text
stringlengths
96
60.7k
dan loopt het jongen naar de vader toe en vraagt wat. en vraagt de krant. en dat mag niet. trekt de krant uit zun vader zun handen. en loopt ermee weg. vader rent achter hem aan. en dan begint die jongen te huilen. en de vader leest weer de krant. moeder &~s zit op de bank voor te lezen &~f aan een kind. en het kind heeft een knotje. daar die rolt ze uit. en de kat ziet het knotje. en pakt hem. de kat staat dan bij het meisje en krijgt een vis van het meisje. hij eet het op. en de kat gaat slapen. goed zo. dank je wel. een jongetje heeft een kikker en een hondje. op een nacht gaat dat jongetje slapen. de kikker springt stiekem uit de pot. dan wordt die &~j jongen smorgens wakker. en ziet dat zun kikker weg is. dus hij kijkt onder een schoen. de hond kijkt in de kom. en zun hoofd zit vast. de hond valt uit het raam. dan breekt de pot. het jongetje gaat uit het raam en pakt zun hond op. en kijkt kwaad naar hem. het jongetje roept naar zun kikker. de hond ziet wespen en rent naar de bijenkorf. die jongen zoekt verder in een gat en roept. want er werd in zun neus gebeten. de hond staat tegen de boom te blaffen. dan valt de bijenkorf naar beneden. de bijen rennen gaan achter de hond aan. en de jongen valt. boven de jongen vliegt een uil. maar de jongen staat bij een rots en klimt op de rots en roept. dan zit de hond tilt de het jongetje op. oh nee. een hert tilt het jongetje op. en het jongetje zit op het hert en rent achter het hondje aan. het hondje en het jongetje vallen in een plas. ze kijken achter de &~b ze horen een geluidje. de jongen zegt tegen zun hondje en kijkt over de boomstam. en daar ziet ie zun kikker met een vrouwtje en kinderen. en nou zeggen ze vaarwel tegen die kikkers. ja. en dan is het uit. ja goed zo. xxx. ja. xxx. xxx. kijk. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. nee niet. ja. xxx. xxx. kijk. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. slaap. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. ja. xxx. xxx. xxx. bloem. bloem. xxx. xxx. tok. xxx. slak. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. beestje. xxx. xxx. gedaan. ja. konijn. olifant. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. dag. beest. dat. worm. xxx. xxx. daar. xxx. xxx. egel. daar. daar. xxx. ja. tja. xxx. xxx. xxx. schildpat. xxx. poes. poes. xxx. mama. xxx. kijk eens. konijn. poes poes. xxx. xxx. paard. xxx. mama. xxx. mama. mama. mama. kijk. kijk. xxx. kijk. kijk eens. konijn. konijn. konijn. konijn. konijn. look konijn. konijn. konijn. konijn. kijk. ja. xxx. xxx. xxx. konijn. xxx. xxx. xxx. ja.
xxx. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. bal. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk eens. kijk eens. xxx. xxx. kijk eens. xxx. kijk eens. xxx. xxx. xxx. kijk eens. xxx. xxx. kijk. kijk. paardje. papa. nee. bal. xxx. ja. paardje. kijk bal. kijk. huisje. nee. ja. ja. kijk eens. ja ja. xxx. ja. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. pakken. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. gevallen. xxx. oh. xxx. spelen. papa. schaapje. schaapje. kijk eens. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. xxx. xxx. xxx. auto. auto. ja. auto. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. neen. neen. neen. piep. piep. xxx. xxx. xxx. dat. ja. ja. draaien. akke. akke. weg. zijn. wij. bravo. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. akke akke weg. zijn. wij. dag. xxx. kijk eens. kijk eens. kijk eens. xxx. xxx. gevallen. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. ja. ja. xxx. nee. nee. nee nee nee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. kijk eens. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. nee. nee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. xxx. gevallen. ja. xxx. kapot. boom. xxx. xxx. slapen. niet slapen. niet slapen. xxx. xxx. ja maar ja. nee. xxx. xxx. boek lezen. ja. ja. xxx. bad. bad. xxx. eend. bad. bal. xxx. xxx. xxx. konijn. xxx. bol. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. xxx. auto. xxx. bal. xxx. boem. boem. xxx. bloem. aap. xxx. xxx. papegaai. papegaai. papegaai. ja. papegaai. papegaai. papegaai. papegaai. xxx. boem. xxx. tijger. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. daar. papegaai. papegaai. xxx. xxx. xxx. leeuw. ja. xxx. ijsje. ia. xxx. badje. xxx. kaka gedaan. xxx. xxx. appel. vis. Iris. Iris. slapen. xxx. eens kijken. kameel. xxx. xxx. xxx. xxx. olifant. ja. banaan. appel. appel. stoel. xxx. eitje. ja. kijk eens. xxx. xxx. xxx. oh. oh. xxx. xxx. xxx. voila. voila. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. gedaan. xxx. xxx. gedaan. voila. voila. een ballerina die heeft alweer een gieter. en doet de kraan open. en loopt de de gieter vol. en daarna. geeft ze de bloemetjes water. en de verpleegster staat ernaast. de verpleegster pakt een bloem. en geeft het aan het prinsesje. ze doet de bloem in haar haar. een piraat heeft een bal. en schopt hem in het meer. en nu ligt ie in het meer. maar de ridder die heeft een schepnet. en pakt de bal eruit. eindelijk heeft de piraat zijn bal terug. een prinsesje geeft één euro aan de ijsman. het prinsesje heeft een ijsje. het prinsesje geeft het ijsje aan de heks. en de heks eet hem op. en likt aan het ijsje. en dan geeft ze nog een euro aan de ijsman. de indiaan pakt een ladder om in de boom te komen voor de appels. hij klimt erop. en springt misschien op de tak. en pakt die appel. hij pakt de appel. en dan komt er een cowboytje aanlopen. de cowboy pakt de ladder.
nu zit de indiaan vast in een boom. en hij roept help. oh zet ie mijn schoenen er naast. zo Tomas wat wil jij drinken? xxx. goed zo jochie. he, wat wil je drinken? beetje roosvicee? oh de tijger. ja, komt de tijger. nu nu de tijger. oh is de tijger er nu? even de tijger luisteren en dan uh Tomas. daarna dan uh zet ik hem uit. oh nog een tijger. xxx. zo. nog uh ə xxx. nou gaat ie uit. want nou is Caroline er. nou doen we hem uit. hebben ze de tijger gevangen. ja. oh, zo spannend is dat. Tomas wil je ook wat roosvicee? ja. koek. wat? je hebt al een koekje gehad. je bent echt een koekiemonster jij. appelsap of sinaasappelsap. niks. niks. heb jij geen dorst? nee, xxx. nee? sinaasappelsap. sinaasappelsap ok. met een r met een rietje? ik wil uitzoeken. ik wil uitzoeken. jij wil het rietje uitzoeken? xxx. joeh een gele. glas nou dan? kijk. wat een mooi rietje is dat. kan je die ook knakken? ja. goh. ja, ik voel het. even de babyfoon aanzetten anders hoor ik Sam niet. dan zet je hem in een glas en dan kijk kan je zo drinken. zo. laat ik de deur een beetje openzetten. voorzichtig hoor. ja tuurlijk. het is ook benauwd buiten, echt waar. xxx. he? kijk xxx. maar ik vind het hier zo uh de warmte zo in huis hangen. het is buiten niet fris hoor. nee? het is buiten heel warm. echt uh oh lekkere wind zeg. nou hierna wordt het weer mooi weer he? xxx. oh je staat op mijn tenen lieverd. was gister wel warm he, twee en dertig graden. melk drinken. nee, ik ga niet melk drinken met een rietje. maar jij misschien wel. en jij drinkt sinaasappelsap, of niet? ja. kijk eens Tomas. ha. ik ga blazen. ja. nee, niet. als je gaat blazen kan je niet met een rietje. kijk eens alsjeblieft. voorzichtig he? niet blazen, gaat alles er overheen. wil je wat bij Caroline? nee dank je dank je dank. ah lekker zeg. he, je had hier een garage gemaakt op de bank? ja. ja. al je autos zijn te voorschijn. rijdt deze achteruit? ja. xxx. wat zeg je? mag niet xxx. moet op de bank blijven. oh moet die op de bank blijven. zal ik je trein pakken Tomas? ja. waarom moet ie op de bank blijven dan? ja. mag niet wegrijden. nee, mag dat niet? he, dat nou? ja. ohoh. die. die is mooi. heb je die van de spel o theek? kijk nou. oh xxx. xxx bouwen he? nu mag je mee xxx. zo xxx. xxx. xxx. zo maken. ik ga dit ə maken en trein. en je kan het zelf doen he? ja, rond ə maken. laat het Caroline maar zien. kijk. zal ik het station bouwen, Tomas? ja. xxx. ja, tingtingtingtingting, de trein. oh, dat rond. xxx. tegen de muur aan. boemboemboemboem. he? ja dat doet Caroline.
nee doet ik duw tegen de stoel aan. gaat ie. kan die auto er wel op? nee, op de minicar. hele dikke minicar. even. oh de mini. kan de mini wel op de rails dan? ook niet. nee, is echt voor de trein hoor. ja. zal trein opzetten? ja. ah de trein kan bijna niet rijden. kijk. oh. moet je even nog de rails maken he? kan jij heel goed he Tomas? goed zo hoor. verkeerd. wat is verkeerd? wil je zo'n ronde? wil je hem rond hebben? hoe wil je hem hebben? zo. zo, xxx. zo vind ik dat leuk. nou, deze nog en dan deze. ah, mooi he? waar gaat de trein dan naar toe. station moet hier. to to. even naar de wc Tomas. gaat de trein naar opa en oma? ja. ja? ja, nog nog kakon. he? ik wil nog kakon heb. xxx. nog een balkon. ja. nou dan moet je kijk die kan hier wel op. nee. sorry. he, zag dat nou? he. een stoeltje. en deze hoort hier wel op hoor. oh die is nou? die kan daar wel op. een schaar. chaar. de xxx. wat zeg je? die dit nou? ja, daar staat op dat het van de spel o theek is. xxx is. uh komt hier de boerderij. wat zeg je? &~g boerderij uh gaat meegenomen. nee, je hebt geen boerderij meegenomen. ik ik heb geen boerderij. neem je die een ander keertje weer mee. hebben ze daar wel een boerderij? ja. ja? nee de speelgoedwinkel. oh, bij de speelgoedwinkel hebben ze dat. niet bij de spel o theek? nee. nee. is dat? anders had je die ook een keertje mee kunnen nemen. ik denk oh gaat ie kapot. ja, dat heb jij gedaan. maak. ja, maak het maar weer even. dat heb ik gedaan. ja. stoelen erbij. oh. goed zo. geen stoelen meer. ja maar, zal ik deze rails er ook bij maken? ja. deze? ja. dan kan de trein wat verder rijden. zo, maakt ie hier een bochtje. mag die zo? in ə bochtje. nee, deze kan niet. dan moet je denk ik zo. kijk eens. he, Caroline maar ze hebben nu toch al drie video opnames zit ik te bedenken. ja, daarom. ja. daarom juist. dus dan hoeft het misschien al helemaal niet meer. ja. nou, dat zou ik heel heerlijk vinden. doet ze nou. kan dat niet. zal ik eens proberen of dit kan? ja. proberen. even een recht stuk. proberen. oh, is dit proberen. probeer xxx. kijk. ja, dat maar dat wil niet zo goed. dat is een beetje moeilijk. ik denk dat er toch een recht stuk tussen moet. tussen moet. tussen moet ja. kijk en nou moet ie eigenlijk hier in, maar dat kan niet echt. kan wel aan een,. maar deze kan niet. dat is een beetje raar. ja. ja, vind je niet? ja. ligt ie wel een beetje raar. ligt ie helemaal niet glad. beetje achteruit. achteruit? gaat ie de trein.
