text
stringlengths
96
60.7k
zo ver gereden? nou, maar jullie waren wel heel ver gegaan hoor! ene! dat was wel heel ver. ja. en jullie waren ook in een tent, he. papa! papa! nee, kijk, wij sliepen in een huis. kijk eens. wij sliepen allemaal in dit huis. dat was wel leuk. is dat in Frankrijk? nee, is in Engeland. dit? ja. is heel ver weg. aan de andere kant van de zee, Thijs. ja. daarom moesten we met de boot. we moesten met de boot over de zee. en dan kun je pas weer verder rijden, he. toch? uit uit! uitepuite, uitepuite. uitepuite, uitepuite. wie gaat er mee naar Engeland varen? uitepuit! uitepuit! epuit! epuitepuit! epuit! hee, dat! dat is mooi, he. ja. hier zijn er nog een paar. wat zijn dat allemaal? allemaal bloemen. ja, veel he. ja. www. en daar zo! wie zijn dat? schaapjes. ja. allemaal schaapjes. paar. ja. niet ə boel! wat? niet een heleboel, he. nee, een paar. dit zijn er maar een paar. en hier. is er maar eentje, he. en hier is er ook nog een. die is. niet. dicht bij zijn moeder. ja, dat denk ik ook wel. nee. ze gingen ook heel vaak naar elkaar roepen. dan riepen ze om te kijken of die er nog was. en dat waren allemaal mensen die mee waren op vakantie. hee. hee. water bij de zee. ja, de zee. inderdaad. en dan liepen we zo. huu! zo. gingen we daar wandelen. hee, wat is dat? weer de zee. weer de zee, ja. en. en daar weer de zee. weer de zee, ja. en. weer de zee. ja, wat is er op de zee? weet ik niet. hond, hond, hond! wat is dat? weet ik niet. bootje. heel klein bootje. hee! xxx. dat is eigenlijk een kapot huis, of niet? allemaal gaten in! ja. en heeft die wel een dak? nee. nee! maar er wonen ook geen mensen in, hoor. dat kan ook niet he. kijk dit was de deur van het huis. hee, die is. niet kapot. nou, wel een beetje, kijk eens? ja. ja. zit toch geen dak op! kijk maar, kun je zo de lucht zien. kun je hier ook de lucht zien? daar door het raampje. ja, door het raampje. ja. xxx hier die kan ze ook een raam. kun je daar ook de lucht zien? veel ramen. ja. kijk eens. en daar is niet ə kapot huis. nee, dat is helemaal heel. allemaal torens. een hele grote kerk. wij hebben niet ə grote kerk. nee? niet ə maar deze is ook wel heel groot hoor. ja. ja. daar komt die weer. te voorschijn. ja! daar komt die weer te voorschijn. xxx. leg ik deze even hier. hee nog een paar. ja, nog een paar. hee, wat loopt. wat zijn daar nou. ja, wat zijn dat? voor diertjes? het zijn twee hondjes. die waren in het bos. helemaal alleen. ja, hier zijn ze inderdaad helemaal alleen. maar Noortje die maakte de foto.
toen ze klaar was met de foto, zei ze, kom we gaan! kijken, kijken! www. hee,. wie is daar? dat is een meneer. die heet Theo. die was ook mee aan het wandelen. kijk. hier is ie weer. zie je? hee, daar zit ie weer. ja. en daar is niemand. nee. helemaal niemand. en hier ook. moet je eens kijken. niemand. hee, en wie zijn hier? hier? wat diertjes. ja, wat zijn dat voor diertjes? weet ik niet. kijk eens goed. lammetjes. schaapjes en lammetjes. ja. schaapjes en lamme lammetjes. ja. ja. www! xxx. hier? wat is dat? hee, die bus was ook op de boot geweest. ja. en toen ging die van de boot af rijden. en toen ging die met ons er in zo naar de hei rijden. www! en kijk, hier weer schaapjes. en hier. hee. hee, wie zijn daar? ja, dat zijn ook twee meisjes en die waren mee. en wat doet zij? weet ik niet. wat doet ze? weet ik niet. ze kijkt uit het raam, he. zitten. ja. is water daar. nee, dat is bos. dat. gaat heel snel. want. dit was in de trein. en zij kijkt naar buiten. en gaat ze kijken naar de locomotief. www! waar is de locomotief dan? ja, daar heb ik geen foto van. maar dat is net zoals op die kaart van jou. waar heb je die kaart gelaten? oh, die is weer bij je tafeltje. zo'n locomotief zat er aan. zo'n echte, met stoom. en wij zaten in het treintje. leuk, he. klein treintje. ja, een heel klein treintje. hee, wie is dit? weet ik niet. wie is dat? weet ik niet. dat ben ik! met feestblouse aan! ja, met de feestblouse aan. die heb jij toch ook? ja. www. dees. ja. is mooi he. ja. niet groen. nee. wat voor kleur heb jij dan? blauw he? ja. even kijken, hoor. dit is mijn koekje. oh, lekker. je had je koekje nog niet op. hee, kijk. wat is dit? weer de zee. ja. en wie zit daar? weet ik niet. kijken, kijken! weet ik niet. dat is een vogeltje. zie je dat? vogeltje. een heel klein vogeltje. oot! wie is dat? weet ik niet. ah, joh! Evelien. ja! en wat heb ik bij me? ien, ien! weet ik niet. wat heb ik daar? twee tassen. ja. kijk eens. twee tassen. die tas is het zelfde, he. twee tassen. twee tassen, ja. kijk maar, dat zijn deze twee. zie je dat? ja. ja, deze tas mocht mee op vakantie. vond ie wel leuk, hoor. ja. ja. ga je nou weer op vakantie? nee, nou moet ik weer aan het werk. wij gaan wel weer op vakantie. ja? dat hoop je dan maar, he! www. wat zijn ze hier aan het doen? picnick. ja, picnicken. picnicken. ja, is lekker hoor. hadden we allemaal broodjes meegenomen. en een appeltje. nee, wij hebben een stokbrood. ja, jullie hadden stokbrood. ja. gegeten. mmm. en nog wat andere boterhammetjes.
ja? en wat deden jullie daar op dan? boter alleen maar. mmm. lekker hoor. dat waren croissantjes waren dat alleen met boter. oh, daar deed je alleen maar boter op. xxx. dat ben ik weer, met de tas. het is een beetje donker. wat ben ik aan het doen? wat is dat? weet ik niet. wat doe ik? zo? klik. wat is dat? klik! klik! ee klik! ging ik een foto maken, he. eh klik! die foto, he. ja. met weer schaapjes er op, zie je dat? ja. ja. ik heb heel veel schaapjes gezien op vakantie! vakantie in Engeland! alleen maar schaapjes. ja! weer de zee. en weer de zee. nou, en toen waren we weer thuis. dit waren de hondjes van Noortje. en toen Noortje thuis kwam, toen zeiden ze, hallo! gezellig dat je er weer bent. www. toen waren ze heel blij. www. hier Thijs, je hebt ook nog een paar fotos die Evelien niet gezien heeft. ga je even vertellen er bij wat jij allemaal gezien hebt? oh ja. dat vind ik altijd wel leuk. die zijn veel mooier! ja? die kan ik wel mooi vertellen. ja, die kan jij heel mooi vertellen. die zijn van ons. ja. wacht even. die kan jij niet meenemen. nee. en die heb ik ook nog niet gezien. dus dan moet je wel even gaan vertellen waar het van is. het begint achteraan. oh ja. xxx uit eten. eten eten! eten eten! het strand! het strand. en wat heb je hier op je wang? weet ik niet. pleister. pleister. ja. had je muggebulten? ja. hee. hee. hee. wat is hier allemaal? de tent! de tent! en wie zitten er voor de tent? eh tent! papa en Iekje en papa en mama. ja. en Thijs. ja. Thijs. wat zijn jullie aan het doen? picnicken. mmm! hebben jullie lekker gepicnickt? ja, daar is de pan. oh, ik zie het, ja. nee, die niet. hm, wij hebben nog een. paar fotos. ja, kijk daar komt de volgende aan. hee die jongens. staan voor de auto. ja. wie zijn dat, die jongens? weet ik niet. allemaal vriendjes, he. ja. jij zat in de auto, of niet? ja, hier. hier zie ik Thijs. wie zat er nog meer in de auto, Thijs? Ste. ? fan. Stefan! je vriend! ste. fan! je vriend van de vakantie. dat was wel gezellig, he. en dit waren ook allemaal vriendjes? ja. stefan. Thijs halen, Thijs halen. www. toen we weg. gingen rijden. wat? toen wij weg gingen rijden. oh ja. Iekie, Iekie, pas op! niet vallen! xxx. daar is een. dier. wie zijn dit allemaal? weet ik niet. zijn dat de papa en mama van Stefan? ja. oh. en wat doen die allemaal daar? zwaaien. ja. gingen zwaaien, he. want we moesten weg. gingen jullie dag zeggen. ja, tot de volgende keer misschien, zeiden jullie, of niet? ja. leuk hoor. Thijs moest een beetje huilen, he. oh.
vond je niet leuk, of wel? want had je het wel gezellig met Stefan? ja. wat heb je allemaal gedaan met hem? heel hard gerend. oeh! waar gingen jullie dat doen dan? heel ver rennen! heel hard en heel ver? over de camping? en. met de bal konden jullie ook, he? toen mijn bal. ging in de. nee, ik wou net even met mijn bal. wat? ik wou net mijn bal. jij wou met jouw bal? Stefan wou met zijn bal. oh. ste. fan. Stefan wou met jouw bal spelen? nee, ze wouden allebei met hun eigen bal. oh ja. xxx. www. mijn bal. moet weer op. mijn bal. moet eh. mijn bal is. hebben we niet eh. gele eh. echte bal meer om voetballen meer. gisteren ging die kapot, he. ja. oh! is de lucht er uit? ja. bal bal! is die een beetje plat? we moeten naar de gele ballenwinkel. ja! weer nieuwe bal kopen. ja. denk je dat er wel zo'n winkel is, met gele ballen? ja. ja? die is hier ook niet zo dicht bij. nee, die is in Frankrijk, he. ja, want dat was echt een Franse bal? een bal uit Frankrijk? die moeten we weer. ja, ja. die winkel daar een halen. hee, wie is daar? Ieke met de zonnebril! ja, dat is grappig! waar zat ze toch bovenop?. op de. tafel! tafel? oh. xxx. bij de spulletjes. oh nee. tafeltje. wat hadden jullie toch allemaal in de auto, zeg! even kijken. allemaal spullen! allemaal spullen. hier ook. een beker. bekers. en wat is dit? weet ik niet. heel veel fotos hebben we. ja, ik vind ze wel heel leuk, hoor. ik wist niet. dat jullie nog nieuwe hadden. hee! wat een fotomodel, he! ja. ja. allemaal foto. fotomodel. Iekie. zonnebril met Iekie. ja, dat is inderdaad een zonnebril met Iekie. wel een hele grote bril. is hier de tent. wat is dat? weet ik niet. karretje. het karretje, ja. klein karretje. leuk hoor. wat zit er allemaal in het karretje, dan? allemaal spullen. wat voor spullen? slaapspullen. oh. in! hee! hoep! dat! hallo! Iekie komt er kijken! kijk eens. ze zit al vanaf negen uur. ah! nou, van ongeveer half negen in de box! kom eens kijken, Iekie! kom eens kijken! wie is dat op de foto? wie is dat? Iekie! Iekie, ja! met de zonnebril, hier. zie je? ja! bom bom bom! bom bom bom! nou, volgende foto. hee! hee! boem! bloem. een vlindertje. flind. een vlinder, ja. dat heet. een vlieg. nee, hij kan vliegen, maar hij doet het niet. een vlieg is toch anders. ieg ieg! vergeet je koffie niet! www. ik mag. dank! ga je maar eens even goed vertellen waar we waren. we waren toen in een tuin, he. weet je dat nog, Thijs? met heel veel bloempjes? ja,. waar was die vlinder? daar! ja, maar waar waren die bloemen? daar! daar overheen. waar hebben jullie die gezien? ja.
waar hebben jullie die gezien? hm dat was een beetje ver weg. ja? we waren naar een waterval geweest. hm, was die daar ook in de buurt? ja. en hoe waren jullie daarheen naar toe gegaan dan? heel ver reden. wij eh. met de auto? met de auto, he. ja. je moest toch lopen, Thijs? was dat lopend? ja. was het eerst met de auto en dan lopen? ja. hm. we moesten. eerst rijden en daarna lopen. oh ja. dat heet lopend. lopend, ja. otend! ja. leuk hoor. ah! oh, nu zie ik het ja. wat leuk, zeg. kijk, dat is. wie zijn dat allemaal? eh. mama en Thijs. ja, en. wie zit hier? Matthijs, Matthijs! en wie staat daar tussen? weet ik niet. Matthijs! Matthijs. dat is toch Ieke! zie je dat? ja. Iekie! Iekie! ja! daar! jij bent het ook. >. waterval. oh, bij die stenen? stenen. leuk. waar was dat, Boudewijn? Vogezen. daar is ergens zo'n eh botanische tuin. ja ja. in, in, in. zo. nu nu nu nu. oh! oh! oh! oh! ja, wat is dat? ja. weet ik. allemaal paarse bloemetjes, he. mooi hoor. he he he! gele. en ook. ja ja. en ook. ? paarse. ja, en blauwe. ja. hee, wie zijn dit? papa en Thijs. ja. he he! xxx. wie zit er bij papa op de rug?. Iekie! ja. Iekie? xxx. ah ah ah! even kijken hoor. en wie hebben we hier? Ieke. die kan. hoog! eten! we zitten gezellig op de bank, vind je niet? ja. ja. even kijken, hoor. ook, ook. hee. ja, dat kon ik vastplakken. wie is dit? Iekie! Matthijs met de zonnebril! hm! thijs eh bo ril. thijs eh bol. Thijs heeft een zonnebril! xxx. maar wie is dit? hee, weer Iekie met de zonnebril! Iekie, Iekie! ja, Iekie met de zonnebril. ja, mouw dit. mama! en een stu. ja, de mouw van mama. ja. mama. hm. hee daar zijn veel boten varen! oh! weer boten! ja, ik. daar rijden altijd. wat stoomtreinen op de weg. stoomtreinen? ja. echt waar? ja. maar hier is allemaal water! dan kunnen toch helemaal geen stoomtreinen rijden? daar xxx. oh. daar achter. ja ja. hee, wat zijn ze hier aan het maken? weet ik niet. oh. wat is dat? waar komt dat vandaan? weet ik niet. van het water. van water en zand. en dan wordt het allemaal in het. emmertje gedaan. ja. en wat hebben ze toen gedaan? water overheen gooien! ja. en dan? zo, woeps! omgekeerd! nou, dan krijg je een torentje, he. dat is wel leuk bedacht. of gaat Ieke het nou kapot maken? ja. Ieke? waar is mama dan? weet ik niet. mama. niet! nee! nee! papa xxx. ja. papa ook. ja, papa is er ook. eens even kijken of hier mama is. nee. maar wie zijn hier wel? papa! papa! papa! hee, waar is papa. nou weer? hier is papa. zie je dat? hier is de hand van papa. hand. hier.
nee, voor de rest kun je hem niet zien, want hij zit papa hier! ehm. kletsmajoor! thijs, thijs! misschien moet ik maar door gaan met jou! thijs! als je dat ook allemaal nog moet uitschrijven! ja! hee, daar is papa oh ja. zie ik. papa! ja. en de boot daar en Iekie. en de bootjes daar varen daar. ohoh. Thijs. daar. en. wat zijn dat allemaal? daar is allemaal mensen er in. ja, wat deden die daar dan? zwemmen. ja? kon je lekker zwemmen daar? xxx! xxx wat dieper. ja. dus die moest even goed vastgehouden worden door papa. dat kan ik wel zien. eend! eend. ah, mooie eend. gak gak! gak gak gak! oh. gak gak gak gak! hee, maar jij hoeft niet zo vastgehouden te worden. want jij kunt al een beetje zwemmen, of niet? jongens, willen jullie nog een koekje? nee, niet zo zelf hoor, dan ga ik. onder water. ja? ik ook, ik ook! je mag een half koekje. ook, ook! anders word je te dik. moet je dat nou eens zien, die behoeftige kinderen! alsof jullie niks krijgen! zo. oh, wat een lekkere koek! hm, even wachten. oh, daar zat ik. ja. en jij wil toch lekker rondlopen. zo, volgende foto? hee. daar is Thijs en Stefan weer! is dat Stefan weer? ja. dat klopt. was je aan het jeu de boulen. is dat dan, jeu de boulen? waren ze voor het eerst eigenlijk ver weg gegaan van de tent. ja ja. www. hee, jeu de boulen, wat is dat dan? wat moet je dan doen? heel ver gooien. ja? waar gooi je mee dan? met de balletjes. hm. die heel piep waren. een heel klein balletje? ja. niet zo groot. maar onze was groter. die van jullie was groter. en dan had je ieder zo'n klein balletje. en dan hadden jullie grote ballen? ja. maar niet zo groot als jouw gele bal, of wel? de gele bal was wel het grootste, of niet? ja. ja. mijne was even in het water voor een keer gevallen. ja? van het voetballen. toen ging die in het water! toen ging papa hem pakken van mij, die bal van mij. oeh, gelukkig maar dat papa er bij kon, he. want anders was die zo, floep, naar de zee gedreven. weg bal! maar gelukkig. en toen gingen jullie weer verder voetballen? ja. toen. ging ik. verder voetballen. toen ging die weer in het water! en dan ging papa weer hem pakken! weer pakken? en zei papa toen, en nou is het afgelopen? of wilde die hem wel weer pakken? ja. maar toen zei die, nou en nu moeten jullie oppassen! of niet? ik blijf niet aan de gang! wel want hij wil nog wel. ja? hee, waar is de. bal. laten zien? die bal. die gele? ja. heb je die nog hier dan? ja. oh, nou. wat gaat ie nou halen? de bal. oh ja.
ik zette Ieke in de box en in een keer, “de bal is niet meer goed”! oh oh! ik zie het! hij is een beetje ziek, de bal, of niet? nee. oh, wel echt hoor. bal. nou! een echte bal uit Frankrijk. bal nou! ja. moet je nieuw kopen, nieuwe. ja, moeten jullie weer eventjes naar Frankrijk rijden? dan moet mama maar weer even veel centjes verdienen vandaag, dan kunnen we weer een nieuwe bal kopen. ja. ja, mooi hoor. weer zo'n gele. ja, hij is wel heel leuk, zo'n gele. maar Stefan had geen gele, he? welke kleur had Stefan dan? weet ik niet. eh blauw? ja. blauw? ja. of. rood? of oranje? nee. blauw? ja. ja. een blauwe bal. ja. had ik het in een keer goed geraden. hee! wat is dat nou voor moois? weet ik niet. een heel groot schilderij. in een kerk. waren jullie in een kerk geweest? ja. allemaal mensen gaan naar het schilderij kijken, zie je? mooi hoor. dat is het restaurantje. oh. was het een leuk restaurantje? ja. oh nee! oh. oh. oh oh oh. Iekie, dat is toch drinken van Thijs, gek! heb je het op? goed zo. ja. op. beker. hm, op! snel opgedrinken! ja, anders dan gaat Ieke het allemaal opdrinken van jou. gak gak, op op. dit is nog een keer het restaurantje. ja. wat hadden jullie daar gegeten? patatjes! oh, patatjes? tatjes. oh. en ook. taart. en ook nog taart. ook eh taart. dat was wel echt een feest. en was toen de vakantie afgelopen? toen gingen jullie naar huis? nee. en toen waren jullie weer in de. nee, niet! Ramstraat. hee! oh mijn. rietje! oh jee. moet ik hem even pakken? ja, mijn rietjes was stuk! nou, je rietje was stuk! nee. hier, kijk eens. nee. nee. mag Ieke er mee spelen of wil jij hem liever zelf? nou, wel heel leuk hoor. die fotos van de vakantie. zo. nog een. ja, ze zijn op. kijk, ze zijn klaar. hier had je er twee van. zie je? dezelfde. er zijn er. nog een paar! er zijn nog een paar! fotos van de vakantie? nog een paar fotos van de vakantie. ik denk dat ik ze allemaal al gezien heb. nog een paar. wil je er nog meer laten zien? fotos zijn op, Thijs. moeten we eerst nieuwe maken. ja. nee, daar zijn nog een paar. nee, zijn allemaal op. ja. nou, ik vond het wel heel leuk, hoor. nou ga ik even koffie drinken. je hebt je koek nog niet op. ga je opruimen, Iekie? ja. goed zo. nee, dat xxx! dat moet niet! die moeten eigenlijk niet in de emmer. dat heeft Thijs goed bedacht. dat zijn eigenlijk de pauwen. ja. is eigenlijk van duplo. pauwen! dat zijn pauwen. maken? wil jij een pauw maken? ja. oh, goed. kan Thijs ook heel goed, he. pauw maken. ja. ja? hoe moet dat dan? ik weet het wel. hm. eh. zo! zo hoort het! ja.
oh! nee nee nee nee! dat zijn mijn pauwen! nee nee nee! Iekie mag ook een pauw. Iekie mag die blauwe. zo. welke mag Iekie dan, de gele? nee. mag die. jij hoeft ze niet allemaal te hebben. eh! eh. die! kun je ze ook zo door zo'n gaatje steken, he. door het gaatje. xxx. zo blijft ie. ja, blijft niet zo goed zitten, volgens mij. xxx. oh, wat een hoge! pauw! ja. oh. ho! oh. oh! nou is het een gebroken geweertje. ja. hee, die auw kan ik doen. die auwen! pauw maken. ga je een pauw maken? ja. toe maar, Ieke. xxx. wordt het een auw? van een pauw naar een auw. auw! pauw auw! Ieke zegt alles na! www. www. hee, waar is. ? hee, waar is de bal? daar in. ga je toveren met de bal? nee. is het een toverbal? nee! hee, waar is de bal? hee, daar is de bal! ja, daar is die weer. oh, pas op, anders. dan gaat de emmer ook nog kapot. ja. dit in. xxx! ga je zwemmen op de emmer? daar is die weer! ja! gelukkig maar. een zwememmer? ga je zwemmen? ah! daar is die weer! hm! hee Thijs, wat hebben wij vanochtend gedaan? weet ik niet. heb jij nog geholpen? ja. met poetsen? mama! ja. mama! oeh! ah! heb jij je autos gewassen? ja. die moeten nog een beetje opdrogen. laat eens kijken. waar heb je ze neergezet dan, om te drogen? moeten heel hard opdrogen. waarom moesten ze gewassen worden dan? nee niet gewassen maar boenen heet dat! oh, dat heet zelfs boenen. waren ze zo vies geworden? ja. oh. hmmmm, daar xxx. pak! bal pakken! pak! andere bal! pak! ah! bal. papa. daar. dees. mmm! mmm! bal! ah! oh! pak. bal halen! pak ja haal hem maar. ja. hier, ik ga. nee, ik ga met die doen! nou! ieh! Matthijs, ga jij die aan Iekie geven? nee. Iekie wou hem net ophalen. ho. ho. oh, blijf jij daar, Thijs? bal! ik dacht dat zij niet boos kon worden, maar. bal! ja xxx. dat kan ze wel! bal! kijk eens Iekie? bal! kijk eens? wil jij die bal hebben? bal. mag Thijs die niet meer hebben, he. nee. Matthijs, wat ben je aan het doen? dat was niet zo lief van jou, he Thijs? nee, dat was eigenlijk Iekes bal. die wilde daar toch gewoon mee spelen. nou. maar ja. hee, zullen we nog wat gaan doen? ja. kan ik jou helpen met iets? met de duplo. ja? kan ik jou even helpen? nee. wat gaan we maken dan? rails. zullen we de rails erbij pakken? ja. ga je dan een mooie trein maken? stoomtrein?. > dan moeten we we dit. opruimen. ja. dat hoort. maar dan moeten we even. waar heb je de emmer gelaten? weet ik niet. achter je rug. oh ja, daar. daar. moeten we dat even. allemaal er in doen, he. want anders dan kunnen we de rails niet opzetten.
hm! afbreken. oh, dat niet! oh, fout. moet gewoon afbreken. moet afbreken! ja, ja. deze ook. moet deze ook. trein maken! zo. nou. dat zijn geen halve maatregelen. oh! hee, houd je het wel een beetje heel? ja. dat dat dat! dat dat dat! zo. zo. hier heb ik de dieren al. nou, waar gaan we de rails maken? ehm. weet ik. hier heb ik al een bochtje. nee, nee jij hoort onder tafel xxx. oh ja. oh, daarom is dat blokje er onder. nee! oh ja. Thijs, laat Ieke maar even met de bal spelen. want anders dan wil ze ook met de rails, he. dat is niet zo handig. ja. zo. ja. nou,. hoe gaat die rails lopen dan? heb je een plan gemaakt? we moeten nog wat van die hele langetje hebben. ja. die moet. ah! zo. oh ja. ik zie het. deze ook, zo? ja. okee. nou. deze is nog niet. xxx stukjes? nee, ik plak hem hier neer! oh ja. moet ik nog wat van die langetje hebben. van die rechte? oh, van die lange. blokjes? van die langetje. ja, hier. kijk, ik heb hem. deze, bedoel je? ja. oh. auto rijden. nog eentje! okee. help ik goed? ja. oh, gelukkig maar. die hoort aan die. ah. moet ik nog een trein hebben. zo. en nog een paar eentje. oh ja, we kunnen ook wel net zo goed. in plaats van een zo'n lange kun je ook twee korte doen, he. zie je? ja. xxx. lukt dat? ja. hij zit vast. mijn blokje. oh, zit jouwe nog niet vast? ja. ja. weer een bocht? ja. okee. nee, xxx. oh, je hebt het al. nog eentje! ja, kijk eens. ja. hmmm. bij! wat is er, droppie? auto rijden. ja, ga maar op rijden. ja. ik pak jou zo aan! ik pak jou zo aan! ja, handig he. maar nu moet ik even nog zoeken, hoor. ja, moet je maar weer even twee losse doen. kijk eens? xxx. nou, dat gaat goed hier. die ook nog. oh het wordt een rondje! ja. dan moeten we ook nog. ja. oh dat is een lange! dat is een hele lange! dat is een extra lange. zo. en nou? en nou. oh ja, nou eh. oh nee! nee? toch een bocht? oh. er zijn nog wel bochtjes, denk ik. hier is nog een bocht, kijk eens. ja. hmmmm! xxx. zo. hier, kijk eens? ja. hmmmm. en. nog een blokje. hier, xxx. hmmmm. zo moet ie nog. hier! zo moet ie nog. kijk, kijk, ik heb al. Thijs, ik heb hem al. nee. oh, die. hier, ik had er ook een. nou, nu kunnen we gaan rijden! mooi hoor. zo. we moeten nog een zo maken. heng! xxx. gaan we zeker een trein maken, he. waar xxx is nog zo'n een? met zo'n bakje? misschien daar. daar heb je de dierenwagen. zie je? waar is de dierenwagen dan? daar! hier, die rode. er zit zelfs nog een mannetje bij.
xxx zit er bij. ja? hallo! veel treinen, hebben wij he. ja. ik denk dat de hele rails vol met trein komt. moeten ze maar zachtjes in een file rijden. auto. ja. welke kant gaat die op? xxx. nou, leuk hoor. drie treinen hebben we eigenlijk. hmmm! nog een station maken, he. ja, zal ik het station maken? nou moet er van die. nou moeten we van die. nee, ik had eh. van. zo! ja. ik had wel eens van de. zo. wat, hoe zo? oh ja. hmmm, had ik nog eentje. moet je plassen? tututu! moet je plassen, Thijs? nee. ik moet nog even. station maken. heb je het te druk om te plassen? moet er nog zo eentje komen? dit is het dak! oh mooi! moet nog even wat hoger maken. anders kan de. xxx. xxx! moet ik nog wat hoger maken, he. want. anders? wat hoger nog. anders passen ze er niet onder, of wel? anders passen de. xxx niet onder. oh. maar dan moeten we even kijken. hier, met die gele. dan kunnen we het wat hoger maken. nee, hij eh moet er een trapje aan hebben. oh, dat is de trap. nou, eens even kijken. moet eh nog. wil je dan zulke boogjes hebben? eh eh eh! of zulke? oh nee! nou, Ieke mag wel even rijden daar. Ieke mag niet over de aap rijden. nee, maar dat doet ze ook niet. ga je niet over de aap rijden? Iekie, je rijdt niet over de aap, he? want dat doet de aap au, ja. moet dit. maar passen ze niet, zo? als je gewoon het dak er op legt? maar ik denk dat. de ijsbeer die past er wel onder, denk ik. die onder. ja. nee, dit is de dierentrein! oh ja. nou, we hebben nog meer dieren die misschien wel mee willen met de dierentrein. ja. nee, nee, hij gaat eerst verder naar de. tuut tuut, tuut tuut tuut tuut! waar gaan ze naar toe? nu moeten we. maar het dak moet er nog op. ja. even kijken of ik nog. die is al xxx. we moeten het nog even wat hoger maken, denk ik. hier zit ie in. zo. hij kan wel! ja. nu past het wel, denk ik. nu kunnen ze er echt wel in, he. oh. ja. nou, doe het dak er maar op. anders worden ze nog nat als het regent. ja. of heeft de zeehond een te groot hoofd? nee, dat past wel. ook. leuk! hmmmm! daar komt nog een trein aan. en de dieren. die willen nog meer mee! nog een dierentrein. twee dierentreinen. nou, daar hebben ze wel geluk bij. die ene die was al helemaal vol, he. ja. ja. tutatu! ga doorrijden, tuutuu! tjoeketjoeketjoek. nu mogen die. xxx. nu mogen die. ja. daar gaat ie! nu mogen die gaan. nu mag die. ja. en nuuuuu! nu is hier de dierentuin. uitstappen! hier is de dierentuin. hmmm, duuu! duuuu! komt de tijger aan.
komt er al een trein aan? even kijken. hum hum! hum! oh, die moet eerst weg gaan. hie! zo. heu! oh, deze is de man. van de leeuw. die moet deze naar de hok gebrengd. diediediedie! www. hier is het hok. is daar ook een dierentuin? is zijn hok. oh, dat is zijn hok, oh ja. hok! die gaat gewoon naar huis. hee en die! die zit nog in de trein! die wordt nog daar heen gebrengd. ga je die even pakken? ja. moet ik even doorrijden dan? hm hm hm. nou, kom er maar aan. dududu! zo. nu moet die in de. daar was ik! dududu! ho! niet van de rails af. huuu! zei die. daar komt die. oh. oh oh oh! dit is wel een stoomtrein he. ja, echt wel. tjoeketjoeketjoek. toet toet toet toet. toet toet toet toet toet. toet toet toet. hee, maar er zit nu helemaal niemand in de trein. moeten er geen mensjes in? ja. kijk daar ligt. de mama ligt daar. en hier heb ik het kind. kijk. die gaat naar. en waar is de papa? ja. moet ik even kijken. zit ie. die. zit ie achter het stuur? moet eerst er nog een papa. en er is ook nog een opa en een oma, of niet? maar die heb ik nog niet gezien. er zijn ook nog mensjes, hoor. xxx. misschien zijn ze bij de garage. misschien zijn. hee daar is. oh kijk, ik zie oma liggen! bij de rails! of is dat opa? dit is. oh oh! blok! oh oh! oh oh oh! xxx. oh oh oh! oh oh oh! nou, wie heb je gevonden? eens kijken. wie heb je daar? xxx. xxx. oh ja. ja, dat. dat kun je nog eventjes. hier, die kunnen hier wel op, he. en wie gaat er in zitten? oma gaat daar in zitten. hee, waar is de papa? want die gaat toch altijd met de trein? ja. en heeft ie zijn partituur wel bij zich? en zijn stok. zijn dirigeerstok, ja. gee. hij hoort toch zo te zitten. oh, die gaat ook vooruit. ja. nou. waar gaan ze naar toe? oh, die moet eerst nog uit! tuut tuut tuut tuut! tuut tuut tuut, aan de kant. duut! tuut tuut! tuut tuut! ho! tuut! ho! tuut tuut tuut heng! toet toet. duuduuduuduuduu. nou die weer. heng. duuduuduu! zo. huuu! ho! ho ho ho ho! ongeluk gebeurd! mag xxx trekker! moet de ziekenwagen eigenlijk niet even komen? moet je eens kijken! wie zijn er allemaal uit gevallen? weet ik niet. nou. hier, die vielen. bijna om! zo. ho. ja, zo is het weer goed. hee! waar is de. daar komt ie eraan! oh. dadudadu! en daar kan die ook. nou dat is handig, een ziekenwagen die ook op de rails kan. ja. ja. zijn er nog gewonden? zijn ze. zijn hier mensen die. die moet er weer in! gebroken benen hebben? oh, die moet er weer in. gelukkig, die kan nog lopen.
en kan die nog lopen? nee. nee, die kan eh niet lopen toch! nee? maar wel zitten? zo. nu gaan we nog die trein huuu. huuu! xxx is het gips eraf. nou is het gips eraf. Peter kan nog niet lopen. Peter kan nog niet lopen. nee? Peter kan Peter kan alleen maar op de mama zitten. jij kan alleen maar op mama zitten. ja ja. nou hij heeft twee keer een. rondje om de tafel gedaan. met steun aan de tafel. o ja. xxx ook zo op het &~o op de tafel lopen. om de tafel lopen he. om de tafel lopen. dat ging wel. maar. hoe was dat nou gekomen van dat &~xəb gebroken been? &~tət. nou Peter geen gebroken. been meer. nee. nou heeft Peter geen gebroken been meer. maar toen toen het gebroken was. hoe kwam dat? dat komt van het grote bed. van het grote bed:? was je daarop geklommen? &~nt Peter was niet erop geklommen. mama stond in de badkamer. mama was in de badkamer. en jij was bij het grote bed. en toen? wat gebeurde er toen? toen toen daar zat dit beentje zo onder &~tə onder dit beentje door. daar komt van. dat beentje zat onder dat beentje door. en daar kwam het van. o:. is voor het eerst dat ik dat hoor, hoor. nou kijk eens. zo. &~m mama had had niet horen vallen. nee. mama had je niet horen vallen nee. xxx een uh ongelukkige beweging gemaakt. dat is het. je ene been. &~sə dat vingertje &~te. dat vingertje. is ook &~oncjə onder de tafel aan het lopen. nou is daar zit nou zit ie. op de tafel. nou zit het vingertje op de tafel ja. ja ja. en toen was je beentje toen dee het au het beentje? dee het zeer? en toen moest mama komen wrijven. en toen? toen gingen we naar het ziekenhuis he. het ging niet over he de pijn. nee. &~ntə. &~tə daar was een mevrouw bij. was een mevrouw bij. was een mevrouw bij. en wat zei die? of wat deed die? die die &~ci &~də die ging &~s die ging die witte sokken. uitknip die uitknippen. sokken uitknippen? ja. de witte sokken uitknippen. dat is weer een fase verder. o. dat was toen het toen het eerste gips eraf ging zeg maar. dat werd dat was een gipsspalk. dus dat was in het midden. ja. uh: zat er geen gips maar alleen maar een zwachtel. ja. en om &~t te verwijderen kon ze dat dus openknippen. en dat is voor zijn gevoel de witte sok open knippen. de witte sok open knippen. ja. ja. ja is helemaal logisch hoor. en toen kreeg je ander gips he?. Peter had ander gips gekregen. ja? ook van dat harde. of niet? &~mtəwə. was niet van dat harde. o was niet van dat harde. kijk. in dat hokje daar zit Kareltje in. daar zit Kareltje in. ja dat weet ik.
