mag niet alle papier kapot knippen. dat mag niet. maar dat wil ik doen. dat vind ik niet goed. |
dit papier mag toch wel? &+lə dit papier gaat niet. nee. is veel te stijf. dat is karton. nee. ook papier. hoor? uh olifant. olifant? oliebol ben jij. ja. jij bent een oliebol. oh jij ook! niet. wel. &+jəwɛ jij groot en in de. kleine oliebol. mm. jij bent kleine oliebol. he? en grote oliebol! een grote oliebol. een kleine oliebol. grote oliebol! dag kleine oliebol. nee. dag grote oliebol. dag kleine oliebol. geef een hand. dag olifant. nee. nee. geef een hand. geef een hand? nee. mam? mm? geef eens een kusje op. uh zo. &+bə jij mag d'r ook in hoor. ja. maar dat huisje van jou is voor mij te klein. dat gaat niet. kijken dan. ik kan d'r niet in. kijken dan. ik ben veel te groot. kijken dan. nou dat gaat niet. kijken dan. o nee! ik pas d'r helemaal niet in. zo. ik ga een kopje thee nog inschenken. &+wɨ &+wɨl wil jij dan een boekje voorlezen? uh ja? ja. zo dadelijk. neem eens een hapje van je brood. nee! he. nee zeg ik. huh. xxx. xxx. jij eet eerst je boterham op. een stukje kaas? ja? ja? ja. uh nee. zo snijen. dit is het vervolg van dertig april. kikker in je bil. kikker in de bil. moet die die voorlezen. uhhuh. maar ik moet eerst m'n beschuit opeten hoor. op! kijk. xxx. gaat zo zitten. uhhuh. ga je vandaag feest vieren? ja. ja? jij toch ook? ja. wat gaan we straks doen? zwemmen. ja. maar niet helemaal in blote blote &+fɨ: wil ik. maar mij &+pim piemel wil niet nat. mag je piemel niet nat worden? nee. o? moet je dan een zwembroek aan? ja. o. is dat geen lekker gevoel als je piemel nat wordt. nee. maar in badje wordt je piemel toch ook altijd nat? mm? maar niet in het zwembad. nee. dat is waar. nou we hebben een heleboel mooie zwembroeken. en en ik heb ook een mooi &+sxɛm zwembroek. ja. met kleurtjes. met allemaal kleurtjes d'r op. Joke d'r op. sta ik er ook op? ja. o? dat is leuk. nee! niet in mijn beschuit knippen. vind ik niet leuk. he. waarom dan niet. mm. nou jij nee! &+nœ neus knippen. nee hoor. knip je eigen neus d'r maar af. nee. kun je niet meer ruiken. zou het maar niet doen. he? nee. &+pə: Pepijn zijn. oren. nee hoor. nee. daar moet je niet in dat is heel dun. bij katten. dat doet heel erg zeer. dat mag niet hoor. dan gaat Pepijn heel hard miauwen. he Pepijn? dat mag ie niet doen he? nee. wel. mm. wel. o. o! zo zo! dommerd. wat zeg je? &+jɨ dommerd. wie is er een dommerd? &+pə ik. o! mm. ik be ben een dommerd. o ja. ja. wat gaat er gebeuren? jij moet. boekje lezen. o. die! van Jip en Janneke. ? jij was de dief zegt Jip. dan was ik de politieagent wat moet ik dan doen zegt Janneke. |
jij moet sluipen zegt Jip. dieven sluipen altijd. je moet sluipen en het is donker. is dat zo? ja? wat doen dieven altijd? weet ik niet. nou. nemen stiekem iets mee wat niet van hun is. mm. dan komen ze hier binnen en dan nemen ze mama's televisie mee. dat is niet lief. dat doen ze heel stiekem. in het donker. Janneke probeert te sluipen. maar ze weet niet zo goed hoe ze dat moet doen. weet jij dat? weet jij hoe je moet sluipen? nee? nee? probeer het eens. probeer jij eens te sluipen. op de grond. ja. maar. &+m sluipen is heel heel moeilijk. ja. ja. dat is niet sluipen. dat is kruipen. sluipen. dan moet je heel zachtjes. kruipen. heel zachtjes dat niemand je hoort. ja. zo. ja. ja. dat is sluipen. nou sluipen als &+m muis. ja. ja. nee zegt Jip niet zo maar zo. kijk. en hij doet het voor. o ja zegt Janneke. en nu moet jij inbreken zegt Jip. en je moet uit de kast iets stelen. Janneke doet de kast open. wat moet ik dan stelen vraagt ze. dat weet ik niet zegt Jip je ziet maar. Janneke pakt een bordje uit de kast. en ze loopt er hard mee weg. ik ben een dief gilt ze. ik ben een houtje dief. en de politieagent komt haar achterna. hij heeft een stok. en hij pakt de dief vast. ziezo zegt de politieagent nu moet je met me mee. de dief schreeuwt. de dief rukt zich los en de dief loopt weer weg. ah! daar valt het bordje. het is wel in honderd stukken. dat moet niet he? de dief en de agent staan allebei te kijken. heel treurig. en moeder komt binnen en zegt wat is dat nou. hoe komen jullie aan dat mooie bordje. en wie heeft dat gebroken. ik was een dief zegt Janneke. en ik was de agent zegt Jip. en ik heb de dief gepakt. nou. het is weer mooi zegt moeder. ik zal jullie allebei opsluiten. maar ze doet het gelukkig niet. ze is alleen een klein beetje boos. en 'savonds als Jip in bed ligt. vraagt hij moeder. er komt toch niet echt een dief? nee hoor zegt moeder er komt geen dief. dan gaat Jip slapen. weet jij wel wat stelen is? of heb je dat niet begrepen uit dat verhaal? mm? wat denk je dat het is? inbreken? weet je wat inbreken is? dan gaan ze de deur openmaken. of openbreken. maken ze een gat in het raam of een gat in de deur. en dan komen ze stiekem naar binnen. zo. nu een ander verhaaltje. zo. nou nou die. ik zal. het apparaat maar even afzetten want okee marcel begin maar. mirjam een klein meisje van zeven jaar had van zun moeder um drie gulden gekregen. om een ijsje te kopen. toen zag ze daar een ijsmevrouw &~mevrouw. ze verkocht allemaal ijsjes. ze ging er naar toe. |
ze kocht een sorbet van drie gulden precies. had ze geen geld meer over. ze ging naar huis. maar ze struikelde over een steen. ze viel. en de sorbet viel op de grond. en ze kon het niet meer eten. ze begon te huilen. ze zei “mama mun sorbet is weg”. um de tweede beginnen? &~m ja. ga maar verder ja. johan en willemien waren op het strand. willemien &~ma maakte een mooi kasteel van zand. johan die ging lekker vissen. johan werd boos. hij zei “ik heb een vis gevangen”. “ik moet die emmer hebben”. willemien zei “nee die emmer is van mij”. toen &~k kwam er ruzie. ze begonnen met elkaar te vechten. willemien zei “nee die emmer is van mij”. en johan zei “nee die is van mij”. johan pakte hem. was zo sterk. hij pakte hem en liep weg. willemien wou ook nog pakken. maar het lukte haar niet. hij was te sterk. ze begon te huilen. um johan had dus de emmer. en hij kon daar lekker een vis in doen. ja. nummer drie. jan vader. en en uh uh susan. dat maakt mij niet uit. &~wou wouden voetballen. nou susan pakte de bal. en ging lekker spelen. maar toen kwam de hond terry. hij sprong naar de bal. hij hij. maar susan zei “nee niet doen”. “die hebben wij toch”. “hier jij krijgt een lekkere bot”. terry pakte de bot. hij hem. en ging toen lekker slapen op de bot. een meisje willemina. was lekker op stap. &~h &~z &~z ze &~pa lekker in het park. wat zag ze daar? een meneer. allemaal ballonnen. ze vroeg hoeveel geld het kostte. de meneer zei “nee meisje het is lekker gratis voor jou”. ze zei “dankuwel meneer”. ze ging lekker met de ballon spelen. maar ze liep langs een boom. ze struikelde. ze liet de ballon. los. en de ballon vloog weg. ze begon te huilen. ja. nummer vijf. een jongen jongen rik liep liep lekker en zag een bal. hij &~s ging lekker met de bal spelen. maar meneer jansen die zat op een ja bank. en die uh jan die dacht “uh voetballen vind ik niet meer zo leuk”. “hij leest een krant”. “laat ik die krant lekker afpakken”. hij pakte de krant. hij er hartstikke hard aan. zo hard als hij kon. en pakte hem. hij rende weg. de meneer rende hem achterna. hij pakte hem en gaf hem een paar klap voor de billen. hij begin te huilen. um meneer jansen &~g kon weer lekker verder lezen in de krant. ja. en het laatste verhaaltje. nummer zes. moeder en mirjam zaten op de bank. mirjam vroeg “mama mama”. moeder zei. “wil je een verhaaltje voorlezen”. moeder zat een verhaal voor te lezen. maar. &~ju hoe heet ze ook alweer? mirjam. &~mi mirjam die die vond het niet meer zo leuk. ze pakte een &~k klosje. wol. want ze had ook een poes. |
ze gooide het naar de poes en ging met de poes spelen. de poes had geen zin meer. &~s mirjam die pakte toen een lekker visje voor de poes. de poes het op. alleen de &~g visgraat niet. toen ging de poes lekker slapen. en mirjam had dus niks te doen. okee. prima. okee marcel begin maar. een jongetje die marcel heette zat lekker op een stoel. en hij had niks te doen. wat zal hij uh doen? hij had een kikker gevangen. wat zou hij nou met de kikker doen? hij had een hond die heette sjomet. sjomet. keek naar de kikker. maar het wordt avond. moeder zei “marcel je moet naar bed”. marcel ging slapen. en sjomet ook. maar marcel had vergeten er een dop op te doen. dus de kikker ging eruit. het werd ochtend. marcel werd wakker. “waar is de kikker”? “heb jij hem gepakt sjomet”? sjomet zei &~n. en blafte. maar marcel keek overal in. in zijn laarzen. maar toen hij overal inkeek sjomet die ging toen in een pot kijken. zijn hoofd zat in de pot. en hij kon er niet meer uit. en marcel zei toen “kikker kikker waar ben je”? “ik ben hier kikker”. toen viel sjomet. &~o en de glazen &~k pot was kapot. eindelijk. toen ging hij even de vrije natuur in. “kikker kikker kikker ik ben het”. toen zag hij een holletje. hij keek even in het holletje. maar hij lette even niet op sjomet. sjomet zag een bijenkorf. hij duwde aan de boom. de de bijenkorf ging wiebelen. en marcel zag dat. “hee wat doe je nou”? “wat stinkt het hier”. marcel ging op een boom klimmen. maar de bijenkorf viel. want sjomet had hem laten vallen. sjomet zag dat. sjomet rende hartstikke hard weg want ze hem pakken. en marcel viel van de boom. toen zag marcel een uil. hij dacht “weg jij weg weg weg”. hij ging achter een rots. toen de uil weg was ging die op de rots staan. “kikker kikker”. maar de kikker hoorde hem niet. maar er kwam een hert aan. dat zag hij niet. &~e hij wil nog verder klimmen maar hij &~spro klom toen op de hert. de hert nam hem mee. en wou hem van de berg afgooien. maar toen kwam sjomet en liep met hem mee en zei “waf waf waf waf”. toen liet de hert marcel vallen. en sjomet gleed toen uit en hij viel ook. ze vielen alletwee in het water. en. wat was dat? ze horen geluid. “kwaak kwaak”. toen zei hij tegen sjomet “stil stil stil”. hij ging kijken. en wat zag hij daar? kikker had een vriendinnetje gevonden. en wat zag hij? ze hadden ook nog kinderen. toen kreeg hij een van de jongen. toen zei hij “aju kikker”. “ik hoop als ik je nog &~w keer weer zie”. klaar. okee. prima. xxx ietsje pietsje. is best lekker hoor, thee. vind ik ook wel lekker. ja. met de brandweer. |
hoe ben je gekomen Caroline, met de bus? ja met de bus. oh ja. xxx weg zou gaan, zat er een hele dikke bui. ik dacht nou ja. xxx Sam, pas op voorzichtig. ligt daar nou klei op de grond, Tomas. heel klein piezeltje. he, Caroline. ja. die vrachtwagen. die de maakt allemaal rommel. oh ja? ja. hoe kan dat dan. van de regen. oh van de regen. de druppeltjes heeft ie meegenomen. oh, dat spat allemaal op. ja, vote vrachtwagen. oh ja. gaat dit allemaal er af. oke. xxx snijden. ja. dat gaat heb je alles er net opgeplakt? maakt xxx is dit klei wat je heb je broodklei? of is dit uh ja, ja broodklei. ga je het straks bakken. gebruik ik in het ziekenhuis ook voor uh reumapatienten. dus dan neem ik gewoon wat mee. eerder maakte ik het hier thuis ook altijd, maar ja. nee hoor. oh. maar daar maken ze het toch in het groot dus uh he, we kunnen het wel bakken Tomas. nee, ik moet dat nu. dan kun je het verven daarna. dan bakken. wat is dit dan? dat is een kalfje. oh is dat een kalfje. dat klein he? ja. Sam, Sam, ga er af. niet doen. nee, nee nee dat mag niet. mag niet. nee, dat mag niet. je loopt er maar om heen. jij kan er om heen lopen Sam. hij heeft al een tand er uit. oh. van dit soort geintjes. ja? kijk. heel zonde. ja. dat wordt later wat. oh jeetje. uh, Tomas wou ook een beetje thee. nee, appelsap. beetje thee hier in de beker wou je toch? xxx. klein beetje. klein beetje? proeven. is best lekker hoor. is echt lekkere thee. heb je de wielen vast geplakt? dan kun je toch niet rijden man. wel. kan wel? rijden met ə vieze wiel. ja, met een vies wiel. vindt ie leuk die xxx. ja, vindt ie dat leuk? ja. nou volgens mij niet hoor. volgens mij wel. ja. boem. boem. moet ie kapot maak. nee, niet kapot maken. eens. hier heb je ook nog klei. proef eens. nee. proef nou even. is lekker hoor. dat vind ik niet lekker. je hebt helemaal niet geproefd. kun je toch lekker bosvruchten proeven. een slokje bosvruchten. mm, lekker joh. het is hartstikke lekker. proef het dan, melk met een apart smaakje. he, wat is er? he. wil niet. wat wou je dan? appelsap. appelsap. nou. wat is dit nou. hij hem wel drinken hoor kijk maar. hij drinkt lekker die thee. oh hij vindt het niet zo lekker. nou jawel hoor, Sam doet altijd zo. wil je nog een beetje? heeft ie allemaal rotzooi hier gemaakt. ja. ruimt ie weer te op. wanneer is dat gebeurd dan? zaterdag. kijk wat ie doet. wil je nog een beetje. kijk wat ie doet. oh, wat doet ie nou dan allemaal. die moet wat is dat? ja, ik heb het niet gemaakt. was het een bloemetje? ja, gaat ie opruim. |
dan gaat het heel erg morsen. Sam, nee. nee, doe ik niet. nee, want ik ken jou. kijk wat ie doet. nee, je gaat hartstikke morsen. nou? dat moe je niet doen. nee? dat vindt wiel niet leuk, dan huilt ie. oh huilt het wiel dan? ja. maar waar is dit een wiel van dan? weg. oh, ik wou even een bootje van maken. nou nou wat een tranen zeg. tranen, waar. gewoon drift hoor. moet je een beetje aandacht zit jij een beetje aandacht te vragen. ja, ik zie jou wel onder de tafel hoor. ja. zo. heeft ie weg mee. wat heeft ie mee? een weg. wat is de weg mee. hij neemt hele dikke weg mee. maar dan kan ie er niet meer overheen rijden. nee. dat is ook wat. ik ga də snel heen. hij meemt de snelweg mee. oh, neemt ie de snelweg mee. ja. waar neemt ie hem mee naar toe dan? naar de snelwegslager. naar de snelwegslager? en wat doet ie er mee dan. even inmaken. inmaken, in een potje? nee. oh wat dan. op de straat. oh. er een koekje bij? ja. zal zal eerst even kijken of we die hebben. want ik eet ze niet en Be die vreet ze. twee boompjes. zie je wel, zijn er niet meer. ah. boompjes. boompjes ja. ja, liga is er. liga. ja, lekker. ah oh de boom valt om. deze boom is wat te dun. zo. leuk. ja, die staat mooi. Tomas wil jij ook een liga? nee, ja. ook liga. zo, dit is de weg. dat is mooi. is dat is dat? nou, kijk dit is de weg zo. en achter de weg is een soort hekje. en dan kan je hier rijden. en dan staat daar de boom. dankjewel. kijk kunnen hier de autos rijden. kijk. nee, niet over het hek. wel. lekker. wat een domme auto. nou, er zit zeker een figuur in die zijn rijbewijs nog niet heeft. en die doet het. oh, de boom helemaal plat man. wat een brutale zeg. ja, en wat doet die? nou, wat gebeurt er he? nou zal ik dan maar weer een nieuwe boom maken? xxx die opa oma die Gijs en die, die kijken naar. dat gaan ze kapot maken. nou ja zeg. nou ja. zie je dat? ja. waarom? he? hij vindt hem niet mooi. oh. daarom doet ze dat? ja. goh, nou dat is wat. dat je alles wat je niet mooi vindt kapot gaat maken, he. oh gaat die boom weg. doet dat nou niet, want ik krijg overal klei. en je maakt ook alles kapot. pas even op. kom eens even hier. xxx. kijk wat ze doet. ze willen dat mag niet. dat zit Sam en Tomas hou eens even op. zo. er aan de hand Tomas? klaar, uit. buh, vies. wat is er aan de hand? die die is van de trekker. daar gaat ie wat wil Sam dan? Sam wil dat pakken. |