tutuut gaat de toeter met trein. tuut gaat de trein van de toeter. tutuut. daar kom ik aan. oh, wat doet de trein nou? ja. tutuut. oh is ə grote toeter? ja, hij heeft een hele grote toeter, volgens mij. toetoet. kijk daar is de grote toeter heeft. ja. toetoet. toetoet. heb je wel eens zo'n trein gezien. ja. een stoomtrein. nou die past ook niet er niet tussen. nou. nou, raar. raar. xxx. kijk dan valt ie tukje pot. ja, oh misschien past die er wel tussen, ja. dat is wel een goed idee. kijk. oh, zo moet dat. wat goed van jou zeg. kijk dat mag ə niet. wat zeg je? jij kan dat niet. nee, ik kan dat niet. ik heb hier ook nog nooit mee gespeeld. ik vind dat wel heel goed van jou. jij weet dat. ja. oh, daar gaat ie er uit. kant op, dan gaan we daar naar toe. dit is wel mooi speelgoed zeg. ja. speelgoedwinkel. oh, gaat ie weer er uit. gaat ie weer er uit? waar gaat de trein naar toe dan? naar opa. naar opa en oma? he, kijk xxx. tuut doet de trein. waar wonen opa en oma? tuuut. tutuut. tuut. zit Tomas er al in? ja. oh, die rijdt zeker weer? ja ja. Tomas is de machinist. zijn hier ook nog andere stukjes hoor. en rechte. dat zijn die uh die daar even die bocht er uit halen. deze bocht en dan een recht stuk of zo? daar gaat ə trein. oh oh, hier gaat nou ə trein over. toetoetoet. daar gaat de trein. de rails houdt opeens op Tomas. daar gaat ie. ja, waar gaat ie naar toe dan? of je moet daar in de bocht een recht stuk en dat je dan hier uit komt, dat oh, dat kan ook. oh. hele grote trein pakken die. laat de trein maar rijden. gaat maar trein. nog eentje verder denk ik. daar gaat ie. toetoet. gaat de trein moet daar langs. dat liep ik later de denken jullie hadden toen dat speelgoed he? ja. je had natuurlijk net zo goed van de kunnen lenen dan kun je nog wat varieren. speelgoed. ja, ja maar het is ook wel mooi om het zelfde speelgoed te hebben hoor. ja. moet zo. moet zo. moet zo. kijk, moet zo. ja, hij moet zo he? ja, zo kan het ook. kan je er blok in gooien. blok. anders moet je je. duplo er even bij pakken. kan je nog meer er bij bouwen. ə nog zullen we dat doen? ja. dat is wel leuk, kom maar. daar kan andere auto rijden. gaan we met auto en dan kunnen we ook nog garages bouwen er bij. dat is mooi. heel mooi is dat. ja, dat is hartstikke mooi, jongen. dat auto is. oh nou doe jij het maar. jij weet precies hoe je het wil hebben. dat kan niet. wat zeg je? rustig, rustig, rustig. tuurlijk krijg je dat wel. zo.
oh oh. goh wat vervelend en had ze. xxx. doet ie nou? wat doet ie? ja. ja? autos kan wel xxx. Caroline je maakt het aldoor stuk. ja, maar ik wil alles gebruiken. bruiken? ja gebruiken. gebruiken. past niet echt zoals ik het wil. zo kan wel. ja, moet je even xxx. dat kan daar toch. ja, maar er zit nou toch een knak in de rails. dus nou wil het niet. dus nou moet het weer anders. xxx wat minder. xxx weet het niet. kan ə tijger kom. oh boem. kan nog xxx. moet je die er uithalen en die er onder. die rechte er weer uit, ja. xxx. ik kan dat xxx wel. ik kan dat wel. zo die, ja. zo moet het wel. zo moet help jij Caroline maar eens. maar ik heb dat nou al bijna kl zo. zo. ja, die moet er tussen Tomas. moet dat zo? past dat wel? of zal ik hier nog een klein recht stukje doen? ja. als ik hier nou een stukje omhoog doe. nee, die past er niet tussen lieverd. kijk. nee, kan niet. kan niet? nee, dat past niet. want hij is veel te rond. kijk. ik moet nog oh. kijk nou is die goed. nou. nee ook niet. hij past niet. wat doe jij dan toch? ik ken het gewoon niet. je moet dat stukje er daar weer tussen uit halen dan past ie wel Caroline. zo past ie. nou nog ə xxx. oh wat is dit. nou, Caroline heeft hem klaar hoor. eindelijk. Caroline heeft ook leuk gespeeld hoor. Caroline is ook weer geweest he? ja. we weten het al weer. is gesteel? hier staan ze stil. ja, hier staan ze stil. stil. och. heeft pappa gemaakt he? oh. die was kapot. die was kapot. uh. he, was weer kapot. die weer kapot. nee, die moet gewoon achter de trekker. uh achteraan de tr grote trekker die? ja, achteraan die grote trekker. ə aan. Tomas is bezig met uh ik, hebben en zijn. zegt ie ik ben een naam. nee, jij hebt een naam. ja, Tomas. joh rommeldebommeldebom. we kieperen de duplo om. wat een boel heb jij zeg. zie je er wat bij? zit er iets tussen wat je hebben wilt. kijk, dit is de xxx. ja, daar is die? dit is een andere. xxx de trekker. xxx. zo. oh dat zit daar. ja, kom maar gezellig hier bij de. trein zitten. xxx. dat is wel heel grappig hoor met hebben en zijn en hoe ie er dan mee bezig is. Caroline. ja. wat doe je nou weer? Koekepeer kan was ie zo mooi. ja, maar kijk ik heb nog zoveel stukjes over dat je daar iets mee moet. ja. jij kan dat niet gewoon aanzien dat dat zo is zoals het is. nee. moet deze er weer uit natuurlijk. dan kan er een rechte weer in he? zo'n rechte er weer in en dan past dat weer net niet Caroline. xxx.
jawel een beetje spanning op de rails is wel goed. xxx ə trekker op doet. trekker nou? en dan moet je daar natuurlijk weer aansluit en dat lukt je niet. en je kan niet dwars zo. wat ben jij een ramp. ja, als kind heb ik ook altijd alles zo'n vijf zes keer moeten ik kan nog ə trein xxx. nou doe maar, haal hem er maar af. ik heb nog ə trein xxx. ja. ik heb ə nog ə trein. ga jij maar lekker verder spelen hoor Tomas. ik heb nog een trein heb ik. heb je nog een trein? ja, nee Tomas luister even naar mamma. Tomas. Tomas dat kan niet, want wij gaan straks nog weg en we gaan nu niet alles overhoop halen, want dan is het hier zo'n puinhoop dan zijn we straks een hele poos aan het opruimen voordat we weg kunnen. dat wil ik niet. want we moeten pappa ook weer ophalen. dus dat kan niet. pappa weer ophalen. ja, we moeten zo nog even naar Dirk. dus dat kan niet. maar we hebben toch ook al heel veel. je hebt al zo veel, maar ja je wilt alles aan Caroline laten zien. dat weet ik wel. alles aan Carla. alles aan Caroline laten zien he? alles zo kijk, je kan ze ook parallel laten lopen tot die bocht. waarom wil dat niet. ik ga nou xxx mamma. ik xxx. dat zou kunnen. ik kan de trein ik kan de xxx bouwen. uh. toch? uh even die uit elkaar leggen. xxx. alleen een rondje mag. ja, ga jij maar alleen een rondje maken. waar bemoeien die mensen zich er mee zeg. hadden we het bijna klaar. he, wat frustrerend. zo is het leven van een kind Caroline. ja, gewoon een rondje. waarom bedenken wij dat nou niet. gewoon simpel. doe niet zo moeilijk. rolletje maken. och och de trein valt er uit. nou, ga jij dat maar even mooi maken. de enige die het goed kan dat ben jij he? kijk nou. harstikke mooi jongen. ik doe er niks meer aan. oh. ga je hem even weer helemaal maken de trein. ja. gooie om trekker. trekker nou? die moet op wacht voor die trekker. zo, xxx. wel grappig dat al die uh die dingetjes van de Zoo er ook op kunnen. alles past er op. ja. dat is zo leuk. en we hebben deze. eens geleend van de spel o theek om te kijken of hij er wel mee speelt. kijk, dit kan zo. ohoh. even de trein van pappa ophalen, straks. ja. en waar is pappa dan? zit op chool. he, heb je Caroline vertelt van het haar knippen? he, waar lijkt jouw kapsel nou op? uh ik ben ə net als Gij. wie, wat? Gijs, ik ben net als Gijs nu. oh. heeft Gijs ook zulk haar nu? ja. he, en en hoe hebben we dat gedaan? wat ging jij doen? jij ging met de geergamme daar spelen.
