text
stringlengths 96
60.7k
|
---|
nee! nou, zie je wel. je wil niet eens voelen. en het is daar helemaal warm. je hebt een warme plas net gedaan. Kim. heleboel. nat gedaan. je vindt het zeker lekker om in je plas te lopen? nee. ik. niet op ə pot. hee! ik zit op. ga maar. even je billen wassen, Kim. hee, kijk eens. hee:, kijk eens. hee:, kijk eens! hee:, kijk eens. kijk. kijk eens. hee, kijk eens. kijk eens. kijk eens,. Kim:. kijk eens. kijk. oh: ja:! wat zijn dat? ga eens staan! even de billetjes wassen. dat is een mevrouw met een yyy. met wat? een yyy. met een dat is ə yyy. ja:. wat is de &+hə. kinderwagen. kinderwagen. keer je eens om. eventjes, Kim. ja. kijk eens! kijk eens. kijk eens nou. oh: wat leuk! zo. voorlezen. zo voorlezen. kom eens met je billetjes, kleine Kim. dan kan ik ze droog maken, kleine Kim. kom eens met je billetjes, kleine Kim. die kleine billetjes zijn nu droog. dan kan ik een broekje aandoen en een maillotje xxx. &+xxx:. van kijk eens. over. wat is dat. oh, dat is trouwens een vrouwtje met een handkar,. niet met een kinderwagen. een handkar vol met fruit. ja, &+x:. dat boekje ken ken je wel hè? dat is het telboekje. van Anno. ja, Anno. van Anno. 0dan moet je allemaal boompjes tellen. of kindjes tellen. of eendjes tellen. ja. xxx. dat heb je toen je kleiner was wel eens een keer gehad van Trudy. weet je nog? ja. xxx. kijk eens. de hond. de hond. die ken ik wel. kijk. de poes. hee. de poes. ook nog de poes? ja. oh ja. kijk eens. hier. ja, dat zijn die even kijken, hoor. wat zijn dat? die. “een kusje voor kleine beer” heet dat boekje. kijk eens. dat zijn de twee dassen die elkaar kusjes geven. ja. kijk eens. wat is dat? hee. wat is dat? hee. dat is een beertje. oh. een kleintje. ja. kijk eens. wat is dat? dat is de boer, en die sjouwt allemaal graan naar de dors^molen. en die:? en dat:? wacht even, hoor. dat is de dorsmolen. als je daarop het graan legt, dan wordt het heel erg fijn gemalen. en die:? hee:. Tula en die:? even kijken, hoor, wat die jongen doet. dat is volgens mij de dorsvlegel. nee:. 0dat is de. jongen. kijk eens. xxx. xxx heeft. vallen. kijk. eens nou. kijk eens nou. kijk eens nou. kijk eens nou. hee. kijk eens nou. ja, xxx. oh, dat is mooi! allemaal koren, Kim. ja. koor. nog koor en xxx. xxx. nog koor. allemaal koren en daar eten we later van. ja. dat groeit allemaal buiten. in de wei. ja. met korenvelden. en dan gaat het op de dorsvlegel. en dan. komt er meel. en van het meel kun je brood bakken. ja. Kimmetje. daar komt. xxx. komt zo d'ruit. oh. komt zo xxx. xxx. dieren. dieren. allemaal dieren. in de ark van Noach. ja. kijk eens. wacht even. |
xxx pakken. kijk eens nou. kijk eens. oh ja. die zit met een xxx in een boot. en kijk eens nou. wat indi^jaan doet. ja, die heeft een mooie hoofdtooi hè? die roeit. ja. kijk eens. nou. ja, die mevrouw die gaat die en dat hondje gaat ze lekker aaien. ja. ik wil een jurkje aan. die hebben we niet. wel. die hangt boven. xxx. kinderjurkje kopen, Kim. hè? oh, weet je? ik zal een jurkje pakken voor je. wacht even. oh! dan kan ik een dansje. maken. dan kun je een dansje maken hè? ja. met ə Nina. hè? hè? &+aa! www. www. zullen we het samen opruimen? samen he? ja. xxx jij ook mee gespeeld. heb ik er ook mee gespeeld? ja. oh jee. oh jee. oh jee. nou toen dan, doe jij ook wat? nee. ja, kom op. helpen! xxx, mamma. wat zeg jij? xxx. toe Tomas pak ze even op. uh kijk mamma. er komt hier geen parkeermat hoor als je niet helpt. nou ik hou er zo direct mee op en dan uh. zijn we klaar. hoe laat moet je weg. xxx keermat. nou ik moet gewoon of een andere bril of lenzen. xxx gewoon. ja. nu heb ik vrij he. xxx vakantie. nou laat ik nou eerst maar doen. tuurlijk. van die dingen dat komt er niet van. nou daar dat nog even opruimen daar. ja. in de doos koekebakker. koekebakker. koeke koekebak. oliebol, onder de bank. onder ə bank. toe even Tomas. nee, ja. nou zo. niet xxx. zo. doe ze erin joh. dan kan die mat liggen. wat voor mat is dat? ha meneer jij mag er ook bij op. kijk dat is ə mat. wat is een mat? is dat een mat? ja. wat is dat voor mat dan? nou knakeermat. een parkeermat? ja. heeft mamma die gemaakt? oh komt verkeer aan. hoe. pas op Caroline daar komt ie aan. heeft mamma die gemaakt? en pappa. wat mooi zeg. ja. hebben we in de winkel van Sinkel zo'n stuk spul halen. ja. kijk xxx. kijk. ja. xxx. daar kun parkeren. xxx kijk. hoho. zo Tomas, Sam die komt uit de box. die mag er ook bij. er is vast wel een plekje op jouw mat waar Sam mag zitten. die mag kom maar Sam. daar mag Sam zitten. oh, mag daar Sam zitten. Sam mag hier niet zitten. waar mag Sam zitten? nee iets verder daar. maar hij zal er ook wel een beetje op komen denk ik hoor. maar goed, we zien wel. huppekee. Sam moet toch zo eerst nog een schone luier. hier is een auto Tomas. hier Sam. jij ook een bakje. zo. xxx. laat Caroline maar zien hoe het nou moet. auto gaat voor de weg. ja, waar gaat ie naar toe. op de rotonde. tonde. wij moeten nog uitmaken. nog meer kleuren. hebben we nog niet. gaat op de weg. ja, nu kun je er ook duplohuizen nog op zetten. boemerdeboem. precies. |
dat is ja dat vind ik. ergens mijn voeten hebben. nou hij wil de duplohuizen er. nee. ja ik denk dat het water xxx water maar zelf moeten accentueren. het water die uh ja. ja. dat zal die een beetje xxx maar dan xxx. xxx. ja. xxx. xxx doen. hij fantaseert xxx. dat is snelweg. wat is er. ja. kijk, die xxx op de snelweg. oh ja, mag dat wel? heel hard. dat ə mij bap. dat is Tomas zijn bak. pak maar een andere bak. er zijn er genoeg. nee, Sam er is genoeg. Sam, nee nee nee, mag niet. mag niet. mag niet. nee nee. dat mag niet. hij is weg. hij is gelukkig weg. stel je voor zeg. dat is best wel moeilijk voor Tomas. ja. autos snelweg. gaan ze. xxx. op de snelweg Tomas? wat doen ze op de snelweg? heel hard rijden. ja. oh oh. kijk xxx. ja, ik kan helemaal nergens zitten joh, zo. ja. zo zit ik er niet meer op. nou. nou. weet je wat ze hier tegenwoordig ook verzamelen? dat? ja, lege. van die geplastificeerde pakken. ja, kun xxx, even naar de schoenen, kleren, uh. flessen, oud papier, blik. we hebben nooit blik. maar op zich ik vind het wel goed. ja. en daarnaast gaan ze het uh afval wegen. oh ja. vind ik ook wel een goeie. oh. want dan is het verbazingwekkend denk ik hoeveel minder afval wij in een keer kunnen produceren hoor. uh. xxx papier. dat uh zo aan de weg. wat zeg je? waar gaat die auto naar toe. dat Carla. waar is Carla? waar? Carla haar huis staat er op. oh daar woont Carla? heel grote huis. waar woont Carla precies. wijs eens aan. hier. dat heeft ie altijd goed onthouden. Caroline? en waar wonen jullie dan? ik zet je thee even hier. weet je dat nog? waar wonen wij? To Tomas waar stond ons huis? weet je dat nog? uh hier. nee. ja. ik weet het zelf niet meer. ik geloof hij gelijk heeft. nee. nee, nee maar zijn logica kan ik me voorstellen dat we in de buurt van Carla zijn komen wonen. ja. oh. nee daar helemaal op die punt daar bij het water. ik zit hier xxx. xxx gein. Hoornsemeer. dit was dan het meer zelf. zoiets. xxx. is dat de Albert Hein? ja. Albert Hein was. dan staat jullie huis er niet op. die niet. xxx. kun je er al bijna op rollen. ja bolle brolle. rolle bolle. ja rolle bolle. ja rolle bolle. ja rolle bolle. rolle bolle zeg je xxx. maar ik vind het wel een hele mooie mooie plaat hoor. daar woont Carla. ja. daar woont xxx die. woont Tomas daar ook? vlak bij Carla. nee? nee. kijk, daar woont die in de trein. wat is dit dan? een tankesjon. een tankstation? dat is mooi. Nienke moet kijken zo. oh. waarvoor ga je kaartjes kopen dan? xxx kaartje xxx trein. oh, dit is voor het station. ja. |
ik zie geen trein meer. nee, ik zie ook geen trein. ik zie ook geen spoorrails. nee, xxx. kijk daar. is dat de spoorrails? ja. oh. xxx. kijk dat is ook met die weg. ja. mag die ook op rijden. kijk en dit ə nog ə meer auto. ja. je staat er zelf toch ook op. ja. ja, mag je staat zelfs op het water. vieze luier. bah, hij zit er met zijn handen in. xxx door rijden. ja. puinhoop. ah xxx. hij zit nou ook onder nou hij hem vast. xxx. even wachten. beetje gepoept. ja. beetje veel. nou. hij ligt er niet echt prettig bij. maar waar gaan je autos naar toe dan? wacht maar Be. ja. kijk xxx. xxx, kijk! is dit de politie? ja. nee dokterwagen. oh en is er ook wel ergens een ziekenhuis? nee, oh. xxx jij moet er op. ja dat is wel goed, anders dan krult ie om. oh, nou. kijk maar. het is wel goed als de stoel er op staat. anders rolt ie weer om. dan rolt ie weer om? ja, dan gaat ie weer dicht. probeer hem er maar weer op te doen. dan rolt weer om. zal ik hem er weer opzetten? ja. zo. dan rolt ie weer om? nee, nu niet meer. nu, staat ie er op. ho. en waar is het ziekenhuis dan? niks. niet. is er geen ziekenhuis? pas op dat je niet uitglijdt. ik wil on ik och wat heb ie hier nou? ja, waar gaat ie naar toe? even naar de winkel. even naar winkel? is dat de winkel? niet dicht geworden. ja? ja. moet over de rail weer gaat. over de wat? over de rail. oh over de rails. waar gaat ie naar toe dan? naar opa en oma? of naar school? over de rails. oh, maar ah gaat ie alleen maar naar het station? ja. oh, heb jij nou gedaan? mm? moet jij niet doen. dat heb jij zelf gedaan. ja. xxx. ah dat gaat de hele tijd. heb jij die gedaan? nee, die heb ik niet gedaan. ikə wel. ja. oh taat ie weer om. nee, dat blijft zo. die ruilt weer om. ja, zet hem maar op. dan ruilt ie weer om. ja, maar nu krult ie niet meer om. dat is wel goed zo. we gaan van niemand snelweg nu. gaat ie niet op de snelweg? waar is de snelweg dan? daar. oh. oh, is dit de snelweg? die was nat geworden. mm. aut zijn nog nat. waarvan zijn de autos nat? van de regen. heeft het geregent? ja. en geonweerd? ja. ja? ah het onweert nu niet hoor. boemerdeboem. ja, wanneer heeft het ge geonweerd dan? kijk, gaan we kijken? nou, we gaan nu niet meer kijken. want het regent nu niet. en het onweert niet. het regent nu niet en het onweert nu ook niet. vond je het onweer eng? ja. ja? heel eng. ja, het geeft ook zo'n lawaai he? onweer boemerdeboem. |
ah, er kan meestal niks gebeuren hoor. ə dat nou? ja, dat is pappa boven. pappa. ja. dat nou autos. nou dat weet ik niet. xxx xxx. dat is een eendje. daarnet had je het ook over een lelijk eendje. xxx nou weer rijden. oke. gaan ze ook ergens naar toe? ja, nee. nee? oh. gewoon rijden? gaan xxx. oh. die gaan ook op de snel. die xxx water. oh, maar dan wordt ie helemaal nat op het water. ja. die kan ook hier. ja? ja. gaat ie mensen naar het station brengen? nee. nee? die. komt ie mensen ophalen dan. van het station? ja. wie komt er dan? komen opa en oma met de trein? ja. wat gezellig. met die. met die auto. ga je daar opa en oma mee ophalen? gaat over hier. ja, gaat ie over het gras. ja. nou, rije over de gras. moet wel over de weg. nou, niet. nee? moet over de weg. ja. nou, gaat ie daar langs. ik xxx. daar komen opa en oma. wat piept er nou? piepen? nou, piepen uh nou ik zal het water wel weer horen. ik zal het xxx. of er een soort uh. muggeding ergens in zit. hoor je het? dit? ja. oh, dat is van de auto. dat akelige geluid? ja. oh, dat is van uh die eend, die witte eend. die uh oh ja, die maakt zo'n herrie. hoe doet ie dat dan? ja, uh er zit iets van een batterijtje in of zo. moet je op de wielen drukken en dan uh gaat ie dat liedje, happy birthday to you, gaat ie uh voor je afdraaien. en hoe houdt ie er weer mee op. hij houdt vanzelf een keer mee op. en een keer is leuk, maar. xxx. hup happy birthday. nee, hij is uh bijna uitgexx. ja. gaat echt uh zeer uh langzaam. Tomas wat ga je doen? ja. he, kom even terug joh. xxx weg gaat de. wat Tomas hier heen! he, zo kunnen we toch niet met die mat spelen? xxx. he, Tomas kom uit die schuur. dat is geen speelgoedhoek. nee. vooruit. xxx. pieuwpieuw. ə caravan. ja. die was kapot. was die kapot? ja, maar die de xxx is weg. oh, maar kan die nu niet meer achter een auto? nee. probeer maar. nou, nou. nou. Caroline over twee weken zie ik je dan. spreken we dan gewoon af? oliebol. oke, goed. doei. hoi. dag schat, succes. zetten we daar de caravan neer? ja xxx. auto er bij. waar zijn ze naar toe geweest op vakantie? xxx niet op me poepen. nee, doet ie niet. zit ie dan. ja, hij vliegt gewoon een beetje. gaat zo wel weer weg die vlieg. weg. ja. vliegt ie nou? zie. ik zie hem niet meer. in de boek gekropen. oeh daar komt ie weer. xxx. ah hij vliegt zo wel weer weg joh. waar zijn ze naar toe geweest op vakantie? naar oma. naar oma? waar woont oma? hier. daar. |
daar woont oma? hier. heeft oma een groot huis? xxx. wat is dat eigenlijk Tomas. daar? ja. ja, wat is dat dan? xxx dan. is dat een vliegtuig. een uh vliegveld? ja. oh. kijk. daar kan het vliegtuig zo landen? laat maar zien hoe het vliegtuig kan landen. xxx ik doe het niet. xxx. daar zit er eentje in hoor. ja, nou laat maar zit. oh. hoe landt het vliegtuig daar? xxx. zo. daar in daar. ja, dat is mooi. en dan is die xxx. geland he? geland. zo, poepchinees. zitten. mm? slaan. waarom ga je slaan? is die gaat de trein vedoor. moest ze voor de trein wachten? ə trein nou? ik weet niet waar je trein is. xxx. je locomotief? loketief. ho,. voor uh Sam. oh. dat is een mooie trein. die moet ook even wachten. ja, daar moeten de autos voor wachten. tingdingdingdingdingdingding. geen spoorlijn. xxx eventjes gemaakt worden. nee, die hadden we niet in ge gekleurd, omdat het uh past bij uh spoorlijnen die ie heeft. die kan ie er overheen leggen oh. als ie wil. dat we gegeven moment maar uh xxx omdat hier nou van die streepjes staan. ja dat uh. verder niet afgemaakt. nee. xxx. weet je nog waar de brandweer zit? ja. waar? waar zat de brandweer? hier. daar staat de brandweer. zet ze er maar neer. oh je je hele brandweercorps. hij heeft er wat. zet ze allemaal maar neer daar. die gaan alle hoekies spuiten. gaan ze in alle hoekjes spuiten? xxx. kunnen wel bij Carla doen. is er brand bij Carla? xxx doen. heel hard. ə staan ze. tutatuta. ja, dat zeggen ze. ja. xxx zeggen ze. en is er brand bij Carla? ja. oh, wat erg zeg. zullen we Carla even waarschuwen? of heeft de brandweer dat al gedaan? nee nog niet. alle hoekies spuiten. oh. brand. brand brand! ja. dat roept Carla? nee, die autos. oh, roepen die autos dat. brand brand! lichtje doet het. brand brand! gillen. ja, jij gilt ook ja. brand brand! bijna. is er bijna brand? ja, bijna brand. oh, het is niet echt. xxx. he komt Sam xxx. niet met je lepeltje in je mond. xxx. kom eens. xxx. Sam. Sam, Sam. he, je staat ook net met je hand in die bak. niet. mag toch niet. wat mag niet? dat is stout. ja, maar anders kan ik mijn voeten nergens neerzetten joh. hier zit toch niemand. hier woont niemand. hier is geen parkeerplaats. hier is geen weg. hier kan ik mijn voeten wel neerzetten. ja. ja. hier? ja, hier kan ik mijn voeten wel neerzetten, zie je? ik heb ook nog maar een voet er op staan. is best wel weinig. oh, die heb jij dat gedaan nu. nu, zo weer goed. nou komt ie weer. oh. nou Sam kijkt even naar het vliegtuig. ik schuif Sam even zo. kun je weer rijden. he, Tomas. oh jongen jongen. toe ga even we verder met spelen. |
oh, ja je hebt zo'n lieve broer jongen. je hebt zo'n lieve broer. gaat het vliegtuig niet meer landen? nee, nee. xxx. wat, is het vliegtuig kapot. nou. gil niet zo. xxx. de buikpijn. heb je buikpijn? of hebben mensen met. in de auto buikpijn. ja. ja? buikpijn. deze auto buikpijn. en die hebben die, in die auto. en die ligt in het water. heb je nog iets leuks gedaan van de week? ja. ja? die die lig in de water. ben je nog weggeweest? ja. naar Gijs? ja. maken. Sam maak ət weg. oh maak je daar ook een weg? hoe was het met Gijs. xxx niet langs. hier daarlangs? heb je ook met Gijs gezwommen? nee. nee? nee, zwemmen doet ie niet met Gijs. zwembroek. heb je een mooie zwembroek? gaan ze hier. die. kijk die te auto doet. iedereen gaat op de weg. kan toch niet. nee. kapot. liggen ook mensen in de water. oh, ligt alles in het water? ja, alles. nou, zeg. moet alles in het water lig. lig in het water. brandweerauto moet in ə water liggen. ja? waarom? xxx. die zijn alle xxx. wat zijn ze? die zijn alle? xxx. wat is dat? die die hebben geslagen die autos. oh. wie hebben ze geslagen dan? van Tomas. oh. en waarom hebben ze geslagen dan? die hebben toch ə mij ə geslagen aan die die pachwach. wat is pachwas? ja. ja, wat is dat? ik weet niet wat dat is. weet het ook niet. nee. nou. nou, zijn er ook mensjes hier? nee, die zijn peg. help. weg gaan ə. gooien. nee nou moet je ze even weer in de doos stoppen. niet mee gooien. krijgt geen water. kunnen de autos wel door het water? ja, kunnen autos tegen. oh. water rijden. dat wist ik niet. gaan autos in water rijden. is het water niet zo diep? nee. anders dan zinken ze toch? nee. oh. kijk maar. gaan heel hard rijden xxx die rijden nog hard harder. rijden nog heel harder. oh. moet nog heel hard rijden. waar gaan ze allemaal naar toe? niks. niks? naar de brandweer. gaan ze alleen maar daar staan. naar de brandweermannen. oh. naar de brandweermannen. naar de brandweermannen. dat zijn brandweermannen al. oh zijn ze daar. ja. goh. zijn toch geen peg hier. nee, dus dat snap ik ook niet. auto. ja. peg! gaat die auto even op die xxx. kijk, hier parkeren. ja, daar kun je parkeren bij het station. ga je rijden op de snelweg. gaat ie rijden op snelweg. ja, goed. rijden we hard. heel hard rijden. mm. kijk. doet ie xxx. gaat de xxx. gaat hier op staan die. komt ie mensen ophalen van het station? nee. nee? gaat ie daar gewoon staan? gewoon. oh, nou dat kan hoor. hallo Sam. Sam xxx nog. ho. hoe. stoel valt om. boem. dat was ə ongelukje. ja. pas op. pas op. Tomas. Tomas laat Sam nou even met rust. |
xxx hoef je hem toch niet pijn te doen. wel. waarom? Tomas! doe niet zo gek. he, kijk eens Sam. kijk eens. kijk eens wat een mooie autos zijn dit. zijn allemaal rood, zie je dat? allemaal rijden. mag Sam niet hebben. ja, jij hebt toch ook heel veel autos. niet ə brandweerauto. ja. spuit uit brand. brand brand! ja, dat roepen ze he? brand bij Carla is. dit is een mooie gele. die is ook mooi. xxx. is die een beetje kapot? nee hoor, hij rijdt best nog wel. nou, moet niet. ja, die rijdt wel. brand brand bij Carla. ah doet ie. ja, dan moet je maar even de brand blussen. blussen. ja. brand blussen. heel hard rijden. naar Carla. gaat spuiten. brand brand! heel hard ik zie jou wel staan hoor. pas maar op. heel hard. bij het tafeltje. gaat heel hard spuiten. xxx ligt op tafel hoor. ja, maar net stond ie er tegen aan. daarom dacht ik van hij heeft al meerdere duikelingen meegemaakt. kan xxx. heel hard. ja, ik hoor jou wel schreeeuwen. maar is de brand nou nog niet geblu geblust? nee. nou. moet niet blussen. nee. komt die auw. komt die auw aan. komt ie. ja. zullen we ook een huis er op maken? nee. nee? spuit spuiten ze. spuiten ze allemaal. oh. brand. doen wij hier in. Sam mag daar niet op komen. Tomas wel even kijken. niet mee bemoeien. auw de brand is weg. daar komt niet. ja, Sam gaat er gewoon even zitten. ja, dan is de brand gedoofd. Sam Sam de brandweerman he? zo'n boekje heb je. ja. he? moet weg. dat verhaal ken je wel he van Sam de brandweerman. nou, je broer Sam die is ook een brandweerman, die gaat gewoon met zijn dikke kont boven op het vuur zitten, dan is het gedoofd. ja, makkelijk. he, niks meer aan de hand. brandweer kan weer naar huis. toe maar. kijk, die zijn al thuis. kijk, die staan al weer geparkeerd. nou, moet de rest daar nog naar toe. kijk xxx die hup. he gewoon even dwars openliggen. zo. die gaat ook die heeft ook gespuitə. als je nu in je ogen wrijft jongen dan breng ik je naar bed. nee, hier. die gaan nog verder. die gaan nou nog verder. waar gaan ze allemaal naar toe dan? over de deur. oh. oh die hebben een een nog een kip ə kip. zo. die zijn daar. daar is Sam. ja. Sam niet. he, niet zo gooien. ik kan er op de stop. xxx stop? dan gaan we vissen vangen. ga je daarmee vissen vangen. op xxx. waar zitten de vissen de dan? in het water. oh. ik zie nog geen water. nee, ik zie ook geen water. wel. kijk hier. oh, op deze plaat zit natuurlijk pas je wel op met die stok? ik kan vissen vangen. hier. oh, ga je daar vissen vangen. hier. dat moet daar uit. daar niet in maar uh en weer opvangen. |
pas op hoor met die uh stok. ja. mag je niet mee slaan. nee, dan gaat de kop də op. ja, nee ik heb de thee nog niet op op. nee. nee. gaan. gaan we mee lawaai maken? heb ik er maar even neergezet. te laat. xxx doen. moet ə naar de garagie doen. ja, doe maar weer weg. weg gooien. dat is mijn veter. van mijn schoen. jij. vank. wat ga je doen? een grote vis vangen? volgens mij ben jij een grote gek. mijn veters lekker dicht hoor. heb je een grote vis gevangen? he, heb. heb jij een grote vis gevangen? he. volgens mij ben jij gewoon al. xxx door. volgens mij ben jij best moe. nog keer. oeh oeh. nog keer. wat moet ik nog een keer doen. nog keer. ja, hoe heet dat? hoehoe. hoehoe. nog keer. nog keer doen. nog keer. nee, bij je oor nu, bij je oor. hoehoe. nog ə keer. nee, dat was de laatste keer. nog keer xxx. nee. he, ik ga grote vissen vangen. ik ga hengelen. oh nee. ben je ook goed in hengelen? drie stuks. oh sorry, zo goed. nee. te hengelen bij het water. de hele weg is gekronkeld. he, he, he, he! verdorie, schiet op, weg! ben je helemaal gek geworden. je bent nu absoluut niet lief hoor. je bent echt vervelend dan. wat zeg je? wat zeg je? zeker moe. ben jij moe? nee, Sam is moe. nou maar waarom doe je dan zo vervelend? waarom doe jij zo vervelend? pak! he, hallo. mag niet meer af. uh antwoord graag. zal niet meer doen. ja, dat zeg je wel dertig keer op een dag. niet meer vervelend doen he? hier, je verkreukelt de boel zelf. mag niet. xxx dat nou. ja, dat doe je zelf. dat doe jij. zelf. jij heb het gedaan. ja. die ook nog. en dan zou een meisje heel anders zijn, weet je wel, als je er vanuit gaat dat ie met poppen zou spelen. ah dat maakt niks uit. ik ga vissen vangen. ja, ga jij maar vissen vangen. cheppe. heb je al wat gevangen? nog niet. oh. kom maar wij gaan een stukje lopen. help. xxx komt niet. mm? xxx. er zit wat aan je zo. dat nou? zit gewoon troepiedootjes aan je oor. was die? mm? was die nou? ik heb hem even weggegooid. waar zit ie dan? hij zat aan je haar vast. zo hier achter bij je oor. waar zit ie dan? daar zat ie. wat zat ie nou weer. ja, nu heb ik hem daar weggegooid. in die gat? ja. nee, gewoon in de open haard heb ik hem weggegooid. in de open haard? ja. wil je nog wat thee Caroline? jawel. geef maar. alsjeblieft. xxx. breken. oh oh, pas op hoor. onder bank. over de xxx. ja. maar ben je niet meer bij Gijs geweest? ja. jawel, wat heb je gister gedaan? zo. |
he? ben je gister bij Gijs geweest? en waarom was je bij Gijs? om om xxx. he waar waarom was je gister bij Gijs? ja. weet je dat nog? jawel. wat was er met Gijs? vertel Caroline. Caroline weet niet wat er met Gijs was. heb je niet met Gijs in de tuin gespeeld? jawel die hebben een auto gekregen, nieuwe auto en de trekkers. oh. en waarom dan? die die jarig was met klingers. oh. jarig was met slingers. wat leuk zeg. dat jomt ie. ja, hohohohoho. komt ie weer? gee geef mij die maar, voordat er verkeerde dingen gebeuren. uhuh. waren er nog meer kinderen bij Gijs gister, Tomas? nog meer kinderen. ja? hoe heten die? hoe heet dat jongetje? ja, Bram en Daan. ja, dat zijn de broertjes van Gijs. en hoe heette dat uh buurjongetje. ja, die heet hoe heette die? die opa oma Ab. opa Ab niet. was er toch wel. was die er op? jawel, die was er ook. oh. hier, hou eens vast. auw moet de autos er op. mag niet. nee. oke oke oke hou vast. en was het gezellig? ikə ook. he, vertel even of het gezellig was bij Gijs. nee. ah zeur! het was volgens mij best wel gezellig. verzint het waar je bij zit. en hebben jullie ook in de tuin gespeeld? heb je in de tuin gespeeld vraagt Caroline. heb je in de tuin gespeeld? ja. en was dat leuk? nee. hier xxx. xxx. klap voor je kont. nee, pappa legt het even aan de kant, want uh Sam wil het ook hebben. en dat mag niet. mag van jou ook niet. he, wijsneus. uhuh. ga maar even met je autos spelen. he, vertel Caroline dan maar wat je gister bij Gijs hebt gedaan. je hebt in de tuin gespeeld. en waar heb je meegespeeld? kan ik auto. met autos. ja, maar niet alleen met de autos. met opa en omas. oh. opas en omas van Gijs die waren er ook. heb je ook taart gegeten? ja. lekker. en wat heb je gedronken. xxx. wat? ik wil nog meer drinken. ja, maar wat heb je gister bij Gijs gedronken. een sinaasappelsap. een sinaasappelsap, oh. lekker zeg. ik wil nog drinken. en het was zeker heel. heel vies. je sinaasappelsap. heel vies. heb je het glas al laten zien aan Caroline? nieuw glas. en wat staat er op het glas? xxx. kom jij eens effe hier. ohoh. wie staan daar op? wacht even hoor. goeiemorgen. goeiemorgen altesaam. goeimorgen. dag. dat is een mooi glas. laat eens zien. zit er ook wat drinken in het glas? kijken? dat is wel een heel bijzonder glas. hohohoh. wel een beetje rechtop houden anders uh drupt alles er uit man. plats. plats zegt het, plats. pats. maar was het leuk bij Sam Gij bij uh Gijs? zegt de autos. ja. de autos. he, was het gezellig bij Gijs? die auto ook nog. die heb je net er door gedaan. ja. zo. |
het station nog nat. allemaal poep. xxx. uh. wat zeg je? zullen we straks een boekje gaan lezen? nu in ə boekje. welk boek wil je lezen? heb je hier een boek liggen? boek xxx. welk boek wil je lezen? xxx. het regenboek? nee, die. dit. nou dat is een spelboek, een speelboek. oh die. zullen we het regenboek lezen? regenboek wil ik. nee, die halen. oh nee, je hoeft hem niet van boven te halen Tomas. blijf maar hier. ja. kun je er wel bij boven? ja. kun je dat zelf pakken? nee dit is te hoog. oh. heel hoog. moet jij maar pakken. dan vraag ik het zo wel even ja? nee. dan moet ik ho pas je op. moet jij pakken nu. ja, ik zal hem straks even halen. zal ik even aan pappa vragen, goed? ik ook. ja, vraag maar. meneer moet even komen. nu? meneer xxx. ja, die meneer is er. Jaap heet die. oh heet ie Jaap. ja. hoi mannetje. ik ga niet weg hoor. kom maar Caroline. nee, ik blijf even hier bij Sam. ja. jij mag niet wij zijn niet weg. xxx ə regenboek lezen. nee kom, naar binnen. nee, even even hier blijven. xxx regenboek. nee hoor. ga ga maar even spelen. ik ben zo terug. ja? ga regenboek maar xxx. ja, ik wel het regenboek voorlezen. nu? zal ik het even maar je weet niet waar het ligt. zal ik het even halen? ja, dat is goed. Caroline. ja. help je even mee? nee. nou. ik het zo pak. kijk eens. ah laat maar staan hoor. kom jij gezellig naast mij zitten vertellen? kom maar. wat zie je? met die bloempje. ja. het wordt donker. er komt een donkere lucht aan. ja. donkere lucht. heel donker. heel donker. en wie zitten er in de tuin? Hiske en Anne. oh en wie nog meer? zijn er nog meer kindjes? nee. nee, maar ik zie nog wel meer hoor. nee, ik zie niks meer. nee, maar ik zie wel een eend en een poes. ik zie geen kindje. nee, geen kindjes meer. maar kijk, daar komt de donkere lucht al aan. en dan gaat het heel hard regenen. ja. wat gaat ie dan doen? even een hand opsteken. en wat voelt ze? een druppetje. drup drup drup. een druppel. en de poes xxx. ja, die gaat al gauw naar huis. en de was die waait. was die waaien. ja, was aan het waaien. bijen gaan wegrennen. ja, de bijen vliegen in hun hok. eens kijken, gaat het nog harder regenen? ja. ja, wat roept mamma? kom maar naar binnen. ja, gauw. en wat doen ze? xxx die die zijn nat die. ja, ze hollen naar binnen. en de was xxx. ja. het regent, het regent. oh, wat gaan ze doen? paraplu pak. ja, ze krijgen van mamma een paraplu. en de hond? de hondje gaat ook mee. gaat de hond ook mee? zeg, wat hebben ze aangetrokken. hebben ze laarzen aangetrokken. ja. |
en dan? gaat het regenen. het gaat nog harder regenen. heel harder. ja. gaat ə plu. het water stroomt uit de paraplu. kijk, wat doen ze? mm? wat doet die palaplu? mm, wat andere. wat andere? die an andere palaplu. hebben ze nog een paraplu? ə twee. volgens mij hebben ze er maar een. ja. maar ze hebben het wel naar hun zin daar he? en dan? oh, moet even kijken. gaat Jaap weg? ja. daar gaan ze. gaat Jaap weg. ja, Jaap gaat weg. spetter die spat, het regent. regen. gebeurt er dan? gebeurt er dan? gaat ə bloemetjes plukken. ja, in het park. ja, in het park. en wat nog meer? in de kruiwagen met zand. nou, volgens mij zit er geen zand meer in hoor. water. ja. zit ə kruiwagen. die kiepen ze om. oh pas op he? ja. mag. gaat ə nou weer weg. waar is de hond eigenlijk? weet je nog wat dit zijn? ja, eehoorn. ja, een eekhoorn. even xxx die hond vast. vast. hond vast. hondje is vast. ja. die mag niet mee. nee, die zit aan de lijn. mag niet mee. nee. wat zielig. ja. ze gaan met zijn tweeen op pad. wat is zielig. die hondje heeft hem hier xxx. weet jij wat zielig is? nee, die hond is zielig xxx. hij zit aan de boom. ja, maar weet je wat echt zielig is? de vogeltje die kan ə niet meer vliegen. oh ja, dat vogeltje. ja. he, Sam. xxx. uh? waar zit Sam. Sam zit in de box. zullen we eens verder kijken? ja, in ə boekje. gedurfd he? ja, is heel gedurfd. zo in de regenplas. ja, zo in de regenplas. en wat nog meer. oh staat die water bij de eendje. ja. kom. ja. wat doet ie? hij zwaait. kom eens. ik. kom maar weer uit de sloot. kom maar uit water. ja. wat doet ie. doet ie. uit. gaat ie er uit? ja. gaat ie kijken? en die hond. dat is ook een hond he? ja. wat doet ie. ja. doen ze? ze kijken. gat in de weg. gat in de weg. ja. dit is mooi. wat doet ie? doet die nou? doet die? nou? onder ə paraplu. ja. broodjes geven ze. hebben ze nog brood in hun zak zitten dan? ja, gooi ze water. ja, dat vinden de eendjes lekker he? en de die zak gooien ze in water. ja. zak gooien ze ook in water. oh. de hele zak? ja. waarom gooien ze die in het water? ze vieze troep aan. ja. die water gooien. doet die? die aan het koppeltjeduiken. koppeltje die ruiken. ja. boem. uh. en het regent en het regent. kijk. oh, heeft ze nou gedaan? ja. pak ze bloemetjes. mag toch niet. nou, niet de bloemetjes uit het park pakken. nee, pakken pakken. xxx uit ə bloemetje park. pakken. nee, niet de bloemen uit het park pakken. doet ie toch. ja. doet het toch. |
waarom doen ze dat dan? die zijn zijn boos. die mag een bloemetje plukken. nee. nou, wat doet ze dat nou? ja, waarom doen ze dat? ze vinden de bloemen vast mooi. de bloemen vast mooi. bloem. bloemetje. en wie zit er onder de auto? de poes. de poes. nog hard ə regen. ja, zit ie lekker droog daar he? wordt pappa niet boos. waarom wordt pappa boos dan? die xxx. wat zeg je, die? pa, pach. omdat die die geslagen heeft die pappa. oh, heeft pappa de poes geslagen? ja. waarom? snel onder de auto kruipen. kan die niet meer slagen. was die stout geweest de poes? stout. oh. heel stout. wat had ie gedaan? de een auto poes heeft de auto geslagen. heeft de poes de auto geslagen? ja. nou. dat mocht. dat mocht xxx. xxx. nou, dat nou? nou? tekenen. dat zijn hun jasjes. dat is in de spiegel. in de plas. is dat nou? ik denk dit. xxx pach. zoiets. gaat ie nou de pale die bloemen waaien weg. ja. die waaien weg. en vertel eens. gaan ze die zijn nat. ja. alle kleren zijn nat. nou hebben ze weer anne kleren. ja, hebben ze schone kleren aan. schone. ja. wat gaan ze doen? koekies bakken. ja en hier dan? wassen. mm. mogen geen koekjes. waarom mogen ze geen koekjes? die hond mag geen koekjes? nee, waarom mag die hond geen koekjes? dan wordt mamma heel boos. oh, daarom mag het niet. goh. wat, pasta! gaan ze pasta eten? ja. net als bij Gijs. ja. lekker zeg. wat gaan ze nog meer doen? kijken naar de regen. ja, het blijft maar regenen he? ja. en wat nog meer dan? pasta eten. ja, ze gaan pasta eten. dat vinden ze vast lekker. vast lekker. ja, maar wat gaan ze nog meer doen? lekker spelen. met de knikkers. hoop. hoop knikkers. een hoop knikkers ja. nou, dat nou? dat is mijn trui. kijk. nou mogen ze niet naar buiten. nee, ze gaan alleen maar naar buiten kijken. buiten kijken. ja. nog harder regen b hier ə binnen. binnen regent het niet hoor. kijk maar. binnen is het lekker droog. wat gaan ze doen? saapzak aandoen. ja. saapzak. nee, ze kunnen hun slaapzak niet aandoen. ze doen hun pyjama aan. pyjama aan. ja. en toen ə saapzak wel aan. je kruipt toch in je slaapzak? die doe je toch niet aan? ja. oh jij wel? sommige autos komen er voorbij. ja enkele sommige autos komen voorbij. zie je Anne en Hiske ook nog. ja. ja. en dan? gaat ə licht uit. gaat het licht uit. is nachts oh nog regent. het regent heel hard. de tuin ziet er wel heel raar uit. vind je niet? tuin ziet heel erg er uit. iedereen slaapt. iemand. hondje blijft nog hier ə buiten. ja, dat is een opblaaseendje. die zit in het badje. die zit er nog in. ja. mogen ze niet slapen. nee. ah, misschien slaapt ie stiekem toch wel hoor. |