en dat mag niet van jou? nee, mag helemaal niet. wat ben je streng dan. ja. Sam. Sam kom maar. ja, kom maar. zielig. kom maar bij mij. ja, jongen. kom maar Sam. kijk eens. nee, je mag toch niet van Tomas. kom maar. doe jij nou. wat heb je? wat is er. we hebben die naar oma gedaan. klei. waar. hier. niet doen. wel. nee, niet doen. dan ga ik de klei opruimen hoor. als je zulke rare dingetje waar heb je het dan? heb je het er weer af. he? wat is dit? wat, zit deze auto er ook al onder? kom eens even. he toch Sam. ja, kom maar. even je neus weer schoon. kom eens even. hij zit aan de werken. oh. wat is ie aan het maken dan? een boom. oh, een boom. die heeft een bomenlagen mee. zie je dat? ja. gaat ie nog een bomenslager gaat ie nog een bomenslager. zie je dat? waar is die auto nou? moet ik hem even schoonmaken? nee. mag ik die auto even schoonmaken. nee! moet even uitkijken met die autos hoor, want ze komen helemaal onder de klei te zitten. die niet. en dan rijden ze straks niet omdat er droge klei tussen zit. kijk eens. de gaat bijna door. wat is dat? xxx. heb je er geen zin in? nee? ben je moe? hier wil je wat drinken? koekje. heb jij de koei al op? ja, ik heb mijn koekje al op. niet die. de klei niet. nee, deze klei kun je niet eten. die is vast te zout. buh, vies. xxx doet dat altijd. ja, je kunt er wel mee kleien. ja. maar niet is niet om op te eten. ja. is niet lekker. nee. helemaal niet. nee, helemaal niet. nee. wat is er Sam? nee. kan jij dat ook? Sam, Sam. hoehoe Sammie. ik ga je naar bed brengen. nee, he ga jij een tukje doen? ik ben moe he? ja. ja. ik ben moe he? kijk wat ie allemaal meegenomen heeft. oh, ga je dat allemaal naar het park brengen, die bomen? ja. oh, dat is mooi. kom maar mee. komt ie daar? ja. goeiedag allemaal. Sam gaat even slapen. bij pappa mamma xxx ligt ə regenboek. oh, wou je straks het regenboek nog even lezen. ja, van jou. oh nou, dat vind ik goed. xxx wel leuk. ja. zullen we straks aan mamma vragen of ze het eventje op wil halen? oh. oh, dat heeft ie hem oh. zit helemaal onder de klei. oh, hoe komt dat? van de auto. oh, is dat van de auto. die moet ə langs. is goed. oh, oh twee bomen. ja, zet maar in het park. daar is de park. ja, is daar het park? oh, die zit ook er al onder. en wat is dit dan? oh, die zit oo ook al helemaal er onder. oh, niet doen hoor. he, Tomas wat is dit dan? kun je daar mee mee rollen. |
ja, zal ik het doen? oh ja, zo moet dat. zal ik eventjes doen. ja, doe jij het eens eventjes voor. dit is wel heel mooi. oh, deze heb je ook. daar kun je nog andere figuurtjes mee maken. dat is leuk. en hoe is het met je grote vriend? goed. ja? heb je er nog eens mee gezwommen? ja. wanneer zijn jullie wezen zwemmen? bij Carla. met Carla? ja. moet nog ander er weer er af. nou, doe je die er af. hier doe je deze eventjes. die is ook wel mooi. ik heb nog wat die. oh heb je oh die heb je ook nog. met streepjes, die is ook wel mooi. daar moet je mee trekker maken. oh, kun je daar een trekker mee maken. nee, met een weg van de en ben je ook al naar school geweest Tomas? ja. nee moet niet dan die trekker gaat op zo, moet niet doen. waarom niet? mamma gaat het zo doen. wie gaat het doen? mamma. oh, gaat mamma dat doen. ik kan dat toch ook. ik vind dat wel leuk. plakken. oh, die gaat kapot. ja, dat doe jij. op de lamp. nee. wel. klei hoort niet op de lamp. toch? ik gaat dat wel doen. kijk. kom maar. doe hem maar eventjes hier bij. geef maar weer. ik maak əne slang van. oh, maak je er een slang van. oke. de tunnel even helemaal kapot? de tunnel? ja, maak maar kapot. wat wil wil je er van maken dan nu. een slang. nou, maak je daar ook slang van. kijk, kapot. ja. dat is mooi. dit is wel leuk speelgoed zeg he? oh, je kunt het natuurlijk eerst hier mee rollen, zo, dat je een mooi rolletje hebt. oh, ja. ik was helemaal niet slim genoeg man. dan mogen de autos overheen. ja, oke. oh hij plakt, oh plakt een beetje aan mekaar vast. is toch niet zo slim als dat ik dacht. zo. nou moet de kijk. nou ga ik dit figuurtje er in maken. een twee. als deze er over heen kan. waar overheen. hier uh is dit niet een beetje spoorweg? boemboem. boemboemboemboem. ja, dan gaat ie precies over die ribbeltjes heen. en die. die gaat ook weer. gaat die ook? moet die even dicht bij mij. dichter bij jou? oke. wacht even hoor, zullen we even een nieuwe maken dan? ja. wil je ook wat nog wat drinken Tomas? ohoh. oh, ik zie wat vallen. xxx ik weet niet waar het ligt. kun jij er niet bij? nee. nou, jij bent ook net zo sloom als ik. ja. ja. ja. jij had er ook best bij gekund. zo. mmm. lekkere liga he? je moet nog wel eerst dat figuurtje er in maken hoor. ho daar gaat ie nog. anders kun je er niet overheen rijden. zo, nou maken we dat figuurtje er in. prop je nu die auto vol met klei. ja. kijk. kijk, daar is de weg. oeh. |
moet je wel voorzichtig rijden, want anders is de hele weg weer kapot. oeh. xxx die. waar gaan de autos naar toe dan? xxx. zal ik een boom naast de weg zetten? ja. zo. het is een man. oh is dat een man. nou, die kan ook wel bij de weg staan, toch? of niet. hier moet die. en wie is dit dan, een hond? nee, een konijn. oh, is dat een konijn. xxx. ja, hem die mag toch bovenop blijven. ja, dat mag ook. hij gaat er af stappen. pas op. oke. heeft mamma die gemaakt? oh. xxx gevallen. oh, was er een stukje gevallen. kijken. zit het niet op je broek? ook niet. oh. nou, hier op mijn trui. nee, ik zie het niet op je trui. je hebt wel een mooie trui zeg. is dat nou voor trui. ja, hoe kom je daaraan? das ə Carla trui he? heb je die van Carla gehad? ja. goh bof jij even. nee, toch niet van Carla gehad. waarom is het een Carla trui? waarom zeg jij dat? omdat Carla een andere trui ook zulke truien heeft. oh. ik dacht dat je hem misschien van Carla had gekregen. ja, dat was voor jou wel logisch. ja. had gedacht. xxx heeft Carla van die Snoopy truien? ja. maak die plat die auto. xxx. kijk oh. gaat die dat. moet ik het. &~even &~plat even plat maken. leuk he kleien? of niet? ja. ja. met Ca Calaline. met Caroline. ja. die plakt. oh. bam. aangebut. aangebut? ja. wat is dat aangebut. hier. oh. aangeplakt. aangeput. moet hier de hele dikke pan. eens kijken xxx. kijk, dat doet ie. oh. moet die man die moet kapot xxx maken? oh ga je hem kapot maken? ja. heeft ze een mooi mannetje voor jou gemaakt. heeft Caroline hem al gezien? nog. oh, dat is een heel mooi mannetje. ik leg hem weer neer. nou dat mag. niet kapot maken? xxx. gaan kijken. wat is dit? ja. ik dacht dat het een boom was, maar jij zei dat het een mannetje was. of is dat een mannetje. een boom die gaat die, dit is een bloem. oh, is dat een bloem. dat dat is een niet doen! waarom niet? daarom niet. daarom niet, daarom is geen reden. als je van de trap afvalt ben je gauw beneden. oeh, mooi. oh hij rijdt niet zo makkelijk terug. ho. weer anders maken. oke, haal hem maar weer xxx. niet scherp er overheen. hopla. hopla. zal ik het ook weer doen. ja, probeer maar. scheppen. schep je het zo van de tafel af. dat is makkelijk. maar ja, waar leg je hem nou neer he? oh daar. ga is een vogel maken. oke. moet dit even ook hebben. er bij? een trekkerband. maken. is goed. een autoband of zo. wat ga je er mee doen dan? niet doen. kijk. het is dat? zo maar iets. hoepla. is wel leuke klei zeg. is wel een heel dikke weg hoor. |
is wel een hele dikke weg. daar kan vast niemand overheen rijden. wel. oh ja? moet ə boemerdeboem de boem de boem. het lijkt wel een weg met rotsen. rotse botse. rotsen. rotse. rotse rotse. ja. ja. een hobbelige weg vol met stenen. gaat ie weer kapot? wat is dit? ja, zeg jij het maar wat dat is. oh, oh. goed plat maken. ja. doet niet er overheen. wat ga je er van maken dan? een een een weg. oh een weg. wat zal ik maken dan? een boom. een boom? ja. oke. ik kan wel een boom maken. en een auto? ik kan ook een auto maken. ja. wat moet ik maken? een auto. een auto? ja. oke, mag ik dan een beetje van deze klei er bij? ja. anders heb ik te weinig. haal ik hem even uit het karretje ja? ga ik een mooie auto maken. he, gaat ie even wat nieuws klei maken. ja, ik ga een auto maken met wielen. ah kan niet echt rijden denk ik hoor. nee. ga je nog wat leuks doen vandaag Tomas? ja. ja? oh. wat ga je doen dan? ga je nog weg? ja. ja, waar ga je naartoe? naar G Gijs? nee, naar naar vakantie met pappa mamma Sam. oh waar gaan jullie naar toe? naar te strand. naar het strand. ja. ben je al eens op het strand geweest? nog niet. ja. wel toch. je gaat dat niet doen! je bent toch al eens op het strand geweest? nou ik ga wel ja, je kan wel weer naar het strand. en je bent wel eens geweest toch? ja. heb je toen die mooie zandkastelen gemaakt? nee ja. ja? met mamma. samen met mamma. wat vond je van zwemmen in de zee? was het leuk? ja. was het niet xxx. kijk. wat is dat? ja, weet ik het. was het zwemmen in de zee niet eng? nee. komt er opeens zo'n golf aan. ja. leuk was dat zeker he? op de strand dat was dat ook leuk. was dat ook leuk op het strand? ja mag jij ook wel volgende keer ook als een jij mag ook dan kun je ook met de auto. oh, mag ik ook een keertje mee? met je eigen. ik heb geen auto. ik kan niet eens rijden. ja, ik kan wel rijden op de fiets. maar niet in een auto. ik heb geen auto. pappa en mamma hebben wel een auto he? as je jullie een auto kopen ja. dan dan kan jullie ook wel op de snelweg. ja. ja. en dan kan ik ook naar het strand. ja. maar ja, ik heb nog geen auto. als je jarig ə bent wel. ja maar gee krijg ik dan een auto van jou? kom jij op mijn verjaardag? ja. dan krijg ik van jou een auto, ja? vind je dat goed? en dan kan jij ook met mij mee naar het strand. of niet. |
nou het duurt nog wel even hoor voordat ik jarig ben. duurt nog wel een tijdje. wanneer is Caroline jarig? negen sem. wat zeg je? nou, ik weet het niet. oh. nou eerst moet het nog uh kerst worden. dus dat duurt nog heel erg lang. opperdebopdebop. ja, die auto gaat hobberdebobberdebop he? die? ben jij dan net jarig geweest Tomas? ja. heb je Caroline al verteld wat je gekregen hebt. draait die auto. he, heb je Caroline al verteld wat je allemaal gekregen had? is dit een beetje een mooie auto? ja. vind je? heb je mijn kaartje ook gekregen? ja. gelukkig maar. waar is die? ja, dat weet ik niet waar mijn kaartje is. zit in de kaartjesdoos. oh kijk eens aan. he, maar wat uh heb je Caroline al verteld van Snuf? die zijn zo. die die dat regen nou. ja, maar wie wie is Snuf dan? wat is Snuf? Snuf is een xxx. is Snuf een hond? een racebaan. nee. is? of is Snuf een poesje? nee. konijn! ja. heb je een konijn gekregen voor je verjaardag? Tomas heb je een konijn gekregen voor je verjaardag? ja. oh en waar staat ie nu dan? in zijn hok. en waar is zijn hok? daar buiten. oh buiten. en is ie een beetje lief? ja. heel lief. een racekonijn. is het een racekonijn. ja. ja hij kan heel hard springen he en rennen. oh. komt ie hier in de huiskamer en dan rent ie. wat leuk. ja. is het een klein konijn of is het een heel groot dik konijn. kleintje. klein, heel kleintje. een pieper konijntje. ja. met hangoren he? hangoren. xxx. wat leuk. en is het jouw konijn? ja. mm. ik maak xxx. moet je er goed voor zorgen. ja. wat heb je dan nog meer gekregen? plat maken. wat heb je nog meer gekregen dan? klei. waar gaan we altijd mee naar de winkel? op de fiets. heb jij een fiets gekregen? xxx gekregen Tomas. Tomas, hallo heb je een fiets gekregen? ja. ben je al zo groot dat je zomaar kunt fietsen. op straat. ja. mm, mag je alleen fietsen op straat? nee, als mamma er bij is. ja. wat voor kleur heeft jouw fiets dan? rood. hij heeft ook een wat zit er allemaal op. belle. bellen en wat nog meer? een hele mooie zantebak. vlag toch? een mooie oranje vlag. ja. oeh de auto is zo zwaar dat de wielen inzakken. oh jee. kan nou heet ie nou. dat is ook een beetje een uh de auto rijdt er overheen. nou wordt de auto zeker heel vies van onderen. ja, wat zei ik daar nog te over Tomas. he? Tomas, wat had ik daarover gezegd. niet doen. doe ik het toch. ja, gaan al jouw autos kapot. ik vind het niet erg hoor. moet je ze maar in de prullenbak gooien. een klein beetje die auto xxx. ja, maar kijk nou eens op de onderkant. nee. nou is die niet vies. |
als je zo hard drukt wordt het dus heel vies. oh lekkere derrie. ja, het is een enorm gepruts om hem weer uit die wieltjes te krijgen. ja, volgens mij gaan ze er wel van kapot. ja. of die pappa kan maken. ja, pappa kan veel. of pappa dat kan? wat is dat? wat zeg je? dat is een kar. dat zie je toch wel. kun je allemaal dingen op doen. zal ik dat doen? ja, kunnen we wel doen. in doen? kijken. niet te hard duwen hoor, want dan zakt ie door zijn wielen. dan is het geen kar meer. kijk. kijk. er staat ook nog iets op je trui. beest bee. baseball. baseball. moet allemaal pot. die. oh, duw, daar gaat de kar trekken. oh, ja dat is wel slim. heeft ie die die kapot. is die auto kapot, of is die kar kapot? kar. oh. de band is lek. uh. hij kan nog rijden. nee, zit er niks onder. ja, als je niet door de klei rijdt dan zit er ook niks onder. als je heel hard er doorheen gaat dan gaat ie kapot. klein beetje. gaat ie doorheen. het lijkt ook wel wat op een hondje vind ik. nee. nee? gaat ie door de poep. lopen lopen lopen lopen lopen. hij gaat op de oh ze saatje. nee hoor, hij heeft nog een staart. dat was een stuk van je weg volgens mij. stuk. deze hoort helemaal niet bij het kalfje. dat hoort bij je weg. moet je nou kijken. duuk maken. kijk je wel uit dat er niet teveel klei op de grond komt Tomas. ja. wat ga je maken? ə cheppen. ik moet cheppen. waar is die chep? hier. waar het schepje is. ik chep die even op de auto. moet je nou ook stage lopen, of moet je nou alleen nog scriptie schrijven. ik moet alleen mijn scriptie nog schrijven. oh, xxx. he en? ik moet nog een paar dingen doen. en dan uh of moet, ik ben nog met een paar dingen bezig. lang. bah vieze mot. wat is dat? vieze mot. is dat modder? ja. oh. ik maak modder. daar kan de auto overheen. niet geen echte weg. nee, dit is niet echt een weg nee. nou Sam kan niet echt zijn draai vinden daar in bed. hij is heel verkouden. oh. xxx speen xxx. hij kan nog rijden. en wanneer ga je naar het strand toe? ga je morgen naar het strand? ja. oh ja? hij staat stil. gaat Carla ook mee? nee. nee? nee. oh. wat jammer. ja. Carla gaat met ə fiets naar de strand. oh. is Carla al eens eerder meegeweest. nee, hoef niet meer. dat is de man. valt om. ja. moet goed plat vallen. zo, nu staat ie wel weer stevig met zijn beide benen op de grond. wat is dit? ja, dat is een prutje en dat is je ligakoek. mmm. doe je? ik zit gewoon met een beetje klei. ik doe niks bijzonders. |