autos van scheerschuim maken he? ja. ging mamma ondertussen knippen. ga maar autos xxx. dit is een mooie rails zeg. xxx. oh oh. jij moet een recht stuk nemen Tomas. je moet die kromme er uit halen. die. nee, die. oh niet allemaal. moet ik je even helpen? ja. wat zeg je? helpen. helpen? eerder dat ik geen toestemming krijg doe ik het ook niet he? dan haalt ie toch alles weer uitelkaar. moet ie zo? kom eens met je kijk. moet zo. nee, deze moet er nog tussen. moet jij eens kijken hoe zo'n mooie. trein je hebt. kijk eens. kijk eens. heeft Tomas gemaakt. mooi hoor. heel knap van jou. ik wist wel dat je het kon. goed zo. wat een mooie he? en wat kan je er nou veel op laten rijden. ik zet alles er op. zullen we alles er op doen? alles wat kan rijden gaat er op. ik heb geen boer. geen boer? wat heb je niet? de boer. de boer? nou dan pak je toch een boer. er is wel een poppetje. dan zeg je “jij bent vandaag de boer”. daar met de cowboy. dat is ook een boer. weet je wel van Dribbel. Dribbel ging als cowboy naar het feestje. en wat deed ie dan op? ja. een grote hoed ə. grote hoed. grote hoed. en wat kreeg die dan nog van mamma Drieka? ja. een pa een paard. ja en dan ging die naar het feest he? waren ze allemaal verkleed op het feest. en kijk eens. wat is dit dan? een cowboy. een cowboy. net zo'n hoed. een cowboy is ook een boer, in Amerika. heel ver weg. dus die mag op de trekker. oh gaat er op op de rails. ah, daar. ah die mag toch niet op de rails lopen. ja. nee. is die cowboy weer stout? is het weer zo ver. cowboy is weer stout. ach ach ach ach. ah mooi is weer stout. ja, daar komt straks die dikke meneer. van de spoorwegen. op de spoor eten. op het spoor eten, ja hoor. wat hebben wij gister gedaan Tomas? op het spoor ga eet. waar hebben wij gister gegeten? ja. weet jij dat? ja. vertel het eens dan? bui. bui. buiten. buiten. gingen we hoe hoe noem je dat als je buiten eet. wat zeg je dan. dan gaan we picknicken buiten. ja lekker. dan gaan we picknicken buiten. komt ə papiertje aan. heel gezellig. uit ə de papiertje xxx. vind ik zo lekker, he met dit mooie weer. kan ie de hele dag buiten. ja. zijn ze de hele dag buiten. prachtig. was Marrie wel van? weet ik niks van. daar komt nog een trein. ah, maar je mag niet op de rails. dat is gevaarlijk. er komt dat ligt misschien wel lekker, maar het is gevaarlijk. op straat. moet op straat. ja, dat mag ook niet he? in bedde liggen. toet. toetoet. komt de trein.
oh doet ie nou die oh ohoh dan moet ie naar het ziekenhuis. ik zie het al hoor. als die trein hem pakt dan moet ie naar het ziekenhuis. boem. oh, naar het ziekenhuis. er in. in. ga maar in ja, in de auto naar het ziekenhuis. tatututu. nee, &~e &~e geligt. ja hij ligt. ja, want hij is nou heel erg ziek. allemaal bloed. allemaal bloed he? breng je hem even naar het ziekenhuis? nee. nou. dat is ook niet lief van jou. hij heeft heel veel pijn. kan de dokter kan hem beter maken. die kan niet meer rijden. krijgt ie een spuitje heeft ie geen pijn meer. even een prikje en dan heb je geen pijn meer. de trein komt er aan. ja. tjoeke tjoek. tjoeke tjoeke tjoeke. gaat niet. daar bloed op de rails. ja, gatsiedarrie. oh doet die trein nou? die gaat over het bloed heen. ja. bah! nog meer bloed. ja. wat zei jij gister aldoor? ja. kijk eens naar mijn voeten. ze wat deden jouw voeten. ja. ze gingen ja. groei. groeien zei jij gister. kijk ze groeien. oh, word jij groot. een magische wereld hebben ze he? vind ik prachtig joh. xxx. ineen van “kijk ik groei”. zie je zie je. en hoe ie er dan aan komt in een keer dat weet ik niet, maar nou. nou. nou. rollebollen over de bank. wat een mooie trein he? oh, doet de trein nou? over de bloed rijden. ja. nou, rij maar gauw verder met de trein. kan je het bloed opruimen. kan je de rails even schoonmaken. zo. oh, wat doet ie nou? oh. doet ie? even uitstappen. oh ja. waar gaat ie naartoe? een ijsje kopen? gaat ie achteruit. oh. hij gaat even kijken bij het bloed zeker. bij de bloed. ja ja. kijken. oh. oh kijk. wat een bloed, wat een bloed, wat een bloed. poets het maar even schoon hoor. gaat hij er nou liggen? ja. wat een dommerd. hoe moet dat nou? hij moet toch de trein besturen? ja. de machinist gaat daar liggen. daar gaat ie meer liggen. zo gek heb ik het nog nooit beleefd. oh, gaat die man me gedaan? ja, heeft ie het opgeruimd nou? ja. oh, gelukkig. oh, boemerdeboem. is dat xxx? gaat ie daar liggen die. xxx. daar ligt ie hier. ja, in het schommelwiegje. in het chomwiegje. kan de trein. komt de het schommelwagonnetje. mag die slapen. oh, lekker. lekker he? dan moet je een ander op de trein zetten. nu kan een ander de trein besturen. die boer ook. ja, ja die kan het ook. is dat de circusdirecteur? is de machinist. die slaapt. oh oh doet ie? hij heeft zo'n hoge hoed. het dak kan niet dicht. moet die andere. xxx precies he? zo van dan kan het dus niet. ja die. nou, dan doe je die. dat is goed. oh, dat vind ik wel een hele slimme. die heeft ook zo'n mooie pet. ook zo'n mooi pet.
oh past er wel in, vast. zijn handje omhoog denk ik he? anders past ie niet. ja, hij zit met oh nee, toch niet. in het raamkozijn. ja, goed zo. oh, nog ə mannetje op. gaat die ook mee met de trein? nog meer. veel meer. maak er maar een gezellige bende van. die moet af de moter. is wel vol in die trein. ze moeten allemaal staan allemaal mensen. allemaal mensen. en kinderen. kinderen. gezellig zeg. heb je nog meer mensen? ja. want het is spitsuur. het is heel druk. ze moeten allemaal naar hun werk. allemaal werk. oh. weet je nog waar ik werk Tomas. ja. waar werk ik dan? in het tiekhuis. zo. kan niet staan. nee. nee nee nee, dat is een beetje vreemd poppetje. maar je hebt nog wel meer poppetjes toch? moet ik helpen zoeken? goed zo, het kindje nog. kindje nog dat. nou die die moet zitten, denk ik. oh, doet ie? ja xxx. zit ze? hoe lang mag je dit lenen van de spel o theek? uh, drie of vier weken, xxx. kan niet zitten. nou zoals het politiebureau brengen hebben we dan weer terug gebracht ja. en dan nemen we gewoon weer wat anders mee. veertien dagen geleden had je het politiebureau nog. en toen dacht ik he moet je dat dan na een week alweer terugbrengen, of nee,. maar Tomas die uh oh hier heb ik nog een poppetje. ach wat een leuke. wat een liefje. die kan niet. nou gaan we boven op het dak. het is zo druk. nee, kan niet. oh, dat mag niet? , kom maar bij het station. gaat in de trekker. oh ja. kan ook. die mag ook. in de xxx op. nee, het politiebureau heeft ie twee weken gehad, denk ik. uh kijk, wat doet de trekker nou op de bloed rijden. maar toen kon die al heel moeilijk kiezen dat doet de trekker. ja. rijden. gatsiederrie. had hij zoiets van ik wil wel uh de trein gaan halen. is de trekker. ja. die ook? oh, doet ie nou? ja. wat is die doen daar aan het doen dan? zo doet ie schoonmaken. oh, wat vies. gaat ie poep maken. wat gaat ie maken? poep. ach bah. dat doen die boeren he? poep op het land. daar snap je. xxx. wie doet er nou poep op het gras. ja, de boeren. de boeren ja. dit mag wat doen de boeren nog meer? daar ligt ie ook op de rails. weet je al wat de boeren nog meer doen Tomas? uh ligt ie ook weer op de rails. haal hem er af. ga er af. nee hoor. gevaarlijk is dat. dat mag jij nooit doen hoor Tomas bij het spoor spelen. Tomas. ja. dat kan niet he? ja. nee. jawel. bind ik je vast op je stoel als je dat doet. dat kan echt niet hoor. ik zie een vlieg. ja. ik ook. gaat de mug klappen. ga jij hem maar even wegklappen.
waar is die? is die al weg? klap, kijk dan. ga maar dichter naar hem toe. als jij er naar toe loopt, dan gaat ie weg. toe maar. ik zag hem. ja. de grote. moet hij gaat niet weg. hij gaat niet weg? nee, laat hem maar lekker vliegen. hij blijft gewoon hier in de kamer. hij vliegt straks wel weer naar buiten. vliegt ie weg. ja, nee. moet er uit. ja. ik zag die klap maken. ja. pap. wat is dat? uh Gerards fiets. wiens fiets is dat, Gerards fiets? xxx moet ik krijgen. oh. wat zeg je? kan ie mij bloemen krijgen. dat is racewagen auto. ja. oh doet ie auto nou? die past niet op de rails he? nee. die is veel te klein. hij maakt wel een mooi geluid zeg. he? oh kijk, die. ohohoh. oh, doet ie nou? schaap op de rails. nou die ook. waarom gaat het schaap op de rails dan? gaat ook bloed ə. nee. ook. gaat ook bloed. is toch zielig. bah. ja. dat is toch zielig. oh. schaap hoort toch in de wei? is dat ə bloed doppie. ja. dat oh bah. nou nu xxx. gaat ie op de bloed rijden. ohoh. gaat ie op de bloed rijden. gaat ie op de bloed rijden. ja, nu moet iemand dat maar eens schoonmaken hoor. ohoh, doet ie nou? ja, wat doet ie? ja. wat gebeurt er? bloed dat moet ook oh doet ie nou die moter ook. die die ook bloed op van de moter. nee. kijk nou. hij is gevallen. nog moter zoeken? ja, kijk maar. ik zie hem al. daar nog die xxx. ja. gaat ə trein. ga weg xxx. ah, doet de trein nou? de trein botst tegen de moters aan. nog ə moter? heb je nog een moter? nee. nee, volgens mij heb je er maar twee. ik zie nog wel een deel van de trein. ja. zie je hem ook? daar ligt ie. bij die xxx, bij de tijger. bij de hond. bij de tijger ligt ie. bij de po bij de stoelpoot. bij de toelpoot. zie je daar de tijger? hier. nog een. ja. nog een. oh, een hele hoge autos. uh. xxx. past het niet? xxx. die moter heeft gekke. he, dat nou? ja. ja. dat moet toch xxx. xxx. xxx. uit. alle pullen? ja, doe ze er maar op. xxx. hele grote pullen. die wordt hoog. &~e dat nog ə gekke auto? ja. kan die daar in mag? oh. wat heb jij gemaakt? kan ə niet ə achter. nee, dat je hebt een blokje teveel denk ik. die gele. dan past ie niet. zo. dat is zo. moet zo. ja, dan gaat het wel goed denk ik. kan ie geen bocht meer maken hoor. die kan niet. nee. xxx. och. doet nou gek. moet die xxx. mm? dit is van mij. ja, dat vind ik wel mooi hoor. wordt het een trein, of komt er een poppetje op? nee. nee? xxx dikkere. dit.