dat weet je niet. volgene morgen. en de volgende dag. kijk. dan wordt het dag. dan worden ze wakker. ja maar die moet slaap nog. ja, die slaapt nog een beetje. maar Anne is al wakker. die springt zijn bed al uit. en ze doen het gordijn open. ze kijken naar buiten. ohoh. en ze zien mooi weer. nog keer. nog keer. nou vertel maar. xxx slaan. oh doen ze nou. oh nee, zitten ze dan? daar zitten de duiven. zitten de duiven. lekker he? mm, heel lekker. oh, ik zal even mijn thee pakken. kopje thee. ja, doe je zelf niet te kort. oh, lekker handig. xxx de boodschappenlijst vergeten voor de vakantie. kijk. nou. morgen gaat ə weer regenen. gaat het de volgende morgen weer regen? komt ə donker lucht aan. ja, komt de donkere lucht aan. oeh. snel naar binnen. ja, de vogels gaan snel naar binnen. ja, wat doen ze? wat doen de vogels? mm? wat doen de bijen? ja? doen de bijen, kijk. wat doen de bijen. in de huis toepen. ja. en die doen doen die vogel. doen. ja? wat doen ze? nou? oh ze zitten pas. ze gaan weg vliegen. ook naar huis. ook nou heel. doen ze? doen ze nou? dat zijn de konijnen. die zitten in hun hok. boemerdeboem, horen ze konijnen. horen de konijnen dat? boemerdeboem. gaat het uh onweren? nee, die regenen. oh. boemerdeboem. oh, horen ze de regen op hun dakje. ja. en wat gaan Hiske en Anne doen? ja. gaan ze weer naar buiten. wie? de bijen gaan weer naar buiten. waarom gaan ze naar buiten? ja. die gaan nog naar buiten dan. daar zitten bijen? ja, daar zitten ze. wat doen ze? xxx. jawel. nee. oh, kijk eens. nou, die. uit. ja. oke. pappa moet nu weer voorlezen. niet meer voorlezen? andere boekje. welk boek dan? xxx. andere tekenen. xxx. ik ga zo weer naar huis. nee. ja, dacht ik wel. ik dacht het niet. ik dacht het wel. mag mag niet. mag niet. van wie mag dat niet. van Tomas. wie is Tomas. Tomas is een boef. is Tomas een boef? dat is een waar woord. ga je weg? ja. ik ga weer naar huis op de fiets. mag dat wel? nee. okee. het meisje loopt. en ze ziet een ijscoman. ze koopt een ijsje. ze likt er aan. maar ze valt. en het ijsje valt. en ze huilt. ja goed zo. mag je de volgende doen. een meisje en een jongen lopen over strand. de jongen gaat vissen. maar het meisje gaat een een zandkasteel bouwen. die jongen wilt een emmer voor de vissen. maar dat meisje wil dat niet. ze gaan vechten. dan heeft die jongen de emmer gepakt. gaat ie vissen. en dat meisje huilt. een meisje zun vader en een jongen gaan voetballen. het meisje rent aan achter de bal. de hond doet ook mee. maar de hond rent er ook naar bedoel ik. |
maar dat meisje geeft de hond een kluif. en de hond gaat een gat graven. en stopt daar de kluif in. en dan gaat ie lekker slapen. &~m een meisje loopt over straat. ze ziet wat ballonnen. die meneer &~s zegt wil je een ballon hebben? dan zegt ze oh mooi. en dan neemt ze hem mee. ze struikelt. en de ballon valt. en ze huilt. volgende. &~m een jongetje en de vader die lopen. en de vader gaat even een krantje lezen. de jongen gaat even met de bal spelen. en toen wou de jongen ook de krant even lezen. en toen gaat ie hem afpakken. en dan neemt ie hem mee. maar die vader ging dur achteraan. heeft ie hem weer gepakt. en dan huilt die jongen. laatste. een meisje en de moeder. de moeder voor. dat meisje pakt een wol. die wikkelt zich af. de poes pakt het. en dat meisje geeft een vis aan de kat. die poes eet die vis helemaal op. en dan gaat de poes lekker slapen. klaar. hartstikke goed. heel mooi. okee. een jongetje zat bij zun bed. en zag een kikker in een pot. zun hond keek mee. hij dacht ik ga maar slapen. de jongen ging ook slapen. de kikker ging er uit. en de hond waar is de toen die wakker werd even later dacht ie waar is de kikker nou? de hond zegt. hij ging zich vlug aankleden. de hond ging nog even snuffelen in de pot. maar hij kon er niet meer uit. kikker! zegt de jongen komt weg jij. kikker kikker! weg weg. zegt die jongen kikker! au. &~m ga weg dat. help. oh? kikker waar zit je? oh hellep! kikker! ik heb een hert. nee hij neemt me mee. oh hellep. en ze vielen in het water. zei die ik hoor wat. ssst. kijk daar achter. daar is de kikker! bij zun familie. doei. nemen ze de kikker mee. en dan zeggen ze doei. tegen de andere kikkers. ja goed zo. hartstikke mooi. emememe. xxx. tuut xxx mama tunnel. nee Tobias dat kan je niet open doen. die kreegt die open he. toe laten he! tuut. dat is ne sterke he. memememen. piep piep rijd eens door het gaatje dan kan Tobias kijken. kijk Tobias! piep. xxx ja. touwke ook. xxx. hee pas op dat Tobias uwen tunnel niet af breekt he. xxx piep. heej! nen xxx dan nog mijn. als ge nog eens bij den apotheker zijt he xxx. xxx. eh. mm. piep. da. Tobi! he dat nu mijne tume helemaal papot. xxx tunneltje helemaal tapot. tunnel helemaal met. ja Tobias oh! oh! foei! nu heb jij het helemaal stuk gemaakt. xxx. ja? ja dat is niet flink hoor. ja? tot straks? xxx. xxx. xxx. oh! hij vloog helemaal plat. ge moet dat plakken xxx. ja maar ik weet niet waar dat dat yyy xxx. papa. papa. ja ik zijn weg. tot straks? maakt maakt ne nieuwe. |
xxx dat was zo mooi en xxx dat kunde toch terug maken. ge hebt dat ik weet niet hoe goed gedaan! maakt nu maar eens een hogere. zo nen hogere. en ne sterkere. kuske. pa. kom papa ik heb de fiets. ja. pa. xxx met siliconen of zo? neu neu. xxx? da dada da. met plakband. xxx. wat is dat? xxx ik heb u fiets. xxx. wat is dat? hiere. xxx. mama! Tobi! kom doe uwen t-shirt uit kom. xxx. ja baas. Tobeke niet onder water gaan he. he. ik heb gewonnen met water spuwen ook xxx. yyy. heej. xxx. welk mijn zomerliedje xxx. xxx nat. zo niet. euh waarom? wat ga jij doen? dat moete vertellen. wat dan yyy. xxx yyy. ja maar dat kan mama. xxx. opzij. lala. xxx. allee. allee. yyy. zwemmen brrr. brrr. oh! Dieter je bent niet met de kindjes van u klas aan het spelen he! xxx. xxx. yyy. tuterutu tuterutetut. yyy. yyy komt oma? mama? teleteretele. xxx. twee stoute xxx. van de pijaten van de zee. en de schiffer vaart toch mee. pijatan pijatan. paten van de zee. van de piraten. pijatan. pijatan van de zee. ja ne pijaten. pijaten. pijaten van de zee. van de pijaten van de zee. en de yyy xxx. xxx pijaten. pijaten van de zee. yyy nog. xxx. yyy. dat is er geen. doet dat weg. yyy xxx yyy. mag Kim xxx. xxx. doet dat toch ook tegen. het zal wel lekker yyy. laat de benen yyy. rap diep in de grond. xxx Peter Pan. ik ga tussen yyy. we gaan er tussen xxx. hoera het is toch. moet gij nog melk? lekke lekke lek. och gij och gij och gij och alleen. gij barbietje. ik heb veel yyy. jawel we gaan iets yyy doen. xxx kijken. xxx. ja 0ge kunt dan nu ook kijken. we hebben xxx. watblieft? xxx. ja? ach stomme! wat zit daar in? chocolatecake. auto. dat lukte niet he. dan nen auto xxx. ah ze is weer plat. wat zag ik het zwembad is weer plat. wat? xxx. moet dat zwembad nog wat platter zijn ja? wie doet dat nu? dat was al. nee ge hebt erop getrapt. ik heb het gezien. dat was al zo. xxx. waf waf waf waf. een twee hippedrie. xxx. brrr dat is koud water zeg. yyy. xxx. water hoor water. yyy. honger! yyy yyy. yyy xxx. xxx. nee! nee! yyy. geeft dat yyy hier. ik heb dat nooit niet gehad. xxx. ja! oke start! ja! vooruit! yyy. brrr brrr. brrr brrr. yyy geeft. stoute brrr. oh yyy. yyy. mama ma! xxx. mama! eh. en nog een beest in bad. yyy xxx spelen en nog xxx open. ah ah geef! met op mij! op mij! yes. ja. ja zelf doen. eih. jaja. maar dat is ne lepel. tete! he weinig water. mama! he! als dat weinig water. ik zal brengen. opzij Toby. snottebellen. eih snottebellen. snottebellen kik. ja xxx. mama dat wil snotteb. snottebel. dat zijn snottebellen mama. |
ja ik kom! en ikke. hop hop. xxx opzij opzij. xxx ah! goed zwemmen he. oew. hier zijn. jajajajajaja. ik ga hetzelfde he. voorzichtig met onze kleinen broer he. xxx. xxx te water. snottebellen. van Toby. mama weer snottebel van Toby. mama weer snottebellen. mama! ja jongen ik kom. yyy. yeah yeah yeah. niet. Dieter zet xxx op. kom hier kleine man xxx. Tobias Tobias kom naar mama. xxx. aan dieje mond dieje eet dat op. eih. daar kom. xxx. jipie wat water. eih. spettert er nu niet alles uit he. wat? spettert er nu niet alles uit. allee! nee het regent xxx het regent. xxx. jajajajajaja. kom brrr. brrr brrr. yyy. memem. teterete. kei kei. xxx open xxx. dan xxx. xxx. xxx. veel water. veel. mama! zou dat af. brrr. xxx. help! yyy xxx yyy. gij stoute! opzij. poepie zie dat ge u niet pijn doet he. moeke wil helpt mij. xxx. laat u glijden? xxx doe ta niet. jawel komaan hop! glaasje op en laat je glijden. hier gij ge plakt vast se. yes. yes. yes. ik durf dat niet. jawel. xxx. dat gaat ook. xxx. laat u eens los. laat u los. ge plakt vast omdat ge een natte broek hebt plakte gij vast. voila se. allee. help! wat is er? xxx. xxx. allee gij zijt er. wat? het is goed. yyy. mijn dees bad. dees bad. xxx. dat weete toch. wat xxx. xxx. ge weet het dus niet man. yyy? ik eh wacht mijn auto nog. voorzichtig aan he. xxx. die van mij die van mij deese zeewater. wa wa xxx. kom eens uit dat water. wat? xxx. xxx yyy. xxx. Dieter geeft dat terug aan Kim. xxx. xxx plakkertje daarop. en gij moet ons mama eens xxx. gaan we boos worden? kom ze kerel. mama mama? xxx. yyy. eih! xxx vliegen he? ja. dat is een kleineke. wat is er gebeurd? xxx. Dieter niet over de rand! zeg waarom denkte gij dat ons mama hier altijd diejen band op blaast? ge ga. ge hebt 0het goed verstaan he! kijkt naar mij! xxx. hebde mij goed verstaan? ja help onze. onzen Tobias kan er anders niet in helpt hem eens. euh geeft hem die hela. Dieter? yyy. hij is weer aan het plagen he. wanneer moet ze springen? xxx gij moogt ook niet springen. want ge gaat u pijn doen. nee dat xxx. xxx als dat van u is. mama! xxx gaan slapen. xxx. nen hele. ja. pa. papa. spring toch he hoog springen. yyy. hoog springen. hoog springen. hoog springen wacht eens. yyy hier een balleke. van mij zulde xxx. niet ambetant. wat moete kik nu doen mémé? wat moete kik nu doen? wat moete kik nu doen? eerst springen. en wat nu? er onder zwemmen. Gitte een bolleke. wat. een yyy. aj nee he. xxx. open open xxx. ik win! xxx stop! nu moete kik dat xxx staan niet? nu moet jij aan mij yyy hebben. ik gaan. |
ik ga springen op xxx en dan moete gij ook springen. euh. ik moet xxx. nee ik moet yyy klimmen. Tessa ik moet u niet yyy ik moet dat yyy ja? ja. val eruit. en xxx nog niet. dan moet ik dat nog open springen zo. nog een bolleke! xxx. hop. he he ik ben dan een grote. gij! ik zal u wel trekken. kom doe dat allemaal weg. xxx zo! xxx. boem ba Tara. xxx. diejen bal mocht. wit? euhm. yyy dieje van u xxx. wablief? dieje van u xxx open. xxx open? ja. tettereteretet teretereterete. xxx. ah! xxx. komaan Kim. nee dat mag niet. opa kwaad omdat dat moet. alleen deze. hier is nog wat klein yyy of is er iets aan? xxx. nee hier mute xxx. tereterete. of xxx. oho! zand xxx. nee dat mag niet xxx eten. xxx. xxx grote staan. dat is hier ne grote. dat moet xxx autoos staan hier grote autoos dat mag niet. maar toch vind ik xxx. kleine autokes mag je ook nemen. die liggen allemaal in den emmer. ja dat xxx mag ik niet xxx dat mag ik niet xxx. er is nog xxx. xxx veel te veel van. dezen auto oh diejen auto is helemaal kapot. deze dan. nu nog niet aan hangen dat is nog niet gemaakt. xxx. hier moete kik nog lijm aan hangen. dan is het af. xxx. en dan nog nen tunel voor aan auto. xxx mama xxx. ja. xxx yyy mama? xxx. seg diejen tunnel he? Patrick moet gaan zitten. ah ja xxx. xxx. zo en zo en zo en zo en zo en zo en. allee ja maar hij was niet thuis he want dieje. gaan halen s op het gemeentehuis. xxx. diejen band mag niet van plat. hier hier staat ne weg nog werken. yyy moete wij na immer aan dat water zijn. en nu mag je nog. we zijn klaar. klaar xxx. yyy yyy. zwemmen. xxx lopen. leeg. ge moet dat zeker nemen. grote autoos mag je eerst. kleine autoos diejen boer mag mee. gij moogt mee. brr ah zeg! ik moet wel nog werken. en nog mag nog ne auto. xxx? mag nog ne auto. nu mag er ook mee nu mag het xxx. ik ben uit de weg xxx. ik ben uit de weg. dat yyy niet. dat alle auto moeten naar daar. en de andere autoos moeten naar niet met de grote autoos. nee niet met den xxx. met de kleinekes. hoe moet dat? wah. eh ik had niet goed verstaan meneer al de lijnen zijn terug onder de streep gegaan. dat moet niet. euh oh ik ga hier nog nen tunnel maken. het nog niet klaar. nen tunnel maken. wat? xxx samen mee straten? nee. ik speel met xxx. eh. euh. hebben jullie zin in xxx? dat yyy. doeme he. nee ik zijn weg. xxx. terug naar de andere xxx. doe dat papot he. dat moet doen he doene ki achter de p. |
xxx ache de yyy mijden. de yyy xxx mijden. rijden meneer. xxx. veel water. pa papa! al gewoon rechtdoor rijden wah. maar mijn auto is stuk. nog xxx. moete zo nijden. toetoetoe. xxx sla joepie ik sla ik sla xxx. yyy. ah botterik. dat is hier de beek. xxx. danne kik. xxx danne kik nog xxx. xxx. voem. yyy. kanne kik hier ooit nog xxx. eum eum. die mag gaan yyy. xxx moet ik nu nog eentje buiten. twee. anders gade wat planken halen Bieke. xxx ik moet dat allemaal uit he. nu nog dan nog dan nog een beeke voortdoen. yyy. oh. xxx nog een beetje xxx je mag hier ook nog bij je mag hier nog ook bij. komen. ook nog bij xxx. laat je gaan. die andere straat niet meer. een brug. en volgende. oh poesje! beek. beek? xxx. door die brug xxx nooit niet meer door denk ik. nee. dat hem dan ne yyy. en dan mag hem nooit meer door. da en dan mag xxx yyy he. ja. xxx langs voor he. yyy. amaai zo een kleineke alweer. xxx allemaal voor de auto. voor waar? 0hier zo. xxx yyy nog niet niet yyy xxx bij wij. wie? toen xxx bij mij. dat dachte wel. bang wong he dieje weg diejen auto botste. doef wah. is er dan nu zo nog een brug? xxx gegaan? xxx die over en toen is die. en toen is die. euh. toen is moet toen hier moete toen de autoos stoppen. toen toen met iets ooit den xxx doen he? en toen xxx niet xxx. en toen xxx kijk eens. ik heb nog yyy. xxx draaien he. xxx mage niet. ge mag zo ge mag yyy snijden. xxx draagt. mama eum. xxx. he de yyy van de boelelij he. xxx boelelij. hoe? dat is van met de boelelijen. yyy yyy rijden van de xxx. ahw. xxx. dan legt die eens opzij. temtetemte. ga is opzij. xxx. xxx. xxx kan? oh ja yyy yyy. yyy dat moete dat moete zo beetje zo. kijk die moeten zo die kersen. zo zo. xxx. okee? allee. yyy ikke. xxx doen ik u niks. oh ik weet het. toen ne pyjama en nog ene bedje. laat maar dat zitten. toen ne pyjama en ook een bedje. xxx ook een bedje. ook? jamaar hier een bedje. eh je mag hem niet. euhm. voor den auto te draaien moeste toch hierin draaien zeker. yyy toen he toen yyy naar daar. nee pakt dan maar naar daar naar daar naar daar naar daar. en dan ook. al naar daar of naar daar of. ja krijg dat veilig over de brug rijden. okee duderutu duderutu. yyy oei. yyy. en hier moogt ge toch ook draaien zeker? ja. daar mag ze door. draaien? xxx. klaar en dan nog dan xxx. doe terug dan. we zijn vergeten links rechts. door draaien. ik moet meeko mama. mag ma yyy? wat zegde? yyy. xxx. dieje ligt hier. ligt hier. yyy. xxx. ja xxx. |
mijn yyy mooi? amaai wat hebben jullie gemaakt? voor de autoos. een straat. ja. mm knap. dat is de yyy. wat is dat? zo en dan moete autoos het verkeerslicht! ah zo. knap gemaakt. xxx. ik kom seffens terug. xxx ons mama in duwen. ons mama. nee doe eens yyy yyy. nu mag je door. ah uu. als je yyy kruipen. mijne voet man. dat mag. dat vind ik niet yyy. xxx helemaal yyy. kom gaan we met dat spelen? ja. yyy? teleptelepteleptele. oh nee xxx nee merci. allee. wacht efkens he. dieje water daar weg doen als dat heel hard is. allee yyy xxx. kom eens oh! daar. eum. gisteren. hele dag was wij op de markt. en toen komt Rawly en Hylke. oh ja? die kwamen jullie tegen? he, hoe gaat hij nou eruit? die halen we gewoon weg weer, dat is de draad. die kan je zo oprollen. als we weggaan rollen we hem op, dan stoppen we hem in de tas en klaar. in daaro? ja. wat heb je op de markt gedaan, dan? jurken kijken. heb je nieuwe kleren gekocht? Alleen maar gekeken? ja? ik ga zo theedrinken. xxx. hoe ga je theedrinken? ik ga met de lepel theedrinken. is dat niet moeilijk. Dan heb je je lepel steeds in je gezicht, het lijkt me 'n beetje moeilijk. nee, Yke gaat het doen, zegt ze. oh, Yke gaat het doen. ja. jij niet, he? yke. is dat Yke? en met die hoed, wie is dat? otje, niet springen, meid. die? deze Wessel. oh, dat is Wessel. weet je wat dit is? dat ben jij. klopt dat? en die, dat is moeilijk te zien. dat is Yke. is dat Yke? en wie is dat dan? otje. en die andere? deze? nee, die. wie? die. wessel. weet je wat deze is? met die gele jas? dat is Wessel. niet! nee? yke! oh, wat dom van mij, zeg. en die, wie is dat? pietje. pietje. waar is Pietje? niet op de foto. ja, maar in het echt? hij is boven. is hij boven? xxx. nee? xxx waar is pipi boven. xxx boven. waar, moet ik met je mee? boven. geef xxx. wat een mooie kleuren zeg, prachtig. mijn papa heb die gemaakt, die groene. heeft je papa die gemaakt? oma. xxx. Zita. ja, wat doet hij? bijten. hij bijten. bijt hij ook? ja, in z'n vinger. net als de muis? heeft hij honger, of niet? Zita. muis. mu. daar zit een muis. muis. hij wil eten. ja. hij wil eten. hij heb al eten. oh ja, hij heeft al eten genoeg. xxx. ik denk dat hij jullie goed kent. eten. hij wil eruit, denk ik. maar Pietie wil drink. water. eten. zou hij dorst hebben? ja. ja? hij heb dorst. xxx. xxx. mama. ja, daar is mama. oh, ik zie ook nog vissen. mooie vissen hebben jullie. zullen we daar ook even naar kijken? maar ik heb nog twee vissen. maar eentje is dood. |
heb jij twee vissen? maar twee is dood. is hij dood? xxx. ja, hij is echt heel gevoelig. hoe kan dat nou? van zichzelf dood. is hij uit zichzelf doodgegaan? dat kan wel eens. ja. xxx. nee, ik moet, ik moet het hier instellen, maar nou ja, hij pakt het helemaal op. heb jij ook vissen? nee, hij heb geen vissen. dood. dood. dood? nou, die is hij niet dood. die zwemt zo. die leeft nog. dood? nee, die is niet dood. deze zwarte vis. ja, en die andere die is ook mooi, zeg. 'k zie 'm nog bewegen. wat? oh, kijk uit. waar zit hij? oh ja, daar zit hij. die leven nog. ja, die leven nog. 'k zie er nog eentje dood. ga maar effe staan. en hier zijn ook nog allemaal vissen. vissen. die zijn niet dood. kijken. wil je kijken? nou, ga maar op het stoeltje staan. kan je het zien? of moet ik je even optillen? goedzo. oh, kijk uit. zo. 't liefste gaat hij ernaast liggen. deze ook. die heeft ook vissen. zitten daar ook nog vissen in? kijk, babyvisjes. oh, dat zijn babyvisjes, oh, kleine. issen. ja, dat zijn vissen. en die hebben wij xxx. en dat zijn ook vissen. xxxvis. issen. ja. drie bakken met vissen, veel vissen, zeg. ja. en nu heb wij heb wel een heleboel vissen in de huis. toos. toos. dat kan niet heleboel. vissen in de huis staan. toos. toos. toos. nee, ik heb ook wel eens vissen gehad, maar die zijn ook dood gegaan. oh, kijk uit hoor, laat hem wel even staan. heleboel vissen. ja. kijken. ja. 'k geloof dat de muis ook honger heeft. kijken kijken. hij heb. hij heb al eten. ja. kijken. kijk uit hoor, val niet met je stoeltje om, nou zo, kan je het zo zien? ja. wat een boel, he? dat is ongelooflijk. toos. doos weer xxx. dat betekent aquarium. oh ja. 't is allemaal doos xxx. ase. asse. aansteker. zeg het nog eens. gister deed je het zo goed. zeg eens, aansteker. aan. steker. ja, jij kan het wel. ach, mama. grapjas. mama. mama. wat nou au. ja. nou. Ona is niet jouwe. kijke. kijke. kijke. xxx. kijke. aansteker. kijke. aan. steker. kijk. kijk. aankeker. goedzo, aansteker. ja! prima. wacht Yke, Otje. zo, nou afblijven. zo'n lief hondje, he? kom maar Fleur. nou jij, ze moeten jou allemaal hebben, he. o. pe. pietje. xxx. kijk, allemaal staat op de foto. iedereen staat op de foto. isse. Goofy is in het zand. ja. zit je helemaal onder het zand? Ben jij dat? nee, dat is Goofy is dat. goofy? goofy. govert, oh. en wie is dat? is dat een vriendje? nee, dat is, gewoon is Goofy. govert is dood. kijk. ga je springen. wij zijn in. in e zand. kijk. xxx. muit. muit. ja. wat zie jij? muis? muit. was dat aan het strand? strand. kikkes. kikker. ik kan Fleur optillen. mam, kikker. dat is Wessel. kijk. kijk. |
otje, niet doen. straks bijt hij. wat ben je sterk. brr, brr, brr. xxx sterk, jij bent ook zo sterk, geloof ik. ja. brr. nee, nee, dat mag niet. au. au. dat doet pijn hoor. au. hij bijt. ja, dat geloof ik ook, maar je hield hem ook zo. sterk vast, dat doet hem pijn denk ik. en dan gaat hij bijten, denk je niet? hij moet niet bijten. he. dite. dit. dat, dat is m'n hand. xxx m'n voetje nou? waar is m'n voetje nou? 'k weet niet, moeten we maar gaan zoeken. boef, boef, boef. heb je hem verstopt? ah! nee. waar is jouw hand? oh, daar is hij weer. kijk. jij is je hand, waar is jouw hand? waar is zijn hand? wie? kijk. hand. ja. waar is je bril? han. twee, he? weg. han. han. die heb ik in mijn tas gestopt. waarom? omdat ik hem niet nodig heb. au. kleine tandjes. jij hebt maar kleine tandjes, he? en straks krijg je grote tanden. Dan ben ik groot. schurk. Dan gaan deze tanden eruit en dan krijg je grote tanden. nee, line, linke. ja, ik ga drinken. nee, zegt hij. oh, ik dacht dat hij zei. nee, ja, dat dacht ik ook. oh, oh, sorry. xxx. zachtjes, he? nee nee nee nee. xxx. zo. xxx. ga maar zitten. ditte. ze wil het niet. waarom niet? nou jullie doen zo wild. xxx. nee ieke. yke. he, ikke. ho. Kam. kijke. dat is mooi he? xxx. xxx. kijk. tasse. tasse. die ook. die ook. ja, die ook ja. Zita. kom maar. die ook. ja, die ook. mooi, he? deze. yke. xxx. nee, laat het knopje maar zo staan. zo ja. mag je straks even spelen, goed? he, moet nou. ook, nou ook. nou, straks mag je even spelen met de knopjes, ok? ja. hoe oud is dat hondje? weet ik niet. 't is nog niet zo oud he, denk ik. acht. ho klei. ho. Klein hoofdje. ja. zo. kleiner dan deze. maar Fleur heb 'n grote hoofd. welke vind je het liefst? dit. wat zeg je? welke vind je het liefste hondje? die? hier ook? ja? ja, dat is ook 'n knopje. waarom? dat hij pijn aan z'n voetje heb. oh ja. hier? xxx. gaat het lichtje aan, zie je wel. ja. ook? daar ook, ja. nou, gaat hij weer uit. xxx. fleur heb z'n ogen dicht. hij gaat effe slapen. zo gaat hij weer aan. m'n oorbel is eraf. hie? hee, zo is hij weer uit. xxx vier beestjes kwamen xxx m'n haakje niet. is je oorbel eruit? kom? oh. heb je hem verloren? nee. zo gaat het lichtje aan, he? maar m'n veerbeestje is kwijt. oh. ja. he uite. maar m'n gaa. knopje niet. laat die maar zo staan. uite. nu is hij weer uit, ja. nu is hij weer aan. jij bent goede vriendjes met Zita, geloof ik. he? he, wat is dit, Zita? dat hondje heet toch Zita? of niet? he. |
he, vertel eens, wat doe je altijd bij Leoniek. uite. uite. uite. uit. spele. uite. spele. he, uite. wat voor spelletjes speel je dan? zo. nu is hij aan. brommers. met de brommers? en ook met de. hie? tram. met de tram. we doen wel eens in de echte tram naar zandbak toe. wat was in de echte tram? uite. uite. is uite. een pet. ja, van wie is die pet? van papa. draagt je papa die pet? he, uite. nee? ja. jullie hebben heel veel petten, zie ik. ik heb ook 'n pet. heb jij ook 'n pet? 'n gele. waar zijn die petten allemaal van? welke? he, uite. nou, die daar hangen. is dat 'n pet van de politie? is van papa. oh. en is je papa bij de politie? nee? ze. ze. ze. z'n werk. he, uit. uite. oh. he, uite. z'n winkeltje werk, ja? heeft je papa 'n winkeltje? he, uite. we hebben wel 'n rooie vogel. maar die mag papa hebben. ja? nou, laat dat knopje maar zo staan. die mag ze houden. zo. geef jij die aan papa? die heb papa gekocht. voor mij. heeft die. toen mag hij 't dan houden. goh. die hoef 'r niet meer. heb jij daar geld voor gekregen? oh, uite. uite. of heb je hem zo maar gegeven aan papa? zo. die heef geen geld. nee? dat is aardig. knijp je hem? ho, uite. otje, zet hem maar op de grond. moet hij uit, zo? uite? laat Zita maar lopen. zo. moet hij zo? zo. hij bedient mijn hand. oh. en dan moet ik de knopjes bedienen. de? uite. ja, is die weer uit, ja. ook? die ook, ja. zullen we hem aandoen, zo ja. ita. ita. ita. ja. Zita, ja. xxx. hihihier? nee, daar moet ik mee schrijven, als het lukt. he, dit? dit? dat is 'n pen. dit? of 'n potlood voor mij 'n pen. dit? dit? he, uite? ja, nu is hij weer uit. moet hij weer aan? drink je thee met melk? zo. uit? thee. he? Alleen thee. is dat waar? nee, met melk. dacht ik al. zo? 't moet lekker warm zijn. ja, als je er je handen boven houdt, dan blijft het lekker warm. dit? vind je koude thee niet lekker? oh. ja? hier zit hij nog koud. nou. 't is nog 'n beetje warm denk ik. hij is heel koud. ja? wij hebben 'n puzzel te doen. je wilt 'n puzzeltje doen? met jou. nou, pak hem maar. heb je 'n puzzel? nee, Wessel. 'n puzzel. 't kan ook net, of net niet. xxx. kan je hem vinden? nee, kom maar niet aan die knop, laat die maar staan zo, dat is beter, zo. dit, uite. moet die uit? tuise. he, tuise. uite. weer. heb je hem? heb je allemaal speelgoed, daar? uite. dit uite. ita a tou. wat? ita. waar is Zita nou? is op de grond. nou, even kijken. 'n domino! 't is geen domijo. |
nee? wat is dat dan? ija. ita. weet ik niet. ik ita. mag niet kaartjes opeten. ita. plassen. nu is hij warm. nu is hij warm. ja, nou terugleggen. heet? heet? ja, dat is heet. zo. Alma plate. plate. 't is geen water. plate. hij wil effe kijken wat je hebt. niet. nee? mag hij niet kijken? ik geloof dat Fleur 'n kaartje begint op te knabbelen. oh. dus toch. en daar ligt er nog eentje onder. oh, ik had helemaal geen erg erin dat hij er eentje gepakt had. ete. ete. ete. he, mond dicht. fleur denkt dat het koekjes zijn. ja, ik denk het ook. oh. nou, dan moet jij me maar vertellen hoe je het spelletje moet spelen. oei. Dan moet je hem neerleggen. moet je dat neerleggen? en dan? kijk xxx. kijk, dan moet je kaartjes hebben. ja. Dan moet je kijken welke je neemt. daar. goed? jij gaat hier. moet ik nog iets zeggen? moet ik iets zeggen? ja. ik heb al iets gezegd. mag ik iets zeggen? ja. ik ben naar het zwemmen geweest. ja, en dan hoef je daar niet te gaan zitten, ga gewoon maar weer zitten. ga maar gewoon met elkaar praten. ja? vind je dat ook xxx? ja. zo. en toen was ik bij mama geweest. ja he. hier zitten. xxx. nou, ga daar maar zitten, ik ga hier zitten. zo. dat vin jij altijd het lekkerste, he. ja, vind ik het lekkerste zo. mm. was het leuk bij? beetje de tafel naar voren schuiven? ja. want want anders kan ik er niet bij, he. nee. zo, zo kan ik erbij. ja. zo. hee, die is van mij! oh dom, ik dacht dat ik koffie had. yyy. oh, dit zijn er twee, koekjes. die, die leg ik allebei hier even hier. als as je niet meer hoef, dan leg je em weer hierin, he. ja. wat hebben we gedaan met het zwemmen? weet je dat nog? ja. gezwommen. en patat gegeten. oh. xxx. xxx. de wind waait hard, denk ik. ik wil mijn xxx. denk je dat het helpt? vast niet. zo, hehe. xxx. xxx. maar als je eet dan verstaan we niks, he. mama, mag ik even dit boekje kijken? ja hoor. xxx sneeuwman kijken. ja. leuke dag was dat. wat voor dag is het eigenlijk vandaag? zondag he, maar hoeveelste? ehm. dat soort dingen vergeet ik altijd. zeventien april. ja, zeventien april negentien vierennegentig. eeeeeh. en dit is de kleine Sarah. hee, weet je wat dit is? wat is dit den dan? de Hommel. ja, dat is de Hommel. want want hier hoort dit ook. ja. echt. hee,, dat zie ik hieraan. ja. toen moesten we dat in het water doen. eh, achterop, dat is ook nog de Hommel, he. ja. en dit niet meer. toch. dat is ook de Hommel. das ergens anders, dat is het fitness centrum centrum is dat. moeten ze allemaal dingen doen. hier ook, he. ja, moet je gymnastieken, he. ja. |
moeten ze zo dingen doen. zo. ja. zo he. moeten we deze doen. ja, zo. en ook bij deze. ja. nou gaat xxx. even kijken, want daar vin ik het leuker. dan moesten weer overnieuw beginnen xxx daar, he. daar heeft Laura gezwommen, he. in dat hele grote zwembad. en eh, en ik heb ja, waar heb ik gezwommen eigenlijk? daar he. ja, daar hebben wij gezwommen. daar, en daar, en daar, de glijbaan. zie je? en eh, dat is het peuterbad. das het peuterbadje, ja. daar heb ik gezwommen. hm. ligwiede, das ook buiten, he. maar dat is pas als de zon al schijnt natuurlijk. dat je buiten kunt liggen, bij het zwembad. xxx in de lenter, dan, dan is het echt lekker weer, he. ja. vandaag is het niet welke. lekker wee het is wel lente, maar ja, het kan nog wel es in de lente ook koud zijn. in de zomer trouwens ook nog wel, maar moet jij. we naar jouw verjaardag toekomen hoe warmer het wordt. als het goed is. zomer, in zomer in zomer dan is het wel warmer, he. dan hou je vakantie he, in de zomer. Saar? ja maar dan daar xxx. dan is het veel veel warmer, he. ja. nee, dit is het peuterbadje. das het peuterbad. en waar gaan we van de zomer naartoe? ehm. mm. mm. xxx niet meer. naar Bretagne. ja. en nou. wat gaan we daar doen? mm. zwemmen zwemmen in de zee. zwemmen in de zee, ja. en een huisje hebben we daar gehuurd, he. oh, Lau Laura bonst daarboven. we zitten hierin te kijken, he. we zitten hierin te kijken, ja. we zitten in een foldertje te kijken over het zwembad. ja. das wel een mooi foldertje, he. ja. zijn dit is maar een jonger. een jonger. Sarah zegt allemaal niet twee. r is. twee, kijk. hier een. twee jongens, ja. hier een en hier hier een. daar is er ook nog een. twee, dus. toch. ja. oeps. dis weer water. whirlpools hebben ze. nu gaan we een ander boekje kijken. ja. uit. wij wouden een ander boekje opzoeken. die dat xxx we wel even uit daaruit, he. eh. op school hebben we ook kikkermat. op school hebben we ook een kikker. welke is leuk? ma mag maar heel weinig boekjes pakken. ja. mag ook twee boekjes pakken. ja. das heel weinig, he. een is het allerweinigst. twee mag je wel pakken, he. ja. vier ook xxx, tot, tot, zeven, he. ja. eh, een pak ik er. pak er twee, dat mag wel, he. , niet meer dan zeven. deze is niet leuk. deze vind ik niet heel leuk. huppa. het eerste boekje is deze. want die vind ik heel leuk. die is leuk, he. ja. waar gaat het over? eh, over dieren. en wat voor n dieren, he. ja. tsjongejonge wauw. een kikker. ja. nee, een pad. dis een pad. ja, een pad, ja. dat denk ik ook. en en dit is een stier. ja. |