wou je de aandacht even afleiden of zo? ja precies. maar uh. dus toen ging het gips er weer af. hebben ze dat er weer af gehaald. en nou kan je nog niet lopen. een beetje. in die ziekenhuis. was aardige meneer. was een aardige meneer in het ziekenhuis. o gelukkig maar. ja. en wat dee die met je tenen? &~ts &~əti &~tjei &~ti die konden piep zeggen. konden jouw tenen piep zeggen? ja. die meneer kon je tenen piep laten zeggen. deze he? deze tenen waren het. deze. die kleine. dat kleine teentje daar dat was het he. als ie daar aanzat. dat dee die dan he. was een hele aardige meneer. die jongen had een zoontje in zijn leeftijd. aha. dat was duidelijk te merken. dus die wist wat ie moest doen. ja. die wist inderdaad wat ie moest doen. en nou is het gips eraf. is het weer allemaal genezen. en is het beentje niet meer gebroken. &~nou, het &~is &~wel een. wel een heel avontuur zeg. om het maar eens zacht uit te drukken. maar wat is ie nou nog een beetje bang om te lopen? of uh ja ik denk het. ik denk dat ie wat moeite met zijn evenwicht heeft. en hij loopt natuurlijk nog niet zo lang he in feite. nee. dat is ook net een jaartje of zo. ja. net een jaar. iets minder zelfs. was even au he. oe. doet hier au. ja precies. klein beetje rauw. xxx. weet je alles van. ja. even slokje. ja. &~y nou is ie weer weg. weer weg? nou is het weer weg he. goedzo. hij hij is misschien naar zijn eigen huis toe. ja. laten we het hopen. ja. ja. naar zijn eigen bedje he. nee ik denk dat ie gewoon nog een beetje onzeker is. en dat het uh ja die spieren zullen ook wel stijf zijn. het gewricht is natuurlijk ook stijf. het is drie weken volkomen immobiel geweest die enkel. daar zit ie wel heel veel mee te te bewegen zo. mee te wiebelen. mee te wiebelen. o ja. dus ik denk dat ie inderdaad zijn uh: gevoel weer terug moet krijgen. het gevoel weer een beetje terug moet krijgen. hij liep ook heel. heel scheef. &~an rond de tafel. en dat ene been een beetje van zich af. en. in het ziekenhuis hadden ze wel gezegd dat dat uh zeker de eerste dagen kon gebeuren. dat dat heel normaal was. maar ik heb nog een afspraak over uh anderhalve week inmiddels. dan uh controleren ze of ie dan. wel gewoon loopt. of het allemaal goed gaat. er is geen controlefoto uh gemaakt. maar dat hoeft in principe ook niet. in het ziekenhuis heeft ie een rondje gelopen. aan mijn hand en aan de hand van de arts. nou ja als ze het dan belasten dan is het in principe goed. want als het nog niet geheeld is belasten ze het niet. nee. kinderen zijn daar inderdaad heel zuiver in he.
ja ja ja. die doen gewoon absoluut niet. nee nee nee. dus daarom hadden ze ook zoiets van nou forceren niks. forceer maar nee. kinderen doen dat niet. die hoef je ook niet te instrueren. van gebruik het maar niet. nee. want ze doen dat niet zolang het niet gaat. ze hadden zoiets van nou dat uh laat het maar een beetje aan hemzelf over wat ie wil en wat ie niet wil doen. dus dat doe ik dan ook maar. maar ik was wel opgelucht toch toen ie zelf een rondje om de tafel liep hoor. ja. anders heb je toch zoiets van. is het nou echt wel goed. omdat er geen foto gemaakt is, geen controlefoto. hm:. ja. &~tə. &~ətə daar zit &~ə. de tafel. dat is de tafel he. daar omheen kon jij lopen. kom eens even een beetje overeind zitten. en toen waren we op school he. en toen was Zwarte_Piet op school. Zwarte_Piet was op school geweest. ja. en het is op de televisie &~s. Zwarte_Piet. net op de televisie was ook een Zwarte_Piet. nu net? o. uhhuh. er was ook Sinterklaas. ook Sinterklaas? Sinterklaas ook. ja. zo. maar Sinterklaas was niet op school? nee. hm. nee he. Sinterklaas was niet was Sinterklaas wel op school Peter? &~tətət &~tətətə. xxx in mijn schoentje. kindjes. o:. dat bedoel je. ja. Sinterklaas was wel in Bunnik. en daar waren een heleboel kindjes. dat is waar. ja. en toen was die gekke meneer he. en toen werden liedjes gezongen. en weet je nog. wat je toen 'nsavonds voor je naar bed ging. wat je toen gedaan had? is een beetje moeilijk he. tijdsbepaling. wat had je bij de kachel gezet? een &~s een pantoffeltje. in je pantoffeltje. ja. aha! &~tə &~tə. &~ətətata daar ging daar ging daar stond een kadootje in. o ja:? en wie had dat erin gedaan?. &~was wat heb dat gedaan? dat had Sinterklaas gedaan. had ik je toch verteld. &~d dat had Sinterklaas gedaan. o ja? heeft ie een kadootje in jouw &~s pantoffel gestopt. &~ə &~tətə &~ʔe een een brommer. een brommer. een brommer. waar is ik zie hem zo gauw niet staan. mama even pakken. ja mama mama kijkt al. mama ziet hem even niet. waar zou ie kunnen zijn?. waar zou brommer kunnen zijn? waar zou de brommer kunnen zijn? waar zou &~ə brommer kunnen zijn? ja waar zou ie kunnen zijn? ik weet het niet. ga eens even zitten. gaat mama even zoeken. blijf zitten. hier ligt wel een verpakking. maar dat is misschien iets anders. en had je ook een liedje gezongen toen je je pantoffeltje neergezet had? een Sinterklaasliedje. nee. nee?. waar kan je brommer nou toch zijn? zou die nog boven zijn? nee ik weet het. mama weet het de brommer. mama mama gaat de brommer voor jou pakken. ja? hij doet het nog. ja. wat doe doet ie het nog? xxx. www. xxx. ik dacht dat ik het wist. maar dat was niet waar.
dat was mis lieverd. waar is je brommer nou toch gebleven? xxx. deze. o. een Duplobrommer. ik ga zo verder zoeken hoor lieverd. heb je die in je &~s pantoffel gekregen? dit &~ə dat heb Sinterklaas gedaan. heeft Sinterklaas die in jouw pantoffel gestopt? bij welke pantoffeltje bij kachel. gezet. je had je pantoffeltje gezet. bij bij &~ə kachel. bij de kachel. kijk. daar staat een grote kaars op. ja. daar staat een hele grote kaars op. en toen ging jij naar bed. slapen. en de volgende ochtend werd je wakker. &~əh. &~n. &~tə. &~i. in die &~xo: daar daar zitten lucifertjes in. o ja. in die grote doos zitten lucifertjes. en de volgende ochtend toen zat &~ə er deze brommer in jouw pantoffel. dat heb Sinterklaas gedaan. ja. lief he van Sinterklaas. kijk. hij gaat rijen. hij &~p ik vind het een ontzettende mooie brommer. kijk. hier heb ie lampje. daar zit de lamp. en daar. &~nə kijk. daar zit ook een lamp. daar zit ook een lamp. dat is het achterlicht. dat is de koplamp. en dat is het achterlicht. kijk. daar gaat ie weer. o daar gaat ie weer. en waar is het stuur? hier. die is zwart. die is zwart ja. kijk. kijk. hij kan ook draaien. kan ie draaien? die dit stuur kan draaien. laat eens zien dan. o ja. en dan gaat ie natuurlijk deze en die kant op he. ja. maar als deze hierop gaat zitten. wat gaat ie dan doen? ja. wat gaat ie dan doen? en zie je ook de benzinetank? er zit hier een dit is de benzinetank. hier. daar kan je de benzine in doen. kijk. kijk kijk kijk. &~hi hier staat de benzine hier. heb je niet een benzinepompje? toen was garage er nog. waar is de garage?. hier staat een garage. daar staat een garage. waar brommer in loopt. en nou zitten &~f en nou nou zit een mannetje op. waar? hier. op de brommer? dat gaat rijen. o ja. kijk. hij gaat in &~hə hij gaat. hierin. hij gaat hierin. daar zijn alle vinger daar komt daar kom daar kom &~ə. &~ʔe &~ʔə &~m. &~ʔə een brommertje. uit. en dan kom en daar kom nog een brommer aan. o er komt nog een brommer aan. ho. &~t &~hə hij &~te &~te &~telə mannetje heb &~to dit mannetje heb de brommer om ge gedaan. als ie vingertje vasthoudt. o wat gaat ie hard! hij kan ook hard rijen. hij kan heel hard rijden he. hoe hard kan ie rijden? honderd kilometer per uur. xxx. ja. maar wat zegt ie. dan. die brommer? &~w zegt ie dan? wat zegt ie dan? &~brrr: broem broem broem. ja. nou is ie aan rijen. kijk. nou gaat nou &~s nou zegt ie het. wat zegt ie nou? &~brrm &~brm &~brm &~brm. dat is een hele zware brommer he. een hele grote motor zit erop. hij kijk en hij kan heel hard. broem. broem. broem! nou zit &~ə vingertje erop.
nou zitten je vingertjes erop ja. die zijn die gaan met de brommer mee. die gaan met de brommer mee. waar gaan ze naartoe? die gaan. hier naar een garage toe. aha. &~et en daar komt de brommer al aan. ga &~ʔəhec is hier de garage? &~ə:tət. &~ətə. nou zit de brommer erin. zo. brommer. moet jij een beetje benzine hebben? dit is toch de brommer die gaat hier in de raampje een &~t benzine tanken. zo. kijk. hier gaat. daar moet benzine o daar moet de benzine in. maar dat is het achterlicht. &~ətə daar hoorde die in. o. nou doe daar de benzine maar in dan. dat is dan deze &~f nou is deze mannetje aan doen. nou gaat ie weer rijen. okee. &~n:. &~ə:n nou zit ie op de grote zadel. op het grote zadel? daar zit nou het mannetje op. hij ging &~neijə. wat ging ie doen? hij kan &~x hij kan hij hij zat op het gras te rijen. o, op het gras aan het rijen. daar was ie. daar was ie. hier komt ie weer. kijk. kijk. daar zit &~ə kabouter in. ja. zal ik hem er eens uit halen? kom maar te voorschijn kabouter. hallo. hallo! hallo. ik ben een kabouter. met een belletje aan mijn muts. hij kan ook draaien. hij kan ook draaien zo. nou ik ga er weer vandoor hoor. dag:! hij moet weer. komen. weg is ie. roep hem maar. roep hem maar. roep maar! kabouter! ja:. wie riep daar? ik zie niemand. ik zie niemand. dan ga ik nu weer slapen. nee. nee? mag ie niet slapen? hij mag eruit. hij mag eruit. kabouter:! kom er eens uit:! wat? wie riep daar? riep daar iemand? hallo. ik dacht ik dacht toch echt dat er iemand riep. nou. ik zie niemand. dan ga ik maar weer naar binnen. nog een keer. kabouter:! oehoe! kabouter! wat! nou weet ik het zeker. ik weet zeker dat er iemand riep. ik hoorde iemand roepen. weten ze dan niet dat ik Hendrik_Jan de Tuinkabouter heet. hoe heet ie? uh hij heet &~ə gewoon maar kabouter. hij heet gewoon maar kabouter. www. tja. als er niemand is. dan ga ik maar weer. dan ga ik maar weer naar binnen. nog een keer. roep roep jij hem maar even. kabouter! ja. wat is er? hallo. riep je daar? riep Peter mij? ja? zeg het maar. hoe gaat het met Peter? o. daar heb je de vingertjes. nou. tot ziens! nog een keer. Peter eerst even roepen. ja. kabouter:! kabouter:! ja? wat is er? riep daar iemand? riep daar iemand? ik dacht toch echt dat er iemand riep. elke keer denk ik dat er iemand roept. en dan kijk ik eventjes zo. naar links en naar rechts. en naar boven. en naar beneden. maar er is niemand. niemand! dan ga ik weer weg. nog een keer. kabouter! nou! potverdorie nog aan toe! nou hoorde ik het weer. elke keer lig ik lekker te slapen.
en dan komt er weer iemand roepen. nou doe ik het niet meer hoor. nou blijf ik binnen. kabouter:! kabouter:! oehoe! www. kabouter! joehoe! hee kabouter:! joehoe. kabouter:! joehoe. kabouter! ik ga nu kabouter gaat nu slapen. kabouter:! ik. ik kom niet meer buiten. zo. kabouter:! kabouter! ssst. hij slaapt. kabouter. sst. kabouter. kabouter. doe jij het maar even. hier. nou mag jij het doen. dan ga Peter even dan moet Frank even kabouter zeggen. ja dat zal ik doen. even een slokje. dan &~x kabouter! oehoe! ja:! o. ik liet iemand roepen. hoorde jij iemand roepen? dat was ik. ik heb geroepen. nou ga ik weer naar binnen. o ga je weer naar binnen. papa weer kabouter:. zeggen. moet ik weer kabouter roepen? kabouter:! oehoe. hee. daar is ie weer. ik hoort voor mij. iemand roepen. jij hoorde iemand jou roepen. dat was ik. ik heb geroepen. hoe gaat het kabouter? nog een keer. o. nog een keer. kabouter:! ja:. hallo. ben je daar. kabouter:! kabouter:. ja. daar is ie. kan je hem ook zo draaien?. &~k hij kan draaien. mag papa weer kabouter zeggen. kabouter:! kijk. moet nog een keer zo. kijk. o moet je zo doen. kabouter:! ja:. hallo. moet je zo een beetje draaien zo. met de stok. draai maar met de stok. dan draait ie zijn hoofd. hallo. ja, is moeilijk he. kijken. kijk. &~kʔi: ik kan heel goed zo draaien. kijk zo. nee! zo &~t kan je draaien. zo. nee:. &~dak. dat xxx als kabouter komt. kijk. zo zo als kabouter komt. kan jij ook draaien. ja. &~əmam Frank wil kabouter zeggen. moet ik weer even kabouter zeggen? wel. kabouter:! ja:. hee kabouter. ja:. waar was je? hier. nou even Frank weer. met. met de &~k moet ik het weer even doen? kabouter:! even wachten hoor. kabouter:! hallo. riep daar iemand? hoorde ik daar Peter. roepen? met zijn brommer. Peter met zijn brommer. hoorde ik die roepen? o: wat een mooie brommer. mag ik even met de brommer? &~ʔə &~pə &~hə hij mag niet met de brommer spelen. ik mag niet met de brommer? dan ga ik weer gauw naar binnen. hup. ik. ik wil &~x de kabouter moet gauw binnen. komt de brommer langs. o de brommer komt langs. waar gaat de brommer heen? &~heh die gaat naar. zo naar andere kant op. o die gaat zo de andere kant op. &~mpəʔo. wil kabouter even naar brommer gaan kijken. kabouter moet even de deur moet je hem even roepen he. kabouter:!. ja. wat is er? &~kə kabouter moet even de deur open doen. de deur open doen? voor brommer. voor de brommer. waar is de deur? hier. o goedzo. &~kx: &~kx: deur is open. nu kom brommer eventjes naar binnen. &~ə:həhə. die komt even naar kabouter kijken. &~hə:həhə. o wat een mooie brommer. &~həʔ. &~kəʔ &~te deze mannetje gaat weer weg. gaat ie weer weg? dit die heeft &~ə &~poʔm. &~əfoʔf:. &~əc: &~tətə. &~d dat vingertje gaat lopen.
wat gaat de vinger doen? &~tə. &~tətək deze vinger gaat grote deur open doen. aha. hier komt ie weer. huhu! voor mij staat deze mannetje. &~ajo. www. wat gaat de vinger doen? die die gaat. even kijken. o die gaat even kijken. die &~k die gaat hier in benzine tanken. aha. die gaat even benzine tanken. ]> wil je een stukje boterletter? o lekker. o! wat gebeurt er? is &~tə dat was deur die open ging. o dat was de deur die open ging. &~ʔmta dan kan de brommer even naar buiten toe. ja. dat doet deze. mannetje. die doet de deur even dicht. &~ʔnkətc. wat zei ie? hij ging dicht. hij ging dicht. &~ʔmʔm &~boʔoʔ deze mannetje gaat weer weg. o. &~t kabouter:! ho ho ho! ja:. de kabouter zegt. &~tapux &~ma &~pa papa moet uh de kabouter moet even de deur open doen. o. moet de kabouter even de deur open doen? hier gaat de kabouter even de deur open doen. komt ie &~no. &~ə &~te &~dyhy &~həhə:. de kabouter moet gauw. weer de &~ta:sjəot weer open doen. en de &~kombau kabouter kom namelijk &~uit zijn uit zijn uh huisje? huisje. als je hem roept. kabouter:! ja! de kabouter even. hier de deur voor voor voor dat mannetje open doen. ja. moet ie de &~bə deur weer open doen? hier zit deur. hier is de deur. o daar komt de kabouter aan hoor. komt de deur even open doen. zo. de deur is open. nu komt &~kəti nu gaat de kabouter weer naar binnen. hopla. kabouter hoeft. hier de brommer. hm? kabouter moet even naar brommer kijken. o. de kabouter moet even naar de brommer kijken? papa &~m &~kap kabouter moet even de deur weer open doen. &~ʔm dees kabouter is even gefixeerd. &~kətəxtat dat ga. &~bəʔ &~əbə kabouter weer de deur open doen. zometeen weer. want kabouter moet even een pepernoot eten. hier zat de kabouter. kabouter:! ja:. kabouter moet even de deur open doen. ja ik kom eraan. hier, Jiska, is wat te halen. xxx. Frank wil. wel. pepernoten. moet je de kabouter maar even roepen he. kabouter:! ja:. hallo. kabouter moet even de deur open doen. alweer? daar kom ik. even de deur open doen. zo. &~ʔup nou gaat ie. moet gesmeerd worden die deur. &~tə en deze doet de deur weer dicht. ho! &~tə deze is deze mannetje doet de deur omgevallen. o o o. dit is xxx. &~tata kabouter moet even kijken naar. je. &~əʔef even naar brommer kijken. moet even naar de brommer kijken? tjongejongejonge! die brommer ligt uh lelijk uh op zijn zijkant. &~əti die &~x op de gras. &~tə deze deze mannetje. die gaat ook alweer. even &~ʔo zetten. even rechtop zetten. ja. &~m: nou blijft ie goed staan. omrecht? ja. o was dat de deur weer? die ging open. we moeten die deur smeren he. maar ja. dan hoor je niet meer dat ie open gaat. &~ətətə &~ʔəʔ: kabouter die moet even weer naar binnen.
kabouter kabouter:! joehoe! ik &~ʔə kabouter vindt &~ə beetje eng. &~kaj kabouter &~te deze heef deze. &~əkoetə. he? &~mtə dan was de deur weer dicht. ging. was de deur weer dicht? o jee wat een lange reis. dan komt deze nog binnen. ah. daar komt ie nog. gaat de deur weer open? dat zijn twee deurtjes. o dat zijn er twee. o. xxx deze. die. hij ging. weer dicht. kabouter:! ja:. kabouter moet je zo doen. kabouter! wat is er aan de hand? &~uʔ de kabouter ziet de brommer langs komen. ja. de kabouter ziet de brommer langs komen ja. &~təb &~ətez deze vinger. gaat de brommer even neerzetten. zo. gebeurt er nou? &~d:eʔ. dat was &~dətət. 0. dat was de deur die open ging. o:. en daar zat nog een deur. nog een deur. deze. en die moet ook open. &~nda moet je naar de weecee? nee. o. &~iʔp ik doe een plas. je doet een plas! is dat wel verstandig? &~tətət. dat. dat &~py Peter heb een plas in zijn luier. gedaan. in zijn luier. kijk. heb je een luier aan? o dan is het goed. hier. hier is op ze billes. daar zit &~ə luier. o. uhoh!. &~tə. &~əkət. dat was ie. weer die deur open? dat was. de kabouter. die moet heel even naar deur kijken. hij heeft net verteld dat ie een plas in zijn luier heeft gedaan. hij trok namelijk een gezicht waarop ik alleen maar kon reageren met de vraag “moet je naar de weecee”. toen zei ie “nee hoor”. helemaal niet nodig. waarvoor zou ik. ik heb toch een luier om. precies. maar het was goed dat je het even zei. ja. &~nkət &~ə &~ə. was is dat? &~ttə dat was de deur. die open ging. o dat was het deurtje wat open ging. kijk. daar staat nog een deur. die gaat ook open. hm. zo wat een mooi geluid erbij. &~n die gaat even naar zijn brommer toe. hij hij kan af en toe echt hele mooie samengestelde zinnen maken he. ja? hij had laatst mijn broer aan de telefoon. ja. en:. en uh en mijn broer vroeg uh: van &~hoe is het &~met &~peter. Peter heb ander gips. dus kan Peter niet lopen. Peter kan alleen maar kruipen. xxx heel verhaal! nou zeg. dacht van nou! fantastisch. heel uh coherent. ja. kabouter moet hier. even &~t zijn. o jeetje. moet je de kabouter gauw weer even roepen. kabouter:! nee dan moet je zo zo doen. xxx. zo gaat het ook. hij probeert het. kabouter:! o. ja:. riep daar iemand? kabouter moet even de deur open o: wat vermoeiend. o:! slof slof slof. nee nee nee. niet niet de weer die deur. en hij gaat zo zwaar. nog steeds niet geolied. zo. nou. xxx. kabouter:! ja:. &~kik kabouter. moet hier even. &~ə:ka een hier kom het brommer aan. daar komt de brommer aan. ja ik zie het zeg. en wat gaat die brommer doen? die gaat de kabouter ook doen.
gaat de kabouter ook doen? of open doen? nee die die gaat &~ə deze open. &~o:xa. &~h:. die ging gaat. deze brommer gaat. kabouter omgooien. gaat de kabouter de brommer omgooien? of gaat de brommer de kabouter omgooien? kabouter moet even. hierlangs &~hən. &~əhi hier moet zo langs gaan. &~kə o! o! een ongeluk. ach! die arme kabouter. die is aangereden door de brommer. oei oei oei. nou. moet er niet gauw een ambulance bij komen? nee. hier kom &~ə ambulance ook aan. o. xxx. bestelwagen en een brandweerauto. &~ta dat brandweerauto deze heeft &~majdajta: kijk eens. dat scheelt ook een stuk. xxx. ha:. daar is ie. dat &~tik gaat &~ə brommer gauw weg. ja:. ja. dat zou ik maar doen als &~die &~brommer was. het is natuulijk wel een hitnrun he dan. volgens mij heeft ie niet alleen maar een plas in zijn luier gedaan. o? als ik dat zo ruik. &~hə. &~tətətə. dat was. &~nka kabouter moet gauw even naar buiten. kijken. ja. kijk eens. hij ligt hier nog voor pampus. hij is nog bewusteloos. we moeten hem reanimeren. vooruit nee joh. sadist. die &~x hoe moet dat nou ooit weer goed komen met die kabouter. die. xxx moet weer overeind. &~ta dit brommer ja. ja. nou dan moet er maar een wonderbare genezing plaatsvinden. ja. dit was hersenmassage zou je zeggen he. geen hartmassage maar nou. gelukkig dat de kabouters allemaal negen levens hebben. nou. &~nə. &~nəna. &~əna &~naprə &~ənəʔ naar brandweerauto kijken. moet de kabouter naar de brandweerauto kijken? kijk eens. &~m &~də. &~wil &~je eventjes naar &~ə brandweerauto kijken. hier. keboing! xxx. het is ongelukkendag vandaag. weer een ongeluk. keboing. boing. &~kə &~amə zitten aan mekaar. &~hə nou nou hebben &~ban. &~əʔəbugə nou heb tie aanhangwagen. nou heb tie heeft ie nou een aanhangwagen? is niet zo best he als de brandweerauto een botsing krijgt. &~kəx. &~ə kijk. deze deurtjes gaan open. o. hij kan open. die kunnen open ja. maar deze deurtjes. die kunnen niet open. nee. die kunnen niet open. want &~ti. daar zit &~ə stuurtje. ja. maar er zit niemand achter het stuur. riskant! &~tə &~sitə daar zit niemand aan het stuur. ja. daar zit iemand aan het stuur ja. de bestuurder. die die die. die. die zegt ook. ja die zegt ook. &~təʔ. dit deze deurtjes gaan ook open. &~əfə Frank. dat deurtjes. nog wat beter open. die kunnen nog wel wat beter open ja. deze gaat ook achter het stuur zitten. o. &~tat. &~ə. hij xxx. &~tə daar was deze mensen die in &~ə trein ging. zitten. dat was &~tə die mensen die in &~ə trein ging zitten. die waarin zitten? die in de trein gingen zitten. o. &~tah:. &~tatətə. &~təh. &~ta daar &~s: o:! ik ik zie ze hebben ook allebei een blauwe en een rooie lamp he. zwaailamp. xxx. o ja. dat vroeg ik me nog af. kent hij het torenvalk. hier zit dit zwaailamp. ja. ja? ja. o.
dat heb ik me dus niet in vergist bij het afluisteren. nee hoor. nee. dat klopt. &~ə &~tə. &~nm hier zit de zwaailamp. nee. xxx. niet een woord wat je &~xo gauw tegenkomt in. bij een tweejarige. maar goed. maar jullie ik kon me wel voorstellen dat ie het zou kennen. omdat jullie bij fietstochten wel. allerlei dieren uh: zien. dit heeft te maken met uh: de uh. uh tekenfilmserie waar ie naar gekeken heeft. het beestenbos is boos. o: ja. daar speelt een torenvalk in mee. dus daarom kent ie torenvalk. ja. het staat op een van de bandjes al van wel van een paar maanden geleden. ja. ja. nee. dat &~k dat klopt. dus heb je niet in vergist. ja. &~əʔn: &~te deze trein gaat rijen. dat is de trein. is dat een trein? &~tiʔi &~ic. zometeen ga &~ə zo zometeen &~x pas op voor de motor uh brommer. zo. Frank. nou gaat &~ə nou gaan &~ə lampen zo aan. nou gaan de lampen aan. en de sirene. &~ʔe ik wil &~da &~ʔə &~ʔəh lampen zijn eerst nog uit als deze trein komt. nou zijn &~ə lampen aan. die. &~xə deze moet even wachten. o ja. het is wel ingewikkeld zo met je hand erin he. je hand zit helemaal klem hier. &~ətə. daar was deze deur die open ging. &~tətə. het is wel een hele vlotte uh sirene. xxx. deze brandweerauto. die moet even wachten. ja dat lijkt mij ook. &~əpant nou nou heb de brandweerauto &~həka brandweerauto gaat gauw xxx. &~ə zometeen dan gaan. lampen weer aan. ja. als &~tə deze trein komt. als deze in de trein komt? als de trein komt dan gaan de lampen aan. o:. xxx. nou heb deze trein een nou heb deze een aanhangwagen. nou ja. en jij hebt een rijbewijs? sst:. laten we het daar maar niet over hebben. &~təf &~nmə &~ətə. ja! he. wat zeur je nou? dat zie je toch zo dat het een trein is. dit lampen zijn aan. ja. lampen aan. &~ti. &~titi hier moet even wachten. wat zeggen die lampen dan? &~tətə xxx ze tegenkomen. wat zeggen die lampen dan? dat zeggen de lampen. precies. &~tə de lampen zeggen. o: ja. zie je wel. dan is het dus wat anders dan de lampen van de uh. ambulance he. want die doen. moet even als deze trein komt. &~thth:. dan gaan deze lampen wel aan. ja. het is een eigen uh overweginstallatie aan boord. nou zitten allemaal &~tətə nou zitten allemaal mensen in. ja. zit helemaal vol met mensen. het lijkt de trein op vrijdagmiddag wel. &~bətə. &~te deze mensen dit is onze trein. &~sə nou gaan en nou komt ie eraan. en dan moet deze even wachten. hier gaan de lampen aan. en die zeggen. hier zijn de. mensen xxx voor &~jə weg. &~jə. die die gaan zo weer aan. &~nten nou gaan deze nou gaan die en dan nou gaan. deze &~wexəs. &~tah &~tis. nou nou gaat deze hier. &~s: &~sə in.
die gaat erin zitten. erin &~t. ja. en nou kom &~diti nou komt die allemaal mensen erin. hartstikke vol met mensen zit ie nu. deze deze. die gaat weg. heb je nog xxx met de leessysteem te werken? xxx. nog niet. nee. &~əwe en wij zitten in kleine trein. ben het nog wel steeds wel van plan hoor om het doen uh. je bent het van plan. ja:. je moet er inderdaad wel uh de energie voor en de tijd voor opbrengen. xxx. &~te deze vinger. &~tis deze. ja precies. is gewoon even met alles uh van de afgelopen tijd even niet van gekomen. nee logisch. dat bordje. &~ts: die zijn even met de trein. maar ik had al wel karton in huis. om uh xxx. o ja. om kaartjes te maken. deze is hierin aan te kijken. hij vraagt er wel naar. wat letters zijn. ja. echt zo “wat wat is dat”. wat staat daar. dat zegt ie. in die zin is de belangstelling ruimschoots aanwezig bij hem. o ja. de spoorweg gaat aan. spoorweg gaat aan. dan komt deze trein. dan komt deze trein. &~ətətə dit moet even naar je jouw trein kijken. moet de kabouter even door de trein kijken? hier is de kabouter weer. waar is de trein? waar is de trein? hier. bij spoorweg. o bij de spoorweg. ja. kom maar. &~dədəta &~ʔə. &~d hij mag niet. hij past nog niet. &~m nou zitten allemaal &~p dan zitten allemaal mensen in. o ja. hij mag wel. even. wel even. met die &~ʔmci &~kəbeistə. gaat ie &~ʔo mag deze &~phə even naar kijken. mag de kabouter even kijken?. hij mag dichterbij. hij mag er niet in zitten. o de vingertjes. die mogen er niet in. &~tes deze mensen. die mocht. &~pei kabouter &~m moet even. huphuphup. gauw naar de trein toe. huphuphup. gauw naar de trein toe. ja. &~pə kabouter moet even naar trein toe. kabouter moet die kabouter even naar de trein. ja. want kabouter is dus uh die heeft een beetje. mobiliteitsprobleem. zo:. even naar binnen kijken. wat een volle trein zeg. er zitten hartstikke veel mensen in. daar kan niemand meer bij. xxx daar staat ie nou &~sdot &~əməm: &~əm:. daar komt de deze komt even xxx hij draait weer. &~ə even kijken. ja hoor. &~tə &~təs. daar daar zit lampjes gaan aan. ja. als jij praat gaan de lampjes aan. als ik praat ook. &~ə &~ə Peter gaat. “hallo wie is daar”. ja toe maar. zeg maar. hallo wie is daar? hallo wie is daar? iemand! lampjes branden. de lampjes branden ja. goedzo. deze lampjes branden ook. lampjes van de trein. die branden ook. zeg ik het nou goed? ja precies. nog een keer even kijken. o nog een keer even kijken. nou hier. nou als je het niet goed zegt word je wel gecorrigeerd hoor. ja dat is waar. lampjes zijn. xxx uit. lampjes zijn even uit. &~təs daar zijn helemaal twee lampjes. ja. hoe harder je praat hoe meer lampjes.
xxx. hallo. wie is daar? iemand. hallo wie is daar? hallo wie is daar? iemand. wat zit daar? lampjes. ja lampjes. en hier zit het bandje in. daar heb je de lampjes. en het bandje. wat draait. en een paar knopjes zitten er ook nog op. &~ʔm daar zit &~ə paar knopjes op. xxx. o zitten daar knopjes op. wil je nog even luisteren? &~ək even de kindje. graag. je wil het kindje even &~l horen he. o dan moet je even wachten tot dat uh ik hem uitzet. ja. precies. xxx. doen we strakjes even. xxx. ik wil kijken. ik wil nog een xxx. he? Peter moet even kijken of ie. nog &~jə kindje hoort. ja. kijken of je nog een kindje hoort. kan wel. xxx nu al. nee uh dat uh dan moet ie gewoon zelf wat zeggen. dan hoort ie ook een kindje. ja. hoeps. gaat het?. zo. doe nou maar van. “hallo wie is daar”. hallo wie is daar. wat hoor je nou?. &~ə stofzuiger. een stofzuiger! hallo! wie is daar? iemand. &~ə zuiger. de zuiger weer. ja de stofzuiger weer he. ja. knap he. om een stofzuiger in zo 'nn apparaatje te verstoppen. nou. doe maar laatste keer &~hallo &~wie &~is &~daar. hallo wie is daar? iemand. wat was dat? een zuiger. dat was een zuiger. dat was een zuiger. je hoorde de zuiger. xxx een stofzuiger ja. hoe is dat geluid? kan je dat nadoen? &~kəpe. Peter even. naar &~k apparaat kijken. ja zometeen. wou je naar het apparaat kijken. ja. zometeen. dan mag je ook met kindje uh horen. wat doet de stofzuiger? hoe doet de stofzuiger?. doe maar. hij gaat gaat toch xxx. ga toch weg. &~niʔt. nou gaan die andere nou gaan die allemaal bewegen. die voetjes. die voetjes gaan dan bewegen. o ja? even kijken. &~sitamu &~mə eventjes moet je kusje gaat ie. even dan gaat ie. heel gauw heel hard. o ja. geef ik er even een kusje op hoor. gaat ie bewegen. o dan gaat ie bewegen. o wat gaat ie nou hard. goh. kiekeboe. ik dee kiekeboe. allemaal vingerje glijen glijen eruit. al de vingertjes glijen eruit. ze glijen er allemaal uit. &~dət &~də. doe allemaal vingertjes die allemaal dingen glijen eruit. &~ətə. kijk eens &~ha &~ci. &~tə deze gaat nou nou blijft ie. nou is ie. xxx nou nou zit ie maar als deze trein gaat rijden. moet deze vingertje. even rustig in de trein gaan zitten. even rustig in de trein gaan zitten. hij zei. hier komen weinig &~tə hier komt deze. &~sa hier komt ie. &~də hier kom &~ə wij nog. nou kan de trein weer rijen. ja. die &~i hier die praat in de trein. o die mensen praten in de trein. &~əsʔə. dat ja. maar. daar zitten mensen in. ja. en die praten met elkaar. die zo van uh “rabarber rabarber rabarber”. roezemoes roezemoes roezemoes. die die &~və die die &~sə die. &~n: xxx die mensen &~si die &~s die die.
die xxx. kabouter moet. even kijken. moet de kabouter even kijken? &~kə: &~ʔə. Frank. jij jij kom &~ə. &~hahəre. jij treinen aan. &~da hij kan. &~ka kabouter:! joehoe:! kabouter vindt &~ə beetje eng. o! ik vind een beetje eng. hij hij wil dichterbij. hij hij wil dichterbij staan. nee dat durf ik niet hoor. ik vind het een beetje eng. hij hij wil even kijken. blijf hier wel kijken. even dichterbij kijken. een heel klein beetje dichterbij dan zo. hij wil hij kijk &~mu o er komt weer iemand aan. even naar binnen kijken. uhoh! o. ik vind het een beetje eng. ik ga gauw weg. dat ja. hier kom &~ə. trein Frank. hier komen gevaarlijke treinen aan. daar komen rare treinen aan. &~hi hier komen &~ha: hier hier kom. eh eh hier komen rare treinen aan. komen rare treinen? of xxx. bij spoorweg. hier kom. heleboel rare. hier komen heleboel aan. een heleboel rare treinen, bij de spoorweg? die komen hier langs. &~ʔn ja. en kabouter moet even kijken. o. kabouter moet even kijken ja. daar is ie. xxx. xxx ook. ik had het nog nooit gezien. hoe kom je erop he. het viel me bar tegen. dat kan ik je wel vertellen. en &~i alle kinderen hebben zo 'nn. xxx. ja. we hebben er een uh. knutselavond uh voor gehad. en daarna thuis de afwerking nog verder. het viel me bar tegen inderdaad. die is aan de &~xau. xxx. allemaal gepruts. die is aan de xxx. ja precies. hier &~i &~te deze mensen gaan in de rare. trein. ik vond het ook wel moeilijk om. om hem een zodanig gezicht te geven dat het niet al te bedreigend zou zijn he. ja. dat het niet al te eng zou zijn. ja. nou xxx. ja he. dat dacht ik ook. nou ik vond het een beetje met die baard en zo dat ie niet al te wild zou zijn. nou scheelt het dus dat uh een van mijn broers ook een behoorlijk volle baard heeft. dus aha. even naar binnen. in die zin kent ie het fenomeen. ja. en hij kent &~kab kabouter:. toen ie het uh joehoe. uitpakte keek ie een beetje bedenkelijk. xxx. zometeen kom &~ə kabouter aanlopen. met de xxx. xxx “oh een kabouter”. kijk eens wat leuk. en toen vond ie het ook leuk. kabouter:! joehoe. ga naar binnen. o. kabouter:! riep daar iemand? hee. ik hoorde iemand roepen. o xxx. ik weet nog een kabouter. hebben wij nog een kabouter. nog een kabouter:. o ja. xxx. moet die eraf? Peter weet. hier nog heeft deze deze mensen. die hebben nog een kabouter gevonden. hebben die mensen nog een kabouter gevonden? ik hoor. de kabouter is aan het bimbammen. ik heb af en toe wel eens het gevoel dat ie iets wil zeggen. daar dan niet uit komt. door de woordenschat er gewoon niet voor heeft. en dan maar iets anders zegt. ja ja. dat geloof ik ook wel.