dat. wat is dat? grote dikkere auto. een grote dikke auto? ja. mooi zeg. wat doet die auto nou? xxx op. kijk. oh, wordt ie uh meegenomen door de trein, of door de trekker. oh. open xxx. ho. xxx spullen. ho. spullen kapot. ja, valt het allemaal uit mekaar. alle opmekaar. ja. dit is kapot. volgens mij kan dat niet zo goed, of wel. ga mee. ga mee. met die auto. dat gaan we meenemen. xxx kapotte autos. nee, dit past niet. ja. zit ie aan je han uh hand vast. glij. ja, is een glijbaan. &~m geen gij glijbaan maken? wil jij een glijbaan maken? ja. ik dat die bus optillen. alle xxx. ach. maar dan kan de trein toch helemaal niet meer rijden. ligt allemaal troep op de rails. allemaal autos. dat kan toch niet. nee. dat ook hier. allemaal trekxx. lig. hier zo. ja. zegt ie. ja, Sam is wakker. die er op. xxx ə trap. ja. ga je een glijbaan maken? glijden. ja, glijden. gaat xxx. xxx. he, glijdt niet. he? xxx. boem. is ie oh. daar gaat ie allemaal wegduwen. ja, maar dan kan de trein er toch niet meer langs met al die spullen er op. oh, alleen hier. kijk eens. oh doet die trein nou? gaat niet op de rails. waar gaat ie naar toe? hij gaat dan naar de autos. gaat die naar de autos. nou staat toch op de xxx. nee. nee? waar gaan alle mensen naar toe, naar het werk? gaat het glijen. oe. oe gaat het kindje glijden. oh mensen. oh wat een &~v mensen vallen. och och vallen. ze zijn toch oh, daar gaat de glijbaan. oh oh. gevallen. &~ehm. weet je het nog? danseres. danseres. goed vertellen wat je ziet &~he. wat gebeurt er? hij moet water. ja goed zo. hij heeft het nodig voor de bloemen. dokter pakt de bloem eruit. goed zo hoor. het gaat hartstikke goed. de dokter geeft de bloem aan de het balletdanseres. ja! de balletdanseres die doet zijn bloem. op ze haar. de piraat gaat voetballen. hij schopt het in het water. hij moet huilen omdat ie de bal in het water heeft geschopt. &~ehm. wat gebeurt er?. hij wil een vis vangen. ja maar. hij wou de bal. hij kon eindelijk weer voetballen. dan kan ie weer met de bal spelen. de prinses die wilt een ijsje kopen. &~ehm. wat gebeurt er? dat ie aan het ijsje likt. ja goed zo. je weet het wel. de prinses geeft het ijsje aan de heks. dan gaat de heks hem opeten. en nou eet ie hem op. ja inderdaad. koopt een ijsje. de indiaan wil een appel pakken uit de boom. hij klimt op de ladder. en pakt pakt de appel. de de cowboy komt. hij wou zijn trap lenen. toen ging tie weer weg. hij zei hij hij heeft geen ladder meer. oh. oh. amai zeg. oh. oh. yyy. ohohoho. ja! oh! kom eens hier met de bal. yyy.
breng hem eens mee. yyy. ohohohoho. ja xxx. kom. xxx. mmm mmm. hm. oh. dat is nen gekke bal he. die loopt weg zeg. ja. yyy. yyy. yyy. hallo. hallo. oh. ja. ge kunt dat zo dicht klappen denk ik. zo. oh ja. toe. open. toe. yyy. open. ja. hallo. ja. yyy. kijk. yyy. is dat een boekje? ho. oh. yyy. ja. boek. ja. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. wat ga je doen? yyy. boekje lezen? ja? kijken in boekje? kijk eens hier. oh. wat staat er hier op boekje? oh oh. Helena. kijk? oh. bloesje. oh. ja. en pantoffeltjes hier zeg. mmm. yyy. ja boekje. oh oh oh oh. dank u. keer kijken in het boekje? mmm. dat is ook een leuk boekje denk ik. dat eens pakken. dat is met diertjes. oh kijk. oh. de uil. ja. dat de vleermuis. ja. en wat is dat hier? dat is iets geks he. een sprinkhaan. oh. en hier? is dat een vos? Helena? kijk hier! in de koffiepot kijken. mmm. tja. oh. dekseltje. open. toe. oh. gaan we eens iets in stoppen. kijk we gaan eens iets in stoppen. oh. oh. zit het helemaal vast misschien het lepeltje? ja! goed zo! goed zo. gaat mama een beetje koffie drinken? ja? beetje. beetje drinken. Helena ook een beetje drinken? het is leeg he. het is een fop bekertje. nog een beetje. mmm. gij nog een beetje drinken? mmm. hier zie. tasje voor Helena. en eentje voor mama. ja. ook een beetje drinken? oh. wat is dat voor iets? hm? brrrrr. yyy. xxx. hoor. dat is boekje he. oh. oh. en de gans. mooi he. waar is de gans? daar. hm. nee het is een zwaan. het is geen gans. hm. liever tekenen. ja. liever tekenen? lie liever kekenen. liever tekenen dan kleuren? ja. oke. moet ik even blaadjes halen. ja? blaadjes? blaadjes halen. ja blaadjes. xxx he jij jij moet tekening make. hier. met ə pen. moet ik kleuren? ja. nou dan kunnen we hier wel vast gaan tekenen. mijn eerste. komt mama straks met andere blaadjes. ja? ja. oh. dat is een pen. kan je daar wel mee is voor Daan. nou hij is niet van jou, maar jij mag er wel mee. kleuren. nee. oh kijk, mama komt al met xxx. anders kan het hier ook op. hm zonde. leg het daar maar op. nee. is toch oud briefpapier. xxx deze past. zo kijk. nee kan niet kan niet. wat kan niet. zo tekenen. ah joh. nou ga eens even een ga je nou toch dat doen? ah deze toch. koesiemont. je waarom moet je nou weer met die pen. he moet teke, deze. &~vountjes. die maantjes? ja, hij heeft allemaal maantjes op zijn. op zijn. pyjama. goed zo. nou nou ja. is klein. leek netjes, maar ik kan. xxx heel klein. xxx. goed zo. een sterretje. hee eigenlijk moeten sterretjes geel, toch? geel? geel. geel? ja. deze. geel? moet je een gele zoeken.
nee, &~kei is geel? nee dat is blauw. blauw? ja. zie je wel, dat is blauw. maar sterren zijn toch geel? sterren zijs geel? hm. xxx sterren zijn geel. ja, sterren zijn geel, toch? nou pak maar geel. nee, ik pak niet. deze moet daar indoen. moet daar in. moet daar. die is wat? moet daar &~teeaali xxx. moet daar. oh die dop moet er achter op? ja. ja dit moet daar dopje achter. hie kijk, daar moet daar dop achter. oh ja. als je schrijft. en als je niet schrijft dan moet ie daar. ja. nee zelf tekenen. zelf tekenen. dit vind ik wel een leuke, Daan. deze voor mama? nee, ik hoef niet te tekenen, alsjeblieft zeg. Daan gaat zelf tekenen. is dit Bert? nou nee! of kleine Bert. nee dat is eh. Grover toch? Grover. oh. wat heeft ie daar? hee met de berederoofd. met de beer op zijn hoofd. met &~sino. kijk. hee, wie is dit? Bert eendje nog een vogel! dit is Ernie. nee, Bert! dat is Bert. nee. Bert. nou zou je die niet eens heel mooi gaan kleuren. xxx deze. deze? xxx deze. ah wat zijn dat allemaal? bloemetjes. bloemetjes, en bijen ertussen. deze, daar hebben we deze. ga kleuren. nee. nee. kan je niet tegen aan deur open doet! Bert. ja. nee Ernie sorry. nee, Bert! nee: fout, Ernie! nee Be:rt. Ernie to:ch. nee. ja. Be nee. vertel eens aan Paulien, wat heb jij eh nieuw gekregen. wat heb jij samen met papa. in elkaar gezet. hee. een heel groot deze? nee, waar slaap jij nou in tegenwoordig? hoor? hee. papa steekt. oeh xxx. Daan, jij hebt nu een groot zijn stoel schuift naar achteren. een heel groo:t waar slaap jij in Daan in, hee Daan waar slaap jij in? koesen. in een bed. heel hele grote heb jij nu he? deze? toch? heb jij toch pa samen met papa in elkaar getimmerd? ja. ja Daan, heb jij een nieuw bed? ik heb mooi nieuw bed. deze. er eh wie staan er op jouw dekbed? kijk eh die ə tekened. dat heb jij getekend. ja. ja? even de die grote maan heb 0ik etekened. hm. en heb je deze ster ook getekend? ja. heb je die ook getekend? eh, ja. oh. ik heb deze raampje zo. etekend. raampje ook getekend? zo even nog raampje tekenen. moet je nog een raampje. hm. klaar. hoppiekedee en Bert. zo. oogje. ja. ander oogje. goed zo, ja. hm. zo, hier. zo. Rosa wil ook wel eens even kijken hoe goed jij kan tekenen. hee Daan. maak eens een mooie tekening voor Rosa. Daan. ja. Rosa vindt het heel mooi als jij gaat tekenen. nee? ja. ja, Rosa zeg nee Rosa kan niet tekenen. moet jij tekenen, voor Rosa. ja? ja. dat vindt ze heel leuk. op een papier, met allemaal kleuren. oh bah. pen. Daan, Rosa vindt allemaal kleuren heel leuk. kleuren. ja, op een gewoon wit papier. nee deze. grote. &~jeeeeeeeeuwn.
wat is dat? &~grondje van de koekmonster. een? koesiemonster, Bart xxx Bart! gaat ie ahmahmahm. koekiemonster? wat eet het koekiemonster? nee. Daan. Daan? wat eet het koekiemonster? hee, dit is ə hm? deze xxx. en deze xxx. he? eh eve ijsje spuwen sppp pas op pas op pas op. ahh xxx. ijsje pieuwen. ijsje. oh ja laat maar eens even aan Paulien zijn. een schietijsje. ja. moet ik ook dekking zoeken of eh zo. dee &~gaaj deez van wie heb je die gekregen? van eh Jaap. ja. kijk deze. nog een keer? nou denk ik dat ik een ijsje krijg krijg ik zo'n gummi bal naar mijn hoofd. nee ik moet nog een. oh moet ie nog verder. ja. ja. ja klik. nou moet ie zo. goh Daan wil jij een ijsje? ja. pgggiew. nee au! oh. aah au? is niet au. nee het is een heel. nee, ik wil ook ijsje? is voor mij? &~pffeee. hier moet bij jou doen zo. xxx. boven op mijn hoofd. oh. oh boof of hoofd. boven op mijn hoofd. nee. welles. nee. &~ehe. ja nog een. nou. hoe doe je dat nou Daan? nee nee. boing. boing. bijna. die &~sttt hard trekken ah. au. hoe doe je dat Daan? druk je op een knopje? ja druk op een klokje. xxx. welk knopje? zo. nu zo. drukken op ə klokje. welk knopje? deze. die, aha. he &~psss. &~ppww. en dan doe je dat balletje er weer op? dat balletje. er weer op? en dan op het knopje drukken? ja. kijk. eeh. ik heb het al op, maar hoh mis. je had het touwtje vast. nee touwtje vast. hee. heehee Daan. hoeheo &~pggg. zullen we eens even. even jouw schoolfoto aan Paulien laten zien? ja. met alle kindertjes van de klas? ja. dan kun je allemaal vertellen wie het zijn. ja? zullen we dat even doen? ja. zal mama pakken? mama gaat pakken. fotos? ja, Daan is er een fotograaf op school geweest? ja. ja? ja. ja? ja. en wat heeft ie gedaan? fotos gemaakt he Daan? boekje lezen. boekje. en wat deed jij toen? toen die fotograaf er was? ja kijk. wat deed jij toen? Daan wat deed jij toen? ging jij heel hard huilen he? heel hard huilen. ging jij huilen? dat was niet lief, he? fo:to:, &~vade fotos. kijk dit is Daan zijn klas. ooh. mij he? kijk en zie je Daan wel? deze. die zit te huilen. ja. een huilende Daan. aj. die. ik. wie is dat? wie wie zijn die kindertjes Daan? ah hutruus. ja:, wie is juf Truus? wijs maar aan aan Paulien. eh, deze. deze 0is Paulien. ach. wie is juf Truus. waar waar zit juf Truus? deze. ja daar zit jij weer bij op schoot he? bij op choot. en waar is. Tobias dan? eh. daar. ja goed zo. en eh Nicky? deze. goed zo. en. Bas. Bas. waar is Bas. nee. zie je die niet? nee zie niet Bas. Bas. moet zelf ook even kijken.