en een varken. xxx. en een leeuw. ja. en, en dit? miereneter. miereneter en een krokodil. ja. oh, xxx eet je mars nou op. ja, nee, eet eten we straks op, als we anders dan versta je me helemaal niet als ik zit te xxx, als ik koek zit te happen. de eerste is een koe. ik bedoel, varken en dan de tweede is een ook een varken en de driede is er nog een. en de vierde is, van de krokodil, de vijfde is van de krokodil. en de zesde is van de leeuw. en de zevende eet xxx. hoe heet deze? xxx he. krab, he. ja. en de wat i zevende, he. schorpioen is dat maar. zevende, he. ja. de zevende is de schor schorpioen. en de ja. acht is nog de sch schorpioen. en en de negende is nog de schorpioen. en en de derde is en en, nee, de tiende is is de miereneter. ja. en de elfde is de mierene de twaalefde is de miereneter. en de derte is dertiende. de, nee! xxx. twaalf. oh, twaalfde. nee, dertiende. dertiende. de dertiende is de egel. de veertiende is de egel. de vijftiende is de vliegende koe! ja. toen krijg die bulten op zn rug. toen kon die vliegen. ja, toen kreeg die bulten en toen kreeg die vleugeltjes. negende, welke was het ook alweer? de veer vijftiende al, geloof ik. de vijftiende was de kikker de pad. pad. en en de zestiende is de pad. en zeuventien is de de zeventiende is de, is de toen, het was een toverpad. oeh. en toen toverde die in een grote slak. oeh. en de, uh, de zevende was de nee, de zeventiende was de slak. de achttiende was de dat was de hoe heet deze? hoe heet deze? ehm, even kijken, hoor. nou, xxx lijkt er wel een beetje op. rolmopsvogel! en de zeven de achttiende was de rolmo rolmopsvogel. van de rmopsvogel. kijk. xxx toen ging de van de schrok is ze flauw gevalln. van de schrok is ze flauw van de schrik is ze flauw gevallen. ja, ze is geschrokken en van de schrik is ze flauw gevallen. nou het volgende boekje. ja. dat gaat over kinderen. gaat over kinderen, oh ja. ah. en dat was xxx. de heksentuin. en toen kwam de heks eraan. Laura! ja. je mag wel boven gaan spelen even, hoor. niet leuk. kom je even hier dan, zal ik even wat tegen je zeggen. ja? zit zo in het hoekje, is ook niet zo leuk. eh, als je nou boven op je kamer gaat spelen, da ga k na het eten met je jouw even. ja? een opname maken. is dat goed? afgesproken? oh, arnolg is nog boven, dus. ja? afgesproken? en doe ik het straks met jou. geef me een hand. hand erop. nee. Arnold is ook boven. nee. wacht, ik ga even naar Laura toe. ja? xxx. en dat xxx zusjes. xxx schoenen aan. xxx. hier xxx. |
dat is een hoedje en xxx. die xxx. die xxx niks. die heeft mijn zusje. ga maar even bij Arnold zitten, na het eten gaan wij even. zo. xxx. die is voor jou. heb je nog een verhaaltje voor me, Saar? over de kinderen. ja. kun je me daar iets over vertellen? toen toen kwam heks aan en toen gingen ze ik weet niet wat ze gingen doen. ze gingen, eh, hoe heet dat? a as een krokodil spelen. als je nou koek hebt in je mond, kun je niet praten. dus leg de koek maar even weg. als je als een krokodil spelen, ja. een draak, zelfs, was het. een draak spelen. en wat hebben ze nou allemaal, die draken? moet je kijken. wat zijn dit? die ogen van de draak? oh, pannen. ja, en dit? eh. dit is van hout, he. wat moet het voorstellen? eh. grote mond, he. zie je? wat hebben ze allemaal, die kinderen op hun rug? eh xxx. weet ik niet. stuk stof, he, a of kleed, kleden of zoiets. ja. ja. ja. weet je wie het allerlaatste is? die. ja, die is het allerlaatste. met die schoentjes. en wie is dat? xxx. wie is dat met die schoentjes? met die schoentjes, wie is dat? eh. dat weet ik niet, want want het zijn twee, twee dezelfde schoenen. ja maar die ene heeft een rose en die andere een bruine broek, dus. ja, die. die rose. dat meisje is dat, ja. nou, zou er nog meer te beleven zijn in dat boek? eens even kijken, hoor. sss. en dat is de heks. ja. is het nou een echte heks, of niet? is het een gemene heks? ja. ja? en ze vielen allemaal. ja, maar van de schrik. die viel. en die helpen. enne, ze schoenen zijn uitgevallen. ja. zijn dat schoenen? ja. klompen. klompen, ja. en ah. nee, dat was een en toen toen kwam er een toen toen toen toen kwam iemand. toen toen toen toen gingen ze weer verder lopen. oh. en en toen kwamen ze een huisje tegen. toen toen zei kom maar binnen! nee, maar het is geen echte heks, he. want ze bakt pannekoeken voor de kinderen. maar datte was dit ze ziet er niet zo bruin uit. dus. , das dezelfde. niet. ze ziet er niet bruin uit. nee, nee, de tekening is misschien iets minder. als je binnen zit, zie je er bruin uit. kinderen zien er binnen niet zo bruin uit. daar is het licht, binnen. en toen xxx ze met de kinderen. ja. in dat xxx. ja. xxx. en toen verste vertelde ze iets. vroeger toen ik klein was, toen toen toen toen ging ik wandelen en toen in de avond en en toen zat ik ergens op. en dit het is niet het laatste. kijk maar. en toen gingen ze wandelen en toen ging er eentje daar zitten. toen ging die daar xxx. hee, dit is gek, he. gewoon een plaatje. |
oh ja, nou, zij zegt dat het echt was. allemaal feetjes en elfen en harlekinoos, en ja? ja. ja, hoo. toen gingen. dat eh xxx, oh. als je nou zoveel herrie maakt, xxx, schiet even op. ja? mama. hoeft Peter deze niet meer? van vorig jaar. nee, Peter heeft geen boekjes meer. nee. mama. nou houden we even op, want anders verstaat niemand het. zo. he. ja, toen gingen ze dansen en over xxx. en toen toen mochten ze nog even buiten spelen. toen mochten ze nog even buiten spelen, ja. ja. en toen kwamen ze een kabouter tegen. mm, ja. hallo. hallo. en en toen zei daar woont iemand, daar woont een vriend, en die houdt niet buiten komen. en toen moesten ze slapen. welterusten! kinderen. en nou is het afgelopen. toen was het afgelopen, ja. dat was ook een mooi boek, he. kun jij ook een verhaaltje vertellen? zou jij ook een boek kunnen maken, Saar? ja? en wat voor verhaaltje zou je dan in het boek zetten? en xxx. en dan ga k ook ook tekeningen in het boekje maken. ja. op, ehm keertje wandelen. en toen kwam het ehm, xxx en toen kwam ik iemand tegen. die ik kende. mij vriendin. ja. en toen ging ik samen met mn vriendin wandelen. en toen gingen we naar de speeltuin, in de speeltuin spelen. gingen jullie toen in de speeltuin spelen? verder zeg ik nog even niks. zeg je verder niks? oh. chocolademe zogenaamd dat koffie. goed? ja, zogenaamd heb je koffie. xxx. zogenaamd heb je koffie. was het lekkere koffie, mevrouw Saar, de piepelaar? moet je nou es kijken weer, wat je gedaan hebt. nou nou xxx, ik kwam erlangs en toen ga maar even een vaatdoekje halen, in de keuken. toen viel de beker bijna! toen viel de beker om, hoor. heb ik het gedaan? ja. heb ik het gedaan? ja. yyy. nou, ga maar vlug een doekje halen. moet jij doen. nee. xxx. nee, ik deed er juist xxx Saar. maar het is wel een hoop chocolademelk op je. neem gelijk dat bekertje maar mee. jij echt oh, heb ik dat echt gedaan? wat moet ik pakken? even een doekje. jij moet het doen xxx, kijk. het helpt niet veel meer, he. hee. xxx. het helpt niet veel meer. dat heb jij gedaan. nou, hupsekee. hup, de vaatdoek, vieze doe maar even uit, anders wordt je xxx alleen maar erger. doe maar even aan een handdoek in de keuken. je mond afvegen. nou gaan we eef nou is het effe pauze om het even dit xxx te spelen, goed? nee, kom nou even hier zitten, bij mij, gezellig. doen we die deur even dicht. en kom nog even hier dan weer zitten. nou, ik wil wil xxx. spelletje, nou ja,. eerst even ik be een verhaaltje bedenken. eerst gaan we even een verhaaltje bedenken. en dan ga ik voorlezen. ja, okee. dr was es een keer een lief kindje. een lief kindje, oh. |
en die heette Laura. en die heette Laura. ohoh. en zij ging spuiten. en toen ging ze spuiten? maar ze heeft geen water meer. zie, ze heeft geen water meer. ze wilt spuiten, he. ja. en toen ging Laura xxx spatteren, toen was het water op. ja. vertel xxx wat Laura doet. en toen ging ze naar buiten, he. en toen ging ze water inschenken. en toen ging ze van het water en toen ging was het afgelopen. was het toen al afgelopen, Saar? jaaa. sss. kijk hee, vertel es, wat zullen we gaan doen op je verjaardag. of wil je dat niet vertellen? nou dan gaan we deze xxx en dan gaan we boefje spelen. en dan gaan we echt xxx drinken. wat gaan we drinken? xxx. snoepingen. ja. met wie heb je dat nog meer gespeeld? Saar? met wie heb je dat allemaal nog meer gespeeld? nee. verzin je dat zomaar? he. verzin je dat zomaar? ja. ja? ja. tjongejongejonge. xxx. ga maar even een spelletje halen, ja. wat zou ik xxx. wat zijn xxx? wat zijn xxx. ik weet het niet. gaan we xxx mama. xxx. oh, krijg ik niet deruit. het spel krijg ik er niet uit. het spel krijg je er niet uit. nou, k kom eraan. ja, xxx. oh, je hebt het al. xxx. kijk es mama, wat het is. kijk es. kijk es. ik doe de vrouw. ben jij de vrouw? dan doe ik de meneer. dan , wat we doen. jij Arnold, goed? ik heb Arnold, vooruit. en ik heb mama. nee, je moet er ook bij vertellen wat we doen. oh, dan ja? oh, oh dan moeten we uit elkaar ma doen, xxx. de man maken. wat zijn we nou aan het doen, Saar? wat is dat voor een puzzel? oh, ehm, ehm xxx. deze is helemaal verkeerd. deze is verkeerd, he. ja. xxx sommetjes maken zijn dit. ja. maar ku kun je die sommetjes al maken? ja. ja? makkelijk. is dat zo makkelijk? die sommetjes is makkelijk. makkelijk, heeee xxx! xxx zit te kijken. zeventien min vijf is twaalf. zo, xxx negentien. eh. zo, dit zijn allemaal min sommen. en die andere zijn plus sommen. xxx. negentien, twintig min een. dit is oh, dit is hakschoenen. de hakschoenen, wat een mooie hakschoenen, zeg. zou je ook wel hakschoenen willen hebben? t zijn net maar die heb jij al. nee jij, zou jij wel hakschoenen willen hebben? nee. nee he, loopt helemaal niet makkelijk, hoor. dat wil ik wel hebben. ze het loopt niet echt lekker. mama. ja, Sarah. xxx. eh, jij heb ook hakschoenen. ja. moet je so lopen. ja, moet je als een echte dame lopen. en steeds dat je xxx en je heb hakschoenen aan. hee hee, mag niet hakschoenen aan hebben da as je een meneer bent, dan. dat mag niet, he. xxx dat mag niet. kun je nog meer verzinnen? vertel eens gewoon, achter mekaar door, hele hoop. alles wat je aan het doen bent. |
eh, ik ben aan het puzzelen. sommen puzzelen. ja. en k heb mama een xxx voorgelezen. en ik heb gedaan eh, eh, wat ze allemaal aan het doen zijn. in een boek. ja. ook allemaal xxx. rest niks. voor de rest niks, he. je hebt eigenlijk wel al een hoop gedaan, toch. zo. eh, wa wat is dit? een plus drie plus drie plus drie is vier. nee, drie plus die is een is ja. vier was goed. drie plus een is vier. xxx hele hoop, ja. die hoort hier, he. vijf plus vijf is geen vijf. vier plus acht is ook geen vijf. maar misschien drie plus twee is vijf. dat z lijkt me wel. drie plus twee. drie plus twee. is goed. eh. zo. zo. zo, daar he. zo hoort het, he. ja. ik kan het toch goed, he. ja. was toet? xxx? is dat? is dat? oh, xxx. dit. xxx van die. xxx. ga maar even door met praten. dat is nou de derde keer. en opschieten. en nou blijf je boven. waarom ben je xxx. k ben niet boos. waarom waarom? ik ben de hoed kwijt. wat ben je kwijt? de hoed. de hoed waarvan? van deze mevrouw. van deze mevrouw, aha. xxx. dat is geen hoed. is dat een paraplu? kijk maar. zie dan. ja, dat is een paraplu. nou, dan ben ik em ook kwijt, de hoed. misschien is ie gewoon wel kwijt. is deze? dan maken we eerst de rest af. ja? ja, xxx. oh. oh, nou ja. dan kan ik dit nog niet af e maken. ja. zo. ik hou em vast en jij doet em derop. ja? dit. die mevrouw laat em los, he. ja, die mevrouw laat dr hoed los. zie je? hee Laur Sarah, krijg je ook al rekenen op school? s tellen? ook geen tellen? ene een, twee, drie. ja. tellen wel, maar geen sommetjes nog. xxx. xxx nou mag ik em wel effe xxx. eh. anders, lager, he. ja. eh, deze nog. en deze. nou kan k lekker bij de xxx. yyy. ja, daar is tie. oh, dat is de hoed van die mevrouw. nou, dan is ie toch af. gelukkig maar, he. ja, maar xxx. overal staan de sommetjes, he. kijk maar, acht plus negen is zeventien. een plus nul is een. ja. dan moet je wel sommetjes hebben gehad op school. ik heb geen sommetjes op school gehad. nee. mama, nou ga ik iets lekkers pakken. wat ga je nou doe even de deksel neem dit spelletje dan mee. he. xxx ruim op, en ruim je em op? goed zo. zeggen xxx. ha! ja, dit is xxx. maar dat xxx lopen xxx. oh gelukkig. xxx. xxx. het is nou al xxx. xxx. heel xxx, al heel vroeg moet je xxx. xxx. xxx. dit moet daar liggen. dit moet daar liggen. dit moet daar liggen. dit moet daar liggen. dit moet daar liggen. |
weet je wat ik voor spel heb? weet je wat ik voor spel heb? nee. nee, ik weet niet wat voor spel je hebt. kaarten, he. moet je zeggen wat denk je zeg het maar. welk spel denk je welk spel denk je. en verder? welk spel denk je xxx. welk heb. nog een keer, welk spel denk je welke ik heb. welke ik heb, heel goed, Saar. ogen dicht. ogen dicht. wat is dat? scrabble. mag ik scrabble hebben? goed zo. oh, fijn. hee, en kun je ook zeggen gisteren als ik zeg dat je gisteren iets speelde, scrabble speelde. kun je dat ook zeggen? gisteren gisteren, heb ik scrabble gespeeld. ah, heel goed. gisteren heb ik scrabble gespeeld. en met speel, speelde? gisteren gisteren heb ik gespeeld. heb ik gespeeld. moeilijk he, deze. zullen we die doen? wat is dat? xxx. en deze zin, is die goed? gisteren speel ik de k scrabble? nee, gisteren speel ik de scrabble? is die goed? nee. nee, hoe moet je het dan zeggen? gisteren is heb ik scrabble gespeeld. oh, jammer. okee, gaan wij samen scrabble spelen. maar niet welk welk spel denk je welke is ook mooi. wat voor spel is dit? ehm, scrabble. maar wat moest je hier doen? oh, wat je moet hier doen? oh, ja, dat is een moeilijke. lettertjes leggen. oh. lettertjes leggen. nee, ik woordjes maken. maar dan moet je eigenlijk heel goed kunnen schrijven al. nee nee, dat doen we niet. weet je wat we doen? nee. eh, jij je hebt deze letters, he. en dan leg je een paar van zulke dingen op, he. wel welke dat is. ja. welke het is. okee. ik doe het daar, he. ja. jij doet daar. eh. ik zet deze wel even hier. ja, zet jij die maar neer. xxx. we deze letters, deze, deze. en de ss. en deze doe ik niet. en en daarna doen we iets anders. dat leg ik ook uit. ja. ik leg het steeds uit. jij legt het steeds maar uit. ik mag er nog xxx. die heb ik nodig. xxx. oh, die valt. die vallen deraf, ja, omdat ze niet op tafel liggen. misschien moeten we ze even op tafel leggen. neer leggen, dat spel. ja. zullen we dat even op tafel leggen? ja. dan blijft het liggen, he. kan ik kan xxx. hoeps, schuiven we de tafel een beetje aan. kom verder. kom, verder. zo, nou gaan we verder. ja. eh. nee, dat doen we hier. hierop. doe jij daarop! ja, maar k mag dit toch ook zo doen? ja, mag het ook zo doen. de lettertjes zo. zo mag je het ook doen. maar daarna leg ik het anders uit. ja. deze heb ik nodig. dees, deze nodig. wie heeft er een is gezien? een is, we hebben een is nodig. Sarah, de is van Sarah. zitten dr wel sen in, of zijn is dit een spel zonder sen? nee, dr zaten is sen in. |
oh ja, ik heb er een. ja xxx. ja, okee. xxx. een acht heb ik nodig. pak jij voor mij een acht. pak jij voor mij een acht. wat, een acht? ja. acht zit er niet in. , oh, das een b. jawel. ja. mam. mama. pak, mama. xxx. mama. fietsen mag je straks buiten, ja. xxx spin. ja! xxx. hop. hier. xxx. xxx. mama. mama, moet er water in? hier. hier. hier. nee. mama. nee. &~ha. kijk, zo. dit, dee? oh. nee xxx. nee. neeneenee. nee. mama, xxx. zo, kijk. hier. zo. xxx hier. xxx. hier. ja! hier. he. Mammie. xxx. xxx. hier. kijk. nee. hier. waar is de bal? hier. hier. rogier, waar is de bal. mama. waar is je pingpongbal? hier. mama. pak, mama. xxx. die. zo. Dee. mama, kijk. hier, kijk. hier. dit. kijk, die. mama xxx. deze hier? nei. xxx. xxx. die. hier, xxx mama. kwak. kwaak. kwad. ander halen? ga ander speelgoed halen, brengen. hier. ander speelgoed? auto? , hier. neeneenee mama deze. xxx. deze. xxx. deze. deze xxx. deze. totto nou nee. deze. nee. mama. ja? hier. wat is dat? totjoe. xxx. auto, toch? hieier. mama. ja? hier. pak je speelgoed xxx. ja. hoep. hallo. deze. mama. deze. mama. mama deze. wat wil je hebben? mama. boek? deze. oh, beertje. waar was het beertje? deze. kom maar. wat wil je? wat wil je nu? deze. deze? nou. deze? nou. zeg het, deze? nou nou? wat xxx. deze. deze. miemiemie. deze. mama. watte? wat wil je? mama. mama. ja, kijken. of we het kunnen maken. nee? moo. mooi? oh. mama. ja. mama. niet hier. Mammie. mama, die hier. kijken ja. ga pakken. gooi. ah! kijken. ah. ah. ah. gooien. gooi naar mama. ah. ballon, bal. pakken. oh. weg. kijken. zelf pakken. mama, kijken xxx. op. op. wat is op? op. nou. nou. hop. deemekijkamie. xxx. kijken. hee. e. hee. e. se. he. e e. puzzel? ho. oo. op. klekloklo. mama mama mama. nee. nee. nee. nee. zeg je niks? nee. gooi toch niet zo. lezen? huis. ja. big. ja. big. en dat? kip. xxx. bloem. Dee. daa. xxx. ig. das mij kame. dat? boek. mama. kip. ja. kip, ja. kip. xxx. mam. xxx. zon. xxx. xxx. kip. kip. tale. nee. zon. wi. kip. ja. kip. ja. kip. xxx makkelijke boekjes voor xxx. kip. ja. kip. kip. kip. kip. xxx. kip. kip. kip. kip. kip. kip. kip. kip. kip. kip. kip. kip. kip. kip. kip. kip. kip. kip. kip. he, nou. hond. iauw? nee, dat is miauw, dat is poes. ond. hond. hond. ja. iauw? miauw, een poes. poe. iauw. kip. miauw. hond. nee, dat is hond. hond. ja. die ook. kip. kip. miauw. miauw. hond. kip xxx. kip. de &~ha. dit? deze. Mee? hane. hond. hond. hond. dit dit dit. koe. koe. koe. koe. oh, mama xxx hiero. is gevallen. hiere. vallen. merel, let xxx. xxx. xxx. zo. xo. mama,. xxx. ik maak het uit. ja. moet ik het water weggooien? nee. hier. xxx. |
xxx. xxx. daar? pap. hier. xxx. he? zet. ja. zo. iauw. iauw. hond. hond. hond. mama. mama. mama. ja. de hier. mama. ja. mama xxx hier. dit is kip. kip. kip. mama. hond? ja, hond. we. mama. hond. hond. ko ko. nou nou. hond hier. dit dit, auto. ja. iauw iauw. koe. koe. koe. ja. hond. hond. hond. paard, kijk paard. nee. hu? paard? ja. kijk, paard. ja. paard. pa pa pa pa. ko. paard. paard. ja, paard. paard? ja, paard. Mammie. paard. paard? ja. paard. kip. kip. ja. paard. ja. kip. kip. daar paard. kip. kip. paard. kip. kip. paard. kip. paard. kijken. xxx. iauw. hond. be. kijk kijk. kijk kijk. mama, kijk, mama. wat moet mama kijken? kijk. oh, ons boek. man xxx. lape? ja, slapen. uka? ja. en hier eten. eten. eten. oh, kijk. ja. opa. huis. opa. hoeveelste is het vandaag Niek? hoeveelste is het vandaag? welke dag is het vandaag? hm?. een. een? ja. nee. maandag. he? &~ndi dit is dan. het laatste stukje van je ontbijt Niek. ja? als je &~n nog weer nou eten we pas weer tussen de middag he. ja. en niet de hele tijd allemaal tussendoortjes lopen eten. &~watətəx. wat? xxx. versta je niet. eh xxx. &~fə eentje. wat zeg jij? wat ik zeg? ja. dat we niet de hele tijd tussendoortjes gaan eten. nee? nee. maar gewoon gewone maaltijden. hier liggen allemaal. mooie tekeningen van jou. weet je dat? o. kan jij van mij een tekening es maken? &~maj ik van jou een tekening maken? ja. nee. dat is veel te moeilijk. dat kan ik niet. het is vandaag de elfde van de elfde xxx. ho? is het de elfde van de elfde? nee. het is de twaalfde van de elfde. gisteren was het de elfde van de elfde. dat is het uh. gekkendag of zoiets. ja. &~nə begint het voorbereidingen van het carnaval beginnen dan. Gargamel. he? Gargamel? nee. carnaval! &~m Gargamel moe je op tekenen. moet ik die optekenen? ja. die van smurfen. he? smurfen? wat is daarmee? die heet je moet niet met je mond vol praten. dan versta ik je niet. die heet Gargamel. die tovenaar bij de smurfen ja. ja. dat moe je even op tekenen. kan jij dat? nee. nou die lettertjes van Gargamel voor Gargamel. heet. he? Gargamel heet. Gargamel heet Gargamel. o. teken. dan even op! moet ik dat opschrijven? ja. o. je hebt gezegd tekenen. maar je bedoelt schrijven. ja. ja. ik moet even wat anders opschrijven eerst. uh jij heb niet handjes wassen. jij. jij kijkt teveel naar reclame jij. o. nou Gargamel? moet ik even hier opschrijven Gargamel? &~n ja. doe maar! kijk. begint met een. met de van Gargamel. ja. de. nog een letter. ja. wat staat er nou? &~xar. ja. en dan nog een van en een. &~xa. en dan en. en dan. en daar staat Gargamel. en die geef ik aan Gargamel. geef jij die aan Gargamel? ja. |
en wat gebeurt er dan? hier staat Gargamel op voor Gargamel. de smurfen moet vangen. o. en dat is briefje van van Gargamel. wat? xxx van Gargamel en daar staat op hoe die xxx. ja. ja. hou es op! zo. ga ik heel snel naar Gargamel. dat moet morgen wel met jou en met mama. wat doe jij morgen met mij en mama? een hoop van Gargamel. &~kə &~ko een kopen. hee. moet nog een. hond opschrijven? een hond opschrijven? ja. Gargamel moet een poes en hond. hier is de. is dat. dit dit is de. ja. hond en poes. en dat is de. en dat is de. hond. ja. een zo. nou geef ik. aan moet ik ook nog poes opschrijven? ja. hier. en de en. ja. en dit Gargamel. hond. poes. dit is smurfen met Gargamel. Gargamel moet. smurfen. moet vangen. vangen? ja. en dat moet ie doen. anders kan niet naar ziekenhuis toe. anders kan jij niet naar het ziekenhuis toe? nee:. waarom moet jij dan naar het ziekenhuis toe? ik niet dood ben. ook niet ziek ben. jij bent niet ziek? nee. waarom moet je dan naar het ziekenhuis? voor voor een oma pakje bloemen geven. en ja? oma een pakje wat geven? een pakje bloemen hee. bloemen. wat zijn dat dan? bloemen? ja. een bosje bloemen. ja. dat is niet een pakje bloemen maar een bosje bloemen. ja? ja. en zo ga ik naar Gargamel toe. ja. en geef ik deze briefje. ja. moet ie. eerst van mij. een baby geven. o. moet jij een baby van Gargamel? ja. in ruil voor een briefje? ja. zozozo. anders krijg hij die briefje niet. nee nee nee. ik geef je groot gelijk. dat zou ik ook niet doen. waarom wil je &~eix een baby hebben? dat voor dat voor moet ik. twee babys van mama geven. jij wil twee. aan mama geven. ja. zal ik je neus es snuiten? ja. xxx mag hij deze briefje helemaal niet. deze briefje. moe ik raden van Gargamel. pa. en dat xxx. ja. wat zei je nou? Gargamel. moet morgen. moet ie. slapen. ja. slapen. ja. morgen zit ie slapen. morgen wij aankomen dan zit ie ook slapen. als wij d'r morgen aankomen? ja. ja. in Gargamel. huis. dan pakken ze wij. wie pakken we dan? jou. en mama niet. pakt &~xargam Gargamel mij? ja. nou ik &~ga xxx. geef hem een klap hoor. snuit. nog een keer. ik weet niet waar al die snottergeluiden bij jou vandaan komen. maar niet uit je neus. die komen. hier. uit je buik? ja. die briefje. moe je ja. hier staat Gargamel op. ik ga het even vertellen. die briefje. moet je niet verliezen. uhhuh. nee. wij gaan met auto. uhhuh. anders niet met fiets. anders xxx trein xxx. anders? anders xxx. anders anders laten wij die fietsen weg. anders heef niet meer een fietsen. laten we de fiets liggen? ja. gaan gewoon met auto. en de auto? die laten we niet staan? nee. |
daar ben je niet zo bang voor? nee. de auto die vergeet je niet. maar een fiets kan je nog wel es vergeten? jawel. ja. deze oud briefje. moe je. morgen aan Gargamel. en van mij. een baby geven. ja. en Gargamel moet smurfen vangen anders krijg hij die. briefje niet. ja. als die de smurfen niet vangt? nee. hm. ja:. en dat moet hij doen. ja. anders. mag mag hij niet weg opbouwen. nee. nee:. en dan voor mag hij ook niet bomen omzagen. mag ie dat allemaal niet? nee. en denk je dat ie dat dan wil? ja. hij doet het mes altijd. meestal altijd? ja. en hier gaat het op. en hier ook. uhhuh. en dit is briefje van van wat vind jij toch zo leuk aan die Gargamel? ik vind ik vind het maar een nare man. hij is toch lief? nee. ik vind het een uh. hele valse. hufter vind ik het. &~m. nee. hij is wel lief. een stuk sjacherijn. xxx. hier staat het op getekend. ja. maar nu hou je het op zijn kop. o. opgeschreven ja. hier staat Gargamel op hier staat allemaal smurf op. en. &~n dit is Gargamel met. poes. wat heet die poes? ja. ja. maar ik zie dat jij xxx. hee. wat heet die poes? die weet ik niet. uh. zeg het es. Azrael. o. wat gaat &~au Azrael &~eytwi altijd doen? ook smurfen vangen he. o. ja. de meeste katten vangen muizen. maar die poes vangt smurfen. hij wil die die poes. die van Gargamel. mag die die smurfen niet houwen? eh hij mag wel vangen. hij mag ze wel vangen. maar hij mag ze niet houden. nee. aan wie moet ie ze dan geven? aan Gargamel. die briefje is niet van mij. wel van Gargamel. niet van jou maar wel van Gargamel? ja:. ik ga morgen xxx. zeg. ga jij morgen maar alleen naar Gargamel hoor. nee. ik vind het maar een engerd. ik ga niet. &~m. mama dan? mama wil ook niet. mama blijf in de auto. ik ga naar Gargamel. waar woont Gargamel? altijd bij de smurfen. waar wonen de smurfen dan? in kleine. paddestoelehuis. ja. waar staan die, die paddestoelenhuisjes?. ver weg. hm? ver weg staan ze. en die ja. die staan hier. op getekend. en hier ook. opgeschrevet? opgeschreven? ja. en staat daar opgeschreven hoe je d'r moet komen? ja. hoe moet je d'r dan komen? zeg es. linksaf en dan rechtdoor. o. dat is makkelijk. maar het is wel heel ver weg zeker? ja. is het in een bos? he? is het in een bos?. nee. daar woont monsters. daar dat heef ik nog niet zien. ga dat niet heen. daar is enge monster. zijn daar enge monsters? ja. zijn er bij opa in het bos ook enge monsters? nee. nee? bij opa niet? eentje maar. eentje maar? ja. heb je die wel es gezien? ja. die die. heef ik nog niet zo graag zien. &~hə was ik heel bang. |
ja? jij ook? nee. waarom was jij nou niet bang? omdat ik een flinke vent ben. deze ik roep gewoon heel hard boe als is een monster zie. xxx. deze briefje. daar moet ja. vertel het nog maar een keer. die moet je niet afpakken van Gargamel anders pak ie. jou? mij? ja. ja. en dat moe je niet doen. anders geef o. ik moet nog een sinaasappel van. Gargamel geven. hee. ja. moet je nog een sinaasappel aan Gargamel afgeven? ja. dat vindt ie wel lekker. jij gunt die man veel te veel goeds hoor. laat hem maar in zijn eigen sop gaar koken. &~i. je kan beter iets je kan beter een aardig figuur uitzoeken. wat? zoals de grote smurf. die is toch veel aardiger? deze van dit? nee. dit is van Gargamel niet van smurfen. nee? nee. anders pakken smurfen af. Gargamel heef grote huis. ja. o. dat vind jij het leuke, dat ie zo een groot huis heeft. een kasteel. ja. hier zit altijd xxx. vind je die paddestoelenhuizen van de smurfen niet leuk? jawel. ook. en die van Gargamel vind ik beetje mooi. en van smurfen. ook leuk. ja. en. van Gargamel ook. deze deze sinaasappel is rijp. en die niet. die niet? nee. wil jij hem niet opeten? nee. dat geef ik beter aan Gargamel. o. eentje. uhhuh. Gargamel heef zo hoop eten. nou dan hoeft ie die sinaasappel niet meer te hebben. jawel. hij mag maar eentje. xxx niet. anders. wordt ie verkouden. wordt ie verkouden? ja. dat moe je niet doen. wat niet? deze niet twee sinaasappels geven. nee? niet hoop. anders wordt ie verkouden. ja? en dat moe je &~n maar dat snap ik alleen niet. als ik twee sinaasappels opeet dan wordt ik niet verkouden. o. xxx tegendeel nog. dat is juist goed voor mij. twee sinaasappels daar word je gezond van. ja. en Gargamel houdt niet zo hoop sinaasappels. anders wordt ie verkouden. o. hij is nog een beetje klein. is ie nog een beetje klein? ja. en daarom wordt ie er verkouden van? ja. o. hij is ook beetje groot. hm? deze sinaasappel bewaar ik. bewaar jij? ja. en deze briefje bewaar ik ook. die. ruimen. even. op. goed idee. vouw hem maar even mooi op he. zo oprollen. oprollen. dan wordt het een echt document he. ja. dat doen we. dat mag Gargamel. houwen. schiet op. anders. is Gargamel aan slapen. zo. kom mee. gaan we nou niet meer? waar naartoe? naar Gargamel. ik moet naar Gargamel. kijk maar of Gargamel misschien boven op de zolder woont. ik. hoor Gargamel. hoor je hem? wat zegt ie dan? hij okee ryan begin maar. de meisje loopt naar. de weg. en de meisje wil een ijsje kopen. en die mevrouw geeft naar die meisje een ijsje. uh ze loopt met die ijsje. en toen is het later gevallen. ging en toen ging die huilen. heel hard. ja. prima. dat was nummer een. nu komt twee. vertel het maar. |
de meisje en een jongen gingen lopen. en de meisje een grote berg. en die jongen ging vissen vangen. en uh die jongen wil die emmer pakken. ging hunnie vechten. en toen die jongen die emmer. ging die meisje huilen. ja. okee ga maar verder uh ryan met nummer drie. die jongen en die meisje ging met een vader. en en die meisje ging voetballen. en toen een hond die bal. en toen uh had de meisje een bot gevonden. wou die hond. en toen ging die die bot &~beg um erin in uh. gat met zand. en toen ging de hond slapen. ja. nummer vier. een meisje loopt naar naar de meneer met ballonnen. en de meneer een een ballon. en toen pakt ie hem. en uh toen is die. en die ballon is weg. en toen ging de meisje huilen. ja. nummer vijf. um die jongen ging met zun vader. en toen ging zun vader zitten in een bank. en toen ging jongen voetballen. en die jongen ging met zun vader die krant pakken. en toen was zun vader boos. en ging zun vader achterna rennen. en toen ging heeft ie gepakt. ging die jongen huilen. ja. en het allerlaatste verhaaltje. uh een meisje ging met zun moeder een boekje lezen. en toen ging een meisje met de lange touw zo doen. en toen &~gi ging die poes ook pakken. en toen die meisje die poes um die vis. en toen ging die opeten. ging die poes slapen. okee. prima. okee ryan begin maar. die hond gaat gaat flesje bij de kikker kijken. en die. die jongen zit ook te kijken. ja. uh die jongen zit te slapen. en die um. hond zit ook te slapen. ja. um de kikker gaat eruit in de flesje. wordt hunnie wakker. en toen is de kikker weg. ja. en toen ging die &~o hond in de flesje erin. en die jongen ging zun &~k &~kl kleren aandoen. toen ging hunnie zoeken. en toen ging hunnie um in de raam kijken. ja. de hond had gevallen bij de flesje. en toen. ging de jongen ook kijken. toen is hond. en toen was de jongen boos op die uh um die hond. ja. en die jongen zit te uh naar die kikker. en die hond zit naar boven te kijken. ja. de de de hond gaat boven in de bijenhuis. en toen ging die &~s um aan de boom schudden. en toen kwam bij die jongen uh um. een mol. ja. hartstikke goed ja. en toen ging die huis van de bijen laten vallen. en toen &~kwa kwam die bijen. en toen ging die hond. uh bij die boom staan. en toen ging die jongen. in de boom klimmen. ja. ging die in een grote gat kijken. ja. prima. en toen was er in gat uh een een uil. en toen ging um was die bijen achter de hond aan. ja. en de uil ging bij die jongen achterna. |
en toen ging die jongen bij de grote steen. uh en toen ging die jongen bij roepen naar de kikker ook. en toen ging die in een tak vast. en toen was er een dier um. daar. en toen ging die rennen. en die hond ging mee. ja. die hert ging um. de jongen laten vallen. en de hond was ook gevallen. en toen gingen ze in grote bos. ja. de jongen was gevallen. en die hert lacht. de jongen was in de water gevallen. en toen ging die. &~oo en die hond ging boven. um in zun hoofd. ja. en de jongen zag een &~s stok um stok. en toen die uh die hond ging zwemmen. en toen &~g ging die die jongen klimmen. en achterin de de tak. en die hond ook. ja. en toen zag die twee kikkers. en die twee en ze hadden even baby's gekregen. ja. en de jongen een kikker met die hond. en toen ging die naar ze groeten. ja. okee. zo gaan we lekker in bad, he. zo. mama zitte! ja, ik ga zitten. maar even je neusje schoonmaken, toch ook? eh. mama zitte. nou, de rest komt straks wel. mama zitte! doe maar een beetje water over je haar ook heen. nee k hoe niet haar! wat hoef niet haar? nee k hoe niet die. mama ook zitte! ja, ik ga zitten. rustig maar. ik ga heus wel zitten. kijk, daar zit ik. doe maar over je hoofd heen, water. ga maar lekker douchen. nee. nee? wil je niet? nee. hoeoe! lekker he? , hoe, koud! koud? lekker warm water! nee, k moet hoe hoe! lekker, he. nee, nee. ja. nee. nou, nee k hoe niet doen! ik doe alleen maar een beetje shampoo in je haar. mag je het zelf uitspoelen, ja? nee, k wil niet sjampoo! uit! ik wil niet in bad! uit! ja, nou wil je ineens niet in bad. ik wil uit! mag je het zelf uitspoelen. hier, ga maar weer zitten. ga zitten! nee! je gaat gewoon weer zitten. zo. zo. mag je zelf je haar uitspoelen, met het bakje. nee. dan doen we dit weg. hups, die gaat weer weg. nee, ik wil nie. ja, nou zit er al shampoo in. zal ik het laten zien? moet je de spiegel erbij hebben? ja? nee, nee. nee? oh. hoe. even achter je oren. dan is het netjes. hoe. gooi maar een bakje over je hoofd heen. nee, ik hoef niet in bad, hoef niet. soet is. e soet is. ga je alleen je tenen wassen. ja. so annere, annere teen. ja, andere tenen ook. die allebei. oh. ! e bak! oh. hee! nee, k hoe nie wate. yyy. je mag het ook zelf doen, je haar uitspoelen. , nee! nou, Laura! ik hoef niet! rustig! water, is water. ja, natuurlijk is het water, het is allemaal water. hoe! en deze shampoo prikt niet, in je ogen. zo. doe maar over je hoofd een beetje heen. |