zo. staat je mannetje nog? ja. oh. een pauw maken. een pauw? ja. moet ə auto over rijden. xxx Tomas. nou, dat is toch zielig. ja. als je over die pauw heen rijdt. ja. ga je doen? moeten we de klei al opruimen Tomas? nee, wil ik niet. nee, maar je moet wel even xxx. Caroline ook al verteld van Kabouterland? nog niet. dat we veel doen in de Kabouterland. oh ja? ja. waren er heel veel mensen. was heel donker. oh donker, verstond druk. nee, donker zei je he? ja, heel donker. heel donker, ja. waar is Kabouterland dan? in Exloo. oh. hoe ziet Kabouterland er uit? ik ben er nog nooit geweeest. wat is dat Tomas? ga je door een deur, daar is het heel donker. en wat is daar dan? dan zijn er allemaal diertjes. diertjes en ka kuikentje, ook kangoeroe. er was ook een kangoeroe. oh ja. en kabouters waren er he? ja. xxx. ja en dat is een soort uh boom waar je in komt he? ja. klim je in de boom omhoog. en hoe ga je er weer uit dan? uit de glijbaan. oh. met de glijbaan ga je er weer uit. dat was heel leuk. en dan was er in de tuin wat was er allemaal in de tuin? kon je ook leuk spelen toch? ja, water. wat was er in de tuin? water. oh water. water. en uh bruggetjes en glijbanen. klimtorens. ging jij op de uitkijktoren. en paddestoelen waren er. daar ging ik ook niet. op een echte paddestoel. nee en dan gaan we altijd in het bos kijken naar de paddestoelen he? ik heb laatst ook een mooie paddestoel gezien. echt een grote dikke rood met witte stippen paddestoel. mooi he? ja, heel mooi. en wie wonen er in de paddestoelen dan? een uh kabouter. kabouters, kabouters. kijk die boeve de bop. en waar gingen we toen nog naar toe, daarna. ging we ook nog ergens heen, weet je dat nog? nee. naar mammas hui naar mammas ziekenhuis. ja. uh. gingen we ook even kijken he? waar mamma werkt. ja. mm. oh, die heeft Sam oh. heb ik het weer gedaan. smeerpoets. meerspoe. xxx koek. op he? ja. denk je ook niet. volgens mij heb je hem net opgegeten. die hele dikke koek heb jij opgegeten. heb je het helemaal niet gemerkt. vreetzak. dat is jammer. denk die onder de klei zit. denk je om de klei zit dat je het niet gemerkt hebt. denk je omdat er klei zit dat je het niet gemerkt hebt. nou, bijzonder. ik denk niet dat ie onder de klei zit hoor. je hebt hem gewoon opgegeten. nee. nee? zijn dit nou? zijn stripjes voor de vuilniszakken en de broodzakjes dicht te maken. en de kleizakje. en het kleizakje. hoe is het met je moeder Caroline? hij gaat ə oh hij valt. het mannetje wordt helemaal onder klei bedolven. ohlala. hij wil niet. dan doet ie toch zich pijn. ja. ja. is toch zielig. |
doet ie. een auto bovenop. oh, dit is leuk. hier zit een poppetje op. oh, Tomas dat gepriegel. zal ik het ook weer doen? nou, niet meer met die autos. Tomas, dan ruim ik het op. want het wordt erg vies. man doet niet. heb jij je drinken al op? ga jij eens even drinken. Caroline wil je thee? ja, ik wil nog wel een kop thee alsjeblieft. even je drinken op drinken Tomas. nee. ja. kun je in ogen. ze buik. is dat zijn buik? nee. oh. wat zijn dat? mm? kijk. wat leuk. dankjewel. alsjeblieft. een poppetje. ik moet die ook hebben. oke, dat mag wel. voorzichtig hoor, anders heb ik straks geen poppetje meer. wat is dat? bah, dat is toch niet lekker. nee. nee, een beetje zout, of niet? ja. ja. bah. ah even drinken. appelsap. mag ik ook nog een poppetje maken? nee. xxx mooi er precies weer op. oh, nou dat valt me niks tegen. boem. xxx mooi dit hoofdje er weer uit. hakken. xxx. een twee zo. en wat ga jij maken? dit. wat is dat? ook een hoofd, zie ik. dit. ik wil ook even snijden. even wachten. oh heb je nog een mesje? dan mag je mijn mesje hebben. kijk eens. xxx goed. xxx. ho, mijn hoofdje wil niet zo goed. hij is een beetje verbouwd mijn hoofdje. hij heeft een beetje een uitschuifoor gekregen. ja? ja, deze xxx niet zo goed van de tafel afgekregen. wou niet. oeps, mijn hoofd valt zelfs. zo nu zet ik hem hier in de auto. naar het strand. oh, je snijdt zijn haar er af. auw auw auw. hij zit toch niet bij de kapper. nee. wie heeft jouw haar zo mooi geknipt. is dat al weer een tijdje terug. wie heeft jouw haar geknipt? Tomas? Tomas. wie heeft jouw haar geknipt? jij. ja. oh. goed zo hoor. nu gemaakt. heeft de kapper dat niet gedaan. mocht je niet in zo'n mooie stoel bij de kapper zitten. dat mocht ie wel, maar Tomas die. wilde dat niet. beetje bang voor kappers. oh ja. xxx kapot. ze doen niks natuurlijk. en ze hebben hartstikke mooi speelgoed. ja. nu ja. oh, heb je zijn haar er afgeknipt? ja. was zijn haar te lang? ja, die ogen. oh,? meer zien. nog een nieuwe man. hier op druk. als je hier op drukt, maak je een nieuwe. ja. is wel een mooie zeg. goed. is xxx kapot maak. auw auw. geef een pleister. een pleister, auw. oh je hebt het weer. hatjia. nog steeds. ja, dat blijft ook nog wel hoor. zo. is wel ideaal spul dit he? mm. ik kan me niet herinneren dat wij van dit soort fijne bij ons waren de verhoudingen misschien nooit goed of zo want wij hadden nooit zulke soepele klei. en jouw moeder maakte het ook zelf. ja. wij bakten het dus ook altijd. ja. of altijd, maar ja, hier zit massage olie door he? oh, xxx. |
uh het is wel hoe meer olie je er door doet en en uh die verhouding, hoe soepeler het wordt. ja. het is voor mij ook even zoeken hoe het heel erg lekker soepel maar dit werkt gewoon het beste. ja, want dit is echt heel lekker zacht. want niks is zo vervelend als klei dat heel hard is. ja. dat je echt uh moet werken. ja. dat herinner ik van mij thuis, zeg maar van dat soort klei. he? ik ga een appel voor jou maken, een lekker appel. dan ga jij hem schillen. he? met een mes. met een mes. je hebt toch een mes daar. een heel mooi mes. maar die zit onder de klei. oh, maar dat kan wel hoor. geeft niet. geeft niet. mag ik die? deze, jawel hoor. nou moet die ook eventjes. xxx stuk klei voor je. moet ik even kapot maken. oh. dat voor ikke. Diederikske kan iets maken. waar is nog toppeke? Arnold hier se nog. waar is boten? is dat ook eendje? dat is boten. eendje zit oppe boten. dees allemaal water. Diederik met de auto. dat is Minneke. dat is in water rijden. dat is klein wieleke. grote wiel. dat is Diederik weer. dat heb Arnold eeze. dat heb ook Arnold eeze. dat is grote walvis. daar Minneke Arnold op zitten. dat is een roes. daar zit Minneke niet in venster. daar is de roes plat. de draak is plat. Diederik al gedaan. is ook een grote papet. raket in water vallen. Diederikske gedaan. Diederikske daar leggen. dees vliegt ook boven naar de maan. dees ook een boot vastgemaakt. dat kan ook eten Arnold. Diederik zal indoen. dat moet Diederik opzetten. hand insteken Mieke. Diederikske dat kapot doen. Moeke dat? oke ogen. oke ogen. Diederik ook. Moeke wat moet dat doen? ook insteken. ik zal bij Janneke doen. waar is Roodkapke. waar is kotteke Moeke? daar moet de jager slapen. Arnold steekt vingerke ook in he? aai Roodkapke. Moeke zingen van Roodkapke. wolf is weg zijn. in kotteke. in kotteke he Moeke. dag Mieke. madam ook vinger in kotteke steken. het is een grote soofaf. dat moet staan. ik ga instappen. nee dat is soofaf. moet daar niet in slapen. waar moet dat insteken? Moeke ziet Diederik doet hopsasa. Moeke ziet ik doet hopsasa. Moeke ziet he. Moeke kijk ik doet hopsasa. dat doet bloed. nog een boekske lezen. ik spring zo hoog. ik spring zo. ik zal het zelf doen. mij been doe pijn. ik zal nog hard springen. gij kan dat wel. pasop ik ga hard springen. laat zien zand Minneke. Minneke laat zien zand. ik heeft nog wat. oo ladder valt. dat voor ikke. dat voor Anond. ik kan dat zo niet. nee ik kan niet springen. waar is nog? Diederik moet de wolf zijn. dat papier nog schrijven. moet zo op toppeke duwen. dat is voor ikke. ik kloppen nog. heeft Arnold niet geene hamer. ik moet een klein stokske hebben. nu is in. |
nu nog toppeke. nog in. oe wat zijn dat nog? madam hebben wolf wedaan he? Diederik zijn van de wolf niet bang. dat moet niet bij in. nog een huizeke. allemaal stokskes. ik kan dat nog niet. mij vinger is toessen. nog iets maken madam. dat is mooi. dat Diederik hamer. dat is een vloegel. Diederikske vliegtuig. waar is Diederikske oketief. ziet ziet madam. dat kan ook rijden lokomotief. dat valt niet. daar Nonkel_soes. ik moet nog appelsien eten. dat Moeke doen. dat Moeke doen afpakken. zo moet dat zijn. Arnold moet de tang hebben zelle. ikke moet de tang hebben. Diederik moet de tang hebben. waar is dat hamer? ik zal dat doen. ja ik heeft de toppeke. kabouter zit op vloereke. zo doet de lassie ook met water. Moeke vinger tussen zelle. kan niet meer afdoen. ik zal de doos opdoen. ik zijn toch sterk. waar is nog een ringeske? waar is nog een toppeke? toppeke op. ook een toppeke op zijn. hier se Arnold toppekes. hier nog toppekes. Moeke ziet. bang van de visboer. bang van boer. een voor Diederik. is dat niet van madam. dat iets van madam. dat van de kinnekes he? ziet madam dat is mooi auto he. Moeke waar is de ring? ik zal de ring in water gooien. dat moet ge zo doen zo. Minneke doet ook zo. ik kan al hoog springen. daar voeteke op. Minneke niet op zitten. en Diederik zal die pannekoek bakken. mij schup Moeke. Moeke nog met dees potteke bakken. mij schup Moeke. een schelpke. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bal. bal. xxx. xxx. xxx. xxx. Po. Lala. Lala. Po. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. buik. boek. xxx. xxx. xxx. xxx. Lala. xxx. xxx. tas. xxx. xxx. xxx. Po. Lala. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. tas. tas. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. daar. xxx. daar. daar. drie. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. poeh. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. poes. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bal. bal. bal. bal. xxx. bal. xxx. xxx. bal. xxx. xxx. xxx. bak. bak. bal. bak. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bak. bak. xxx. xxx. xxx. xxx. bak. bak. bak. xxx. xxx. bak. bak. bak. xxx. xxx. xxx. xxx. bak. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bak. bak. bak. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. toe. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. |
xxx. xxx. lars. poes. poes. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bravo. xxx. xxx. patat. xxx. xxx. pate. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bal. xxx. xxx. xxx. xxx. bal. xxx. bril. xxx. xxx. xxx. xxx. de tas. zak. zak. daar. hoed. Lars. slak. slak. xxx. stoel. xxx. xxx. xxx. pet. xxx. patat. bal. poes. poes. xxx. xxx. xxx. xxx. tik. tak. xxx. boek. boek. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dicht. xxx. xxx. xxx. xxx. toe. drinken. drinken. drinken. xxx. xxx. xxx. bal. de bal. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dag. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. tafel. tafel. stoel. xxx. tafel. tafel. tafel. xxx. tafel. stoel. tafel. xxx. tafel. tafel. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. tafel. tafel. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. tafel. xxx. xxx. xxx. xxx. tafel. tafel. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Lars. xxx. Lars. xxx. xxx. xxx. xxx. Lars. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Lars. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Lars. Lars. Lars. Lars. Lars. Lars. xxx. xxx. xxx. xxx. Lars. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. drie. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. stoel. xxx. bal. bal. xxx. Lars. xxx. xxx. xxx. poes. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bril. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Lars. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Po. xxx. xxx. Po. Po. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. beer. beer. beer. beer. Po. Po. Po. Po. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Po. xxx. Po. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Lars. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ga maar beginnen. het meisje loopt op de stoep. dan ziet ze een ijswagen. dan gaat ze een ijsje kopen. ze likt lekker. &~tie toen &~l liet ze het ijsje vallen. huilde ze goed zo. heel mooi verteld zeg. en deze? oh die die had je eerst ook nog gedaan vorige keer. |
ja dat klopt. het zijn allemaal dezelfde als vorige keer. &~mm. een jongen en een meisje liepen op het strand. de meisje ging weer een zandkasteel bouwen. de jongen ging lekker vissen. toen wou die jongen de emmer pakken. nee nee. zei het meisje toen toen gingen ze weer vechten. en toen had het jongetje hem. en toen huilde het meisje. goed zo. en die? oh deze ken ik niet meer hoor. oh gelukkig. ik ken er twee niet meer. alleen nog eentje. mhm. oh moet ik beginnen? ja. het jongen en het meisje staan bij pappa. toen zag het meisje de bal. het hondje &~ra rende dur achter aan. toen pakte het meisje een bot. hier geeft ze hem aan de hond. hij graaft een kuil. legt ie de botten dur in. en toen ging die slapen. ja mooi zo. het meisje liep lekker op de stoep. toen zag ze een meneer met een ballon. en de meneer gaf hem de ballon aan hem. en toen &~w liep ze dur lekker mee weg. toen liet ze hem per ongeluk los. help. en toen huilde ze. ja. die jongen en zun vader liepen op het gras. toen ging zun vader even een krantje lezen. toen ging die jongen even voetballen. en toen zei die geef de krant hier. zei het jongetje toen trekte &~d die hem. en toen had ie hem beet. hij rende zo snel weg als hij kon. en toen had zun vader hem weer terug. en toen huilde dat jongetje. ja. ja nu is er gelukkig wel over dat jongetje want het gaat steeds over meisjes. en vind je dat niet leuk? jawel. oh. nou is het weer over een meisje? een meisje en een mamma zaten op de bank. zij ging lekker zitten lezen. de hond lag naast de bank. dat meisje pakte een wol draad. en de poes pakte hem beet. maar toen dat meisje een lekker visje. en toen was ie op. toen lag het poesje lekker op op de grond. ja goed zo. ga maar beginnen. &~d de kikker die in het potje zit. en de hond kijkt in het potje. de die kikker die lacht. het jongetje slaapt in het bed met de hond. de kikker klimt er zachtjes uit. &~h het jongetje wordt wakker en de hond ook. &~h hij zegt oh waar waar is tie gebleven die kikker? ze gaan hem samen zoeken. kijkt ie in de laars. maar nee. onder de klok. nee. dan kijken ze in de pot. en dan nee hoor. maar dan roepen ze. en dan ook niet. dan springt het hondje er af. die jongen springt er ook af. hij is boos. maar dat hondje lacht. en dan roept dat jongetje. maar de hond is boos. het jongetje gaat kijken in het holletje. hij lacht. maar de hond ziet een bever. en dan valt dat jongetje uit de boom want er kwam een uil aan. en dat hondje rende zo hard weg. |