dit is Bas. ja? en Berend? Berend? dees dit is Berend? nee:. dat is een meisje. meisje? wie is Berend? Berend. deez Berend. nee dat is Dennis. Dennis? dat weet je allemaal. Bianca. Bianca. wijs Bianca aan. eh die wijs Bianca. nee dat is Laura. Laura? ah ik zie het al. die is Laura? ja dat is Laura. deze? dat is Mandy. Mandy? ja. deze. dat is Nicky, ja dat weet je wel. daar speel je altijd mee he? ijsje ach kijk deze. hoe heet die juf Daan. hoe heet die juf? juf? hoe heet die. Truus. nee dat is Truus. maar hoe heet die juf? ja weet ik zelf ook niet. daarom vraag ik het aan jou. ik weet ook niet alle kinderen. jij vond het niet leuk he? nee die niet. nee jij wou niet he? Daan moet huilen. ja jij moest huilen. dat is wel jammer van de foto. ja. en eh wie hebben we hier? eh Roosjes. Rosa uh niet met je vingers erop. niet met je vinger erop. niet met je vingers erop. ik laat ze nu even aan Paulien zien. Daan niet op oh je stoel is helemaal naar achteren. hee zo. nee, op ə knieen. ja, maar niet zo schuiven. schuiven? deze? nee niet met je vinger erop lieverd. dat is zonde. mama zal hem in een lijstje doen. wil jij die graag op je kamer hebben, met de kindjes. nee. in een lijstje aan de muur. ja? nee. hee Daan, dat is leuk. ja die eh xxx. nee deze,. een foto van Daan en Rosa. ah hij wou eigenlijk helemaal niet. maar toch vind ik hem eigenlijk wel leuk. kijk moet daar ook huilen. kijk daar moet ook al huilen. wie moet huilen? deze Daan. die Daan? ja. die. is dat een andere Daan dan die Daan? moet huilen, deze Daan. deze Daan. die. moet huilen. en die Daan dan? &~mutsie. i ik ben Micky. nee jij bent Nicky niet. Daan. ja. jij bent Daan. maar deze Daan hoeft niet te huilen. daar vond ie het nog wel leuk. deze is hee:l mooi. die is leuk he? ja. ja. rooie wangen. ja. hartstikke leuk. van wanneer zijn die? he? van wanneer zijn die? was in maart. hm. niet zo lang geleden. elf maart ofzo. kan dat? eind maart? wat zie je allemaal Daan? alle kindjes he, uit de klas. xxx deze de baas? plas. de klas. klas! hee geef nu maar weer aan mama anders wordt ie vies. dat is zonde. geef maar. mama zal hem opruimen. die legen. ja mama legt ze daar in de kast. hee Rosa. zullen we een boekje lezen Daan. ja boekje lezen. deze. dat boekje lezen? dies boekje. nou. deesssse. deze met de p die 0is vee:l leuker. we lezen “De avonturen van de Bert en Ernie”. ja. de Bert. zitten ze in een brandweerauto? brandweer. waar gaat die brandweerauto naar toe? naar &~mikira. en stuurtjes erop. stuurtje? ja, dit is het stuur.
ja? deze stuur? hm. grote bel zit er voor op. ja? Daan doe nou niet zo gevaarlijk. dat kan niet hoor. ja. je moet gewoon normaal op je stoel gaan zitten. niet hem niet zo stoel zitten? op ə knieen mag wel. ja op je knieen mag wel maar niet zo hangen en dan je benen erover gooien en gevaarlijk doen, dat mag niet. nee. dat kan niet. zo, kan je het beter zien. maar waar gaat die brandweerauto naar toe? nou is er vuur ergens? vuur? ja? moet ie een brand blussen? blussen. moet brand blussen. ja? psssss pgpgpg. ik ben de brand niet! je hoeft het niet zo aanschouwelijk te maken Daan. maar waar is het vuur dan? ehm bij het circus? ja. oh. i in circus. bij bij het circus zijn allemaal dieren he dus het moet wel eh brand moet wel geblust worden. ja he. is gevaarlijk, brand, voor al die dieren. kijk. moet zo? ja, gaan zo? nee daar staat niks op. vertel maar wat er op staat. wat zie je dan? nee je wil er op tekenen waarschijnlijk. mag niet daar op tekenen? nee. doe maar niet. zonde. deze? hier is tekenpapier. nee hier is papier. oh. heb jij die neus ingekleurd? nee eerst ze oges. neus en zijn oogjes ingekleurd? ja. xxx. nou doe jij het maar. of wil je nou een ander boek lezen. een lees boek lezen? lezen. de dit is Grobe en deze. brandweer. Grover op een wat is dat? brandweers. een?. wat zei je nou? deze. &~nureen met die Grovert. ja. Daan. ga normaal op je stoel zitten. nee ga niet op stoel zitten. nee je mag wel op je knieen maar niet zo raar klimmen. zo moet ie? zo? eraf? nee nou mag wel, maar dat hoeft niet. je mag er wel op zitten. nee &~tu er af. ja zo mag wel. kijk deze, kan wel deze met de pen. maar dat is wit. dat zie je niet als je daarmee kleurt. deze kan wel. dat zie je niet. ik zie er niks van. het kan kan met deez zo kleuren. maar zo, met deze. zoo: kan wel kleuren. ja maar ik zie helemaal niet dat je gekleurd hebt. zo moet ie. nee moet andere kleuren. deze kleure. ja bruin. bruin. die punt is heel stomp. oh hier is ook een bruin. moet je die andere maar pakken. die niet. oh. of met rood? ja die. waarom heeft ie een helm op? xxx. ooh dat is een skateboard. skateboard. ja. een plank met wieltjes eronder en daar kan je op eh skaten. skaten. skaten! skate:n. ja. maar dat gaat heel snel en daarom heeft ie een helm op. als ie dan valt, dan doet zijn hoofd niet zeer. nee? ja. &~pemendokop? ja, en kniebeschermers zijn dat. kleine kussentjes voor op je knieen. ik ga hier op kleuren. ja. hij gaat zitten. ja hier zit ie gewoon lekker op zijn trap. ja? ja. wat is dit? sabak. zandbak? afvalbak.
Grover is blauw he? is Grover blauw? nog een. hier. hand. en xxx. ja. de zo grote armen. nog grote voeten. zeg Daan wat heb jij vorige week gedaan? heb je lekker gekleid met papa? ja? en met de computer gespeeld? ja. wat heb ik allemaal gehoord? dat was leuk he? vond ie heel leuk. Daan? heb je het nog niet gezien? ik heb het eh gisteren gezien. www. xxx moet je &~ofta,. &~oftahoog? wat is dat? ochta. komt hier, met deze kleur of xxx. Daan. oh ook kleuren. Daan pak jij even die speen voor mama? voor Rosa? en wil jij ook even voor Rosa de boerderij pakken? ja. pak je die even voor Rosa? nee. wil Rosa even mee spelen. nee. doe je dat even? &~see polisie spelen. nee de boerderij wil Rosa eventjes. nee. toe even Daan, vooruit. hee, luister je? oek. boerderij. nee deze paard. nee: ze wil de boerderijhij:. xxx. die, die Daan, die wil ze. die. oh wat zie ik nu? die daar op je tafel staat. pak hem maar. die heeft Paulien ook nog niet gezien. deze? Daan pak hem even? geef hem even aan Rosa. nee deze niet. wat is dat? Daan. xxx. ja zet hier maar neer, op tafel. nee. en dan moet je ook even de speen van de grond oprapen. nee. hee doe dat even? voor mama? hee. Daan! luisteren. pak die speen even. die. pak die even voor Rosa. vooruit. hee! nee. hoor je wat ik zeg? pak die speen even. en niet op de stoel tekenen. hee. Daan! moet ik boos worden? moet ik boos worden? nee. nou pak die speen dan, schiet op. Rosa wat speen hebben? ja. ja. volgende keer een beetje sneller graag. oh xxx. ik moet zo. ik a. mag niet deze. ah joh. mag niet. kom eens, laat Rosa even zien alles. vindt Rosa heel mooi. nee. aaha niet zo flauw. wat is dit? nee deze. nee. xxx. nee, nee, ev eend, toch nee: niet doen, 0van mij! dit is de? eend. en wat is dit? eeh Daan doe nou niet zo gevaarlij:k. ja. nee. ja. nee! zet even hier neer. nee. jawel. zo. en wat is dit dan, Daan? kijk paard. ja. oh. mag niet. hee Daan wat zit er achter die deuren? wat doe je nu, Daan? Daan doe nog eens die deur open. doe nog eens die deur open? voor de koe? als je als je op dat knopje drukt dan komt de koe? ja. ah. mag niet. mag niet. die. mag niet xxx. mag Rosa even hier? nee. aah dat vind ik heel kinderachtig van jou. nee. is 0van mij, is van mij. eigenlijk is ie van Rosa he? kijk hier, koe. xxx. maar Rosa kan het nog niet en daarom mag Daan er even mee, zolang. maar we hadden hem gekregen voor Rosa. ja. heel erg leuk. mooie boerderij. zo dee zo voer voor de biggen? de biggen? nee? xxx deze mij? voor mij. mij mij mij.