dat uh hij zit echt te zoeken. ja. en &~a en nou nou zijn die uit. of hij wil iets &~a zeggen wat eigenlijk nog zijn uh formuleervaardigheid te boven gaat ja. eigenlijk. precies. &~n: hij ging. of misschien omdat zijn woordenschat xxx. ja. nou. een van twee. zijn uitdrukkingsvaardigheid schiet dan te kort. ja. zit ie echt een tijdje te proberen. ja. en dan zegt ie. iets vertrouwds. waarvan ik echt het gevoel heb van dat bedoelde ie helemaal niet. ja. &~ətə dat deze is niet meer &~ʔə die is niet meer aan. nee? nou gaat de brommer rijen. je kan er maar zoet mee wezen he. ja. kabouter: xxx yyy. yyy. yyy. www. yyy. yyy. yyy. yyy. kom. yyy. yyy. ho ommm. wie daar? wie daar? ik u. moet u pakken? kom. gaan wij samen eens spelen? gaan wij eens kijken? oh. och. zie. wat is dat? boek. och. oeps. wat is dat? een hondje. oh. maat kikker. slang. een hertje. wacht. het is nog eentje. kijk. kijk. een zwaan. en dat? dat is een rare poes. zeg eens. aai poes. aai poes. ja. nog kijken? yyy. ja is een hertje. een hertje. en wat is dat? wat is dat? bouw. een uil. en een vleermuis. dat is een libel. denk ik. en een. en nog eens het hondje. wat zegt het hondje? mooi he. en nog eens het hertje. en wat is dat? dat kennen we niet he. yyy. ja. yyy. ja. de kikker. zeg jij het eens? yyy. ja. wat zegt de zwaan? die zegt niks. yyy. uch. een hondje. die kennen we al. het hondje kennen we al. kijk. kijk. hondje. eens. wijs eens naar het hondje. of de kikker? of de slang? weet het niet meer. had ik je toch verteld of niet? weet ik niet. weet je niet meer? dat is de danseres. de danseres had een gieter in zijn hand. ja ga maar rechtop zitten. ik moet het goed kunnen verstaan &~he. en xxx water in doen. toen stapte &~polie op de bloemetjes. en een dokter komt eraan. ja goed zo. de dokter plukt een bloemetje. hij geeft hem aan de danseres. en hij doet hem in ze haar. dat is een dief. hij hebt een bal in ze hand. en en hij schopt hem omhoog. ja doe je vinger maar uit je mond hoor. anders kunnen we niet. en hij schopt hem omhoog. ja goed zo! zo kan ik jou goed verstaan. en hij. en een ridder komt er aan. de bal ligt in het water. en de piraat huilt. ja. en &~ehm. de ridder hebt een net in ze hand. en hij wout de bal weer uit het water halen. goed hoor. en hij hebt hem uit het water gepakt. en de &~be piraat is er weer blij om. ja heh. gelukkig. en hij speelt er weer fijn mee. er is een prinses en een ijsje. en die hebt één euro. en hij wilt een ijsje kopen.
en hij likt er fijn aan. wat zeg je? en hij likt er fijn aan! ja! en hij geeft hem aan de heks. en heks kijkt ernaar. en hij pakt hem aan. de heks kijkt ernaar? en heks xxx. kan Sanne dat horen? vertel het nog eens. en de heks likt er ook fijn aan. maar ik kan jou niet zo goed verstaan. moet je je handen ook niet in je mond doen &~he? en de prinses wil weer een ijsje kopen. er is een indiaan met een trap in ze hand. en hij wilt een appel pakken. hij klimt op de ladder. en wil pakt een appel. en daar komt ja ik weet niet hoe die heet. cowboy. cowboy komt eraan. en hij zegt wat ie aan het doen is. haalt de ladder drvan weg. en hij pakt de ladder. indiaan kan dr niet meer vanaf. en hij blijft dr de hele dag drop zitten. en indiaan wilt ook een appel uit de boom halen. daar zitten maar drie appels in. oh, en de indaan zegt help. wat zegt de indiaan? help xxx. poes. ja. de. poes. xxx. xxx. de. poes. de. poes. konijn. xxx. bloemen. bloem. xxx. xxx. beestje. xxx. walvis. ja. xxx. xxx. xxx. krokodil. xxx. xxx. xxx. olifant. xxx. xxx. xxx. ja. vis. xxx. konijn. xxx. ja. xxx. xxx. pardon. xxx. giraf. sss. slang. xxx. koe. boe. kukeleku. xxx. piep piep. piep. piep. xxx. telefoon. telefoon. mama. xxx. xxx. poes. ja. tenen. poes. kikker. varken. een. eend. xxx. xxx. xxx. ja. vis. xxx. xxx. stekelvarken. xxx. schapen. vis. xxx. xxx. kaas. de. muis. xxx. kaas. banaan. xxx. banaan. aap. vis. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. schaapje. xxx. poes. koe. ja. een. schaapje. schaapje. poes. xxx. hup. poes. de. koe. de. koe. schaapje. huppakee. huppakee. huppakee. een. boekje. lezen. xxx. paardje. koe. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. een. paardje. een. poes. ja. schaapje. xxx. xxx. xxx. geitje. baby. schaapje. xxx. ja. xxx. xxx. eend. oh. oh. oh. oh. xxx. ja. xxx. tenen. xxx. xxx. xxx. ja. poes. konijn. ja. nog beetje. nog beetje. nog een beetje. xxx. nog een beetje. ja. xxx. nog beetje. xxx. xxx. bootje. vis. ja. zien. op. eet. ja. bomen. xxx. wenen. ja. xxx. xxx. wenen. nog beetje. xxx. xxx. poes. slapen. ja. xxx. ja. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. een. twee. acht. xxx. ja. xxx. koe. paardje. schaapje. tak. nog beetje. ja. slapen. hand. geven. handje. geven. ja. beertje. kerstboom. een. twee. acht. een. twee. acht. ja. xxx. papa. xxx. papa. papa. ja. xxx. xxx. nog beetje. papa. paardje. paardje. zon. beertje. nee. nee. poes. ja. xxx. een. schaapje. hup. xxx. xxx. huppakee. daar. schaapje. poes. clown. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. woefwoef. piepiep. xxx. xxx. xxx. pop. xxx. ja. xxx. ja. ogen. open. xxx. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. vis. ja. paardje. xxx. xxx. ja. vis. botje. botje. vis. botje. xxx. dolfijn. xxx. paardje. vis. ja. baby. ja. xxx. paardje. ja. xxx. xxx. een. twee. acht. ja. xxx. vis. vis.
vis. xxx. vis. ja. bootje. xxx. xxx. ja. ja. huppakee. xxx. xxx. vis. vis. xxx. vis. dolfijn. vis. xxx. xxx. ja. xxx. eike. vogel. eike. xxx. xxx. baby. baby. baby. een. boekje. een. boekje! boekje. lezen. een. boekje. lezen. poes. ja. nee. nee. nee. xxx. xxx. xxx. krab. krab. xxx. poes. slapen. xxx. bril. xxx. xxx. xxx. beertje. xxx. ja. xxx. xxx. vis. vis. xxx. nee. xxx. xxx. mama. slapen. xxx. xxx. xxx. olifant. ja. krokodil. ja. nee. nee. xxx. tutter. xxx. xxx. xxx. nee. xxx. nee. nee. nee. xxx. pakken. xxx. xxx. xxx. nee. xxx. xxx. xxx. giraf. kameel. xxx. kangoeroe. hond. poes. xxx. ja. xxx. hup. huppakee. huppakee. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. ja. xxx. xxx. mama. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. mama. xxx. mama. ja. kameel. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. xxx. papegaai. xxx. xxx. xxx. nee. nee. xxx. nee. nee. nee. mama. nee. nee. xxx. xxx. xxx. een. bal. mama. die gaat water sproeien. ja. die gaat water sproeien. moet je goed vertellen wie het doet. want Sanne kan het niet zien. ze ze gaat er water in doen. ja hartstikke goed supergoed! ze gaat het water door de de bloemen natmaken. anders gaan ze dood. anders gaan ze dood inderdaad. en dokter gaat plukte één bloem. ja de dokter plukt een bloem. ze geeft hem aan haar. ja ze geeft de bloem aan haar. klopt. ze slaapt. dat is Pietpiraat. ja inderdaad. ze gaat voetballen. ze huilt. ze huilt ja. nu huilt ie niet meer. ze gaat ze bal pakken. en nu heeft ie de bal weer terug. ze gaat ijsjes ijsjes kopen. ja. ze heeft een ijsje. de heks. de mevrouw die geeft hem aan de heks. de mevrouw geeft hem aan de heks. en nu heeft de heks hem. nu geeft de heks weer aan de xxx. nu slikt de heks. nu nu geeft ie nu pakt ie nog een ijsje. gaat ze nog een ijsje kopen? ze gaat appels plukken. ze gaat op de trap. ze pakt een nieuwe appel. en nu pakt die. agent dr af. ja. nu kan ze niet uit de boom komen. dat is haar eigen schuld. dan moet je daar gewoon niet op komen. nee inderdaad. &~he. wat gebeurt er? ze huilt. moet je es kijken. oh goed. he, nog 'n beetje opdoen. wat doe je allemaal Floor? jij moet effe smeren. moet ik effe. ja, maar het is toch smeerkaas. hard, he? hard, he, ja, smeerkaas he. ja. gemeen van mij he? ja. zo ga nou, nou hebben we visite, he? ja. gaat zo. ik ga vandaag het zo eten. ga je het vandaag zo eten? ja. kun je het neit even doorsnijden? 't is niet erg netjes, zo, he? moet je kijken. moet je kijken. moet je kijken. ja, ik kijk. ja, ik zie het. goedzo. oh lekker. nog 'n beetje xxx , Anna. 'k heb de brood gescheurd. heb je het brood gescheurd? niet gesneden? hier een hard stuk. xxx.
bah! is het lekker? bah! schoonmaken? is het bah, Anna? xxx. kijk es, eten zo. ja, heb je wel zo'n grote mond? ja? ja, ik zie het zeg, het gaat makkelijk, he? en tanden. en tanden, heb je ook. wat zit er nog meer in je mond. 'n tong. &~a:h. 'n hele grote tong. begint zij ook. ja, ik ben bang dat dit van hetzelfde laken 'n pak is, zoniet erger. he, kijk eens. oh. ik xxx vandaag ook korsten. ja? xxx zo met je mond vol praten he, boef he. buh. Anna lacht dus alleen maar. is het lekker Anna? Anna, Anna, is het lekker? bah. nou ik zal ze maar 'n broodje geven, anders zitten jullie hier 'n uur alleen maar te kijken. ja, het kwam net zo uit eigenlijk. en jij hebt schone vingers, of niet? hoeveel vingers? 'n heleboel, he? hoeveel vingers? dat weet je zelf ook wel. een, twee, drie, vier, xxx. ja! vier. vier zijn dat. puh. lekker puh, is niet 't lijkt wel vier. 't lijkt wel vier ja, maar is 't niet. daar zijn vier, he? marijn wel! dat zij vier zijn. heeft Marijn ze gister geteld? ja. Dan liegt hij. 't is 'n liegebeest. he. he. &~mm. is 'n liegebeest. lekker, he, zo'n korstje, lekker kauwen. &~mm. ja. waar ben je gister geweest. we hebben iets heel moois gezien, he, gister,? ik heb vandaag ook de droge xxx ge eten, he? je hebt vandaag ook de korstjes opgegeten, dat vind ik heel goed van jou. dat is heel knap, he? eigenlijk vind je ze niet zo lekker, he? he? zijn ze wel lekker geworden? korstjes? bah. bah. bah. 't is vies, he, Anna. waar is je auto? hm. hm. waar is je auto, he? ligt daar de auto? hm. ja? we. zal ik jou eens 'n beetje au too! ga even zitten vrouwtje. au too! oh, zij gaat dus ook even 'n auto halen. oh, nog meer auto's. oh. auto's. zo, he. daar trapt ze dus niet in. boeh. zitten, jij. hoho, onder het eten blijven we zitten. nee, ik pak het op. nee, ik had eigenlijk ook moeten blijven zitten. ik pak hem wel even. zo. vind je dat leuk. moet hij hem steeds oprapen. gaat Anna zitten gooien. ho. Anna, wat doe je? ooh, stout. nee, niet vies van eten. wat moeten die heren wel denken? &~mm. denken ze dat we in de stal zijn. he? dat ze in 'n stal zitten in plaats van in 'n huis, in 'n mensenhuis. oh. heel voorzichtig, maar. Anna! nee. Anna, boem? nou, zullen we ze zo maar even loslaten dan, dadelijk? dat zijn xxx>. wie is wat? wat zei. als je mat je mond vol praat, kan ik er niks van verstaan. blijf even zitten, wat zei je, “wij zijn”? wat zei je meid? 't lijkt wel 'n stal, he? “'t lijkt wel 'n stal, he”, zegt ze. oh ja, ja, ontzettend.
Alleen het hooi is er niet, he? dat denken wij, he? he? het hooi is er niet. he? we hebben geen hooi om in te slapen. wie woon er nog meer in de stal, weet je dat? daar. oh. ja, he, en weet je nog van het Kerstverhaal, wie er in 'n stal woont? ja. wie dan? jezus. ja, die woonde ook in 'n stal weet je nog. Maria Joze. ook, he? in 'n kribbe, he? ja, in 'n kribbe. en wie kwam er toen op bezoek, weet je dat nog? en de koning. en de herders en de schapen. ja. gingen ze allemaal naar 't kindje kijken, he? ja. Marie haalt Jezus eruit. ja. om aan de koningen te laten zien, he? ja. Dan draaide de koningen. ja. is mooi xxx. ja, allemaal kadootjes. &~a:h. bah. bah. hm. ah ah. aha. wat je al wat ze mee hadden genomen? de koningen? kijk es. ja, ik zie het. wat ben je nu? wat doe je? kijk es. au. mijn hele hand is blauw. au. nou, 't zal niet de eerste blauwe plek zijn, he? he? 't zal niet de eerst blauwe plek zijn. willen jullie heel snel eten, want dan mogen jullie los, jongens. aha. moet jij nog wat, Floor? ja. wat wil je dan? is 't lekker, Anna? huh? lekker? xxx. he? nee, bah. we kijken er niet meer naar, he? nee hoor. nee. ja. vies. ik kijk naar de piano. xxx. nee, Floor, bah. vind ik bah. he, vertel eens, vertel eens over die zeehonden gister. we zijn naar Artis geweest, en dat was heel mooi. oh. kregen ze eten en wat deden ze toen? xxx. en je hebt zo gelachen, dat weet je vast nog wel. waar gingen ze van af springen? van 'n plank. van 'n plank, ja. ja. en toen. plons. en toen kwam de oppasser. oh ja? wat deed die dan? de oppasser, die past op de dieren. die past op dieren, ja. maar wat deed hij bij die zeehonden dan? he? wat deed hij bij de zeehonden? ging zo. en boem in het water vallen. die oppasser? ja. en een visjes geven. oh. oh, hij ging visjes geven, ja. aan wie dan? aan. en. toen gaat de oppasser weer weg. ja. toen ging hij. hij zwaaide even he, voordat hij wegging. ja. oh ja? oh ja? ja. en aan de reigers, he, op het dak. ja. die hebben ook stiekum 'n visje gepikt. we hebben ook zee. ijsberen gezien, he? ja. wat deden die allemaal? weet ik niet. weet je het echt niet meer? die zwemmen he? ja. en ging boem in het water vallen. ook boem in het water vallen, ja. en ging hij onder. onder zijn huis he? onder zijn huis zwemmen, ja. dat kon hij, he. ah, lekker he. ja. zeker. dat vindt ze niet eng. nee, vindt ze niet eng. hij kan heel lang onder water blijven. ja. heel lang. ja.
die heeft heel lang zwemles gehad van de badmeester. heeft hij goed leren zwemmen, is hij niet bang. mag ik nog 'n brood? jahoor. he, Anna,. ja, ik zal je even 'n klont geven, hier. wehe. nou, volgens mij zijn we nog in Artis, hor. brood? huh? je brood? ja? ja. ja, wil je brood? ja? haha. ja? ja. waar is papa? naar de bibliothee. ja. wat doet hij daar, Floor? wat doet papa in de bibliotheek? weet je dat? floor? nee ken niet boelietek. ken niet boedelothee. ja, gaan we heel vaak naar toe. nee? nee de boelieteek. bi blio theek. ja. 'n raar woord ook eigenlijk ja. ja. wie kan dat nou verzinnen? ja. boekenhuis. klaar! goed, zeg, wat nu? en. ik wil. ik wil. ik wil. kaas erop. gewone kaas. gewone kaas, ja? nou. dat is ook heel lekker. ja, ja moet niet zo met dat mes zwaaien, vrouwtje. he, snuffel. alcoholica. ja. Anna. mag ik kaas erop. jahoor. ook oppe heel hard plak kaas. ja, die krijg je straks er naast liggen. ja. komt er naast te liggen, wacht even. zo, nou die snij ik wel door, Floor, anders wordt het hele. moet ik hem zo snijden als in de creche, zo. nee. of gewoon zoals ik altijd snij. nee. hoe moet ik hem snijden? zo. afijn. kaas eraf. ga je de kaas eraf doen? nou ja, moet ik er kaas opdoen en haal jij het er weer af. he, is 't lekker? ja? is op? ja. ja, is 't op? goedzo. boem. mhm. op he, Anna, op. niet goed, nee? wil je geen broodje? ah. wil je hap, Anna? hap? waar is 't paard, Anna? paard. waar is 't paard? waar is 't paard? huh? ja, 't moet daar ergens xxx liggen, he? daar is hobbelpaard. waar is hobbelpaard? onder de tafel. ja. ja. Anna gaat in de stoel hobbelen. Anna gaat hobbel hobbel. kijk. oh ja. ik ben veel te groot. ben jij veel te groot? paard. oh, wat nu? het paard? ja. even opschrijven. ja, je moet opletten. Anna, auto. want toch had ik gekrijgt. wat had jij gekregen? ik wil dt hebben. nee, je moet even blijven zitten, Floortje. oh deze ja. &~mm. heb je nou eerst je kaas opgegeten? dat kan ze ook zeggen. kunstjes doen Anna. sta ik weer voor paal. op. op. op. kijk es op. nou. op. oh. kijk es, op. Anna, waar is je aap? is aap, he? da. wat is dat? daar. daar, ja. ja. ja. op. op, hij is ook op. mooi, he? wat is dat? 'n kop. 'n kop met 'n aap erop. 'n kop met 'n aap erop. aap. kijk. kijk kijk. aap. kop. aap. kop. aap. kop. apekop. xxx. xxx. apekop. xxx. apoe. nou, ja Floor, eet maar effe door dan neem ik ook nog 'n broodje. 't kan eigenlijk best wel zo he. aap. aap. floortje, Floortje. apoe. apoe. die maakt dus altijd nieuwe woorden. jaja. doink, boink, moink.
hele gekke woorden maken, altijd. doink, koink. oh ja, wat betekent dat dan? ja, oh, dat is 'n geheimpje he? ga je zitten? zitten, zitten? wat ben je nou weer aan het doen? vertel eens aap. koe. apekoe? die heb ik nog nooit in Artis gezien. aap koe? vertel eens wat er met Pippeloentje is gebeurd. wie ligt daar in zijn bed. pippeloentje xxx inne bed. wie ligt daar in zijn bed? in zijn bed. pippeloentje. met. weet ik niet. met weet ik het niet. jawel. jawel. lust geen appeltjes, lust geen peertjes. goedzo. en wie kwam er toen? de drie dokters en de xxx. kwamen aan het beertjes ledikant. en het eerst kwam dokter. ja. die zei. wat heeft dat. lust geen. Enzo. beertje heeft de berekoorts. en toen kwam dokter. die zei. beertje heeft de berekof. berekof? de berebof, he? nee, de berekof. nee, de berekof. zit je voet in de knel. de berekof, he. eng mens. en toen, wat gebeurde er toen met al die dokters? rare dokters trouwens, toen kwam dokter puggelemug. ja. die zei. gaan jullie maar xxx. sta daar niet te. sta daar niet te xxx. beertje heeft de mazelen. 't is niet. 't is xxx. 't is wel, 't is niet en dan weet ik het verder ook niet meer. ze krijgen heel erge ruzie, he? nee? nee. en toen was beertje Pippeloentje beter geworden, he? wee was hij opeens weer beter. en toen gingen ze weer weg. gingen de beredokters vechten, he? ja. gingen ze in elkaars neus bijten en in elkaars vel. en toen? nou, en toen? toen was opeens Pippeloentje weg. ja. en die ging weer in het plansoentje zitten, hoor, wandelen. ja. met de beertjes spelen. ja. was hij vanzelf beter geworden. ja. 'n mooi verhaal, he? alles wat met dokters,. oh ja. ja! he? ik vind het alleen niet leuk als je met je mond vol praat. dat meen ik echt, hoor Floor, is 'n beetje lelijk. als je even gauw je broodje opeet, dan mag je van tafel af en dan kunnen we lekker spelen. kun je alle dieren laten zien, he. of 'n mooie tekening maken. ja. of weet ik wat, he? wat heb je op je neus, Anna? bah? bah. waar is neus? huh? waar is je neus? huh? waar is je neus? wat zit er op je neus? huh? huh? Anna's neus. huh? Anna's neus. eerst 'n bloem. bloem. wil je voelen. xxx bloemen voelen. oh. af en toe wordt ze de nek omgedraaid, maar ja. jaja. mooi, he, bloem. ik ga ook dat effe voelen. jahoor, ook effe voelen. xxx. he? xxx. he. niet trekken, hoor Floor, dan trek je de vaas om. ah! nog 'n keer? tiktik. ik ook. bloem? bloem? mooi, he? mooi. ik ook. jij ook nog even aan de tulp zitten. xxx. ho. 't is bijna lente, he, Floor. he. 't is bijna lente, he. ja.
wij hebben nog bloempjes gezien, gisteren, weet je nog welke bloemetjes? we hebben sneeuwklokjes in Artis gezien. waarom heten ze ook weer sneeuwklokjes? dat de sneeuw is weg. ja. als de sneeuw weg is, zijn dat de eerste bloempjes. nou, het is bijna op. de buik. de buik zit bij jou hier. ga ik laten zien. ga je hem laten zien? je buik laten zien. wat heb je nou aan voor Tshirt? wat staat er op je Tshirt? oh. oh. zo he. oe hee. pak maar gauw weer in. zo xxx. wat staat er op je Tshirt? lekkers. nou dat was 'n hele mooie buik. is er nog plaats voor 'n beetje brood? hier plaats voor, voor dat brood. waarzo? gaat ertussen. moet xxx ertussen? boef. Anna, Anna, Anna. waar is de klok? Anna, ja. klok, he. tik. tik. klok. je gaat dan expres verkeerde dingen zeggen, he. jajaja. xxx. kik. kijk. ja, ze ziet de klok die noemt ze tik. tik. jullie lijken echt wel 'n stel beesten hoor. &~a:h. Anna. we zijn bij de leeuwen geloof ik. Anna. &~a:h. &~a:h. maam, moet, ik kan xxx. nee, je bent toch al groot. voor haar kammen. ja? bebbebbeb. ga ik even op je schoot zitten. ga je effe xxx zitten. ja. xxx. 'k ga spelen. ga maar lekker spelen, he. ga ik even daar. 'n trappetje. effe bij. Anna, Anna ook spelen? wil je uit? is op? ja? 'n trappetje erbij. is op? ja? nee hoor, hij is niet op. nee, maar ik denk dat ze het toch wel leuk vindt om te spelen ook. bah. waar is bah? handje bah? goed zo. wat ga je maken, Floor? xxx dat trappetje daar wat zeg je Anna, papier he? staan. Dan kanne wc papier. nog meer. erbij. moete. ik ga 'n huisje bouwen. kijk es, 'n huisje. oh, wat goed! 'n huis met 'n trap. daar. ga 'k zo kapotmaken. jaja. en dat er bovenop. dat er bovenop, zeg je dat? ja. oh ja. zo. zo. zo. mhm. en wie woont er in dat huis? datte er op. wacht even. nog niet mooi. nog even bouwen. www. kik. kik. kik. kik. kijk. zo. zo. oh. wie woont wie woont in dat huis Floor? 'n meneer die Beenie Connie heet? ja. 'k ga de prik geven>. dan gaat hij omvallen. ga je het huis 'n prik geven? he? ga je het huis 'n prik geven, of die meneer die erin woont? ja, die, daar is de meneer weg. ja, heb je hem weggekiept? ja. ik heb hem weggebroken. hij heeft zijn been gebroken. ach goh. wat naar. en wat nu? hij moet naar het ziekenhuis. ach god en wat dan? wat gebeurt er dan? nee. hij gaat even de toren bouwen. en dan ook nog 'n trappetje maken. oh oke. en daarna naar de dokter de naar de meer. ja, je moet even naar de dokter met de meneer, he? ja. kijk, daar is de meneer. kijk, daar is de meneer. oh.
hou hem goed vast dan. hee. wat heb je daar. he, dokter. dank. dokter is daar ver weg. apie. woont de dokter daar? ja. kijk. moet ik de spullen kijk daar, daar is de dokter. waar? hier? moet je hem vastkloppen, weet je, zo. ja. , moet jij effe nog meer om dat heen. om dit heen? ja. zo? ja. 't is 'n beetje wijd, hoor. oh. zo, eraf. wat heb je nu gedaan, Floor. ja. moet weer lostrekken. wat heeft de dokter nu gedaan? hi zo. heeft zo en wat kan je dan zien? ja. of hij beter is of niet? dat. oh ja. xxx even opblazen, heel hard. ja, de ene keer doet hij het wel, en de andere keer niet, he? xxx. xxx. goed zo. 'k zal Anna ook even los laten. wil je eruit. wat zijn dat nou allemaal. ik ga alles eruit halen. xxx. xxx. xxx. xxx. gedaan. gedaan. gedaan. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. koe. koe. miauw. miauw. dicht. miauw. poes. xxx. xxx. gedaan. gedaan. gedaan. gedaan. gedaan. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. gedaan. gedaan. xxx. xxx. gedaan. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. auto. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. gedaan. xxx. gedaan. gedaan. gedaan. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. auto. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. auto. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. gedaan. gedaan. gedaan. gedaan. gedaan. xxx. xxx. xxx. xxx. auto. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. auto. ja. xxx. gedaan. xxx. gedaan. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. auto. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. gedaan. xxx. gedaan. gedaan. xxx. xxx. xxx. gedaan. xxx. ja. xxx. gedaan. ja. auto. xxx. auto. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. auto. auto. auto. auto. auto. ja. xxx. xxx. auto. auto. auto. auto. auto. xxx. auto. auto. auto. auto. auto. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. tractor. tractor. xxx. xxx. tractor. xxx. xxx. tractor. tractor. auto. auto. auto. auto. auto. xxx. xxx. tractor. xxx. xxx. xxx. auto. auto. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. auto. xxx. auto. ja. tractor. tractor. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. gedaan. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. auto. xxx. auto. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. auto. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Meinder. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Meinder. xxx. xxx. Meinder. Meinder. xxx. xxx. ja. nee. auto. auto. xxx. xxx. gedaan. gedaan. ja. gedaan. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. gedaan. xxx. gedaan. xxx. xxx. xxx. hondje. hondje. hond. hondje. hondje. woewoe. woe. woewoe. xxx. xxx. xxx. Zina. Zina. Zina. Zina. auto. auto ja.
xxx. dada. Loes loopt op straat. ze ziet een kraampje. een ijskraampje. daar koopt ze een ijsje. en krijgt ze een ijsje. dan gaat ze het ijsje opeten maar in ene valt ze. ze struikelt over haar voet. dan valt haar ijsje. en dan begint ze te huilen. ja goed zo. er loopt een een jongen en een meisje op het strand. dat meisje dat bouwt een kasteel. die jongen gaat vissen. dat meisje probeert iets te maken. en daar komt een jongen aan die wil het afpakken. &~da dan maken ze in ene ruzie. dan begint dat meisje achter die jongen aan te lopen. en dan gaat die jongen weer vissen. &~kt dan gaat dat meisje huilen. ja heel goed. er was eens een vader een dochter en een zoon. en die dat meisje dat ging voetballen. en die hond die deed mee. toen en toen gooide die dat meisje een bot. en toen probeerde die hond die bot te pakken. en die kwam in ene in de kuil, die bot. en toen begon die te slapen. er liep een meisje op straat. en dat meisje &~za zag een ballonnenman. ze ging vragen of ze een ballon kreeg. toen kreeg ze een ballon. maar toen viel ze in ene. &~to toen waaide de ballon weg. en toen ging ze huilen. een vader en een zoon. die zoon ging voetballen en die vader las een krant. die die zoon kwam naar zun vader. die trok de krant uit zun handen. die rende met de krant weg. en toen rende die meneer achter hem aan. toen de meneer die krant viel dat jongetje. en toen begon die te huilen. en er zat eens een jongen en een meisje op de bank. toen die jongen die trok aan een touwtje van de wol. en die kat had de wol vast. en toen had die jongen een vis in zun hand die ie aan de kat gaf. en toen die kat die vis op. en toen begon ie te slapen. ja heel goed verteld allemaal. nou hier is een beetje raar verhaaltje? want er is een stukje van weg. drie plaatjes zijn leeg. ja. en als je nou eens goed naar deze twee eerste kijkt? ja. en dan naar deze. wat denk je dan dat hier gebeurd is? dat ze hier een hoed opgezet. mm. en. nee hier doen ze dur nog iets mee. doen ze ze een een das om. mm. en dan is ie hier af. en dan smelt ie in de zon. oh ja nou zullen we eens kijken of het klopt?. klopt niet. nee het is beetje anders? wil je het verhaaltje nu een keer vertellen zoals het echt gebeurd is dan ja? ja. okee. er waren een jongen en een meisje. die begonnen een bol op te rollen. en &~da toen hadden ze drie bollen. en zetten ze een bezem dur in. en toen een neus mond en ogen. en toen &~sto was ie af.
toen stond ie in de zon. toen begon die te smelten. nog een keer te smelten. en toen was het helemaal allemaal water geworden. nou uit. er was eens een jongetje een hondje en een kikkertje. toen dat jongetje ging slapen ontsnapte dat kikkertje. maar die hond merkte het ook niet want die ook. op een dag toen ze wakker werden &~za en ze keken naar de pot zagen ze de kikker niet meer. toen keek hij onder zijn laarzen. die hond keek in ergens onder het bed. en toen liep de hond met een kom op zun kop. toen riepen ze naar buiten. en toen viel die hond uit het raam en dat jongetje ook. dat jongetje dat naar beneden en pakte de hond op want het glas was kapot. dat jongetje en die hond die riepen naar de kikker. ze keken in gaten. ze keken in. maar die hond blafte. en er kwam een een heleboel bijen uit dat huis. en hij was zo gevallen. en toen kwamen dur nog meer uit. en een beestje zat te kijken. toen viel dat jongetje om. en maar die bijen kwamen achter de hond aan. en die uil die &~za zat van schrik te kijken. die uil weg boven het jongetje. en dat jongetje dat ging zoeken en begon te roepen naar de kikker. en die hond die lag onderaan de rots. maar ze liepen verder. en opeens vielen ze door een hert. toen kwamen ze op een tak terecht. en die hert die hun. ze toen het water in. en toen viel dat jongetje in het water samen met de hond. dat hondje lag in het water en die jongen keek achter de boom. die zei tegen zijn hond. zun hond kroop erover en hij zelf. oh nee hier. de hond die klom over het ding en daar zagen ze de kikkers zitten. ze namen de kikkers mee en liepen door de plas samen met de hond. en nou zie ik niks meer. ja en wat is het laatste plaatje? wat gebeurt daar? kijk nog eens naar het laatste plaatje. hier? daar lopen ze in de plassen. ja en wat hebben ze nou meegenomen? de kikkers. ja goed zo. een kikkertje hebben ze meegenomen ja. okee noortje begin maar. marie loopt op straat. ze heeft wel zin in een ijsco. en daar? ja ze heeft geluk. daar staat een ijskraam. ze vraagt een ijsje van drie gulden met drie bolletjes. ze heeft er al eentje op. en ze loopt lekker op straat. hop! ze valt. ze struikelt over haar eigen voeten. en en dan vliegt de ijsco. weg. marie huilt. ze vindt het helemaal niet fijn. ja. nummer twee. bert en ansje lopen op op het strand. ansje bouwt een kasteel. en bert die die vist. bert die wil de emmer. maar ansje zegt “nee ik was net zo fijn bezig”. en dan maken ze ruzie. bert heeft de emmer &~on intussen te pakken. en ansje huilt.
bert zit lekker te vissen. ja. nummer drie. papa wil met inge en bart gaan voetballen. inge heeft de bal. en nou komt foef de hond eraan. inge geeft foef de hond een mooi bot. foef begraaft begraaft het. en nou gaat ie lekker slapen. op zun eigen bot. tja. de juffrouw loopt op straat. daar staat een man met ballonnen. ze wil wel een ballon. en ze vraagt “meneer mag ik een ballon”. ze loopt er lekker fijn mee door. maar dan? ze struikelt over een wortel van een boom. en en de ballon waait weg. en dan huilt ze. ja. nummer vijf. niels en bob gaan lopen op straat. niels heeft de bal meegenomen. hij voetbalt. bob die zit de krant te lezen. en niels die wil bob uh. laten schrikken. en bob die die leest de krant. maar dan? oei hij um hij pakt hem af. en niels &~he rent er hard mee door. bobs &~stra stropdas vliegt helemaal de andere kant uit van de wind. zo hard rent ie. en nou huilt niels want bob heeft de krant weer te pakken. en het laatste. mama en loesje zitten op de bank. mama leest loesje voor. zwoerdje de hond die slaapt. loesje die heeft een bolletje wol. dan komt de poes aan. en en de poes vraagt om een vis. um het meisje geeft ut. en ze &~h eet de vis op. en dan slaapt ze lekker met een hele dikke buik. okee. okee noortje begin maar. um er was eens een jongetje. en die was een keer naar een vijver gegaan. en die had een kikker gevangen. en de hond die vond dat ook heel leuk. en toen &~gi was het uh bedtijd. en toen dacht de kikker “ha ha nou kan ik ontsnappen”. en toen ging ie uit de pot. en smorgens werd het kindje wakker. en toen zag ie dat de kikker weg was. en gingen ze overal zoeken. in de kleren en de hond in de. pot. en um toen had ie de pot op zun uh hoofd. en kreeg ie ze niet meer af. en toen kindje de raam open. en um toen viel het hondje duruit. en toen um ging ie dur zelf uitklimmen. en toen um likte het hondje hem af. ja. en toen gingen ze naar het bos toe waar ze hem hadden gevangen. en um daar zagen ze um niet. en toen gingen ze naar de boom. en toen zei het hondje “misschien zit ie wel in de korf”. en toen um sprong ie. en um de jongetje zat in een mollehol te kijken. daar kwam een mol uit. en die had in. ja. en toen &~z uh sprong het hondje zo tegen de boom op. toen gingen de bijen uit de korf. viel de korf van de &~b boom. en toen gingen er allemaal bijen achter &~z zich aan. en toen kwamen er een uil uit de boom. en dat kindje viel viel eraf.
en toen kwam er een oh ja dat is die uil. toen kwam er een uil aan. en um ging het kindje schuilen op de rotsberg. en die wou uh dat ie wegging. toen ging ie in een boom zitten. het kindje riep um. riep uh van uh “kikker waar ben je”? en toen hondje &~z zocht ook allemaal. en daar achter waren was een gewei. &~v maar hij dacht takken waren. en um. toen uh tilde het hert hem op. en zat ie op het hoofd van de hert. en toen viel ie in de plas. en plas was ondiep. en um en toen was die dur uit. en zat het hondje bovenop zun hoofd. en toen um of ja zei het kindje. en de hond zwom in het water. toen klommen ze over de boomstam. en daar zagen ze kikkers ziten. en uh en met de hele familie. en toen mochten ze er eentje meenemen. ja. okee. goed zo. wacht als ik start zeg xxx. xxx yyy maken. allee. wa duizend punten. wa twintigduizend. Kim gade gij met ballen xxx. xxx de papa dieje kookt. xxx. sorry hoor. xxx? oh wat is dat? wat xxx? ah piep piep piep piep. kijk eens mama? amaai wat ne grote ballon. dat xxx kik ne naam he. xxx. xxx gezegd oranje en wit he. ja. he. ja. xxx. een mooie. dat is voor uw knikkers he. ja. maar dat moogt ge niet kapot knippen he. nee. xxx. nee. xxx. mama ik heb xxx xxx. dan moet ik niet stappen want dat doet pijn. en ik zie het niet liggen. mama dan moet ik niet stappen. die groene doos Kennith. die groene grote doos. daar staan vissen op. grote kast. he mama. nu weet ik het helemaal niet meer zunne. gele ballon. xxx gele ballon. xxx. ah mama kijk! mama moet ekik geen twee handen vol hemmen? dat is goed genoeg genoeg. heel grote xxx nu. xxx. xxx. xxx van mij! auw. yyy ga weg. zie es. xxx. mama! xxx! xxx! Kennith. xxx. nee nee nee nee nee nee nee! ik wou dat niet. xxx! ik heb xxx. Kennith. nee nee nee! xxx. vraag efkes aan Kennith. Kennith vragen. nee ik kom niet. xxx. Kim wilde gij een ijsje? Kim! wilt gij een ijsje? een gevecht. Kennith rustig! Kennith ge gaat stoppen of ge gaat naar binnen he. rustig he. Kennith ge zijt verwittigd he. xxx. yyy! Kennith open? we gaan dat eens open doen. xxx open doen mama. mama hoe moet de xxx open? he mama. nee mama! xxx. ah. mama mama mama xxx! xxx. Nijntje in yyy. wacht effie Kim ik ga even iets doen. binnen he. efkes binnen gaan. xxx. ik supporter boeh! kijk kijk. yyy kijk he. dat koord gaat daar xxx in he mama. dat is van de scouts he. ja maar alle xxx maar twintig frank. zelfs dat beeldje dieje kikker he mama. normaal kost dat honderd frank of zoiets. mm. een beeldje he.