nee xxx! ja, dr zit allemaal shampoo nog in, dus het zal toch uitgespoeld moeten worden. kom maar, ik doe het even, want jij doet het toch niet. nou. nee nee! even even, hoofd achterover, als je je hoofd aah! hoofd achterover. hoofd achterover. ogen dicht. aah! nou, nou moet je je hoofd achterover doen. even, moet eventjes! ik kan je niet met shampoo in je haar laten zitten. huhu! en nog een keertje, zo is het goed. over, goed. zo is het goed. over. zo. okee, klaar. nee. klaar. afgelopen. klaar. , nee. als je voortaan je hoofd zo doet, achterover, dan komt het niet meer in je ogen. maar je houdt je ogen open. je moet je ogen dicht en je hoofd heel ver achterover. hoe! hoe, ja. nee, getver. niet van bah, er zit nou shampoo in. daar moet je niet van drinken. als je wilt drinken, zal mama wel wat schoon water halen. een bekertje water. moet je het flesje hebben, met water? erbij? wat, ga je lekker zitten plassen? nou, wacht maar even. wacht maar even, tot je het eh, klaar ben. , ik moes poepe. ja, huhu. waag het eens om in het water te gaan zitten poepen. he, ondeugd! eh. nee, ga je echt poepen? niet doen! ga je poepen? oh, dan pak ik de po, hoor. moet je er uit? nee, uit niet. oh, nou, waag het! pas, pas. moet je dr uit? nee. oh. pas. je gaat toch niet zitten poepen in het badwater, hoor. ik zal even een dweil neerleggen, want het is wel een festijn weer, he. hoe, die semme die die eendje. wat zeg je, zwemmen? eendje? eendje. ja, is het eendje aan het zwemmen? moe ook e semme. moet ook gaan zwemmen. oh, hoe! ja. ! hoe! ja! nee, ik wil bad. ik moe is bad. ik wou het verstoppen. mag ik nog geeneens een grapje doen? verstoppen. bad. dat is beertje, he. dat. op e kop. ja, dat is een beertje. op zijn kop? nou, volgens mij niet. oh. die zo. ja. nee, ikke mij. mij bad. waar is ie dan? hier. hier? ik zie em niet. opemaakt. he, bah. nat. ja, nat. waar is het eendje dan? hier. waar is hier? hier is, de eendje. ja! alsjeblieft. xxx klap boek. xxx so. hij krijgt een klap van het boek, de eend, ja. oh. zo. xxx, ja. nat, nat. ik wi nat. nat wil ik. nat. ja, het is allemaal nat, bah. nat. vraag me niet wie dat gedaan heeft. dat weet ik niet. zo maar ineens was het hartstikke nat, hier. mama zitte. daa zitte. waar moet ik zitten? hu hu! xxx. daa siesuis. xxx. een xxx. een xxx. dese bus. dese tein. dese siesuis. dese tein. de auto. een bus. een bus. een bus is heel lang, daar kunnen heel veel mensen in. auto! is dat een auto? nou, volgens mij is het een bus. bus. ja. bus. dat is een auto. |
ga je vanmiddag naar de creche, Laura? ga je vanmiddag naar de creche? of niet? nee. nee? heb je er geen zin in? hoe. ! hoe. xxx. oh, nee. hoe, hoe. oh, je washand ook nog. oh, bah. je moet jezelf een beetje goed wassen, he. je benen, en je bips, en je armen. je bips, goed zo, en je armen. ooh, kan jij je goed wassen zeg! arme. ja, goed zo. zo. en die. wat is die? die. wat is dat? annere. andere die. wat is dat? dat is toch een been! me soet. je voet. ja, je voet. annere. annere soet. andere voet, goed zo. no eendje. het eendje ook. eh die. gaat het eendje ook zn haar wassen, of niet? moet het eendje ook zn haar wassen. ? hoe. auto soon make. yyy. je hebt de auto gewassen. ja. hant. wasse me hand. hand, andere. hand wassen? washandje! hand wasse. ja, goed zo! lekker wassen. he, gooi nou niet alles over de rand heen! me toet. me toet wassen, ja. me nek. nek. lekker wassen. buik. zo. buik ook. oor. oor, ja. ander oor. ander oor. eendje oor. eendje. yyy. nee, het eendje heeft geen oren. yyy. de oren van het eendje! hebben eendjes geen oren? nou, hebben eendjes geen oren? waar zouden eendjes mee horen? ze hebben geen oren. nee! nou, ik wil even kijken naar je nek. nee, xxx hant. wat? hant. jij xxx ook hante wasse? ja, nee. ja, ik ook mijn handen wassen. nee. nee, moet je eens kijken. alles wordt nat hier. hou die handdoek maar binnen het bad. het washandje bedoel ik. hou dat washandje maar binnen het bad. nee. jawel, moet je eens kijken. anders komt alles op de grond. oh, zo. Laura! ga je het expres doen, he. hier. ja, dan wel eerst uitknijpen. zo. hoef je het niet meer, het washandje? ik wil plasse. ik wil niks zeggen, maar je hebt mij ook al helemaal nat gemaakt. alles is nat. alles is nat. trui. mn sokken. xxx water in. e water in, he, eendje. water in, he. ja. water in. hu! ah! hoe! zo, nog heel eventjes. en dan gaan we ons wassen, eh aankleden. lekker aankleden. ik wil bad. ja, eerst wil je er niet in, als je er eenmaal in zit je wil er alleen niet in omdat je bang bent dat je haren gewassen worden. xxx. als je er eenmaal inzit wil je er niet meer uit. zo. die ja! ja, xxx. xxx. water mooie. zo xxx “water, mooie”. recht zitte. rest zitte. rechtzitten, noem je dat rechtzitten? is dat rechtzitten? nat. xxx nat. nat. recht zitte. ja. het is maar wat je rechtzitten noemt. dat is gewoon andersom zitten. andersom. ooh! so! ooh! sooit nat. ja, het ging er over heen, he. hoe! je bent een beetje aan het knoeien, he. een beetje erg aan het knoeien. nee, die! xxx of er nog een fotootje op zit. |
sa soto make, mama? ja, ik zal eens kijken. hoe! zo. xxx niet. xxx ken niet, hoor. zo, zitte. hehe. hij staat op honderd asa, volgens mij moet dat “tweehonderd asa” zijn. ja. ik heb altijd tweehonderd asa. he. haha. , lach es! nog een keer. nog een keer? ja. nou, doe dan iets leuks. lach dan es lach dan es! zwaai es! ja, zwaaien. ga maar zwaaien! , goed zo! een keer! nee, nou niet meer. raar, het is net of ik wi die mooie. ik wil die mooie. ja. ik wi mooie die! is mooie. mooie foto, he. ja, jij gaat zitten kijken. dat is ook niet leuk. maar het filmrolletje moet op. ik wi die is xxx. ik wi die mooie. die xxx. ja, vind je het wel een mooie? weet je wat we nu gaan doen? iets heel vervelends. we gaan dr uit. nee, ik wil bad! wil bad! ja, je wil in bad. ik wil e bad. hehe. ikke bad, hehe! je bent er nog geeneens uit. ik wil bad! nee, want we moeten straks naar hieieie. hee! nee! in bad. hiehiehie. ik wil badje>! een van Lauraas beruchte woedeaanvallen, haha. ja, ik moet een beetje lachen om je, hoor, echt waar. ik moet wel een beetje lachen om je. hehehe. het is ook niet leuk. ik bedoel, ik geef het gelijk toe, het is niet leuk nee! om uit bad te gaan, nee, als je er lekker in zit. nee, badje! je wil wel lekker nee badje! even afdrogen. , bad zitte>! , nee. ik wil niet. ik wil niet xxx, nee. ik wil xxx niet. xxx niet. nee! hehe. lekker creme. hehehe. ik heb geen olie. mama heeft geen olie meer, zo. goed zo! je helpt goed mee, hoor. ik moet zeggen, je werkt goed mee. zo. mama, nee nee. wate mij. wate! nee! je helpt zo goed mee. zo. je bent zo n knap meisje, he. hehe, zo. een beetje op je gezicht. , nee neeeeee! even je haar een beetje afdrogen. dieieieie! zo. nee, k wi die, die! daar moet ook een beetje creme op? nee, k wi die, die! oh, drogen. is het nat je wang? die! ah die! oortjes? nee, die! die die! die annere die! zo. nou is het lekker, he. zo zo. ja ja. die andere! andere hand ook droog. ik zal er een beetje creme op doen. zo, zo. nou, gaan we lekker hehehehe! dan gaan we samen straks de boel opruimen. dan mag jij een dweil hebben. dan mag je de vloer gaan dweilen, he. ahahahaaa! n doek gedaan. wat is ter nou? doet ie het nou, of niet? oh ja. ik had em even uit kijk es! ik heb em even weer opnieuw aangezet, want we gaan even het fotoboek bekijken. ja. ja, zo! mag jij het fotoboek pakken. pak jij het fotoboek maar. gaan we samen even het fotoboek bekijken. , boem! is op e kop. zo. op e kop. |
op zn kop? ja. oh, kom maar hier kijken, Laura. kom dan. kom maar bij mama op de bank zitten. neem maar mee, het boek. mee boeke. zo. dit is Peter. ja, beker weg. dit Peter. oh die is van Peter! ja, die is van Peter. mag ik dese? wie is dat? Bejie. oh, Bejie xxx. niet met je vingers eraan zitten. niet met je vingers eraan zitten. je kan het zo ook zien. we kunnen het wel op onze schoot houden. kom maar. dat is makkelijker. zo. en dese. dese mama. ja! dat is mama. dese semme. semme. Peter, wil je heel zachtjes afwassen? een beetje? een bejie. is dat een baby, ja? oh, Bejie. Berry, ja. dis ook e Bejie. nee, dat is Berry niet. die is Bejie, he. ja, dat is Berry, ja. oh. vertel maar wat er gebeurt. bad, he. ja. dees pot. dees tepot, he. dees tepot. ja, die is kapot. die make. oh, papa! dis e oma. en wat er gebeurt er allemaal? oh beejes. beeje. eh, dese kijke. in de bed sape. ja, in bed slapen, ja. mama moe sape. ja, mama moet slapen. deze ook sape bees. mama, ah! de baby is ook aan het slapen, ja. en mama ook. en hier? mama. ik pele. nee, mama. ja. die is e bebie. een baby, ja. dese mama. dese beeb. die baby die is wie is dat, die baby? Laura! maar dat is moeilijk, he. en hier? e papa. nee, die is papa. ja. huile, he. ja, die is aan het huilen, die baby. oh, zielig he. de peen e mij. nee, peen is mama. wat er bij? oh, de speen. oh ja! nee ja, dat is een navelbandje. haha. ja. oh ja, wat is dat? nee, oo die kijke. hehe. doe nou? doe nou? hehe. die is aan het gekke bekken trekken. ja? ja, volgende plaatje. nee, die niet. kijke papa. papa. bebie. beeb. een baby ja. papa. ah, mama. ja. mama e die. dees e been. ja, baby. beeb. baby! kun je niet baby zeggen? en wat is dit? dis e mama. ja. en dees e kee mama. ja. nog een keer mama. allemaal mama, he. dese ma. ja. fouw. nee,, been. Pete ook. Pete ook boek kijke. Peter ook kijken? maar Peter is even aan het afwassen. oh, lief, he. die vind ik ook lief. huile, he. huilen? nee toch? dese huile. nee, is niet aan het huilen. dese huile. die is aan het slapen. lekker aan het slapen. sote bed sape. jaha, dat zie je goed. in het grote bed. die slaapt in het grote bed. en hier? dat is het kleine bed, he. dat is in de toen hadden we nog een wieg. een sote bed. een ledikant, een baby ledikant. nee, dat is geen groot bed. en wie is dat? wie slaapt er in het grote bed? nee, k wil anne sote bed. ander grote bed. |
niet dit grote bed? niet het bed van mama? dees is mama. oh. neehee. is Laura. dees is mama. ja. dat is Laura die slaapt in het grote bed. e hoef e niet e sote bed. wat doet dat kindje nou? daar? e duime. duimen, ja. duimen. dese xxx. Peet. kijk es! , e sitte papa. xxx sote boek. oh peen! ja, dat is een speen. ja. en wat eh, wat is dat allemaal? wat zijn dat voor dingetjes? kun je dat zien. ? isse eige bed. dat is je eigen bed. ja. dat is het eigen bed. was het eh, kinderledikant. dese ook hoef sote bed sape. dese ook hoef sape sote bed. ja? die slaapt ook in het grote bed. xxx. wat? sote bed. ja. oh! bee. die. kijk. ja, wat is dat? eentjes. mama. ja, en waar loopt mama mee? lopes, ehm, paatije. paardrijden? jaha, Laura lekker paardrijden. ja, nee, inderdaad. in de draagzak. je hebt gelijk. nee, hie is de tussak. ja, dat is de draagzak. ja. xxx. kijk,, mama. e saapsak aan. ja, slaapzak aan. deze ook e sak e aan. ohja, ja. en waar is dit? wat is dit allemaal? waar is dat? i Wim. Wim? nee, ja. op e dak Wim. oho, is Wim op het dak? is in de tuin bij papa, ja. in de tuin bij papa, ja. kijk, en hier zie je het dak. maar dat is het dak van de buurvrouw. en bloemetjes, zie je. mooie Bougainville. bij papa. ja, dat is het huis van papa. en dit? wat is dat? deze pot e niet, he. nee, die is niet kapot, nee. die is pot. is die kapot? oh. ja, die zit een beetje los hier, ja. deze pot. ja, dan moet je het niet verder kapot maken. en daar? dees. nee, die is xxx. wie is dit? kun je dat zien, hier? dis papa huis. nee, is papa zn huis niet. tjongejonge. dat is de Auberge Saint Vincent. die is papa huis, he. die, dat is papaas huis. en wie is dit? e Bej. dit is Berry. en die? xxx is die? wie is die? dees mij bee. wie is dit? deze? deze ook en deze ook zo. ja, dat is Niels. ja, dees e Bej. ja, en dit? oma. jaha, oma, haha. alles wat je niet kent noem je oma. nou, laat maar. en deze dan? e mama. oh, gelukkig. dees papa. mama. beeb. dese is mama. dese is een beeb. baby ja. en dit? dit? hier? oh, kijk jij maar verder. een hoed op, he. ja. deze ook hoed op. en dese papa. en dese nou? xxx. deze nou djek? wat zei je? nou, ik verstond je niet. overhemd was dat. dees te tappe. mama. dis een beenie. dis papa. ja. sitte niet, he. zit ie niet, nee? lope. loopt ie, oh. dis papa. mama. dis n been. ja, dat is een baby, ja. dis mama. ja. dit is tiese aan. een tshirt aan, goed zo. |
ja, mama heeft een het shirt aan. en papa. ook papa. oh, mama. nee mama die. mama. dese been. goed. volgende bladzijde. isse paat. xxx. pap. hahaha,, wat ben je aan het doen? e passe. ben je aan het plassen? met windjes drbij? nee. nee? wat is dit? e beeb. das een baby. en wat is die aan het doen? dinke ses. is ie uit de fles aan het drinken? nee, beke dinke. uit de beker aan het drinken, ja. isse bad seese. hij is in bad geweest, ja. vast, met het bekertje. die is ook im bad wees. die is ook in bad geweest ja, ja. en die ook im bad wees. die ook in bad wees. ja, die is ook in bad geweest. bad. e semme bad. zwemmen in bad? nee, die is een boek leese papa. die is een boek lezen, ja. papa kijk es. een boek heese xxx. hehe. haha. hehe, haha. hehehehe. oeh! daar gaat het fotoboek. hehehehe! haha. e dok buite, he. het is donker buiten, ja. hie is een donke buite. ja, daar is het ook donker buiten. sitte niet, he. moe kijke, hoor! is e donke, hoor! ja. moe kijke. oh, ga je kijken, hoe donker het is? ah, donke! donke, oh donke. ja, kom maar. e bank. hoepsekee! kijke donke. xxx. papa. xxx. dis e beeb. dis ook een been. dis papa. en verder? ja. verder niet? , wacht even, niet allemaal tegelijk. die is niet zo leuk, deze. jaa mama. mam. e beeb. een beeb. dese Non. ja, das Manon. xxx. dis een been. ja. been. eh Non. ja. dis een been. ja. een mooie beer op. mooie beer op? ja. oh, je beertje is op de trui, ja. ik zie het. ja. e beej, he. ja. ja, beertje zit op je trui. ja. oh, jee. die? oh jee. he, bah. zit er xxx. de oos. ja, dr oog is een beetje zit iets vastgeplakt op het oog. zo. nou ja, geeft niet. verder. oh, wil niet. xxx e pot. ja, niet zo niet aankomen. zo. was annere hoed op. ja, die meneer heeft een hoed op. ik wil ook e hoed op. ja. deze. ja. nou,? deze. e xxx. ja xxx. nee, niet doen. niet tikken en niet schoppen. oe! okee maria begin maar. natasja ging van school naar huis. toen zag ze een ijscomevrouw staan. toen toen dacht ze van “hee laat ik ook eens een ijsje kopen”. “ik heb nog geld over”. toen heeft ze een ijsje gekocht van twee vijftig. heeft ze het gelikt. toen schrok ze zich kapot. heeft ze het ijsje laten vallen. en toen begon ze te brullen. ja. nummer twee. milton en sabine liepen over het strand. sabine die maakte een toren. en milton zat te vissen. opeens wou milton de emmer. maar sabine zij huilt. “deze emmer ben ik mee aan het spelen voor de toren”. en milton zei “nee geef hier”. en sabine zei ook “nee geef hier”. |
maar milton was sabine te slim af. zun hij nam de emmer onder zijn arm. en sabine probeerde hem af te pakken. later ging sabine naast de toren zitten en begon te brullen. en milton zat rustig te vissen. ja. martijn en josee die waren in het bos met met hun vader. hun vader zei van “zullen we &~ga potje gaan voetballen”. en josee van “ja dat wil ik wel”. toen begon ze achter de bal heen te rennen. maar fifi fifi de hond van hun die rende achter de bal aan. en die wou de bal hebben. maar opeens zei josee “nee ik heb een brokje voor jou”. toen kreeg de hond een brok. de hond wou die brok niet. toen heeft ie hem onder de grond. later was de mond hond zo moe geworden dat hij onder een boom in slaap viel. ja. nummer vier. natasja liep over de straat. ze zag een man met &~blon ballonnen in zun hand. natasja dacht van “daar zal ik er eens een van vragen”. “misschien mag dat wel”. toen zag de man haar. en toen zei hij “meisje wil jij ook een ballon”? “ze zijn niet te koop maar wel te krijgen”. toen kreeg natasja een ballon en liep rustig naar huis. maar toen ze de ze over een wortel van een boomstam. toen liet ze ballon los en struikelde. en de ballon was weggevlogen. even later huilde natasja omdat haar ballon weg is gegaan. ja. verhaal nummer vijf. er liep een meneer peter achterna. peter was aan het voetballen. en die meneer die &~l zat op een tuinbankje in het bos. later die ging die jongen die wou ook de krant lezen. en die meneer zei “nee dat mag niet”. “ik ben aan het lezen”. later trok peter eraan. en die man trok terug. peter die rende met de krant naar huis. de man rende hem achterna. de man heeft hem afgepakt en weer op zijn tuinbankje gaan zitten. en peter huilde. ja. en het laatste verhaaltje. nummer zes. um. anneke die zat naast haar moeder op de bank. haar moeder die las een verhaaltje voor. ze las een verhaaltje voor over josee en de poes. “anneke die zat met een wol touw” zei haar moeder. een wol touw dat ze voor de poes had gepakt. ze gooide hem weg en de poes had hem weer gepakt. het touw die ging helemaal los. toen anneke een vis had gepakt stond hij weer op. hij had vreselijk honger. een paar uurtjes later had hij het de vis bijna op. half op. en toen was het savonds. en toen was hij moe. okee. ja. okee maria begin maar. jantje zat voor zijn bed. fifi die keek in de kikkerkom. maar opeens werd jantje moe. en fifi lag op zun bed. de kikker die zag dat. hij ging uit de kom. opeens werd jantje wakker. en de hond ook. toen was de kikker weg. |
jantje zocht onder de kleren onder zijn jasje onder zijn laarzen. maar nergens kon hij hem vinden. jantje opeens zag jantje de. raam open staan. en keek naar buiten. hij zag de kikker niet. maar fifi die zat met zijn hoofd in de kikkerkom. en viel op de grond. nu was de kikkerkom kapot. maar fifi dacht dat dat goed was. en gaf jantje een likje. jantje ging naar buiten. hij ging op stap naar zijn kikkertje. hij riep “kikker waar ben je”. en fifi die zag allemaal bijen bij een bijenkorf. hij greep in de bijenkorf. en jantje keek door een gat. en opeens er een kop eruit. daar zat een mol mol mol. toen keek fifi in de bijenkorf. en de bijenkorf viel op de grond. opeens er wel honderdduizend bijen uit de bijenkorf. dat zag jantje natuurlijk niet want hij keek in de boomstam. daar kwam opeens een uil uit. en de bijen. um jantje en fifi achterna. jantje keek achter groot grote steen. en de uil zag het ook. toen hij een hij dacht dat hij een tak. maar dat was natuurlijk niet zo. opeens zat hij bovenop een hoofd. op een hoofd van een hert. de hert rende weg. en fifi rende de hert achterna. jantje zat op de hoofd van de hert. de hert kon niks zien. hij hij rende zomaar door. opeens viel jantje op een natte plek. hij dacht “wat zou dat zijn”? toen wist ie het. het was een rivier. daar viel hij. hij lachte ook nog want hij hoorde iets. zei hij tegen fifi. “ik heb iets gevonden”. hij keek erachter. en fifi klom op de boomstam. kijk daar zitten ze. ze zijn samen gelukkig. ze hebben kindjes en al. hij is een vrouwtje. wat een wonder. toen nam hij hem weer mee. toen de anderen te huilen. okee. prima. uh vandaag is het achtentwintig augustus. xxx. oe! pas op! au. hoofd gestoten. nou het viel nogal mee. nou is het over? he? hoor ik niks? nee. nu hoor je niks want we gaan eerst praten he? mama? ja? nou doet ie weer. nou doet ie het weer. ja. nog niet. ja. strakjes hoor je hem. nu niet. dan gaat nee. nu niet? nu gaan we eerst een tijdje praten? en dan nemen we het op? dan nemen we het op de band op? en dan kunnen we het later afdraaien. he? dan horen we onszelf weer. hm? deze is &+ni niet meer &+x goed. is dat washandje niet meer goed? nee. waarom niet? wat is er mee aan de hand dan? xxx. deze. nee. niet die. vuil? die is vuil. ja. komt in water? nee. daar heeft mama zich mee gewassen. daar moet je je niet mee in in het water spelen. doe nou maar met die. met de wat voor kleur is dat? mm. weet je dat al? blauw. nee. geel geel. geel. ja. of zo? zo? ja. |
dan doe je je hand erin? en dan ga je jezelf wassen. xxx. ja? ja. doe dat nou maar niet want dan worden m'n benen helemaal vuil. zo. ja. nu niet meer. nu is het schoon. goed? ja. nu is het schoon. ja. daar handen door? hm? je handen d'r weer in. ja. zo. zo. snoetje wassen. ja. arm d'r in. o. ga je je benen wassen? vertel eens. wat heb je gedaan op de creche vandaag? &+m hoed gemaakt. een hoed gemaakt. ja. een hele mooie hoed. dat heb ik gezien. met veren d'r op. waar heb je die veren vandaan? van buiten. had je die eerst buiten gezocht? met Bea. ja. ja? heb je die in het park gevonden? ja. ja. &+ɑ alleboel. heleboel in het park gevonden? is. hebben jullie gewandeld met Bea? ja. ja? &+ɛ: en kleuren. en gekleurd? o ja. ja. dat heb ik gezien. hele mooie tekening heb je gemaakt. met potloden of met krijtjes? krijtjes. met krijtjes. o ja. met potloden. en ook met potloden? oh. en ik zag dat jullie geplakt hadden? heb jij dat ook gedaan? he? ja? ja. en Jolande ook. wie? &+ho Jolande ook. Jolande ook. en wat heb je vanmiddag met Jolande gedaan? &+m &+m panne koeken &+k &+k pannekoeken gebakken? ja? hebben jullie dat zelf gedaan? &+m: ja. he? he doe nou niet. xxx. dat is niet lekker. en wat heb je gegeten vanmiddag? hm? uh &+m &+m op. &+br &+u:n met melk. wat? melk. melk gedronken. ja. en wat heb je gegeten? en &+m. cracker. een cracker? maar toch niet alleen maar een cracker? xxx. wat nog meer? uh. weet nog niet. weet je het niet? hoed. een boterham? nee! jij hebt toch wel een boterham gegeten? heb je geen boterham gegeten? xxx. Hein? hebben jullie geen boterham gegeten? wel. oh. en wat had je d'r op? uh. smeerkaas. smeerkaas. o ja. heeft mama ook smeerkaas. ja. ik weet niet of ik smeerkaas heb. weet ik niet. dat moet ik morgen kopen denk ik. vind jij dat wel lekker op brood? ja. ja? wat vind je nog meer lekker op brood? mama heeft kaas. kaas. ja. dat heb ik ook. vervolg acht en twintig augustus. moet poepen? moet je poepen? &+wə hoe doe je dat nou in bad? dat kan toch niet? he? kom &+ni niet poepe. komt het er nu aan of wel? anders ga je maar even op het potje zitten he. wil je even op het potje? nee. &+mənə &+duŋ doet ie wel? ja. hij doet het wel. eerst een beetje praten. niet van drinken. dat is niet lekker. kom hier. poepen. toch poepen? ga hier maar zitten. het is een beetje koud he? &+ni niet in bad. poepen? nee. dat is niet zo fris. nee. alleen maar op pot. pot. en dan daar poepen? nou dat is toch veel te klein om te poepen? deze ook poepen? hoe kan je daar nou op zitten? en &+də deze niet? nee. |
dat is voor mama om te poepen. en &+də deze wel? nee. xxx. daar kun je een to poepoe. daar kun je een toren van maken. zo van toren maken? nee. dat gaat niet. je moet ze. omgekeerd neerzetten en dan de grootste onder. nee. de grootste onder. dat weet je toch wel? doe mama. nee xxx dat weet je toch wel. hoe je een toren moet maken. dat weet je toch wel? en deze. ja kijk maar. water op doen. water in doen. water. water. water. niet van het water drinken! wel. nee? waarom mag je niet van het water drinken? he? wat heeft mama je verteld? niet eend. he? allemaal &+tə toren. ja. waarom mag je niet van het water drinken? oho. nee. o? water drinken. niet zo raar. haal is voor je mond weg. nou? vertel het eens aan mama? hm? poepen. tja. ik weet wel dat je aan het poepen bent. klaar. klaar? xxx. drol. wat is dat? een drol. een pol? wat is dat? wat erin zit? drol. een drol bedoel je. ja. zeg het eens. drol. nee. drol. nee. zeg het. drol. drol. ja. niet ja. zeg het eens. ja. nee. wat is het? een &+x drol. nee. nee. je weet wel hoe je het zeggen moet. he? &+drə. &+drə. &+drə. doe het is zo. &+dr:. weet nog. niet. je doet of je neus bloedt meneer. he? meneertje koekepeertje? niet drol weg in doen. drol weg doen. &+u wagen. dit maken. mag toren maken. mama. hm. zo? hoehoe. hoedje af. zo en zo? en z:o. boem boem. mama. &+jə jij doen. nee. ik doe het niet. je doet het zelf. je kan het heel goed. je moet ze alleen goed op elkaar zetten. nee. zie je wel. je zet ze niet goed erop. je moet ze zo goed erop zetten. dan kunnen ze niet vallen. goed erop zetten. en deze ook. goed recht erop zetten. &+ni niet goed? ja. nu is het wel goed. boem. moet er niet in doen. dat is dan je eigen schuld. goed opzetten. ja. dan is goed. ja. ja moet het altijd met twee handjes doen. en dan gaat ie ook. niet omvallen? nee. precies. als je het met twee handjes doet hou je die vast en dan zet je met dat andere handje zo er boven op. en dan kan ie niet omvallen. nu niet. nee. zie je wel? nu staat ie wel stevig. daar gaat het. daar. omvallen daar? ja. als je er een klap tegen geeft valt ie wel om. ja. daar niet? ja. daar ook. &+dɑ dan gaat ie omvallen. ja. echt niet. mm? echt niet? mm. nu niet. nee. xxx. o. als ie daarop gaat uh staan. bedoel je dat? op het matje naast het matje? nja. dat nee. ik denk niet dat ie omvalt daar. nee. xxx. denken niet. &+mm jij poepen doene? moet ik poepen? ja. nee. ik hoef niet te poepen. wel &+n ikke wel. jij wel. xxx. dan gaat ie. |
klappen omvallen. een klap val. daarmee xxx op vallen. daarop xxx. op de grond. op de natte grond is het glad. ja. daar glijd je uit. ja. maar niet op het matje. nee. nee. alleen maar daar. ja. daar val je om. &+n &+n daar. &+kç gaat daar toren. vallen daar. ja. misschien wel. maar ik weet het niet. moet je maar eens proberen. vertrouw je het wel? nee. o. niet drinken. wel. nee. Hein. Hein. niet drinken! Hein! &+ni niet doen. ja. maar je bent stout. nee. je bent net een klein konijntje zo. nou. kom je d'r nou uit? nee. ga de toren maar eens water geven. nee. zo. toren water. ja. vindt toren wel lekker. water op. water opdrinken. mama even ook. &+hə. &+n &+na:. wasdoekje. washandje. kijk eens! ja. wasdoekje is ook wel goed. maar het heet een washandje. dit is vuil. nee. dat is niet geel. dat is oranje. dit is vuil. nee. dat is niet o. dat is vuil! ja. dat is vuil. ja. ik dacht dat je zei geel. geel? niet geel? nee. dat is oranje. oranje. ja. mama. ies. ies iesa? ja. wat is dat? iesa. pisa? ja. zo. wij gaan zometeen. niet af? nee. xxx. doet mama?. doet ik? jij bent met water aan het gieten. he? is het lekker water? Hein. kom je er nu uit? nee. ja. het is al acht uur. joh. je gaat veel te laat naar bed. kom! nee. ja. zullen we samen het water weggooien? nee. moet mama het maar alleen doen dan? he? nee. nou. sta sta op. wat doe jij nou? op het matje gaan staan. wat deed je daar? nee. zo. afgelopen. nog 'n stuk. disse ook. dien ook. die is niet helemaal. oh, zal ik nog wel effe doen zo. gaat papa even thee inschenken. nog 'n zeefje erbij. oen aan. schoenen aan? heb je koude voeten? voeten. ja, kouwe voeten? sok aan. sokken aan. minne ook e sok. minne ook sok? minne ook e sok. ook sok, Minne? of xxx. minne ook e sok. e xxx sok. xxx. zo. ja. goed zo. oene aandoen. past hij? zo, dat is verkeerd om Minne. goed zo. zo gaat hij goed. zo. nou, dat doet Minne toch leuk he? dat is toch aardig van hem. xxx. onvermoede aardige kanten aan Minne. kom maar es hier. veter losmaken. veter losmaken. goed zo. geef maar aan Fons. zo. oh. eet jij je appeltje maar op. mij appel. ja. zo. en rennen. nee nou en rennen. nog es 'n appel. nog 'n appel? ja. moet je wel even uitkijken. even wachten, nee, laat es liggen. deze moet daar zo liggen. nou, dat is ook goed. zo. nee niks, bedankt. nee? ik wel, ja. bedankt. nogge appel leggen. xxx nog 'n appel. ja. waar dan? oppe. toel. zit je lekker op de stoel? ja. ja? Ben je heel groot? ja. daar niet groot. nee. als je op de grond staat, ben je niet groot. nee. nee? appel. |
mag ik hiermee roeren? ja hoor. 'k heb hier 'n lepeltje voor je. oh. nou dat geeft niks. dan doen we dat lepeltje daarin. bemoei je er niet mee, he! koekje hebben? ja. dankjewel. minne niet. nee, jullie niet, jullie hebben appel. jullie krijgen geen koek. minne wil niet. nee Minne wil niet datte he? nee? bah, vies voor Minne. nee he, vies bah. nee. met spijt, geloof ik. nee he. zich even groot houden hoor xxx. ja. maar je hebt appel he? hier Dien. gaat het eraf? xxx. zo, nou dat is hem wel hoor. xxx thee. ja. papa ook kopje thee. appel. koekje. papa. koekje papa. oh, nou ben je groot he? ja. xxx. nou. daarop. groot. worden. daarop groot worden, ja. ja. papa ook zatten. pap oot zitten. dien ook. zitten. ja? ho. dat was even te voorbarig. iets te overmoedig. ja iets te dichtbij. oh, wacht even. nee, ik dacht altijd dat Els jou nadeed. moe niet zo weglopen. moet je niet weglopen? nee, moet niet weglopen. nee? nee. kijk. nee. boeke lezen. boeken lezen? ja. ja 'n beetje pelletje doen. spelletje doen? ja. dat is 'n leuk spelletje. jajaja. dat begrijp jij ook wel. ja. ja. het lijkt wel 'n circuspaard. ja. xxx je. wat doen jullie nou? xxx. wat ga je doen? ja. wij 'n pelletje doen. ja? daaromheen lopen. oh! ga je eromheen lopen? minne moet even. kijken. 't blijft rustig he? ga je weer klimmen? moet Minne plassen? plasse doen. hup, en plas maar. plas maar. ja? ja? niet? Klein beetje. wat zeg je? Klein beetje. Klein beetje. Klein beetje. nou, dat is nog maar 'n heel klein beetje. daar moeten we 'n vergrootglas bij hebben he? plassen he? nou kan niet. xxx. nou, dan trekken we weer het hele zakie omhoog. er zijn dames bij he? goed zo! goed, ga jij daar maar zitten. is het lekker? zullen we? zullen we 'n boekje lezen? ja? van de boerderij? minne? ja. boek lezen? ja? dien ook lezen. kom. gaan we hier zitten. gaan we hier boek lezen, van de boerderij. hem dat past genoeg. zo, pak jij die stoel, Minne. ja? die stoel pakken. nee die andere, die kleine. ja, die stoel. kleine. ja en Els pakt die stoel. kom maar. kan niet. beter zitten. kan niet. kan je niet beter zitten? draaien we hem om. zit je hoger. kom. of op de grond zitten? nee xxx. nee daarop. klaar. deze. oh, die stoel. nee. ja, je bent echt in het circus bezig. nee. ga maar zitten. niet. nou ga maar zitten. 't maakt niet uit waar. die niet die. die niet? kom. nee Minne. gaan we kijken. in de boerderij. minne voorlezen. ja, mooi he? minne voorlezen. en wat is dit? xxx. xxx. ja. xxx. paardjes. xxx. wat zeg je? moettie nou? moettie nou? nou, sla maar om. kan niet vinden. ja. wat doet ze? paardje. wel vinden. paardje wat? wat is nou nou. |