dies wat is het? nee &~k, voor mij. &~edeo. wat is dit, Daan? nee voor mij voor mij. ja? ik weet wel dat het voor jou is. eh deze. deez. wat is dit Daan? eh koe. Daa:n ga nou niet de hele tijd zo gevaarlijk op die stoel staan. toe nou even. ik ben er nou flauw van. vooruit. deze. als je wat wil hebben dan ga je van je stoel af en dan loop je om. hee. anders ga je maar bij je eigen tafel met die spullen. nee. dit is niks. vooruit. gaan niet zo. zet maar op je eigen tafel. nee, kan niet eif tafel. ditte. ja is veel beter. toe niet. tee veel beter. ja zo mag het ook. zo is het ook goed. deze. doet ie nou weer? dat zelfde. ja, dat is hetzelfde. nog een, zelfde. wat zijn dat dan? kippes. is kip. kippes. xxx daar nog kip. kip? waar was de kip? xxx deje. zelfde. oh nee is het eendje. eendje. ja. dee deze. zelfde. groter. is ie nog deze, mij paardje. paardje. die is voor mij die p moet hierop. ik heb deze. nog paardje. welke is het paard dan? deze is mij. welke is het paard? deze voor mij. is dit het paard? nee die. nee, deze is big. dee deze i gaat nee nn, die: nie:t. deze is. welke is het paard. deze. deze. ja: deze mag. he. voor mij. kijk zelfde. ja hetzelfde. zelf. en nog een: kudde schaape oogk. chaap ook, maar deze nog chaap toch. je moet je vragen is er ook een schaap? ə chaap. ja, chook ə chaap heb. wil je het schaap ook hebben? nee. nee je moet nog eens schaap nee dikkes tee teke mooi chaap tekenen. chaap. xxx. deze xxx ə chaap moete tekenen. moeten we een schaap tekenen? ja! een paard. en ə koe en nee deze moet aan de boerije. deze. boerije. daar gaat Rosa er speen. xxx deze mag xxx. een schaap. deze. mag ik nog. met blauw. grote boerij. grote. een &~grote boerderij. ook ə kleintje, ə eendje, ə boerij, ə paard, ə koe. nou je geeft wel heel veel opdrachten. een boerderij met een eend en met deze tej ha eeh een trekker? hij verzint er steeds weer wat bij. xxx. ehm, kaartje. waarom heeft een boer een trekker dan? wat doet de boer met de trekker? eh deze met de boer. hm? met deez met &~stek zit mooi stuur op. zit mooi stuur op. mooi stuur he? ik weet niet hoe je een trekker tekent. tekent? a eh xxx achties mooi ehm ehm ehm even een stuk achte erop xxx even kaartje erop. hm? mooi kaarsje. kruisje? nee karretje. oh sorry. een karretje. hee Rosa gaat koesen. zeg je? doeg. doeg. dag Rosa. xxx doeg doeg. welterusten. welusse ga je lekker koesen? ja. ja. huppekee, ander onderwerp. deze. ik kan ook, een paardje.
nog een paardje? zit er nog een paard in? xxx deze moet ook nog in deze. ə kaartje. karretje. er moet nog een karretje achter. ja. karretje die kan er niet helemaal op maar dat dit is het karretje. eh deze met ə kartj. en met een mannetje erop. waarom moet er een mannetje op? hij moet sturen. het mannetje moet sturen. ja. kan de tractor zelf niet sturen? nee kan niet sturen? nee? kan die niet sturen? nee ehm pet erop. pet. nehh nah dan wil ik een andere kleur pet. een rooie pet. rode pet. ə poblisie agent. nee, die hebben een blauwe pet. blauwe pet? ja. nee polisiepet. politieagenten hebben een politiepet. eh eh polisie achter de auto. hm. hier xxx tekenen een politieauto een ziekenauto. ja? ja. ja. zijn die opgebeld door iemand? nee. is er een ongeluk gebeurd? ja. daar de ziekenauto naar toe? met de aan de vuur aankomt. hier brandweer. brandweer. oh de brand weer. oh dus hier is een vuurtje. kijk. hier is vuurtje. grote vlammen. is heel gevaarlijk. vuur. dat komt de mooie mooie brandweer. grote stuurtje erop. grote mannetje erop. en weet je, er is een mannetje, die staat hier ja? en die heeft dat gezien dat er vuur is. e:n dit is een mannetje. dit is een mannetje. en dat mannetje heeft dat vuur gezien en toen dacht ie “dan ga ik de brandweer bellen”. want die moeten dat vuur komen blussen. ja hem &~metansievuureh. ja. hij ziet het vuur moet de mannetje ga met de pet. glote pet. men het mannetje, die heeft een pet op. en die ziet het vuur ja. en die gaat dan gauw bellen kijk telefoon staat er naast. toon telefoon? ja. xxx brandweer? die belt gauw de brandweer en dan komt de brandweer hier komt een hele grote grote brandweer? brandweerauto komt daar aan. deze is ə mooie brandweer? dit is een mooie brandweer? dit is een brandweerauto. mooie hem en wat gaan die brandweermensen dan doen? die brandweermannen. nee. blussen. die gaan blussen, ja! blussen. ja. waa:nt. hier komt gauw zo'n brandweermannetje uitlopen. zie je dat? ma mannetje v deze moet stoppen. een hoofd. en een brandweerman heeft een helm he? hen? een helm. helm? helm. nee ja. kijk. hij denkt “oooh er is vuur”! hier zit een hele grote slang aan. slang. een grote slang waar water uit komt. niet zo'n dier maar een andere slang. zo. en die komt zo wat doet ie? wat doet die brandweerman? brandweerman. ja, wat doet ie. de water! ja hij spuit water op het vuur. hij gaat het vuur blussen. vuur blussen? ja. de brandweerman blust het vuur. ja? wat doet ie? b vuur blussen! ja. moet nog een. auto tekenen mooie. he vlu vluur bussen alle moet ə auto nog nog een vluur busse? nog een vuure? moet er nog een brandweerauto bij? ja nog brandweerauto. oke. grote ladder. grote nanner. ja. e:n daar staat een brandweermannetje op. brandweermannetje op. met een helmpje.
helmpje. e:n op die brandweerauto zit ook zo'n slang. met water. ja, spieuw? spieu:w spieuw. fjoeuw hij sproeit het water erover. wat doet dat mannetje? mannetje. grote. Daan, wat doet dat mannetje? hij blust het vuur. bust vluur? hij blust het vuur. ə moet er nog auto hee. wat doet ie? blussen. ja. xxx vure. hij blust het vuur. ja? dat doet ie he?. nou nu is die meneer, die meneer die de brandweer gebeld heeft, die is natuurlijk heel blij, want nu is het vuur uit. vuur bluit. het vuur is uit. want de brandweer heeft het vuur geblust. hm? ja deze wil ik voor. deze, moet nog ander bij, deze? deze nog ook. nog wel deze xxx. die ook nog? ja. deze. de roze, wat is er roze? deze is roze. dit is roze. varkens zijn altijd roze. varkens? ja. voor de varken? nou en dat varkentje dat komt aanlopen en die denkt “goh. de brandweer heeft het vuur geblust”. deze vuur geblust? ja. die vindt dat wel knap, van de brandweer. ga eendje? eendje? het zou een big moeten zijn. vind je het zo een varken? ja varken. met een krulstaartje. kijk? krulstjaatjetje. kijk varkens hebben zo'n krul in de staart. staart? ja, een krul in de staart. klul in ə staat? moet nog. biggets kijk, pfieuw. nee xxx zo nog wat ə voeten bij? xxx moet nog ə kip hebben moet je tekenen, mooie kip. mooie kip erbij. nee die niet. die niet. niet met blauw? met rood. nee. ook niet met blauw. kan niet zo goed een kip tekenen. nee, niet zo kip tekenen? xxx zo oog tekenen. hm. zeg Daan teken jij ook op school? ja. hee? ja. teken jij ook op school? ja. ja ik teken ook nog 0op school. ja he? ook op school. wat teken je? heb je nog nieuwe dingen gemaakt? xxx. een verven? wat? wou je verven? ah nee nou niet hoor. zeg Daan heb jij dit gemaakt? nee. nee 0det is een schaap. ja. wat is dit? n niet aankomen ↫n-n↫niet aankomen. oh sorry. heb jij gemaakt toch? nee niet aankomen, is van mij. nou vertel eens aan Paulien wat het allemaal is dan. ga dat eens even vertellen, wat je allemaal hebt gemaakt. nee n die niet. niet aankomen. deze heb, die. van mij. wat is het dan? die. wat is het? schaap, een xxx bovenste is sterrep ik heb die dit zijn sterren? ə ei ge deze maakt. heb jij dat ei erop geplakt? met die figuurtje erop? figuurtjes erop. figuurtjes? ja. heb je dat op school gedaan? ja op chool gedaan. hm. en deze ook, deze bloem? bloem. ik is een leuk idee. ja. au! moet jou met de vinger. doet het zeer dan? ja doet zeer. nou dan ga ik niet met mijn vinger erin, als het zeer doet. tss. allemaal ook van mij? deze. heb jij dat ook allemaal gemaakt? hee dit vogeltje geeft het kleintje eten. nee. lekker stil. nee.
val je nu niet in slaap? nee lig ə boek nee met autos spelen! oke. met de autos. haal je ze hier naar toe? neehee. neehee. xxx. hee Daan, je kan ze wel even allemaal zo op tafel parkeren. weet je wel, wat je ook altijd doet. nee soepballen pakken. voetballen. xxx voetballen. zegt ie altijd. ja dat zegt ie altijd. xxx. mag leze. deze soeba:l. een twee goed zo. dat kan ie best wel goed. boing. wel voorzichtig he Daan? nee i ga xxx. xxx is heel grappig. hee ja? xxx. bal. niet gooien. ja. nee. alleen rollen. nee die wel zo ballen. niet gooien hoor Daan, dat mag niet in huis. ja. nee dat mag niet in huis. uh wat heb ik nou gezegd? alleen rollen. nee, mag niet rollen. of met je voeten schoppen. maar niet gooien. wel met voe voet schoppen? ja. ja? ja. voetje schoppen. de bal. ja tegen de bal he, tegen de bal. xxx. zo &~pggg. buu buu buu buu bu. nee, zo niet. waar is ie dan? waar is de bal? oh hier. oh ik zie hem. waar is ə bal. nou. hee, zo chop 0naar mij. ch ch chop mij de bal. chop mij bal. schop ik hem naar jou? ja. nee! oh sorry. eh zo. zo zo xxx. nou. zo moet ie he? oke. nee xxx nee komt ie. nee nee. komt ie. pggg. nee. nee. pak hem. zo veel xxx hard. nou schop hem deze kant op, vooruit. een tee. een twee. daar! een twee. pgggg. nee xxx. een twee. toal. tof oh. boing. uh niet gooien. met je voet, gewoon schoppen. niet gooien. dat mag niet. xxx. zo. nee. hohoho. Daan. nee. gooi mij bal. boing. uh? hu? huh? xxx drie keer langs komen. xxx. ho sliding. nog andere bal. nog een andere bal. xxx. hij vindt dat mooi jonge. moet je hem buiten zien. ja. is heel groot. zo'n grote? ja zo'n grote. bal deze is zo grote bal. hee dee dat daar is ie bal. nee? nee. okee, nou zal ik hem van je pakken. neee. aaaaahhh! eh nee neehee. die is voor Peppie. oh Peppie xxx. denkt ah Peppie ligt zo lekker te slapen. een twee. oh. toe dan. nee. toe dan. nee. nee. toe dan. toe dan. nou niet doen! nou moet je mama wel tegenhouden hoor. eh nee. blijven. nee. xxx. eh eh ik ook ja? nee: v nee. nee. ja. ah. neee xxx. nee mag niet. pak hem dan. mag niet in je buik. in me buik? oh mag niet in me tikken. ja hij denkt “komt er nog een bij, dat kunnen we niet hebben”. nee. ah nee. nee! niet zo janken Daan. nee. xxx. oh xxx. nou. pssss. nou. puuus. nog neergeschoten op de koop toe ook? ja, fraai hoor. xxx. nou Daan nou ben ik moe hoor. ja. nou ben ik moe. hee. xxx boor. zullen we dit boekje gaan lezen? ja. psssss. xxx. nee dankjewel. kom maar.