en xxx gouden hert. om te draaien. het kost allemaal maar twintig frank he. en die drinken xxx vanalles. xxx. xxx aan die stoel. gij hebt xxx niet gedaan. mama? vinde dat normaal dat dees d drinken moeten op xxx. nee. het zal wel veel yyy kosten. allee. mama maar dat bad dat w dat was maar iets om geld te verdienen he. sht. mm. dieje yyy xxx. xxx. en diejen is ook voor xxx he mama. mm. dat is voor een zakske he. Kennith! oh! kijk! ik ga dat blauw op rollen he. ja. yyy. xxx? nee. wat moet ik hier mee doen xxx mama? dat kan ekik niet zunne mama. ma mama moet ik deze ook. op rollen? mama xxx. mama! xxx. wij vallen aan! amaai mama. amaai. xxx. xxx. oh mag kik dan ook wat komen helpen he. oh maar ik heb toch niks xxx. xxx. xxx. xxx blazen blazen. Kim Elke is nog te klein om te blazen. xxx. of anders maak ik. eh. xxx. Elke xxx. ik maak toch niet vol met zeep he mama. mama xxx. xxx. mama xxx heeft mij hier. xxx. wat moest ik gaan halen. zo een boeleken he mama? in de kast. zeep in doen he mama. mm. dat is een lieveke. toch waar he. xxx zijn. of anders xxx zij aan het wenen he. als jij boos op haar bent he. xxx mama. xxx. xxx. xxx kinneke xxx. dat is waar he mama. mama xxx. xxx. xxx. ja. xxx. xxx. hoppa. xxx. xxx. he zet dieje schildpad eens ergens anders. zijde gij bang van de schildpad? neeje die schildpadden moeten toch door he. ja maar die doen niks. ja hij mag dat graag. maar mag mag hij het dan spelen ikke? ja. hier en op zijn rugsken he. mama dieje xxx. nee. xxx. xxx. dat mag ze graag he. de Kennith zegt dat dat niet mag. laat maar efkes zit dat dat niet mag. he. eventjes wel. maar ik durf die niet op pakken. nee op pakken dat moe mag niet he. nee want die gaat dan bijten. ja. xxx he. mama xxx tomaatjes? ja. oh dat is geen boze de schildpad. nee. die is bang Kim. xxx ik ga dat toch niet lang doen he. zeg he bekan op dieje schildpad. mama Elke gaat op yyy staan. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. he he Elketje. ga weg. mama pakt hem eens weg. Elke. want die gaat. kimmeke. Kim geeft dat eens aan Elke. ge trapt bekan op dieje zijn poten. nog xxx. Elke niet aan komen he. Elke niet zenne. en ge moet de paddes gerust laten. xxx den Barry vroeger. mama xxx den. mama xxx den Barry xxx. Kimmeke! die trapt daar op. Elke niet doen. bekan. xxx. xxx. die schildpad heeft geluk dat ze gene mens is. xxx al lang niet meer. jawel. xxx. zeventig jaar xxx. amai als die ne mens was dan kon die niet lang! Elke doet dat xxx. Elketje.
nee dan is diejen honderdendrie nu. schildpadden hebben graag kouwe euh tomaten. Elke blijft nu eens van dat paddes af. hij kan toch niet. xxx en als dat veel xxx. xxx. wat wilt dat zeggen xxx. niet op xxx. dat dat xxx. xxx niet meer. hij gaat dat nu langs doe doen mama. xxx. schildpad. xxx koop ik dat nog zunne. xxx. mama en toch is hier een komen he. xxx yyy. is ze braaf? xxx yyy. oh is ze braaf? niet gaan op zitten. xxx bij die witte dat heel koud de schildpadden he. xxx niet koud hebben de schildpadden he. dan laat die dat zo bij nen andere voor dat het een klein beetje xxx. he. nee. totdat heel warm is. xxx mag ook met dat he. ja eigenlijk wel. en yyy keer heel veel he. dan moet dieje in die doos xxx geven he. xxx die vindt die een stoute Elke. is dat een is dat een xxx dag Elke! mama. dat mag niet! mama. xxx. een brave. mama wat wat zou daar dan ge mag ni zo he. nee. xxx. maar zachtjes is niet slagen he. maar niet lang! xxx. xxx! mama die rijdt met diejen buggy op de schildpad. dat mag niet zenne. dat is pijn. pas op zenne. stoute! sht. xxx. xxx. surfen Kim. xxx. Kim ik zijn aan het surfen. mama kijk eens wat Kennith gevaarlijk doet. xxx. dat is ge heel gevaarlijk. subiet ga jij daar af vallen. he mama. want subiet ga jij af vallen. en zijn been breken. eh ja gebroken been! xxx. xxx. xxx. waarom is die xxx nog niet. o diejen bal. mama zonnenpitten. xxx. xxx subiet gaat het kapot. kijk. xxx. ene keer. ja xxx. dat ze die schep xxx. vanonder vanachter xxx. ah dieje. ja. ge gaat het toch weer verprutsen. prutsen? ja. xxx veel beter. dat komt terug daar uit omdat dat van mij is. maar de Rabbi heeft een klein schildpadden schildpadden in zijn gekrijgt he. dat weet ik xxx een kleine zo een kleintjes. maar nu zijn die zo groot. mama maar die xxx van. kom naar mama kom. kom. xxx. oh. xxx. zal ik lekker xxx. xxx. zo plantjes moet ge dan kopen. Kennith. xxx he. ja de papa die heeft dat misschien he. dat is heel gevaarlijk. he mama. ja. xxx kijk xxx rups. xxx. dat is een xxx kerstbomeke he. ja. mama kom eens. xxx. eh eh. he! je mag daar niet op. xxx. Kim en gij vraagt mama of xxx. xxx. xxx. die plat kunnen gaan he. want daar mag niks meer liggen. nee. xxx. xxx. ik heb alles xxx gedaan mama. mama ik moet veel xxx. Elke wilt mij meehelpen met een stoel te pakken. waar ik op ga liggen. moet de mama een deken gaan pakken in in de xxx voor op te zitten. maar ook iets zoiets. zoiets dat rood. mama wat is er met deze stoel aan de hand? naar boven doen.
en xxx ga liggen. ah. xxx. xxx. wilt ge xxx. en kijken moet niet. een beetje op gaan liggen dan wordt dat warm he. he mama. dit is xxx. xxx. ah lekker xxx. uwe Kodak. xxx. he. ja. xxx. xxx. xxx. geef die dan maar. xxx padden ook graag mama. ja. welke stukken? xxx. die bollekes die laat ze liggen he mama. ja de pittekes. xxx. ja dat is alleen voor schildpadjes. die bollen van van b daar zitten daar zo een twee op he. de dieje die wilt gaan liggen. xxx. Elke xxx. ikke waarom he? xxx. xxx. maar ik heb allemaal uit xxx. oh jee waarom. mij ook. xxx. boem. mama kannen wel slapen he. ja. in een doos slaap en bij ons ook in ons bedje op de xxx he. diejen doos als die schildpad daar in zit. ja alleen in de winter he. daar staat gene jawel. de stoeltjes hier zetten zonder te vallen. xxx. xxx he dat is helemaal afgebroken he. ja wie heeft dat gedaan. xxx. mm. xxx al wat zand. daar achter is toch den brug waar xxx rijdt he. scheve dingen he mama. ook allemaal gras. ik heb kik alles gedaan. kon dat niet omdat dieje slechte schoenen had. altijd goei schoenen aan voor te klimmen. ja? elken dag he mama. ja. want ik klim elken dag in de bomen. op de bloemen mag de schildpad graag toch op eten he. toch waar he. ah. gele bedoelt ze he. planten. oh. dieje dieje rode. die mag niet oh kijk. hier is een xxx dat is de yyy moet ik rood worden. mama mag die niet graag. van Spanje zullen komen amaai dan. he xxx. drie van xxx. op den xxx. drie naar den xxx. ja. hier nu weer. met bruin. xxx. ja negen. xxx! geef dat aan mama. xxx. ja? xxx ja toch waar. dat is koud. nee toch niet waar. dat is een keer dat ik naar den auto was met moeke. heb ik gezien carnaval daarachter. carnavalstoet. ja. mm. en die was niet gesloten. en dan heb ik eum en dan heb ik em ik xxx dan heb ik allemaal snoepjes gepakt en Kennith ook he. he mama. ja. oh dieje keer. dat was de carnavalstoet. xxx Turnhoutsebaan. tweede jaar. ja dat is al heel lang geleden. toen was kik nog maar vijf jaar. niet aan de Jessie geven he. ja. he mama. ja. kleinder he. toen was kik drie was kik pas zes he mama. ja yyy want dat is. jawel. xxx. xxx. mijn stoel is ingezakt. dat komt ervan als xxx. o oh dat mag dees mag kik niet doen. van onder nog goed? xxx een koetje. Kennith, waarom doet ge dat nu? maar als ge niet goed kunt zitten in ne stoel dan gaat ge maar ik wou allee. xxx. dat gaat xxx hier bellen blazen. geef dat eens. seffens he. xxx. het is omdat te warm is he.
Kim gaan wij voetballen? hier ga ik die bel leggen Kim wij gaan tikkerke met de bal hebben. ik ga dat op mijn rug leggen voor de mat. Kim kom eens. tikkerke met de bal. xxx. wil jij hem zijn. wie moet hem zijn ikke of jij? jij. loop dan maar weg of jij bent hem. nee nee ik wil niet. nee nee. wel heel hard gooien he. mama voel eens als dat niet meer koud is. diejen bal ketste tegen da. mama diejen bal ketste tegen dat tafelke. waar is? omhoog of omlaag? waar is die schildpad geweest? xxx? ik weet niet. xxx mama. ik moet dat niet xxx geven. xxx. dat is haar eigen verstopt. ja dat was xxx. xxx. gaan we dan tikkerke met de bal spelen? xxx. gaan we tikkerke met de bal spelen? xxx. xxx. Jij moet eerst zeggen gaan we tikkerke met de bal. ja. okee. hier is die. maar nu nog niet. jawel nu. dan zeg ik niet waar die is. nu niet. nu! niet. maar jij xxx schildpad zoeken. nee. ja. en als ik die schildpad gevonden heb gaan we xxx ah ja nu kan ik die xxx. ze heeft het gezegd. ja ja. xxx. allee Kim. ik tel tot tien. een. zeg hee! ze zegt dat ze ging s met mij spelen met den bal als kik xxx. leugenbeest! xxx. xxx kijk eens. de schildpad is aan het eten. heb ik geen zwart kruis? nee. jawel. jawel ik zien een zwart kruis. nee. ja. nee toch he mama. ja. ja van te liegen krijgt ge een zwart kruis. gaan wij subiet bokes eten? xxx. xxx. welk Kim. ja. xxx. xxx. Kennith. dan helpt u mama. ik ga gene xxx gene xxx. xxx. xxx. als ik in mijn bed lig dan xxx. xxx. dat is toch waar he. kom kik wakker was het ook kwart voor. geef dan die konijntje maar terug. ik heb die al terug gegeven. nee dat is. en jij moet de kikker xxx konijn teruggeven he. ja en jij de kikker. maar jij? xxx. maar als ik dat niet meer krijg. weet gij als ik dat xxx. xxx tegen papa. ja maar die xxx. de Kennith xxx. xxx. ikke halen. halen. ja. ikke niet. laat gij mij xxx want jij hebt xxx als ikke mag ik die konijntje. xxx. dat zeg jij. en nu heb ik nooit geen yyy niet meer. kijk kijk. xxx. auw! ja. xxx gij dan nu mee naar boven gaan. xxx. het is warm. moet diej thee in de pompbak? xxx. water. water? een colake bij de Jos kopen. de Jos is gesloten. een rietje he. xxx. een blauw rietje. een groen heeft mama xxx he. maar daarachter he. pas op xxx oei. oh met dat xxx met dat ijzeren xxx. yyy pizza. ma. ja. vijf bokes. hoeveel. vijf. vijf. ja vijf. xxx. ah. mama. xxx. xxx. de Kennith stout? xxx. xxx. zes zeg. onze pa. waarom. kletsen. mag niet kletsen xxx Kennith he.
xxx. dat is niet te veel. oh een kaars. boter en kaas. kaas. bo en bo en kaas. nu kent ge het xxx is een beetje groot he. xxx. bo. bo. uitvalt dan is het toppeke vanachter daar af gedaan. xxx. ja ik wil kaas. wat wou jij zien mama? kaas kaas. ik zal dat ook hier leggen. xxx. kaas! xxx. mama Elke doet dat ook xxx. ja. xxx. als op dien boot. opa xxx. die heeft hem toch weg gedaan xxx he. xxx spin. pijn? ja. en ikke zo gevallen xxx niet doen. want ik ben bang dat ik ga vallen. mama dat is waar he. met hieronder een nieuw dikke mat is dat niet zo gevaarlijk. xxx! xxx bedoel dat zo als een dikke mat. dat is voor grote kinderen he. xxx mama. hele grote. welk? als gij zo. acht? xxx negen jaar! mag ik eens zien hoeveel is negen. hier. ja. xxx. dan mag zij het zeker al doen want zij xxx. ge kunt toch tot tien tellen. van zoveel jaar? nee. tel eens tot negen. tel tot negen. tot een twee drie vier. euh. een twee drie vier negen. dat is xxx zeker al deze is negen ja. ah ja. zoveel jaar. dat mag je van van zes jaar! van xxx jaar. en dan ben ik xxx! dan zijt ge yyy. kijk eens Kim. deze is zes jaar. kijk allemaal xxx. nee. maar ook niet voor op de ballonen doen mag hij ook niet. wat? op de ballonnen doen mag jij ook niet. want dat is heel gevaarlijk! mag ik mijn bic eens. he dat is toch paarsen bic he. leg dat hierin. ga jij weg? ga jij weg? ga naar daar ja. kijk eens kijk eens. he pikkedief. geef mijn bic eens terug. geef die bic terug. niet? onder jouw deken. xxx helpen he. gij hebt die bic hier in liggen lieg niet. in. handboeien om slagen! ja! laat los Kim! Kim! maar dat is gevaarlijker dan xxx. oh. eens kijken of het voor u xxx gevaarlijker xxx. ook niet voor jouw. en ook niet voor Kennith xxx. nen hele grote Kennith! nen hele hele hele grote dat moogt ge van vier vijf drie twee behalve van een jaar hebben. xxx al hebben. he mama. en nog van negen jaar. van hoeveel jaar dan wel? van acht van zes. mama van vijf jaar moogt ge dat al hebben. eens eventjes helpen. nee. wat? xxx. xxx he mama. xxx. ja heel mooi. mooi he. xxx. wat? op de rug. en ik xxx bij jou xxx. en doe jij en xxx? he mama. xxx. op de rug. mama geeft eens twee draadjes dan maak ik een vlechtje van want ik kan dat van vijf jaar. kunde gij dat van vijf jaar? ja. vlechtjes maken? ja? ja echt. maar dan moet je twee draadjes geven. geeft dat dat eens. nog een draadje. dan zullen we dat eens doen he. dan moeten drie stukken draadjes he. he mama. ja.
xxx en een geel nog. maar zo een kroon knippen he. zo. mama doen zo? xxx. ik ga dat doen. xxx met zoveel vlechtjes he xxx val op de xxx. mama! mama. mama. jee mamama. jee mama! jee mama. jee mama. niet aan komen. mag niet zenne. nee. xxx mama. is van mama. mama. ja van mama. mama. mama. begin maar te vertellen bij het eerste verhaaltje. ze wil ijs kopen. ja. dan gaat het eten. ging die &~valllen. ging de ijs vallen. ging die huilen. ja. kun je nog meer vertellen. over ut verhaaltje? nee? prima hoor. hartstikke goed. het tweede verhaaltje. dat gaat precies hetzelfde he. hier begint ut. het gaat zo verder. tot daar. vertel het maar. ik weet het niet. weet je het niet?. &~wa wat zie je allemaal? een meneer en een mevrouw. ja hartstikke goed ja. zie je? je begint al goed hoor. hunnie wil de ijs. hunnie zijn de. bij de. um. zand lopen. ja. xxx xxx xxx. en dan hier een mevrouw een berg maken. en de meneer uh die de vissen vangen. ja. en uh. een mevrouw heeft iets gedaan. wil ze een emmer die jongen. en die &~jo mevrouw um bij bij zun um um. um gezicht had die zo gedaan. en dan pakt ie de emmer. mm. en die mevrouw eerst. dan wilt ie die emmer pakken. ging die mevrouw rennen. xxx uh ging die meneer lopen weer. toen ging die mevrouw huilen. ging. die meneer weer vissen. hartstikke goed! zie je wel dat het lukt. zeg je eerst ik kan het niet. nou prima gedaan. het volgende verhaaltje. zo. vertel maar wat je allemaal ziet. wat er gebeurt. een jongen xxx zegt tegen zun vader iets. um en die die vader uh uh tegen de jongen. uh. ging die voetballen die meisje. ging die hond ook meedoen. krijgt ie van uh um die meisje een bot. en dan ging ging die hond eten. en dan ging die hond dat. um diepe gat maken. ging die daar dur in stoppen. toen ging um die uh dichtmaken. ging die bij de boom op slapen. hartstikke goed. ja. verhaaltje nummer vier. een mevrouw ging rennen even lopen. ging die um ergens halen. ging die bij de &~meer meneer kijken. die ballon. en en en uh hij dat meisje een ballon gegeven. dan ging die achteraan. gaan. dan ging die wegvliegen. en dan ging die ballon wegvliegen. ging de meisje weer vallen. xxx en ze die mevrouw. goed zo. hartstikke goed. het volgende verhaaltje. een meneer achter de jongen. ging die die jongen voetballen. en pakt ie die krant. zo uh um xxx uh. pakte helemaal vasthouden. en dan ging die durmee wegrennen. maar maar de meneer heb eerst. en toen uh huilt ie die jongen. en die meneer leest weer. goed zo. hartstikke. hartstikke goed. het volgende verhaaltje. een mevrouw ging boekje lezen. ging die uh meisje op de bank zitten. ging die kijken.
ging de meisje uh met een &~ta een naald. ging die trekken de poes. haar. en toen um naar had die poes ook. en wilt ie die poes. die die poes een vis. wilt ie een poes. hebt ie um mevrouw gegeven. en hebt ie de poes opgegeten. en nou ging die slapen. goed zo. prima. en vertel maar over de kikker. de hond wil de kikker pakken. en kan die hond die ging die uh jongen kijken. ja. en lacht die jongen. goed zo. vertel maar verder. als je dit verteld hebt dan &~g mag je gewoon naar de volgende bladzijde gaan he? ja? zullen we verder gaan? kindje slaapt. en de kikker gaat eruit. en de kindje hoorde. die hond ook. en dan gaat ie met zun grote tenen daar uit. de de kikker gaat ie lopen. en dan gaat die jongen. en schrok die jongen. en dan gaat ie kijken. en die hond ook. is die wakker nu. ging die hem kijken. en waar is de kikker? ja. ga maar verder. ga maar zelf verder. een jongen um xxx xxx um de hoed pakken. heb die. wilt ie aantrekken. ging een uh hond uh um met de van een vis ging die durin. kan die niet meer dur uit. die stoel is gevallen. uh um een schoen ook van jongen ander. en de hond ging naar huis van de kikker. ging die een jongen roepen met de raam. de raam was open. ja. vertel maar verder. en de hond was nu gevallen. toen um de um um een jongen en gevallen. is die jongen boos. pakt ie de hond. ja. en dan ging die um jongen huilen. en de hond was boos. ze wil die kikker pakken. um ze ze weet niet waar zij dinge van een vis. mm ja. ging ze dinge bij de gat pakken. ging de bijen. weg. ging die ergens vliegen. ergens anders. ging ze die hond dat opeten. ging die jongen bij die gat roepen. en &~dab en ging die um een jongen um door een neus ging die iets doen. zun neus knijpen. ging die hond met zun pootjes staan. ging de in de boom vasthouden. ging de bijen weg. goed zo ja. en verder? en jongen uh en de bijenhuis is gevallen. ging die bijen bij die hond. ging een muis er uit. ging die kijken. en toen was een jongen bij de boom. ging die iets kijken. daar was een gat. ja. toen ging een jongen vallen. ging um alle bijen weer bij die hond en niet bij die jongen. alleen die uil ging kijken. ja goed zo. uh een huis. die jongen ging bij de steen staan. wilt ie ergens opklimmen. is die bang van een vogel. is die boos die jongen. en toen was ging die de bijen roepen. ging de hond xxx &~ergen ja. verstoppen. goed zo. en en kikker &~w um is in een spook was bij de boom. ging um. um samen met die.
kindje lopen. ging die een hert uh boos worden. ging die met &~d wou die die hond pakken. en toen is die erg boos geworden. ging die hert rennen. ja goed zo. en hert was boos. ging die die &~ho hond en de &~kin die &~k &~hon en de kindje. ging die die hert gedaan. die uh hert was eerst boos. mm. toen ging een bomen gaan waaien. ging het stormen. ja goed zo. ga. um uh een jongen en een hond uh um een een hert was gedaan. de hert was boos. ging die hert lachen. en die hond was bij zun hoofd. ja. en een jongen zei. en ging die iemand nog is bij die boom onder. ging uh met die hond en die kindje ging bij die boom opklimmen ja. boven. goed zo. oh. zoekt ie en um nu is de kikker daar. en die hond en de &~ki um kindje. nou die kikker blij. en die hond in de xxx die kindje. ja goed zo. laatste. um ging die met een kikkertje pakken. een kleine. niet een grote. of niet die vader en uh die moeder. en dan ging die kindje met die hond uh een kikker pakken. ging ging die weer naar huis. goed zo. prima. ga maar vertellen. nee ik kan het niet. kan je het niet? nee. nou wat zie je op het eerste plaatje? nou dat een een meisje loopt. ja en verder? dat ze bij een ijscoman komt. ja. en een ijsje vraagt. ja. dan ze een ijsje in dur handen. en dan struikelt ze. en dan huilt ze. ja, zie je dat je het wel kan? ja en hartstikke goed zelfs. zo nou nu bandje luisteren. nee, als je klaar bent. hm. eerst eerst de verhaaltjes vertellen. dan gaan we naar het bandje luisteren. ze lopen op het strand. ja. en en een jongen en een meisje. die jongen zit te vissen. en dat meisje zit te iets te maken. ho. zei dat meisje ik wil die emmer. ik wil die emmer. en dan die andere plaatje. geef terug. en daar hij zat ie weer te vissen. dat meisje zat te huilen. en ut jongetje zat allang te vissen. xxx xxx. goed zo. zeker nog een plaatje. zeker nog wel, ja hoor, nog wel een paar. deze? effe kijken hoor. dur staat een jongen en een meisje. en de pappa staat er. mogen we voetballen met de hond? krijg jij een kluif hond. en dan mag je straks met de bal spelen. en op het andere plaatje staat. het de hond die pakt de bal. en dan gaat ie die kluif dit hondekluifje. gaat ie die kluif verstoppen. en dan ligt die hond onder een boom te slapen. goed zo. mhm. word je er moe van? effe kijken hoor. een meisje stond te lopen. en dur stond een meneer die ballonnen geeft. krijg je een ballon. ze ze &~loo op het andere plaatje ik heb een ballon.
ze loopt helemaal ze valt en de ballon vliegt uit dur handen. nu is de ballon weg. en nu huilt ze onder een boom. op het andere plaatje. goed zo. moet ik al die verhaaltjes doen? nee helemaal niet, nog maar tot. tot hier. moet je nog. ze staat hier en een pappa. op het ene plaatje. en op dat andere plaatje staat een bankje en daar zit een meneer. de krant te lezen. en die jongen zit te voetballen. kijken, wat staat dur in? hij trekt er aan. en op het andere plaatje tie het gevangen. tie het gepakt. en dan tie hem weer terug. en dan huilt die jongen. ze huilen steeds. ja goed zo. en nog een en dan pak ik deze. ja. dur zitten een jongen en een meisje. en daar ligt de hond te slapen. hij pakt wat wol wol. en die pakt ook de wol. en dan die jongen een vis. en de poes staat te lopen. pakt ie de vis bij die kop. en lekker gegeten. goed zo. deze en dan deze nog? nog eentje een. en dan? dan een ander spelletje. en dan het bandje luisteren. en dan het bandje luisteren ja zeker. het bandje gaat al. het gaat al. kijk maar. die neemt nou op wat jij zegt. nog een ander verhaaltje lezen? ja. ik dacht xxx xxx lezen. nee wat we nou aan het doen zijn. nou dan kan ik het later nog een keer horen wat je allemaal gezegd hebt. oh ja. ja? er is een hond. die kijkt in de pot. daar zit een kikker in. en dat jongen ook. en die jongen legt op de bank. en die jongen slaapt. en daar is tweede kikker dur ook uit de pot. en dan zit de hond met de kop erin. en die hond kijkt naar buiten en de jongen ook. en daar springt de hond eruit. en dan springt die jongen ook uit het raam. en en die jongen kijkt heel boos naar die hond. en dat jongen huilt op de andere bladzijde. en de jongen staat. en hij vindt het zo jammer want de kikker is al weg. dur ligt een eikel in de boom. en dat die de hond pakt het. en daar daar gaat ie. daar ie al. en daar valt ie want het was een uil die &~za &~za zit dur in. en de hond die rende heel snel weg. en ze maken een sneeuwpop &~pop. met hertje met horens dur op. en daar komt ie opeens. het is een hert. en daar die mee die jongens. en daar valt ie al en die hond ook. en daar zitten ze allebei in het water. en daar gaan ze rollen over een tak van een boom is gevallen. en nu zitten ze dur op. en daar gaan ze dur af. ik ben bijna bij het andere bladzijde. daar komen de &~k twee alle kikkers. en nu is het afgelopen. goed zo.
die nieuwe boek! die nieuwe boek! eens even kijken welke datum het vandaag is. kan het even niet zien. kan je niet zien? negen negen februari. o. en het is 'savonds. au. &+n die lezen. moet ik dat boek lezen? ja. mm. wat is dat? dit is kapot. dat. ja. dat moet mama maken. maar daar moet jij niet aan trekken. he? want dan gaat het nog meer kapot. dat is mijn beer. nou. wat zullen wij eens gaan lezen. daar die um die! ja wat is dat? wat zie ik daar allemaal op dat plaatje? paarden. clownen. ja. waar horen die altijd bij? bij een plank. nee bij een circus. ja. daar zijn altijd clownen en daar zijn altijd paarden. circus heet dat. he? daar ben jij nog nooit geweest. ja. moeten we ook. eens toe he? daar moeten we ook eens een keer naar toe ja. he? dat is heel leuk. vind ik wel eng. vind je dit eng? ja een beetje eng is het soms wel. ja. met al die beesten. he? olifanten zijn d'r altijd in het circus,. en soms leeuwen. die leeuw vind ik wel eng. ja maar die zitten achter een hek hoor. die kunnen niet bij jou komen. waar. zijn de olifanten dan? olifanten die die. treden ook op. net zoals de clowns en zo. mm? die staan in de. &+us. de snuiten. ja. olifanten hebben langen snuiten he? ja. ja. o. kijken of hier een olifant bij staat. nee. &+wɑ. wat voor beesten zijn dit allemaal?. &+ɨ: &+ɨ: eerst die lezen. eerst die lezen? ja. kijk. dat is een een brug. een brug. ja. en wie zit er onder die brug? een man. een man. en weet jij ook wat die man doet? nee. die zit te vissen. kijk. dit is zijn hengel,. is &+wɨ en dan gaat ie visjes vangen. he? wil ik. ook nog doen. nou dat doen we wel een ander keertje weer. he? visjes vangen. we zijn nou toch een boek aan het lezen? ja. je kan toch niet twee dingen tegelijk doen? wel. kun jij dat wel? ja. o. doe ik dat ook he? mm. ja he? hoe kan dat nou? of je doet het ene of je bent aan het vissen,. of je bent een verhaaltje aan het lezen. maar vissen en een verhaaltje lezen dat kan niet. wel. nee hoor. um oh hier! nee. die niet lezen. o. wat moeten we dan. bekijken? die niet. kijk dit hoort xxx bij elkaar. dat is een nee. nou kun je zeg het eens? wat is dat? piloot. piloot. goed zo. en een piloot zit in het,. vliegtuig. ja. o. en wanneer gaan wij met het vliegtuig? vakantie. he? en die kant mag niet. die lezen. moeten we die lezen? ja. dat is een hond en die zit boven op zijn fiets. ja. xxx. nee. kijk hij kan niet eens met zijn pootjes bij de trappers. xxx. stomme hond. nou. dat is zijn moeder.
is dat de moeder? ja. en wat doet die daar? weet nog niet. wat denk je? ze kijkt in de spiegel. en dan kijkt ze of ze mooi is he? ja. wat gaat ze dan allemaal doen? weet nog niet. net zoals mama elke morgen. wat doet mama dan altijd? weet nog niet. en je kijkt elke morgen. weet je dan nog niet wat ik doe. nee. wat wil jij altijd op je lipjes hebben. &+dɑ lippen. lippestift he? ja. ze heb nog niet yyy. lippestip op. ja. nee he. die niet. mama wel he? kijken. nu niet. kijken. kijk. en wat doen die kinderen hier? kijk eens nou. ja. was ie. in gevallen. ja. pak ze he? ja. o! die gaat. op zijn kop. ja. wat doet die? en hoe komt dat denk je? weet nog niet. omdat het water d'r boven op. spat. hm? hij heeft doek. met met een xxx. ja. ja. www. mm. wacht even. die niet. die niet. die niet. wat wat doet Marja hier. die. die. mama. weet jij wat voor beest dat is? nee? echt niet? nee. dat is een rups. een rups. een rups. een rups die eet de blaadjes op,. en dan gaat ie op een gegeven moment maakt ie een huisje om zich heen,. dan spint ie zich helemaal in. mag niet. ja. dat hoort altijd zo. en dan zit daar een tijdje in. en weet je wat er dan uit het huisje komt? nee. een hele mooie vlinder. zo gaat dat. kijk dit is het plaatje van een circus. en wie zie je daar allemaal op? &+n die lezen. kijk nou eens. &+wə eerst die. wat zie je op dit plaatje hier van het circus? clown. een clown. en wat nog meer? want d'r staat nog veel meer op. die lezen. nou dan zal ik daarna dat doen. he? eerst. die van die clown lezen. nee. die. he doe nou niet zo eigenwijs! wat is dat dan? vogels. uhhuh. waar vliegen die omheen? &+ɘn om die huis. nee. dat is een kerktoren. he? een toren. en daar in zit een klok. daar daar &+m moeten ze. in vliegen de duiven. mm. moet hoor. want als d'r tegenaan vliegen doet het heel erg zeer. &+a oh! vlieg dak zit. dan kan het wel. o ja. als ze d'r boven op zitten dan kan het wel ja. mm. die. mama hier op zetten. ja. straks. we zijn nou een boek aan het lezen. dat is. onze vlag. dat is onze vlag. wat voor kleur heeft onze vlag? wit blauw wit. rood. ja. &+n die &+n die niet. kijk. je zegt altijd je zegt nooit blauw wit rood, maar je zegt rood wit blauw. dat is onze vlag. &+ma: maar dit niet. dat. de zelfde vlag. ja maar omgekeerd he? die die. ook &+d is van ons. nee. nee nee. kijk. want. dit is. rood. rood is boven en dan wit en blauw.
en hier is blauw boven en dan wit en dan rood. en die vlag is van Frankrijk. en is van ons land. die is van ons en die is van Frankrijk. met dat blauwe boven. is van Frankrijk. zo hoort dat. wat. die die van? dit dit is van mij die. nee. is ook weer een andere vlag. waar. die van. nou dat weet ik nou niet zo een twee drie. dat weet ik niet. van echt echt mij is die. nee hoor. die is niet van jou. welke is van ons. die. die. ja. goed zo. &+wa waar van die vlag. dat is een de vlag van Engeland. &+o &+dɑ die. vlag? dat is van Griekenland. wat is die vlag van. Amerika. en en die vlag? Italie. en die die vlag? dat weet ik niet. &+m en ook Italie. nee. Italie. die? die niet. zei mama. waar is. die vlag voor? Zweden. waar waar is die vlag voor? dat is die is van ons. van Nederland. waar voor die die vlag voor. Engeland. nee. dat is niet Engeland. Australie is die. &+m &+m waar &+d is. die vlag van? Finland. en waar is. die die vlag van? Duitsland. uit. ja. nou gaat mama even naar het eten kijken he? ja. &+ndɑ &+ndɑ dat niet &+ho: zetten he? mama. ja. we moeten eerst nog even met het &+ɑpə bij het apparaat je moet met je handen van het apparaat afblijven he. dat mag niet. xxx. kijk eens mama. ja. nou! heb je weer wat kapot gemaakt? nee. mag niet hoor. want dan doet de televisie het niet meer. kun je straks Heidi niet zien. niet aankomen hoor! &+tɨl tillen! tillen! nee ik ga je niet optillen. zo doen. ja? goed? nee nee. we gaan nu mama gaat nou aan het eten even het eten verder klaar maken. dan zetten we het apparaat nog eventjes aan. nu. neem je zelf een schepje. vooruit! laat die gaat niet. nee. mama heeft het uitgezet. nou. vooruit! eet je toetje nou zelf op. nou een beetje serieus hoor. he? niet alles d'r naast doen want. dan ben je echt nog een hele kleine baby. dan geloof ik echt dat je het niet kan. zie je wel. het gaat heel goed. je kan het wel. slab is af. nee. doe eens laat eens tot je het toetje op heb laat jij je slabje om. nee. ja. doe dat nou maar. anders komt het op je broek. of op je truitje. wil xxx. nee. ga nou maar wat hapjes nemen. Hein luister je nou naar mama! ja. doe het slabje dan om. niet zo flauw doen. doe nou serieus eventjes het opeten. doe dat nou even vlug. &+u &+ɘwa: Heidi komt. ja. om zeven uur komt Heidi pas. he? nu nog niet. intussen heb jij mooi je toetje opgegeten. zie je. ja. bijna. het is al bijna op ja. niet aan het apparaat zitten! kijk. moet je kijken. zo gaat het lichtje door je vinger heen.
he? je bent je &+mu mag niet aan het apparaat zitten. en zeker niet als het draait. nou. eet nu je schaaltje leeg. ham. ben je al klaar? nee. o. &+ha. nou. &+pra je praat nou toch niet dus laten we nou boekje voorlezen. zeventien april. 'smorgens. &+buks boekje lezen. dat is geen boekje. het is dat? dat is een toverblok. o! een toverkrasblok. o. zal ik even. een potlood halen? waar zijn ze eigenlijk? naast de telefoon. waar? naast de telefoon. &+mə mijn telefoon? nee. mijn telefoon. waar? in dat bruine dingetje. in dat bruine bakje. waar? ik zie het niet. hier. o. kom maar. um um nog een. o ja. dat. &+sə: &+də doet. niet meer. nou zit niet zo'n goeie punt aan he? hee. mijn baby gaat. ook haar krassen hoor. baby? ja. ga maar krassen. nee. jij! ja maar het is niet voor mij! het is voor jou. jij. niet niet d'r af halen. jij doen. doen. nou eens kijken wat hier allemaal op staat. mm? ik zie dat. niet. nee. ik zie nog niks he? daar komt wat. wat? dat weet ik niet? dat? o water. xxx. &+nys nu zie ik wel. wat zie jij wel? allemaal allemaal eten. o. kom d'r dalijk om &+wø wolven. die jij daar krast? kan toch niet? gekke man. gekke man he? ja. die die staat op zijn kop. ja. maar mama houdt het blokje op de kop. denk ik. een meisje. met kleine laarsjes aan. ja. misschien is het wel een reus. van Klein_Duimpje. hij heb toch twee laarsjes aan. dan is toch een meisje van &+pə Pepijn? toch? van Pepijn. ja. xxx. &+mu moet het zo houden. mm. anders staat meisje goed. zo kan jij het ook doen he? ja. o kijk. hier komt een kasteel. waar is een kasteel? daar? ja. en daar? ja. dat hoort allemaal bij een kasteel. hele kleine &+ja laarsjes aan. als &+m: een &+jøŋ &+jøŋ jongetje. ja. klein &+jøŋ &+jøŋ jongetje he? ja. nou wat dit voor sprookje is weet ik niet. nee. dat is &+x:. hoor? dat ken ik niet dit sprookje. dat is reus+sprook zeg ik toch. een reussprookje? ja. xxx. die reus zit. daar daar. vast aan die kasteel. zit die reus daar aan vast? ja. slaapt. o. nou. ja. weet je wat je kan doen? je kunt het mooi kleuren. nee. doe ik niet. met je vilstiften mooie kleurtjes. maken. nee. &+e-by:: doe die. neem je af en toe ook iets van je brood? he? dit? ja? ja. krentenbol of je. andere brood. um. weet ik niet. en meneer. ja. daar komt een meneer aan. waar zit ie in? een stoel. oh het is een koning. zie maar want er staat. een kroontje op zijn stoel. ben je verkouden he? een reus. nee. dat is geen reus. naar de paarde paardebloemen kijken. o. ze zijn een beetje verwelkt he? wat zeg je? je bloemetjes zijn een beetje verwelkt. ja. nee. dan moet je weer nieuwe gaan plukken.