toen kwam hij op een berg het jongetje. de hond ging er naar toe. de uil stond op een berg. toen zag hij een hert. hij klom er op. en de hond ging mee. opeens viel die van de rug. hij viel in het gat en dat hondje ook. toen viel die in het water. en de hert lachte. toen lachte het jongetje ook wel een beetje. maar toen kwamen ze aan de kant. en het jongetje was heel boos. maar toen gingen ze eindelijk op een boomstam klimmen. en toen was ie het jongetje en de hond ging die weg want hij hij had het kikkertje gevonden. en toen zwaaiden ze even. zo afgelopen. ja goed zo. hartstikke mooi. okee ryan begin maar. um. een meisje loopt. en dan gaat die de ijsje kopen. ja. ga maar verder. en dan gaat die het opeten. gaat die vallen de meisje. die ijs gaat vallen. gaat die. huilen. ja. precies. dat is het eerste verhaaltje dan. nou dat is heel makkelijk he. komt nummer twee. alsjeblieft. vertel het maar. um de meisje gaat met de jongen lopen. en die meisje een. met een emmer een kleine. berg. en dan gaat die jongen vis vangen. ja. dan mag die de jongen die meisje niet die vis. gaat die ruzie maken. en dan gaat die die jongen die vis pakken. gaat die meisje huilen. ja dat klopt. okee. nummer drie. ze willen voetballen xxx xxx xxx. en de meisje gaat haar. en dan gaat die hond met die voetbal. en dan gaat dat meisje hem eten geven. dan gaat die die hond begraven. gaat ie daar slapen in de boom. okee. nummer vier. ze gaat ballonnen kopen. en dan geeft die een. gaat er eentje wegblazen. gaat ie die vallen. en dan gaat ie helemaal op. gaat ie huilen. ja. nummer vijf. um. uh papa gaat krant lezen. en dan gaat die. broer voetballen. en dan. gaat die broer die krant pakken. en dan gaat ie scheuren. en dan. ie rust die vader. en dan gaat ie aftrekken. gaat ie vallen. gaat ie huilen. ja. en het laatste. nummer zes. xxx xxx gaat een boekje lezen. en dan gaat die naald &~ha en en touw halen. en dan pakt de poes. en dan geeft ie. um de meisje vis. en dan gaat ie op de grond eten. en dan gaat ie ie slapen. okee ryan begin maar. die kikker is bij de fles. en dan gaat die hond dur &~ach boven kijken. ja. die kikker gaat uit springen. slaapt die jongen met die hond. en dan kijkt ie die hond. en die. die. gaat die de kikker wegspringen. en dan ging die. uh. kindje. ja. goed zo. en dan gaat die overal zitten. een kikker zit die in een fles. en dan nog een keer in. ze van de laars zoeken. en nou is die dur niet. mm. goed zo. en dan gaat waar op hond zo boos. |
en dan gaat die xxx xxx vechten. en dan gaat die hond vallen. en dan de kindje gillen. ja. uh roept iedereen. uh kindje wa kikker waar ben je. en dan ziet ie de hond ook. ja. ze. die hond gaat bij de bijen. en hij die. de kindje gaat daar weer zoeken daar beneden. ja. uh gaat de muis daar naar de neus. bijten. en die hond gaat daar bij de boom klimmen. ja. ze ze komen nu in een bos. en dan gaan de bijen vallen. en dan ziet die muis. en dan gaat ie ze lachen. en dan zit die jongen in de boom. ja. die bijen gaan tegenaan. die hond. en dan gaan xxx die jongen vallen daardoor in. en die &~pagge papagaai boos! ja. ze gaan bij die stenen. en dan die een vogel. gaat die vallen. en dan ziet hij die. erg grote berg. en dan gaat ie kikker roepen. en naar die hond. hij. en dan &~s uh gaat ie hier &~s xxx uh gaat ie. uh &~re gaat ie zoeken. ja. uh dan &~g uh zijn hond uh op die hert. gaat bij die berg zoeken die jongen. en dan gaat ie zo wegrennen. en die hond was bang. ja. daar zijn hunnie gaan vallen. en toen ging is die bij de bos kwijt. ja. en dan ga die bij de water spelen. dan ga die hond aan drukken. en dan die hond daar boven naar de kindje. ja. ze daar onder dur boven. uh xxx gaat daar. en dan die jongen bijna vallen. ja. daar is de kikker. en ze willen um de kindje. en dan heb die gezien hunnie. gaan hunnie um &~m pakken alle kinderen. en dan ziet ie een kindje. um hij de kikker niet kwijt meer. okee. ons bomma krijgt bijna grijs haar als die van die xxx. och nee ik moet mijn xxx nog bij de xxx die dinge gaan halen ah ja. bomma vindt dat heel mooi zo grijs haar toch eh? ja. jij wil toch niet zo een haar? nee zunne. nee. maar morgen gaat dat helemaal grijs worden. oh. en nu gaat dat helemaal grijs. eh? ja. maar nu maken we de bomma blond eh? ja. blond mooi eh? dit gaat bijna af. hier. niet aankomen eh pop. nee! want ge ziet op mijn handen dat dat dat brandt eh. ja. ziet dat piekt zeg ziet ziede het niet ja. piekt allemaal. oh. amai. ja. dat moet ge eens afwassen. seffens eh. ik kan nu niet om de vijf minuten mijn handengaan wassen eh. nee. eerst die verf eh. en dat heb jij toch meegeneemd eh? ik heb dat meegeneemd ja. dat is van u eh? dat is van u. ja. niet voor kindjes. nee. nee. dat is ook en het is meegenomen. dat is voor meegenomen. ja. ja. dat is voor grote kinderen. ja. heel groten? van die hele groten zo. ja. xxx. ja. dat is voor dat is voor groten. |
voor heel groten eh. dat is ja. dat gaat rap. dat gaat rap eh ziede het? ja xxx. nu ziede efkens wat eh? tegen dat uw haar gedaan is hebde gij complexen denk ik. nee nee dat gaat ze mij niet geven. xxx. allee alstenblieft. ja. dat is blond. blondgrijs. blondgrijs. blond. nu hoop ik dat dat subiet niet grijs uitslaagt. want dan krijg ik iets eh. heeft ze dat al niet dikwijls gezegd? ja eh. grijs. grijs. xxx bijna grijs xxx eh. kijk maar naar vanachter. xxx. dat bomma bijna zo grijs wordt als die een. ze heeft het al zo dikwijls gezegd en ik hoop dat effens de verf niet grijs is want dan dat is dat is toch ook mooi eh. blondgrijs. blondgrijs. dat bestaat niet. dat is toch blondgrijs! toch waar? toch waar? dat zeg jij toch jij zegt toch gij zegt toch dat datblondgrijs is? nee mooi blond. gewoon blond. blond blonderen. ja gelijk daarboven. Greet had dat bijna op. ja. ja. ja want dat moet. dat moet ge nog eh? ja seffens eh. ja. eze moet nu eerst. pas op eh jongen. deze moet eerst fkens intrekken. allemaal geld? allemaal geld? amaai zeg. wat ne rijke man. hij wou allemaal geld hebben. van China van Engeland van Spanje. Spaart gij dat? xxx. maar wij zijn ook naar Spanje geweest. gullie gaan naar Spanje. ja. ge ga naar Spanje. of China. ge zijt nog niet geweest eh? nee. ge moet nog gaan eh? niet aankomen niet aankomen Kimmeke. zeg zeg ga het er gauw afwassen ze. mama laat ze hare vinger eens efkens afwassen want ze kon het toch niet laten ze. aan dat potteke te komen. ja en dat brandt eh? ja dat pikt een beetje maar. dat is vergiftigd eh daar moogde niet aankomen. mama zie eens. blondgrijs. wacht efkens eh. xxx. xxx. nu moet het efkens trekken. blondgrijs. ja en nu de papa nog. ja. en nu papa. pardon. dag papa. dag xxx. ah, dag xxx. papa! ja. jij moet nu grijs haar hebben. wie? de papa. ge gaat de papa dat toch niet aandoen eh. ja. grijs haar. hij moet grijs haar. hij moet nog wel? ja. dat is straffen toebak. jij moet grijs haar hebben. ja dat zal wel. dat moet. krijg ekik grijs haar van u. of dat gij wilt of niet. xxx. gij ook grijs haar hebben? ja maar hey hey komaan. dat doet zeer. xxx. dat is nen hele hoop altijd eh manneke? meisje. ja. xxx. ja. bomma. bompa heeft al grijs haar want zie maar. heeft diejen al grijs haar? oh ja ik zien het. ja. straf eh? maar mama niet. amaaj dat zou maar erg zijn eh als mama dat kan niet. want ik kan dat bewegen. ja. van twee en dertig jaar nog maar. dat kan nu nog niet eh. papa ook. ja? dat kik nu grijs haar krijg is normaal eh? maar jij wort niet. |
word ik niet grijs? ik hoop dat van niet. jij wilt toch niet eh? nee ik wil niet grijs worden. nee. nee. op de zijkanten ook nog niet. en ikke ook nietwant ik vindt dat niet mooi. nee. nee. ja maar hier van achter. van achter? en op de zijkanten. op mijn zijkanten ook al kimmeke. kim! wat gade doen? xxx. is dat van bomma? ja. amaai dat is gewoon het stukske daar afhalen hoor. xxx. mm. Kimmeke. xxx. jij gaat. gij gaat ook. och ge gaat toch weer niet over grijs haar beginnen. hiere. wilde gij ook een grijs haar hemmen van u. yyy krijgt van u grijs haar. van uw gezaag. want als ge uw verf niet grijs uitslaagt. nee nee dank u. watte? wat. papa heeft toch geen grijs haar? xxx. oh mama Kim heeft er twee mag ik het kaartje dan? het kaartje ah. Kim kom. afblijven. dat is mooi. xxx. dat is mooi! mijn kaartje. dat heeft de mama dat toch gezegd dat ik dat krijg eh. allez geef dat kaartje aan de Kenneth dan. xxx. zeg wat gaat ge nu met dat kaartje doen. maar ik wil dat wel. zeg moet gij dat groot kaartje hebben? welk groot? het geboortekaartje zelf. ja! vraag maar aan de mama dan. ikke. xxx. mama de Kim heeft er twee en ikke een. pak er dan nog eentje. ziet eens. mooi. die madam heeft nog twee kindjes. ja. euh euh euh Kevin. Ramona. ja. het zijn twee broertjes. nee. een broertje en een zusje. ja. en wie is het zusje? euh. die euh Ramona. ja. en euh nog een zusje. nee dat is het kindje zelf. dat nu geboren is. Jali Jali dat is toch nog een zusje? ja ja maar dat is nu pas geboren. ja dat is dat is ook een meisje ze. gade gij in bad meisje? ja. nog efkens wachten eh. daar is nog geen water in. die staat al te springen. daar is nog geen water in! xxx. efkens geduld. wat is dat voor in uw haar te steken? ja. een pluimpje. kijk eens. xxx. dat van mij is groter dan dat van haar. subiet moogde in bad. ja. nee groter. ja. dat is goed eh kweeniet. Gij zijt groter ook eh. amaai papa. diejen is in mei geboren eh? xxx toch meenemen. ik ben al eens geboren geweest. een geboren boeleke. xxx. ah ja een geboren boeleke? ah ja zijde gij een geboren boeleke? ik ben al een geboren boeleke geweest. xxx. een geboren boeleke. hij is geboren in twee mei dan is hem een jaar xxx. xxx op eten. ba ba baby baby. xxx opgeschept? houden. Kenneth kom eens naar hier. nu zit ze alleen in bad dat vindt ze niet alles zunne. nee? nee. dan ga ik ook in bad. dan worden mijn nagels lang. dan ga ik knippen. dat de nagels lang worden. xxx in bad dan ga ik die knippen. ah. |
ik leg deze xxx kaartje op mijn bureau. want dat stak hier weg. xxx. ja. xxx. daar staat Sally op daar staat Sally op daar staat Sally op maar daar staat Sally op. schoon eh? als gij een taske hebt wel ja. ja dat is van een boeleke. ja. een boeleke van de voetbal. melk en suiker? alleen melk. xxx. amaai. xxx kan ik rapper zijn. ja. nu kan ik rapper ze. nee! ja. jij bent een klein boeleke en gij hebt xxx. mama op de wc kan al ik heb xxx nog heel proper zijn eh. ja die is al heel proper. ah ja dan is als zij kakte moet zij nu nog het potje nemen eh? ja die moet euh kakka doen op een potje. ja want zij is al een beetje groot nu eh? ma ma. ja ze is een beetje grote boeleke. xxx. ja. klein beetje. xxx. ja heel klein beetje. zo een klein beetje heh mama? heh? zo een klein beetje? ja. dat is kleine boeleke eh maar zo een klein kindje is er geboren. eh. ja. eh mama. zo enen eh? ja. zo heel klein. mama. maar ik was ook al geboren dan was ik zo klein eh? ja. ja. en Kenneth was nog kleiner. ja. hoe klein? heel heel heel klein. zo? ja, een heel heel kleine magere boeleke. een klein boeleke. waarom? ik weet niet. dat is toch. daar bestaan toch zo 0een boeleke niet? wel. maar zoeen klein boeleke niet. nee. nee dat besta niet hier. maar bij niemand bestaan dat. bij ons niet bij voetbal. maar waar ook een geboren kindje op voetbal eh zoeen kleineh. als mij, eh. ja. ja. tweehonderd en negen. maar mama ik waar ook nog kleiner, eh maar niet klein als Elke eh? Elke is heel kleintjes zo klein. maar hij kan toch stappen eh? ja nu wel eh. ja. maar Elleke niet alleen staan! ja. xxx. ja. pakje. xxx. mamaake. nee mama is niet xxx. mama. ja uw mama is braaf. gij zijt ook braaf. xxx. xxx mama. xxx mama. xxx of wat. ma. mama is braaf? xxx? xxx? waarom niet? xxx. xxx. xxx moet je afwassen met zeepspons. watte? mij moet je afwassen met zeepspons. maar ik ga nog in bad. nee geen knikkers in bad. geen knikkers in bad dat is gevaarlijk. nee. niks van. ik heb geen knikkers bij. het doppeke niet open doen eh. ik gaan in de pombak knikkeren. Sally. xxx. Kim. Kim. Sally! kijk eens omhoog. Kim Kim. Kim kijk eens. Sally. hey van mij. geeft dat! xxx. ja ik heb dat teruggelegd. hier. Sally. geef dat dan hier? gooi het niet in bad want dan gaat dat kapot. ge kunt het even goed aan papa geven. of aan mama. wie is de grootste Elleke jij of ik? ik. ik. nee. maar Elke is ook gelijk ik. nee. zusje xxx. mama geeft eens een bekertje. een beker? ja een bekertje. efkens wachten eh. want ik heb dorst. |
nen beker eh. Kim wie is de grootste jij of ikke? mama dorst ik heb dorst eh. ja efkens geduld eh? ikke xxx een beetje. Kim wie is de grootste ikke of jij? hey. hey. want jij bent zoveel jaar. verjaarde gij? xxx. xxx. dat is toch een beetje zo groot? Kim niet laten vallen eh. allee drinkt efkens. mama denkt dat ze de grootsten is. Kenneth is de grootste eh. maar ge moet u wassen eh niet alleen zitten spelen in het bad eh ook wassen eh. zie je wel Kim. nee. je hebt het gezien eh. nog een beetje spelen en dan gaan we subiet de haartjes wassen. nee nu haartjes wassen. nee nog efkens. ze mag nog efkens spelen. maar die van mij. mama. maar ik ga xxx. mama van mij m. mama. haartjes wassen! o waw een paar noppekes. ik ga je nat spuiten. mama! ja. mag ik een beetje xxx als als Elleke. mama? watte? zo een beke als Elke mag mag ik dat hebben? ikke heb dat bij xxx gespeeld als jij dood bent want jij ligt zo. mama mag mag ik een koek met rozijnen? en ikken ook? dezelfde hem ik niet. oh dan een beker! nen andere beker. ja. ja het is eender voor ons. als het maar iets is waar water in kan. eh Kim? ja. geen knikker eh? gij bent met xxx spelen. dat zijn xxx. ik heb dat ingeslikt lekker. eik vind jij dat lekker? dat proeft naar cola. hier komaan. is dat den beker? hier. xxx van mijn rietje? ik heb een rietje nodig. xxx en ons zeepje. xxx zeepje. champagne. ik roer bij jou drinkend en zink in. drink o ik gauw drinken hier drink xxx. nee nee sewens moet jij eerst van mij nog proeven. jij moet even van mijn melk wit! maar dat is niet dezelfde kleur. oh! wit. is en nog een beetje water in. doe er nog een beetje water in. okee kom dan. nee nee. kom dan naar mij. hiere! allee Kim. je hebt dan mag jij mijn champagne hebben. wat? wacht. mijn champagne. wacht Kim wacht. melkwit heb ik. champagne witte champagne. mijn lieve champagne de mooiste van het land van lantika. die van jou is wel wit wit. heh? jawel kijk maar. ah. het smaakt en van mij heel veel wit. Kim. kom eens wat naar hier. mij. naar mij. dichter. waarom? of ik geef jou champagne. maar ik wil geen champagne. hey! hier is jouw champagne. xxx! hey Kim, kom eens naar mij. ik ga water in jouw champagne nog doen voor die zeep weg te doen. ja? oh Kim drinkt van de kraan! Kim, xxx langs de kraan drinken xxx. is dat nen douche? nee nee nee nee nee dat is geen douche. xxx dat maak ik champagne. het is geen douche. gezien Kim het is geen douche. jawel. nee. kijk maar. gezien? kijk maar Kim. wacht. ik haal pruime xxx voor u. Kim kom. |