ga met mama. hierop. ja ga maar met mama een boekje lezen. nou me met mama me met Paulien. ja? moet je een boekje lezen met mij? nee. oh wat dan? met Paulien ə bank. met Paulien met de bank. met Paulien en met mama? oh nou dan xxx er lekker tussen in zitten. neee mama xxx neee! Paulien komt ook! ooh de microfoon die valt. oh. xxx. xxx. nou staat ie hier op, ja? xxx. okee. je hebt twee. kom jij in het midden, Paulien daar. nee nee nee. ah Daan, niet zo vervelend doen. doe rustig aan, laat mij daar eens even zitten, hee. laat mij eens even zitten. nee. nee. schuif schuif eens even op. gezellig. nou. nee niet doen xxx. moet jij het boek vasthouden. ja. nee. ik wil die niet die boekje. nou welke dan wel? welke dan, die? deze. ja, nou oke. oke. het groot woordenboek. hee. hee &~wat &~doen &~ze. hoho. nee grofzuifje. sofzuig. ja, wat is dat? kruimeldief. kruimeldief? ja. deze. doen wij ook altijd he? en ehm. wat doet ie? een &~ra choonmaken. ja. en eh wat is dat? plas. plas? ja. nee emmer. met water. emmer. ja. mm xxx ook nog water in? hm. wat is dat? een &~furer. wat? &~furer. nee dit. een tra:p. ja, goed zo. ze zijn aan het schoonmaken he? deze? wat is dat? hm &~gaalobbyseedik. huh? hohoho. een borstel. borstel? ja. oh nee niet borstel. wel. nee. niet voor je haar. nee. een borstel om mee te schrobben. zo boenen zo, heel hard. oh heel hard? heel hard boenen. boenen? hm. bombom. wat is dit?. een kluidief. nee dit was de kruimeldief. dit is de veger en blik. vleger bik? veger en blik. dit is de veger en dat is het blik. die hebben wij ook. kleine kruimeltjes veeg je zo erop. nee di di zo v. hee niet zo sputteren. xxx. zijn ze allemaal aan het schoonmaken? ja allemaal schoonmaken. deze ook schoonmaken? en wat doet dat jongetje dan? die maakt de tafel schoon? ja. hee kijk. ke hij wil niet zo goed. wil niet zo goed. hij wil niet zo goed. ja hij kijkt een beetje moeilijk he? beetje moeilijk. ja. moet vast heel hard wrijven op de tafel. wrijven? wrijven, zo. ja? anders wordt het niet schoon, denk ik. nee? wat doet de moeder?. xxx. welke is de moeder Daan? xxx. xxx schoonmaken xxx. xxx. nee niet zo snel. xxx. oeh. dit gaat over het weer. deze kijk koud. die valt hier? ja hagel. hagel? ja. kijk sneeuwbal. ja. wat is dit? sneeuw. dit is regenboog. regenboog? hebben wij laatst ook gezien weet je nog? xxx. wat is dit, dat weet je wel. regen. ja. en, dan heb je een paraplu. dit is wollekig. deez hangt. hee waarom heb je die paraplu dan? heb papa pluiplu. heeft papa ook een paraplu? ja. waarom waarom dan? waar is voor dan? Daan. nee niet doen. niet doen. wat doe ik dan? nee niet doe:n.
wat mag ik niet doen? mag niet &~kante doen? hee boerderije! heee. jaa. favoriet onderwerp. nou wat zie je allemaal. ehm. eh deze trekker! ja. en paard! ja. en deze? wat is dat nou weer. wortes. wortel? nou: lijkt er wel op. het is een biet. kip. kip. deze? koren. koor, nog big, nog. konij:n. die gaat deze opeten en de deez hert en ə chaap en de eendjes en hondtes en poesje nou eh hond deze? nee dat is een zeis. ja? daar doe een koe. ja. en deze? nou wat is dat? aapeltjes. aardappel, ja. wat is dit? nee: ə zandbak. zandbak? ja. nee. en nog trekker. en nog trekker nog. paard. ja. ik zie nog een trekker. ja? ja ik ook. is 0er nog trekker? daar nog trekker. jaa:. de boer is vast aan het ploegen. ja? is ie nog trekker. ik zie ook een kruiwagen. kruiwagen? ja. nee ik zie niet. kruiwagen. ja hoor, ik zie hem wel. daar! nee dat is een schep. schep? nou nee, een vork. vork? waar is de kruiwagen? nee is we:g. kruiwagen. kruiwagen is weg. nee, is niet weg. waar is ie? nee. xxx. nee. nee daar ligt ie niet. deze. jaa. hee en eh weet je wat ik ook zie? een silo. silo? ja. weet je wat een silo is?. dit is silo. deze is silo? en daar gaat het koren, gaat in de silo. gaat in ə silo? en dan maken ze er. eten van. eten van? ja toch? xxx graan toch? xxx. kijk cadeautje. jja. is een. touwtje erom heen. ja? wat zou het zijn denk je. xxx. wat zit er in dat cadeautje? xxx. niks. deze! hee. nou, wie zijn dat nou weer allemaal. eeh. giraffe. ja. wat heeft ie voor voor eh xxx. kijk. xxx. nijlpaard! ja. tijger. xxx &~pggg. die heeft een hoorn op zijn neus. zie je dat? zo op zijn neus. zo pfff. wat is dat? is ə nijlpaard. deze nijlpaard. ja maar dat dan? wat is die? nee die, met die. hoorn op zijn neus. deze. oh kijk eens. kij deze moet huilen deze moet huilen. niet. moet ie huilen? nee. nee toch. wie is dat? deze moete ook huilen. nee joh. xxx. deze moet wel huilen. nee hoeft niet te huilen. deze ook huilen? wie zijn? huilen? hee Daan wie zijn dat allemaal? de kindertjes. nee zijn toch niet allemaal kindertjes? dit is toch geen kindje? wie is dat? mama. is dat mama? ja. nee vertel eens. wie is wie is dat? pa papa! is dat papa? ja papa. oh nou ja. en dit dan? deze hee. wie is dit? nee. ne ə stoomboot. ah joh. deze? ki moete ook huilen! ja die moet wel huilen ja. en wat heb jedan als je huilt. wat zijn dat dan. wat dan zo over je wangen rolt. dan heb je. tranen he? hee. xxx wat heeft ie? die heeft zich opgeschilderd. opgeschilderd? allemaal strepen op zijn gezicht. xxx.
ja wat heeft ie hier op zijn hoofd. &~klek. nee, en wat heeft ie erop geplakt? dee die jonge is opeklakt. wat heeft ie op zijn zere plek gedaan? een? &~kuidadie. een kruimeldief. een pleister toch? dat helpt. ə pleister. ja. wat doen die. wat is dit? nieten. knuffelen. nee kluffelen? knuffelen. wil jij ook even knuffelen? nee. nee? deze moet dat winkel. in een winkel. deze. oh ja, dat is ook wel mooi. ik kan zelf xxx helicopter. ja. waar gaat ie naar toe. waar gaat xxx. ə bus, ə motor deze? ja. wat is dat nou? kijk eens. zo nog een vliegtuig. hm. kijk deze wat is dat? nee maar daar hoef niet aan xxx. deez en deze? is een zeilboot. zeilboot. kijk maar dit is een zeil. een grote doek is dat, een zeil. dit is ə vliegtuig. ja. xxx auto. hm. eh helicopter. heb jij een fiets Daan? ja grote fiets. heb jij een fiets? xxx. wat voor fiets? xxx voor mij. en xxx stoomboot voor mij. deze trein voor mij:. e en. deze? voor mij deze handschoen mij: handschoen mij. hee jij bent wel een hebberig typje. hee. wat is dit, een grote wat is dit voor grote. gebouw. een toren. een flat. nee, nee deez xxx de indiaan gaat naar de. boom appelboom. hij hij staat op de steen. en wil een appel plukken. maar hij kan dr niet bij. indiaan valt van de steen. cowboy heeft een ladder. en kan hem wel plukken. en dan geeft de cowboy hem aan de indiaan. en de indiaan is blij. en eet hem lekker op. de prinses heeft één euro. en ze wil een ijsje kopen. ze heeft er een gekocht. heeft> &~eh ze deelt hem met de heks. de heks is heel blij. en hij eet ook dr een stukje van. dan gaat de prinses nog een ijsje kopen. die piraat wil voetballen. hij schiet de bal weg. maar de bal belandt in het water. de ridder heeft een vesnet visnet visnet. de ridder vist de bal uit het water. en de &~eh piraat is heel blij. leuk. einde. de ballerina heeft een gieter in de hand. ze gaat hem vullen. ze voert de plantjes. met water. de dokter plukt de bloem. ze geeft hem aan de ballerina. de ballerina stopt hem in het haar haar. en is heel blij. uh vandaag is het vijftien oktober. en het is avond. en zullen we. het boek van de poppetjes gaan lezen? &+ma &+ma &+ma mag &+t. niet. he? ja dat mag wel van Loekie. dat mag wel. nu. zullen we het doen? nee. wat wil je dan? van. kleine beer lezen. van kleine beer lezen? maar het boek van de poppetjes is toch ook leuk? nee. nee? nou. zo erg was dat niet. kom maar. Pepijn. doet het pijn? o. Pepijn. doet Pepijn dat? niet. wat een jokkebrok. doet tafel. de tafel deed het. ja. ja. ga even daar zitten joh.