nieuwe bloemen. mm. he? ja. ik pluk. bloemen. ik. pluk. die. tulpen? o die gele? nee nee. die paarse! die paarse? soort tulpen. heb je die dan buiten zien staan? ja. heel ver. o. &+bœy &+bœy bij de vijver. bij de vijver zien staan. poes. ja. nee. een tijger die wat doet die poes nou? doet die poes nou he? dat is het sprookje van de Gelaarsde Kat. dat heeft mama je nog nooit verteld. dat zal ik je wel eens vertellen. he? is ook een leuk sprookje. o. wij uh ook eens wel wel naar toe? nee. is maar een sprookje. is maar een verhaaltje. is niet echt. hee wat haalt ie daar uit die zak? een haas. een haas ja. zie je dat? een kat met laarzen aan. mm? o. o jee. wat gebeurt er nou? even. gauw xxx. halen. zo. zo. even plakken. mm. zullen maar &+œ even schaar pakken. maar dan moet ik wel een schaar hebben. wil eigen schaar. nou pak dan maar. ja. met dit xxx. stoel. stoel. zo. xxx. pak &+jəɑw andere ook even. twee scharen. en welke moeten nu gebruiken? &+n deze. o. nou. o heel goed. goed zo! prima. moet dat d'r ook nog af? ja. plakt he? he? zeg hij. wat zeg je nou? ik weet. hoe hoe helpt. zeg &+hɛ hij. ik wil ook. nee Hein. dat vind ik niet zo handig met mijn schaar. geef mijn &+ma mijn schaar maar hier. doe nou niet! dat is veel te gevaarlijk. geef die schaar aan mama. vooruit! die moeten toch weg? ja. maar laat maar even hier liggen. en &+la leg je eigen schaartje maar daar neer. ook hier even liggen. die schaar is te groot. nou die. &+waar. is het? &+jə ik denk dat je op het potlood zit. ja. mama zal even het potlood slijpen. &+hi::s. &+pi::s? &+lø. &+pu. de ding is au. au. au. au au au au au au? wat is au? au? he? wat is au? wat gaat nou doen? he. heb ik een puntje aan gemaakt. he? &+kr wat is dat? dat is een krentje uit de krentenbol. oh. moet je je krentebol niet opeten? het zou hier nou is komen? he? wat denk jij? wat wordt dat? &+wɨdɨ weet ik niet? kun je niet zien? hier dit? uh moeten we. in. &+ɛ &+e: eerst af? ja. maar soms ik weet al wat het is. dit. wat dit voor huisje is. weet ik &+s mag. vertellen. dit is een huisje. dat is een huisje. zie maar. dit is het dak. o ja. zie je dat hier? zie je dat wel? dit is de schoorsteen hier. en hier kan je naar &+bə binnen gaan,. ja. wat zou d'r nog meer op staan he? spannend. mooi. ik dacht dat ik weet wat het is. al wel. niet. kijk. wordt dit? koekjes. wat. is dat dan? de boze wolf denk ik. de boze wolf. ja. dat is denk ik van. de wolf en de zeven geitjes.
dat verhaaltje ken je toch nog wel? van de wolf en de zeven geitjes? mm. dat was. van het. van. einde &+də opa heb een wolf. ja. opa van Hein verteld he? ja. xxx. jij mag. niet naar de wolf toe van de jager. kijk. &+dɑ wat heeft de wolf gedaan met zijn poot. weet je dat nog? hij had zijn poot in de meel gedoopt. en dan had ie een witte poot,. en dan leek die poot precies op de poot van. moeder geit. he? moeder kon de hij niet &+də opeten. xxx. ja. wel de wolf van. &+x kleine geitjes. nog opeten. ja. he want ze hadden toch de deur open gedaan de geitjes. omdat ze dachten dat het hun moeder was. hebben ze de deur open gedaan. en toen kwam de wolf binnen. en die heeft alle geitjes opgegeten. allemaal. op een na. en wat had die ene kleine gedaan? weet je dat nog? verstopt. verstopt! precies. en waar had ie zich verstopt? weet je dat ook nog? ja. waar dan? uh een heel &+kl in heel klein. &+mbɛ &+mbɛ bedje. nee. &+hə onder. deken. nee hoor. hij had zich verstopt in de klok. moeder geit had een hele grote mooie klok in het huis staan met een deurtje. uh. &+kwɛ kijk kijk daar. ja o ja. daar zijn de kleine geitjes. daar verstopt. ja. ja. maar toen had de boze wolf hem toch gevonden die ene. alleen het allerkleinste geitje die had zich in. klok verstopt. prinsesje &+d is in bed. ja. dat is doorn Doornroosje. o. weet je dat verhaaltje ook wel? of niet? &+n &+dɨ dit is haar zusje zusje. o. hee! xxx wolf. nee. nee. ik woon daar. ja. zegt de wolf nog meer? weet ik niet. hier is jullie moeder. doe de deur eens gauw open. zegt ie. maar nee zeggen ze dat doen we niet. dat mag niet. en wat zei de moeder. we zien wel dat je de boze wolf bent. en dan gaat de wolf weg. en dan maakt ie zijn poten. doet ie in de meel. en dan worden ze poten helemaal wit. doet ie een jasje aan. en dan gaat ie weer naar het huisje. klop klop klop. doe de deur eens open. en dan zeggen de geitjes laat uw pootje maar is zi laat je poten maar is zien. nou dan steekt ie zijn poot onder de deur door, die is wit. en dan denken de geitjes dat hun moeder d'r weer is. en dan doen ze gauw de deur open. xxx een lieve wolf. ja? ja. dan zien die die wolf weer. ja. maar die wolf is niet lief hoor. he? en daarna heb die alle geitjeg opgegeten. ja. dat is toch niet lief? he? vind jij dat lief? nee. die &+x die wol dan moet die. jager komen. nee. dat is het verhaal. van. Roodkapje. dan komt de jager. ach jee! weer plakken. maar nu komt na verloop van tijd de echte moeder.
de echte geitjesmoeder komt thuis. he? wat zoek je? &+pl plakband. dat &+s is in de keuken. dat heb je weer teruggebracht naar de keuken. nee hoor. mama. moet even deze dat doen. nagels vijlen? mm. ik zal dalijk eens een stukje van je haar af knippen. he? het wordt zo lang. komt helemaal in je ogen. zo. ga je nou doen? zagen? waar heb je het plakband nou gedaan? &+we weet ik niet. je had het daarnet nog. hu! god! kijk uit waar je loopt. dat doet pijn. ik loop daar toch. ja. je loopt op m'n voet. heb ik gestopt. o. had je het verstopt? heb ik gestopt. niet daar mee! zo he? &+taj taj taj. mag even dit afknippen? ja? geef eerst dat blaadje hier. nee. ja. nou ik moet het toch eerst plakken. o gat! kom hier. wacht even. wat ben je verkouden. he? snuit eens. nog eens een keer. goed snuiten. hehe! nou. xxx. goed. goed is zo. alsjeblieft. wacht even. het is vandaag negentien juni negentientweeennegentig. zullen we even dat ding hier neerzetten. ja, moet je hard praten, niet zachtjes. gewoon praten. ik wil spelletje. ga je een spelletje doen? kom maar. dan gaan we spelletje doen. op de grond. op de grond? mag je dit hier op de tafel ook doen? dat is fijner. kijk, dit is het rapport van Laura. moet je zien. wie is ter op? wie staat er voorop? uh, Donald Duck. Mickey Mouse. nou, bijna goed. dit is het tweede rapport van groep een twee. van groep twee. mag ik deze? mamma. xxx Laura een mooie pop. o, die is mooi! die is ook leuk, he. die heeft Laura ook getekend. ja, heb ze allemaal getekend. ja. mooi, he. kijk eens. dit heeft ze al gedaan. mijn naam is Laura. heeft ze zelf ges geschreven, Laura. en dan moet ze die doen. die is een beetje moeilijk. zo. die was moeilijk. die gaat iets beter. die gaat heel goed. die gaat ook goed. gaan we toch een spelletje doen? nou, leg ik Lauraas rapport even weg. xxx op de grond. nou. um, deze hier leggen. xxx spelletje doen. even weg. gaan we even spelletje doen. ik ga staan. ik ga staan. ga maar staan. wacht, doe die deur maar even dicht voor mamma. die. anders komt brand binnen. ja, vind ik ook, anders komt er brand. zo. ik doe ook mijn schoenen even uit, lekker. ja. lekker, schoenen uit. ik wil ook sokken uit. nee, ik wil sokken aan. kun jij mijn sokken halen, voor me, op de trap? ja. ja. o, dit xxx? ja. ja, dank je wel. doe je de deur dan ook dicht? anders komt warmte dr in. anders ja gaat de warmte dr uit, komt de kou dr in. he. zo. xxx spulletjes. spulletjes. ik ga op een rij zetten. ga je ze op een rij zetten? oeps. nou, vertel maar wat je allemaal gaat doen. deze. deed jij even op rij ook.
die even even dit is moeilijk als je jij moet meenemen even naar de kamer. deze moet hier. deze moet op trein. staat hier. staat hier. staat hier. nog even even kijken of deze goed. deze mag hier niet. deze mag jij. deze mag jij, die. en jij mag die. jij mag die. is leuk! mag ik deze? wat staat daar op? schrijs a. schrijft, schrijft ie de a. ja? schrijft ie een a. deze mag jij. deze roze mag ik. hier, mag jij die roze. ik wil deze roze. ja. en deze. allemaal roze, he. oranje wil ik ook, en geel, en geel, en geel. een gele. wat heb jij gedaan? niks. wat heb jij gedaan? hij had even de deur goed dicht gedaan, he. Peter kwam even binnen. nou, heeft de deur even goed dicht gedaan. wat voor spelletje gaan we doen? ja. gaan we vertellen wat we op de kaartjes zien, ja. ja. en regenen. ja. het regent. ja. de kinderen staan in de plassen. ja. een palaplu. ja. heb jij ook wel eens in de plassen gestaan? vertel eens. ja. hoe dan? zo. zo. kun je niet vertellen? xxx. en eten. wat eten? nou! gaan ze brootehammetje eten. o, ze gaan een boterhammetje eten. maar wat gaan ze hier doen? um, dat is een circus, he. ja. dat is de clown, denk ik. of niet? welles. op reis. wat heb je bij Pappa allemaal gedaan? en, uh, slapen even en toen wil ik naar mamma toe. ik ging lekker naar mammaas huis. heb je verder helemaal niks gedaan, alleen geslapen? ja. en toen ging ik in de zandbak spelen. o, heb je ook in de zandbak gespeeld? en toen was het niet gekomen. wat zeg je? en toen ging Monique niet komen. wie ging niet komen? Monique. o, Monique ging niet komen. nee, “toen ging die ” toen ging die op school. o, Monique moest naar school. ja. die kon niet met jou spelen. nee. wat jammer. en Sylvia? ook niet. nee? oh. ik was net op tijd. wie was net op tijd? ik. o. enə en groen. en zijn jullie toen Laura gaan ophalen bij school? ja. ja? heb je de juffrouw nog gezien? ja. en toen ja, was een andere een keertje. andere. gaan we nou spelletje spelen? wat was een andere? een andere juffrouw was een keertje gekomen. o, was ter een keertje een andere juffrouw gekomen. ja, vandaag was ter een andere juffrouw. nou, ik wil van jou grijs hebben. heb jij grijs voor mij? grijs met um um. kijken. even kijken. ik heb alleen paars voor jou. nee, ik wil grijs. nee, dan niet. nou, dan mag jij vragen. mag ik blauw? mag ik deze? bruin? wat voor kleur wil je dan hebben? ik wil bruin. bruin. we hebben niet goed geschud, hoor, volgens mij. nou gaan we even andere zoeken. en dan heb ə an dan zullen we even een, twee drie kwartetjes uitzoeken. vier kwartetten, dat is het makkelijkste.
een, twee, drie, een, twee, drie, een, twee, drie, een, twee, drie, vier. xxx. een, twee. en dan leggen we die allemaal even weg. zo. vier grijze. zitten op een rij, ja. vier oranje,, vier groene, en vier gele. nog een gele moet ik hebben. heb je nog een gele voor mamma? ja. zo. dan mag je die weer allemaal wegstoppen. zo. dan gaan we met deze spelen. dat is veel makkelijker. anders is het veel te moeilijk. zo. stop maar in de doos. of zullen we roze nemen in plaats van xxx. een, twee, drie, vier. die is mooi, he, roze. die vind ik mooier, deze roze. ja, doen we die. en nou nog deze. deze xxx. ik vind deze roze mooi. ja. nee, wacht even. grijze. heb jij grijs is toch ook leuk, ja. toch xxx wel grijze. ik zag wel grijze. ja. ik stop hem hier weg. zo. hee, poes hier. en hier is het poesje. hier is het poesje. ja, daar is de poes. kom, stoppen we die even weg. grijze wel. die grijze. ja. die grijze. ja, dan vraag ik die grijze wou ik. he. was dat? zo. ja. nou, ga maar vragen. vraag ter maar eentje. kijk maar op je uh, mag ik dees? nee, op je een kaartje vragen, ja. en dan heb je hiervan, van grijs heb alleen, uh, het paard. waar staat het paard? dit is het paard. nou heb je nog niet hoe heet deze? een konijn. heb je nog niet. en een hond nog niet en een poes nog niet. mag je een van deze vragen. welles. nee, niet op dit plaatje. kijk, dit plaatje is het paard. dan moet jij vragen een van die andere. vraag mamma maar heb jij voor mij het paard? nee, die heb jij. vraag jij aan mamma iets. heb jij de poes? de poes. nee, ik heb de poes niet. zo. nou mag je der een pakken. nee, dat is de poes heb jij voor mij van, uh groen, van groen, uh speel. de, uh, het lijmen. nee. nee, heb je het lijmen niet? groen. ja, het lijmen, groen. nee. is dat lijmen? nee, dat is voetballen, nee. nou, dan mag mamma een pakken. nou mag jij weer vragen. mag ik de groene lijm? mag ik ə nee, die heb ik niet. vraag maar een van die andere. die of die. die of die. nee, die heb je. kijk maar. die heb je. dat is voetballen. maar die kun je vragen. mag ik van jou van groen het. mag ik van jou dit groene? die, vraag die maar. het meisje dat dat, dat groene is. deze. wat doet dat meisje? springen met het springtouw, he. ja. dus moet je vragen mag ik van jou het meisje dat springtouwt? nou, die heb ik wel voor jou, alsjeblieft. nou. ga jij verder vragen. mag ik jouw groene, zij? ja, welke. wil je van groen hebben? ja, van Laura. welke wil je van groene hebben.
dat is toch te moeilijk voor jou. van grijs. welke wil je van grijs hebben? de hondje. het hondje. kijken of die ja het hondje heb ik. alsjeblieft. hier is de hondje. ja, en hier zit ie ook boven. weet je, als tie wit is dan heb je hem hier ook. en die andere die moet je dan vragen. mag ik hondje? je hebt het hondje al. mag ik een groene? wat welke wil je van groen hebben? en die en die, xxx grijs is. yyy. grijs. is moeilijk, he. van grijs. welke van grijs wil je hebben? jij jij mag die hebben. o, spelletjes zijn nog niet aan jou besteed, geloof ik. jij mag? hier. ga maar kijken op de kaartjes, hoor. en dit. wat is dit? wat is dat? ja, vertel jij maar wat je ziet. wat xxx dit? nou wat is dat? nou, ik weet het niet. nee? deze xxx. als je naar zee gaat dan vind je het leuk. vind je het leuk, ja. heel goed, Laura. dan ga je zand scheppen. hee, kijk eens! die hoef niet. die moeten. een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien. elf, twaalf. een, twee, drie, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien. even uitvoeten. even uitfoeteren. uit. heb heb ik. jij vragen. mag ik van jouw van, uh oranje, uh uh uh de zandberg,. met de schepjes? die. ja. mag ik van jouw van oranje, uh, het jongetje dat de heuvel opklimt? welke? heb je die niet? deze? nee, het jongetje dat de heuvel opklimt. nee, he. misschien heb ik die wel. ja, o misschien heb je die wel. en de konijntje. nee, die hoef ik niet. als ze aan het klimmen zijn. hier zijn nə aan het klimmen. o, die wil ik wel hebben van je dan. hij zag een wavis en toen ging se klimmen. “zag tie een walvis en toen ging die klimmen”. waar is de walvis? kijk, hier. nee, hij lijkt op een walvis. het is volgens mij gewoon een steen. of niet? was se al klaar? wie? Laura. nou, ik geloof van niet. jij mag deze hebben. alsjeblieft. mag ik die hebben? dank je wel. en konijn. ja, die is mooi, he, het konijn. mag jij een vragen. hondje. “een vragen”. mag ik van jou, uh, het meisje en het jongetje die aan het klimmen zijn? deze. dank je wel. mag ik van jou van, uh, grijs, uh uh uh, het poesje? ja, natuurlijk. die is niet hier. die is niet hier. die is heb je die niet? nee. o, dan pak ik er een. o o, dat is ook weer een andere. nou mag jij. welke wil je? welke wil je? ik wil graag van, uh uh, van, uh, grijs, um um, het paard. die heb ik wel. die heb ik wel. hier. nu moet je er van mij een vragen. mag ik van grijs van het paard? hier, die heb ik wel. alsjeblieft. dank je wel.
mag ik van die die roze die die xxx is? wat zeg je van roze die die lijve is. die lij. ja. zeg eens. die lijve is. die lijve is? ja. wat is dat? welke is dat dan? um, deze wou ik. sneeuw. sneeuw, dan moet je daar boven kijken. dat is tie, he. dat is de winter als het koud is. en dat is de herfst, als het gaat regenen. en dat is de lente. sneeuw. lente. en dan kun je lekker zwemmen. en de zomer. gaan alle bloemetjes. of de lente is het. jij mag deze, ə voetblalle. mag ik van jou dit is de lente. dat is de zomer. ja. ik ga nog een keertje telle. ga er nog maar een keer vragen ja. nou, ga nou drie pakken. drie pakken? o ja, moet ik er een pakken. jij ook een pak hebben? ik ook een pakken. zo. heb je al een kwartet? moet je nog maar een roze vragen, he, dan heb je een kwartet. welke moet je nog hebben van roze? moet ik even kijken. o ja, ga jij maar even kijken. mag ik roze van jou? ja, alsjeblieft heb je roze van mij. de lente. misschien heb je wel een kwartet. misschien heb je alle vier de kaarten wel. ga ze maar eens tellen of je vier roze hebt al. een, twee, drie. een. ja, een roze! nog een roze. twee. als je er vier hebt, dan heb je een kwartet. groen. mag ik er een van van hier, je hebt vier roze. zie je? ja. heb je een kwartet. oh, zie je? heb je een kwartet. nou mag je verder kijken. zo. en nu op de rij staan. ja, die mag op de tafel. zo. dan mag je nou verder vragen. op de rij! wat zeg je? op de rij staan. moet ie op de rij staan? ja, ga jij maar doen dan. ik begrijp niet wat je bedoelt. moet ie ook neergelegd worden op tafel? deze xxx. poes. o, daar is de poes! hier is de poes. ja, dank je wel. o, wat is tie lief, he. waren we kwijt, de poes. kip is roze. waar is tie nou? waar is tie? o, daar. daar is tie. nou. gaan we jij mag dees. en nou. gaan we weer spelen. gaan we weer spelen. vragen. gaan we weer verder vragen. gaan we verder vragen, he. uh um, ik wil van groen. groen. nee, xxx is. mag ik van grijs. grijs. wat wil je van grijs hebben? um, jij hebt die toch. yyy. ja, je snapt het systeem niet, he. dat is leuk. wat wil. je de van grijs hebben? mag ik poesje van grijs hebben? ja. nou ga ik teruggeven. ja, dan geef je het terug. mag ik van jou van, um, roze, um, de. regen? deze. ja. het meisje en jongetje dat in de regen lopen. ja, dank je wel. die heb jij al, toch. die heb ik nu.
dan mag jij vragen. mag ik roze die die regent. wie regent dan? xxx. het regent. die regent een jongetje? nee, een jongen en een meisje. ga maar even even aan mij vragen. o, mag ik van jou van oranje. de bomen? het jongetje en de meisje dat in het bos spelen. het jongetje en het meisje die in het bos spelen. xxx. ja, dank je. ə vraag meer. vraag maar. um, mag ik van jou van roze, um, de winter en de kou. en de sneeuw. het jongetje en het meisje die in de sneeuw spelen. ik doe het telkens. ik. ja, dank je wel. nou moet jij vragen aan mij, want anders krijg ik alle kaarten, heb jij straks niks meer. oeps. kun je ook een mooi verhaal vertellen, Sarah? twee kanten. twee kanten! ja, maar dat kan ik ook. kijk maar, hier. die zijn die kaarten, en dan draai ik deze om. zie je? zo is het wat netter natuurlijk. zo. kijk, twee kanten. kijk! ik even wat jij ook doet. jij even wat ik ook doet jij ik even wat jij ook doet, zei je. hee, flappie. flappie. wat gaan we morgen doen? Sarah. op vakantie. op vakantie ja. naar Nees. wat naar? Nees. naar Ter schelling. goed zo. en hoe gaan we daar naar toe? naar weet niet. weet je dat niet? nee. ik ga naar Ter naar de vakantie toe. ik ga “naar de vakantie toe”, de vakantie toe. met de auto, he. nee! met de trein, toch. ga jij met de trein? ja. o, dat is waar ja. alleen met de trein, verder niks? ja. nee. en zijn we dr dan? ja. maar Terschelling is een eiland, dat ligt midden in het water. nietes. nee, het kan niet, he. nee, je hebt gelijk, het kan niet he. moeten we alleen met de trein. ja. geen boot? ja, welles. o, met de boot, he. ja met ja ja. gaat dan ook Simon naar toe? wie Simon? gaat dan ook Simon naar toe? gaat Simon daar ook naar toe? ja. nee, Simon gaat daar niet naar toe. vandaag xxx niet. ja. wat ben je nou aan het doen? yyy. zo. wat zo? zo doe dat toch. wat is dat wat je doet? nou zit dr ook, zo. en nou ga ik even wat doen. ik snap er niets van. wat doe je nou? yyy. is gewoon leuk. is gewoon leuk, ja. wat is gewoon leuk? je zit de kaarten kapot te maken. kom, doe maar weer niet. je zit de kaarten in je sokken te stoppen. zo. en hier ook. ja, gaan ze kreukelen. dan gaan ze kapot. nou mag ik dees. en dan jij mag ik ga even kijken. o, xxx kaarten. welke wil jij? welke wil jij? even kijken. jij mag dees. jij mag dees. dees. nu en nu niet meer. ga ik naar boven toe. ga je naar boven toe? nee, je moet hier blijven.
strakjes ga ik lezen voor je boven, ja. ik ga kijken. ga je pyama maar even halen. gaan we hier beneden aan uitkleden, ja? ja. ga je pyama even halen? laat je kaarten hier. Sarah, kom eens. laat je kaarten hier. anders wordt ie nat. ja, dan ga je vlug even je pyama halen. kom je gelijk naar beneden? ja. en dan ga ik niet weer naar boven toe. ga je dan weer naar boven toe? gaan we leuk spelletje doen. je moet naar bed. je ziet wit als ik weet niet hoe, kleintje. nee, ze moet pyama mee. ze moet dr pyama mee. dan trekken we dr pyama alvast aan beneden. Saar. klaar klaar. yyy. af en toe. xxx. af en toe. ik ben de knapste van de hele wereld. ik ben de ik ben de maan van de hele wereld. ben maan. van de xxx. af en toe ik ben de kou. en de is in de kou. letters zijn in de kou. en de letters zijn in de kou. heb jij je pyamaatje? nee. dat ging weer helemaal mis hier, daar. xxx. o, misschien xxx, he. ja, xxx. heb je nog wat gezegd in de microfoon? heb je een verhaaltje verteld? ja? o. knap van jou, hoor. en toen ging die hard. en toen toen ging ik kletsen. ging je toen kletsen? ja. en wat ging je kletsen? zo. en nou gaan we weer v dit doen. ja. nee, nou gaan we even je pyama aantrekken, he. het is uit met de pret. uit. schone onderbroek aan. moet je nog een schone onderbroek aan dan? ja. o. als als ik naar bed gaat, dan moet ik wel een schone onderbroek aan. ja. kom maar. zeg eens wat. af en toe. nee, tegen mamma. kom. kom eens hier staan. allang. ik versta het niet, hoor. af en toe. wat is dat avetjoe? af en toe in de kou. nee, uit uit. wat uit? nee, doe eens even je pyamajasje aan. dan zal ik even een onderbroekje voor je pakken. xxx. dit niet. ja, je moet dat ook aan zo. ik pak even een onderbroekje voor je. nee, is warm. is het warm? ik heb warm. wil jij een boekje uitzoeken soms? ja. ga je eerst even een boekje uitzoeken? ja. ga maar daar in de kast een boekje uitzoeken. en dan ga ik klimmen. en dan ga je klimmen ja. dan gaat mamma even een onderbroekje voor je pakken. ja? deez. ik xxx. een neus en ogen. oog. ogen. hij heb ogen. hij heb ogen. kom maar. Sarah, heb je een mooie boekje? o ja, dat is een leuk boekje, he. ja. kom je met het boekje. ? een van dees. ga jij deze ronte even voorlezen? moet ik die ronde voorlezen? met die ronde ogen. de uil. hoe heet dat boek? uil. de nieuwsgierige moet jij even voorlezen nu? even heel zachtjes. yyy. ga jij maar voorlezen. nee, jij. heel zachtjes. kijk eens.
wat heeft Hekje nou aan? kijk eens! yyy. praat eens gewoon. mooi. wat is dat dan mooi? en dat dit. wat is dit? muziek maken. het is muziek maken. wie zijn dr muziek maken? enə vrouwen. nou, volgens mij giraffen. enə, van wie heb je dat gekregen? uh, van opa. toen ging ik kopen. o, toen ging je kopen. en “moet jij eef ” moet jij even dan even voorlezen. wat moet ik voorlezen? nou, nee die niet. o, mijn boek. moet je mijn boek even doen? moet je even mijn boek doen? wat is dit voor een boek? xxx. moet jij even vv voorlezen. nou, kom eens even kijken. wat is dat? uil uil. en wat doet de uil? nee. wat doen ze? kijken. kijk, hij is heel nieuwsgierig. zie je? hij knippert zelfs met zijn oog. en dat. wat zijn dat? um, vissen. ja. walvissen. walvissen? nee hoor, gewone vissen. zie je? en die? oeh oeh. oeh, kan je in je tenen doen. o, kan die om je tenen? ja, die kan je aan je tenen doen. hij bijt in je tenen, he. en wat is dat dan? ik weet het niet. o, dat weet je wel. wat is dat? een kr krab. ja! heel goed. een krab. o, die is een zeeme, zeemepaardjes. heel goed, Sarah. er waren eens twee paardjes, die renden langs de zee, een zeemeerminnetje vingen ze, daar zijn ze weer heel tevree. en twee en twee walvissen. slangen, alen. en die? vogels. o, wat een lieve vogeltjes, he. ja. en en vogels. wat doen die vogels? fluiten. gaan fluiten. fluiten. ja, vogels fluiten. wat doen die die? wat doen de muizen? uh, voetballen. wat doen ze? en wat doen ze nog meer behalve voetballen? van schoppen. zelfde als jij doet, wel eens. pie schoppen. pie piepen. ja, piepen. en deze, wat zijn dat? ik weet het niet. weet je dat niet. slangen. zou ik ook denken. dat wist je best. kronkelslangen, he. en wat gaan ze doen, slangen? doet de slang. hoe doet de slang, Saar? en enə hoe doen de schilpatten? schildpadden zeggen,. en dit, wat zijn dit? en wat is dit? wat zijn dit? kraag vo kraagvogels kraagvogels. kraagvogels. wat kan se dit doen? wat kan se vogel doen doen? vliegen in de lucht. en wat dit gaan doen? wat is dat? een. ui uil dat. wat gaan se uil doen? slapen. als wij nu de uil gaan vragen, wat heb je nog meer gezien, zegt hij niets, zijn grote ogen zijn toe. toe. gesloten. toe. gesloten. gaat slapen. ah, dat heb ik gedaan. o, dat weet je nog wel dat jij dat hebt gedaan. je tekent vaak in het boek, he. ja. je tekent vaak in het boek, he. stoute Sarah. yyy. je tekent altijd in je boek. en dat mag niet, he. nou wordt je keertje boos, he. ja, nou ben ik een keertje boos, ja. nou word ik een keertje boos.
wil jij dit voorlezen? nou, heb ik toch al gelezen. of niet? en boven ook. ja, boven gaan we ook nog een keertje voorlezen. dat is goed. hond. ik ga ik kan aaien. hij heb vleugels. hij heeft vleugels, ja. kan ze lekker vliegen. ja. en wat is dit? oren. ja. wat is dit? nou, wat is dat? ogen. wat is dit? oog. ja, twee ogen. nou je moet wel de goeie kant kijken. die kant zie je het beter. en uilenogen. ja. en dit? klei kleine ogen. uilenogen, ja. kleine ogen. kleine ogen? kleine ogen. uil heeft best wel grote ogen. en kan je dit dr af doen? nee. ja? nee. moet jij dit. xxx. kijken? o, gekrast! ja. hee hee. de gaatjes worden steeds kleiner, he. ja. dit is een groot gat. steeds kleiner. de nieuwsgierige uil. en wat ziet de uil allemaal? allemaal dingen. twee muizen en twee vogels. groot. savonds dansen op de weide, de gezusters muizenoor, spitse snuitjes hoog geheven, zingen zij de uil iets voor. en wat doet de uil? slapen, geloof ik aan het eind, he. hee, grote grote ogen. ja. op. nou, je vinger moet weg. o, mijn vinger moet weg. nou, ja. en een mooie bijzinnen dat het meisje maakt! helemaal goed met het werkwoord op het eind. klaar. wordt steeds kleiner, deze. ja, worden steeds kleiner die, he. de oogjes worden steeds kleiner. die gaatjes. en hier? en hier? daar zijn ze het allerkleinst. kan deze moet je. niet vies maken he? zo. moe niet viese ma ke. kijk hier zit nog een kwastje in, maar je mag het ook met je vingers doen. hoo vingers. ja. nog bij. uh, er zat ook nog eh ooh. een of ander spateltje, dat is misschien handig. uh niet viese maken. oh ja, hier is nog een soort. spateltje. ja, rustig maar. even kijke. niet viese make. ah. volgens mij kan dit zo he? ja. het is eigenlijk bedoeld om met je vingers te doen. geef die maar aan mij. ja, die kwast vindt ie mooi natuurlijk ach je mag ook wel met een kwast als je dat leuk nou. kwas zo. st. wacht nee, we kunnen wel van de dekseltjes doen, dat is makkelijker misschien. dan doe ik ja, als je. lepeltje ofzo hebt. ja. afblijven, mama pakt een lepeltje. hm:, wat heb je hier. een kwast? Daan? het is eigenlijk met je vingers, hoor Daan. zo. geel. ehn. eh neen. geel. ik pak nog drie lepeltjes. ja. ziet er goed uit, die verf. oeps. groen. op school mag je altijd maar met een kleur, of niet. ja? nee. nee? mag je daar ook met meer kleuren? keure. ja, blauw. wel bij, zo. blauw. hier, nog eentje. na. blauw. je mag wel vast beginnen. yesss. hooooh. moo:ie tekening maken he? he Daan. rood. hele mooie verf is dat zeg. ja, mengen, mmm. zo eerst maar eens even. Paulien. zal ik ook even? doe ik de andere kant van de kwast. zo.
nou jij weer. appelboom. oh mooi stip. Staphorster stipwerk doe jij. mooi Daan. ik ook deze. kijk hier zit ze alle verf op, ja? zie je? &~kgg &~gelee &~tang. he? xxx. nee, kijk, hier zie ie op, want dan kun je er beter bij. eh nee. wat ben je aan het maken. maken. hier. wat? moet ie. tot daar komen? nee, dat is het vast niet. eh kg &~dieg &~diekg wat is er pop? die. deze. nee. hier zit alle verf op. zo ja. aaahpoeoe. heel mooi. wat maak je. je zit er met je arm midden in. ja. xxx. kijk. ja, dat is niet erg, we gaan straks alles schoonmaken. niet op je broek smeren. misschien had ie beter aan zijn eigen tafel gekund. maar ja, hij wil toch dat wij er bij zitten. ja. hij wil ook niet smerig worden he. he? hij wil ook niet smerig worden. nee. anders mag je ook wel op je knieen. knieen. is dat be niet kieen. nee, zo blijven zitten? zitten. oke. nou, is goed. hier moet xxx. hoo. wat mooi he. wat maak je Daan?. appelboom. een ap pelboom. kijk hier. ja, ik zie het. de stam. van de appelboom. ja. heeft ie rooie appeltjes? rooie. ja, even appeltjes erin maken, he Daan? hier dit is rood. dat is de kleur van de appeltjes. mooi hoor. nou hij is volgens mij niet zo'n type om veel vingerverf. vieze handen, nee. ik kan beter nog een paar kwasten kopen volgens mij. oh! ah mooi. xxx. Daan, je ringvinger is vies, weet je dat wel? er zit een beetje verf aan. geeft niks. echte. schilders eh? Daan. wil je met je vinger? dat is leuk, met je vingers. zo. dat mag. &~ooksien. wil je met je vingers doen? ja. ja? mag wel, toe maar. het is vinger verf. zo heet het. die. doe ja. wil je dat? moet mama een nieuw papier pakken? op het papier he. ooh. dat is leuk. leg de kwast maar neer. doe maar op het papier. met je vingers. vingers. papier. ja. shit ik had eve nou het kan ook wel op de achterkant ergens van natuurlijk. oh deze is xxx. eh. kijk, rood. kijk. mag je op een nieuw papier met je vingers. gaan we deze even laten drogen. kijk eens? nee. doe maar met je vingers. zo. piep piep piep. piep piebiebiebie. is wel aanstekelijk zeg. nou doe maar mee hoor Paulien. xxx. poempedoempedoem. poempoempoem. he! je kan het ook wel wat. wilder doen. wapf! poempoem. ja ik ken echt wel kinderen die echt eh maar hij is zo voorzichtig. poempoempoem. maar dit is wel leuk he, zo, met je vinger. poempoempoem. loopvingertjes. een twee drie vier vijf zes zeven acht. eh. je kan ook eh je hele hand eronder doen en dan een afdruk maken van je hand Daan. zullen we dat eens doen. hand. nee! dat is vies, niet opeten. kijk, je kan zo doen. zal mama het ook eens even wat doen.