nou ken de nou? nou kan die nou. moet het. nee niet. deze doe het niet. die andere moet je nu hebben. deze moet je draaien. kijk es, aan deze moet je draaien. wortels. wortels. boontjes. goed zo, boontjes, het lijkt wel of je kan lezen! boontjes. dit. en wat hebben we daar? wat zijn dat? wortels. wortels, ja. wortels. en wat zijn dat? wortels. aardappelen. goed zo, aardappels. aardappelen. xxx. en wat zijn dat? maat. goed zo, tomaten. maat. en dat? wat was dat? en wat is dit? datte nou. en dit, wat is dit? ja. dat weet je niet. kool. en sla, kool ja, is ook goed kool. dit zijn. Dien. vertel jij het es? dien vertelt niks meer. plassen. zijn die nou? tee paardjes! twee paardjes, ja. die hebben. ja. nee. nee, doet die nou? van wie heb je dat boekje? ja. els, van wie heb je dat? doet die nou? van wie is dat? voorzichtig, Minne, voorzichtig. xxx doet die niet. ja, voorzichtig, Mi, ja, goed zo. zie je? hee. datte blad. xxx. plassen. hier. die kant. we. kanne we. he. moet hij nou,? zo? zo gaat hij we. nee, die doet niks. die is denk ik al aan de andere kant. nee, die doet niks meer voor de andere bladzijde. voor de andere bladzijde. en nu is hij uit. dit was de keuken. zie je? keuken. doet het niet. dat is de keuken van de boerderij. kan wel pegen. poesje xxx. wat? poesje? nee, dat is 'n koe? eieren. eieren, ja. eieren. eieren. van 'n kip he? eieren. en wat zijn dit? minne, wat ligt daar op de grond? daar? wat ligt daar op de grond? meisje pakt. ja, 'n meisje. en 'n boom. ja. pakt. en mette xxx. pakt. doosje eieren. doosjes. doosje eieren. nog meer eieren. nog meer eieren. als je het maar vaak genoeg op en neer doet, dan zie je steeds meer eieren. ja. he, wat doe die nou? wat doe die nou he? zo kan hij. zo. zullen we boekje kijken, Dien? volgende. plassijde. nee, zullen we boekje kijken? zullen we 'n boekje kijken? 'n boekje van oma. nee. nee? muisje. Dan Matisse. daar nog 'n muisje. daar nog 'n muisje. xxx. 'n beetje culturele opvoeding. nog 'n muisje. ja. heb je het al uit? zie je nog meer muisje? waar zie je nog 'n muisje? minne? daar. daar, en, zie je er nog een? daar. ja daar, en nog een? daar nog een. ja, waar. en daar nog een. jaja, dat klopt. nog een. en meer muisjes zijn er niet. muisje kan niet ewegen he? nee, muisje kan niet bewegen. kan weer niet ope grond zitten. wat zeg je? nee. kan je niet op de grond zitten? nee. waarom niet? zeker omdat je broek vol zit. dit. die is net zindelijk aan het worden. oh ja. pakken. pakken. moet hij nou. je moet voortdurend op elk teken alert zijn. |
moet hij nou? hoe moet hij nou? moet hij nou? oeh! moet hij nou? nou, xxx. he, zo er was dat niet he. oh, meissie. kom es hier. nou he. nou. zo, ooh! oh dat deed pijn he? zo he. zal papa je doek pakken. doek. ja, papa zal je doek pakken. blijf staan, even blijven staan he? boeke lezen. boekje lezen? boeke lezen. boekje lezen? boeke lezen. ga je boeken lezen? kom maar hier. hier boeken, hier op de grond? hier, bij Minne boeken lezen. wat dan? hoe dan? boeke lezen. zo. hier zitten. zitten? dikkie Dik ligt in zijn mand. kom jij ook boeken lezen? hij is heel moe, maar hij kan niet slapen. misschien gaat het wel samen met Pietepop. nee hoor, Dikkie Dik kan nog steeds niet slapen. poes slapen. poes, maar poes kan niet slapen. pop slapen. ja, pop wel slapen. pietepop slapen, ja. pop. die? ja, zie je? dat is Pietepop. die kan wel slapen. nee. maar poes kan niet slapen. dikkie Dik heet poes. he, zie je dat, Minne? boekje ken je nog niet he? hij haalt de speelgoedhond, zie je dat? ja, goed zo. daar ook. heel goed, nu zijn ze met zijn drieen. ja, maar nog steeds. xxx. Minne. is dat Minne? hondje. ja, goed zo. dat is 'n hondje. daar ook. maar nog steeds kan Dikkie Dik niet slapen. misschien lukt het wel als hij alle speelgoedbeesten. poes slapen. ja, poes slapen. maar hij kan niet slapen Els. hij wil wel slapen, maar hij kan niet. zoiets als jij. als ik alle speelgoedbeesten in mijn mand doe, zegt hij, misschien dat hij dan kan slapen. zie je? oh, leuk. sapen. poes sapen. ja, poes niet, maar alles slaapt, zie je dat? alles slaapt behalve poes. zo, nu gaan we allemaal lekker slapen. ape sape. apen slapen? die pop. oh ja, die pop, die slaapt. dat is 'n aap, ja. aap. apen slapen. beer slaapt. die. dat is wat i? dat is 'n beer, ja. wat is dat? deze. wat is dat? aap. deze. xxx. xxx. dikkie Dik kruipt tussen de haan en de aap en de pop en de beer en de hond en Pietepop en hij valt meteen in slaap. welterusten, Dikkie Dik. dit is wat anders. dikkie Dik, de spin. tat? ja. daar ook. we gaan verder aan deze kant. he tat? poes nou. poes nou? die. poesse nou. ja? slape. ja, weer slapen he? dikkie Dik ligt in het gras te slapen. boven zijn hoofd zit 'n grote, dikke spin. kijk hier. spin. groot en dik in 'n boom. grote spin. ja, grote spin. de spin maakt 'n draadje van de boom naar de bloem. en de xxx. pin. ja? ja daar heb je hem weer, maar nu bij de boom, zie je dat? Dan naar Dikkie Dik en dan weer terug naar de boom. hij spint 'n web. ja. dit is 'n web zie je. Al die draadjes zijn 'n web. |
en dit is de, wat is dit, Minne? wat is dit? pin. ja, goed zo, pin. en dat? pin. bad? pin. bad. ik zie geen bad. pin. waar is 'n bad? nee, dat is 'n web. t' zijn allemaal draadjes. teb. web. bad is nou bad. zit niet in pin in. jij houdt helemaal niet van 'n bad. waar heb je het nou over? dikkie Dik wordt wakker. anner. wat? ander. ja, weer spin. kijk. dat heb ik. net als het bed klaar is, pas 'n beetje op, poes, je maakt mijn nieuwe web kapot, roept de spin. zie je hij staat op, hij slaapt. hij staat op en dan gaat die web die gaat bijna kapot. web kan xxx op. ja “ga jij maar van mijn rug af, wiebelspin, zegt Dikkie Dik”. hij rent weg en de spin vliegt achter hem aan. die laat zijn nieuwe web niet los, zie je dat? zie je dat, Minne? ja. poes. ja, dat is de poes weer. anner poes. dat is 'n andere poes. anner. ander poes. ja. dat is 'n ander verhaaltje he. en dan moeten we hem weer omdraaien. zo, kijk. en dan hebben we de hele doos vol met. hier weer. aap. oh ja, dat is aap, eigenlijk is dat. dat is ape. dat. ook aap. zoeken aap. zoeken. andere. aap zoeken. zelf es. kom jij erbij zitten? ik vind dat wel 'n erg mooi boekje. daar is 'n mooie boekje. daar, ook nog 'n mo. maar dat is 'n boek! dat is 'n heel groot boek. maar dat is 'n boekje. andere boek. dien ook boek. dien boek? papa te boek. papa moete boek? nee. nee? oh. oh, papa oppakken? pakken. minne boek. ik kan xxx. minne boek. komt water uit. ze vergeet het niet, hoor. nee hoor. absoluut niet. komt er water uit zei je? ja. ja? dat klopt. als je er aan draait dan begint er water te xxx he? ja, komt water uit. zo'n xxx cirkel zit er. komt water uit. laat es kijken. oh, ik zie het. worden ze niet nat? dat kan ook. xxx water. leuk. weg. weg. wat doen de paardjes. lopen ze heel hard? hier. xxx water xxx. minne laat 'n lapje weeg. minne laat 'n lapje weeg. lapje vegen? lapje wegen, ja, ik weet het ook niet. late vegen. lapje weken in het water soms? gaan we elkaar weer even pijnigen. van mij. zo, gezellig he? gezellig. oh. au? moet je plassen? ja? moete plassen. xxx. he, 'n tee. of moet Dien tekenen? nee. nee? minne teke. ope. minne tekenen? teke doen. ope. int. ga spelen. zo. zo. zo. nou. wat is dat? kanne open. wat is dat? open. Anne. annersom. dat is leuk he? oh kanne open. annersom. annerkant. anner kant xxx. zo. anner kant deze boekje. open. ga er maar es af, dan kan je het zelf es oprapen. pak het maar op. zo. minne. papa gaat nog even thee inschenken, jullie nog? ja, graag. zo. zo. zo. |
zo. kan niet. kan die niet? hoort hij nou? hoort hij nou? moet hij nou? andersom. zo is het goed. ja. zo, moet zo. anner kant, zo. he? zo he? zo. zo. dankjewel. moette. zo. bedankt. zo kan niet. boekie leit. nee? kan dat niet? boekie lezen he? bedankt. alsjeblieft he? boekie lezen. lezen. boekie lezen. 'n. zo kan het niet>. ja. en, als je het afluistert dan hoor je. dan schrik je je xxx. ja, precies. bedankt. schrijf maar even op deksel valt. hoe moet ie nou? hoe moet ie nou? boekie lezen. nou jongens, jullie zeggen we 'n hoop het zelfde achterelkaar. ja. ja. doen jullie het vaak 'sochtends of 'savonds? nou dat hangt er wel 'n beetje van af. ze zijn natuurlijk wel maf he. ja. nou meestal is het ook 'smiddags omdat heel veel kinderen 's morgens in de peuterspeelzaal zijn. jajaja. xxx. want dat wil je je toch niet laten ontzeggen. nee. minne wou e appel. ja, maar Minne, je hebt al 'n hele appel gehad. nog 'n appel. ja, dat begrijp ik. ja? xxx eindeloos xxx. kijken in. ja, nou er zitten nog appels in, maar die krijg je gewoon niet. zie je? er zitten nog drie appels, maar je krijgt niet. minne ook nog meer. ja, maar je krijgt niet. 'n hele appel gehad. straks krijg je weer wat. nog een. nee, nu niet. nog een. ja, ga er maar es over denken. nog een. nog een. nee, Minne, geen appel meer. nog een. nee, straks. straks krijg je wel wat. minne &~ha. dat geldt voor jou ook, ja. nee. nee. xxx. Min, ho. ja. paard. nou. doe. in de paard. zitten. wat is er? dien. wat is er? buiten toe. naar buiten toe? we gaan straks naar buiten toe. ja. xxx. xxx. ja, he, dan gaan we wandelen. xxx. eten. nee, we gaan niet meer eten. nee. straks gaan we eten maken. Dan ook. we gaan nu gewoon even wat spelen of zo. nog meer boekjes lezen? nog andere boekjes kijken? dat wil ik. of hier. je kan hier van alles doen. pianospelen. paardje. paardje zitten. wat zeg je? paardje zitten. buiten zitten? paardje zitten. paardje zitten. paardje zitten, oh. ze was het bezig aan het klimmen, ja. ja, wil jij paardje zitten. kom maar. xxx eerst ga je met je rug ernaartoe zitten he? dat scheelt 'n hele hoop! ga maar zitten. kijk maar! zo zie je ze helemaal niet. oh, wat mooi. zie je ze helemaal niet. nou, ga maar zitten. goed zo. waarvoor is dat Minne? xxx kejje niet draaien. waarvoor is dat? xxx. zo he? goed zo Dien. dat hebben we even voor haar aangeschaft, dan kan je. haar mee wassen. ja, ik ken het wel. oh, je kent het. ja. oh. maar ik doe 'n beetje onnozel. oh ja. oh. maar het helpt niet, nee. nee, het helpt niet. nee? nee. nee hoor, het is niet zo ding als oh lekker koel. |
ja, veel erger nog als je je haar moet wassen. Dan moet dat ding ook nog om ja. 'k had ook nog nooit van mijn leven zo'n ding gezien. xxx. nee, dus die haren worden bijna nooit gewassen. nee. xxx op je hoofd. ze heeft nog steeds allerlei vrezen op dit ogenblik. ja. nee, kan iet lopen. xxx groeien. jaja. zo. xxx. nou, het is 'n beetje klein voor mij, denk ik. zie je wel? xxx drama's he? allerlei trucs moet je verzinnen want 'n keer. ja, heb je ook kinderen? ja, een keer in de veertien dagen moet het toch wel es gebeuren. voor jij ook. klein. ja, kijk, veel te klein, maar voor Minne niet, denk ik. even kijken. ik zal even xxx hoor, zo. hoe moet het nou? hup, zo. hij is voor jou niet te klein, zie je dat? wil je hem ophouden Minne? wil je hem ophouden? minne nou 'n Mexicaan. jaha! 'n grote sombrero. gaat hij in de spiegel kijken. ja, er is 'n grote spiegel in de gang. wat doet Minne nou, Dien? xxx. ontzetten, ja. nou ja. hai Dien. ja. ja. minne nou? minne nou? ja, wat doet Minne nou? xxx. uit. ja, ik ben bezig. minne moete niet paard. minne moete paard. minne moete paard? moete is hoeft niet bij haar. oh. uit. uit. uit. hallo. ga jij rijden? ga jij wandelen? nee. nee? wat doe je dan met de wagen? ja. op. wagen. of ga je hem repareren? is hij kapot? ja. ja? ja. xxx. wat is er dan? kapot. pot. is het wiel kapot? ja. ja. Dan moet je het maken. ap op. op tet. deze. reisse. xxx. ik was weer effe in beeld. ja. kapot. is hij kapot? ja. ja? heb ik xxx. je hebt xxx. wiel pot. is het wiel kapot? 'k geloof dat alle wielen kapot zijn. zijn alle wielen kapot? ja? uhuh. die doet het. boehoem. is hij nou weer klaar? xxx. moet ik er even naar kijken? maken. wat moet ik maken, Minne? maken. hij doet het toch? 't is 'n beetje wiebelig xxx. dien ook fiets. xxx. dien ook fiets. wat zeg. dien ook. dien ook fiets. dien ook. wat? papa. moet hebben. wil fiets hebben. xxx hebben? moet Diene fiets hebben. fiets hebben? fiets hebben. moet je poepen? zullen we ergens naartoe gaan? plasse doen. plasse doen, oh, nou, kom maar. waar heb ik dat nu gelaten? ah hier is het plasje. hup snel. zo, even wachten en plassen ja? goed zo. ho, echte plas, dan zijn we weer effe gered he? zie je Dien? hij plast? ja, plas, even wachten Minne, even de staart afschudden, zo. zo, zal ik het weggooien, dit keer? zo. zo. ja, schudt het maar af. minne pas. minne plas, ja, Dien. moet Dien niet plassen? nee? zo. zal ik het weggooien, Minne of wil je het zelf doen? minne doen. minne duwen. |
duwen? voorzichtig he, want dat het is nou net zo leuk als het allemaal in het potje blijft. kom ga even naar de wc. minne duwen. voorzichtig kom hier, kom es hier. plas weg. nou niet meer met je handen erin zitten. passe weg. passe weg. passe weg. passe. passe. ja, Dien plassen. xxx. weg he. kom es hier. wat zit je daar nou te doen? nee. wat doe je? neehee. ja, een, niet hier op die pot he, kom op. niet poepe. doek. oh, wat is er met je doek? hier is je doek. voordat je het weet zitten ze hun handen te wassen in die potten. ja. kom maar, tuig. datata. kan niet door. daar kan je niet door, nee. hoe moet dat nou. hoe moet dat nou? ja. ja. daar xxx hele hoge xxx. xxx hij hele hoge blommer. 'n knoopie. 'n knoopje? xxx. blom pakken. ballon? mooie blon tekenen. tekenen? 'n ballon tekenen? wil je tekenen? ballon tekenen. dadada. ballon. goed gaan we. tekenen voor Dien. oh ja, nou dan gaan we 'n ballon tekenen. mag wel. blo teek voor teek. kijk es, hier is tekenpapier Minne. en xxx. kan ook. das 'n puzzel. deze ook xxx. deze ook xxx. dien tekenen? hier. minne puzzel spelen. dien. minne puzzle speel. 't is ook eigenlijk te gek he? minne moet puzzel teek. hier xxx potlood xxx. kijk, pelen. xxx puzzel pelen. goed, nog 'n potlood. nee, dat moete. oh, moeten ze erin. nou, dat is ook goed. ze zijn lekker rustig, zo. maar dat heb je toch niet in de hand he? nee, nou ja. nou we hebben genoeg denk ik ook, hoor. wat is dit? is kapot. Maria gaat terug maken. nu Mariake terug gemaakt. kapot is kapot. madam Dewachter terug maken. Maria kan niet maken. Maria kan dat ook. nonkel Sus. Mariake doet. vlieg doet niets. Arnoldje kom vlieg al weg Arnold. Mariake niet weent. doet weer Mariake beentje komen. dat doet niets. Mariake niet weent. Mariake tegen Moeke zitten. Mariake madam eten geven. dat vogelke vliegt. dat vogelke vliegt. gaat niet. dat de melkfles he. gaat niet. Mariake auto hebben. klein autoke kan ook rijden. nee dat niet. waar is vorkske. waar is mes. nu vlees. dat voor de madam. mevrouw Dewachter moet nog soep eten. waar is de pintje. even wachten. klein boeleke heeft nog niet tanden Mariake wel. en dat? Mariake gedaan. en dat. Mariake gedaan. sneeuwman. en dat? klein handen heeft de meneer. Mariake moet niet hebben. dat poes. nog een eendje. nu Mariake gedaan. dat is voor de Mariake. nu Mariake deze. Mariake moet deze spelen. dat voor de Mariake. niet pakken zulle. nog een Roodkapke van Moeke. dat voor Mariake. Moeke kom maar zien. Moeke kom zien Mariake ga lezen. Mariake moet deze spelen. dat voor de Mariake. Moeke moet zien. Moeke deze zien. seffens Moeke krijgt deze. wat Moeke moet hebben? dat ook schaatsen aan. nog klein huizeke. wat Moeke doet? Mariake heeft niet veel boeken. kussen valt. |
ziet Maria kon ook huizen maken. Mariake niet. Mariake niet valt. bij Mariake ook. Mariake ook iets krijgen. waar is de papierke? wat Moeke doen? voor de kinderen. gaat niet uit. Mariake weent ook niet. is ook kapot. koppeke afdoen. ja dat is wel zeker. ja dat is wel zeker. Mariake dat pakken. Mariake ook doen. Mariake gaat stoeltje kapot doen. dat moet deze zijn. Mariake ook. oo weer valt. Maria kan niet oprapen. Mariake ook krijgt kapot. Mariake kan het alleen. kom zien daar is Dominikske. Maria kan niet zien. Mariake kan iets maken. Mariake moet nog wieleke maken. gaat niet af. Moeke dat gaat niet af. gaat niet af Moeke. gaat wel. Mariake ook een wieltje aansteken. dat gaat niet af. Moeke dat gaat niet af. Moeke gaat niet af. Mariake heeft niet ringeske. Mariake lekker. Mariake opdoen. Maria kan zo niet insteken. dat klein autoke. Moeke dat kan ook rijden. Moeke gaat niet. Mariake kan wel opendoen. daar is paard. madam Dewachter helpen. daar is paard. Mariake heeft niet een vuil kin. mevrouw Dewachter moet niet babbelut hebben. mevrouw Dewachter juist geeeten. Mariake ook. madam Dewachter moet die Mariake zitten. mevrouw Dewachter Diederik Mariake zitten. mevrouw Dewachter Mariake bavet aandoen. nee, niet dr aan zitten, Sarah. niet dr aan zitten. nee! het is achttien november, negentiennegentig. eh. aah! wat is ter aah? hee. hee! bandrecorder. xxx. hee. ja, dat is de bandrecorder. ja. ja he, ja. ben je een crackertje aan het eten, Sarah? ja. ja? ə die! wat is ter? wat is ter die? even kijken, buiten. nou, ik zie niks. buiten. zullen we een spelletje doen even, Saar? puzzeltje. ja. ja? dat. pak ik puzzeltje even. dit. dese. sese. deze, ja. ha! ha. wat is dat ha? band uh. wat is dit? ja. wil je hiermee. zullen we daar mee spelen? deze. hee. wat is dat? dees. mamma gaat even een xxx. ja. wat ja? daar. , waar is de? waar is de hond? hond, ja. hondje. hondje. hondje. o, die die. dees. deze? ja. deze is een hond, ja. dee. dat is een o! leeuw. en dit, wat is dit? paard. paard. paa paard. paard. paard, ja. ku,. doet ie? ja, hij hinnikt, he,. paard. o, je zegt. zegt ie,. zegt het schaap. yyy. wat is dat? wat is dit? wat is dat? kijk eens. wat is dat? weet je dat? dat. nee, geen. een beer. beer. zeg maar beer. beer. beer, ja. yyy. yyy. ging die niet. ging die eruit. zo. ja. is moeilijk, he, om het doosje goed te krijgen. ja. allemaal mooie plaatjes. memory plaatjes, van allemaal twee. en dit? varken. en dit? olifant. is moeilijk, he. en dit? , deze. o. o, kijk eens. wat is dat? pap. wat is dat? een uh jij niet! maar ik wil ook wel even kijken. nee! geit geit. nee! nee? o, nou, sorry hoor. sorry hoor. poe. yyy. en het vogel vogeltje. hier. vogeltje. vogel. pope. ja, goed zo, vogel. |
kan je ook al zeggen. dit is een eend. eet. eend, je. eet. goed zo. deur! een deur, ja. klap, zegt de deur. eh. klap eklappeklap, zegt de deur. deur. eet. aah. een bandrecorder. of cassette eigenlijk. cassetterecorder. hee. maar dan zonder liedjes. hee. wat is dat? wat is dat? he he. washand. wat is dit? nee? wil je zitten, of niet? hier. o, hier. ja? hier. zeg dan. hier. zeg dan. wat wil je? ja. yyy. wat ja? moet je zeggen zitten. je kan al zeggen zitten, dus. kom maar. ga maar zitten daar. zitten. die. wat die? nee nee. niet die. wat? bah. wat wil je. ? aah. xxx. die. open. open. wat open? het raam is open ja, ja. open. ja, open. dicht! dicht? ik ga hem niet dicht doen. open. dicht. wat dicht? uit. uit, ja. uit. maar af. ga dr maar af. ga maar van de bank af. ja, ga dr maar af. ga maar met de plaatjes spelen, he. als je toch geen zitten wil zeggen, kun je net zo goed gaan staan. hee hee. ik vind het paard wel mooi. vind je het paard niet mooi? oeh, wat mooi! paard. oeps. au, zegt het paard. au, zegt het paard. au. au, ja. waar is Laura nou? Lau o. Laura. waar is Laura? xxx? hee, daar. daar? nee, is weg, he. , Laura. ja. roep maar Laura! dat xxx. allemaal plaatjes. hee hee! wat is dat? hee. hee, die ə! ja. ja, bandrecorder. ja. koeken. ham. ja, een bandrecorder. mmm, wat is dat? cracker. krak. ! zo, leg maar terug. wacht, we zullen je handen even afvegen. want anders zit je met je vieze handen aan al die kaartjes. zo. wat is dat? xxx. varken. en dat? beer. en dat? olifant. en dat? tijger. nee. wat nee, mag ik ze niet? nou. ja. ja. ja. ik ga je kietelen, hoor, Sarah. yyy. yyy. yyy. oeh! de bel. dat is de bel. gaan we even kijken wie dat is. o, wacht even, hoor. hee. mamma! mamma! mamma! ja. het was Christa. die kwam voor Laura. Laura die is even lekker weg. uit. die is lekker uit, S Laura. uit. uit! nee, dat is een andere uit. nee! yyy. de bandrecorder hee. je wilt hetzelfde als Laura. je wilt de bandrecorder uit, he. nou, zetten we hem uit. zo. zetten we hem uit. zo. klik klak. uit. zie je? nou is tie uit. uit. af. af. is ter af. hij is dr af. hm:. ə nou? he. yyy. dat is wel erg veel. bah. voor zo een klein mondje. ja, dat is ook niet lekker. witbrood dat wordt zo vies, he. taai. gatverdarrie. je bent lang met je lunch bezig, Sarah, he. krak. moet daar. ah! he. kom maar, dan leggen we dat even weg. wə niet. ik zet het gewoon weg, joh, we hebben allang gegeten. yyy. zit je nou nog steeds met je stukje nee. cracker in je hand. dat kan toch niet? hee. |
yyy. xxx. versta ik weer niets van. doe dat brood maar uit je mond. zo. dat is bah. hou dan alleen maar dat crackertje. dat brood dat was nog van vanmiddag. zet ik even in de keuken. zo. weg. op. zo. op. die moet open. wat zeg je? daar. he, krummel. je hebt ook al zo n mooie nek, net zoals Laura. ik kan al staartje bovenin doen>. zullen we staartje bovenin je haar doen? he. ben je echt zo een juffrouwtje tut. yyy. yyy. ja! heel klein meisje. zal ik een elastiekje halen boven? van Laura. wil je een elastiekje in je haar? of zeg je nou nee? of zeg je nou nee? nee? nee, wil je geen elastiekje in je haar? vind ik zo mooi. au au. nou, dat zou ik ook niet laten doen, hoor. au. doet dat au? doet dat zeer? ja. au. ja. ja. hee. die. die. yyy. yyy. je bent wel moe, hoor Saar. hee hee! wat is dat nou ineens? schijnt ineens de zon in de kamer, he. mooi is dat. hee! wordt alles ineens heel licht. ik sitte. wat? yyy. wat? wat moet je? wat moet je? Saar, wat moet je? yyy. vertel eens. wat voor een spelletje ben je aan het doen? laat eens kijken. daar. zullen we alle kaartjes zo neerleggen? kijken. yyy. en nu moeten ze in de doos? ik leg ze hier neer. zo. mamma. dit is wat is dit? yyy. en dit, wat is dit? die ken je wel. wat is dat? hm:. nee. wat wil je niet zeggen? en deze? wat is dat? nee. nee? nee. wat nee? hee. hee. wat nee, hee? hee. wat nee? yyy. wat nee? he. blazen. yyy. blazen. yyy. blazen. yyy. kijk eens, net als de wind. die blaast ook. dan blaas ik ook. xxx. xxx! ja. xxx! ja! ja. ja. wat ja? blazen, o, ik moet weer blazen. o sorry. yyy. dan zeg je altijd ja, dat ik door moet gaan. nog een keer, moet je dan zeggen. yyy. yyy. aah! aah. Auwa! Laura? nee, die is uit. Auwa. Wauwa! die is pas weer over een uurtje terug. o. xxx. Laura, waar ben je? xxx. je? kiekeboe, hier ben ik! Sarah, waar ben je? kiekeboe, hier ben ik! Sarah, waar ben yyy. kiekeboe, hier ben ik. kleine scheet van me, he. Wauwa. klein knuffelkontje. Waua. Laura Laura! yyy. spelen. xxx. ja. pak maar. au. au. hond. varken. beer. beer. konijn. nog een hond. zie je? die horen bij elkaar, die hondjes. twee dezelfde. het zijn dezelfde. hier. ik weet niet wat wat is dat ook alweer? het lijkt wel een stinkdier. misschien is het ook wel een stinkdier. yyy. varken. paard. allerlei paarden paarden, kleine paardjes, grote paardjes. allemaal dit zijn allemaal jonge dieren en dit is een ezel, met zijn babietje. zie je? en dat is een koalabeertje met zijn babietje. dit zijn is het een kip, met babietjes. de eendjes. en dit is gewoon een eendje zonder mamma. |
en dit is ik weet niet wat dit voor eend is. dit is wel een eendje, maar niet gewoon een kuikentje? een kuikentje bedoel ik. mamma met haar kuikentjes. ik haal weer alles door elkaar. dit is een eendje, denk ik. een kuikeneendje. een eendekuikentje. en dit is een puppie. klein hondje. dit is een lammetje. klein schaapje. ja. oh. he. hij is weg. op, weg. yyy. nu is tie weg. ja, waar is ie nou gebleven? yyy. o, gemeen, he. zo. daar is tie weer. he, daar is tie weer. eeehhhhh. Wauwa! Wauwa. Laura? nee, is Laura niet. het zijn andere kindertjes die buiten spelen. ja. yyy. ah, ga je sssj. ga je knipperen met je ogen. o, dicht. nu zijn je ogen dicht. nou zijn ze open. open. ja, leg ik deze even weg. hier, snuit je neus maar. zo. zijn je ogen nou open? laat eens kijken. ja. en hoe doe je ze dicht? doe ze eens dicht. dicht. hee hee! ik zie nog steeds niks buiten, hoor. ah. kietelen. zitten, o, zitten. nou, dan kom je toch zitten bij mamma, he. o xxx. o, je wilt gekieteld worden. ja, maar niet als je zit te eten. even wachten. moet je even even door opeten. nou leg ik die cracker weg en dan wil ik je wel kietelen. anders schiet een stukje in je keel misschien, he. yyy. kom maar even knuffelen, dan. kom maar even liggen. zo, xxx. weg. wat is dat? neus. mond. mond xxx. neus. mond. mamma. yyy. eh. ja! wat ja? wat ja? xxx. die. wat is dat? dees. wat is dat? die. wat wil je daarmee? o, wil je die hondjes hebben. ja. ga maar spelen ermee op de tafel. kan toch niet allemaal op de bank leggen, he. ga maar spelen, dan. zitten. schoot. zidde. zitten zitten, ja. op mammaas schoot zitten, he. dat is leuk, op mammaas schoot. aah. au. en dan? en dan wou je schommelen, he. en dan wou je schommelen. leg maar even dat uh stukje cracker weg. yyy. ja, maar anders doe ik het niet, hoor. doe ik niet uh geen spelletje met je. yyy. zitten. yyy. nou zie je alles op zijn kop, he. een, twee, hoepsekee! yyy. hoepsekee. yyy. hoepsekee. yyy. hoepsekee. lekker zo, he, zonder Laura die je de hele tijd op je kop zit. hoepsekee. yyy. een, twee, hoep! hoep. yyy. hoep. yyy. yyy. hoe wilder hoe leuker, he. hoe wilder hoe leuker. alletwee zijn jullie zo. hoe wilder hoe leuker. hee. veel herrie maken, veel stampen, he. he. ja. yyy. veel dansen, he. yyy. veel gymnastieken. veel keet schoppen. als ze maar keet schoppen, he. de hele tijd keet schoppen. ha. nee, nou even wachten. eerst even dat opeten. eten. ja. ga ik niet uh je door elkaar schudden, hoor. nee. mag je straks nog op mijn rug, als je ja? moet je eerst die cracker ophebben. xxx. oeh, nee wacht nou even. je hebt eten in je mond, domoor. yyy. |
ga maar even liggen. zo. daag, Saar, hallo! lig je lekker. ? kietekietekietekietekietekiete. kietekietekiete. waar is je navel nou? zit verstopt. je navel zit helemaal verstopt. onder je hemd. hier is je navel. onder je hemd. en um dit is je been. xxx been. been. en dat is je voet. voet, ja, voet. teen teen. teen. yyy. kuit. teen. kuit is moeilijk, he. been dan. been, teen. been, teen. yyy. been, teen. ander. weet je wat wat leuk is? zo. zo onder je voet kriebelen, zo. yyy. yyy. dat is leuk, he. pgg. yyy. ja. yyy. op. nou zijn je tenen weg weg. yyy. o. telefoon! doe ik even de bandrecorder uit. nee, nou weg. op! nu heb ik de telefoon weer dr opgelegd. ja. he. ja, leg dr maar weer op. ja. ja. nee nee, niemand is ter meer. nee dus. nee. wes. hij is weg. weg, he. weg, ja. weg, he. kom eens even hier. boem. o. boem, valt de hoorn. zal ik even je uh sok weer aandoen? en je slof? kom eens hier. kom maar. xxx sloffen, sok weer aan. sok sok. “sok, slof, sok, slof” sok, slof. nee? yyy. wat is dat? zeg maar sok. yyy. moet je niet juist gaan weglopen. yyy. kom hier. nee. nee? kom hier. kom hier, Sarah. kom hier. yyy. nee! nee? 0wat krijgen we nou? kom je pakken, hoor, dan. dan kom ik je pakken. yyy. dan kom ik je pakken, hoor. yyy. yyy. kom ik je pakken. kom ik je pakken. ga ik je pakken, hoor. yyy. o, hoor eens, hee. de buren horen yyy. yyy. 0wat kan jij schreeuwen toch, zeg. oh oh oh. zo een klein kruimeltje, zo een grote stem. yyy. yyy. hee! zo een kleine kruimel en zo een grote stem. ah. je bent de kleinste kruimel uit de buurt, ja he. zo. oeh, hele kouwe tenen gekregen. hele kouwe. voel eens hoe kouwe tenen je hebt gekregen. yyy. voel eens hoe kouwe tenen. kouwe tenen. laat eens zien, je tenen. o. xxx. yyy. je mag wel grotere schoenen hebben, denk ik. of niet? je hebt breje voeten, jij. hele breje voeten. ja! wat ja? wat ja? ik zie niks, hoor. xxx ja! doei. ga je weer weglopen? doei. ja. ja! aah aah! yyy. yyy. wat is ter nou? is tie gevallen? wat is dat? is tie kapot? kapot. kapot, ja, kapot. kapot. hoef je het nou niet meer? kapot. “kapot”. hoef je het nou niet meer? nee? yyy. o, toch maar wel. hier. hap. hap. voorzichtig, hoor. nee, eerst even dit stuk opeten. mmm. yyy. nee. wat nee? hier. nog een stuk? ja. nog een stukje in je mond. is het laatste stukje, hoor. yyy. o, ja. zie je, je verslikt je heel gauw dr in. dus. yyy. hoef je niet meer? nee, he. vind ik ook. zo, weg. zo. wil je nog melk? wil je nog een beetje melk? ja. ? yyy. |
op! op? is het al op, ja? is het op? o, gatverdamme. wat doe je nou? zeg. bah. nee. nee? wat nee? ja. yyy. ah, daar. zo, ik zal het even opdoen. zo. knoeierd ben je. bah. vieze knoeipot. he, vieze knoeipot. hier. ja, jij vindt het wel leuk. ja. he, lekker knoeien. hier. wat hier? waar hier? yyy. wat hier? ə nee. ook nog. hier. op. die daar. die daar. hee. xxx? ja, wie is dat? Christa. Wauwa! Wauwa! die. Laura! ik sitte. zitten? ja. ja. ja, zitten. je kan zitten. sitte. zitten, ja, zitten. en dan? wat kan je dan nog? aah! wat kan je dan nog? en dan, he. wat kan je dan nog? xxx. yyy. xxx lekker kietelen. he, je wou lekker kietelen, denk ik. ja. nou, xxx. nee nee? nee? yyy. aah! yyy. nee nee? wil je niet gekieteld worden? nee, wil je niet gekieteld worden? yyy. nee. oh, nou dan doe ik het niet meer. nee. die uit xxx. wat uit? uit. wat uit? uit. ja. uit. nee, eerst zei je wat anders volgens mij. eerst. maar wat zei je dan? he. wat zei je? yyy. xxx. yyy. ja ja! ja. dat. wat ja? ja. aah. ja. srh. uitə. uitə. uit uit! o, uit! uit, ja. mamma. Sarah. eh. ah. daar. daar. hier. yyy. wie schreeuwt er nou zo buiten? he. xxx. ga je ook schreeuwen? vind jij leuk, he, schreeuwen. yyy. ja. dat vind je leuk, he, schreeuwen. ja. ga maar in je stoel zitten. zo, oeh. xxx zitten. yyy. nee? mag ik daar niet opzitten? waarom niet? nee. nee? sitte. zit yyy. wil je op mijn schoot? sitte. nee? o, je wil in je eigen stoel zitten. nou, kom. zitten. ga daar maar zitten. sitte. eh, sitte. wat? moet ik nou weer zitten? ik ga niet hier zitten. ik ga op de bank zitten. die zit veel lekkerder. yyy. kom hier bij mij zitten. kom lekker bij mij zitten, mens, he. kom lekker bij mij zitten. kom maar eens even lekker. yyy. kom maar zitten. zo. nee. nee? xxx sitte. zitten. nou, je zit toch. en dan? schuif ik de tafel wat dichter bij, kun je bij alle spullen. zo. is toch mooi? yyy. o, die raap ik wel op. hier. hoeps. kaartjes xxx. he. we zullen ze straks allemaal wel een keer oprapen. voordat Laura thuiskomt en ziet dat jij alle kaartjes hebt yyy. ggg. die, he. hoep. oh oh. dat. weet ik niet meer wat dat is. dat is een danseresje. en wat doet ze? ze gaat de bloemen water geven. ja ze gaat de bloemen water geven. en gaat ze een beetje water pakken. ja hartstikke goed. &~ehm. dat weet ik niet meer. nee? wat denk je wat het danseresje doet? hij gaat bloemen water geven. ja hartstikke goed. en dan? dan gaat ze dokter een bloemetje pakken. ja goed hoor. die geeft ze aan het danseresje. ja. en doet ze in je haar. piraat? ja. gaat voetballen. |
ja klopt. dan gaat ie schoppen. en dan ligt ie in het water. ja. en en dan gaat de ridder hem eruit met een net halen. ja hartstikke goed van jou zeg. &~ehm hij heeft hem in een net. dat weet ik niet meer. nee? jawel je wist het net nog wel. wat gebeurt er? geeft hij hem aan de piraat. ze geeft een muntje. en ze krijgt een ijsje. ja. ze heeft een ijsje in de hand. en ze gaat hem oplikken. en en nu geeft ze hem aan de heks. ja. &~ehm. dan weet ik het niet meer. jawel wat gebeurt er? &~ehm. en ze ze de de de heks gaat haar hem opeten. ja hartstikke goed. en nu gaat ze hem opeten. en dan gaat ze eerst likken. en daarna gaat nadat ze het opgelikt is gaat ze dat harde eten. ja hartstikke goed zeg. en dan geeft ze weer weer xxx een muntje xxx. de de indiaan gaat appels één appeltje plukken. ja. en dan pakt ie nu xxx. gaat ie eerst een ladder pakken. en daarna gaat ie een appeltje pakken. ja. en dan komt de cowboy. en dan?. gaat ie de ladder wegpakken. ja. dan neemt ie hem mee. ja. en dan zit ie alleen in een boom. deze heb ik &~ge gekregen. deze heb ik gedaan. die uitgekozen voor jouw kamer? ja. &~h en deze. nee, deze. heb ik gedaan. en dees. ja. nee, dees. ja? zoveel kleurtjes? in onze kamer, van Okkie en mij. deze. nee, we hebben nee, we zijn. overeengekomen dat jij twee kleuren zou nemen in jouw kamertje. mooi, hoor! dat wordt heel gezellig. mama, ik wil drie kleuren. hé! ja,. op je hand. heb je ook geverfd gisteren? 0dat kan ik niet. nee? hoe komt die kleur dan op je hand? omdat ik op Okkie ze trap ging spelen waar heel veel. verf op zat. oh. nee toch? jij stond toch dicht bij mij en toen kreeg je toch een lik van de kwast? weet je het nog? 0toen zat het op je wang en op je hand. weet je dat nog? ik ga hiermee verder. hé! wil jij wat drinken, Sanne? ja, graag appelsap. en wil je ook een &~plak een stukje cake? oh, lekker! oh, was dat tegen mij? ja. ja, lekker. Sanne ook een stukje cake? &~hm! hoe moet dit, mam? xxx. mam! zal ik even kijken? ingewikkeld. 0dat moet net anders dan je denkt. dat heeft oma. heel ingewikkeld gemaakt. zo moet het. zie je het? nou zit ie weer vast. ga je met je pop spelen? hè? ga je met je pop spelen? oh, pardon. jij moet met mij spelen. ja, zo 0direct. we gaan eerst even lekker koffie drinken okee? ja? ben je moe? was je laat naar bed gisteren? &~hm! ja? wat is d'r al geverfd nu op je kamertje? blauw. het blauw? en waar zit het blauw op? en het is al weer uitgedroogd. is het al &~op. |