nee nog niet! jij moet van de kraan drinken. of ik geef jou dit niet terug als ik die pak. ik pak die zeep en jij krijgt die niet meer terug. maakt die maar terug. Kim. iedereen komt van de kraan drinken. of ik slaag hun. wie van de kraan komt drinken krijgt een knikker. maar ik moet dan niet xxx. oke dan word jij geslagen. drink van mijn champagne niet. want dat is nog niet klaar. mijn champagne is nog niet klaar! oke. ik ga dan drinken. ha nog niet want die is nog niet klaar. maar die is nog niet klaar! mag ik eens kijken naar jouw drinken nee nee nee? drink. nee nee nee! mag ik eens kijken? nee. jij mag niet kijken? nee, jij mag niet hela. geen ruzie eh. Kenneth. ja jij valt nu een gr. een zwart kruis. van te liegen. eh mama? Kenneth. nee. Kenneth heeft toch gr een zwart kruis Kenneth he toch. ja van te liegen toch he? nee. ik heb niet gelogen. Kenneth stopt ermee. het is genoeg. mama! mm. yyy! wa lekker baddeke heh. mama? Kenneth zijt eens voorzichtig voor ons Elleke? ik heb gedron. ik heb gedrink. gedronken. gedronken. gedrinkt voor een kindje van het tweede leerjaar allee xxx. gedrinkt. mama. mag ik eens een badschuim. die zit in het bad zelf. een badschuim. ja der is badschuim in. nee dees die blauwe. blauwe die is allemaal op denk ik. oh. ik zal eens zien eh. wie heeft die gebruikt. ik heb niemand. maar oh nee hiere. wat oh. der is al in. nog een beetje xxx. nee. van wie is die? van mij. die is van Kenneth. maar ik mag die nooit mee gebruiken. ge krijgt andere eh. ziet eens. eh. hebben! hebben? nee alleen voor efkens in uw bad te doen. wacht eh. hiere. hier in? ja. xxx in het kleine potje. niet aan drinken eh dat is dat is zeep eh? zeep! nu moet ge hier in roeren met dieje vinger. xxx! en jij zegt tegen mij drinken. wie gaan we de haartjes al wassen? Kennit. eerst? nee. maar van mij ook wassn. nee van mij nog niet. efkens wachten dan moogt ge nog efkens blijven zitten. nog niet eh mama? xxx. nog niet mama. nog niet bij mij. nog niet bij mij eh mama? xxx. niet bij mij eh nog eh? niet bij mij. xxx. ik ga uw haartjes al nat maken eh. au! a. dat is warm! e ik ga het ook zo doen. goed wassen eh. goed zelf eh. ja. pas op. ja. en niet in de oogjes voor kindjes. speciale shampoo. o als dieje dan in de ogen komt? o dan mogen we der zoveel shampoo in ons ogen dan we willen. nee dat is niet de bedoeling Kenneth. nee nee Elke! Einstein Einstein. Einstein yyy Einstein Einstein. mama ik heb xxx nen handdoek! we gaan efkens afspoelen. xxx nen handdoek! Einstein! yyy. nee Elleke. efkens Kimmeke haar haren afspoelen. |
mijn haar moet eerst! mama! is het warm? Einstein xxx! xxx. xxx. ai dat dat pijn doet aan mijn ogen. kom uw handjes afspoelen. Kenneth nu Kenneth kom. haren afspoelen. mijn eendje! dat is niks. xxx. ja het is klaar. allee Kimmeke. xxx. is het klaar je drank. nee. ja jij zegt ja Kim. wie nog? nee! mama geeft eens een lepeltje? nee geen lepeltje mee in bad. maar maar dat kan toch niet weg? nee. nee maar. wacht ik zal dat voor jou eens maken. geef eens waar is dat? xxx is hier een lepeltje? of doe zo. drink. gedrinkt. jij mag niet zo xxx eh? bah. xxx. niet van drinken van dat badwater. ik doen dat niet. ik heb dat gewoon. hier Kim. ik geef u een potje. ja. ja! ja jij was toch dood eh xxx? ja jij waart toch dood nee nee nee niet over mij. jij moet dit water over mijn buik kappen. xxx. wie de kom eerst heeft mag hem hebben. mama mag kik liggen? iets vergeten. xxx ikke. Kim! Kim! hela is dat gedaan? beetje rustig eh. niet met water over mij kappen. oke zal ik dat bij u ook doen. nee. nee. opvangen. nu doe ik dat bij jou weer. xxx. oh ja wil jij op je buik een beetje water. nee! nee het is koud. is dat koud? ja dat is koud. nee niet doen. nee niet meer doen. nimmer doen. Kenneth gaat ge stoppen of ge gaat eruit eh! is het gedaan? zij doet dat bij mij ook. ge zijt verwittigd eh. zij doet dat bij mij ook. interesseert me niet. ge stopt ermee. ge kunt het weer houden? ja. maar gij doet dat kou. nee ik wil dat bijhouden! zeg ik wil dat bij nee riskeert het niet eh. maar niet voor op de dingen te kappen. xxx. komt er al maar uit kom. nee! ik wil niet mama. ge gaat stoppen dan eh. nog ene keer en ge komt eruit. xxx. nee! of anders doen kik dat bij u zo he. xxx. a Elleke. oh. geef dat aan mij maar. xxx. oogjes open. oke dan zal ik dat bij u nu eens doen eh? nee! Elleke mag dat toch? ja. Elleke gaat dat doen eh? Elleke doet dat. nee! maar Elleke doet dat. mama xxx. wat is er? Elleke doet dat. kijk! uwen beker. dan zal ik de beker hebben. nee. mammie. mammie. mama. mama mammie. xxx spuiterken is kapot even. xxx. hey ikken ook ene. en jij dat. jij dat. stoute xxx mensen niet vergeten. Kimmeke kom eruit. nee! zo xxx dan maak ik voor jou xxx. nee Kenneth ik moet dat weer doen. ik kan dat beter voor xxx verzetten. dat is niet koud water eh? warm water toch heh? zie dat dat er niet afvalt eh Kim. Kim niet meer doen. waarom niet? of ik doe dat bij jou. oke. Kim kijk eens? ne ne ne ne ne, ik heb kik dat gekregen. |
ne ne ne ne ne. xxx. xxx. xxx. Kim kijk eens naar mijn drinken. Kim. Kim kijk eh! Kim! xxx. xxx. xxx! wat is er? nu ikke eh. oke je moet gaan drinken. ja ik ben dood xxx. oke. xxx. xxx. nee! oh wat is er. wat is er? nee gij moet dat niet doen. xxx! hier ben jij dan. oh xxx kom eens hier want xxx. ons bekertje. oh. xxx. nee. jij wordt nog niet levend. helemaal wit. nee jij bent nog niet levend. xxx. nee. jij staat nu. op. nee dichter. wie komt er eerst? ik! ik niet. kom Kenneth. kom? ja. toch gene natte? nee ne droge. hier doet dat op de op de mat. als het maar droog is. ja het is nen droge. mama maar is dan binnen de stoof branden? zeg de stoof branden? het is ikweetniet hoe goei weer. amaai dees knopke staat ook op nul. xxx. xxx. kou kou koud koud. koud koud koud koud koud koud koud. kou koud kou kou koud. koud koud kou kou koud. kom. kou kou kou kou kou. kou kou kou kou kou. kou kou. xxx afdrogen. kou kou. kou kou kou kou kou. xxx! Kim? wie het eerste klaar is. mama ik wil nog niet direct. jawel ge zit er al lang genoeg in. xxx? nee. wie het eerste klaar is? nee ik ga nog Kimmeke. kou kou. Kim dat moet. dat kan niet de stoof brandt niet. het is ikweetniet hoe goei weer buiten. ja! kom. ik heb toch geen koude geleden? komaan. mamma. ik heb gewoon xxx. mama mama ik heb toch gene kou gedaan he mama? mama ik heb toch geen kou gedaan? kou. ik heb het kou. ik heb gewoon gevraagd dat ik ne warme mag en ne grote. xxx. niet ne warme en ne grote. ik heb het kou. ik wil warme. ah mijn ogen mama! sht. xxx. kom. we gaan de haartjes afdrogen. jij hebt dat een flauwe mieke eh. hoepla. mama ik hebben ik een wit kruis? nee. waarom? xxx. zwart kruis krijgt ge dat ge liegt xxx. is het eruit? als ge iets vertelt dat niet waar is dan krijgt ge een zwart kruis. eh doet uw oog nog pijn? nee. mag ik eens kijken? xxx eh. nee. het is gedaan eh? ja. nog een beetje heel klein beetje rood. heh mama? ja. dan is dat genezen. is dat dan genezen? ja. oh ge zijt nog niet helemaal goed afgedroogd eh? ge zijt nog een beetje nat. broekske dat kunt ge zelf eh? zijn de benekes droog? denk het. ja? ons mama zal efkens helpen eh. allee. andere kant. mama? mm. eigenlijk wil ik andere xxx. andere? ja zo gelijk de markt. met van die sterrekes. ja. en knoppekes. ja. ja mama. ja? ja dat wil ik. dan mama eens gaan kijken achtereen eh. waar dat de kindjes niet aan kunnen trekken van die bellekes. ja! ja. dat zijn goei. dat zijn goeie eh. |
ja want den xxx wilt daar altijd trekken aan dat die ziede dataan niet goei als ik mijn oorbellen xxx. ja? blijfde gij efkens staan dan ga mama efkens uw sloefkes pakken eh. blijven staan eh? mama is bomma haar haren al grijs heel veel? ge moet subiet maar eens gaan kijken naar de bomma. xxx. xxx. ja want den achterkant eh? nog bo xxx tot boven eh? heh mama? ja. wacht efkens wacht wacht wacht. haartjes nog efkens een beetje kammen eh. want dat is zo slordig. dat mag niet slordig eh? nee. bij Jessie gaat dat. dat is al niet g slordig geweest van Jessie. dat blijft altijd zo goed. ja maar dat is een hondeken eh. ja. en hondekes hun haren dat blijft altijd hetzelfste eh. sommigte hondekes eh. mm. maar wat is straathonden? nee. Jessie is geen straathond. maar wat is dan want die heeft al ne keer op de staart geloopt en daar eh. ja? ja dat weet ik! echt! ja. hebt ge dat gezien? ja. op de straat? ja. daar. oh ja. en daar op die voetbal als bij de Jos gaan. ja? dan gaan de kinderen zeggen. van wie is diejen hond na? ja? ja. dat mag niet eh? nee. maar de Pruts is nu braaf eh want die loopt niet op straat. nee eh. nee. dat is een lieve. xxx. want hij is ziek eh? is hem ziek? ja toch. de bomma vragen of dat hem al genezen is. ja. mm? bomma? schatteke. is de Pruts al genezen? nee nog niet. eenendertig augustus. voor het eten. 'savonds. 'savonds. het is nu 'savonds. het is 'savonds. ja. wat gaan we doen? weet nog niet. ik dacht dat we zouden puzzelen? hm? nee. pak jij kies jij maar een puzzel uit. 0 &+f voorlezen. een boekje voorlezen? van van een boekje nou? nou je hebt er genoeg. kies er maar een uit. &+mm. kunnen we niet beter gaan puzzelen dan? nee. de puzzel met dat vliegtuig? die. die. die boekje. o. van de kinderboerderij? ja. van de kinderboerderij. kinderboerderij? ja. kinderboerderij. uh dit niet de kinderboerderij is. nou wat is het dan? poes. mmm. ditte kinderboerderij. is. aha? kinderboerderij. ja. wat zijn daar allemaal voor beesten? &+f schaap. nee. geit! geit. ja. en die. en ditte? ook een? hm? geitje. ja. gaat plasje doen. gaat ie een plasje doen? en koe gaat plas. gaat koe nou? dat weet ik niet. die loopt daar. de koe. en doet koe? die eet gras. ons niet. he? ons niet. wij niet. wij eten geen gras. alleen maar soep. soep. wat voor soep wij hebben gegeten? mmm. weet je dat nog? groentesoep. groentesoep. en vond je het lekker? ja. ja. is. dit nou. doet poesje? poesje gaat spelen met een mm. &+e. is een torretje. nee? wat is het dan? een beest. een beestje. ja. mag niet aan &+st zitten. gaat ie mee spelen denk ik. he? vindt ie wel leuk. &+ɛ: en dit grote geit. ja. |
wat voor dieren staan er nog meer op? een twee drie vier zeven acht negen tien. xxx. wie niet weg is is &+xə sloten. gezien. nee. dit ezel is? dat is een ezel. ja. hele lange oren heeft ie. hm? grote ezel. ja. kijk. het paard die heeft kleine oren. daardo daaraan kun het je goed zien. paard heeft kleine oren? en een ezel heeft hele grote oren. mag niet. ja hoor. mag best. dat hoort zo. grote ezel? ja. kleine ezel? die heef ook kleine oren. ja. en wat is het dan? wat is het dan? als ie kleine oren heeft? weet nog niet. jawel. wat is het dan? een pa paard. een paard. ja. hm. en wat is dit? varken. varken. uh en ditte? ja. dat weet je wel he? koe. en ditte? nou wat is dat? giraf. nee. geit? ja. wat doen de konijntjes. daar? ja. wat doen die daar? vertel het eens? een twee drie vijf. nee. wat doen ze? gras eten. ja. en hoeveel zijn het? een twee. tien vijf zeven vier. nee. nee. kijk. een twee. twee. yyy. drie. vier. vier. meer niet. vier. zijn het. vier. o! grote! nog grote. nog twee erbij. ja. xxx. ja. nog een. daar nou van die nou? ook geit. ja. dat is ook een geit. en dit ook geit. ja. geit. weet je ook hoe &+he dat heet? weet je dat? mm. he? weet nog niet. weet je dat niet? dat is een. egel. egel. egel. &+a: kijk eens! komt paard. ja. dat is een paard. &+ɛ:. en ezel. ja. moet ook weg? ja. wat doet die ezel daar? bladeren eten. bladeren eten. ja. waar zitten die bladeren aan denk je? daar. ja. maar wat is dat? weet nog niet? dat is een boom. een boom. en dit? wat is dit? schaap. een schaap. daar ken je wel een liedje van. schaapje. schaapje. nee. slaap kindje. slaap. nee. daarbuiten nee! nee. nee! oh. nou. zing eens een ander liedje dan voor mama. nee. paard. dat nou? een kalkoen. kalkoen. die is erg gevaarlijk. is die erg gevaarlijk? ja. nou die maakt wel hele rare geluiden. ja. ja. &+ɛ en dit is ook een gans. dat is een gans. ja. dit ook gans. ja. &+ki &+kwe. ook gans. en dit voor dier nou? ja? vertel het maar eens. &+wee volgens mij ken je ze allemaal. probeer het maar. dit is geit. dat is een geit. plasje doen. plasje doen. ja. wat heeft de geit hier nou hangen? wat is dat? piemel. nee. niet weten. waar komt de melk uit? de melk komt uit zijn uier. uier heet dat. heb van daar uit? nee. bij de geit hier dat is een uier. weet je wel. dat heeft mama toch laten zien in Appelscha? dat die meneer die boer die was daar aan het melk zo d'r uit trekken? bij de koe. mag doen. nee. laat d'r maar aanzitten. hoe laat is het? zeven. half zeven. |