dan kun je het zien. mama gaat ook verven. zo. ik ook. nou toe maar. die. die met die. kun je erbij? ja. toe maar. nee op die papier, op je eigen papier. ja zo moet je vingerverven. dat is vingerverven. ik deze. wil je deze? ja. voorui:t. mag jij met die verder. maak hem heel mooi, ja? ga ik deze heel mooi maken. kun je er bij? zo. toe maar. nee, het delicate werk is toch meer eh. xxx. ik zal het moet ik het even vastplakken Daan. oh dat is misschien wel handig. kijk een boompje. die hier? ja, doe maar, een beetje rood erop. rood. dat is rood. oh ja. oh deze xxx mooi. ik plak het alleen maar even vast, dat is niks bijzonders. zo. ooh. kan ie niet steeds verschuiven, dat is makkelijk. he? zo. klaar. aha neze. teke. nu zit ie vast. nou zit ie vast, nou kun je heel mooi gaan tekenen. ja? tekenen. huhuh. tekenen. dus je vindt zo niet leuk, zo. maar wij wel. ikke wel. de ik wil deze. nee, doe maar op je eigen papier. heeeheeee. jaa! nu kun je ook heel heel leuk Paulien. oh kun je er niet bij. wil je ook een blad, Paulien? oh. nou zeg maar jaa:. haaahaaaaaa. ooh. goed uitsmeren. niet op tafel. ja, op het papier. dat is mooi. toe maar. op het papier. maar ik heb wel eens gelezen ook over. kinderen van deze leeftijd die dan eh gingen vingerverven enne voor het eerst. hm:. in het begin dan zijn ze heel voorzichtig en dan durven ze bijna niet. nee. maar zei die moeder vanne heueu! kijk hij wordt nou al driester. voor je het weet heb je alles blauw. mmmmmmm. mooi Daan, wat is dat? nee niet op tafel, op het papier. alleen op het papier Daan, hoor. ja. hah? dies nah! vind je blauw leuk? awawawaw. ja. papier? bal? een bal? een bal? zo een bal. goed zo. ja, mooi twee kleuren. &~kwunes. ja. jonge je hebt nog genoeg aan je vinger. ja zo moet het. dat is vingerverven. bawbawbawbawba. huh? &~gennevevef. he? vingerverven? ja, die was nog niet eh nee, zo mag ik het zien Daan. dat was de bedoeling. humhum. haaaahaaa. he? dit. nah. abab. dit? nah. ah haaa vinnat. eh? &~apokke. heuih. die hier. hm, doe maar. boooiii. hm? papegaai. he? papegaai? papegaai. een groene papegaai? die hie. piep. ah die mouw. niet op tafel he, alleen op papier. ja, je papier is bijna al weer vol nou hier nog. kun je nog allemaal smeren, ja. mmm. die hier. moet die daar naar toe? welke kleuren heb je nou allemaal Daan? groen. eh niet op tafel. vvvvieger. hier? vieguig? vliegtuig? ja. dit is een vliegtuig? die hier. hier. mag ik je hand lenen. leuk hoor. krijg ik een mooie tekening zonder iets te doen. dat wordt helemaal nat he. oh kijk eens, je hebt bijna je hele hand eronder. je bent er bijna.
ik zal straks eens kijken, misschien heb ik nog wel wat behang. oh ja, van die grote rollen inderdaad. ja, en ook steviger. dit is dun he. ja, het trekt helemaal op nu. choonmake. choonmaken. choonmaken. nee nog lang niet. ben je al klaar dan. eh eh eh choonmake. waarom. choonmaken. ga je niet verder verven? oeps dat was het kussen. ah dat is niet zo erg. nee. of wil je het schoonmaken en dan nog een keer vies maken? vie choonmaken. moet ik even een beetje schoonmaken dan? ja. beesje choonmaken. blijf maar even zitten. he, dis dat. Daan je bent een rare. kom maar. oh dat gaat makkelijk zeg. ja. die andere ook? deze kan nog ook. en dan nog een keer weer gaan vingerverven? vingerverf. xxx. zo. oh koekje. koekje. ja, je mag een koekje. deze. hm:. lekker joh. zijn je handen oh, je bent alweer bezig, laat maar. heb je die verf van Sinterklaas gekregen Daan. Daan? van Sinterklaas? ja. hm:. op school. nee ik zie niks Daan. nou dan moet het maar zo. ah, er komen mooie kleuren naar boven zeg. ja, het wordt heel mooi. die laten we straks daar ook maar even drogen, he Daan. ja. mooi hoor. het glijdt lekker over het papier he. het is mooie verf. ja, goed soepel. het is geen plakkaatverf ofzo. nee, ik weet niet, wat zou het voor verf zijn. want het is ook een beetje doorzichtig. ja. het is ook nou voor die vier potjes betaal je iets van twaalf gulden vijfennegentig ofzo. hu dat is niet veel. vind ik helemaal niet zo duur. nee. Daan moet je een ander papier? want straks ga je hier doorheen. wil je even op dit papier weer verder. nee. nee, die vind je nou mooi natuurlijk. die is helemaal nat is ie hoor. he na het. staring into space. he, hallo! dromer. hallo. mooi he, lieverd. ander papier. ander papier? deze mama papier. moet ik die pakken? moeten we hem eerst even los maken. oh ja. zo. leg ik wel even op het aanrecht. ik vind hem wel mooi hoor Daan. ja, ik ook. als ie droog is gaan we hem opsturen, naar oma, goed? wil je nou deze nog afmaken? hier kan nog heel veel bij. zo. shit. nog een koekje. ha, even rustig. die vind je lekker he? lekker. nou vooruit je mag er nog wel een. lekker chocola erop. ja. vies. ja, geeft niks, je gaat straks toch weer verven. volgens mij eh, krijg je wel inspiratie van die koekjes. toe maar. mmm. ja, wacht maar even. zo. zit ie alweer vast. zo. ga maar verder verven, ja? is het een lekker koekje Daan? wat zit er op? hallo. hij is helemaal weg! hij wordt hier helemaal. helemaal high misschien van die lucht. het stinkt ook helemaal niet, maar. of, ja, ik ben een beetje verkouden. nee, een heel dun geurtje zit eraan, een heel kleintje. aah.
ah lieverd, je vindt het mooi he, ik zie het wel aan je. was misschien toch niet zo'n goed idee, want hij zegt bijna niks meer. ik dacht dat is leuk. ja,. koekje vasthouden? nee, toch maar niet? zo. koekje nog ə. nee zeg! ik zou eens even met geel gaan verven als ik jou was. helemaal mooi geel maken met je vingers. maak maar eens een zon. ne eh eh nee. ja, maak eens een zon. ne nee. waarom niet. ho, niet spetteren. nee. nee &~acheg massen. maak je een zon? zon. wat is er pop. maak maar een zon. oh. niet zo naar onderen zakken. eh. maak je een zon? wil je niet meer verven? nee. nee? ben je er nou al flauw van? aak auf. wat wil je dan? wil je. omhoog zitten? ah jo, die sweater is niet erg Paulien hoor. die mag vies worden. dus daar mag je wel met je vingers eh zo? ook geel. nog even met geel. mmmmmmm. xxx. hehehe. eh ə koekje. nou hier hier is jouw koekje. nee ah en deze. nee Daan. jij hebt daar een koekje. eh eh nee hen niet het. nee nu niet. &~anwanwanwanwanwanma. nee:. nou. teken nog eens een poes. Daan, of een molen. eh molen eh nee. eh nee. oh eh nee hen niet molen:. ga je geen molen tekenen? ne af af. ik wil er wel een tekenen. kan ik ie? wil je niet meer verven. wacht blijf zitten, ik ga het schoonmaken. choonmaken. blijven zitten. pipo. anders komt alles eronder, dat kan niet. deze. ja, die ook. ach smiecht. je bent ook niks gewend, jij. wil je dan nog even kleien. kleien. ja? wil je dat? &~helat. Daan, je bent van alle markten thuis. ja. keien? kleien heeft ie ook op Sinterklaas gekregen. leuk. keien? keien. volgens mij vindt ie dat nog leuker. nou, zullen we kleien dan? ja. nou niet zo zielig doen:. niet zo zielig doen, je hebt net zo mooi geverfd he? daar word je een beetje gek van, van dat verven. geloof ik. keien eh eh. rustig. keien keien. keien. dit opruimen. we moeten eerst dit toch opruimen. kan niet alles zo maar door elkaar op tafel gooien. zal ik doen, zal ik dat weer hier bij in doen? ehm, zo is hier dit stuk kan je nog wel eh ja, een beetje kan dat wel. anders heb je het allemaal zo op. ja, dat is zonde. zo. Daan, heb je toch maar eens even drie tekeningen gemaakt. eh deze epepepep afblijven. jij hebt nou schone handen. geef hier. keien. kleien? kweien eh. nou, wacht maar. ik zal het alvast pakken. mm. Jantje ongeduld. nou. oh mooi. nou zo. ach jonge je hele broek zit eronder. oh? oh dat komt van de mouw natuurlijk. kepoek. nou ja, het in de was. volgens mij ook, als je ziet hoe makkelijk het met water gaat. xxx. oh, dat is hetzelfde soort spul als van die videoopnames, of niet.
ja, het is niet Playdo_klei, maar wel zoiets. mm. hier word je niet vies van. hij vindt het prachtig. die zo. ja, keer het eh busje maar om. busje maar om. oeps. moet niet van de tafel laten rollen. wat zit er allemaal in. in. klei. &~sis. en een drie. vormpje. en. nog een stukje klei. en. nog meer stukje klei. wat zoek je Paulien. keukenrol? ja, in het eh kastje. rechterbovenkastje. ja. even dit schoonmaken. oh ja, dat is wel zo handig. nou Daan. kunnen wij die handelingen misschien ook verbaal begeleiden? choonmaken? ah joh, niet zo zeuren. heb je al weer vieze handen? rare jongen ben jij. je hebt ze net schoon. je bent niks gewend. nee. wat ga je doen? kneden? ga je de klei kneden? ke. dat is wel een heel groot stuk he. dit stukje kan je wel kneden. heel hard duwen. hau duw. hard duwen. zo. hai. duwe. he? had doewe! hard duwen, moet je. ja. daar wordt de klei zacht van. kei a te. daar wordt de klei zacht van. en dan kan je. er iets mee doen. met de roller. kijk. ja. opplakken. opplakken? bof! baf! dizzi dit is kleien. dit is ook kleien. dis ə ook ə kleien. ja, dat is ook klei wat jij daar hebt. en dit is ook klei. moet je heel goed kneden. en dan wordt het zacht. chat. ja, zacht. hier gelooie? gooie? ja, dat is een. dat is een roller. als je het dan zacht hebt chat se. kan je het daar mee plat maken. patte make. ja, plat maken. kijk, dit heb ik al plat gemaakt. gemaakt. plat gemaakt. &~gem. pa gemaakt? ja. plat ge xxx. ohh. oh! leuk! leuk. het is leuk ə Sikkekaas. Sikkekaa se deze. het is leuk van Sinterklaas. ja. oh, deze niet zo mooi. dit is mooie klei. en dat is aardig van Sinterklaas dat je dan van hem ja. gekregen hebt. is heel lief he, van Sinterklaas. oh. kijk. mooi. nu heb ik dit ook plat gemaakt. sikkekei. een stukje klei en ik heb het goed gekneed. en toen heb ik het platgemaakt. xxx pakemaakt? zo. ja. zo. kijk, heb jij dat stukje. platgemaakt. he, af. deze hier xxx. hier rollen? zo. rollen. ja, je kan de klei rollen. kei jolle. tukje kes. stukje klei en dat met de roller er overheen. zo. rolle dleen? ja, de roller eroverheen. nog eens zo? hier? maakt. xxx. pof! paf. even heel a maken. he? helemaal plat maken. kijk. oh ja. zo, even de verf eraf, he Daan? zo. eh. zo:. nou ga ik deze klei rollen. klei rollen? ik ga de klei rollen. oh ja. ja. koffie ginke? ja. en koffie drinken, ga ik ook. ja. kijk deze deze. zo. opplakken. deze klei is al gerold he? wat Daan? maken. papa kan altijd mooi kleien he? zo. he, een poppetje? zo. poppetje. dees poppetje. ja, die kun je dan. uitrollen en dan die erop leggen.
dan kun je een poppetje maken. wil mama voordoen? zo. eh! het is aardig stijf eh geworden. je kan het zo eh ja, je moet het gewoon lang even of lang, even. eerst de klei kneden. goed kneden. volgens mij kneden. ja. xxx mooi. hier. zo. opplakken? eerst deze te ook bakke? ja. wat vind je leuker Daan, kleien of verven. wat vind je leuker, kleien of verven. zo? ja, dat is makkelijk, wat jij doet. hier dit is al zacht. hier kun je nog oh ja. chast. dat is zacht. heu. kijk, mama gaat uitrollen, net als met brood. zie je? Daan? hier zie je. pakke? zo. plakken. pochke. ja. kijk dan kun je hier een poppetje van maken. pop. geef mij dat poppetje eens? geef eens. aan mij? hier. poppetje. oh, zo'n uitsteekding is het. kijk. eh. eh? die? nah dit is rood te. &~dissisiepak. zo. kijk Daan. ja. die eh klei. kijk. een poppetje. tiepetiepetiepetiepetiep. hallo Daan. een poppetje. wil jij dat ook maken? nee, zo kan het niet. moet je het eerst heel dun maken. kijk. hier komt ie uit. ja. uit. poppetje. pop nee. niet poppetje. di se poppetje. ja, dat is het echte poppetje. dat is eh heel slim. toupejouptoup. opplakken, pof. he? dese se groot. zo kun je heel veel poppetjes maken en dan allemaal op een rij. sop. zullen we van die blauwe ook een poppetje maken? xxx. Daan zelf doen? van die blauwe? poppetje maken? nee. nee? een boom dan. een boom. &~heim. boom! boom. die si se te mooi. poppetje van maken? xxx. of een boom. wat maak jij dan? wat is dat wat jij maakt? die hier? zo xxx hier &~to een twee vier zo. nou. zo? eh opplakken. wat moet dat voorstellen dan. zo:. ja. esisies. het heet vast of zoiets. ga ik dit stukje weer kneden. je wordt er helemaal warm van. ja, hij is helemaal zo zit ie ook altijd op die peuterspeelzaal. he. ope. , ja. ope. hier. wat. hier hoort ie. wat moet daar? nee. moet ie. deze. hier. zo opplakken, zo, hier, zo. opplakken. deze hier. opplakken. deze xxx. nou vind ik ook best wel mooi hoor. ja. heel leuk Daan, hoor. je plakt gewoon alles op elkaar. ja. zo. zo. ikke koese. lekker koese? heeiii. deze klei. zo. mama zal eens even. nog wat voor jou kneden. oeps. nou. oepts. op hoeft. huh? au. dis is op plak ke? ja. zo. plak alles er maar op. deze groke pakke? ja, plak die er ook maar op. moet ie nog dunner? moet ie nog even gerold worden? otowe. moet ie gerold worden? oh mooi deze mooi. ja, ga hem maar even rollen. ja, ga eens rollen Daan. op de klei rollen natuurlijk. moet je hier zo vasthouden. kijk zo. twee handen. to. zo, die is gerold. zo, nou zal ik eens even wat voor jou maken. deze ook? ja, ga die ook maar rollen. zo. is die ook gerold? zo rolle:.
ooh, zo werkt dat. zo. zzzz poeh. probeer er een stukje af te. krijgen. en dan ga ik dit stukje kneden. sukje kenen. ja. en als het. gekneed is als ik het gekneed heb. kan jij het rollen. rollen. ja. kier kijk. ja. zo, nu heb ik het gekneed. ga jij het rollen? issie zo. issie opplakke. xxx, huh? ja, plak het er maar op. je kan het met de roller wel aanduwen. at aaduwe. ja. ja, ik dacht dat ik dat apparaat hoorde, maar dat is die koffiekan. xxx sisi plakke. opplakke. zo. heb je dit stukje er ook opgeplakt? nee. dies hier. oh heb je die er op geplakt. lekker eh pannekoek. nee. nee. of een eh xxx. ga je dat stukje nog rollen? ja, toe maar Daan. oh het moet op een rijtje liggen. je hebt voor alle autos ook. oeh dan is ie helemaal precies moet dat dan naast elkaar. hij is echt ja. zo was ik vroeger ook,. ja. zo. als ik dan op bed ging moesten mijn schoenen precies naast elkaar staan enzo, weet je wel? ja. kleie. lekker kleien Daan, mmmm. lekke kei. koekje. dit is jouw koekje nog. alsjeblieft. kijk, ik ben niet zo. handig, maar zie je ook wat dit is? oeh, wat heeft mama gemaakt? wat is dat? weet je wat dat is? wat is dit? heeft ie ook voelsprieten of niet? nee he? ikkeka tez ie kijk het is tikkekaas. nee, kijk eens wat het is, een herken je het niet? misschien lijkt het ook een beetje op een mijter met een kruis erop. ze hebben toch zo'n streep over de rug? ja. ja. die Daan zie je niet wat mama heeft gemaakt? hij ziet nooit wat ik heb gemaakt. dat is een lief diertje. wat is dat dan, Daan. dietje. een lieve xxx. lieveheersbeestje. heebeetje. zie je het? niet echt geloof? een lampje branden. xxx. dat. nou hoor. mm bal oh bal. zo. nou heb ik het gekneed. ga jij het rollen? oh sorry, mag ik hier niet aan de kant. die dan maar. liebeestje. ja, een lieveheersbeestje heeft mama. geprobeerd te maken. ja. nou je kan het wel zien hoor. Rob die moet mij altijd uitlachen als ik aan het kleien ben. en die die kan het zo goed, die maakt autos en boten enne ja ja. oh. ja, alles. die is veel creatiever dan ik. eze kleien. ja, Daan ook kleien. ja, nou. je kan beter eerst gaan kneden en dan rollen. dan gaat het beter. dit &~akkok och deze. ja, deze is wel gekneed. oh ja, dat was dankjewel Daan. zal ik het je nog een keer geven? zal ik die nog even kneden? die hier. hm, goed kneden. ja zo. hard op duwen. haw duwe? hm. heb jij een rooie kop jonge. zo. tssso:. ja. ieh. ieh. nou, ga ik deze nog even rollen. au mmmooi. ja, ik kan beter iets dunner beginnen. dis is sinekaas sikkekaa:s se. deze Sikkekaas.
he? is die van Sinterklaas? nee toch? bedoel je dat? nee, deez Sikkekaas. ja. lieverd Sinterklaas is toch alweer naar huis. nee. met de stoomboot. nee. hij is al lang weer naar huis. hm. oh mooi netjes xxx. disisie mooie oozo. oh. nou. zullen we zo nog eens een boekje lezen over Sinterklaas? boekje. ja? am mooie boekje. ja? over Sinterklaas zijn staf? Sikkeke taf taf. Sikkekaas se tafff. en zijn eh je kan wel een staf maken, joh. ja. en Sinterklaas zijn paard, waarmee ie 0op de daken. rijdt. ja Daan, zullen we zo nog even een boekje lezen? eh eh kan niet! wat? oh. xxx. plak er maar op. Daan zullen we zo even een boekje lezen? nee. nee? nou, dan niet. nou hoe ziet een staf eruit. zo? ja. ja. staf. ah dat herkent ie gelijk. mooie. ah mooie staf. beetje. niet stijf maar. Daan, zullen we anders nog even een boekje lezen en de klei even opruimen? nee, niet kleie opruimen. nee? nee. vind je kleien leuk? staf. hier? Sikkekaas. staf? Sinterklaas zijn staf. kijk hier taf. hm. opplakken? zo? opplakken staf? zo. opplakken. staf. nog een. eh diesisse zo. siese auto. deze sie xxx ooie. bbbbbbrrr. boink. ga je je been rollen? eh. been roie. straks wordt ie helemaal plat. nou Daan zullen we de klei opruimen. nee. ja? nee. vind ik wel. nee. ik heb geen zin meer in kleien. gaan we even wat anders doen. kunnen ook nog wel even met de trein bouwen. he? maar dan gaan we eerst de klei opruimen, goed? niet klei xxx opruimen. niet deze mij. nee: neeneenee dat kan niet. kijk nou moet je alle kleuren weer bij elkaar doen. he? kijk, bruin bij bruin. lekker bij mama op schoot. zo. even deze zo. die zo. huh, kijk. die. wat is het? boedelij. boerderij? dees boedelij. het is geen boerderij. het is meer een huis in de stad, zoals hier. dis is ə tame. hm, dat is de kamer. banw zitte. bank, ja. tenevisie. ja, televisie. xxx. huh? wat zeg je? xxx. ja. kamme. ja, nog een kamer. eh? dat is de douche. doest. zelf. douche? ja, dat is de douche. ja. kijk. wat is dit allemaal. ah je kijkt niet eens, sukkel. nou hier, bloem. kijk, wat is dit? wat is dat. mm &~tetjegaboem. wat is dit? gg. wil je die niet kijken, wacht maar even. in ə tent. ja, tent. tennnt. dat is als je gaat kamperen, wat je allemaal mee moet nemen. hebben wij nog nooit gedaan he? he open xxx open. wat is dit? dis is stoel. ja, dat is een stoel. maar wat is dit dan? gove. een koffer ja. koffer. hehe. koffe. koffe. oh kijk eens. liefbeesje. ja: lieveheersbeestje. en wat is dit? kikkel. xxx. dat. dat is eend. reiger. neger. hmhm. deiger. en die dan? sem vinne. ja. xxx. wat is dat? egel. goed zo. ja. en die? boeoeeij. uil. deze boeeij. ja, dat is in het bos. uil.
ja, is een uil. dit. dat is een wat was dat ook al weer? die. wat was dat? hoe heet ie? he. niet zo mal doen. was toch een egel, hee. egel en wat is dit? lawwetoew. ja, paddestoel. leg zitte. he? xxx zitte. waar zitte? nee, zo zit je goed. goed. kijk eens. kijk, dit is op school. xxx. chool dat ə chool. boom? ja, een boom heeft. deze boom. hmhm. boom. nog een boom. dees xxx. hee, doe eens een keer je fles uit je mond als je praat. zo kun je toch niet goed praten? xxx. wat is dit? vlieger. hmhm. wie heeft die vlieger helemaal in zijn hand, waar komt die vandaan? kijk, dat jongetje heeft de vlieger. die houdt hem vast, zie je wel. bal. ja, is een bal. dizze diz helekoter. hm? ik versta er zo niks van hoor, als je zo praat. nog ə zon. hm. xxx hoog. zo is het goed. he dit. regenboog. hohee. xxx pimme. nee, kun je niet op klimmen, is een regenboog. regenoog. gg. je slaapt al half joh. ja, hij is oh oh oh. nou, moet je eens zien. wat zijn hier allemaal voor dieren. &~teekoomm. dit is de boerderij. dee deze boedehij. ja, dit is de boerderij. wat is daar allemaal. deze boedeij. wat is er allemaal op de boerderij. wat is dat? eh deze boerij. deze boedij. dat is een boom. boom. wat is dat? tehekke. ja. en die? nnnogg ppa paard. hm. nog ə paard! ja. nog ə paad. ja, zeker. die, xxx tjekken. ja. kijk issesie. en wat is dit? dis ə big. ja, dat is een big, maar die? xxx dat is ə boelij. hm. dis ə boewhij. ja die is 0op ə boerderij he, die big. boeeije big. wat is dat? boeij. dis ə boelij. konijn. deze boelij:. ah jonge. deze boelij. wat is dat? schaa:p. ja, goed zo. een het teule. deur, ja. koetje koe. waar is de koe? wijs de koe aan. deze koe. ja, goed zo. en wat is dit ook al weer. ggg. weet je dit nog? dit. een silo. &~seletie. ja, is een beetje kapot, maar is niet erg. wil de af. xxx ə af. nee, Daan even kijken. kijk. hoh hier zijn alle dieren. kijk hier. hm. deze papegaai. mm, dit is een papegaai. deze papegaai. nee, dat is een arend. deze arend. ja. en. wat is dat? oh ə gilaaf. ja. uit. nee. wat i:s dit. daag. ga maar beginnen. begint hier. ja zeg maar wat je allemaal ziet. wat er gebeurt. ze loopt. ze ziet een ijs. wat ziet ze? ijs dit. nee zeg maar wat dat is. wat ziet ze? nou wat is dat? ijsmannetje. ja goed zo. ga maar verder. ze koopt een ijsje. ja. ze loopt op de weg. ja. xxx dur ijsje valt. en ze huilde. goed zo. heel mooi. nou dan doen we de volgende. en dat is deze. en die begint ook weer hier.
&~eg ze ze zijn op het strand. het jongen zit aan het vissen. het meisje zit een hoge toren bouwen. die jongen kwam dur aan. en die jongen pakte de emmer af. hij de emmer mee. die meisje huilde. ja goed zo. de volgende. ja de volgende. die begint ook weer hier. ze zijn bij hun vader. zij voetbalt. die hond pakt de bal af. die hond pakt de bal. die meisje een bot voor de hond. hij hij dat in een gat gedaan. hij graaft het op. en hij ligt naast de boom. ja. goed zo. en nog een. ze loopt op de stoeppad. en zij zij &~s ziet een meneer. die meneer haar een ballon. en ze &~h houdt het vast. en ze. en toen ging die ballon weg. en toen huilde ze. ja. heel goed. volgende. volgende. een een jochie loopt voor een pappa. en pappa zit op de bank. en de jochie voetbalt. en hij komt naar hem vader toe. hij pakt de krant af. hij gaat wegrennen. en en toen &~gi was ie gevallen. en toen de krant was &~af weer afgepakt. en toen was ie op zun kont gevallen. ja. ik zie me moeder op die kleine fotootjes. daar gaan we straks even naar kijken ja? ja. is het verhaaltje al af? ja. okee. nog eentje. volgende. ja. hihi. ze zit op de bank. en een moeder leest een verhaaltje. de hond xxx hond ligt naast de bank. ze had een touw vast. en die poes kwam die touw vastpakken. en die poes kwam. en ze had een vis &~ge in hem hand. en ze ging het opeten. en die poes ging weer liggen op de grond. ja goed zo. ga jij ook liggen? ja. okee ga maar beginnen. een een hond snuft in de pot van de kikker. hij kijkt in de pot. en die jochie zit zit ga maar verder. en die hond kijkt in de pot. en die jochie kijkt kijkt dur naast. ja. hij ligt op een bed. het hondje zit staat erbij. ze kijken naar de pot. die kikker is dur uit. hij was dur uit gekomen. ze en en hij was dur uit geklommen. hij was dur uit geklommen. ja. de jochie uit de raam. die hondje &~zi &~kijk gaat in de pot met hem hoofd. en die hondje op de grond. het glas was stuk. en dat jochie kijkt boos. hij tilde hem op. klaar. hij roept. het hondje kijkt boos &~i naar het lucht. die roept de bijen. hij roept de bijen. ja. hij kijkt naar de boom. ze gaan naar andere boom bomen toe. klaar. ja. als je klaar bent mag je gewoon verder gaan. ja. hij gaat er naar toe. en hij maakt een kuil. en hij gaat daar daar in kijken. en dur komt wat uit. die die hond staat staat. en die &~we bijen gaan naar die hond toe. klaar. ja. die jochie zit op de boom. het is gevallen.
hij kijkt in de gat. en die beestje kijkt naar hem. klaar. alle gaan achter die uil. klaar. en die jochie is gevallen. een uil komt dur an. klaar. hij staat naast de &~st stenen. die uil komt dur an. een hert. dat hondje rent. hij zit op die hert. en die hert laat die jochie vallen in de water. en die hondje valt ook in het water. klaar. met hem hoofd in het water. hij zit lekker in het water. klaar. ja. hij zit naast de boom. en die hondje zit met de beentjes onder de grond en de buikje en de rugje. het hoofdje is er nog uit en het staartje. die hondje gaat dur uit. uit het zand. en die hondje was dur op. en ze zien twee kikkers en babykikkertjes. hij zwaait naar die kikkers. hij weer hem kikker terug. klaar. goed zo. hele boek uitgelezen. harstikke goed. deze. kip. nou, vind je dat een kip? een kip kan toch niet vliegen? een beetje. een beetje, fladderen. nee, dat is echt een vogel, hoor. hier. hier vinne. waar is de vlinder? hier. waar. vinner. en jouw favoriete beest. het is dat? beest. wat is dit? ofante. ja, ofant. wist je niet, he, dat die ertussen zat? die maken. ja. kijk ofant. kijk. oeh! xxx ofant. ja. zullen we hem zo neerzetten? hier dit ə ofant. dat is een olifant, ja. mag ik eens kijken. oh, dat is een mooie. mooie ofant. hartstikke mooie olifant. kan staan. zie je het? hij kan staan. kijk maar. nee. nee? moet ie niet staan? moet zo. oh, moet ie zo. moet ie liggen. xxx. xxx. xxx. ofant. ja. die is een beetje kapot, die. pot. ja, die is een beetje kapot. xxx. ofant. die olifant is niet kapot, maar die andere. ander. ofant. ja, die zou Jeanet maken, toch? nee. jawel toch? nee! jawel. oooofant. xxx ofant. xxx ofant? ja, Jeanet zou een olifant maken. xxx. wil je suiker in je thee? ja, graag. ikke koppie thee. heb jij koppie thee. je hebt het al op, je limonade. had je zo'n dorst? al op? sneller dan het licht. ikke koppie thee. ja, wil je nu echte thee? maar dan moeten we er wel water bij doen, anders is het veel te warm. xxx koffie drinken. geef mij eens een stukkie klei. zal ik eens even wat kleien. ikke. dit is jouw thee. nee. ja, die kwam uit de pot. echt waar. kom hier, zal ik er wat melk bij doen. nee. of wel of niet. nou, is maar een klein stukje klei. kan ik eigenlijk niks anders van maken dan een balletje. ja, goed zo. zo? balletjes maken. ik. ik. ja, mooi. kijk. ballen. eend! ja, dat weet je zo goed xxx. die. oh, de eend ligt op de grond, nou, hier. goedenmiddag. knippen we er wel uit. ja. laat boer. hoef ik niet op te schrijven. duidelijk hoorbaar. ja, precies. uh uh. ja, nu ga jij he? nee.
nee? uh uh. kijk, nog een bal erbovenop. kijk, kijk eens xxx. xxx. toren. ja? ja. xxx. aj, hier met deze. oh. toren dit. ja, een toren. xxx. nou, gaan we effe xxx. aan handvaardigheid doen. oja, xxx. nah. xxx wel. nee. ja. gaan we eerst wel even normaal doen. nee, xxx. oh, ja? dit dit paard. oh. deez. deez xxx. xxx. paal kok kok kok. xxx. he? ja. zit ie leuk te doen. xxx. moet ik zo om je lachen, Abel. xxx. toren. de toren, ja. heb je Gerard al verteld van je kin. wat er met je kin is gebeurd? ja, ik zag wat blauws daar. ik dacht dat het wat restant van de klei nee, wat is er gebeurd? wat heb je daar? nee. nee, wat heb je daar? kin. ja, wat heb je aan je kin? kin. ja, ik zie het. ja. hier. ja, behoorlijk, ja. je was gevallen, he? oh. heel hoog gesprongen. oooooh. gisteren kon ie het vertellen. maar nu is het dus alweer uit zijn systeem. oh. xxx. verhalen en ging voordoen en zo. oh. ja, het was heel leuk. maar het is nu dus alweer weg. doet het niet meer pijn, Abel? doet het nog pijn? eh, ja. toch wel een beetje pijn? me kin. ja, op je kin. ik denk het ook dat het een beetje pijn doet. ja, je bent wel een pechvogel, jij. ja, het is een brokkenmaker, ja. ja. ja. ja. ja. beetje accident prone, heet dat, geloof ik, he? ja. kan je wel zeggen. kan je ook heel gelukkig mee worden. wel ja, met een blauwe kin. natuurlijk. wie is dat? ja, hier. goh, dat is mooi. wat is dat, Abel? wat is dat? auto. een auto? dat is toch geen auto? deze noteren we. grap van de week. ja. kijk eens, dat is toch een beest. beest. beest? beest. een wat voor beest? beest. hier. ja. nou. ofant. jaaa. het was eigenlijk bedoeld als gezicht. oh. neem me niet kwalijk. ik vind het verder niet erg dat je mijn kleitalenten niet op de juiste waarde weet te schatten. ohoh. er zit duidelijk een neus in en twee ogen en twee oren. xxx kan toch ook. ja, dat is waar, ja. oh, wat erg. ja, nou. xxx. maar een auto was het ook niet. een auto was het ook niet, nee. nou, foutje, Abel. ja. kijk. wat ga je doen? kijk. ga je daar een worst van maken? kijk. oor. oor, ja. oor, ja. nou, ga je xxx nu. hier. ja, zie je het nog, dat oor? xxx. ah, nou. xxx ogen. ee kijken. ja, even kijken. haal je zijn ogen eruit. hier! ja, hier. hier. ja, of zit daar nog een oog? ja, die met die blauw. ja, je bent een joker, jij he? nou, he, niet doen, hoor. niet gooien. niet gooien. xxx bestek rond. en borden. niet met klei gooien. nee. nee, ging per ongeluk, he? weet ik wel. zo. oh.
de man op de berg. oei. oei. ja. wat is dat nou? xxx. xxx. ik! xxx. mooi! wie is dat? pop. een pop. dat is heel goed, ja. pop. een pop. poppetje. mag ik met dit lepeltje roeren? oi. ja. ik. hier. xxx. zijn haar. oh nee, was zijn hoofd. xxx. hier. ik ikke zo. zo. had ie het eerst wel over zichzelf als Abel? oei. nee, heeft ie bijna niet gedaan. hm. heel soms doet ie het wel. jaja. meestal hebben die kinderen een periode praten, he. gooie. en dan overgaan naar &~ik. ik, ja. nou, hij is meteen op &~ik gestrand. hij gebruikt het wel, hoor. jaja. maar echt niet zo duidelijk. zo. zullen we alles weer in de doos doen? xxx. xxx. oh. ja? ballen. ja, dat is een balletje, poing. poing. oeh dat is mooi. xxx. balle. ja, dat is een bal. die is mooi rond. balle bal. hier xxx balle. zo, maak ik een dobbelsteen. hier xxx. hier xxx. balle balle. zo, kijk. een blok. ja, goed. je hebt van die mooie tekenfilmpjes, weet je wel, van die kleiende ken je die tekenfilmpjes? jajajaja. schitterend, waar die waar dat verandert. allemaal veranderen, ja. ja, dat is heel mooi, ja. ja. Tjechisch is dat oorspronkelijk, geloof ik. dat wordt beeldje voor beeldje opgenomen. ja. ja, dat is heel knap, ja. xxx. xxx. doe maar in de doos. ja. ook in de doos. ik ikke is. ja? xxx. die ook in de doos. xxx. ikke doos. ja, doe maar in de doos. de blauwe erbij. blauw. blauw. xxx hier. hebben we nou alle kleurtjes? xxx. ho. nou ja, nu zijn ze weer uit de doos. xxx. xxx. xxx. xxx. alles goed bij elkaar. xxx oei. xxx. xxx. wat heb je daar? oh, een klein balletje. balle. ja. kijk, kijk eens. oh, dat is een heel kleintje. kijke balle. een heel klein balletje. oh, nou valt ie. wacht effe. oh hier liggen wel meer. kleiresten. balletjes. ja. xxx. kijk, dat is een heel klein balletje, dit. moet je kijken. oeh. nee, moet moet je niet naar mij kijken. kijk hier. dat is goed voor de ontwikkeling van de fijne motoriek. kijk. ja. balle. hier, kijk. die is klein. oh, wat een klein balletje. kijke balle. hier. Arjen xxx. niet Arjen, ik ben niet Arjen. Jeanet. heel goed. zo. aah. boing. boing. nou, nou ik weer zo'n klein balletje. hier. ja, daar. hier. hier. doe maar bij de groene. groene. hier. een stukje blauw, nog. ikke balle. balle. balle. balle. balle. weet je welke blauw is, Abel? waar is blauw? bauw! blauw. deze is blauw. blauw. hier. ja. bauw. nee, zwart. nee, zwart. nee. zwart. nee, zwart! ja. goed zo. en die? die. wat is dit voor kleur? xxx. wit. wit. ja, goed hoor. xxx. komt ie aan, let op. xxx. oh, hij rolt niet echt goed. hier. ja. hier. dank. zo. ik weet ook niet veel meer anders te verzinnen dan ballen draaien. worsten draaien.
wij eten veel gehakt, zie je wel? worsten kan ook nog. kan ook sigaretjes maken, sigaren. xxx. nou, daar krijg je wel de schetigheidsprijs voor. ga je nou roken, Abel? kijk. sigaret roken. zo. moet ie zo. kijk. zo. o zo. xxx. xxx zo. hier hier hier. krijg jij deze. xxx. hier xxx. hier hier. dank je wel. hier hier hier. zo, ik. blauw. en jij dan? hier. hier. nou, ik zal eens een auto proberen te maken. auto. ja. auto. een zwarte auto. kijk, auto. is dat een auto? hier. xxx. vrachtwagen. is dat een auto, Abel? hier. Gerard gaat een auto maken. kijk maar. zo. kijk maar wat ie doet. nou xxx. auto. ja, ik probeer wat. het lukt niet echt. nou, het is xxx. zo. zo. zo. zo. zo. zo. kijk eens. wat heb je nou gemaakt? toren. kijk. zo. nou, zou dit herkenbaar zijn als auto? test. wat is dit? xxx. oei. wat is dat? kijk, oren. oren, ja hoor. wat is dat, Abel? kijk. er is toch iets mis. ja, ik ga het niet vertellen. auto. goed. heel goed. auto. nou, vind ik heel knap, hoor. want, daar is wel een hoop fantasie voor nodig. ja. kijk. ja. kijk. ja. hier toren xxx. kijk. ja. kijk, oren. ja, de auto heeft oren. oren. xxx. xxx een boom van maken. ja, maak je hier een boom van. book. nee, een boom. kijk. kijk. zo. ja. zo. zo xxx zo zo. xxx, ja? ja, ik probeer een boom te maken. zo. eheheheh. ja, wacht effe. want ik xxx qua qua boom. eheh. nou, effe kijken wat het is, joh. Abel. je plukt al het groen er meteen af. wat was dat nou? squashraket. ja. hoezo boom? bomen zien er toch heel anders uit? zo zo. is dat een boom? xxx. he? hier xxx. xxx. hm. xxx. zo? ja. een slangetje. xxx. een slangetje. kijk. zo xxx. ja, is mooi spul, he? ja. dat steen. hier. ja. xxx. en we vermaken ons zo wel. ole. oeli. oeli. oei, doe het bakje maar even hier. xxx. heb je ze allemaal wel eens goed bekeken, Abel? al die dingetjes. vormen. huizen. hm. xxx. hier. wat is dit? kijk, bomen huizen. huis. huisje. xxx. goed zo. auto. auto, ja hallo. vinner. vlinder. beere. beer. niet beere. beer. ja, heel goed. ofant. olifant. xxx. wat is dit? pop. pop? mannetje. xxx. er ligt er nog een. ik weet niet of je die weet. hier. die weet Josse altijd zo goed. Josse. ja, wat is dat? dat is Josse zijn favoriete voertuig. ja. auto. ja. eigenlijk niet. een traktor. nee. jawel. auto. nou, ok ok ok. hier, auto xxx. dat is een auto met grote wielen. hier. oooh! xxx. nou, wat een mooie rij. nou. kijk eens xxx. wat was dat? hier. jij kan ook toveren? vogel. en de eend, die zijn we nog vergeten. die ligt nou op de grond. nou. xxx. ik. hier ik. ik Jeanet. ja.