gedroogd, ja? blauw op de muur? ik ruik wat. wat dan? koekjes. &~hm! mama, ik ruik. wat ruik je? heb je dat? nee, die zijn op. die hebben we toch allemaal achter elkaar opgegeten? maar ik ruik het. onee! dat is koffie. dat is oh, is dat de koffie? mama, wat heb je dan allemaal nog wel? cake. jullie krijgen een plakje cake. mama, welke is voor mij? dat maakt niet uit. neem ze maar mee naar de kamer. geef er maar één aan Saskia. en de andere is voor jou. hé! oh! ze aan. lekker. dank je wel! het is lekker. ja. 0het kruimelt wel. ja, kruimelt ie? aan de kleine tafel gaan zitten. ja. het schoteltje d'ronder houwen hè? dan komen de kruimels op het schoteltje. op die schotel. ja. maar jij kan dat heel goed. nee? ja, hier een klein. &~hm? daar is een klein. 0dat at ik even op. oh. zit zitten jullie daar? ja, 0nou zitten wij hier. of je kan zeggen oh, ja, je eet heel goed. , San. wat kan je zeggen? “oja, je eet heel goed”. 0dat kan je ook zeggen. dat zei ik toch? oja. je eet heel. nou, je eet niet echt. je eet heel netjes. boven het schoteltje. de kruimels vallen op het schoteltje. waarom mag ik nu nog niet 0met de kaart beginnen? &~hm? waarom mag ik nu nog niet de kaart zien? dat gaan we zo doen, als we de koffie op hebben. als mama weggaat. okee? ja ja. waar heb je nou het blauw op gedaan? want ik vroeg het net aan Sanne, maar. ik kreeg geen antwoord. het blauw hebben we gedaan op de. muur waar het raam is. de muur waar het raam is, die wordt blauw. ja. en de andere muur waar het kleine raampje is hè? San? oja. dus twee muren worden blauw. en worden de andere twee muren paars? leuk! hé, cake! hai! deze is van mij. oh, dus je verft alleen de muren. ja ja. en het plafond. het plafond ook, ja? ja, want dat is ook een muur. ja, dat is ook een soort muur, boven je hoofd. dat is waar. dus die gaan we ook verven. ja? onee, dat is niet welke kleur wordt jouw plafond dan? geen kleur. gewoon wit. gewoon wit. oh, makkelijk. die die blijft wit. wit. ja, dan is dat niet zoveel werk gelukkig nou denk ik dat dit er heel leuk bij staat! nee, want dan moeten we alleen maar nog de &~be de muren doen hè? &~hm! ja, dan hoeven alleen de muren als het plafond wit blijft. maar het ziet er in werkelijkheid zo anders uit dan op die kaartjes hè? &~hm! ja, dat blauw wel. dat blauw wel hè? ja? maar het moet nog opdrogen, natuurlijk. of is het al &~of opgedroogd? nu is het al droog, ja. we hebben het gisteren geverfd. nou, je zag het gewoon droog worden. dat huis is ook zo gigantisch warm! ja. ongelooflijk gewoon. |
nou, dat is hardstikke lekker. lekker zonnetje in huis! had je nog buiten gespeeld gisteren? nee? nee zeg je dan! vertel eens van Marcel! ik ging met Marcel buiten spelen. Marcel? wie is dat nou? 0dat is een jongetje. een jongetje. gaat die ook daar wonen? vlak naast ons. ja? oh, wat leuk. hoeveel jaar is Marcel? weet jij dat? ja, drie. en ik ben vier. jij bent vier. dus die is bijna even oud als jij. jij was eerst ook drie hè?. over een poosje wordt ie vier. ja. oh, cakeje, mam. nee, je krijgt niet meer. ah, waarom niet? dan kan Marcel wel jouw vriendje worden, misschien. dat is leuk. hij is al mijn vriendje. is tie al jouw vriendje? oh, wat fijn. dan heb je al iemand om mee buiten te spelen. ja. ja, want jij kende Marcel al hè? maar. maar toen was tie nog niet me vriendje. toen ging die me nog duwen en slaan. ja? waar was dat? op de peuterzaal. nee. op, nee, op de crèche. &~hm? hé, het is leeg! zie je? ja. dat is een wit er. welke wil ik? oh, dat is op ze kop. zo! boer. een goeie boer! en wonen d'r nog meer kinderen, of weet je dat nog niet, Sanne? 0dat weet ik niet. alleen Marcel. nou, dat is alvast één vriendje. alleen nog even Marcel. ja. had je met Marcel buiten gespeeld? ja, met Marcel wel. in de modder gelopen? ja. en dat wou Tinke ook hè? dat wou Tinke ook doen hè? ja. maar mocht Tinke dat niet? nee. ze had geen laarzen aan. waarom mocht Tinke dat dan niet doen? omdat ze d'r goeie schoenen aan had. oh, daar zit één tussen. de sneeuwpop heb ik. oh. hier heb ik één gedaan. &~hm. dat moet ik even zien. 0het lijkt wel of die aan het dansen is. met zijn armen. dat hij kan niet dansen. nee? nu is het een andere. oh. nou is tie binnen. ja, hij is nu niet in de keuken. hij hij voelt niet in het. ja, hij voelt in het kastje, maar het is niet ja, het is de ik zie niet dat het de Sanne! ja? ik ga naar het nieuwe huis. 0dan kom ik om twaalf uur terug, okee? als jullie klaar zijn. ja. ja? okee. 0wat ziet ie daar nou? oh, jongetje. dikke tuut! tot zo! ga je verven? hier ziet ie een jongetje. ja. of alvast afplakken. zoiets. ja. voorbereidende werkzaamheden. gaan wij naar mama zwaaien, Sanne? nee. nee? gaan we maar meteen beginnen dan? ja. wou jij de plaatjes zien? nu. okee. die heb ik helemaal gezien. welke doe ik? deze. ik ook een hapje? &~hm? hapje. dat mama het niet ziet. gauw. nou, tot straks hè? tot straks. daag! daag! ik laat de deur gewoon open hè? ik bedoel, niet op slot. ja, okee. even kijken. zullen we aan de grote tafel zitten of wil je hier blijven? hier blijven, maar. okee. |
één hapje. ja. zo. we zullen. dit even weg doen. dan kunnen we hier de kaartjes neerleggen. hè? goed? 0dan leggen we dit even weg. 0dan zet ik het in de keuken. 0dan kunnen we de kaartjes hier op tafel leggen, ja? ja. 0wat is dit nou? dat is een wekkertje van mij. dan weet ik. dat het bandje afgelopen is. kom maar. als tie zegt, dan moet ik een ander bandje d'rin doen. okee? ja. hier zitten ze in. eens even zoeken welke bij elkaar horen. moet ik het ze d'ruit doen? ja, doe maar. dan ga ik even kijken welke bij elkaar horen. ga jij daar zitten? wacht even. 0dan ga ik hier. dan kan ik ze beter zien. nee, kom maar. zo. 0dan ga ik bij jou zitten. kom maar hier. 0dan kunnen we samen kijken, namelijk. okee? maar je gaat ze toch neerleggen? &~hm! ja. eerst deze. 0nou moet je heel goed kijken. die. en die. en die en dan. deze. hij hij klimt in de boom en hij heeft pijn gedaan. toch? maar hier begint het. hij heeft een ballon. &~hm! en hij houdt hem los. en de ballon gaat in de bomen. ja. en hij klimt er ook in. ja. maar, weet je, dat is niet hetzelfde jongetje. zie je dat? waarom niet? kijk. die heeft witte haren en die heeft zwarte haren. zie je dat? dan dan is dat haar zusje. misschien wel. wat gaat ie dan doen? waarom gaat ie in de boom klimmen? omdat hij hem ook wil. ja. zo, die mag je ergens neerleggen. daarop. 0dan mag jij kiezen. van de poes of van de hond. welke doen we eerst? van de poes. okee. leg het maar goed. oh. dan zit er ook nog een nieuwe bij, want dat is 0er ook dan nog vis. &~hm! dat is een heel lang verhaal. zie je dat? heel veel plaatjes. begint het hier? ja. daar begint het. wie is dat? de mama. okee. de mama had een vis. en het kindje wou d'rnaar kijken. maar. 0toen kwam de poes d'r ook aan. dus, d'r staan toch geen lettertjes? nee. waarom kan je het dan lezen?. omdat je de plaatjes kan kijken. sommige boeken hebben geen lettertjes maar plaatjes, en die kun je ook lezen. plaatjesboeken. en dit is een plaatjesverhaal met kaartjes. hè? en dit is een plaatjesverhaal. met kaartjes? ja. en de poes kwam d'r ook aan. maar toen ging de vis harder zwemmen. en het kindje ging weg. maar de poes kwam aan de vis bijna. &~hm! en dat wou het kindje niet. nee hè? maar de poes ging d'r wel mee spelen. en de poes was heel stout. en de vis &~ka klom d'r weer in, en toen ging het meisje de vis weer ergens anders neerzetten. ja. dan kon de poes d'r niet meer bij hè? nou, dat vond ik een mooi verhaal, zeg! goh! dat heb jij heel goed verteld. |
dan hebben we nu nog van de hond. en die wil ik. kijk maar. dat is wel een heel kort verhaal. ja, inderdaad. moet die hier beginnen? ja. de hond ging over de bosjes. en, waarom huilde hie? 0dan moet je kijken. hier heeft ie iets in zijn poot. kijk maar. kijk eens naar die struiken heel goed. zie je dat? daar zitten pikkeltjes in. &~hm! 0datheb jij goed gezien. hij ging door de bosjes heen. en hij had wat in de poot. toen moest ie huilen. ja. en het jongetje ging het eruit halen. maar dat deed zeer. en toen kreeg tie ook nog een banaan. nee. weet je wat dat is? dat is het zijn tong. oh, het lijkt op een banaan. ja. inderdaad. dat heb jij goed gezien. hij is net zo krom als een banaan. hij likt het jongetje omdat ie blij is. waarom? wat denk je? omdat ie dat &~erui uit zijn poot heeft. ja. dan heeft ie geen pijn meer hè? dat heeft het jongetje gedaan. die heeft het eruit gehaald. en heb je d'r nu nog een? nee, nu zijn ze op. drie verhaaltjes waren het. elke keer drie. nog een keer doen. nou. okee. oh. zal ik heb deze nog vergeten. ja. oh, en deze zit erbij. de foto's. welke ik wil de hond. de hond. okee. jij mag het steeds kiezen. de hond. die weet je nog, want die heb je net gedaan. hoe was tie ook alweer? oja. want dit heb ik vergeten. nee! nee, hoor! die had je ook verteld. de hond ging door de bosjes. daar waren allemaal pikkeltjes in. hij dacht “oh, daar zitten geen pikkeltjes in”. ja. maar hij kreeg dat in zijn poot. en de jongen ging het eruit halen. en hij kreeg een lik. ja. want de hond was blij. blij. ja ja. hij had een doorn in zijn poot. zo heten die prikkels, een doorn. kijk, daar zit ie. en nu wil ik dan heb je ook de poes? ja, die heb ik. dank je. die moet hier xxx. even kijken. waar is de poes? even denken hoe die moet. zo. zo. zo. dat is het lange verhaal. die is heel lang. en de vis ging &~ksks zat in een pot. en en toen kwam de poes d'raan en die wou naar de vis kijken. en dat meisje ging weg want hij vond het niet leuk. en de &~f poes zat eraan. het meisje vond het niet leuk. en toen &~g kwam de vis toch d'ruit. en ja. die vis d'ruit? dat weet ik niet. die had de poes gepakt gepakt. ja, 0die had de poes gepakt. met zijn pootjes, zo. met zijn nageltjes. en en het meisje vond het niet leuk, maar de vis kwam d'r toch uit. en de poes ging d'rmee spelen. enne enne en de vis ging d'rin. en toen ging was het meisje boos op de poes. ja. |
toen had ze de vis weer gauw in het water gedaan. , en toen ging ze hem nog hoog wegzetten. waarom ging ze hem zo hoog zetten? de poes kon d'r nog wel bij, want poezen kunnen heel hoog springen. ja hè? eigenlijk wel. misschien is het toch nog niet goed genoeg zo. hè? misschien gaat de poes d'r nou toch nog mee spelen hè? ja. kan Kareltje ook zo hoog springen? ja, heel hoog. ja? tot de lucht. ja? hoe hoog? tot tot kan ie op de kast springen daar? dat kan die niet, want dan krijgt ie pijn aan zijn pootjes. oh. kan die zo op de tafel springen? xxx. ja? nou dat is hoog. nou hebben we 0er nog een. weet je welke? ik had er nog eentje. ballon. ja! goed onthouden. eens even kijken hoe die moet. zo. hij had een ballon. en de ballon was bijna in de lucht. maar toen was tie alweer in de lucht. ja. en en. hij was in de boom geklommen. en een jongetje met zwart haar die wou hem ook pakken dus hij klom in de boom. ja, en toen kon die de ballon pakken. bijna. ja. nou, dat was het. heb je nog wat? nee. volgende keer weer, maar nou niet. nog een keer allemaal doen. nog een keer? en dan gaan we spelen ja? ja, okee. hupsakee. nou, kijken of jij ze goed kan maken. welke eerst? de hond. okee! dat is deze hè? ja. nou, ga jij het maar even neerleggen dan. die hier. en die hier. en die hier toch? bijna. bijna goed. en nu is het helemaal goed. ja. de hond ging in de bosjes. en hij had dat in de poot. en toen ging het jongetje het eruit halen. toen kreeg het jongetje een lik. ja. en toen kreeg ie ook nog een banaan. vinden zouden honden dat lekker vinden, bananen? nee. misschien niet. ik weet het niet. en nu de ballon. xxx. jij mag het goed leggen. 0dan doe ik het even door de war. zo. hij had een ballon. en de ballon was bijna in de lucht, maar toen was tie alweer in de lucht. en het jongetje wou de ballon ook, dus hij &~gi klom in de boom. ja. xxx. supersnel. en nu nou de laatste. je had toch ook nog de hond? die heb je al gehad. kijk maar. van de banaan. grapjas. nee, die moet hier. en die zo. deze zegt “ik wil naar bed” en die zegt “ik wil eten”. is tie moe, deze? ja. dit is xxx. zo, nou moet. okee. ik ga nog even de rug doen van de mama, want die is nog niet klaar. ja. en het wol kunnen we ook doen. want jij doet de rug en dan &~moe doe jij ook nog het wol. ja. daar zit wol, hè, aan het schaap. lekker warm en zacht. &~n ja. dan doe je ook nog de oor mee. ja. |
maar de andere oor zit erin. zal ik ja. die zit erin. die hoeven we niet te prikken. zo. dan is dit helemaal klaar, die kant. nu moeten we die kant nog. 0nou mag jij weer. en dan moeten we de baby's ook nog doen. alleen van deze een klein stukje. ja. &~a want die zit erin hè? dus die hoeven we niet te doen. nee. 0waar moet ik beginnen? hier! ik doe het een beetje voorzichtig, anders prik ik ook nog binnen. &~hm. binnen in het wol. jij doet het heel netjes. vangt dit het op? ja. hier zit je dan in te prikken maar dat geeft niks want die kan d'rtegen. als je op de tafel prikt,. dan maak je allemaal gaatjes in de tafel. ja. &~i ik heb &~ge hard geprikt, want hier zit een gaatje. die was d'r al. zagen lullie hem de volgende keer ook? &~hm? wat? het gaatje. ja, die had ik straks al gezien. anders moest je hem nog zien, hè, dat ik het al gedaan had. wat zeg je? oh. dan moet ik het even. anders had je het straks nog niet gezien dat ik het alweer gedaan had. dan moest ik voorzichtiger zijn. &~hm. ah, dat was een beetje zeer. wat zat je in je hand te prikken? Tinke ging in mijn wang prikken. ah, nee toch. toch niet met die? ja. of mag dat niet? nee, dat mag niet. waarom niet? dat is gevaarlijk. ja. dat is veel te scherp. dit. zo. dit jij moet ook wel een heel stuk doen, want ik wel ben wel moe. ben je moe, ja? ja. kijk, het kontje van het. kleine lammetje is nou klaar. nou de boom en dan is het klaar. doe je dat nog allemaal? zal ik dat even doen? ja. oei, dat kan je wel erg snel. ja hè? maar ja, ik heb veel geoefend, joh. wil jij nog een stukje? ja. ja? zo meteen, als je de boom helemaal klaar hebt. ja, maar dan is het klaar. 0dan mag jij het allerlaatste stukje van de boom. okee? ja. als tie bijna klaar is. zo. dat stukje moet nog. zo! zullen we eens kijken voorzichtig of we hem d'ruit kunnen halen? kun jij dat? ja. heel voorzichtig. even kijken. wacht. hier moet ik nog eentje prikken. die andere wou ik wel 0er uit &~ge doen. ja. probeer het maar. wacht. dat hoekje is moeilijk. 0dan zal ik even helpen. ik doe het wel even hierop. ja. want dat is makkelijk. dat hoekje was niet moeilijk. nee. nee. want die had jij al een stukje 0gedaan. oh, zo. zo! gaan we het nu samen inkleuren? ja. heb je kleurtjes hier? kijk. en dan kan je het zo. op het stippellijntje omvouwen dan moet je> eigenlijk ja. kijken. 0dan moet ie ja, dan moet ie eigenlijk blijven staan als het goed is. ja, dan. mama heeft het al verteld, dus dat weet ik. oh, dat wist je al. |
ja, maar die moet zo blijven. dat kan ook. dan kunnen we het inkleuren. want dit moet het gras blijven. ja. dan maken we dat maar groen. nee, blauw. blauw? blauw gras? ja. want ik &~bla maak het altijd blauw. hé, waarom zet je het hierin? dan kan die niet prikken. au. maar dit wil ik nog doen. maar die hoeft er toch niet uit? hè? nu is het prikken klaar. en dan moet je weer een andere doen als je weer wilt prikken. een ander blaadje. deze is nu klaar. maar. ik wil straks met jou nog een andere doen. dat is goed. zullen we het nu kleuren? hier heeft iemand al geprikt. ja. dat is niet de bedoeling hè? nee. en hier heeft iemand al geprikt. oei. voorzichtig, schat. dadelijk prik je in je hand. dat doet zeer. want hij is heel scherp. zie je dat? zullen we hem in gaan kleuren? ja:. waar zijn je kleurtjes? kleurtjes zijn boven. boven? haal ze maar even. nee, ik wil xxx. boven wil ik het inkleuren. boven wil je het inkleuren. maar we gaan hier beneden, lieverd. waarom? omdat de microfoons beneden zijn. maar dan wil ik gauw de 0dan zullen we ze even meenemen. ja. ah, dan blijf ik wel op de trap. xxx. hè? de potloden of de stiften of de krijtjes? krijtjes! okee. dat zijn d'r wel veel! de wel. nou! ik heb nog een paar krijtjes voor op de stoep. nog meer?. potloden heb ik voor ook op op te tekenen. maar die zijn vaak beneden. ja? die wil ik niet gebruiken. hier tekewe ne het op. hier tekewe ne het op. hier teke we &~n zullen wij even wat eronder leggen? anders tekenen we misschien wel per ongeluk op de tafel. je hoeft er niks onder te leggen. ik wil even een groot papier eronder leggen. nee:. nee. we kleuren niet op de tafel. even kijken, hoor. ze willen niet. hier. niet op de tafel! maar die is zo zacht. dan kan je niet goed kleuren. zo kan je goed kleuren. 0nou gaan we. even kleuren. de mama wel hè? &~hm. die moeten we ook nog kleuren. 0dan doe ik de boom. dat is goed. 0zijn het allemaal appels? 0dat weet ik niet. blaadjes denk ik. misschien blaadjes, ja. allemaal blaadjes aan de boom. &~hm? hè? &~hm? misschien is het wel een appelboom. dat kan natuurlijk ook. dan zitten d'r appels aan. het is bijna hé! ga eens weg. want ik ga even het gezicht doen. oh, sorry. zo, 0nou ben ik alweer klaar! ikke bijna. en dan moet ik nog. een andere kleur nemen. zo, ik ben ook klaar! ik neem deze kleur. ik neem deze kleur. waarom doe je het nog een keer met lichtgroen? 0dat vind ik mooi. zo. vind jij hem ook mooi? nee ja. klaar. helemaal klaar. zo, dat hebben we even mooi gemaakt. zullen we hem neerzetten? of moet ie zo blijven? ja. en nu een andere. nou. oh. |
we een beetje op gekleurd. ja:. dat is maar goed dat we die d'ronder hebben gelegd. anders hadden we die op de tafel gedaan. ja. die kleurtjes. ja. dan zouden we op de tafel kleuren. ja. en dat is niet de bedoeling, natuurlijk. zullen we nu wat anders doen? nee. nog even prikken en dan nog even inkleuren. ja? dan moet jij het alleen doen en dan ga ik het alleen kleuren. &~ne dan moet jij ook een beetje. &~hm? dan moet jij het ook een beetje. een beetje. even kijken. hier is tie hè? oh, heb jij dit ook allemaal voor je verjaardag gekregen? ja. kleurboeken. en nog een boek. oh, van Boris en Nina. oh, dat is van niet van jou. hè? van wie is dat? van mij. wie is dat? Boris. Boris. wie is Boris? &~da dat is een broertje van nee, nee, nee, dat is een jongetje. jongetje? en dit is &~Ne Nina. Nina. en hier is Nina niet, maar Nina wordt dan wel dan nog een kindje. 0ik moet even verderop kijken. waar we nog een kindje zien dan is het dat Nina, want ik sta d'r niet bij. nee, d'r staan verder geen kindjes meer in. Nina is aan het eind. ja? nee, d'r staat niks meer in. dat is de laatste. deze. Nina is een baby. ja, maar Nina wordt ook nog een kindje. dus dan. want ze is al twee jaar. drie jaar. twee. ik zie geen kindje Nina. 0dan moeten we hier nog even kijken. als we een kindje zien, dan is dat Nina, want verderop staan geen kindjes meer. vandaag is het drieentwintig december,. en Kim en Tula ontbijten. hè? hm, xxx. poes wil naar buiten. doe jij de deur even open dan? ja. dat is xxx. nee. krijg je de deur niet open, poes? xxx. zo. &+mAə mag ik. die? hee? wacht even. mag ik die? ja, zo direct mag jij een hapje. huh? zo direct mag je een hapje. oh. niet helemaal pakken, hè, want Tula wil ook een hapje. ook helpen, hoor. ja, 0dan zal Tula hem door midden snijden. wacht even. yyy. alsjeblieft. 0dat vind ik lekker. ja. over twee daagjes komen Metje. en Sandewi en Susanne eten. hm. mag Susanne ook brood? hier? nee, wacht even. Susanne is pas vijf maanden. die eet nog niet brood. wat? zij mag melk drinken? melk drinken en. xxx. ze mag ook al een sinaasappeltje. &+ədə en. dat is en een beetje kwark, Kim. die? ja. mag mag ze dan de &+AN dat mag ook? uitgeperst. nog niet zo eten maar heel erg fijn geprakt of uitgeperst. Susanne mag ook al een beetje groente. en een aardappeltje. Thomas. mag niet xxx dat is van ə auto ook niet, hoor. zo. ja. je hebt niet aan je beentjes gekrabt hè? je bent een grote meid. nee, hoor. 0daar heb jij niet aan gekrabd daar hè? ook hier niet. nee, ook niet daaraan. mag ik een druif? zodirect mag je druifjes. |
0dan gaat Tula zo een mesje halen, en dan mag je zo. velletjes d'raf ja. velletjes zijn heel hard. ja? jij mag niet. daar mag je ook de helft van. nee. hoef je niet? wel. die vind je lekker? hm,. Tula heeft getekend beest. voor jou. ja. voor jou, hoor. ik heef niet gepraat. nee. www. weer ja. plassen. ja? ja. goed zo. www. zo. nou de broek aan. nee. eerst nog eten. eerst nog eten. hier. is. nog pijama xxx. maar zo is het te koud, Kim. hm? zo vat je kou. in je blote billetjes. xxx niet. lekker warm. lekker warm. dat geloof ik niet. hè? ja, hoor. droog. ja. 0dan kan je hem aan doen hè? ja. oh, ja. droog hè? ja. wat gaan we vandaag doen, Kim? hm? naar Metje. xxx. gaan we naar Metje? 0dan gaan we naar Met. ja? kijk. zo? ja. nee. ja! zo? zo? het vandaag xxx? hier. hoeveelste is het vandaag? eerst xxx xxx. zeg maar. dit is het vervolg van drieentwintig december negentientachtig. kun je dat zeggen, Kim? ja. Kim. en Sam. en Tula. is dat waar? ja. dat is waar. even. xxx? dat? dat? dat? dat loopt. oeh! daar mag je niet aan komen, hoor, want dan nee? nee:. dan gaat ie kapot. mag Thomas 0er ook niet aan komen? nee:. Thomas mag 0er ook niet aan komen. 0dat vindt Loekie niet leuk, als Thomas dat doet. nee? kom jij zitten, Kim? hee. want we moeten verder ontbijten. ja. Kim. en Tula. xxx. mag xxx. niet met vingertjes. eh eh eh! niet met je vingertjes aan de foto's,. want dan komen d'r allemaal vingertjes op en dat is niet mooi. xxx. welke vind jij de mooiste? ja. nee nee! niet met je vingertjes! xxx. welke vind jij de mooiste? mag jij aanwijzen, maar niet aankomen. nee nee! niet met je vingertjes! oh, Kim! dat wordt heel lelijk. dan wordt de als je op de foto's met je vingertjes komt,. moet je 0ze altijd zo beetpakken. kijk, zo. ja. nee nee nee! eh eh! niet met je vingers aan. kom maar. nee. nee! nee! nee! laten liggen. huh? dit ə liggen. zo zo is het toch heel mooi? nee, liggen. zal ik hem op de schoorsteen neerzetten? nee! kom je eten? nee. nee? gaan we zo ook geen kerstboom kopen, Kim? nee. oh! kerstboom voor stuk. hè, wat? kerstboom voor stuk. wat wil je? kerstboom wil stuk. wat is stuk? Kim. hoeft niet. laat staan, hoor:. 0dat is niet mooi. Kim! hee hee hee hee hee! nee:! niet met je vinger. want de vingertjes Tula zal het later laten zien hoeveel vingertjes d'r al op zitten. hee. Kimmeke. je mag alle andere kaarten en plaatjes beetpakken. nee. maar foto's mag je niet beetpakken, want dan komen d'r allemaal vingertjes op, en dan kun je niks meer zien. jawel zien. nou ja. ik wil foto's kijken. zo direct val je d'raf, hoor Kim. hee. nee. kijken. |
zo gaat Super+Grover door de lucht hè Kim. ben jij Super+Grover niet? nee. nee, ben jij niet Super+Grover? ook wel een klein beetje. xxx. kleine kleine Super+Grover. nee. oh! www. nee, ik ben geen klein Super ben jij grote Super+Grover? nee. ook niet. ga jij nog een beetje melk drinken? goed zo. en vanmiddag gaan we naar Cherry hè? je haren kammen. nee. ik bedoel je haren knippen. is uit. uit. 0er zit niet meer in. hm. nee. boer. wat zeg. je. van mijn kippen. poepen. boer wat zeg je van mijn haan. poepen. ga maar hier op de po. hoepekee. dit is au. oh ja. ja. dit ook au hier. oh. die ook. au hè? 0dan moet je naar het ziekenhuis hè? nee. nee. nee. ik hoef. niet naar. ə ziekenhuis. nee? nee. oh. poes zit op de kast. je zit aardig te stinken, Kim. zit ə op. ja. sjoe! dat is een hele. po vol, Kim. ga maar even. nou. xxx. bovenop. kan niet hè? zo. kleine xxx. ik was xxx want het stinkt zo. wat wou je zeggen, Kim? huh? wat wou je zeggen? huh? zie je wel. daar heb je de was opgehangen hè? nou gaat ie in ə was. 0nou gaat ie zo. allemaal. nog meer. nog meer. hee. zal Tula een lijntje spannen? huh? zal ik een waslijntje spannen? nee. oh, ja ja. hier? wel. hier? &+w ə waslijntje spannen? hier. zo. 0dat is een mooie kaart. zal ik een waslijntje maken, zodat je de was op kan hangen? huh? nee? xxx. nee. ik moet even: even xxx. xxx. meenemen. met de. netjes xxx. au. au. &+mə mooi. oh, xxx. ik moet ook nog nog tekenen olifant. oh, moet jij ook nog olifant tekenen? wacht even, hoor. wacht even. jij &+mA jij mag zo direct de olifant xxx. zal ik jou de kleurtjes geven? dan mag je. olifant tekenen. nee! met ander. kleur. even wachten. Tula wil even de boodschappen opschrijven. nee, ik wil. olifant tekenen. wacht even. ik heeft melk. mag ik nog. even olifant tekenen? even kijken, hoor. waar is de xxx. dit is krant. ja. nee, 0dit zijn rupsen. xxx een rups. de rupsen. 0dat zijn grijze rupsen. grijze rups. &+Iu ik mag. een olifant tekenen? hee? mag ik olifant tekenen? zo direct. Tula moet heel even in de keuken kijken naar de boodschappenlijst. oh. naar Nina. zangeres met emmer. ja. gaat naar de kraan. ja. ze doet er water in. ja hartstikke goed. ze geeft het water aan de plantjes. ja. gaat toch supergoed. de dokter pakte een plantje. de dokter geeft het aan het zangeresje. zangeresje die doet het op haar hoofd. Pietpiraat met een bal. ja. hij schopt hem. ridder komt er aan. hij pakt een net. hij haalt de bal druit. ja. Pietpiraat is er weer blij mee. prinses die wil een ijsje. ze neemt er een slikje van. ja. ze geeft hem aan de heks. de heks die. die is er blij mee. ja. |
de heks neemt er een slikje van. dan vraagt ze om nog een ijsje. de indiaan gaat naar een boom. hij klimt op de trap. hij probeert de appel te pakken. de cowboy die pakt de trap. de cowboy gaat ermee weg. de indiaan die schreeuwt heel hard help. zo. ziekenwagen. een ziekenwagen? ja. oh. ziekenwagen Evelien. ziekenwagen Evelien. is Evelien ziek? moet ik in een ziekenwagen? heeft ze een been gebroken? nou. nee. nee. papa. en waar. wat komt opa nou ook al weer doen? wat moet opa doen? moet hekje maken. kijk. xxx. hekje maken. wat is er met dat hekje dan? kapot. is het kapot? ja. hoe komt dat? bij de keuken. bij de keuken is ə kapot oh. gemaakt. ja. wie heeft dat kapot gemaakt? mama. heeft mama dat kapot gemaakt? ja. nee! nee. xxx. niet kapot gemaakt. ja. xxx. kapot. en. hoe moet ie dat maken dan? aan die ding. aan die ding. aan dat ding moet ie het maken, ja. gaat ie ook nog hamertjes meenemen? ja. opa doen. xxx opa. ə. ə uit de deur komen! ja, xxx. ja? en nou in een goede zin? jij dacht dat opa en oma kwamen, he? en wie kwam er toen naar boven? dat was ik, he? xxx. ik vraag het al niet eens meer. jij wil altijd koffie he? ja, lekker. moet. niet. wat moet niet? nee. moet dat niet? Ieke beertje. Ieke beertje. Ieke &~o. ook. twee beertje. twee beertjes. twee beertjes, ja. &~seinə. die beer. zijn dat twee beertjes? ja. oh, kijk eens, wat moet ik nog doen? ə. opruimen. ja. trein. in trein. zo. in trein, in trein, in trein, in trein! in ə treintje. twee treintjes. ja, nou zijn er twee treintjes! ja. ja! ja! moet. die andersom. moet deze. trein kan rijden. kan de trein rijden? twee treinen. samen kunnen ze wel rijden, he? xxx samen rijden. ja, zo. Thijsje is. roosvicee drinken. ja, goed okee. ja, goed okee? zo. Evelien is. is. koffie. ja, goed okee. puzzel. mooie puzzel. mooi. mooie puzzel. heb je een mooie puzzel daar? oh. je verliest een stukje, boef. daar is klein stukje. wat? ə ə Evelien. puzzel maken. ja. hoe kom je aan die puzzel? ja, omkiepen. van wie heb je die? wat? oh, je hebt hem omgekiept. ja. van wie heb je die gekregen? gekregen van &~tan. tante Christien. wie? van tante Christien. van tante Christien. xxx. ja. en hoe moet die dan? oh. ja. xxx. de telefoon ging. en. xxx. ja. waar zijn wij geweest Thijs? waar heb je gelogeerd? bij. bonpa ə bonma. ja, en wat heb je gedaan? nog ə keer bij Evelien ook. bij omkiepen. omkiepen he, bij Evelien. ja. maar, wat heb jij gedaan bij bonpa en bonma? ə gespeeld. oh, waar heb je mee gespeeld? bij de boerderij. oh, bij de boerderij. oh. wat was er allemaal bij de boerderij? trekkers. trekkers. wat deden die trekkers? groene trekker &~o was ook. en xxx ook. |
wat had ie ook? wat had ie? dopjes. dopjes? huisjes. huisjes? ja. xxx. bom bom bom. bom bom bom. en waren er ook. giraffen? ja! waren ook. giraffen. groot giraf en ə klein girafje. een groot girafje en een klein girafje? ja. waar waren die dan? in ə. giraf in ə. giraffen. en. die xxx koud. en ə deur dicht doen. bij de diertjes. had ie het zo koud? en moest toen de deur dicht? ja. oh. toen had ie het niet meer koud, of wel? wel. koud. toch nog koud? ja. wat heb je toen gedaan? toch ə deur dicht. gedaan voor de diertjes. oh. ja. ja? en was het lekker warm? voor de diertjes, ja. en moesten ze ook een jasje aan? ja. oh. niet ə jasje aan. nee! nee! giraffen, hebben die een jas aan? nee! giraffe had vast een das om zijn nek! nee! nee? wat een gekke giraffe. nee! kan toch niet! kan toch niet! takelwagen. wat ə mooie takelwagen. grote takelwagen. was er ook een brug in Boskoop, Thijs? ja. bij. brug bij ə. Boskoop. laat even. zien. laat even zien. laat even zien. laat je dat even zien? aan Evelien. aan mij? ja. nou, ik vind het heel mooi. &~m deze gemaakt. ja. heb je dat gemaakt? ja. oh. en waar gaan ze naar toe? naar opa en oma. vinden opa en oma dat wel leuk? opa en oma komen toch hier! ə. bonpa 0en bonma gaan ze 0naar toe. oh. die takelwagen. ja. ja? moet bonpa hem repareren? ja. gaat ə. die moet die moet die moet ə. bonpa repareren. ja? is ie daar kapot? ook. hm. bonpa niet ə repareren. bonpa niet hier die. repareren. nee? ha ha ha! moet ik jou ook repareren? nee. oh, dat dacht ik. nee! nee. nino xxx. xxx! nino moet ə bij. nino moet er bij? nino moet niet ə gerepareerd. is die niet kapot? heng! en als opa en oma komen, wat gaat oma dan doen? xxx. oma in ə kamer moet ook. gaat rijden. gaat ə nino! oh, gaat de nino rijden! gaat. gaat ie hard! ja, hij gaat hardstikke hard! nog ə keer. gaat ie niet naar de garage? nog ə keer xxx. nog een keer garage? heng! botsing! dat is ə botsing! veewagen moet. &~jejet. veewagen &~je &~jejet. veewagen xxx. wat is er met de veewagen? veewagen xxx. wat is er met dat. veewagen dan? wat is er mee? moet ə naar. garage toe. naar mensen toe. moet ie naar de mensen toe? wat gaan de mensen er mee doen dan? gaan ə. veewagen. maken. Thijs ook ə lange vinger! nee. wij gaan andere koekjes eten. zal papa een beetje roosvicee voor jou maken? ja. papa zal jou eens even een beetje zoet houden. &~te. papa mama. Thijsje op ə foto. ja! ja. waar is dat, Thijs? papa mama in. Iekie en Thijs in! is mama. ja. |