dan moet je eten he? eten. ook geit. ja. vier geiten. vier geiten. xxx. wat gebeurt hier allemaal. he. waarom zijn ze zo geschrokken? al die beesten. waarom zijn ze allemaal zo geschrokken? waarom gaan ze hard weglopen? moeten niet hard. hard weglopen. nee. wat denk je. ze schrikken van de vogelverschrikker. die ziet er zo gevaarlijk uit. daar vogel. vogelverschrikker. hier. dat is die man aan die paal. vogel &+ʃ schrikker. ja. &+da &+de deze. ? allemaal. hard lopen. daarom gaan ze allemaal hard weglopen. ja. daar schrikken ze van. weet je wel hoe die vogel heet? &+dɨ ditte? ja? ditte &+dœy duif. een duif. ditte. en waar heeft een duif bij ons gezeten? wij hadden ook een duif he? in boom. ja. in de boom zitten ze ook wel. maar hier? weet je wel? heeft ie bij ons op het balkon gezeten. en wat deed die daar? vliegen. nee. hij ging bij ons niet vliegen. he. dan? wat deed ie &+up bij ons? &+mm weet ook niet. weet ook niet. weet je dat niet? hij ging uitrusten bij ons. want hij was een beetje moe. en toen ging hij slapen? en toen is ie daarna weer weggevlogen. xxx. nog een boek. in jaja. ik kom zo weer terug. even de aardappeltjes lager zetten. kijk eens. xxx. pak nu maar een ander boek. wel? pak nu maar een ander boekje. o. boek? xxx. ja. een boek of een puzzel. mag ook. ditte. nu opeten. lete. nee. is niet. &+ç-s &+sçəj &+dəj ga doen? vind je die puzzel leuk? ja. of niet zo? wel. puzzel maak leuk. is. ja. en hoe doe je hem ook alweer? weet je dat nog? &+paf plaatjes. opzetten. ja. en dan dezelfde plaatjes aan elkaar. zo. hoort die? nou? daar? zoek hier maar een zonnetje bij of. een bal. bal. ikke bal. ja. hoort die bal? hier. goed zo. ja. twee ballen aan elkaar. ja. en wat staat hier en hier? paddestoel. ja. dus wat wat doe je nou? wat moet eraan? &+mm. wat moet eraan? &+mm aan. uh. &+mm ditte. ja. hoort bij. nee. dat is verkeerd. dat nou zo? nee. Hein. dat is een zonnetje. en daar hoort toch geen paddestoel bij? daar? ja. o. kan niet mama. ja. kijk. dan moet je hem zo dwars neerleggen. zo. zie je? en dan mag er nog een keer een paddestoel bij. kijken dan. die moet je zoeken. bij de andere plaatjes. kijken of er nog meer zijn. kijk eens! ja. dat is een molen. nee. die hoort er niet aan. dat nou? daar aan? dat nou? dat nou? je moet of een paddestoel zoeken. of een zonnetje. moet ie uit of aan? uit. die ook. en heb je geluisterd? ja. je hebt wel geluisterd he? ja. ja. moet daar? nou. dus dan leg je er een? die. nee. &+m niet ook een bal? dat is een kikkerbal die. nee. ik heb ook bal. jij hebt ook een bal. kijk dan. ja. |
die moet je zelf maar zoeken hoor. die ga ik niet voor jou zoeken. daar. o. xxx. &+ɛhwə die bal pakken. xxx. bal. pakken. ja? nou is kijken. en die bal. zie maar. ja. ja. wat heb je gedaan met de bal vanmiddag? voetballen. gevoetbald. ja. met die bal. ja. en waar was je dan? waar heb je gevoetbald? buiten. buiten. ja. met mama. met mama. ja. en wat heb je nog meer buiten gedaan? lopen. gelopen. ja. mama hoort bij. nee. die bal hoort er niet bij. er hoort een paddestoel bij of. een zonnetje. die moet je opzoeken. daar? nee. Hein. dat is toch geen paddestoel of een zonnetje? kijken. is paddestoel zonnetje? dit? hee. hoor ik nou? hier is het schommeltje. dat is een wip. dat kan ik niet. wip dat is toch geen schommeltje? dat is toch wip? hm? &~pa:t Peter heeft. xxx. hee Peter. dit. dit is toch een wip? wipwap. hier kan het vingertje op. hier kan dit. poppetje op. ja. op de trap. op trap. omhoog. hoeps. daar glijdt het poppetje naar beneden. leuk he? een klein glijbaantje. een klein glijbaantje. hartstikke mooi. en wat is dit? &~d &~tə dat is papas poppetje. he Jiska! niet in dat huis gooien. wat is dat? papas poppetje. &~tə dat is &~pap dat is mamas poppetje. is dat mamas poppetje? hier. oh. dat is poppetje. dat is een poppetje. en is het een jongetje. of een meisje? &~tə dat is een poppetje. het is een poppetje. ja. en dit? dat is Peters poppetje. o dat is Peters poppetje. die gaat op die trap. die gaat op de trap ja. die gaat op dat trap. waar gaan ze naartoe? &~op op de hele grote ton. op &~ə hele grote ton. op de hele grote ton. ja. boem! dat beestje was aan het drinken. ja? was ie even aan het drinken? Peter ook. ja. ben jij wel eens op de glijbaan geweest? hier staat het die is ook aan het zwemmen. hier staat hier staat een. huisje. ja. het is een huisje. en kun je hier ook zwemmen? kan je hier zwemmen? hier kan het poppetje zwemmen. kan het poppetje zwemmen. laat es zien dan. hier. nou gaat die kan ook. ja. daar kan ie ook op. daar kan ie ook op staan. hier kan ie ook staan. en dan moet je hieraan draaien zeker? en wat gebeurt er dan? gaat ie van. die autootjes op. de autootje moet hiervoor. ja. die autootje mag even eruit. mag even eruit ja. dan kom xxx erdoor. en dan? wat gebeurt er dan? doet ie zo he. hoe! valt ie zo naar buiten zeg. wat een gek huis he. en wat is dit? &~tə die die kan ook. ja. wat gebeurt er dan? die die gaat even &~skə. die die Peter gaan even klok aan doen. ga je hem de klok aan doen? Peter heeft afgelopen. o:. daar zit ook nog een klok zeg. even hier aan &~ə wijzer. |
even aan het wijzertje ja. even draaien. hij is aan. is ie aan? en hoe laat is het nou? nou gaat &~ə vingertje op dat bruggetje. op het bruggetje. nou gaat deurtje staat open. deurtje staat open ja. en dan gaat het vingertje zeker naar binnen. &~tja. die die ook doet &~ə. die is nog van &~ə die is nog van &~ə huisje af. ja. helemaal van het dak af. hoep. en wat is dit? deze hier. wat is dat daar? dit hier kan &~ə Peters poppetje op. en dan? wat moet je dan doen? hier. &~n gaat Peter hard draaien. ga je eraan draaien? Peter gaat even xxx. moet ie hier? zo. xxx. xxx. de xxx moet daarin. Peter o. nu gaan ze draaien. wonderbaarlijk! nou heb ik deze kant nog niet gezien hoor. wat is dit? o daar. kunnen ze naar binnen. Peter kijken of. andere poppetjes gaan naar binnen. ja. zo. stap stap stap. en wat gaan ze binnen doen? lekker eten of zo? wel. ja? &~təxtən vingertje eten maken. vingertje gaat eten maken. o. het vingertje gaat eten maken ja. en wat voor eten? twee eten. nu gaat &~ə vingertje in het huis. ja. &~ə die &~f die vinger heef eten. gemaakt. ja. en was het lekker? die Peter is de Peter is de vingertje mag &~ə. die komt ook in &~ə huisje. o die gaat ook in het huisje. stap stap stap. hij moet hierin. zo. nou gaat ie daar zitten. &~ca daar gaat. die vingertje eten maken. o. gaan de vingertjes eten maken? de vinger &~x de vingertje. gaat hier. en wat wordt het voor eten? lekkere uh. lekker. pizza. daar gaat &~ə. &~m &~m of patat? &~tə de pizzas. vingertjes gaat &~ə. eten. neerzetten. vingertje ja gaan ze neerzetten ja. de vingertje is even naar buiten. en waar gaan ze naartoe? weg. gaan ze van de glijbaan? hij ga niet op de glijbaan. o. hij &~x hij gaan. hier op de huisjes. dan ga dan gaat &~ə vingertje eten maken. o ja. en wat is dit? die kan draaien. o dan zie je letters. die gaan draaien. ja dan gaan die letters draaien. Peter kan ook. o dat is het nou:. dat is &~ə huisje. ja. een huisje met allemaal &~sp trucjes erin. dit vind ik ook heel mooi. en wat is dit dan? dit &~ə die gaat die kant draaien. die kan ook draaien ja. die kan hierop. uhhuh. de vinger gaat eten maken. de vingertje gaat hier komt het vingertje weer. daar komt ie weer. hij komt. eten maken. hij komt eten maken. o. gezellig. &~m &~də kom is het eten alweer klaar? de eten zijn klaar. de eten zijn klaar. &~təf de vinger. daar gaat &~ə ook op. lepeltje pakken. vingertje heeft &~ə lepeltje gehaald. kijk. wat heeft ja. daar gaat ie een lepeltje. ho. wat gebeurt daar? ging ie vallen? hij heeft helemaal opgegeten. hij heeft helemaal opgegeten. goedzo. nu gaat vingertje nog. wat eten halen. |
en is het eten wel lekker? wel. o fijn. die vingertje gaat gaat eventjes. eventjes de vingertjes o hier is nog iemand. die wil ook even eten. stap stap stap. zo. is hier nog wat te eten? wel. o. mag ik even gaan zitten dan? wel. ga ik hier zitten. zo. &~həf even bij Peters poppetje. ja. ik &~wə: lust wel een lekkere pannekoek. vingertje ga pannekoek. voor je halen. o lekker. mm:. daar is de pannekoek. even lekker opeten. &~pi Peter gaat eventjes die die vinger gaat die vinger. &~du doet &~ə even eten geven. ja. en nog een glaasje melk erbij. nou gaat vingertje. &~xe een glaasje melk pakken. ja. gauw een glaasje melk. dankjewel. drink het glaasje melk even op. de vingertje gaat dit. vingertje gaat. eventjes. eten maken van. die. Peter &~sə die gaat &~ə even uit. ja. die ging stap stap stap. o. nou kan ie even in de speeltuin spelen he. hij is even in het hier komt het andere poppetje ook. stap stap stap. zullen we even op de wip gaan? wel. ga jij maar daar. ho! dat was een harde wip. je kan ook zo doen he. wip. wap. zo. ze vliegen allemaal in het rond zeg. zo. nou we kunnen even van de glijbaan. hiejoei! de Peter zo. en nu nog even. een glaasje limonade drinken hoor. zo. hallo. mag ik een glaasje limonade? &~t de vingertje heef. glaasje gemaakt. ah dankjewel. en: nou ga ik het even opdrinken. mm: lekker. even even betalen. betalen. dag Jiska. die komt vinger heeft &~ə eten. vinger heeft eten. vingertje gaat. hier in het stoeltje zitten. vingertje o ja. hee. de vingertje gaat nog eten halen. ja? nog meer eten? wat voor eten? dat is een boterhammetje? een boterhammetje. aha. dit &~bun de vingertjes gaat. nog boterhammen. halen. ja. een boterham met pindakaas? wel. ja?. zo. die heeft een krijgt een lekker boterham met pindakaas. 0 dat heeft Peter nog nooit gegeten. nee? nee. vingertjes eten &~bom. ik denk dat jouw vingertjes een boterham met worst eten. boterham met worst? ja maar het gaat nu even de de vingertjes zijn de ober. o! en de poppetjes zijn de klant in het restaurant. en die willen een boterham met pindakaas. ja dat kan gebeuren. nu zijn vingertjes op de schommel. o nou gaan de vingertjes even schommelen. mag dat wel in werktijd? wel. o gelukkig. ambulance dit vind ik ook wel heel mooi hoor. dit. dat is &~ə ambulanceauto. het is zo gemeen he. die &~o ambulanceauto. hierop. wacht even. hoe moet dat nou? nee die kant op. hij gaat maar een kant op volgens mij. het is &~ə. bedoeling toch dat ie daar erin uh ja. maar ik dacht dat dit een soort schuifje was. maar dat is dus niet ja. hij hij verspringt steeds een stapje namelijk. o. hij hoort zo te kijk. het poppetje verspringt telkens stapjes. o ja. en dan gaat ie langzamerhand slim. ah:! het is wel heel uh. cru. |
precies. xxx. moet dus verbeelden dat je hier dus voor de zelfbiedings uh counter staat. en dan wor je gewoon &~t eruit gebonjourd. en dan wor je gewoon zo precies. maar. misschien dat het ooit de bedoeling was. dat je op de wip terechtkwam. ja ja. dat je meteen kon door kon gaan met spelen of zo. xxx ambulanceauto. daar kom het ambulanceauto. ambulanceauto? ja. hij heeft besloten dat het zijn ambulanceauto is. ja:. vooruit maar. vingertje heef daar mag xxx even aan. ja het andere ding van de speelotheek is dus ingeleverd. aha. en daar zat zijn uh. ambulance bij. ambulance bij. ja. het ziekenhuis he. en dit is gewoon een tweede ambulance. dit moet dat liggen. vingertje gaat de vinger dat gaat wippen. ja. poing poing poing. &~n kan ook &~ə man Peters &~m de Peters mannetje gaat eten. Peters man gaat Peters mannetje eten? dit &~m: vingertje heef. &~tə. &~tə wat gaat Peters mannetje eten? &~tis. een stukje banaan. mm:. ja. jij had honger in je buik. zei je tegen mij daarstraks. had jij honger in je buik? zat het hier:. nee. nee? onder die trui van papa. nee:. nee? zat daar geen honger? nou dat weet ik niet hoor. even over mijn bolletje wrijven. ja. dat is zijn poppetje. aha. ja daar was een papas poppetje en een mamas poppetje. geloof ik. nou ik geloof dat papa en mamas poppetje dat is ongeveer hetzelfde. maar dat andere oranje poppetje. die groene poppetjes die doen eigenlijk helemaal niet mee he. nee. nee. nee. zijn figuranten. ja precies. mag eventjes in &~ə tuin spelen. oh: mag ie even in de tuin spelen. dat is fijn. en dan gaat ie lekker even op dit draaiding. vind ik ook leuk. nou gaat ie eerst even op de draaiding. ja. zo. hoe verzinnen ze het he. ja. en. er is nog iets. ik weet niet helemaal precies hoe dat werkt. er zit hier binnenin dus ook nog een gat. ja. en en dat komt hieruit. uhhuh. dus hier kan in principe ook een poppetje. op de een of andere manier. doorheen. ja. maar dat is niet zo spectaculair als daarboven he. nee. is gewoon het valluik of zo. die komt &~ə in. o ja. ho. en kijk. als dat mis gaat dan ligt ie onder het huis. ja. en dan kan ie er dus niet goed meer bij. Peter kan niet. dat gaat niet he. daar kunnen je vingertjes niet bij. ho. daar is ie weer. kijken of. Peter op zit. hier kan die op. o ja. ja. o. ah:! oe:. wat een gemene val. hij heeft die ambulanceauto ook hard genoeg nodig nog. ja inderdaad ja. dit is dus mooi. hopsa! tjongejonge. dat kan niet. pakken. die kan ook. hier is de ambulanceauto. hier kan Peter wieltjes. hier aan draaien. ja. en dat moet zeker een soort oma verbeelden of niet? of is dat gewoon een kind met een bril. volgens mij is het uh ah:! de juffrouw. de schooljuffrouw. |
o de juffrouw. natuurlijk ja. die heeft natuurlijk een bril. ga niet. kan ie er niet door? dan moet het hekje open. o nog een hekje. ja. o nog een hekje. er kan echt veel met dit ding he. klimt zo tegen de muur op. ja daar zitten wij niet mee. hier even aan draaien. ho! ho! die blijft steken. redelijk ongemakkelijk met het hoofd buiten boord. gaat niet. nee. nee dat gaat niet he. kan ie niet door. ah gelukkig. hij is hij kan &~ə wel door. nu kan ie er wel door. &~m: dit is &~ə hekje. uhhuh. ja. is een hekje. kijken of Peter. wip zit. hier staat &~ə wip. ja. wat zei ie nou? kijken of Peter. op de wip zit. hoe transcribeer je dat? dit? poing poing? ja. moe ik iets voor bedenken. ah. het volgende slachtoffer. hij draait. hij draait. ah:! ja. hoogst eigenaardig. hier staat doet &~ə vinger gaat &~ə &~pə Peter haar ja. toch heeft de. maker hiervan het goed gezien dat dat reuze aan zou spreken. ja inderdaad. de vinger doet doet hem dicht. wat hier nou precies mee kan weet ik ook niet hoor. dat moet ook kunnen glijen of zo. ook niet echt makkelijk. want dan blijft ie een beetje steken. de vingertje heeft hem gehaald. ja? over die brug doet ie. ga hek gaat open. hek gaat open. zo. toedeloe. &~ham lampen gaan aan. wat? gaan. de lampen aan? lampen zijn even aan. o. o! lampen zijn uit. heb je nog wat uh gedaan met het leesboekje? nog heel weinig moet ik je zeggen. weinig tijd gehad. Jeroen die heeft het nu op de zaak om te copieren. ah ja. en: je had het geleend tot de negenentwintigste zag ik. ja. dus als het uh. maar heb je dat kaartje nog? of zo? nee dat heeft ie dus ook meegenomen. ik wou eventjes eventjes in &~ə &~penə. o ja. nou ja jammer. heb je dat nodig om te verlengen? uh: ja want daar staat het nummer op. ja. precies. &~dəfi de vinger die moet even poppetje halen. nou: als het een &~w week later is dan maakt het nog niet zo veel uit. vingertje moet even poppetje halen. je krijgt eerst een uh. eerste herinnering. dan een tweede herinnering. vingertje moet. eventjes poppetje halen. vingertje moes even poppetje &~h: en dat heeft geen consequenties? niet direct nee. nee nee. ik wou zeggen. anders dan uh kom ik het wel even langsbrengen. xxx. dat vingertje moes even poppetje halen. lampen gaan zo weer aan. hoep. ik had verwacht dat ie het mee terug zou nemen Jeroen. lampen zijn weer aan. maar uh: hij had geen tijd gehad gisteren om alles te copieren. nee nee. dus uh: en het kaartje is een makkelijke bladwijzer. inderdaad. ja:. het ziet er niet uit Jiska. soms staat ze er ook zo lekker bij te snuiven dan he. ja. nee maar dan breng ik het wel even langs joh. want uh ik bedoel. |