wat is er? wat? hier. die maken? zo. een twee. hoplakee, doe maar. oei. oei. paard. een beetje slappe tong heeft de slang. koei. mooi is die. xxx. Abel. kijk,? wat is dat? xxx. xxx. zo. wat is dat voor beest? xxx beest? beest. pop. die, wil je deze? hier. een hele lange. ssssss. sss. haarband. band. slang. ja, zo kan ie ook, ja. ja. hier. ja. zo. zo. zo. zo. kijk. ja. hier. ja, zo. zo maak je een slang. zo. kijk xxx. kijk, hier, zo. zo. zo xxx zo. ja, zo maak je een slang, ja. ja. ja. zo. ja, zo maak je een slang. slang. slang. xxx. xxx zo. xxx zo. zo. xxx. xxx. zei die nou &~yes? ja, het lijkt er wel op. zo. ik weet het echt niet, hoor. yes. xxx. nu is ie in de knoop. ja. in de knoop. zullen we alles in de doos weer doen? hopla, ole. is dit huis van een huisbaas, eigenlijk, wat jullie achterlaten? dit? ja. ja. ja. en heeft ie al iemand daarvoor? of weet je dat niet? nou, ik weet dat twee hoog, die nu twee hoog wonen, die willen hier gaan wonen. jaja. die gaan ook hier wonen. dus twee hoog komt eigenlijk vrij. jaja. xxx, dat weet ik niet. weet je iemand die ja, die iets zoekt in Amsterdam. die komt uit Groningen. en daar ben ik in dat huis gaan wonen. oh. zo. maar zo. ja, meestal hebben huisbazen natuurlijk ook wel wat, he. ja, en het is denk ik wel met een urgentiebewijs. ja, dat heb je natuurlijk niet als je uit Groningen komt. xxx, ja. nou, ik heb wel het adres van de huisbaas. wil je het hebben? nou, dan denk ik dat het weinig zin heeft. ik denk het ook, ja. Abel! xxx. oh, die wijst iemand toe. of je kan zelf iemand toewijzen als huisbaas. maar dan moet je wel een urgentiebewijs hebben. ja. twee jaar ingeschreven staan xxx. xxx. wij hebben nu al opgezegd. xxx. nee. o ja. een konijn. maar jij gaat in Groningen wonen? ga je daar helemaal wonen? nee. oh. ik heb een huis gehuurd met twee andere jongens die in dezelfde situatie zitten als ik. jaja. dus in de tijd dat je er bent kan je overnachten. ja. ja, dat is wel handig, ja. ja, want het is net iets te ver eigenlijk. voor een dag heen en weer. ja. ja. heel goed, netjes. dan ben ik zes uur onderweg. ja,. ja. ja. ja. deze ook maar in de doos. nee, laat ze er nou maar even in zitten, of niet? nee. nee? xxx. xxx. hier. nee, wij moesten ook huren in de vrije sector daar. &~hier &~zo. nee, kom je ook niet tussen. nee. nee. ja, of onderhuur of zo, dat is xxx probleem. ja, dat is ook zo'n onzekere situatie. ja, dat is vervelend. dat is ook vervelend. ja. tenminste, het kan vervelend zijn. ik heb het nog niet eens gezien.
maar een van die andere jongens heeft het wel gezien. jaja. het schijnt heel groot te zijn, met een grote kamer beneden en drie slaapkamers boven. dus precies ja, dat is heerlijk. precies wat we nodig hebben. ja. oh, prima. en die kende je al van te voren. of die heb je via die jongens, een wel en die andere die doet ook een project. dus die ken ik nog niet zo lang. ja. maar wel dezelfde zelfde hoek komen ze allebei. ja. ja. we moeten even nog wat goeie afspraken maken over aanschaf van spullen en zo. ja. en als er iemand weggaat, hoe je dat dan regelt. ja, precies, ja. want het is wel een huur van negen honderd vijfenzeventig gulden. dus dan jaja, dus je moet wel zeker zijn dat er altijd iemand is. ja. ja. en dan moet ik zeggen: nee, dat mag niet, he? dat mag niet, hoor. doe maar gewoon in de doos. niet alles echt opruimen. nu ga je echt een beetje helemaal door het lint slaan. nou, nou laat je ze erin, he. hier. ja. ha. toren. xxx. ah, kippevel. xxx. xxx kippevel. Abel, ruim je het op? xxx. zo. doet me aan de kleuterschool denken. xxx de kleuterjaren. oh, komt helemaal terug, ja. zo. au. dat wordt leuk uitschrijven, die herrie. ja, dat is toch niet uit te schrijven voor Gerard. xxx. Abel gaat met een doosje over de tafel. ja. xxx herrie. xxx. denk om de wetenschap, jongen. nee. nee, ik vind dit veel belangrijker. hoho. klaar, klaar deksel erop, gauw gauw. xxx terugzetten in de kast? oplakee. xxx. zo. zet je ze in de kast? nee. nee, je wil er niks meer mee te maken hebben? zet maar in de kast. nee? ikke. ikke in s voorzichtig. in soel zitten. moet je in je stoel zitten. ikke soel. xxx. ga je in je stoel zitten? val niet, hoor. kan niet. nee, val niet, zeg ik. boem. ja, boem. gevallen. boem. ga je nou opstandig duimen? ja. ja! ja, er wordt weer een rondje wil jij ook nog thee. rondje thee gegeven. je had nog thee. xxx. dat wil xxx. nee, wil je niet? nee. nou, ok. xxx. ik wil jou. ik wil jou. ik ik ik xxx. xxx. Abeltje, ga eens even goed in je stoel zitten. hallo, he, dat is eng. ga eens even zitten, Abel. pipi. Abel, wat ben je xxx. ga je rechtop zitten? nee. nee? xxx. wil je wat anders doen? zal ik een puzzel pakken? nee. ja, wil je puzzelen? nee. dat is misschien wel leuk. zal ik pakken? ja, je mag er ook uit. wil je eruit? nee. oh, Abel weet niet wat ie wil. ohoh. maak je borst maar nat dan. ohoh. Abel duimen. zullen we een puzzel pakken? nee. nee? hier. wat dan? hier. wat is dat? de dierentuin? wil je met de dierentuin spelen? ja, die mag wel eens opknap beurt, ja. zullen we dat doen.
nou, zet hem maar een beetje midden in de kamer. kijk eens, hij valt al helemaal uit elkaar. zie je dat? tijger en aap. xxx. welke? aap. aap, ja. hier. hier. zo. zijn allemaal mensen, he? die komen kijken naar de beesten. ja, xxx zo. ja. zo. zo. zo. hier. ja. hier xxx. zo. zo. mooi, maak het maar helemaal netjes. xxx. oh, dat is leuk. zijn die beesten ook van Lego? ja. deze grote? ja. nee, die horen er eigenlijk helemaal niet bij. oh. zo. maar ze zijn wel leuk. ja. ja. grappig. xxx. xxx. poes, aap. pinguis. pinguin. ja. tijger. tijger, wat doet de tijger? whau. whau. whau. xxx de tijger. ja. de tijger ligt helemaal midden in de dierentuin. whauow. ja, zo doet ie. xxx. en deze. deze. hoe heet die? hond. gisteren zei je het helemaal. zeehond. zeehond. ja, goed zo. tsja, dat zeg ik. zeehond. wat zijn dit voor dingen? zijn dat mensen? dat zijn mensen. oh. nee, ik ken ze alleen in deze aflevering. hier xxx zo doen. oh, sorry, ja. gooi ik het publiek helemaal in de war. hier. ja, hij moet daar, ja. zo. ja. zo. vier, vijf, vier, vijf. een twee. twee. zeven. vier. vijf. vijf. en daarna krijg je zes. nou! vijf, vier, vijf, vier, vijf. jij kan goed tellen. heel goed. vier, vijf, vier, vier, vier. vijf! vier, vier, vijf, vier, vijf, vier, vier. zoveel mensen. oeh. ja! xxx. zo. zo. zo. lekker warmpjes, tegen elkaar aan. vier, vijf, vier, vier. ja. enne hier. hier? hm:. pop. ook een pop, ja. ikke pop. xxx opeens pop? hier. ja. hier. zo zo. nee. ik vind hem heel hoog. een reus. ja. dat is ook mooi. een kind, kindje. dat vind ik zelf ook altijd nog leuk, Lego. ja. je moet altijd oppassen dat je niet te veel gaat overnemen. nee. Arjen die zit altijd. ja, is ook heel leuk. ja. maar dan heeft hij zo het nakijken. dat vindt hij ook leuk om te zien. ja. het is de bedoeling dat ie zelf klooit. ja. het is leuk spul, ja. ja. ja, mijn kinderen hebben het ook. technisch Lego heb je dan, weet je wel, dan kunnen ze dat zijn van die kleine ja, dat is vanaf een jaar of zeven, is dat. oh, dat is ook met motortjes erin en zo. ja, en dat is weer ietsje ouder. oja. en ook ietsje duurder. jaja. dat is vreselijk duur. maar ja, is dat heel duur? ja. jaja. maar je hebt het wel ook in eenvoudige vorm. daar kunnen ze dan helikopters van maken en xxx autootjes dat je echte dingetjes hebt en zo. ja, leuk. en dan zijn ze echt twee uur mee bezig om zo'n ding in elkaar te zetten. ja. vier. leuk, ja. vijf, vier, vier. ja, dat is echt een goeie uitvinding. ja. vijf. vier, xxx. vier, vijf vier. vijf xxx. zes, zeven, acht. het gaat toch nog verder, Abel, dan vijf? hier.
en dan moet je ook naar Legoland, he? hier. ja, waar is dat ook weer. in Denemarken. in Denemarken, ja. ben je er wel eens geweest? nee. nee. maar, ja, de kinderen willen er wel graag heen. en ik zou het zelf ook wel leuk vinden. een soort Madurodam is dat, maar dan van Lego. maar dan van Lego, ja. ja. dat is natuurlijk helemaal fantastisch. ja. ja. ja. xxx. moet dat beest nou op zijn rug liggen? dat ligt er ook een beetje zielig bij, toch? gogel. wat? koeien. koeien. vogel. koeien. ik moet oppassen dat ik niet steeds zelf xxx. ja. gogel. een vogel? waar is de vogel? vogel. bedoel je toch niet deze? bedoel je deze? xxx. dies dieis gogel. ja, een vogel, ja. wel goed gezien. kan niet. kan niet. kan niet? kan niet op dit. kan wel. kan goed. xxx. kijk eens. kijk eens. xxx. ja. kijk eens. kijk eens. oh, heb jij mannetjes op je vinger? pop. een pop. laat eens kijken. ahah. pop. pop. kijke ee kijke. even kijken. hallo, hallo. hallo. hallo hallo. hallo. hallo. dag Abel. ben jij ook in de dierentuin? ah. hij doet nog niks. nee jij moet wat zeggen. ik weet het niet meer. nou wat zie je op dat plaatje? gaat lopen. gaat lopen. gaat lopen ja. wie gaat lopen? meisje. oh. en zij om een ijsje. ze ging naar de ijsboer. ja. nou heeft ze een ijsje gehad. eet ze hem op. dan gooit ze hem weg. nu huilt ze. ja goed zo. deze lopen op het strand. de man zit te vissen. de mevrouw zit te kleien. en ze het al xxx xxx. wat zeg je nou? kijk hier nee ik mag niet kijken. zeg het nog maar een keer. wat zei je nou hier? ze stak dur hand uit. oh. ze emmer. ze emmer kijk. ja. gaat ze mee met die xxx. dan gaat ie weer de vissen. en dan huilt ze. kijk. ja. ja goed zo. jongen en vader gingen weg van de strand. de hond kwam met de bal bal. die hond had ook bal. en toen zag tie die bal liggen. toen had ie zo'n brok. geef ze em. toen had had ie zelf een brok gevonden. en daar tie te slapen &~bijt bij het boompje. ja. goed zo. ze loopt. ziet ze eens die meneer met de ballon staan. geeft dur een ballon. dan &~g gaat ze dur mee rennen. en dan laat ze de ballon los. vliegt ie weg. hier was ut haha. ja goed zo. &~loo er een kindje voor hem. komt ineens een man achter hem aan. toen ging tie weg. gaat ie met de bal spelen. zit een meneer de krantje te lezen. wilt ie dat krantje afpakken. xxx xxx xxx. wat zei je nou? hij pakt de krant af, kijk. ja. en dan rent ie weg. hij gaat ie dur achternaar rennen. en dan huilt ie maar. steeds moet huilen huilen. ja. zo. nog eentje.
ze zitten op de bank boekje lezen. dan komt de hond. en de poes ging met de dinges spelen. hij hij xxx xxx. hij wou dat visje opeten. maar de xxx had em beet en loopt ernaar te zoeken. toen kwam xxx xxx. en nu nu ze daar. goed zo. ja. xxx. ga maar vertellen wat je allemaal ziet. wat er gebeurt in het verhaaltje. de hond kijkt bij de kikker. de kindje kijkt ook naar de kikker. maan schijnt. de de kindjes die slapen. en dan gaat de kikker dur uit. is tie wakker dan ziet ie de kikker niet meer. dan gaat ie zoeken. dan gaat die hond ook zoeken. dan kijk tie door het raam. dan is de hond uit de raam. en wat is dit nou? een raam. een jongetje. en die huilt weer. die jongetje houdt die hond vast en die roept kikker. dit dit is dat. wat zei je? wat zei je het laatste? dit. oh. wat is dit? dat is een bijenkorf. en die hond wil de bijenkorf pakken. die jongen kijkt in een gaatje. daar zat een rat in. en dan kijkt die kindje in de dikke boomgat. en dan &~gaa wilt ie in een boom klimmen. toen viel die dinges naar beneden. toen komen de wat zijn dit voor een? bijen. bijen. dan viel die kindje naar beneden want er kwam een uil. en toen ging ging de hondje wegrennen door de bijen. het hondje die zit daar. en daar toen stapt ie naar beneden. en toen was tie dur niet meer. daar vloog die uil. toen zag tie hier een dier. zit onder een dier steentje. die hertje die laat de hond vallen en de kindje. en da's een boom. en toen toen viel tie in water. en dat hondje zat op em. ging tie op de water vallen. toen zat zat ie bij een dikke tak. toen lag tie op de tak. en toen wou tie ook over tak. toen wou zun hondje dur ook over. het lukte niet. ik ben hier ook al xxx deze. oh. kijk nou. wat zei je? kijk nou, ik ben hier al. ja xxx. xxx. die daar zijn twee kikkertjes. die zien ze. dan zien ze gelijk veel meer kikkers. toen zat er een op zun hand met dropjes. zie dat hondje maakt xxx. op. wat zei je nou het laatst? wat zei je toen? er stond er een op zun hand? ja. ja en toen &~ha op een tak dikke tak &~za was de twee grote en &~kl. waren dur zeven kikkers is klein. de jongen mocht hun &~ki kikker die klein is. ja goed zo. heel mooi. ook zon op de water. en zon op het water. jaja. was 't koud nee he? ook zon op de water. ja? ook zon op 't water he? dus 't was wel lekker weer? niet zoals hier he Floor? nee. geen grijze wolken he? blauwe wolken. oh, dat is lekker. witte wolken. ja.
wit en grijs, maar dat is altijd regen en wind, he Floor? ook e beetje blauw tussen. heel af en toe zit er 'n beetje tussen, ja. au xxx. xxx. au, bij. he, zachtjes. Ben je nou gek. nee he, niet zo gek doen. niet over Floor d'r buik, of Anne d'r buik. ah. ja ligt boven op Anne d'r buik. oh. Dan zegt die buik. he? ja, zegt die buik hoor. ook e been. been zegt ook he? wat is dat nou Floor? ga es kijken. ga maar kijken. moet je even je melk weghalen, Floortje. even je melk weghalen, anders valt het om, ligt Anne in de melk. weet je dat ze ook hele mooie liedjes kan zingen? oh ja? ja, ze kan 'n heleboel liedjes zingen en echt de trefwoorden ook he, datte. dat is heel leuk. ga je daar kijken. kom je bij mij kijken? Gerard moet hem even repareren, misschien kan je hem wel helpen. wat is dat nou, Floor? he? weet je wat dat is? 'n rado. radio, ja, is 'n soort radio he? hij gaat schrijven zie je dat? ik schrijf op wat jij doet. ja. ga tekening maken. ga tekening maken. ga tekening maken. ga tekening maken. ga je tekening, wat ga je tekenen? ee poese. 'n poesje? ja. doe maar. maakt het. ga maar 'n poesje maken. mette kijt. met krijt? oh. is alle Bobo's daar? haal de Bobo's maar even weg. he? leg ze maar even op het blauwe blaadje. he? leg de Bobo's maar even opzij. oh. goed zo. daar. ja. dag Bobo's. dag Bobo's. xxx. ja, je hebt ze nou kapotgemaakt he? naar paardje. ga je naar Artis? naar paardje. oh wat leuk. ja, we hebben 'n jaarkaart he? ga erop zitten, op paardje>. oh, kijk uit. maar wat moet je met het paardje doen? moet je centjes in gooien he? cende oppe gooie. en dan? gaat ie rijden. Dan gaat ie rijden. hop hop gaat ie. gaat ie hop hop. hop hop mijn paardje he? niet thuis. hop hop hop mijn paardje. even wachten. even op zitten. oh, oh wacht even, oh. ja maar ik heb m'n koffie in m'n handen. een, twee op! nou moet jij m'n koffie even vasthouden. zullen we hop hop hop mijn paardje doen? een twee. of gaan we, of gaan we damespaardje doen? damepaadje. wat is dat? nog 'n keer. nog 'n keer? nou, dat is leuk. ja, maar jij bent zo zwaar. je bent al zo groot he? ah. Ben je al groot? floor? nee. nee? ik ben klein nog. ja, nu komt het je beter uit om klein te zijn he? he? nog e keer. nee, niet nog 'n keer. paardje is moe, denk ik. zie je, koffie wordt koud en hij moet schrijven, lekker puh. he? wat heb je getekend? 'n poes. 'n gans? ook 'n gans. zie ik gans? maar je had toch 'n kameel met die bulten op z'n rug? oh wat leuk.
in Artis ook e bulten. kameel he? wat heb je nog meer in Artis, Floor. met wie gaan we altijd praten in Artis? ga ook rijden. ga je rijden? ssss. ga ik auto, ah. boem. he, maar Floortje, met wie gaanwij altijd praten in Artis samen? ga ook klimmen. gaan we klimmen? ja, in Artis ga je ook altijd klimmen he? ik ga ook klimmen. ja. ga ook klimmen. waar zijn de papegaaien, daar gaan we altijd mee praten. wat zegt de papegaai? lorre. lorre. maar meestal heeft ie geen zin, hoor. de papegaai van de buren, die praat veel meer die zegt. ja, 'n papegaai die zegt. weet je nog, toen xxx. nou, tie weer mis hoor hier. wat doet ie? wat doe jij nou? nou, ik ben bezig met de radio, maar de radio is 'n beetje kapot, geloof ik. geloof jij dat, Floor? nee. nee? nou, ik wel, hij ruist. hij doet het wel. luisteren, moet je luisteren? ga maar luisteren, Floor. kom maar. wees maar niet bang. luister maar. zijn namaak oren, Floor. zo. net als papa wel eens op heeft. is 'n beetje eng he? ja. nee. 't ziet er ook eng uit. vind je het niet eng? heeft pappie toch ook wel eens op z'n hoofd? Alleen is die veel kleiner he? heleboel platen ook. van de platen ja, gaat ie naar de platen luisteren, papa. en jij, ga jij ook naar de platen luisteren? heb jij ook platen? nee. nee? heb niet platen. jij hebt toch ook mooie muziek? het ook mooie ziek. mooie ziek, mooie muziek. muziek. muziek. muziek. muziek. muziek. moeilijk woord is dat he? nou. mensekinderen. muziek. ja, valt niet mee he? floor. valt m, valt wel mee. ja he? he, waar is pappie? weg. weg? komt ie vanavond weer thuis? ja. ja? navond. vanavond? vanavond? navond. wat gaat pappie dan doen? ete koken. wij hebben 'n pappie die eten kookt ja. zo, dat is makkelijk. goed he? en heel lekker he? gaan we zo eten. boontjes vind je ook lekker. boontjes vindt Floor lekker. boontjes, oh. vinne ook boontjes v lekker. en wat eet je nog meer? spinazie. spinazie. spinazie. ook lekker. ook rijst vindt ze lekker. vind je rijst ook lekker? vint ook le rijst lekker? hou je ook van rijst? oh, of, ja ik vind rijst heerlijk. ik heb gisteren ook rijst gegeten. maar Floor houdt niet van witte rijst alleen van zilvervliesrijst. oh, nou, heel gezond. zo. even je broek ophijsen. ja, beetje 'n clownsbroek he? wat deden de clowntjes op televisie in Portugal? boem! boem, gingen ze de hele tijd vallen he? ja. ja? ja. he, gingen steeds boem. ja. , zullen we Anne nog 'n broodje geven? ik ook. wat doe ie. gaat ie weer lawaai maken, Floor. ja. moet je luisteren? luister maar. nee? hier zitten. nou, kom maar bij mij zitten dan he? boov op de kussen. ja, d'r bovenop? ja. zo ga je vallen. nou, pas maar op. een twee! boem.
een twee. xxx. nee? xxx. hoedje. he, kijk dan, e hoedje. oh ja. 'n hoedje? ja. het kussen. een, twee, drie. ik kan nie zien. een twee! had ik jou te pakken. nee! zo. komt ie weer aan, hoor. een, twee! een, twee! een, twee. nou issie van mij. nee. zo, heb ik 'n hele dikke buik. nee. ja, ik heb 'n dikke buik. nee. oh, is jouw buik. ja. mijn dikke buik. jouw dikke buik. tjee. wat heb jij 'n dikke buik, zeg. heel grote buik is dat. ja, daar zit ie. ga je buik. onder je hemd. ja. oh mij pak, 'n mooie broek. nou, vin ik ook. maar. xxx. ja. kom es, zal mama je broek even omhoog doen. je, j ene pijpje. mama heeft 't 'n beetje groot gemaakt. nee! dada! ok. ik ga e bovenop zitten. kijk uit voor Anne, he schatje. kijk uit voor Anne. doet ie? doet ie? hij kraakt weer. zal ik hem even stoppen en anders even goed bekijken? even wachten. nog xxx. even op de grond. ja? de kussen. gaat ie hoor, een, twee, hoeplakee. oh, boem. boem. kom eerst es even hier. ik wil dat je nu even hier komt, want je valt over je broek. kom es. weet je waarom ie zo gaat kraken, Floortje? nee. jij springt zo hard. nou dat he? Elke keer als jij springt, gaat ie kraken, de radio. moet je geen plasje doen? nee. zo ga 'k plasje doen. ja? zo ga ik poepjes doen. poepjes doen? wat doet ie? dat is de radio, maar hij kraakt 'n beetje. die kan ook nie kraakte. nee? maar deze kraakt wel 'n beetje. dat is heel vervelend he? haar heb papa knipt. oh ja? heeft papa geknipt, ja. oh heeft papa je haar geknipt? leuk hoor. leuk. heel mooi is dat. ja, ik vind het prachtig. to op de bank, je kan boekjes lezen. wil je boekjez lezen? pak ze maar. pak maar. laat maar zien het boekje, Floor. hij kent dat boekje misschien nog niet. laat es kijken. oh ja, “Stappe stappe step”. gaat ie voor. gaat ie xxx vast. kan niet er meer afvallen. nee, hij heb zich even vastgemaakt, deze? gaat mee. gaat ie mee? daar gaat ie boem. lees jij? ik lees. jij leest. nou, vertel jij maar wat er staat dan. all seelgoedjes. allemaal speelgoedjes, ja, wat doen ze daarmee? hij gaat deg, gaat de beer huilen. ja? waarom dan? hij moet nieuw kamer. ja, z'n nieuwe kamer, ja. beetje klein. ja, 'n beetje klein, ja? ja. nou, volgende bladzijde. de peelbank. ja. dat is veel e veelbank. dat is de speelbank, ja. dat is e bed. daar gaat ie slapen. ja. kijk, wat is hier? kussen om te liggen. 'n kussen om te liggen, ja. maar wat hier, wat is hier nou? kijk es. gaat huilen. och. hij 's heel klein. ja. okee. ze loopt. ze gaat naar ijswinkel. ze koopt een ijsje. ze gaat lopen. ze struikelt.
en ze gaat huilen. ja. xxx. goed zo. ze gaan op strand. ze ze maakt een grote berg. &~s hij die emmer hij. ze gaan ruzie maken. en en dat meisje gaat achter hem aan. dat meisje gaat huilen. ja. klaar. en de volgende. dat meisje gaat tegen de pappa zeggen. ze gaat voetballen met de hond. en geeft ze een bot. die bot gaat die hond begraven. gaat die hond liggen slapen. ja. en nog eentje. moeder kindje loopt. ze gaat een ballon halen. ze ze ze mag een ballon. ze gaat ermee lopen. ze valt. en ze gaat huilen. klaar weer eens een keertje. ze gaan lopen. pappa gaat op de bankje &~lee een krantje lezen. en die jongen gaat mee. die jongen gaat naar zun pappa. en die trekt die krant. en die neemt die krant mee. en die vader gaat zitten. en hij huilt. ja. zesde alweer. ga je dat allemaal opnemen? ja. ze zitten op de bank. die hond ligt. ze gaat met de bolletje spelen. en de kat komt er aan. en die jongen geeft vis aan de poes. die poes eet die vis. en de poes gaat liggen. alweer klaar. ja goed zo. begin maar. ja als de jongen een kikker. de jongen gaat slapen. en de kikker gaat eruit. hij wordt wakker. en de kindje zit op de bed. dan gaat ie kijken. dan is de kikker weg. dan gaat ie kijken in de schoen. en dat hondje kijkt in de pot van die kikkers. en die hond springt. en dat glas gaat kapot. en en het jongetje kijkt. en het hondje springt eruit. het glas is kapot. het hondje likt hem. en dat jongetje is boos. &~m &~m ze roepen. die hond ziet bijen bijen. en hij roept in een hol. die hondje zit te waffen tegen die bijen. die jongen gaat met een hoe heet die ook alweer? het hondje klimt in de boom. hij gaat schudden. valt die naar beneden. die jongen kijkt in een boom. die gaat schreeuwen. die jongen valt om. en die uil komt er uit. en dan komen alle bijen op het hondje af. die uil gaat op een stok zitten. hij ziet een hert. het hondje en het kindje valt in de sloot. hij valt er in. en hij lacht. hij gaat zitten. en het hondje zit op zijn hoofd. en het jongetje zegt ie. en dan gaat het hondje weg. die gaat rennen. en dan gingen ze kijken. het hondje keek. en het hondje is een klein beetje verlegen. neemt ie een klein babietje mee. klaar. ja goed zo. gaat ie. ja, kom maar, Josse. gaat ie. ja, gaat ie. ja. gaat ie radio. ja. kom je bij ons aan tafel zitten? tijke. ja. tijke. ja, dat is hartstikke interessant natuurlijk. kijk. radio. ja. ja. kom maar hier. ik heb die nog voor je. o ja. alsjeblieft. nou, dat vind ik erg leuk. dat lijkt met best leuk, hoor, zo'n dag. xxx.
het is erg leuk om er heen te gaan. xxx. kijk, radio! ja. nee, want gisteren was degene hier op bezoek die in dat weekend op Josse zou passen. had allerlei allerlei voorbereidingen getroffen. ja. en weet ik wat. jajajaja. kom je sap eten? of blijf je hier aan je eigen tafeltje? Josse. radio aan. nou, er komt in ieder geval een boekje van uit. je bent bij die? xxx. ja. ja. je bent een Anela. ja. nee, kost niks geloof ik. of wel, kost het wel wat? ja, kost wel wat, geloof ik, lidmaatschap. ik geloof iets van vijf tientjes per jaar. maar ze houden regelmatig van die studiedagen. en daar komt dan ook een boekje van uit. van alle lezingen. oh, geef maar mijn pen. geef maar mijn pen. dank. kan ik even schrijven. moet je die weer in de tas stoppen. tasse soppe. ja. enne dat blocnote, mag je ook geven aan mij. deze, geef die ook maar, deze. kijk, geef maar aan Gerard. xxx. deze, pak ik. ja he, staan wel leuke dingen bij. ja. misschien moet Dick maar heen xxx. ja, dit zijn ook altijd wel leuke dingen om eens een keer weer, nou ja, wat nieuwe ontwikkelingen ja. of of altijd, daar zijn ze natuurlijk ook voor. ja. xxx. wil jij een koek? ja. koek. ja. ja, wil jij ook een koek. ja, ik ook ə koek. bedankt. maar dan wil ik wel graag dat je even in de stoel gaat zitten. je krijgt een koek. ga maar eens even zitten. ga maar even zitten. nee. nou, je mag niet met de pennen van Gerard spelen. gaan ze stuk. hier. ga maar even zitten. hier is je sap. nee, wil je niet? wil je eruit? dat is ook niet gezellig. een twee huppetee. komt ie. ja. komt ie. komt ie. hup. komt ie. daar komt ie, ja. dat is grappig, he? ja. grappig dat ie net niet op &~radio kon komen, toen ik een paar keer &~piano had gezegd. ja ja. radio aan. ja. radio aan. ja, de radio staat aan. en die neemt alles op wat jij zegt. geven. ah! xxx nou? stop maar terug. Josse, doe maar terug in de tas van Gerard. goed zo. tas dicht. Gerard. nou, laat maar staan die tas. ik heb hem nu niet nodig. laat maar staan. xxx. nee? nou, dan zet je hem hier neer. hij is zwaar, he? ja. pak hem dan, dan tillen we hem samen. zo. zo. goed zo, he? goed van mij. oppa! zo. nou ga ik effe koffie drinken. koekje. hier. koek. wil je op schoot? nee. komt ie! komt ie. Ab radio aan. Ab ə radio aan. ja. de radio is aan. Ab ə radio aan. ja. nee, ik heb die niet aangezet. dat is de radio van Gerard. Gerard heeft hem aangezet. ra Ab. hier natuurlijk de radio aan. maar dan Gerard straks niet meer verstaan wat er op het bandje staat. Ab. ja. Ab.
nee, de koek is van Josse. lekker, vind je hem lekker? ja? koeke Ab. koek Ab. nee, koek van Josse. Ab heeft zijn koek al op. nee. ja. komt ie. xxx. komt ie. , hij komt, ja. we hebben donderdag een ouderavond op de creche. oh. we zijn al een week in de war. nee, Josse heeft net een hele gekke periode, omdat je wij vinden zelf dat we te weinig weten van wat daar gebeurt. Josse, niet aan de knoppen zitten, he. radio Gerard. ja. nee, hij is echt heel erg dwars. hm. xxx. oh. ja, dat dat ie zich echt ontzettend verzet als ie verschoond moet worden. xxx. hm. dat je conflicten met hem krijgt om niks. hm. xxx. jullie denken dat daar iets nou, wat Hanneke heeft daar heel heel duidelijk het idee van dat ze te weinig &~gestructureerd met die kinderen doen. dat ze ze dus af en toe gewoon ook het was daar ook een rommelige week, hoor. want allebei zijn leiders waren ziek. hm. en. dan krijg je dus een hele grote groep &~of &~een &~groep met invallers en zo en dan laten ze die kinderen gewoon ook maar een beetje rennen. xxx. en dat heeft op Josse ook duidelijk het gevolg dat ie op een gegeven moment echt helemaal hyper is, he. hm. helemaal over zijn toeren. nou, dan is ie thuis en de volgende dag en als het weekend is ook nog op zondag gewoon niet te genieten. hm. maar ik vind het dan ook er was net een paar weken geleden was er al een ouderavond bijeen geroepen die juist de bedoeling had om om eens een beetje te gaan vertellen wat er zoal op een dag gebeurt. ja. maar dat liep meteen uit de hand, omdat zich daar een of andere groep van ouders had georganiseerd pop in. die daar echt met een aanval kwam xxx. xxx. xxx. en wij waren er ja, we hadden dat gevoel toen helemaal niet. maar een aantal van die mensen hebben nu ook hun kinderen van die creche afgehaald. hm. dat en daar schijnen ze dan weer hele goeie koekje! hm. koekje moet daar. ik heb het koekje hier. je hebt het trouwens niet meer gedaan. je bedoelt dat die kinderen op die andere creche beter. rustiger zijn. ja. maar ja, dat ik vind dat zo moeilijk dat soort &~dingen. ja. want zo ik bedoel, het is ook weer het ene kind voor het andere en en je krijgt ook vaak zo'n stemmingmakerij, vind ik. hm. ik heb niet duidelijk het idee van dat doen ze fout daar op die creche, alleen nee, maar goed. radio aan. ja, de radio staat aan, ja. ook niet het tegendeel, hoor. ik weet gewoon niet wat ze doen. nee. als je dan vraagt aan het eind van de dag hoe het gegaan is, dan is het zo van &~nou, &~goed. xxx. nou, gelukkig maar dan. ja. xxx. drinken nog. vast. vast. ja, dat zit vast, dat snoer.
vast ə snoer. je bent aan het knoeien. er is een druppel uit je mond gevallen, zie je dat? ja. op het stoeltje. ja. ja. ja. ja. xxx doet het meer. slab. xxx. ik weet het niet. radio. radio aan. ja, kom ja, laat de radio maar staan. kom er maar niet aan, Josse. radio aan. straks gaat er een hele mooie opname verloren. radio aan. ik ben nog met de microfoons naar Sennheiser geweest. want ze kraakten. ja, &~en en heeft dat iets geholpen? oh, dat weet je nog niet. dat hoop ik. jaja ja. nee, die vorige opname, daar zat een ontzettende hoop gekraak in. hm. echt zo dat je dingen niet kon verstaan. jaja. kijk, dat is natuurlijk niet de bedoeling. nee. dat is allemaal verzwarende arbeidsomstandigheden. ja. xxx als je dat dan af moet luisteren. radio aan. ja, de radio. wat wat? aan staat ie toch? ja. ja. geven. wat moet ik geven? geven. oh. mijn pennendoos zeker. geven. pennendoos. mijn pennendoos. pennendoos. nou, effe kijken, hoor, of ik wat voor je kan verzinnen. Ab. Ab. zijn die voor Ab? voo Gerard. ja, die zijn voor Gerard. ja, zo. nu zijn wel de pennen eruit. ja. ja, xxx maar meteen in de tas. precies, daar hebben we niks meer aan. nee. tas. tas. dat is zo'n flauwe kul. ja. wie was er zondag jarig, Josse? xxx. oh, zaterdag moet ik trouwens zeggen. wie? xxx. nee, wie was er jarig? bij wie waren we zaterdag? teeltuin Ab. teeltuin Ab. nee, we waren niet in de speeltuin. je begint je ouders door elkaar te gooien. je was zondag met Hanneke in de speeltuin. bij Abel waren we zaterdag. Abel was jarig. nee. jawel. kussen Anke. kussen Anke. xxx. kussen Anke. kussen Anke. ja, Abel zag er weer goed uit. die was weer mishandeld. o ja? wanneer? xxx. verleden week woensdag. xxx. blauwe plekken. nou, die waren weg zaterdag. Abel is een beetje accident prone. ja. zoals dat heet, geloof ik. schoot ə zitten. moet jij op mijn schoot zitten? zo kan Gerard zijn koffie natuurlijk nooit opdrinken. ja, kom maar, hoor. hopla, zo. hehe. gezellig, he? volgens mij zeg ik dat iedere keer. kan ik wel een makrootje van maken. ja. nou, kinderen zijn ontzettende gezelligheidsmensen. ja. nou, vertel eens wat. ja. ja, vertel eens wat. hoe was het op de verjaardag van Abel. he, erg he? nou. ik was er zelf niet bij. oh. alleen maar heel eventjes. was er taart? ja. ja zeker. ja? heel veel taart zelfs. hm:. xxx. ja, voor Abel moet er natuurlijk een extra taart aangerukt worden. ja. ja, die kan wel goed eten. ja. ja. dat heeft ie echt van het begin af aan gehad. ja. dat is hem ook wel aan te zien. maar dat is wel lekker hoor, geen eetproblemen. ja. wat zit je nou te kijken, man? zeg wat. he. was er taart bij Abel? ja. en wat nog meer? en geverfd hadden jullie, he? ja.