ja! maar weet je nog waar dat is? waar is dit? van wie is dit huis? van papa en mama. nee. dat is bij bonpa en bonma in de tuin. weet je dat nog wel? bonpa. bonma in ə tuin. hebben die een grote tuin? nee. nee? die grote tuin. ja, dat is een hele grote tuin. leuke fotos. was dat vorig weekend? papa mama horen in! of dat weekend daarvoor al weer? toen we ze weer op kwamen halen. oh. nee! wil je geen roosvicee? wel roosvicee. ik zei van nou, we zijn vijf jaar getrouwd, we moeten eigenlijk naar de fotograaf en iedere vijf jaar een staatsieportret maken. ja, ja. nou, en toen heeft mijn vader die genomen. hee Thijs, kom je nu de kast uit? wieltje, wieltje. wieltje. oh! ja. kom maar weer er uit. hoe kom je daar nou aan? van ə. van ə auto! ja! oh, is dat van de auto. van welke auto? van. van die auto. van die auto! van die auto! van die auto. oh ja? hee, en moet deze niet naar de garage? nee. oh. nee. nee? niet nodig? koekje! meneer de commandeur! nee &~kodø: niet! nee? &~ko wel. konijn in ə &~kodø:! ja. konijn is een commandeur? ja. koekje, koekje. ja. ik zit te kijken, Thijs. valt tegen, de oogst. xxx. xxx! in ə doosje. heeft zeker Ieke allemaal opgegeten. he? en ə koekje. hier, je mag een paar pepernootjes in een bakje. nee. oeh, oeh, oeh! je kreeg hem bijna op je kop. of kreeg je hem echt op je kop? eh. hier, Thijs. nee. waar is een bakje? pepernootjes. ga eens een bakje zoeken. oh, pepernoten! wil je geen pepernoten? mmm! nou, dan ga ik ze maar weggooien. wel pepernootjes! dan ga ik ze maar weggooien. wel pepernootjes! nee! xxx. oh, er zitten nog pepernoten in het bakje. nee. pepernoten niet ə bakje. niet in. xxx. bakje. in die niet? doen we ze in dit bakje. zo. zo. ga die maar eens even lekker opeten. he he. ə ə die niet. nee. laat eens kijken? wat heb je er in? ja, die groene zijn van gisteren. die zijn geloof ik niet helemaal fantastisch meer. groene. die wel. wat zijn dat dan? pepernoten. pepernoten! pepernoten ook in ə bakje. mmm! ze zit echt heel erg te kijken, zo van “wat gaat daar langs”? wat gaat daar langs he? gaan we daar zitten? je had er niets in he? nee. Evelien ook. zitten. moet ik ook zitten? oh, nou. Evelien. krijg ə koffie. krijg je koffie? ja. oh oh! ik zal dat boek maar weghalen he? als Evelien begint te morsen. ja. gaat de koffie er over heen. dat kan niet he? nee. nee. daar krijg je een troepie van he? hee, jullie hadden een leuke recensie toch wel in de. Volkskrant. tenminste. het was wel weer een Volkskrantrecensie vond ik. ja. ach, ik vond hem. maar jij kwam er goed van af. |
ja, ik kwam er in ieder geval gelukkig af goed af en ik vond een gedeelte van de kritiek wel rechtvaardig. we waren gewoon nog niet helemaal klaar met die voorstelling. ja. het rammelde nog wel aan xxx. grote boek lezen. grote boek lezen. dat vind ik niet onrechtvaardig. nee. ik vond het wel een genuanceerd verhaal en. ja, dat vind ik natuurlijk meer omdat ik er goed af kwam en als dat niet zo was geweest had ik misschien ook wel xxx gevonden. ja. nou, het eewige xxxboek maar weer. nee. grote boek. fijn! is dat fijn? ja. ja! nou. vliegtuigen. oh ja. dat is ə vliegtuig. dat is ook een vliegtuig. is. Piep. Piepje. huisje. vliegt naar. ha ha. waar vliegt ie naar toe? naar beer toe. naar de beer toe? even kijken &~mm. &~m toch ə weg gaat. moet je even kijken of ie weg gaat? ja. xxx! oh, wat gebeurt er daar nou? oh oh. wat gebeurt er? xxx! ja ja ja. kom maar. zo. &~das ə moedervarken. wat? moedervarken. oh, moedervarken. wat ging je hier nou doen? ging je even kijken of die weg gaat? ja. wie? muis gaat weg. gaat. gaat de muis weg? nee, vliegtuig gaat weg. oh, vlieguigje gaat weg. hm, vliegtuig. gaat daar. vliegen. ja, vliegtuig gaat daar vliegen he? hard. harder. harder gaat ie. harder gaat ie? harder, harder, harder? harder, harder, broem! broem broem broem. nou, en gaan we nu naar moedervarken kijken? ja. nou, doe maar open. oh oh. toeter. ja. dat is ə moedervarken. mama. is dat een moedervarken? mama. mamavarken. en wie is dit dan? konijnen. hm. konijntjes. ja. ook ə konijn. dat is ook een konijn. nou, zullen we eens even kijken? ja. varken. in ə mond, ja. wat? waar is het varken? dat is ook ə konijn! dat is ə brief gaan! wat is er met die brief? ə ə in. postbode. naar de postbode brengen? kijk. Evelien. Evelien ook &~ko koekje krijgt. ja? nog pepernoot. haha, neem jij nog een pepernoot? ja. nou, neem ik nog een beetje koffie. Evelien. nee. uit het andere bakje. gaat die. gaat die. mmm, lekker. mmm. gaat die. ga je die eten? ja. uit welk bakje heb je die gehaald dan? de groene of de rode? groene. rooie. ja. oh. Frederike kan al bijna kruipen! kruip Iekie. ə jij ook kruipen. zo moet ie. zo moet ie. ja! zo moet. ie. zo moet ie. zo moet ie. zo moet ie. ja, ga maar kijken, Ieke. zo moet het. ja. ja. he, ja. ah. auto garage. hm. naar Ieke toe. zullen we weer in het boek kijken? ja. nog lezen. pepernootje. zo. goed zo. hee, ga je kruipen? zo, deze in. deze. zit de poes er in? ja. ja. ja. zo. zit je? toe maar. nou. ja, goed zo. goed zo. toe maar. wil je een koekje hebben? ja! zo gaat het goed. Iekie. nee. nee! hm hm. nee! kom maar, kruip maar naar Thijsje. ah. |
ga jij het voordoen, Thijs? ga jij het voordoen? ja. laat eens zien aan Ieke hoe je moet kruipen. Iekie! Iekie kom! kom terug. ah. ja! zo, nou kruipen he? eh eh eh! kan je het nog niet zo goed? ja, laat maar Thijs. ze wil even op haar ruggetje. eh! ze is een beetje moe van het kruipen. beetje moe kruipen. pa pa pa pa! nou. ja, dat krijg je natuurlijk ook nog he? heet xxx. daar had ik niet aan gedacht. xxx. hier moet Iekie. hier moet Iekie kruipen. ik geloof dat dat ruitje niet zo heet is, he? het is niet het is het is op het moment niet zo heet. nou, het wordt kan wel heet worden, hoor. ja? nee. pepernoot. oh! oh, je maakt er een troepje van. er ligt er ook nog eentje achter het houtblok, Thijs. ja. een achter ook. daar achter, bij de bloempot. ja. ga maar zoeken. ja, daar achter. onder. wie is dat? opa 0en oma! zijn dat opa en oma, denk je? ja. bij komen. bij komen. ook. moet ik even helpen zoeken? ja. jij kunt het niet zo goed he? hier. ja. ja. kijk, hier. oh, dat is ook wel heel moeilijk. daar kun je ook bijna niet bij. zo. hi. doe maar weer in het bakje. ja. ja. zo. ə boek lezen. eh. bij de. bakje is op. bij de deur kijken. ga je bij de deur kijken? boten. oh, oh, oh. wil je omdraaien? andere kant. ga je aan deze kant zitten? autos even. kijken. autos even kijken. autootjes. in ə. bootjes ook. benzine tanken. gaan ze benzine tanken? ja. autos. &~mm. autos ook benzine tanken. ja. opa 0en oma! hai! hallo! opa 0en oma! opa moet hekje maken! hier heb ik jou! hier heb ik jou. ja. wie is dat nou, Thijs? oma! oma! hai, Iekepiekie! hallo Evelien. hallo. hai, lekkere kindertjes! hai! xxx. moeten we nou toch gaan lezen? ja. Dikkertje Dap! oh, schatjes! zulke schatjes! oma ook ə kusje geven. ja, het gaat er jou waarschijnlijk vooral om, Evelien, dat ie gewoon kletst. ja. maar dat kan ie nu ook wel doen, of niet? regent ət oma. regent oma. regent het? regent het? nee joh, het is hardstikke mooi weer! he. pas keek ie op een avond keek ie zo wijs naar buiten en toen zei die “het is winter, half negen”. half negen. half negen. half negen. is het nou ook half negen? hee, broekemannetje! wilt u chocolademelk? dat is heerlijk, maar als ik eerlijk ben liever thee. thee. nou, dat is nog veel makkelijker. nou winter. boek lezen! boek lezen! boek lezen, boek lezen. dat &~s leeuw! dat is. leeuw. is dat een leeuw? hee, maar zo kunnen we het niet goed zien. zullen we even. zal ik hem even zo doen? nee. gaan we even vast eentje doen. oma! oma! ja, ho! pas op! oma is even naar de weecee. oma. kom maar even hier Thijs. oma. hi hi. |
eh eh! je vindt het een beetje eng he? vind je het een beetje eng? wie komt daar aan? opa. hoi. Evelien, he? ja. hallo. hallo. opa. ha, mijn jongen. hekje repareren. ja. ja. ja. ha ha. hoe is het? moeten we het hek van de trap maken? ja. ja, gaan we straks doen. maar Evelien moet nog even met je praten, geloof ik. ja. ja! xxx. ga jij opa helpen? is Marlies er ook? die is even auto rijden. ja. &~bo opa. opa. opa heeft ə klokje. opa heeft een klokje? ja. ik ben eh thee aan het zetten en ik heb koffie, maar ik kan ook nog andere dingen maken. of heeft u zin in koffie? ja, xxx s morgens drink ik altijd chocolademelk, maar op school drink ik ook vaak koffie. oma! heeft u van alles in de koffie? alles er in, ja. oma! nou, dan ga ik even melk koken, dan kan ik net zo goed chocolademelk maken. oma! haha. iedereen loopt maar langs jou heen he? zal ik jou even oppakken? dat is ook niet leuk he? word je helemaal vergeten. xxx. haha! ha ha! mooi he, heb je ze allebei hier. er lag er hier eentje zo maar alleen op de grond! oh! was helemaal vergeten! oma! boek lezen! het is een lekker dikkerdje he? ja. oma. boek lezen. oma moet ə boek lezen. ga je met oma boek lezen? dat is misschien wel een goed idee! dat moet toch met Evelien? of niet? nee hoor, mag ook met oma. ja, is dat niet erg? nee. mag &~o. met oma. ik heb altijd goede verhalen er over gehoord, dus eh ja, wij doen altijd ijverig boeken lezen! storen wij ook? nee. ik heb wel de band aan staan, dus eh. u komt er wel op, maar eh het gaat er meer om dat eh. Thijs gewoon een beetje kletst. en dat doet ie wel aardig. die hark. hark. ja, dat is net een grote hark. die kan harken. wat harkt ie dan? even pakken in. zand pakken. oh. ja. zand gaat ie pakken. konijn gaat eten. oh ja, wat leuk. wat is dit? wat is dat nou? ook ə konijn. wat houdt ie vast? wat is dat voor een gek ding? wat zou dat zijn? eten. een mixer lijkt het wel. ik denk dat het een mixer is. mixer. een mixer. een mixer. kijk, gaat ie mixen. moet je eventjes bij opa? konijn. oh, wat is dit nou? aan ə. bijna klaar, klaar! een heel groot huis he? grote huis ə bijna al klaar. het is al bijna klaar, ja. zijn ze aan het bouwen. ook. daar ook. eh eh trekker! ja! aan ə. huis. een trekker. kijk, wat trekt ie nou naar boven? wat is dat? ən bad. ja, dat is bah. wie zit er in bad? worm. dat is Hucky. of niet? of is dit Rinus Rups? Rinus Rups. ja, haha, Rinus Rups. oh, die moet hier staan xxx. |
die moet vasthouden en dat is de. ? weecee! ja, de weecee. en dan moet het bad hier ook nog. dat wordt zeker de badkamer. dat is mooi. deze? die ə ook ə keuken moet ook in! ja. ook ə keuken moet ook in. wat zeg je nu? ja. stookketel. staat hier op. stookketel. oeh. ja. wordt het huis warm mee gemaakt. die moet auto. auto moet ə in ə. garage. ja. jij moet een beetje stil zijn! dat is ə leeuw. dat is ə leeuw. is dat de leeuw? ja. ja. en wat is dit dan? konijnen. dat is. &~sə. oeh, wat een boel konijnen. ə kom konijnen aan. kun je ze nog tellen? een, twee, drie, vier, drie, vier, drie, veel zijn ə. oh, heel veel he? dop. helemaal vol met konijnen. die &~konə. konijn. dansen. klein konijnen. wat doet die nou? konijn. konijn. omhoog. die valt, zie je wel? die omhoog. moet ook. moet weer omhoog ja. hij moet weer omhoog. waar is mama? met de auto weg? ja. aan het rijden? ja. ja, he? wat is mama aan het doen? xxx! xxx. wat? wel. wel. weet je wel, ja. auto. nog ə auto. allemaal autos. en. die. die moet in ə. die auto. kijk, wat staat er boven op die auto? ən dak. ja, bovenop het dak. wat staat daar op? wat is dat voor ding? pot staat ə op. daar staat een stoel op! zie je dat wel? rare stoel. is een schommelstoel. ə dak op ə. stoel! ja. xxx. oeh, wat heb jij lekkere warme handjes. ja. wilt u het liefst gewone thee, of andere thee? liefst gewone. Ieke mag ə niet opeten, nee! nee. ze vindt het ook niet zo lekker. maar mag ze wel even mee eh. spelen? xxx. Ieke dieplepel mooi! Ieke dieplepel. mooi. wil jij nog koffie? ja, ik wil nog wel graag. die is. koken. ja. oeh, wat zit er in de pan? die. die. die. zit in ə pan. die in ə. diertje. in ə &~mo mooi klein bootje. ja. oeh, dat is een grote storm. hele hoge golven. hele grote storm. ja, met hele hoge golven. die boot omvallen. die boot &~o ook omvallen. oeh, gaat ie omvallen? oeh, het lijkt wel he? kiept bijna om. oeh, dat is spannend! even kijken in. klein bootje. ja, dan gaan ze in het kleine bootje. zie je wel? en dan worden ze gered. de boot zinkt, maar de vissers zijn gered. &~fis. &~sein. &~xet. de vissers zijn gered. kijk, hier zie je de vissers. in het kleine bootje. kijk? dit zijn de reddingsmannen. dit zijn de vissers. allemaal konijnen, zie je wel? en varken. ja. ook. die varken gaat die varken gaat omvallen. ja, die varken gaat omvallen. oeh, hij rolt bijna met zijn kop in de taart. zie je dat wel? mmm. əm weer op ə taart. wat is dat voor lekkere taart? appeltaart. appeltaart! mmm! en wat zijn die rode dingetjes? wat zijn dat? varken. varkjes. |
full house! hai! xxx. zijn thuis! ja! wat heb je een mooi kort koppie! dat is aardig leuk, denk ik, voor jou. ja! of niet? ja. hoe meer mensen, hoe meer hij kletst vaak. kijk! die onder kijken onder tafel! hij gaat gewoon door. oeh, die zit onder de tafel! die komt onder het kleed vandaan. ik wist het niet, ik heb gister nog gebeld naar jou. maar het was waarschijnlijk te laat. oh, wat fijn! oh, dat heb je mooi gedaan, zeg! dat is vissen. dat is vissen. dat is ə visje. dat is ook ə vis, dat is ook ə vis. mijn vader heeft een nieuw bandje aan mijn horloge gemaakt. oh, lekker. oh, vissen. da' s ook ə vis. oh ja, vissen zie jij hier. oma dacht dat het aardbeien waren. die s ook eh. dies ook ə vis. oh, nee die vissers, ja. ja, dat is waar. dat zijn allemaal vissers he? allemaal uit de boot. deze? xxx. een twee drie zijn ə. en dit zijn de reddingsmannen. xxx en dan eten ze taart. lekker joh! hoera. xxx! ja! hoera! hiep hiep hoera! theepot. www. mm, koekjes, mmm. die ook lezen. die ook lezen. Matthijs, wat ben je aan het doen? boek lezen. samen met oma? ja. vind je het fijn dat oma er is? nee. je gaat nu eerst naar Christien? hm hm. www. dat is kleine. kaarsje. en kaarsjes. xxx. en hier allemaal ijsjes. hm? gaan ze zeker uitdelen in de trein. lekkere ijsjes. boek lezen! fotos? ja. van wie? nou, van ons gezinnetje vanwege het vijfjarig bestand. leuk. maar dan moeten jullie dus niet zo veel lawaai maken anders is het bijna niet te verstaan. &~disə worm. &~disə worm. &~disə worm. &~disə worm. worm. Rinus Rups. &~winəs &~wəps. ja. Rinus Rups ook. dat is Rinus. is ook! ja. ja. wat zeg je Thijs? Rinus Rups. dat is ook Rinus. ja? ook &~winəps. ja. jij bedoelt Rinus Rups! ja. ja. oh ja, je hebt gelijk. hee, dit is geen koekje voor jou! nou, ze heeft hem al flink te pakken! ja maar dat is helemaal goed, joh! dat kan ze nog niet. jawel, dat kan geen kwaad. ik zal een lange vinger voor je pakken. ja, ze heeft al een halve gehad hoor. nou. mama. kleine stukjes opeten. mama moet ə kleine stukjes opeten. ja, mama moet nou de kleine stukjes opeten he? het koekje is nou stuk, he? moet mama de kleine stukjes opeten. ja. ik ga naar Christien. aju. aju. aju. ə. opa. moet ə hekje maken. ja, moet ie, he. dat doet ie. hij komt straks terug om het hekje te maken. hij komt zo terug. hij gaat even naar tante Christien. de fiets maken van tante Christien en dan komt ie terug. dat is wel goed he? ik vind het hier druk zat, ik loop ook even de kamer uit. van. grote. tante Christien. van grote tante Christien, ja. ja. ken je ook een kleine tante Christien dan? ja. |
kleine tante Christien! wie is dat? ik geloof er niks van. dat is kleine tante Christien. oh, die daar. oh. ja, dat kan. dat is. Noeschka. varken. dat is ə papa varken. dat is ə mama varken. oh, dat is een papavarken en dat is een mamavarken? dat is ə. Ieke varken. een Iekje_varken? heeft ie zelf verzonnen! dat is Thijs varken. is dat Thijs_varken? zit er ook een omavarken in? dat is oma varken. oeh, ik hang aan de haak! oeh, spannend! aan dat haak! aan die haak! hoe kom ik nou weer naar beneden? takelwagen. met de. takelwagen. takelwagen! ja, oma hangt daar in de takel van de takelwagen. hoe kom ik er nou weer uit? hoe moet dat nou? takelwagen weer maken. ja. moet ie mij naar beneden takelen, he? denk je ook niet? jij beneden takelen. naar beneden takelen, he? die is ook leuk, Thijs. nee. vind je het niet leuk? op de rug? in een mandje. takelwagen omkiepen. ja. takelwagen kiepen moet ə. nou, kijk. hij draait. zo naar beneden, he? tjoeketjoeketjoeketjoeketjoeketjoeketjoek. gaat het touw naar beneden. ligt het op de gron. dan gaat de haak er af. en dan kan je er uit. zie je dat? ja. weer omhoog. weer. &~m. trekker. dat is niet ə trekker. trekker en ə xxx. nog ə trekker nog ə trekker nog ə trekker! allemaal trekkers. die. die is. die is ə bootje. ja. bij liggen bij ə bootje. ja. en auto. is dat niet een trekker? dat is auto. xxx auto. oh, is dat een auto. ja. dat is ook ə auto. kiepwagen. een kiepwagen. auto en ə kiepwagen. weet je ook wat dit is? zie je wat dit is? xxx! ken je dat? dat is mais. mais. mais. dat heb ik hem geloof nog nooit gezegd. dat ook ə mais. ja. kan je opeten. zijn allemaal korreltjes mais, zie je dat? korreltje korreltje korreltje korreltje korreltje. en die korreltjes kun je opeten. xxx! mama doet het ook wel eens in de sla. he Lies, je doet het wel eens in de sla he, mais? jawel. je hebt het wel eens gegeten. je hebt het wel eens gegeten. in de sla. nog ə ma mais. oma ook in ə sla. ja, soms doet mama het ook wel eens bij de vis, Thijs. ja. als we visjes eten zitten dan zitten er soms ook maisjes in. ja. xxx! grote vissen eten maisen. bij. grote vissen eten ə. grote maisen. met grote vissen eet je grote maisen? ja. kan ja. best lekker. dit zijn hele grote maisen. en dit zijn allemaal kleine maisen. ook ə mais, dat is ook ə mais, dat is ook ə mais. ja, allemaal mais. ja. lekker. op ə bolletje xxx bij! ja, dat kan Ieke. knap van Ieke. erbij! niet ə pot. die niet ə pot. nee. xxx! die moet op. op. op staan! zal ik jou eens even op de grond zetten, madam? die is af. op staan. |
ja, de mais gaat op de vrachtwagen. xxx! haha, dan kan ze niks meer zien. lekkere kijkerd. Thijs houdt alles goed in de gaten, wat je allemaal doet. xxx! www. xxx! dat is ə brandweerauto, dat is ə brandweerauto. wil je liever op schoot? ja. die niet ə. gemaakt. die niet? die niet ə gemaakt, die niet ə gemaakt. nee. die wel gemaakt. wat is dit? winkel. ja, wat voor winkel? die gaan ə mais. kopen bij de. ja. die. bij de xxx. ja, goed. hier kunnen ze mais kopen. heel goed, in de groentewinkel. groente. groente. mais moet in ə garage bij de. vrachtwagen. oh ja, de mais gaat vast daar in de auto. kijk? oeh, kijk eens, zoveel mais nemen ze mee. zie je dat? ja. oeh oeh oeh, heleboel mais. die ook ə mais eten. ja. eten en eten en eten, tot alles op is. kijk, dat is een grote mais. xxx! pepernootjes! die moet in ə. ə in ə groene bakje. krijg je pepernootjes van mama? bofferd! die zijn er al uit, Thijs. www. boek lezen. xxx. ja. oeh, wat is dat nou? vliegtuig. vliegtuig, oeh. dat is een mooi vliegtuig. heeft ie al een vliegtuig? ja. wel een kleintje he? een kleintje? ə. grote. xxx had laatst een leuk vliegtuig. xxx. van duplo? ja, van Fisher Price. xxx! mooi ding he? ja. groot vliegtuig! groot vlieguig, oh. grote. kleine. xxx! dat is grote. ja. dat is kleine. dat is het vliegveld. dit is kleintje. xxx! je staat er echt wel op, Ieke! echt! ik kan haar natuurlijk even bij haar vader neerzetten. nou. ze is er niet zo blij mee xxx. xxx! Ieke is de kleine stoorzender, haha. xxx! ze is het er niet mee eens. nee. en ze is wel zo makkelijk, he? het is een ontzettend makkelijk kind. wat is dit? dat is ə glijbaan. ja. dat is autos. ja. wat is dit dan? glijbaan. wat is dit? xxx. xxx auto. wat is dit nou? trap. ja, trap. zo kan je het vliegtuig in he? kijk, dit is een auto die brengt allemaal lekkere hapjes. dan ga je een heel eind reizen in het vliegtuig en dan krijg je allemaal lekkers. kijk, hier komen ze al in het vliegtuig. zie je? hier zitten ze allemaal. wie is dat? vos. dat is ə vos. dat is een vos, ja. goed zo. wat moet de vos doen? wat denk je? moet. vliegtuig. ə. vliegen. die moet het vliegtuig vliegen, ja. weet je hoe dat heet? weet je dat wel? piloot. hij is de piloot. piloot. ə piloot. ja. piloot moet het vliegtuig vliegen. ə boven ook ə vos. dat is ook een vos, ja. goed gezien. bij oma loopt ook een vos in het bos. oh ja? ja. bij jullie in de tuin? laatst nog in de tuin en van de week hebben we hem nog in het bos gezien. wat zagen we nog meer bij oma in de tuin? ə paddestoelen. ja. paddestoelen, ja. |
ook! en wat heb je gezocht? ja, wat hebben we laatst gezocht? kastanjes! ja! ook! heleboel kastanjes, he? en ə lekker opeten de kastanjes. ja. bij ə bos. had mama ze nog opgebakken? xxx. haha, bij mij liggen ze ook nog in het potje. hier. ja. die. je hebt ze al bijna op. oh, dat is. dat is lief. moet oma nou een afgekloven pepernoot opeten? mmm! op. is het op? opperdepop. moet ik het even op tafel zetten? ja. je bent zo'n keurig jongetje. zo. ə. ə. dat is nog ə vliegtuig. ja, vliegtuig. en dat is een kleintje. vliegtuig. heeft oma nou dat hele boek al voorgelezen? nee, we zijn zo ergens halverwege begonnen. oh. ook. Thijs ook ə boek. Thijs ə ook ə boeken. ja, jij hebt ook boeken he? waar kijk je nou naar? naar ə blaadjes. naar de blaadjes? ja, mooi zijn die nou he, met de zon er op. het is erg mooi weer he? oh, het is prachtig buiten. we kunnen straks wel de eendjes gaan voeren, Thijs. ach, nou heb ik toch al dat oude brood vergeten! een hele zak klaar gelegd! ə brood eten! heb je honger? waar is opa dan? waar is opa dan? opa is even naar tante Christien. naar Hanneke ook. Hanke ook? Hanke is in huis. die zit te leren. nou, dat hoop ik dan tenminste. wat heb je gedaan vanmorgen toen mama ging xxx? naar bonpa 0en bonma. naar bonpa? ja. bonma was gister toevallig hier. toen ben je even bij bonma beneden geweest he? was bonma hier dan? heeft ze voor opa gezorgd? ə. ə. vos heeft ə. ja, de vos. vos heeft ə koffer! ja, hij heeft een koffer. daar moest ie even over nadenken he? ə. ə naar ə. vakantie toe gaan. ja. oh. ja. zou die op vakantie gaan? ja. oeh, lekker! koffer pakken. morgen ga jij ook naar oma. toch? hier met ə auto! ja, met de auto ga jij naar oma, he? morgen. misschien kunnen we nog kastanjes zoeken. ik heb de hele week nog niet weer gekeken. ə buiten kastanjes zoeken. ja. bij oma in de tuin? &~kasə. &~sa. kastanjes moet ə zoeken! moeten we nog weer proberen he? gaan we kijken. naar de kastanjes. ja. eh. nog ə. eikels ook opeten. eikels? nee, die kun je niet opeten. de varkens, die lusten eikels. die vinden dat lekker, varkens. varkens. varkens ook zoeken! varkens moet ook zoeken. ja, maar varkens kunnen zelf niet goed zoeken. moeten wij ze opzoeken en dan brengen we ze naar de varkens. zoeken. varken moet. moet in hok. zoeken. moet het varken in een hok? in een hok heeft ie geen eikels. er zijn wel varkens in het bos. die lusten ook eikels. die zoeken ze zelf op. maar die heb jij nog nooit gezien, denk ik. eikels. maar die zijn er wel. vanmorgen hebben we nog een paar wilde zwijnen gezien. ja? varkens. eh. |
eikels goed kauwen moeten! oh, ja he? wat zegt ie? varkens moeten goed kauwen op de eikels! ja. ja. niet zo maar doorslikken. ja. zegt mamavarken dat dan? tegen de kindervarkentjes. goed kauwen, jongens! ja. ə ə varken moeten naar buiten toe ook! ja. wilde zwijnen, heten die varkens in het bos. wilde zwijnen. ja he? nee. eikels ə eten varken. ja. ja. kijk, wat doet dat vliegtuig nou? gaat de lucht in he? vliegtuig. in ə lucht in. huuuu! die vliegt. huuuu! xxx. huuu! auto. huuu! ja, kijk en nou gaat ie landen. daar komt ie aan. hoeoeoeoe! naar de water. ja. daar staan ze allemaal. oeh, daar komt grootmoeder aan. oh, Hukkie, zegt ze. ze pakt Hukkie op, zie je dat? xxx. bij de piloot, zie je wel? bij de piloot. oeh, dat is mooi! dat is piloot. ja, dat is de piloot. die moet het vliegtuig vliegen. piloot moet ə. vliegtuig. dat is ook piloot. ja, dat is ook een piloot. die zit altijd voorin. zie je wel? zit altijd voorin. daar ook. daar. voorin. daar. voorin. een twee die zijn in. zit Thijs ook voorin in de auto? ja! zit jij voorin de auto? of achterin? voor. oh. zit je dan op papas plek? ga je dan zelf sturen? nee. voor. Thijs. ga jij voorin? voor en achter he, dat is eh. xxx best moeilijk. Johanne vindt het nog moeilijk. dat is koekieloekie. dat is koekieloekie. ja. is dat Lepe Loekie? Lepe Loekie. Lepe Loekie? ja. daar had ik nog nooit van gehoord, Lepe Loekie. ja, er heet er een Lepe Loekie. ja. maar waarom hij er nou Koekieloekie van maakt, dat weet ik niet. oh prachtig. dit boek zie je elke keer weer wat anders in, he? ja. het is ontzettend leuk. eigenlijk moeten we het gewoon kopen, want eh nou, gaat oma even thee op drinken. dat kun je wel blijven verlengen, dat boek. ja. nou. oma. boek lezen. die. zou je niet nog eens even gewoon gaan spelen? die. ja. zo, wat moet daar nou mee? zal mama even het boek lezen, dan kan oma even thee op drinken, Thijs? oma heeft de thee al bijna op. Matthijs? zal mama het niet even doen? van de boerderij? oeh, dat is spannend. dan. oma die lezen. en dan die? oma, oma. okee. die ook ə trekker zit in, die ook ə trekker zit in! zit daar ook een trekker in? oh. oeh, daar gaat je boek. zo. nou, hier staan al woorden bij he? dat is nog eens een mooi boek. heb je dat van de bibliotheek? ben je met mama wezen uitzoeken, in de bibliotheek? zo. zo moet ie. ja. mooi boek hoor. ja. deze ook trekker in xxx in. mama en Hukkie in. en die? xxx in. en die? worm ook zit in. ja. de worm heet? heeft ie ook een naam, die worm? dat weet ie denk ik niet. naam. |
Wim Worm he? is het niet Rinus Rups? ja, ik vind het ook, maar daar noemen ze het ineens Wim Worm. oh ja, inderdaad, Wim Worm staat er. xxx. Rinus zit te scheren. ja. zit ie zich te scheren? ja. oh. wie is dat dan? mama. is dat mama poes? Hukkie! of Hukkie? kan Hukkie zich al scheren? nee. worm &~sche. scheren. nee. in trekker ook. wil je er kwijt, Bou? hallo, schreeuwmevrouw! het is bijna klaar, Boudewijn! nog vijf minuten! dat is trekker. dat is trekker. dat is trekker. dat is een trekker. dat is grasmaaier. gaat ie gras maaien? trekker. ja. ja. wat is dat nou? mmm lekker. die. eh. stukje taart, die stukje taart, die stukje taart. ja! mmm lekker. kijk! en dit is de tuin. van oma. wat zit er in de tuin? wortel. kersen. kersen. dat is een. &~solt van oma. de zolder van oma. ja. hee, net als oma, weet je wel? het pakhuis bij ons. daar zit ook zo'n katrol aan. weet je wel, waar jij altijd mee speelt? moest opa nog voor je maken. oh, dat moet ie morgen dan nog wel even snel doen. dat heeft ie beloofd. əm. oma. van Thijsje pakhuis maken. ja, een pakhuis, he? moet oma nog even en er was nog een deurtje stuk. weet je wel? moest ie ook maken. had ie gezegd dat ie dat zou doen. twee deurtjes. twee deurtjes, ja dat klopt. het waren twee deurtjes. &~gro. grote deur in grote deur in. boven. grote deur eh. boven. ja, haal er maar op. het is volgens mij www. wat ben jij een bofferd, he Thijs? zo maar met oma een boek lezen. www. dat hekje moet ə ook aan ə kaar. ja, een hekje he? klaar! uitepuit! uitepuit, het is uitepuit. uitepuitepuit! jij bent tenminste een sociaal wezen he? oma nou die boek lezen. ja. mooi he, dat ze zo duidelijk protesteert dan he. dat is niet om op te eten he Emma. hier, dat is van u. mag ik eens die telefoon hebben? zie. hallo. uw telefoon maakt lawaai he. yyy. yyy. danku. yyy. yyy. is een baseball. yyy. yyy. xxx eens den bal? danku Emma. alstublieft. o. wat was dat nu? xxx Emma. zo Emma. ja. oeps. zo. de bal hebben? hoepla! yyy. yyy. oh! daar niet meer aankunnen he. yyy. pas op voor draad Emma. gaan we de bal niet nemen Emma? is zo'n pop. dat nog ni he een pop. pak de bal Emma. yyy. ja? waar is de bal? wat is dat? twee bordjes. yyy. allez pak het maar. ja. yyy. een pop Emma. die gij nog nooit niet gezien he? he? yyy. zie ne keer. is het lekker? yyy. yyy. is het lekker? ja voilà. kom ik ga nog eens een grote toren maken. gij gaat dat kapot doen he wacht nog. oeioeieioei xxx. Kim en ik zijn aan het ontbijten. weet je, Kim, waar we vandaag heengaan? nee. naar Metje. en naar Susanne. nee. |
nee, ga je niet mee? wil je niet naar baby'tje Susanne toe? nee. zullen we dan maar thuisblijven? kom eens bij Tula. kom maar. hee, Kimske! och kleine Tula. vannacht heb je heel veel gehoest, Kim. weet je nog? huh. paar keertjes wakker ben 0je geweest. je hebt gehuild. Kim is verkouden. 0waar is? hm? Tommie was. niet. dansen hè? was Tommie aan het dansen? ik. ik. op ə wat was daar op tv? Tommie. ja? en wat deed Tommie? die aan dansen. was tie aan het dansen? heb jij Pino ook op tv gezien?. muisje ook. meisje ook? en welk meisje was dat? een piepe groot muis. een groot muisje of een meisje? meisje. een meisje. dit. was dat &+nEj niet Lien? ditte? ditte? ja? nou hapje proeven. 0ik denk niet dat je dat lust. hm. en waarom was Tommie aan het dansen, Kim? huh? waarom was Tommie aan het dansen? op een steentjes. op de stenen? op stenen, ja. ditte. ditte. 0dat is hard hè? ja. daar komt. Kim hè? ja, daar komt Kim. en Tula. hallo. daar komt Tula. en Kim hè? ja? Kim vind je dat leuk? vind je dat leuk als je jouw stem daar hoort? hm? vind je het leuk als je jouw stem hoort? uit ə. de hee, 0dan gaan we zo naar Metje en Susanne. en dan gaan we ook eventjes. naar de 0die gaan we brood geven. ja. xxx. hè? daar woon Nina. vlak bij eendjes. bij een ja, Nina woont vlakbij de eendjes. ja. waar? hè? ja. en. Ine. ook. Ineke ook, ja. het is veertien oktober negentientachtig. melk. huh? hee, wil je niet een beetje melk drinken? ja. ja? eventjes je kopje pakken. nou, dan gaan we op schoot zitten hè? hè? mmm! lekker boterhammetje met thee. wat zullen we zo gaan doen, Kim? huh? wat zullen we zo gaan doen? naar Metje. ga je toch naar Metje hè? hm. en naar Susanne? ja? kleine. ja, 0dat is een kleine hè? dat is wel heel klein 0die kan toch. niet lopen hè? nee:, 0die kan niet lopen. kan jij lopen? ja? 0het baby'tje waar we zondag waren, Dirk, kon ook niet lopen hè? huh? Dirk, waar we zondag waren, kon ook niet lopen, dat baby'tje. nee. bij Metje hè? ja, bij Metje. xxx? hè? xxx. 0ik kan je niet verstaan met je mond vol. xxx. &~eh het meisje heeft een gieter vast. zij vult de gieter met water. het meisje &~eh die &~eh geeft de bloemen water. en of de zuster die &~eh die kijkt. ja hartstikke goed. en de zuster die &~eh plukt nu een bloem. &~hm. en de zuster geeft de bloem aan het meisje. en het meisje doet de bloem bij haar hoofd. ja in. in haar haar? ja in haar haar. keurig. de piraat die &~eh heeft de bal vast. en de piraat die schopt &~eh de bal in het water. nu moet ie huilen. want &~eh de bal ligt in het water. |
en hij kan niet zwemmen. &~hm. de ridder die &~eh die pakt heeft een &~eh schepnet bij zich. en die gaat &~ehm gaat de bal uit het water vissen. en het is hem gelukt. en de piraat die is nu weer een beetje blij. &~eh en &~eh nu is tie helemaal blij van ik heb de bal weer. hartstikke goed. &~eh de prinses die koopt een ijsje. ze vindt hem heel erg lekker. dan komt de heks eraan. en de prinses geeft hem aan de heks. de heks vindt hem ook heel lekker. en het meisje koopt nog een &~eh ijsje. &~eh i de prinses bedoel ik. &~hm. &~eh de indiaan die wil een appel kopen &~eh plukken uit een boom. het waait hier een beetje he? &~eh hij kon er niet bij. en nu gaat &~eh probeert op een steen te klimmen. en komt er nog steeds niet bij. nou valt de indiaan van de steen. en dan komt de &~eh &~eh dus de. cowboy die komt dr aanlopen met een ladder. en die gaat &~eh gaat &~eh appel plukken. en &~eh helemaal bovenaan met de trap. en plukt de appel. de cowboy geeft hem aan de indiaan. en nu is de indiaan weer helemaal blij. ja harstikke goed. de ballerina geeft water. ze doet er nieuw water bij bij de kraan. ze plant ermee de bloemetjes van de dokter. de dokter plukt de bloemetjes. de dokter geeft er één aan de ballerina. de ballerina stopt het in haar haar. heel erg mooi verteld. de piraat heeft een bal. schopt hem in het water. de ridder komt eraan. en de piraat huilt. de ridder heeft een net bij zich. en de ridder vangt de bal op in het water. dan heeft de piraat weer de bal. heel goed. de prinses koopt een ijsje. ze likt eraan. ze geeft het aan de heks. de heks pakt hem vast. de heks likt eraan. dan gaat de prinses terug om nog een ijsje te kopen. &~hm. de indiaan wilt een appel. hij probeert op de steen te staan om hem te pakken. hij valt eraf. ja. de cowboy komt met een ladder. en zet het tegen de boom aan. en pakt er één. geeft hem aan de indiaan. de indiaan is weer blij. &~eh de ballerina heeft een gieter. ze vult hem met water uit de kraan. en ze geeft bloempjes bloempjes water. de zuster staat naast de bloempjes. en de zuster plukt één van de bloempjes. en geeft hem aan de ballerina. de ballerina stopt het bloempje in dr haar. dat was hem. de piraat heeft een bal. hij schopt de bal. de bal belandt in het water. een de ridder ziet wat er gebeurt. &~hm. en haalt een visnet. en hij vist de bal uit het water. dan is de piraat weer helemaal blij. super. prinses komt met een euro bij de ijskraam. ze koopt een ijsje met drie bolletjes. en ze geeft hem aan de heks. |