ik vind het veel te leuk dat je het uh. geleend hebt voor me. de vingertje gaat zo en de eerste twee hoofdstukken waren best interessant. veel verder ben ik nog niet gekomen. nee. nee. gewoon zo druk geweest. en het andere artikel heb ik ook nog niks van gelezen. want ik dacht “ik begin eerst aan het boek”. want dat moet terug. ja. ja. &~i de vingertje moet even poppetje halen. o. dan moet je het hekje even opendoen he. ja. &~wzt. hier zit poppetje bij schommel. bij de wip. ja. het vingertje mag even door het hekje. een schommel is natuurlijk ook iets wat heen en weer gaat. ja:. ja. een zekere overeenkomst. hij gaat even: van de glijbaan. poing. in het vuilnisvat. nou het is eigenlijk geen vuilnisvat. daar is ie ook rijp voor als ie er zo xxx. in &~ə in &~ə. hele grote ton. een hele grote ton. ja. die gaat zo. boem. zo. nou. met de vuilnisman mee. maar waarvoor zijn die gaatjes nou in die ton he? kunnen zijn armen erdoor. ja. van het poppetje. hij kan het ook. nog iets mee vogelen zo. nou. het is maandag. xxx. xxx. xxx. nee lieverd. het is woensdag. o. zei ie “het is maandag”. hij zei “het is maandag” ja. ja. je zou je wel denken he als ik hier ben. ja. het is woensdag. vingertje &~x ho! o je had hem nog. goed hoor. hij onder het stoeltje zitten. gaat ie in het stoeltje zitten? vingertje gaat eten maken. o lekker. wat gaat vingertje voor eten maken? vingertje gaat &~isin. maken macaroni? hm. vingertje gaat. eventjes. &~fu &~t melk. is voor die &~t die Frank is van poppetje. die heef melk. poppetje melk? ah:. glaasje melk. lekker. de vingertje. heeft &~ə macaroni. macaroni. mm: met kaas erbij. mm:. hij zegt &~maka tomaat. ja. tomaat inderdaad. kaas. en courgette. maar dat is een beetje moeilijk. dat zijn die groene slingertjes. weet je wel. ja. kan ook &~ə ambulanceauto bij. kan ook &~ə naast. o is ie aan? &~te. &~hik hier komen &~s heel grote ambulanceauto. ja. daar komt een hele grote ambulanceauto. er zit niemand in. die is zelfs zelfs geen bestuurder. de vingers inderdaad. de &~f. nou dat is niet waar. Peter zijn vingers zitten erin. o ja. dat is waar. dat uh zag ik over het hoofd. je hebt het nog niet helemaal door hoor. nee nee nee. je bent het weer een beetje vergeten denk ik. ja. hier staat de ambulanceauto. mm. wonderlijk wonderlijk. die kan vinger daar kan Peters vingertjes op &~s zitten. op de schommel. zo. of is het misschien iets anders? het is een springtouw. aha. volgens de beschijving. natuurlijk een springtouw. is toch volkomen duidelijk. dat je dat niet meteen gezien hebt. de vingertjes de &~pe de de &~m xxx. ik vond zijn definitie van schommel veel logischer. ja. ik vond wel dat het een beetje een rare schommel is. nu snap ik het. |
waar gaat de ambulanceauto naartoe? hier kom daar komt ie aangescheurd. hij gaat heel ver doen. gaat ie heel ver weg? even kom de ambulanceauto weer. daar zit vingertjes in. ja de vingertjes zitten erin. zo zit ambulanceauto. daar was zinnetjes zoals wat ie net zei. &~kijken &~of &~peter &~op &~de &~wip &~zit? ja? is dat zijn dat. die dat. soort ondergeschikte constructies zijn dat altijd met “kijken of”. dat je weet? even denken hoor. is je daar iets bij opgevallen? hier komt ambulanceauto. denken of er een ander voorbeeld. daarvan kan hier &~tam. kijken of. “voelen of” gebruikt ie ook. voelen of. voelen of. voelen of ie warm is. voelen of ie koud is. o ja. uhhuh. dat soort dingen. voelen of het scherp is. ja. en andere kan ik zo gauw niet kan. over het brug. ja. over het bruggetje. en ook altijd op die manier? dus een een uh onbepaalde wijs. voelen. of kijken. ja. de brandweerauto zegt. ook wel is. dus niet “ik voel” of of “papa voelt”. of zoiets. nee. hij. besluit het dan wel met “Peter had gevoeld”. ja. maar dat is de &~f dat is de volgende uh uiting. precies. ja. dat is de volgende uiting. pep! pep. pep. kling! hier zit een pep. en daar zit een tringeling. peppep. tringeling. Peter ga dit xxx wat hadden we nou toch laatst. Peter ga even. moet je dat opschrijven he. een xxx waarvan ik dacht dat moe ik tegen je zeggen. en Peter &~m omdat ie dat Peter gaat even bal halen. o de bal. wou je even rollen? wel. hm. wel. ja hij zegt geen ja he. ja. wel. het blijft wel. &~pap &~mam mama eventjes hier zitten. mama even hier zitten. o ja. we vroegen hem laatst. 'nsochtends wat voor dag het was. ja. dat weet Peter niet. o ja. echt zo &~f. volledig antwoord. hopsa. floep. kijk eens. goed zo. gevangen. ga je doen? draaien? ja. o: knappe jongen. dat doet Peter van &~ə bal af. zjoep. pak hem. ik had hem. ik had hem. jij had hem. nou zei ie. heel af en toe ja. doe je nou? Peter Peter doe xxx. van &~ə bal af. hebbes! ik heb hem. nou is ie voor jou. nou is ie voor Frank. ik vind het een goeie show. hoep. draaien. draaien? hup. gevallen. Jiska wil ook meedoen. waar gaat ie naartoe? naar Frank. naar Frank. joem! gefopt. ik heb hem. en nou is ie voor: jou. een boogballetje. dat is wel grappig. dat gedraaf van Jiska dat staat dus ook allemaal op die bandjes. ik let er al niet meer op bij het uh bij het afluisteren. xxx. je hoort er wel overheen ja. ja precies. maar als iemand anders er nog eens naar gaat zitten luisteren dan van wat is dat nou? wat is dit? wat deden ze daar? ja. snurk snurk. Jiska, je staat in de weg. Jiska. ga eens een eindje moven. ja. nee. wacht o. |
ging er bijna onderdoor. malle hond. ho:! www. en voor wie is ie nou? ah joh. niet de bal af zitten likken. Jiska mag &~sə wel. &~papam. &~pə &~m: Jiska mag de bal wel likken. Jiska mag de bal wel likken. ja. ja. Jiska mag dat wel. Jiska mag de bal in in haar mondje nemen. in de bek nemen. hebbes. naar wie gaat ie toe? naar Peter. o. ja? weet je het zeker? wel. ik heb hem. en voor wie is ie nou? voor Peter. o ja?. hee. Peter gaat die halen. die halen. o: een boek. met &~ə grote boek. het grote boek van Richard Scarry. die is voor Peter. die is voor Peter. dat pakt ie op het moment heel vaak zelf. hm leuk. vindt het heel leuk om te kijken. ja. ja. hier zijn brandweerautootjes. ja. ja: dat is de brandweerautootjes. hier staat een tractor. is dat een tractor? hier. met een graaf uh xxx. graafschep he. ja graafschep. Peter heeft ook een tractor met een graafschep. grote &~pa vrachtauto. ja dat was toch de bus? &~tə. dat was. toch de vrachtauto. o goed hoor. dan is het een vrachtauto. ik vind het goed. hier staat een bus. o is dat een bus. dit is een. groene auto. een groene. ja. groene auto. dat zijn brandweerautoos. brandweerautoos. hier staan brandweerautoos. &~tə dat zijn brandweerautoos. ja. dat zijn en en wat is dit dan? hallo. een boertje. dat is de dat is de ladder. pardon. een ladder. een ladder ja. goedzo. met &~ə hondje op. met een hondje erop ja. aha! een vliegtuig. en een konijn. ja. ja. vliegtuig met een konijn. ho. wat gebeurt daar nou? niet interessant. niet interessant. hier staat ook &~ə vliegtuig op. ja. is ook een vliegtuig. nog &~ə brandweerautootjes? nog &~ə brandweerautootjes. allemaal treinen he. ja. nog &~n hier zijn konijnen in een boot. hier zijn konijnen in &~ə boot. ja. allemaal konijnen in de boot. en vliegtuig. en vliegtuig? een vliegtuig? hier staat &~ə vliegtuig. daar. is dat een vliegtuig? hier is ie. is ik dacht dat het een vos was. xxx. daar staat kindje bij de hondje. staat een kindje bij het hondje. ja. xxx. &~toetə doet ie &~iʔ. nog nog &~ə tractor. ja. met een &~sx graafschep. &~m Peter ook. Peter heeft ook een tractor met een graafschep. en weet je hoe al hoe dat heet. dit ding. dat is een beetje moeilijk. moeilijk he. xxx. dat is een zeppelin. met ogen. kan je nooit vroeg genoeg weten hoor. met &~ʔn xxx. nee precies. met een touwtje eraan. met een touwtje eraan. met een touwtje eraan. ja. en &~me met ogen. ja. hij heeft met ogen ja. ja hij heeft een oog. ja. ja. helemaal waar. is dat? onderzeeboot. die is helemaal onder water. ho. voorzichtig! anders gaat ie stuk. Peter. zachtjes hoor. die kan het ook. wat kan het ook? hier. laat maar zien. wat ie kan. hij kan open. ja hij kan open. ja. mama doen. |
o maar dit kan niet. dit kan alleen maar zo. we hadden toch ergens. nog iets moois. we hadden ergens nog iets met wieken. weet je dat nog? was dat niet in dit boek?. xxx. ja! daar. weet je nog? wat is dat? een tractor met wieken. o! zie je dat niet? hemel. dat is bijzonder. dat is heel speciaal. die vond ie van de week zo mooi de hele tijd. kijken. of. die Peter is dat? ja. wat is dat. uh: hoe noem je zoiets? een uh een ruimteschip? ja. een ruimteschip ja. Peter gaat ook &~ə tractor. xxx. o ja. met de graafschep. was ie daar? o de tractor met de graafschep. ja. hij ft ook een tractor met een graafschep. die gaat. nog even &~ə. hier heb je er ook een. tenminste zoiets. ja. xxx. ja maar die was het niet he. dat is de tractor met wieken. de tractor met de graafschap staat ook helemaal aan het begin he. hier. waar is de tractor met de graafschep? &~ek &~ik. hier staat de beer. hier staat. tractor met &~ə &~x graafschep. wat is je graafschep aan het graven? ik heef ook &~ə graafschep. ja hoor. jij hebt ook een graafschep. wat ben je aan het graven? zand aan het graven. zand aan het graven. of ben je water aan het graven? ben zand aan het graven. zand aan het graven. ja ik wou alleen maar even weten of je het zeker wist. xxx. xxx in het bad dan is ie water aan het graven. ja. dat ligt ook voor de hand. &~əm xxx met Dienekes auto. ga Dienekes auto maar even pakken dan. 0 xxx. o! dat is een grote he. een zandauto. een kiepauto. ja. van wie heb je die gekregen? van Dieneke. ja van Dieneke. ho. bom. botsing. bong. die is ook mooi voor op het strand. ja. daar is ook. en zo. in de zandbak. ja. daar kan ie zand. &~h graven. die kan ook zand graven he. hij zit er ook af en toe bovenop hoor. maar o. hij maar dat uh overleeft ie wel tot nu toe? tot op heden wel. wel een mooi groot handvat heeft ie hier. die auto moet even. benzine in tanken. even benzine tanken? &~hə hij gaat even &~pa gaat even daar staan. vol:. mag hier. hier weer eruit. was &~ə bij benzine. was ie even bij de benzine? moest ie even benzine tanken? oeps. oei oei. hij doet wel erg hoepla he. boing!. zit wielen. zit wielen. wielen he. hier kan Peter hele: grote wielen. vier hele grote wielen. ga je erop zitten? hier. op dit xxx. dat zegt dus een keer krak he. daar zit je op te wachten. op achter &~s. stuur. is dat het stuur? interessant. daar. gaat Peter even xxx. ja. hij geeft zo zijn geheel eigen interpretatie aan dit uh aan het speelgoed. ja. onder Peter door. ja. onder Peter door. dat was een poortje. ga maar staan zo. |
met je benen wijd. o. aardige shikodachi. hop. goedzo! hij kan ook al. heel leuk ushirogeri doen in bad hoor. ja. daar komt ie aan. dan ligt ie helemaal in een deuk als ik het dan benoem. ushirogeri. hi:! kan Peter he ushirogeri? wel. ja. precies. en yokogeri had je ook al eens gedaan. en een aanzet voor een mawashi. die maakt ie niet af. ho. o. oeps. hoeps. hoeps!. ja. jij maakt er een glijbaantje van. &~es:. volgens mij heb jij een hoop gedaan. oh. stiekem zonder mama er iets van te zeggen. hee kijk nou eens. je pantoffel is uit. o jee. o. ook goed. even dollen met de slof. o:. wat ben je nou aan het kruipen? nou ja. wil je nog een kopje koffie? uh: ja lekker wel. wat ben je nou aan het doen? mal jongetje. xxx Peter aan doen. wat is wat ben je aan het doen? hoeps hoeps aan doen. o hoeps hoeps aan doen. woeps woeps aan het doen!. wil je je pantoffel ook weer aan doen? &~n nee:. nee? nee! o! mafferd. je gaat toch niet met je pantoffels gooien!. ho!. pak hem dan! pak hem dan. ik wil dat hebben. wil jij dat hebben? wil jij dat hebben? piep! alsjeblieft. wat ga je doen? lekker aan je voetje trekken. hier?. zo kom maar. ugh! hou je hoofd stil. boem. zo. je kan zo nou. nou. kom maar. kan je zo in de reclame voor de. voor de Bata. voor de Bata. een Batakop. nee hij blijft niet hangen. xxx &~ət zetten. o: jij wil benzine tanken. nou snap ik het. dat is &~ə benzine. ja. daar zit benzine in. nou gelukkig maar dat ie dat uh dat ie niet volhardt. ja precies. nou hij heeft die andere spullen zo lang gehad namelijk. ja. omdat er een een brand geweest is. in de speelotheek. o was dat het? ja:. o. en daarom mochten we uh. het speelgoed een een langere tijd houden. tot ze weer zo ver waren dat ze konden openen. ja. dus hij heeft het geloof ik wel: nou ja. nou het was inderdaad. nog al lang. &~s zes of acht weken gehad of zo. dus hij begon inderdaad te denken dat xxx. dus die brand met dat verhaal van die brandweerautos hier vlakbij dat was bij de speelotheek. ja: dat was bij de speelotheek ja. hm. aha. hij kan eventjes hierop. hij kan hierop. en dan kan ie omhoog he. omhoog. en omlaag. die auto mag. vast wel van &~ə. glijbaan. hier staat &~ə garage. daar gaat ie in. daar gaat ie in. erbij. die auto past. xxx. dat past niet zo goed denk ik lieverd. ik denk dat de lift dan eerst omhoog moet. kijk. moet eerst omhoog. zo. nou kan ie erin. kijk maar. nou kan ie erin. xxx. die gaat eventjes die kan &~ə wel goed. moet ie weer naar beneden? dan moet je hier maar even aan draaien. dan kan ie op. |