ja, met vingerverf. ja. en waren er ook kaarsen op de taart? ja. ja? lazen. wat zei je? lazen. lazen. wat zeg je? lazen. blazen? blazen. nee, dat zei die niet. nee. xxx. lazen. suiker. ja, dat is suiker. in die pot. suiker. ja. geef dat maar even, dat zakje. suiker op. ja, de suiker is op. ga jij Gerard maar eens boerderijles geven. o ja. vind ik wel goed idee. traktor boer. ja. traktor. traktor boer. xxx boer. deze trak. varken. een varken. alsof ie een knopje indrukt. precies. je hoeft het alleen maar te denken. ja. xxx. wat? &~boerderij moest dat zijn. dit is een boerderij. boerderij. ja. en wat zegt de boerderij? boerderij. de boerderij, ok. boererererij. xxx. hij denkt: gooi er maar een paar &~oe klanken tegenaan. ja. wie is dit? paard. ja. kijk. boerdederij xxx. ja, dan doe ik de boerderij erin. en dan komt het paard het varken tegen. en wat zegt het varken? he, paard, hoe is het? wat zegt het paard dan? kon beter. drinken. ja, ik ga effe drinken, hoor. mijn koffie wordt koud zo zoetjesan. ja. ja, is ook zonde. suiker op. suiker op. ja. zit in de koffie, de suiker. heb je ook een koe, Josse, op de boerderij? ja. waar is de koe dan? die isse niet. nee, is die er niet? ja. ik zie wel een koe, hoor. ik ook. koe. ja, dat is hem. zet je hem bij het paard, of bij het varken. paard ə varken. ja. paard ə varken. ja. en daar komt de boer met zijn traktor. traktor. oehm, dag dieren, zegt de boer. of niet? zo op. nog ə meer. nee, ik hoef niet meer. oeoe, meer. nee, leggen we het hier neer, zo. neer zo. puzzel maken. ja, laten we de puzzel gaan maken. laten xxx. xxx. wacht effe. ok. vallen. allemaal gevallen, alle stukjes. nou, begin maar. xxx evallen. ja, nou, zo. nu heb ik een truc gedaan, hoor. goed zo. ditte nou? vark hier. moet het varken hier? ja. even kijken, hoor, of je nu helemaal in de war bent. vark hier. vark hier. oh, hij moet niet zo, zie je? hij moet zo. andersom, he Josse. ja, dom he? ja. zo. zo. hond weer. en daar is het hondje weer. ojee. ojee. hij bukt al voordat het gevallen is. oeoeoe. ja. hond. de hond erin. koe ook. ja. eendje ook. eendje ook. hier. ja, hij hoort daar wel, ja. hier. ja, hij hoort daar wel. hier. probeer het maar. ja, bijna, ja. ja, goed hoor, keurig. koe ook. trak ook. traktor ook. maar dit is toch geen koe, dit? hier. ja, hij moet daar wel, ja. hier. ja. ja. ja. yes. yes. deze. deze. die ook, ja. hij herhaalt echt alles. hij zegt alles na. ja. deez. wie is dat? kip. nee, dat is de haan. hoe doet de haan? kukelekuu! ja. kukelekuu. en hoe doet de kip? kulekuu. nee, toktoktok doet de kip. deze gogeltje. oh.
dat is een vogeltje. ja. vogeltje. ja. kip is een vogeltje. ja. hartstikke goed. xxx. deze deze. ja, die moet daar, ja. ja hoor, nou, nu is ie weer klaar, zie je? goed hoor. klaar. ja. ja. nou, is schitterend. kijk eens. dat vermoedde ik al. jaja. jaja. zo, af. wacht effe hoor. want je zakt bijna van mijn schoot af, dus zo. ja. ja. kijk eens. op. op? xxx. klaar. ja, xxx druk met andere dingen. xxx. wacht effe. ga effe in je stoel zitten. nee. nee, op schoot, op schoot zitten is natuurlijk wel gezelliger, maar we zitten niet goed, gewoon. nee. nee, we zitten niet goed. niet ə goed. niet goed, nee. xxx. hier ə paard. hier ə paard. hier ə paard xxx. daar moet een paard. ja, goed. goed, hoor. xxx. boerderij ook. ja. ja, de boerderij ook. ja. die moet er ook in. eendje ook. eendje ook. deze. er ligt er nog een op de grond. nou, ik heb hem al. oepla. kijk, een varkentje. ə varkentje. varkentje. is dit een varkentje? ja. welnee. welnee. welnee. welnee, dat is toch geen varken. wat is dat, Josse? xxx. haan. ja. hehe. he, nou. kreeg je het even benauwd. haan. ja. dat is de haan, ja. wacht effe. effe. ja, effe. oh, er moet er nog ergens eentje liggen, denk ik. nog xxx. xxx. kijk nou, de koe is helemaal die kant opgelopen. kijk, Josse. daar ligt de koe. en daar aan de andere kant van je tas, daar ligt ook nog iets. oh, xxx xxx. pakken dan. ja, kijk eens. oh, ja. oh. ja, goed. en de koe, je vergeet de koe. wil je in je stoel gaan? ja. kan niet. kan je niet? nou. kom maar. Ab helpt je wel effe. oh, wil je toch bij mij op schoot. nou, ok. maar dan ga ik wel even anders zitten. schrijven. ik hoef nu. Hanke schrijven. moet Hanneke schrijven? ja. ja? wacht even. Gerard schrijven. zo, zo zit je beter. koe xxx. koe aan. varken aan? varken aan. varken aan. komt er een varken aan? ja. en wat zegt het varken dan tegen de hond? kuukuku. goeiemorgen hond. niet kukeleku. kulekuu? kukelekuu, zegt de hond dan, ik leer vreemde talen. ja. zo. zo. wat zegt de hond, Josse? hoe doet de hond? xxx. zo. zo. zo klaar. wil je nou een andere puzzel? nee. andere puzzel. ja, wel? ja. ok. andere. kom, gaan we even oh! hij stort zich er zo af. ja. gaan we even een andere uitzoeken. ja. andere. wil je die? andere. of wil je deze? nee. puzzeltje. puzzeltje maken. nog een puzzeltje. dat is een heel truttig puzzeltje. oh, nou. dat is voor het educatieve kind. dat zie je zo. ja, precies. kan niet. kan niet? xxx. ojee. kijken. nog ə puzzelntje. nog ə puzzeltje. ja, dat is nog een puzzeltje, ja. dat is wel een moeilijke. ja, dat is echt heel moeilijk. ja. zo kan het ook. kanne ook. ja. oh.
xxx. oh, kijk nou, wat is dat nou? baby. ja. waar hoort die? neenee. oh sorry, een stuitligging, neem me niet kwalijk. zo dan, natuurlijk. baby! ja, baby. bee. ja, baby. baby. baby. ja. xxx. een beetje voorzichtig met de baby, hoor. is ie klaar? ja. hm. ja, hoor,. is de baby klaar? kan niet. jawel. kijk eens. ja. kijk eens, baby. nou. baby. baby. ja. xxx de baby? is dat een Griekse puzzel? nee. ik heb geen idee. er staat &~jelona op, wat &~schildpad betekent. ah. nou, xxx zou kunnen. ik heb hem niet in Griekenland gekocht. nou. gooien. ja. ja behoorlijk. baby er aan. ja, nou zijn er nog maar twee stukjes over. varken. nee, dit is geen varken. vark. ja. &~zo &~ja, daar. pakken. ja. nee, hier allemaal stukjes op de grond. kijk. stukjes grond. ja, wacht effe. je laat je zomaar vallen, jij. mallerd. je bent net zo'n kamikaze piloot. ja. geef je de stukjes even aan mij? ja. ja. dan let Gerard wel even op je hoofd. ja, ik had mijn hand hier al. ja, ik zag het, ja. xxx. en er ligt nog een stukje. daar. achter je. achter je. achter je, ja. achter je. achter Josse ligt nog een stukje. ja. gaat ie onder zijn benen doorkijken. daar, bij je ja. nog. ja, dat is hem. nog ə een. ja. ja. nog een stukje. stukje. ja, dank. ja. Ab? ja. kom eens. Gerard. zo, hij is klaar. xxx Gerard. ja. xxx Gerard. goed zo? xxx Gerard. wat zegt ie nou? xxx Gerard. voor jou, Gerard. xxx Gerard. Gerard. oh, dank je. mag Ab er niet aankomen? nou, kennelijk niet. je kijkt ja. ja? je kijkt zo boos. zal ik je even helpen? nee. moet je het maar zelf weten. kan niet. ga je er zelf inklimmen? ja, dat zou de eerste keer zijn dat je dat lukt. is moeilijk, he? moeilijk. ja. trappen. ja. trappen. ja, ga maar proberen. ja, je bent lenig genoeg. dus op zich moet dat wel gaan. xxx. ja. xxx. trappen. trappen. oh! nee, lukt het niet? nee. niet. niet. kanne niet. nee, je moet hier je xxx zetten. ja. xxx! even kijken. ga eens staan. dan moet je hier je ene voetje xxx. ja, zo kan het ook. oh. xxx. dat is nou ook weer niet de bedoeling. xxx. nog ə keer. ja. oh, pas op. pas op. ja, want je valt. valt. ja. je valt, ja. dat is de puzzel. puzzel. ja, moet jij die hebben? zal ik nog wat koffie voor je inschenken? ja, ja graag. xxx. kan niet. kan ie niet? nee. moete open. zo wel, ja. droot. eruit. ja, nu zijn ze eruit, de stukjes, ja. stukjes. stukjes xxx. stukje xxx. stukjes. stukje xxx Gerard. stukje Gerard. stukjes. ja, stukjes voor mij? voor mij. xxx. stukjes. stukje Gerard. xxx kan niet. kan niet. nee. xxx zo. alles ə zo. zo. niet doen, dan gaat het kapot. nee. ja. dank je wel. even drinken.
ik ga weer even een kopje koffie drinken. ik ook. jij ook? ah, xxx. nee. nee? Gerard. Gerard. ja, dat boekje ga je bij Gerard lezen. ja, dat is goed. nou, kom hier dan. ok. gogeltje kikker. ja. vogel. vogeltje en kikker, ja. nou, daar gaat ie, hoor. bloemen. zijn dit allemaal bloemen. allemaal bloemen, ja. is ə gogeltje bloem. ja? oh, kijk nou. moet ik het voorlezen? ja. ja, of gaan we plaatjes kijken. vogeltje kikker. vogel kikker. oja. varken. en het varken, ja. kijk, kikker wijst naar die bomen, zie je wel? naar het bos. oh, kijk nou. hij doet het niet meer. doet niet meer. doet niet meer. het vogeltje doet het niet meer. het vogeltje is kapot. vogeltje pot. ja. nou, daar komt haas ook aan. die was toevallig een wandelingetje aan het maken. haas xxx dood. wat? was ə dood. wat? was? , ja. ja. hm. jij kan nog helemaal geen verleden tijden maken, hoor. nee. wist je dat? ja. oh, nou, doe dat dan ook niet. doet ə niet. doet ə niet. gaat het hele onderzoek de mist in zo direkt. ja. graag. xxx. oh, gaan ze hem begraven, ja. graaf. ja. graven. ah, gossie, kijk nou. wat doet het varken? ja, nee, maar hier niet echt. hier is het meer xxx. varken is aan het huilen, Josse. kijk hier. varken huilen. ja. hij is verdrietig, omdat het vogeltje dood is. ja. ja. cheppen. dan gaan ze scheppen, ja. nou, het is wel een naar boek. ja. ja. balle xxx bal. doet niet meer. doet ie het niet meer. doet ie het niet meer? nou, er zit iemand aan de verwarming te werken. o ja. ga jij eens effe kijken. doet ie het nog? doet ə nog. ja, kom maar. doet ə nog. ja, ok. kom maar. voorzichtig. Ab ə choot. Gerard choot. ja, kom je weer bij mij op schoot. nou, gaan we verder met het boek. oepla. opla. oepla. xxx. oh, wacht effe. het zit een beetje aan elkaar geplakt. zo. plakt. ja. gaan ze toch weer plezier maken, zie je wel? au. heb je pijn aan je hand? nee. nee? au. nee, au. ja, dat is een beetje vreemd. suiker in. ja. suiker in. ja, ik doe de suiker erin. eerst het zakje open scheuren, dan de suiker erin. op. ja, nu is de suiker op. zit de suiker in de koffie. roeren. hm, lekker, zoete koffie. suiker op. ja. suiker op. oh oh. xxx weer weg. moet ie weg? ja. nou, ik leg hem hier effe neer, goed? zo? zo roe roeren. roeren. dat weten wij even niet. roeren. he, wat zeg je? xxx. oh. oh hoho. nou, dat is over het boek. helemaal alle bladzijden aan elkaar. ja. bladje xxx. ja. bladje kaar. alle bladzijden aan elkaar. zo. xxx. ja. hier zit ook nog een beetje. ja. en daar. en daar. en daar. en daar. en daar. hele boek onder de koffie. nou. een koffieboek. koffieboek. zo. nou. drinken.
ja, had ik het maar op moeten drinken, ja. Gerard drinken. ja, ik ga nu mijn koffie effe drinken, goed? ja. ok. kan niet. nee, daar kan je niet door. xxx op. lampje aan. nee, laat maar staan. laat die maar staan, die microfoon. nee. kom eens hier, Josse. niet in die hoek kruipen daar. anders valt oei. oei. au. ja, even kusje geven erop. peentje. ja. peentje. ja. peentje. even, zo. peentje laten. ja. waar heb je je speentje gelaten? xxx. moet je heel hard op je billen sabbelen de hele tijd. misschien krijg je ook wel weer een paar kiezen of zoiets. ja. he? ja. misschien krijg je wel je verstandskiezen. ja, kan je niet vroeg genoeg mee beginnen. nee. wij mogen niet meer in je mond kijken tegenwoordig, he. dat is verboden gebied. oh, ja? ja. mag ik even kijken, of je al een kies krijgt? ja. even kijken. even kijken. nee. wat voel ik hier? au. dat is een blote buik. kote kuik. ja, blote buik. liggen. ja. wil je nog een ander boek? peentje laten? ja, waar heb je je speentje gelaten? ga maar even kijken of het niet onder de bank ligt. ja. roep maar: speentje! peentje! kenne niet. nee. peentje! ninne kamer. peentje kamer. is het niet in de kamer, het speentje? nee. hm. ja. ja, we zien het nergens, he? we vinden het straks wel weer. peentje weer. ja, als, dan vind je het wel weer. peentje kamer. ja. peentje kamer. ja. peentje kamer. ja, ik zie het ook niet. we vinden het straks wel weer. kijk eens, hier is je tas. nee, doe maar niet, Josse. hier, pak je tas maar. peentje laten. ja, daar zitten centjes in. dan ga je maar een broodje kopen of iets anders. geven een. ja. kijken een. hier liggen. xxx. deze moet er ook nog in. xxx. tas ook. ja. en je portemonnaie moet er ook in. portenee ja. erin. portenee. portenee. portenee. oh, portenee erin. ja. porte rinne nee. portenee. broodje kopen. ja. kopen. geld open. geld open. xxx open xxx. xxx. ja? xxx. ja, doe er maar in. ga je een broodje kopen? bij de bakker? ja. ok. deur open staan. dag Josse. xxx kopen. tasse xxx. centje xxx brood. geten. xxx. xxx. stukjes. stukjes geten. ben je wat vergeten? ja. wat ben je vergeten dan? xxx bakker. geten. wat ben je geten. wat ben je vergeten? centje geten. centjes. xxx. oh. ja, zonder centjes kun je geen brood kopen, he? nee. tas. tas ə nou? portenee. portenee. portenee. portenee! xxx. ja. xxx. portenee. ja. portenee. heel erg winkeltje, speelt ie. xxx. ja. ə broodje kopen. ə broodje bopen. xxx zo. geten. wat ben je vergeten? er liep eens een meisje op straat. ze zag een ijscoman. ze kocht daar een ijsje met drie bolletjes. ze at lekker. toen stapte ze in een kuil. het ijsje viel. ze begon te huilen. er liepen eens een jongetje en en een meisje op strand.
het meisje maakte een mooi zandkasteel. en het jongetje ging vissen. het jongetje wou het emmertje van het meisje afpakken. maar het meisje vond het niet leuk. ze trokken aan de emmer. het jongetje liep later weg met de emmer. meisje rende achter het jongetje aan en zat op het strand te huilen. dur waren eens een vader een meisje en een jongetje. het meisje ging voetballen. de hond kwam achter de bal aanrennen. de hond was braaf. hij kreeg een bot. de hond graaft een kuil. gooit hij gooit zun bot er in. ging later onder een boom bij zun bot slapen. er liep eens een meisje op straat. die zag een man met ballonnen. ze kocht een ballon. ze liep met de ballon op straat. ze struikelde over een boomstam. en ze begon te huilen want de ballon was helemaal weggevlogen. dur waren eens een vader en een zoon. de vader ging de krant lezen. de zoon ging voetballen. de zoon trok aan de krant. dat vond vader niet leuk. &~di de zoon rende met de krant weg. en het jongetje begon te huilen. er zaten eens een moeder en een dochter op de bank. naast de bank sliep een hond. &~d en de dochter pakte het kluwentje wol van de kat en ging het uitrollen. de kat pakte het kluwentje wol. hij was braaf en kreeg een vis. de kat at de vis op en ging ook slapen. ja goed zo. op een dag &~sa had een jongen een kikker. de kikker zat in de pot. en hij had ook een hond. die keek ook in de pot. op een dag sprong de kikker uit de pot. en toen het jongetje wakker werd &~sa en naar zun kikker wou zag ie hem niet meer. hij keek in een laars. de hond keek in de pot. de hond kreeg de pot niet meer van zun hoofd. het jongetje bleef maar doorroepen. het die hond viel uit de raam. de jongen ging ging naar beneden. en die zei stoute hond. het jongetje ging naar het bos. de hond ook. ze riepen naar hun kikker. de jongen keek in een gat. de hond in een bijenkorf. uit dat gat waar die jongen in keek kwam een hamster. zei het jongetje. de korf waar de hond tegen blafte viel op de grond. die en de hond rende weg. het jongetje viel om bij een boom. die bijen vlogen achter de hond aan. de jongen &~wa klom op een steen. hij hield zich aan een paar takken vast. &~t maar het waren geen takken. het was een hert. de jongen viel naar beneden in een ravijn. oeps. oh ja. hij viel in een sloot. de hond zat op het hoofd van het jongetje. zei het jongetje tegen de hond. hij keek dur achter. daar zat zijn kikker met een vrouwtje en heel veel kinderen. de jongen nam een van die kleintjes mee. en ging toen weg. ja goed zo.
ik was een bladzijde vergeten. was je een bladzijde vergeten? deze hier ergens. dit was ik vergeten. oh. ik had een nummertje xxx. ik ging van veertien naar zeventien. mm. vertel ut maar. uh. wat gebeurt er? hij loopt. ja. en daar ziet ze een ijsje. ijs. en dan uh en hij is niet lekker. en dan valt ze overheen. ja. en dan ze. goed zo. nou da's uh kort maar krachtig. komt het tweede verhaaltje. gaan naar strand. ja. en daarna. gaat ie bouwen. en daarna ze emmer af. dan maken ze ruzie. en dan staat hij daar en duwen. staat hij. en trekt ie. ja. goed zo. verhaaltje nummer drie. loopt hij en met papa en jongen en een meisje. die hond zo voeren. dan ze een bot. en dan xxx xxx xxx xxx. dan gaat die hond graven. goed zo. verhaaltje nummer vier. hier gaat ze rennen. en hebt ie een ballon. en dan gaat ze wegvliegen. en dan gaat ze ook overheen. en dan is ze helemaal. en daarna huilt ze weer. goed. en dan hebt je hebt er een. ja. kun je nog meer vertellen over het verhaaltje? nee? dan gaan we naar het volgende. ut gaat goed hoor! asjeblieft. de jongen gaat weer &~voeb dan ie &~k en dan pakt ie krant. en en daar is ie vallen. en en daar gaat ze ruzie maken. en dan loopt alletwee. dan lopen jongen en de man lopen. dan loopt ie in die. um. die man &~ma. dan valt ie. hij gaat weg. en daarna voetballen. en loopt hij gewoon. en daar loopt dur boven. die weer. ja. kun je nog meer vertellen over het verhaaltje?. ja? ja. &~wa wat gebeurt er nog meer?. niks. niks. okee. goed zo. verhaaltje nummer zes. &~ol um de de poes had een wol. en dan at ze een vis. um is lekker. en daarna gaat ie slapen. en daarna gaan ze &~voor voorlezen. goed zo. vertellen over de kikker. wat gebeurt er allemaal? kikker gaat weg. ja. en de hond en de jongetje die kijken. ja. en um. ga maar verder hoor. ja. je mag ook naar de volgende bladzijde gaan als je dit hebt verteld. ja goed zo. en die slaapt. en die kikker gaat er uit. dan wordt ie wakker. ja. en die is er uit. en en de hond en kindje. en hij is weer weg. ja. vertel maar verder. en. en gaat ie op kijken. en overal gaat ie kijken. en gaat ie roepen. ja. en gaat er uit. ja. dan wordt ie boos. ja. en dan roept de kindje. ja. hond kijkt ook. en dan in een gat. um wat dat is hier? zei. en. er zijn heel veel bijen. en zei hond. zei “waf waf”. goed zo. ga maar &~ver en. ja? die kijkt in de gaatje. en daar zit de kikker. ja. nee daar zat niet. daar zat de. uh. weet uh um een? een. een uil. uil. en toen xxx.
en daar kwamen allemaal bijen. ja. roept ie nog steeds. de komt ie weer. een andere uh. &~hoe. ja. en boom zitten kindje xxx. mm ga maar door. en een hert hem op. goed zo. nog een klein hert. ja. &~da dan gaat ze. gooien. ja. en dan? zijn ze in het water ja. gevallen. ja. dan gaan ze nog eens. en dan hierin. daarin. ja. er zaten twee kikkers. en &~k &~a hele kleine. ja. en wat doet het jongetje op het laatst?. kleine kikker. ja neemt ie mee. en hij doet zo he? kijk. zegt ie. ja. &~eh de ballerina had een gieter. ze ging hem vullen met water. en. toen zei de verpleegster tegen de balleli ballerina ballerina wat ga je doen? en toen zei de ballerina ik ga hier de plantjes water geven. en toen zei de ballerina dat de verpleegster ook een bloem mocht. en zo waren ze gelukkig. en. de ballerina deed. ook een bloem in haar haar. oke. er was eens een stoere piraat die ging voetballen. zo. hij schopt de de bal heel hoog. maar toen kwam de bal in het water. en toen kwam er een ridder. en die zei dat ie hem er wel uit zal halen met een net. toen haalde hij de ridder de bal uit het water. en toen was de piraat helemaal blij. nou. echt goed hoor. er was eens een prinses. die wou een ijsje. het ijsje was heel lekker. maar toen kwam ze een heks tegen. en ze zei dat zij hem ook wel lekker mocht proeven. ze proefde. en proefde. en toen kocht het het prinsesje ook nog een ijsje. hartstikke mooi. er was eens een indiaan. en hij wou een hele lekkere groene appel. hij hij ging op een steen staan. en probeerde hem te plukken. maar dat lukte niet. en toen viel die om. en maar toen kwam er een &~eh cowboy met een &~eh ladder aan. de cowboy zette de ladder tegen de boom. en haalde een appel eruit. en de cowboy gaf hem aan de indiaan. en toen was de indiaan blij. zo. ja heel goed gedaan zeg. okee breggie begin maar. uh marieke ziet een ijskraam. ze wil daar een ijske ijsco. ze ze vraagt een ijsco xxx. en uh ze loopt uh naar weer naar huis. ze struikelt over dur voet. ze laat het ijsco vallen. en valt zelf ook. en ze begint te huilen. en ze heeft geen ijsco meer. nee. verhaaltje nummer twee. um. jessica en bas. bas &~l lopen op het strand. ze. um uh bas gaat vissen. uh &~s um um. saskia gaat. een um kasteel. bouwen. en um bas moet de emmer hebben. maar uh dat wil saskia niet. &~s bas pakt de emmer af. en. en uh saskia wil holt hem achteraan. saskia huilt want ze heeft geen emmer meer. okee. uh papa. &~jo john en marijke lopen door het bos. en. marijke ziet een bal liggen. de de hond ook.
marijke pakt de bal. en de hond wil hem ook hebben xxx. marijke geeft de hond een bot. de hond begraaft het bot. en gaat op de plek waar die hem heeft begraven liggen. ja. um susan loopt uh op straat. ze ziet in een keer een man met ballonnen. hij ze krijgt een ballon. en even later struikelt ze over een boomstronk. ze laat de ballon los. de ballon is is in de lucht. ze heeft geen ballon meer. um. een man en. bas lopen door het bos. uh &~ba de man gaat lezen. bas gaat voetballen. bas wil de krant hebben. hij trekt de &~kran uit de man zun handen. hij rent ermee weg. de man komt um achterna. hij um de man heeft de krant terug. maar &~b. uh hoe heet uh bas huilt. ja. en het laatste. um. mama en &~s um saskia. &~l uh mama leest een verhaal. &~ma um. saskia pakt uh een bol garen. ze gaat met poes uh spelen. poes &~pa pakt de de bol garen. en uh &~s &~s uh saskia geeft de. de poes een vis. de poes eet de vis op. ze ligt even later te spinnen. okee prima. okee breggie begin maar. um jan heeft een uh kikker gevangen. hij laat hem zien aan zun hond. hm hij moet &~s gaan slapen want het is al laat. maar de kikker kruipt uit de pot. en loopt weg. smorgens wordt jan wakker. maar de kikker is weg. en hij &~zoek gaat overal zoeken. maar hij vindt hem niet. de hond kijkt in de pot. maar daar is ie niet. uh uh de pot blijft hangen. en um. ze kijken uit het raam. ineens valt de hond uit het raam. de pot is kapot. ze roepen hem bij het bos. ze. &~z ze kijken. er komt een uh. hij kijkt in een uh. maar uh en uh de hond bij een uh wespennest. maar. de mol &~knij bijt in jan zun neus. dat vindt ie niet leuk. de hond heeft de. korf van de bomen. gehaald. en uh al de bijen komen op hem af. jan kijkt in een boomstam. maar daar zit alleen maar een uil. de hond gaat jankend weg want een heleboel bijen achtervolgen hem. jan ook want um de uil uh volgt hem. uh. hij staat op een rots bij takken. maar het zijn geen takken. het zijn de. hoe heet die nou?. um gewei. het gewei. mm. het is het gewei van een hert. het hert neemt hem. mee tussen zijn gewei. en hallo! laat um goeiemorgen. um in de vijver vallen. ze vallen allebei in de vijver. &~ij en jan hoort iets. hij hij zegt tegen de hond. ze kijken over de boomstam. ze zien uh de kikker zitten met met een vrouwtje en een uh een jongen. jan mag een jonge. kikker hebben. en dan is het uit. prima. een ballerina met een gie^ter. de ballerina vult de gieter.
en ze geeft de bloemetjes water. de verpleegzuster plukt een bloem. en geeft de bloem aan de ballerina. de ballerina is blij. en doet er in het haar. piraat die. pakt een bal. en schopt hem in het water. de piraat huilt. de ridder pakt een net. en haalt de bal uit uit het water. de piraat is weer blij. want hij heeft zijn bal terug. de. koningin komt bij een ijskraampje. ze likt aan het ijsje. ze geeft het ijsje aan de heks. heks de heks pakt het ijsje. en en likt eraan. en de. koningin gaat weer naar de ijsjeskraam. en koopt weer een ijsje. de indiaan wijst naar een appel in de boom. hij gaat op een steen staan. en probeert de appel te pakken. de indiaan valt eraf. en de cowboy komt met de ladder. hij klimt in de boom. en pakt de appel voor de indiaan. hij geeft de appel aan de indiaan. de indiaan is blij omdat ie ze appel heeft. nee. wat gebeurt er? of wat zie je? het meisje loopt met het gieter. ja. goed. ze doet er water in. ze doet er water in. ze gaat de plantjes laten groeien. ze gaat de plantjes laten groeien. heel goed. duidelijk praten. &~hm de dokter plukt een &~eh bloem. super. en die geeft ze aan dat meisje. meisje doet het in haar haar. piraat voetbalt. super. hij hij is op het strand. en hij schopt de bal. hij zit in het water. en hij huilt. de ridder komt er aan. de ridder heeft een net bij zich. hij vangt die bal. de piraat is heel blij. de prinses wil een ijsje kopen. wie wil? de prinses wil een ijsje kopen. ze heeft een ijsje. en ze likt eraan. de heks komt eraan. de heks heeft xxx dat ijsje. de heks likt eraan. de prinses koopt nog een ijsje. de indiaan &~eh wou een appel. hij kan er niet bij. hij valt uit de boom. de cowboy pakt plukt een appel van een boom af. en de appel appel geeft ie aan de indiaan. de indiaan is blij. een indiaan ging appels pakken. toen kon die niet dr bij. toen viel die. kwam de cowboy dr aan. en die heeft een appel gepakt. toen geeft die hem aan de de cowboy. nee indiaan. en toen had die indiaan een appel. ik weet niet wat hij wat. kijk maar goed. ik weet niet hoe hij. hoe dat heet. nou. de prinses. wou een ijsje kopen. had die een ijsje. de prinses. geeft die hem aan de heks. &~ehm &~ehm de heks had hem. daar had ie een likje van gedaan. en toen ging die een nieuw ijsje kopen. een piraat ging met de bal. ging die schoppen. is de bal in het water gegaan. toen had ie een visnet gepakt. had ie hem dr uit gehaald. en toen had ie de bal weer terug. ballerina die ging &~ehm water. pakken voor de bloemetjes.
ging die water xxx hebt die water gepakt. heb die bloemen gedaan. kwam de zuster dr aan. heb die één geplukt. de zuster. en hebt de zuster de ballerina gekregen gegeeft. toen had die een bloemetje. okee breggie begin maar. &~marij &~marij marijke loopt op straat. ze ziet de ijskraam. ze vraagt aan aan het meisje die durachter staat de ijsverkoopster vraagt ze ijsje. ze krijgt een ijsje. maar op een gegeven moment valt ze. en dur ijsje is valt op de grond. en het is helemaal vies. je kunt het niet meer opeten. okee. nummer twee. loes en bas lopen. op uh langs het strand. loes gaat een kasteel bouwen. en bas gaat vissen. bas wil de emmer van loes afpakken. maar loes wil dat niet. zij probeert hem terug te pakken. maar uh bas heeft um toch. hij gaat ermee vissen. ja. um. joep en rachelle die. gaan met oom mee naar het park. loes nee weet niet meer. rachelle ziet een bal liggen. ja. maar de hond ook. de hond krijgt een bot. de hond begraaft het bot en gaat erop liggen onder een boom. karin loopt op straat. in het park ziet ze een ballonnenverkoper. ze vraagt een ballon. ze ze krijgt een ballon van de meneer. maar ze struikelt over een boomstronk. de bal waait weg. dat vindt ze jammer. ze begint te huilen. ja. er loopt een man in het park. en &~ij joep loopt er ook. joep gaat voetballen maar zun bal is kwijt. en de man die &~l leest een krant. jan wil de krant van de meneer. hij pakt de krant af. hij rent ermee weg. maar de man pakt um toch terug. moeder. en. loes &~z zitten op de bank. de hond ligt er naast. moeder leest voor. loes pakt een bol garen. &~z ze rolt um helemaal af. en poes grijpt de bal. loes haalt een vis voor de poes. de poes eet de vis helemaal op. dan gaat ze lekker slapen. okee. okee breggie begin maar. jongen en zun hond hebben een kikker gevangen. hij zit in een pot. moeder roept naar boven dat jan moet gaan slapen. jan kruipt in bed. maar de kikker niet. hij kruipt uit de pot. de volgende morgen als jan wakker wordt. ziet hij dat de kikker weg is. denkt jan. “waar kan de kikker nou zijn”. “hij kan niet. uh oh ik bedoel weggesprongen zijn”. ze gaan zoeken overal. de hond zoekt zelfs in de pot. maar jammer genoeg uh blijft zun kop kop erin steken. jan roept buiten “kikker waar ben je”? en de hond zit nog steeds &~vazze vast in de pot. jan kijkt naar de hond. hij valt uit het raam. de pot is nu kapot. maar de hond is blij. maar jan niet. ze gaan naar het bos. ze roepen overal. &~ni uh kikker waar ben je? de hond merkt een bijenkorf op. hondje staat tegen de boom en blaft erom. jan heeft een molshoop ontdekt.
maar dat is vindt de mol niet fijn. hij bijt um in zun neus. de hond heeft inmiddels. bijenkorf van. van de boom. en maar de bijen gaan achter hem aan. en jan die in een boom wou kijken in een holle boom daar zat een uil in. dus en uh jan schrikt van de uil. hij valt uit de boom. de uil jaagt hem weg. “daar bij die twee takken”. “misschien zit ie daar achter de struikjes”. maar het zijn geen takken. dat is het gewei van een &~e eland. en &~e vlak voor een water stopt hij. jan glijdt uit. jan valt van het gewei. en de hond valt er ook af. jan komt in het water. wat hoort hij daar? kikker een gekwaak het gekwaak van een kikker. jan. gebaart tegen de hond dat ie stil moet zijn. ze kijken achter een holle boom. daar ziet hij zijn kikker zitten met een vrouwtjes. en &~wa wat is dat? ze hebben allemaal jonkies. oh wat is jan blij voor de kikker. en &~z hij mag zelfs een kikkertje houden. oh wat is ie daar blij mee! xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx.
xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. hee. waar is die nou weer? kan niet meer verven. water is op. t water is op. mama, wil je nog meer water pakken? de water is op. is het water op? ja. goed. ja. dan pak ik wat water. alsjeblieft, Laura. dank je. kijk. xxx water. en, doe maar paas. beetje paas. wat moet ik maken? beetje duidelijk praten, goed? dat kan je wel. wat moet je maken, ehm nou, wat wil je graag maken? ik wil graag een eh zo versta ik. eike boom. een eikeboom, nou, dan teken je een eikeboom. en een huis en een mevrouwtje. moet je je hand even weg doen, voor je mond. en dan nog een eh groen. een groen gras. groen, oh, groen is gras. groen gras. ja. xxx. ik heb teveel xxx genomen. ja. oh. je hebt teveel water, zeg je dan. nou, dan ga ik maar uitslijven. uitstrijken. niet uitschrijven, maar uitstrijken. doe het even zo. nu heb ik niet teveel veel eh, veel verf genomen. zo. zo wel. als je veel water neemt, dan wordt het altijd heel licht, de verf. ja. , een eh Laura, negenentwintig september negentieneenennegentig. wrom waarom moet je dat zeggen? omdat eh, dan komt het op het bandje. en dan weetbik het later. en ikke ook een bandje hebben van dat. ja, als je groot bent mag jij een heleboel bandjes hebben. van jezelf. ja? mag ik dan op jouw werk? ja. zit ik op jouw werk. niet op je wil jij ook hetzelfde werk doen als mama dan? ja. wil je niet politieman eh, vrouw worden? jaaa! maar krijg je dan ook een babietje? xxx altijd een babietje krijgen als je wil. ja. tenminste, meestal wel. ja, dan ga ik aan iedereen zeggen, ga ik iedereen in vangenis stoppen. oh jee. wie stout doet. ja, dat dacht ik wel, dat dat je dat wel leuk zou vinden. ja. maar, wat je ook nog kunt worden, is ehm schuif je stoel maar een beetje naar voren. zit je zo op het puntje. is ehm, eh, piloot van een vliegtuig. eh, mag je de baas zijn van een vliegtuig? ja, dan ben je de baas van een vliegtuig. en ook van de heel wereld? nou nee, dat is wel een beetje heel veel. dan moet je eerst eh, ja, wat wat ben je als je de baas bent van de hele wereld? dan ben je een heel groot dik, vet, zakenman, vrouw. nee. nee he, das niks. dan ben je de baas. tenminste, een van de bazen. zij de is dan mij oma dood? ik denk van wel ja, ja. vin k leuk. ne nou, dat vind ik niet echt waarom vind je dat leuk? Laura? da dan zie je oma niet meer, dat is toch niet leuk. nee, alleen me opa vin ik a alleen me vin Joep de oma lief? ja.