en de heks neemt hem aan. en eet hem op. de prinses gaat nog een keer naar de ijskraam. ja. een indiaan loopt naar de appelboom. hij gaat op een steen staan. en probeert de appel te plukken. alleen hij valt van de steen. dan komt de cowboy met een ladder. &~hm. en &~eh zet de ladder tegen de boom. en haalt de appel dr uit. en geeft hem aan de indiaan. dan is de indiaan weer blij. dat was het alweer. xxx. xxx. xxx. bord. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. ja. warm. xxx. xxx. xxx. warm. xxx. xxx. nee. wat is dat. xxx. ja. nee. nee. xxx. xxx. wortel. xxx. Samson. ja. xxx. xxx. bord. bord. wortel. paprika. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Meinder. xxx. op. op. op. op. ja. xxx. bord. bord. bord. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. ja. saus. xxx. xxx. bord. de lepel. Samson. xxx. xxx. xxx. Samson. xxx. xxx. xxx. Samson. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. stoel. xxx. xxx. stoel. xxx. xxx. ja. ja. ja. nog. nog. spaghetti. Samson. xxx. Samson. Samson. op de televisie. ja. Samson. Samson. xxx. uit. uit. uit. Luna. xxx. Luna. xxx. xxx. Hazel. Carine. Ingrid. Renilda. Jens. Thomas. Marthe. Annemarit. Robbe. Sara. Meindertje. balleke. spaghetti. lepel. xxx. warm. ja. warm. warm. sneeuwman. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. Luna. ja. xxx. xxx. sneeuwman. xxx. xxx. xxx. xxx. sneeuwman. eten. eten. eten. ja. nee. sneeuw. stappen. gedaan. gaat niet. gedaan. ja. xxx. xxx. boekje kijken. boekje. boek kijken. boek kijken. boek kijken. gaat niet. xxx. gedaan. lepel. xxx. xxx. xxx. xxx. drinken. drinken. xxx. xxx. xxx. xxx. water. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. uit. xxx. uit. cola. cola. cola. cola. cola. xxx. xxx. xxx. xxx. bru. uit. uit. uit. xxx. boven. xxx. uit. xxx. xxx. gedaan. gedaan. eten. eten. spaghetti. poes. poes. xxx. eten. xxx. ja. snoep. snoep. xxx. xxx. snoep. xxx. gedaan. gedaan. gedaan. xxx. xxx. pardon. pardon. xxx. xxx. nog. nog. nog. nog. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. beker. cola. cola in de beker. in de beker. apotheker. apotheker. in de beker. nee. xxx. xxx. xxx. chocola. xxx. kast. ja. ja. chocola. autootje. autootje. xxx. autootje. balleke. open. chocola. auto. xxx. chocola. dank u. xxx. xxx. balleke. balleke. mama. xxx. drinken. auto. auto. xxx. de lamp. auto. auto. auto. xxx. xxx. xxx. chocola. eten. eten. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. gevallen. xxx. xxx. xxx. auto. uit. uit. uit. xxx. xxx. spelen. spelen. xxx. nee nee. nee nee. xxx. uit. uit. xxx. uit. uit. uit. uit. xxx. xxx. Samson. xxx. Samson. nee. xxx. xxx. Samson. Samson. Samson. xxx. Samson. kip. xxx. boom. boom. ja. tractor. xxx. xxx. autootje. xxx. draaien. xxx. xxx. nee nee. pakken. xxx. tut. ja. ja. tut. ja. yyy. popje. yyy. de bal is al weg. de bal is al weg. en wat is dat? wat is dat? blanket. eens. kiekeboe. kiekeboe. piep. piek. piep. piep. |
dat is nen telefoon. een telefoon. wilt ge alles tegelijkertijd pakken? yyy. ja? alles tegelijkertijd pakken? een bal he. yyy. een bal. ja bal. bal. en de pop. de pop. de pop. yyy. pop ja. pop. yyy. nee dat is de bal. dat is de bal. telefoon. gaan we dat eens opendoen? dat is een auto. yyy. auto. auto. we gaan ne keer kijken se. twee boekjes. yyy. goed. zet de lepel in het tasje ze. zet de lepel in het tasje. oei wat is dat allemaal voor iets? wat is dat allemaal? yyy. poep. yyy. dat is popje. aai popje. yyy. aai popje. yyy. aai popje. moet het eten? eten. zo dat is voor te eten he. in boekje kijken? gaat ge in boekje kijken? dan zal mama meekijken. wat staat er hier op? kijk. kijk eens. kijk eens. oooh. een jas. ja maar. niet te rap he. en een bloesje. wilt ge kijken? hebt ander boekje gevonden? een bloesje se. oh, zie eens. schoentjes. yyy. en een kleedje. een kleedje voor een meisje. he. een broek. een jeansbroek. een jeansbroek. en laarsjes. ga je niet kijken? gaan we niet kijken? het is veel ineens he jongen. het is veel ineens he. he? het is veel speelgoed ineens he jongen. wat is dat hier se. oh. oh. oh. moet nog niet wacht hebt ge de bal weer? oh. zien eens. koeltoren. kijk eens Hennes. kijk eens Hennes. kijk eens Hennes. kijk eens. oh. net zoals ik. het is nu tweeentwintig november. 'sochtends aan het ontbijt zaterdag. tweeentwintig november. negentientachtig! nog keer. nee. nog keer. tweeentwintig november negentientachtig. nee. nog keer! jij moet vertellen en dan &+t draaien we het straks terug. moet hard. moet hard. dat kan nu niet. nu nemen we op. nu nemen we op. straks spelen we terug. kijk maar. we zullen even terugspelen. zeg nog maar wat. uh. ik wil. even aflikken. wil je het even aflikken? tafel. hier. eet je pap nog maar even helemaal op. Thomas. d'r. zit nog in je bordje. en dan maken we straks schoon. he. uh Loekie hebbele. helpen. nee. helpen. nee. nee. zal ik jou helpen? nee. hebbele. zo. nou heb ik je geholpen. he. nog een uh. het is op. moet hard doen! ga maar wat vertellen aan de taperecorder. moet hard doen. moet je goed opletten. Thomas. ik zeg wat he. kijk. een twee drie vier. zie je wel. ik uh &+k drukken. snap je hoe het zit nou? kom die weer. ja. die taperecorder. die neemt op wat jij zegt. als Thomas praat. dan komt dat in de taperecorder. snap je wel? ik wil een een banaan. ik heb geen banaan. je kan wel een mandarijntje pakken. ik wil. &+mɑ &+n uh &+sɛx banaan. ik heb geen banaan. ik wil &+sɛx banaan hebben. Thomas. jij kan een mandarijntje pakken. uh. een mandarijntje of een sinaasappel. uh ja. ja. allemaal? ja. allemaal. allemaal? ja. allemaal sinaasappels. oh. nee. haal er maar een. nee. allemaal sinaasappels. |
en nou een mandarijntje. jij niet &+wit &+n jij niet aankomen he. nee? jij niet aankomen. goed ik kom er niet aan. nee. oh! nee. uh nee nee! niet aankomen hoor. neehoor. www. dat is ook een sinaasappel he. www. moet dat. effe eten. uh gaan we. eten. ga maar op je stoel zitten dan zal ik hem schillen. he. ja. zo. goed gaan zitten. &+lə sinaasappels. schillen. en dit ook sinaasappel. ja. zit gaatje in. zit er een gaatje in? oh. zo Thomas. wat gaan we vandaag doen? zit een gaatje daar. zit een gaatje. wat gaan we vandaag doen? ja. ja. wat gaan we doen? ga jij naar Bianca toe? nee. we gaan niet naar Bianca. niet naar Bianca toe. wat gaan we dan doen? ja. jij blijft bij Loekie. ja. ja. gaan we boodschappen doen? uh ja. bij Albert Hein. he. ga jij spelen? he. etjebee? esjebee. wat betekent dat? esjebee. esjebee? esjebee. www. ja. doe maar open. maak hem zelf maar los. mm. jij. niet aan de mandarijntjes. komen. nee. ik kom er niet aan hoor. ze liggen hier. Thomas mag wel mandarijntjes komen. Thomas mag ze straks terugbrengen. weer opruimen. he. nee. moet niet opruimen. mm. maar je mag ze niet eten hoor. oh. oh. oh. www. moet ik je helpen? &+omi! &+omi! &+omi! omi? oh. oh omi. oh ja. xxx. open. ikke. ikke. ikke! Thomas doe gewoon! niet zo drammen! uh zo we hebben nou even een stukje onderbroken he. was even ruzie he. moet je je laatste stukje sinaasappel niet opeten? sinaasappel. ja. waar zitten ze in? in een uh uh. netje. netje. ja. zitten in een netje. waar is het gat in het net? waar is het gat? ergens moet het zijn. he. moet openmaken. waar is gat nou? ja. waar is het? ik kan het ook niet vinden. oh daar is het he. hier is het gat in het net. zie je wel? daar kan je de sinaasappel in doen. nog een. even. nog sinaasappels. met steeltje erop. ja. en nou nog een beetje. nog &+be beetje steeltje d'rop. ja? mm. meerollen. meerollen. meerollen appel daar door. hoeveel sinaasappels zijn dat? hoeveel? xxx nou? he. dat is moeilijk he om ze te pakken. valt niet mee. mm. zo. het zijn vier sinaasappelen. een twee drie vier. uh moet je niet. de sinaasappel terug. mm. moet je niet aan. sinaasappel aan &+r Roef geven. neehoor. Roef lust dat niet. Roef vindt dat niet lekker. wij. ik. ik sinaasappels. allemaal voor Thomas. ja. zijn ze allemaal voor Thomas? ja. Loekie. zijn allemaal voor Loekie. en Thomas. en voor Loekie. en voor Doortje. en Ad. en Thomas. oh zo. deze is voor Loekie? en die is voor Doortje. en die is voor Ad. en die is voor Thomas. uh ja. ja. is er ook eentje voor opa? ja. hier. nee. die was voor Loekie. dit. die was voor Doortje. dit. die was voor Ad. uh. die was voor Thomas. |
waar is er nou een voor opa. hier. nee. die was voor Ad weet je wel. uh dit. voor Doortje. dit. voor Loekie. dit. voor Thomas. mag ik stukje? en hier deze. deze is voor opa he. en dit. voor voor wie is die? ja. voor wie is die. ja. zeg het maar. van Janneke. van Janneke. ja. oh. waar is &+xə gatje nou? waar is het gat in het net? uh ja. hier. hier is het gat in het net. uh een meloen. zo. nee. dat is ook een sinaasappel. en nog sinaassappel. zo. hoeveel zijn het er? zullen we ze tellen? uh ja. kijk. moet je ze op een rijtje leggen zo. beginnen we hier. een twee drie vier vijf zes. zes sinaasappels. schillen. oh. nee. Thomas. niet schillen want je hebt er al een gehad. kijk maar je hebt er al een gegeten. dit schillen? nee. nee. dat doen we niet hoor dan word ik heel boos. moet schillen. nee. kijk. dat was jouw sinaasappel. nou krijg je niet meer. nou mag je er alleen mee spelen. we gaan ze nu niet schillen. morgen krijg je d'r weer een. kan niet. he? kan niet. nee. dat mag ook niet. kan niet. wil weg. mm? wil wel. het mag niet. wil wel. nee. Loekie vindt het niet goed. wel schillen. weet je wat wij dadelijk zullen doen? uh. in het boekje kijken. nee. nee. xxx dat boek. in het boekje van het jongetje en het meisje. xxx Thomas. he? xxx Thomas. nee. ik help je niet. hebbelen wel. hebbelen wel! nee. ik help je niet. hebbelen wel! hebbelen wel! hebbelen wel! Thomas als jij stout bent zet ik je op de gang. uh wil jij eventjes een plasje doen? &+nn nee! ho. ho wat krijgen we nou? uh. ik word boos hoor. je moet wel opletten. uh nee. die sinaasappels daar mag je nu alleen maar naar kijken. nee. Thomas je weet best dat dat niet kan. als jij een sinaasappel hebt gegeten. dan heb je genoeg. dan mag je niet nog een sinaasappel. he. &+d die schillen. nee. ik schil nou niet meer. die schillen. die schillen. ga ze maar weer opruimen. nee! moet niet. leg ze maar weer in de la. nee. en dan kom je terug. en dan ga jij bij mij op schoot zitten. en dan gaan we samen een boek kijken. moet niet &+d moet uh. xxx. uh moet &+d moet Thomas. die voor Thomas. is die voor Thomas? ja. en welke is er voor opa? ja. hier. oh. ja. en welke is er voor Doortje? dat voor Thomas. mm. voor Thomas. die is voor Thomas morgen he. morgen mag hij die eten. hier voor Door. oh ja. en. dat voor. &+o. dat voor dat is die &+wa dat is voor Ad he. een meloen. nee. dat is een sinaasappel. ja. hij heeft een bultje mm. ja. hij heeft een bultje. ja. ja. een uh. kun openmaken? nee. |
we maken ze nu niet open. welles samen. he. samen. samen schillen? nee. we gaan ze niet schillen Thomas. wel samen. he. samen. nee. ook niet samen. uh samen! Thomas! ik zei we gaan ze niet schillen. moet samen! jij hebt al. een geschilde sinaasappel. nee. &+dn die mandarijntje. &+n mandarijntje. die mandarijntje. weet je wat? ja. jij mag dat mandarijntje hebben maar dan ga ik de sinaasappels opruimen. help je mee met opruimen? openmaken. ik ga. &+ɛdə openmaken. oh zit gaatje. zit. heel gat in. gat in. openmaken? openmaken? moet ik het netje mandarijntjes openmaken? openmaken? ja? zo. mag je er eentje pakken he. een en dan niet meer. um doe je dan. ik heb het opengemaakt. ik xxx. ik ga mag je er eentje uitpakken. ik ga. even tweeen. het is nu tweeentwintig november. negentientachtig. &+ɛskə voor. Doortje en. en voor opa. en voor Thomas. na het ontbijt. ja. dat is voor Thomas. ja. die is voor Thomas. en voor wie is dat? voor Ad? is dat voor Ad? en. die voor Doortje. ja. oh. en. die? voor Janneke. voor? voor. voor wie? ja. voor. nog voor Doortje. weer voor Doortje oh. ja. en nog voor Doortje. uh. wie is dat? voor opa. oh. &+xua. ga ze maar tellen. &+lə &+o opa komt. opa. opa. en voor wie is deze? uh &+bv. wie is. deze nou? ja? voor mevrouwen. voor mevrouwen. ja. oh. welke mevrouwen? uh ja. die mevrouw. die mevrouw? oh. en voor wie is dat hier nou? een &+hɑ &+wə wat is dat? nog. ook voor Thomas. ook voor Thomas. oh. ik dacht dat Thomas er al eentje gehad had. dit. mag ook eten. eentje mag je d'r eten he. dat ook voor Thomas. leg maar neer. die moet dit. dit eten. eentje mag je d'r eten. nee. dit eten! nou eet het dan op! schillen? ja. Loekie schillen? zal ik het voor je schillen? ga jij die maar eens tellen. die jij daar hebt neergelegd. ja? zo mooi op een rijtje. een deze Loekie schillen? ik ga d'r maar eentje schillen Thomas. welke zal ik voor je schillen? die of die? ja. die of die? deze? leg die dan maar daar. ikke. ik. wil helpen. helpen. zo. ikke. ikke. ikke. ik alsjeblieft. nou kan je het zelf verder doen. ik voren. ik horen. ik hoor schillen. in in asbak. ja. schilletjes in de asbak doen. oh! voorzichtig zijn. ja. voorzichtig zijn. anders gaat kapot. hier kapot. ho. wacht. allemaal. dat moet je niet doen. www. Roefje. Roefje is het stoute &+j. jongen. Roefje stout. Roefje stout. ja. wat heeft ie gedaan dan? Roef is heel stout. ja. Roef. is stout Loekie. ja? maar waarom? Roef is. stout buiten. oh. Roef is &+p stout buiten. Roef is stout buiten. wat doet hij buiten dan? ja. nou? &+b &+mi. oh. is dat stout? verrassing. verrassing? oh &+fə van de &+bvvv wat. wat doet Leslie nou? wat doet Leslie dan? ja. Leslie ja. &+ddwz. |
wat doet Leslie dan? dat is ook voor Thomas. oh. dat is Thomas' mandarijntje ja. openmaken? ga je ze tellen? ikke ikke. ikke!. ik doe het. even. openmaken. even openmaken. xxx. die die die! die. Loekie die. Loekie die! Loekie die! Loekie die! ja. zal ik je helfe helpen daarmee? kijk dan moet je ze zo nee. ikke een voor een. uit elkaar halen zo. niet in je mond proppen. een twee. drie vier. ben jij zo verkouden Thomas? www. dan moet je de andere mandarijntjes weer terugdoen in het netje. he. ja. jij hebt jouw mandarijntje al op. doe ze er maar weer in. ja. mmm. dit. ja. dit schillen. doe er maar in. schillen. nee Thomas. je hebt nou een mandarijntje gehad. willen! hee! nee. willen. je mag er maar een. schillen. schillen. nou schillen. Thomas hoe schillen. hoe vraag je dat lief? schillen? hoe vraag je dat lief. schillen? hoe vraag je dat lief? ja? Loekie? &+ɨwə dit schillen? oh &+da. oh valt om! ha ja! hij is gevallen pak zelf maar. zo. oh. oh voorzichtig maar. &+də dat is ook voor Thomas schillen. schillen? schillen? Thomas je mag er nog een. ja. uh dit schillen? en dan niet meer he. dit schillen? goed. maar dan gaan we ze eerst opbergen. gaan we &+dɨ eerst gaan we deze opbergen. opruimen. in de la weer. nee. moet die die &+m hoeven niet in de la. nee. die mag je daar leggen. dat moet ditte uh hou die maar apart. uh. leg die maar apart. leg die maar daar. he. nee. ikke! kijk. die. die mag je houden. leg maar neer. die is voor Thomas. en deze moeten weer terug. he? dit moet allemaal weer terug en die mag Thomas houden. ga je dit terugbrengen? Thomas? hee. hee. uh. ga je dit terugbrengen? nee. ik wil deze. &+kwww. wil je d'r nog mee spelen? www. he? dat schillen. dit hoeft niet. dit hoeft niet. oh. goed dan niet. uh? ja. dat moet je hier leggen. ja. leg maar neer. zo. &+s &+s schillen? en en die. daarin. ja. schillen? maar dan moet je deze weer daaarin doen. die moeten terug. nee! nee Thomas. we gaan niet stiekem twee d'ruit laten he. anders vreet jij je nog helemaal bol van de mandarijnen. &+s schillen. &+x schillen. goed. zal ik die schillen? &+m ja. ja? moet je eerst deze terugbrengen. nee. ikke! nou dan is die voor mij hoor. zo. nee! nee! &+ni niet zak doen! niet in zak doen! nee! nee! oh. nee. www. Thomas. luister nou goed. jij mag nog een mandarijntje eten. maar dan niet meer. hier. geef hem maar. wat is er nou wawawa. zal ik deze opeten en jij die? dit opeten? die is van Loekie he. van Loekie? ja. deze is voor Loekie en die is voor Thomas. en dit gaat straks weer in de la he? schillen. schillen? Loekie? ja. wat is er dan toch jochie? ik doe het. |
ga jij d'rmee verder? ik doe het. ik doe het. goed. zo. zo. in in asbakje. rommel. mm. zo gekkie. heb je lekker geslapen? ja. ja? ga naar slaap. he? ga naar slaap toe. gaan we naar slaap toe? ja. straks gaan we naar de grote slaapkamer. gaan we samen een boekje lezen. op slaapkamer. ja. dit is uh zo ik ook he? &~ehm een ballerina houdt een gieter vast. &~ehm ze vult hem bij de kraan. &~ehm ze geeft de bloemetjes water. en dr komt een z dokter aan. &~ehm de dokter gaat de bloemetjes plukken. &~oh en ze geeft een bloemetje aan de ballerina. &~ehm de ballerina stopt hem in haar haar. heel goed. &~ehm een boef met een voetbal. &~eh hij schopt ertegen aan. de bal valt in het water. er komt een ridder aan. &~ehm de ridder heeft een visnet. en hij vist de bal uit het water. en de boef heeft de bal weer vast. prima. &~oh. &~ehm &~ehm de prinses heeft staat voor een ijskraam met één euro. ze heeft een ijsje gekocht. en ze geeft hem aan de heks. de &~eh de heks vindt het ijsje lekker. &~ehm. vertel maar wat je ziet. &~oh de heks likt aan het ijsje. de &~ehm dan gaat de prinsesje weer naar het kraampje. met de euro. heel goed. &~hm een indiaan loopt naar een appelboom. met een steen ernaast. wat zei je? met een steen ernaast. ok. &~ehm hij gaat op de steen staan. en en wil een appel plukken. dan valt ie van de steen. er komt een cowboy aan met een ladder. de cowboy plukt een appel. hij geeft de appel aan de indiaan. de indiaan is blij met de appel. super. doen we de bandrecorder aan. ja. huh? tasje. wat? meisje zingen. o! huh. nee. hee kijk es. ja. wat is dat? dit. wat is dat? bus. is dat een bus? volgens mij is het een puzzelstukje. eten. nee. dat kan je niet eten. bus. boem. van de puzzel. mama! bus. Niek. bus. ja. heb jij niet met iemand met zo'n puzzel gespeeld? ja. heb je het toen meegenomen? ja. Hajo. Harry? nee. dat is toch niet van Harry? dit. nou. hee. tractor. xxx. zullen we een huis bouwen? nee. nee. die. of een huis voor de auto? nee. niet huis. zullen we een nieuw huis maken? mm? tractor huis. tractor huis? ja. dan moeten we toch even met de lego. mag niet. mag dat niet? nee. waarom niet? mm? &~tau &~tintcə &~tau &~tintcə xxx. wat wil je? drinken? 0dat mag niet! nou ja! hee. mag niet. waarom niet Niek? mag niet. mag zullen we met de blokken gaan toren maken? o. zullen we een toren maken? nee. een huis met de eh toren huis. mm. Niek wat wil je drinken? thee. thee? ja. even een hele hoge toren maken. nee. dat je &~hejə xxx. wat? tractor rijden. ja! tractor rijden. en wat gaat de tractor doen dan? tractor &~rei ho. |
hoho nou is ie kapot. pot! ja. eh tractor rijden? dat komt door de tractor ja. maar ga ik wel weer een nieuwe maken. moet je niet meteen omgooien hoor. nee. zo. welke nou? uh uh. nog meer. &~mm &~mm. nog meer? zo. zo. tractor. die er nog bij? mm. nee. die erbij? ja. en nou? uh:. o! ja. die hier. mama? drinken. ja. mama heeft het theewater opgezet. thee maken? ja. uh auto. auto! wat bedoel je? auto rijden. moet daar de auto rijden? ja. zetten we er ook even een auto op. zo:. auto. en nou? nou? wat gaan we nou doen? auto hoog. auto heel hoog? ja. oh dan gaan we omhoog doen. ja. zo hoog? nog hoger? nee! zo hoog? ja. hee! hee. mama. auto hoog. ja. die auto staat hoog. het lijkt me wat koud. zo op de vloer. nee. benen. maar als je je broek aanhebt dan kun je ook spelen. huisje bouwen spelen, papa. bouwen. doen we de broek zo aan. ja. huisje bouwen. ja. uhhuh. met Lego? waar dan mee? nee. hier spelen. met de blokken? uh uh uh. een huisje bouwen. tractor huis. tractor huis! ja. hier auto. tractor huis. hoe gaan we dat doen? zo? tractor. Niekje mee. waar zit dat dan? tractor. rijden. oh moet groter maken huh. huh? moeten we groter maken. nee. huisje xxx. tractor. tractor. wat is dat? nee. tractor. dat is geen tractor. dat is een vrachtauto. nee. tractor. nee. dat is een vrachtauto. hier vrachtauto. vrachtauto. ja. mag niet! die er ook bij? nee. doe jij maar. nee. poepen. moet je poepen? mama! poepen. ja. dan gaan we even naar de wc. kom maar. nee. rijden. of wil je op het potje? xxx. thee. Niekje thee. ja. Niek krijgt zo thee. xxx. oh je bent al aan het poepen huh? dat is de bescheurkalender. achterop een visueel grapje. lichtje aandoen huh? mama, poepen klaar. mama! Niek, ben je klaar. ja. oh. is het alweer gebeurd. xxx. even billetjes afvegen. zo. klaar. kom gaan we even de broek aantrekken. even broekje aantrekken. zo. papa! ja. ene been. autohuis! wat? autohuis kijken Niekje. Niekje naar het autohuis kijken? ja. wacht even. zo andere been. oh been. hoho doe je nou? tout. tout? verkouden! verkouden. ben je verkoden? ja. hoe komt dat? ja. dat is hoesten he? hoe komt dat? kijk eens wat een hoge toren. tractor rijden. xxx. oh ga je hem weer omrijden nee. nee. nee! zo! zo! ga je nou een nieuwe bouwen. ja. toe dan. nou. papa bouwen. papa bouwen. geef jij de blokjes maar aan dan. volgende toe maar ja. nog een. zo klaar! &~y:. wat? nog meer! nog meer? nog. oh oh oh. klaar! klaar. is ie zo klaar? nee. wat gaan we dan doen? tractor. moet die er bovenop? &~u:. geef mij nog es een blokje. ja. zo: nog een blokje erbij. nog een blokje. welk blokje? nog meer hier. nog een. die? nee:. geef dan een blok aan. |
ha daar is de thee. &~i thee! uh eten. molen. de thee moet nog even trekken hoor. is au hoor is heet. mama. mammie. even wachten moet kijken. is nog niet goed nog niet klaar. uh uh drinken. even wachten. &~tot eten. mm:! wat zijn dat nou? zijn dat nou? wat zijn dat dan? wat is dat. wat is dat. eten! wat is dat? wat zijn dat? mm. bonbonsje. bonbonsje? nee:. zijn dat? koekje! &~a:. hij doet koekiemonster na. papa heeft ook koekje. klaar. &~a:! xxx je of de thee wel goed is? nee. even kijken. mm! oh! daar zitten allemaal velletjes in. uh. thee uh blaadjes. zie je wel. moet even het theezeefje pakken. thee. papa! ja? Niekje. wat? Niekje. in. papa. zo. wil je een beetje melk in de thee? &~mm. het zal nog wel heet zijn hoor. heet. &~mm. mama zitten! ja. mama drinkt ook een kopje thee. welke zullen we aan mama geven Niek? thee! ja. ha:! welke zullen we aan mama geven Niek! ja? welke zullen we aan mama geven? die of die? nee. die. ok. die. ja. zo? dragen. mee. mee! kamer. wat? mee kamer. drinken. wil je in die kamer drinken? ja. die kamer drinken. die kamer drinken. of zal ik het even wat vergemakkelijken en bij jullie komen zitten? ja. bij je zitten huh? ja:. bij je zitten. dit. dit. heet! mama heet. is de thee warm Niek? ja. datte hebben. daar ligt nog een half koekje voor jou. is nog koekje. hoef je die niet meer? au! mama. nee. kan wel nou. au! pijn. nee. joh het is niet meer heet. je moet niet zo slinks kijken! is niet warm he? xxx hebben. wat? dit hebben. moet je die hebben? ja. waarom? die is van papa. jij hebt toch al. handje. wat is er met je handje? au. is het au? ja. thee. nog meer. au. wat heb je vandaag gedaan met mama. Jopie. ben je bij Jopie geweest! boven. ook nog boven geweest. hamer boven. heb je Joop geholpen? ja. papa auto. huh! regen! geloof het niet hoor. het regent niet. lijkt wel net alsof. donker! oh. donker. maan! nee. de maan is er nog niet en ik weet niet of de maan te zien is. nee? veel wolken. Niekje buiten spelen. Niekje buiten het is nou zo koud joh. koud. ja. koud ja. auto &~a:. auto &~a:. huh? auto &~a:. die! die! en waar zijn we nog meer geweest Niek? want we zijn bij Jopie geweest maar we zijn eerst op het oh papa. laat het er maar niet uitvallen. nee. uh kapot. papa, kapot. &~e:. zo. waar ben je nog meer geweest met mama. Joop! ja. en toen? buiten spelen. stap stap stap stap. au. stap stap stap stap au! ja. je bedoelt de trap in het postkantoor. ja. nog meer! wat hebben jullie gedaan in het postkantoor? nog meer. nog meer. moet je nog meer thee? ja. dan wordt het weer warm hoor. |
drink het maar eerst even op dit. drink eh op. zo. mama, meer thee. mama, meer thee. mama haar thee is nog niet op. meer. mama. er zit nog meer thee in de pot. &~e:. ikke Niekje thee drinken. thee drinken. zo vallen de theeblaadjes in je kopje. ja. kijk dan valt dit eruit. niet lekker zie je. wil je nog een beetje thee erbij? zo. thee in. nou moet je dat eerst even opdrinken. opdrinken. au. als je nog meer lust dan krijg je nog wel meer. au! au! er is hier melk hoor Niek. he? er is hier melk. oh! oh hier. nog in. ja. doe maar zo. opdrinken. maar we hebben ook boodschappen gedaan. boodschappen. ja? waar? ja! postkantoor. wat? postkantoor! oh. ja. postkantoor. deze. en in de Hema en wat hebben we daar voor jou gekocht? ja. laat maar aan papa zien zit daar in die zak. wat heb je gehad? hier. daar staat het. pak Niek. pak dit. papa! kijk es. oh een pakje. wat zit erin? hier. oh wat is dat nou? dit. wat is dat? Niekje. is dat voor Niekje? ja. wat is dat dan? uh trui. uh een trui! laat me niet lachen. wat is dat dan. dit. trui. nee. is een broek broek! ja. uh &~tətə topies. zitten er knopies aan? ja. in stappen. kun je in stappen ja. ja. een twee vier zes. een twee drie vier vijf zes? ja. maar jij wou niet passen huh? nee. heb je hem niet gepast. nee. dan weet je niet of je hem wel aankan. nee. zullen we even passen? nee. oh. uh trui. dit passen. wil je die even passen? ja. trui passen. broek passen toe maar. zo doe dan maar even deze broek uit huh? ja. uit huh? ja. uit. je onderbroek mag je wel aanhouden. je hoeft alleen maar een bovenbroek te passen. nee:. ja. kom maar. boven. zo andere been. amme been. ga maar even staan zo. hee wacht even je sok zit niet zo goed. uit. passen. ja. ho! beetje groot huh? zit ie goed of is ie te groot? wat denk je Niek? is ie goed Niek? nee. nee. waarom niet? uit. moet ie uit? ja. hij is een beetje groot huh? mag mama even zien? oh het is alleen daar doet ie het al. ja. ja. nou. he, gelukkig. het is allemaal toch goed gekomen. hee, hoef je niet naar Kiko vandaag? nee. oh. had de juffrouw vakantie? hi hi. nee dat heet geen juffrouw. hoe heet ze dan? Lucia. oh. hi. maar was Lucia er niet? ja. dat wel? maar er zijn andere kindjes, of niet? ja. oh. xxx. van. jou. xxx. koeke. een appelkoek. hee, daar gaat ie weer! oh! kijk! kijk daar! kan zitten. ja. kan de schildpad ook zitten? nee. wat kan die dan? alleen maar tegenaan staan. kijken? ja. nou, gezellig wordt het op de bank, zeg. beertje. in de. xxx. xxx aap. ja. xxx. hoort dat? ja, dat. |
dat hoort? koekje! koekje. ga jij de koekjes maar even uitdelen, Thijs. ja. oh. niets in de koffie, geloof ik he? nee, zwart. neem jij deze? ehm, ja, ik denk het wel. dank je wel. en. lekker hoor. papa, pak jij deze ook? lijkt je dat een lekkere voor mij? die pak ik. pak je die? is die lekker? hier papa. ja, doe het deksel er maar op. nee, kan eh niet. kan je dat niet? oh, roosvicee! je kan het deksel er wel afhalen maar niet er op doen, geloof ik. ja ja, van die eenzijdige eh. handelingen, he? piepdoosje is dit, he? hee, kijk eens. hee, weet je wat ik heb gedaan? ja? ik ben op vakantie geweest. ja! en weet je wat ik bij me heb? ja. wat denk je? fotos. ja! wil je die zo zien? daar wist je al van, he? je had ook een kaartje gekregen, toch ook? oh ja, had je post gekregen? waar is dat kaartje? van Denemarken. nee, dat was een andere kaart. Denemarken! Denemarken. ja. ja? is die op jouw. ligt het op jouw tafeltje? ja. www. wat stond er op die kaart eigenlijk? ik weet het niet meer. een molen. was dat een kaartje uit Engeland? ja. van die stoomtreinen? ja. kijk eens, Thijs? ga jij maar eens laten zien, al die mooie kaartjes. oh, je hebt een heleboel kaartjes gekregen! kaart! oh, dan moet je wel even vertellen, van wie allemaal. kaart! jij hebt ook een kaart. deze is van Denemarken. ja. oh, met molens er op. allemaal molens. ja. trein en molen. ja. daar. ja. van wie is die? van Denemarken. ja. wie heeft die opgestuurd naar jou, dan? bus. in de bus? was het in de bus gekomen? ja. ja. en deze dan? is van. xxx. die is ook mooi, he? ja. wat zijn dat? mooi. ja, heel mooi. deze ook nog. en wie is dit? wat is dat? dit zijn xxx. oh. van wie heb je die gekregen? die heb ik ook. heb jij die ook? zo'n trein? hee, van wie had je dat kaartje gekregen, weet je dat nog? nee. van Evelien toch. ja. eens even kijken. ja. het schijnt dat ik ook nog daar heb gezeten, vroeger. www. ik strijk nog even door. ja, is goed hoor. leuk hoor. mooie. ja, veel treinen, he. trein! daar een lange trein. komt daar vandaan. ja. trein! heb je ook een trein, Iekie? kijk. oh ja, ook een trein. en eens even kijken. oh ja. daar staat ook nog een trein. ja. onder dat brugje. ja. en hier dan? allemaal stoom. ja. stoom! tjoeketjoeketjoeketjoek! komt allemaal stoom er uit, he. koekoekoek! had je hier ook wel eens een stoomtrein gezien, Thijs? uit het raam? hier. ja. ja. xxx. ja, volgende keer. ja. vorige keer. vorige keer, he. toen reden ze zomaar. hier bij de Ramstraat zo. bij de rails toch, of niet? ja. wat zeiden ze, de treinen? stoom ging er toen uit. |
oh ja? toen waren. overal stoomtreinen. hele grote wolken! hele grote stoom! ja, dat is nog eens wat anders dan die kleine wolkjes die jij wel eens maakt, he, met de lego. wil jij bij mij hier zitten hier bij. bij het tafeltje? ja. ja, maar ik zit wel lekker op de bank. wil jij in je kleine stoeltje Thijs? pak je kleine stoeltje maar. hm, ik zit een beetje tegen de schildpad aan. ga jij deze zo xxx bij mij zitten? ja. zal ik even kijken of ik de fotos kan vinden? even kijken, hoor. wij hebben ook wel fotos. hm hm. foto. die had ik een keer gezien, he. waar waren die fotos van? weet ik niet. van vakantie, toch. ja. nou. Frankrijk, toch? van Frankrijk. kijk! waren wel hele leuke fotos, hoor. xxx. nou, kijk eens even. wat is dit? allemaal autos. ja. autos! en. ? boten. en bussen. en die autos en die bussen. gaan. op de boot. ja. een hele grote boot! zie je? waar is de boot dan? nou hier komt de boot al aan. dit is een stukje van de boot. daar is de boot! zie je? ja. waar zijn de. bussen dan? ja, die zijn er allemaal zo, floep, opgereden. en op de boot. zijn allemaal mannetjes. zie je? ja. en die, die doet even zo de klep dicht. zo, oeh! nou, en als die klaar is, dan zegt ie, we kunnen varen! en dan gaan we weg. zie je? hee dat is de man. ja, die kijkt naar die andere boot. ja. en hier, zie je? zijn ook allemaal weer vrachtwagens en bussen er op. moeten die er weer op gaan? ja. en die gaan allemaal op de boot en dan gaan ze heel ver varen. en als ze dan aangekomen zijn dan moeten ze allemaal weer er af, he. zo kunnen ze er op en er af. ien, ien. groot, he. ien. ien. ien, ien, in, in. in in! nou, dit is Noortje. ik was met Noortje op vakantie. kijk eens. en toen kwamen we deze tegen. wie is dat? hondje daar. ja. die zit daar op het kleed. ja. kleed! heeft een bakje bij zich. van de hond. ja, wat zit er in denk je? melk. ja, kan die lekker drinken. melk! ie ie! en. wil je ook kijken, Ieke? ja. straks laat ik het wel zien. kijken. en ehm bij wie hoort dat hondje? weet ik niet. ze hoort bij. dat mama. ja. wat doet ze? weet ik niet. wat is dat? weet ik niet. viool. viool. ool. aan het viool spelen. oh, en hier zijn we aan het picnicken. hebben jullie ook gepicnickt? ja. ja? toen waren we heel ver naar. Frankrijk gereden. oh. en toen gingen jullie daar picnicken? ja. wat hadden jullie allemaal meegenomen om te picnicken? bordjes. bordjes! toen. strokbrood eten. mmm! stokbrood. heb jij ook wel stokbrood gegeten? ja, lekker! heb jij ook wel eens. |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.