dan gaat ie naar beneden. nou kan ie pas er weer in. o: kan ie er nou pas weer in. nou nou gaat ie dicht. die auto ging &~ə uit. kon ie er ook weer uit?. o. daar lopen de vingertjes over de glijbaan. de vinger doet nu open. trouwens dat jij ook wel even wat mag drinken. nou. zit je nou te knipogen?. hij hij gaat open. gaat ie open? hij gaat klein stukje op op de glijbaan. uhhuh. nog &~ə klein stukje. hij gaat grote doen. hij gaat daarin &~ə hoepla doen. o gaat ie daar hoepla doen. hier staat &~ə auto in &~ə schuur. hier staat &~ə auto in &~ə schuur. o staat ie netjes in de schuur?. hoe is het met vragen uh. stellen? met vraagwoordvragen. wie en wat. en zo. uh: hij stelt wel vragen. maar hij gebruikt er maar zelden vraagwoorden bij. uh:. als ik bijvoorbeeld als de telefoon gaat. dan wil ie wel weten wie ik aan de telefoon heb. en dan zegt ie “heeft mama aan de telefoon”. dus wel op een vragende toon. o laat laat wie weg. laat wie xxx gewoon weg. ja ja. is dat. ja ja. naar iets wijzend. dat uh dat hoorde ik net ook ja. wat doen je vingertjes? die zijn aan het lopen. www. xxx Jiska xxx. www. mooi he. je zou eigenlijk een balletje moeten hebben wat zichzelf gooit he. ja eigenlijk wel ja. dat zou voor haar ideaal zijn. ja. hier zat de garage. nou ze doet het wel eens. ze gooit zelf wel eens een bal in de lucht hoor. ja? xxx opvangen xxx. ja ja ja. verbazend he zo. hoe feilloos dat dat gaat. als dat gaat ja. ja. het verraadt gewoon heel veel oefening he. eigenlijk. uhhuh. hoe vaak ze dit. gedaan heeft. en ja. hier dan sufferd. je brengt het niet echt subtiel he. Jiska. krijg nou wat. krijg nou wat. krijg ook. nou wat. &~nəs krijg ook wat. Peter krijg ook. wat? Peter heeft ook wat?. ik moet ook op mijn woorden passen he. xxx. ja. heel duidelijk. af en toe &~kl net een klein papegaaitje. precies. en natuurlijk vooral het meest feilloos met woorden waarvan je het eigenlijk liever niet hebt he. gek is dat he. ja. alsof ze het aanvoelen. oh:! gaat maar net goed. ja ik heb een keer toen ik heel erg boos was. voluit gvd gezegd. maar ook maar een keer. ja. onmiddelijk. hij zei het meteen na. hij heeft het daarna niet meer herhaald. ik ook niet. maar tjongejonge. ik was niet boos op hem. boos op Jiska. ja. wat doet het autootje Peter? o. volgens mij rijdt ie een beetje naast de weg. ja. hij rijdt over de stoep he. ja. hij rijdt over de stoep. is. op &~ə straat. nou is ie op straat. ja. nu loopt ie op de hij is naar buiten. hij is naar buiten gereden. en nou is ie. op straat. |
nou is ie weer even op de stoep. en nou is ie weer op naar buiten. nou is ie weer buiten. op de stoep. nou is ie op de stoep. waar zijn de poppetjes eigenlijk die erbij horen? er horen poppetjes bij. &~n Peter. doet &~ə vingertje. in. o pardon. laat maar. doe jij je vingertjes er maar in. pardon! zeg zit ik hier veilig? nee nee. is op straat. mijn uh mijn mikvermogen is ook niet zo best. jouw coordinatie jouw coordinatie is iets minder dan die van Jiska. hij is op de stoep. hij is op de stoep. ja hij rijdt op de stoep. autos mogen toch niet op de stoep rijden? hij is nu op straat. hij dee. boem. ho. hier kom het hier komt het. autootje. ho! ho! Peter haal eventjes open. ja. gauw eventjes open doen. kijk. dan draait ie. je kan het ook zo doen Peter. met vinger doen. nee! bemoei je er niet mee mens! ja:. en dan zo doen. en dan weer zo doen? doe het maar op je eigen manier hoor jongen. dat vinger gaat. hier aan komen. dat gaat o kijk eens. gecoordineerd. als als Peter hieraan aan komt. dan gaat &~pet dan gaat ie draaien. ja. dan gaat ie draaien. bedankt. voor deze prachtige constructie. als Peter hieraan komt dan gaat ie draaien. Peter is. xxx. eventjes eventjes Peter. een maken. ja. nee. dat uh ik uh voorzie dat uh over een niet al te klaar zijn zo 'nn beetje. omdat ie gewoon wat betreft het opnemen. xxx. omdat ie gewoon geleerd heeft de basisbegrippen allemaal heeft. van de grammatica. ja:. ja. dus we kunnen het aanzien hoe het verder zich ontwikkelt de komende. weken. en dit. maar inderdaad die vraagwoorden. kijk eens heeft. dat is dan nog wel interessant om te kijken wanneer. die die verschijnen. nog een. xxx maken. twee weken. vier oktober. op maandag. ja. prima. Frank blijf nog een een minuutje bij jou. nou dan beginnen wij dus net aan de. xxx. dat is die vrijdag daarvoor. ja. dus die vrijdag daarvoor is ie nou spannend. dan is zijn eerste dag. &~hap. tenminste dat is dan 'nsmiddags. dan. ga ik maar een uurtje denk ik hoor. ja. niet zo 'nn lange periode. hallo lieverd. kom je doen? hier kan bij. ja er zit nog een beetje banaan in. wil je nog een beetje banaan? beetje. xxx even. nee die is niet van jou. die is van mama. &~toewə. mama even voor je eigen pakken. mama even voor je eigen pakken. even voor je eigen pakken? wil je je eigen pen? wil eigen pen. eigen pen. en een papiertje. ga je een tekening maken? wel. o. wil. tekening ga je lekker tekenen. hm? kijk eens. alsjeblieft. hierop. ja. daar mag je op tekenen. je mag wel op de Kleine_Aarde tekenen. ik ga &~fə voor Frank tekenen. o ga je voor Frank tekenen? o:. o wat lief. |
ga je een mooie tekening maken? wil hier staat een teken. hier staan dit is. Frank tekening. aan maken. wat ben je aan het tekenen. Frank &~f: tekenen. ben je Frank aan het tekenen? of ga je een bloem tekenen? Peter is hele grote bloem aan tekenen. dat dacht ik al. want je tekent meestal bloemen. oh, wat 'n grote pop, zeg! ja, zotes pop. kijk. hoe heet die pop? kijk xxx. oh, wat 'n. lieve pop, zeg. kijk. slaapt ze? he? oh ja, die herinner ik me nog van de vorige keer, die pop. zo, hehe. ja? ja. gaat papa eten he? xxx. oh, dat kan ik me niet herinneren. ik kan me wel dat enorme boek herinneren wat je toen had. ja! ja. kijk. ja, oh, is ze wakker? ja. is ze wakker geworden zeg, de pop? ja. tjongejonge. kijk, ligt hij. ging hij net leggen? ja. eet wel 'n beetje he? ja. ja, papa eet ook. oh, papa ook lepel thee. papa ook lepeltje. ja, heeft papa nog geen lepeltj? nou, oh. ja. sorry, alsjeblieft. wil ik het dus pakken, gaat hij ook erheen. ja, ik zat erop te wachten. wel nou zullen we Gerard en Folkert eens 'n paar foto's laten zien, van de wintesport. Ben je niet gevallen? , kom eens zitten, gaan we een paar. kom zitten. ja, he, kom eens, he. papa zitten. wat is er dan? fotootjes. oh. die fotootjes. van de sneeuw. lene. van ja, van Milene, en wie waren er nog meer? dieuwertje. dieuwertje ook, ja. kijken. oh. kijk. jaja, voorzichtig. ah papa skietjes. is papa dat? ja. jaja. papa skietjes. papa op de skietjes he? oh. oppe skietjes. ja mooi. dieuwertje ook zo skietjes lijt. oh ja, pak jij je skietjes n's. laat eens kijken. bij de lift. ah, mama 0en Dieuwertje. kijke mama Dieuwertje. kijke mama Dieuwertje. ja, wat is dat allemaal? dat wit. mama Dieuwertje. oh, is dat mama Dieuwertje. mama. ah papa die ijs. op het ijs, ja. ja oppe ijs. di's mama. dit's mama. ja. dit's ijs papa. papa Dieuwertje. sneeuw. ja. dat is 'n goeie vondst. ja. de foto's. mooi zeg. was het niet koud daar? ja. het was koud he? maar Dieuwertje ging ook in de sneeuw vallen, he? ja. nee wel? ja, kijk maar. ohoh. hier. kijk. Dieuwertje. ja. hier xxx Dieuwertje, daar. in de sneeuw gevallen he, op de buik. nee wel? oppe xxx ah Dieuwertje. 'n leuke foto. xxx sneeuw Dieuwertje. ging papa jou kietelen. ja. ja. lag je in de sneeuw. ging papa jou kietelen. oh ja, ze ligt hier echt in de sneeuw. ik denk wat is dat, maar dat zijn d'r laarsjes, ja. oh, daar lig je midden in de sneeuw, zeg. ja, vallen. ja, was je gevallen. ja Dieuwertje oeh ah kijk. Dieuwertje. ja, daar was je gevallen. ging papa alles weer zo doen he? ja. van je broek afslaan. ja. allemaal sneeuw op je broek. ja. alle sneeuw broek. |
hoe kwam dat nou? Dan dat nou? ja. kijk, ah burg, kijk. oh, dat is allemaal bergen, ja. ja. heel groot waren die he? ja. 't was echt 'n schitteren gezicht dat. jaja. dit's huis. dat is 'n huis. 'n huis, ja. ja. er wonen allemaal mensen he? allem mensen. waren jullie ook in zo'n huis? ah, papa die ligt. dat is toch niet papa? dat is toch niet papa? mama. ja. ja. dieuwertje. dieuwertje die's lek. kijk, Dieuwertje lek. en wat moet mama doen. kijk mama lacht heel hard, zie je dat? ja. ja. was mama ook gevallen? ja. mama vallen. kijk, ah, kijke mama Dieuwertje muts. oh ja. 't was heel koud he? ja. 't was koude wind, hoor! ja. moest Dieuwertje de muts op. ja. ja, 't was heel koud. ja. klase Lene. wie is dat? koos en Loes. ja, dat is Koos en Loes. en wie is dat? lene. ja Milene is het. enne kijk, 'n klein meisje. meis Dieuwertje. ja, dat is Dieuwertje. ja. ah, Toos. lene Hansse. dat is ook Hans he? ja. ja. en wat is dat nou? xxx lonnetje. 'n ballonnetje, ja. ja. ja. was die ballon van jou? xxx. 't was toch omdat jij jarig was? ja. jaha. mhm. dieuwertje jarig. was. was je ook nog jarig? ja. en heb je kadootjes gekregen. ja. dieuwertje hoeve niet handje Sinteklaas. oh. wat zegt ze? hoefde je geen handje te geven aan Sinterklaas? nee? nee. nee? maar hij was toch wel lief, Sinterklaas? ja, lieve Klaas. ja, he? wij zingen nog steeds 'n liedje hoor, van Sinterklaas, ook al is hij naar Spanje. wist je nog niet he Gerard. nee, wist ik niet. daar houden wij op zes december meteen mee op. ah die. disse nog. nee, in dit huisgezin gaat het volgens mij het hele jaar door. nou, dat was dus ons huis he. oh, leuk zeg. maar daar zul je straks wel wat meer van zien. jaja. mooie foto's, he? ja. ja. ja. nou, zijn ze op, geef maar even aan Gerard, doet hij ze even weer hierin. geef dit maar even aan Gerard. toe dan, zo. leuk zeg. Gerard moet ze even erin doen. ja. zo. zal ik ze erin doen? dankjewel. nou dan moet je die maar pakken. ja. 'k pak even je lepel. ja. zo. kom maar even zitten. papa even zitten. heb je nog meer foto's? ja, meers foto's. ah xxx. kijk, nog eentje. oh. ah, dat is Lene. ja. xxx deze mama papa. ja. ah tony. wie is dat? kijk tong. oh, de tong ja. xxx nog. en wat is dat allemaal voor lekkers? lekkers. jaja. lekkers. ja, maar wat zijn dat? oliebollen he? olebollen. en appel. flappen. appeslappe die. jam oet je Koos zien. heb jij die ook gegeten? koos gaat slapen. ja. ja. ja oliebollen vond jij ook lekker he? en appelflappen. ja? &~mm lekker smullen. ah, die ballonnetje Dieuwertje. en wat zat daaraan? kijk koekjes. ja, maar die koekjes heb jij al opgegeten. |
ja. hadden we versierd. rode lintjes met daar kerstkransjes aan en iedere dag mocht Dieuwertje 'n kransje opeten. ja. ja. zo. &~mm smullen. ja, smullen. ah kijk. ja. kijk. de kaarsjes branden, zie ik. waar is dat kaarsje? hier kaarsje nog. ja. oh. dieuwertje plas. heeft Dieuwertje geplakt, ja. oh. dat heeft Dieuwertje geplakt. ja. en wat heeft Dieuwertje aan d'r mond zitten? en aan d'r handen? volgens mij taart. ja. ja, volgens mij taart. zoveel taart gegeten, geloof ik. ah, kijk eens. ah kijk mannetjes. ja. mannetjes. en mocht je die opeten? ja. kon je die opeten? ja. waren van chocolade he? en dit, hoeveel kaarsjes? twee kaarsjes. ja. dieuwertje was twee jaar geworden, ja. mannetjes. ja. wat 'n enorme taart zeg, dit is wel zo hoog. ja. hadden we daar gekocht he? ja. xxx. 't was 'n lekkere taart. taas tocht. ah. ah, e mannetje. ja, 't mannetje heeft ook hoedje op. ja. nou, je krijgt wel 'n groot stuk, zeg. ja, maar ze was ook jarig he? oh, kijk alma bordjes. allemaal bordjes, ja. plassen. ja, Dieuwertje ging de kaarsjes uitblazen. oh ja. toen hield papa je vast, he? deed je heel hard pfff. ja. dieuwertje nou. ja, wat doet Dieuwertje nou he? ja. ja. ah kijk. en wat doet Dieuwertje daar? kijk. hiep. hoera, kijk. ja. doet hij nou? omdat het moest. ja. ja, er staat 'n kaarsje op. twee zie ik er. tee kaas. ging Dieuwertje liedje zingen? ja. Lang zal ze leven he? Lang ze leven. ja. in de gloria? ah. Dieuwertje Loes. dieuwertje met Loes. ja. lekker buiten was dat he? ja. ah, mama Dieuwertje. kijke mama Dieuwertje. ja. en wie was dat dan? dieuwertje, mama, papa. ja, he gelukkig! ah, mama. Dieuwertje, mama, papa. ja allemaal sneeuw he? ja. gingen we 'n stukje lopen. ja. ah papa skietjes. papa stokjes skietjes vas. ja, stokjes en skietjes, ja. oh ja. pap ook 'n keer gevallen he? ja. ja. papap keer vallen. kijk eens papa vallen nog. kijke papa valt hij. ja, boem he, ging papa boem. vallen. nog vallen nog. ja. kijk in de sneeuw vallen. oh ja. ja. oh, papa skietjes maken. ja, schoentjes vastmaken. ja. anders kan je niet skien he? nee, kan niet skien. nee, je moet je heel goed jaja. mama Loes. ja, stond je te wachten he. stonden jullie te kijken. ja. oh, zie Folkert, wat is dat nou? taart eten. taart nee, oliebollen. olebollen. appelflapjes, net koekiemonster. doet hij nou? ik weet het ook niet precies. Gerard vraagt het zich ook af he? wat doet hij nou? toch koekiemonster? doet toch ook altijd na. doet hij nou? dieuwertje opeten. dieuwertje, het kleine oliebolletje. ah, xxx. wie is dat nou weer? tatte weer? ja, wie is dat nou weer? kijk. ja, ik weet niet wie dat is hoor? is dat Loes. nee. nee,, volgens mij is dat Koos. nee Dieuwertje. oh, ben jij dat? ja. mannetjes. oh, wat 'n mooie taart, zeg. |
ja, die heeft mama speciaal genomen he? prachtig. wat staat er op die taart? zum Geburtstag, ja! kijke mes. ja, mes. ging papa snijden he? heel groot stuk aan Dieuwertje gegeven? en daar staan de mannetjes weer, en wat is dat nou? kijk. wat is dat? kijk daar. ja, wat is dat? kijk. vind je altijd zo lekker. ja. wat is dat dan? kijk, oolbolletje. nee, het is geen oliebolletje. nee, klein oliebolletje, dat is 'n mandarijntje. ja,. oh ja. oh, deze heeft papa speciaal genomen he. ja. voor later he. om te kijken hoe Dieuwertje ook op de skietjes kan staan. staat Dieuwertje op de ski's? nee. dieuwertje slee. dieuwertje op de slee. op de slee ja. mama tjekke xxx. ging mama jou trekken? ja. heel hard. en ging Dieuwertje ook 'n keer vallen van de slee? ja, Dieuwertje neus op. oh ja, op je neus. lag je met je neus in de sneeuw? ja. 'n hele koude neus. oh ja. ja. hele koude neus had jij he? zo'n grote koude neus. ah, Ernie ook neus. waar is hij dan, ik zie hele Ernie niet. oh. ja, ligt ook op z'n neus, kijk. kijk Ernie ligt. zo viel jij ook? van wie heb je die gehad? Ernie neus. ja. van wie heb je die gehad, Ernie? kadootje oma had. ja, kadootje. ja. van oma gehad, en 'n kaart. waar is de kaart van oma en opa van andere oma. waar is de kaart voor je verjaardag? ja. dur loopt een meisje op straat. het meisje ziet een &~ijswa kar. ze &~g loopt er naar toe en bestelt een ijsje met drie bolletjes. &~s dan gaat ze weg en eet het ijsje ondertussen op. ze struikelt. ze laat dur ijsje vallen en begint te huilen. ja goed zo. een jongen en een meisje lopen op strand. het meisje maakt een zandkasteel. en de jongen is aan het vissen. die jongen rent naar het meisje. pakt haar emmertje af. maar het meisje wordt kwaad en trekt eraan en die jongen ook. dan loopt die jongen met het emmertje weg. en het meisje rent er achteraan. en dan is die jongen weer aan het vissen met het emmertje. en het meisje staat te huilen. er is een vader en een jongetje en een meisje. het meisje heeft een bal. die rent achter de bal aan. de hond rent er ook achteraan. en het meisje geeft de hond een bot. de hond begraaft het bot en gaat onder een boom liggen. er loopt &~u een meisje op straat. ziet een &~m man met &~u ballonnen staan. ze loopt er naar toe en vraagt om een ballon. ze krijgt er eentje. loopt er mee weg. struikelt over een boomwortel. de &~bedo ballon waait weg en begint te huilen. &~w de vader en een jongetje lopen in het park. nee de vader &~g gaat op de bank zitten een krant lezen. en het jongetje gaat voetballen. |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.