he? ik wil kleine beer lezen. van kleine beer lezen? o. ja. niet van de poppetjes? nee. is toch ook een leuk boek. hm. xxx nemen we ze alle twee. mm. dit is van de poppetjes. kleine beer lezen. ja. eerst even. kleine beer. eerst van kleine beer. en nou niet met de kurketrekker meer spelen. want dat is gevaarlijk. he? pak jij het boekje maar. nee nee. zo. kijk eens. ja? eerst. kleine. beer lezen. eerst van kleine beer lezen. ja. eerst die. &+titi die. op tafel. die op de tafel? &+kɨkɨkɨ. ik ga. &+k &+k kussen. zitten. ga jij op het kussen zitten? ja. even zo zitten. met je gezicht naar het apparaat. toe. nou! toch van de kleine beer eerst? ja. ja. eerst van. kleine beer. van kleine beer is jarig? nee. nee. &+n. &+n die eerst. die eerst. wat gebeurt hier. buiten. weet je dat nog? nee. wel. dat weet je toch wel. dan gaat het regent. nee het gaat sneeuwen. het regent. regent? sneeuwt. ja. en kleine beer is binnen he. bij mama beer. mm. nou zegt kleine beer? het sneeuwt. maar ik wil buiten spelen wat zal ik aantrekken? Hein? wat doe je nou? &+tɑtɑtɑtɑtɑtɑtɑtɑ dat open. mm. dicht. dat is dicht ja. en. open. en dat. dicht. ja. daar is. open. hoe vond je die kleine baby van Joke? lief. vond je het lief? ja? ja. die komt nou bij Joke wonen. mm. kun jij later mee spelen. nou. let nou uh moet mama een boek voorlezen of wat ga je doen? uh met je schoen spelen of een boek voorlezen. &+pət met schoen. spelen. o ga je met de schoen spelen. nou. zijn jullie nog naar buiten geweest vandaag? ja. ja? &+xɑks. ja. &+klɑks. ja. en wat heb je gedaan buiten? in de tuin gespeeld of in het park? in park. in het park. wie waren d'r allemaal bij? uh Aart en. Gijs ja? bij. Gijs d'r bij. o ja. en Aart. Aart ook? o. nee. Jan &+wɑ &+wə was d'r bij. Jan d'r bij. ja ja. Jan ook. en gingen jullie allemaal lopen, of gingen jullie in de wagen zitten? nee. &+ɑl &+ɘə lopen. Gijs. was in. in de wagen. o ging Gijs in de wagen zitten. was die een beetje moe he zeker. ja. o. ja. &+wə doe ding ding niet? ja hoor. hij doet het wel. ja. &+e. die. was. ja. hoort het. hoor je hem? ja. ik hoor niks. &+k ikke wel. hoor jij wel wat? o. jij aangezet aangezet? ik heb hem aangezet ja. uit. is het boek nu al uit? ja. nou. nu gaan de poppetjes en nou aan. die die kant. die kant op. achterstevoren? wil je het boek achterstevoren lezen? nee. die kant. o. wat doet de poppemoeder daar? aansteken. een &+ka kaars aansteken he? ja. aansteken. die is. uh nu. wel slapen. ja? koe. ja. koe. wat wat deze kant. hier daar gaan ze slapen ja. he? &+jo Joke en Hein.
en de poppemoeder. ja. allemaal samen in een bed. dat is gezellig. &+mə deze is. maan. daar staat de maan. dat is het huis waar ze wonen. mm. Koke en Hein. en als het dan heel erg donker wordt buiten,. dan wordt de poppemoeder. steeds kleiner en kleiner net zo klein. als Joke en Hein. en dan gaan ze naar buiten. want dan gaan lekker. plezier maken buiten. op avontuur. he? dan sluipen ze de trap af. dan gaan ze eerst. naar de keuken. dat is een grote keuken. en dan doen ze de ijskast open,. want ze hebben honger. en ze gaan melk drinken. en taart. en taart eten. ja. en. wat doen ze daar. op dat plaatje. xxx. nou Hein. dat is de bedoeling van dat boek niet. he? dat moet je niet doen. daar is het een veel te mooi boek voor. wat gaan ze hier doen? nou. moeten we maar mee ophouden? &+mm: ik wil boek uit. wat ben je vervelend! wil je niet het boek lezen? nee. wat wil je dan doen? spelen. waar &+wɨ wil je mee spelen dan? &+m blokken. plakken? blokken. met je blokken. o. nou. pak je blokken dan maar. deze. nee! nee! niet de blokkendoos. doe die blokkenzak maar. wat is dat? &+də deze hebben. nee. dat nee hoor. uh daar krijg ik zo'n troep van. daar heb ik nou geen zin in. neem je andere brokkenzak maar. nee. nou! dan doe je maar niks. maar ik wil het niet. we krijgen tweehonderdvijftig blokken over de vloer, die ik dan allemaal weer op kan ruimen. dat doe ik niet. heb ik geen zin in. he? en niet Pepijn plagen. deze. ook niet? nee. die niet. alleen die blokkenzak. laat me die. niet? nee. die. wagen? nee. niet die wagen? &+ni die niet. nee? nee. en die &+o &+o &+o ook niet? &+de deze? ja. daar heb je genoeg aan? ja. deze is. heel &+sxø:p. heel vol. ja die is heel vol. heel zwaar is die ook. he? ja. heb ik. xxx. zo. nou. ga maar eens een mooie toren bouwen. &+mɑmɑm. mama &+o ook meehelpen. ja hoor. ik ga ook meehelpen. &+jugə. &+mabɑbɑbɑ. &+bɑbɑbɑ. &+bɑbɑbɑbɑbɑ. wel. olifant. maken. een olifant maken? ja. van blokken? hoe doe je dat? laat maar eens kijken hoe je dat doet. dat weet ik niet. &+hø zo hoort de. eend. o? van mijn eend. ja?. datte eend? ja. eend. &+fli &+fli. heeft vleugels. vleugels. ja. ja. hier hier. nog een. ja inderdaad. dat lijkt wel op een eend ja. wat knap van jou! &+dɨ &+sə. &+səs. &+səsə zal ikke. &+hehe. &+he &+he hele grote. &+plɑ &+plɑ &+pə &+plɑ plant. maken? ja. doe dat maar eens. nee. &+də &+k &+ki gaat. nog. dat maken. ga jij dat maken? o! dit moet. &+hi &+hi &+hi. hier hebben. ook. daar. xxx. even. onder. yyy. &+nzœs &+sœs &+sœsekə &+o nog een. eend. &+hə &+ma. &+m. maken? ja. ga nog maar een eend maken. met. vleugels. met vleugels. ja. ja.
weet je &+wɛ wat je nou &+də je kan dit ook als vleugels doen. dit. xxx. en dan heeft ie ook een staart. mm. en dan wordt die zo de staart. en dan doe je die de vleugels. dat is ook net echt. zie je wel? dat gaat ook heel goed. &+dɑt. dat zijn &+f &+flɛx &+hos. &+flɛ &+fl &+flɛ &+flə. &+flə &+flə &+flə &+flə. vleugels. en staart nog. uhhuh. en. hier gaat. eend maken. dat is. ook staart. ook eend. ja. &+wə &+wa &+wa waar is nog een? hier. hier. &+el &+di. &+d &+dɨ. dit. ook. xxx. kan ook wel. ja dat gaat ook wel. alle eendjes. xxx. xxx. yyy. yyy. lekker drinken? yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. weent ze? yyy. laat ze eens drinken. laat ze eens drinken he. gij moet niet drinken. poppemie. laat de. laat ze eens. vindt ze zo lekker. yyy. dank u poppemie. ah nu is ze blij. ah nu is ze blij. ja. yyy. ja. yyy. he. zo. eens laten drinken. dat vindt ze lekker. yyy. en laat ze nu eens een doen he. hier. hier. laat eens een lekker slapen. dodo. oh. kun jij dat ook? yyy. ja. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. wat is de meneer aan het doen? laat hem gerust kom. maar met mama een beetje zitten he. maar bij mama een beetje zitten. yyy. ja. yyy. oh. yyy. yyy. yyy. yyy. die mag ook eens proeven die meneer. ja. dat vindt lekker. laat hem maar eens proeven. yyy. yyy. yyy. yyy. yyy. xxx. mooi trekken. naar ginder lopen. anders gaat 0het niet gaan. yyy. yyy. dat mag dat mag niet. yyy. yyy. pas op. yyy. yyy. yyy. ja. beetje. beetje fatsoenlijk he. yyy. broem. yyy. yyy. oh. moet ook proeven? yyy. en het kindje. geef het ook eens een beetje. schaapjes wel mooi he. ja. yyy. yyy. yyy. www. yyy. vindt. boem. boem. valt. willen we ze? draai het eens om. draai het eens om. dan. geef het eens aan mama. mama zal eens helpen. he. moet het er terug in? moet het eruit. mama zal eens helpen. ziet eens. yyy. hela. wat zit daar nu nog allemaal in? yyy. open doen he. yyy. eens om. yyy gaan staan he. zo zetten. wat nu doen? gaan we? pas op want ge gaat vallen. he. yyy. yyy. vandaag is het zevenentwintig oktober negentientachtig. en Kim en ik gaan een prentenboekje lezen hè? ja. ja. van wie is dat prentenboekje? waar gaat het prentenboekje over? over Hummeltje. over? over Hummeltje. 0dan moet jij even met je handje uit je mond praten, Kim. over over wie? over. Hummeltje. over Hummeltje. ja? ja. ha! Sam. ə schaap hè? oh: ja. en als Sam thuis is, dan is Tula een schaap. is het niet? ja. ga jij mij het verhaaltje vertellen? dit is dit boekje. dit is. een. jongetje en ə meisje. jongetje en een meisje.
en wat waren dat waren die lief? ja? waren ze ook wel eens stout? ja? vertel d'r eens iets van? stouterd. oh. xxx. nou, kijk eens. wat doen ze hier? dat is blonde haren. dat is blonde haren. dat is donkere haren. jij hebt blonde haren. xxx. donkere haren. ja. en dat jongetje? of is dat een meisje? meisje. ja hè? en wat voor haren heeft die? blonde. blonde haren, ja. net als Kim. ja. en die 0heeft donkere haren. wie heeft ook donkere haren? witte. wie heeft nog meer donkere haren? Tula. heeft Tula donkere haren? ja. ja? zulke donkere haren? zulke don^kere. haren. kijk eens. van wie is dat zijn popjes hè? dat waren dus popjes,. deze twee. en van wie zijn die popjes? van meisje. ja. hoe heet &+kij hoe heet dat meisje? drie+jaar. hoe? drie+jaar. drie-ur? ja. wa welke naam is dat, drie-ur? vijf. oh:, nee. niet de leeftijd, de naam. hoe heet jij? vier. heet jij vier? ja. nee, jij heet Kim. Kim. ja. en jij bent twee jaar. ja. en dat meisje. hoe heet dat meisje? blonde haren. ja, ze heeft blonde haren. maar hoe heet ze? geel. heet ze geel? 0ze heeft schoenen uit^gedaan. ja, 0ze heeft schoenen uitgedaan. want hier had ze d'r schoenen nog aan. maar hoe zullen we dat meisje noemen? huh? hoe zullen we dat meisje noemen? vijf. nee, dat is de leeftijd. maar de naam? huh? jij heet Kim. hoe heet dat meisje? Rosaniek? huh? zullen we haar Rosaniek noemen? ja. ja? Rosaniek. ja. en hier. kijk, hier is Rosaniek kom eens hier. bij Tula. want je leunt zo tegen Tula aan. kom eens zitten. kijk eens. wat doet Rosaniek hier met de poppen? gevallen. ja, 0daar zijn ze gevallen. aan één &+ha poot en aan één hand houdt ze ze beet. die gaat niet zo ruw met ze om als jij met ze omgaat, met de poppen zo. of ben jij lief voor de poppen? ja. ja? kijk eens. en wat doet Rosanieke hier? eten. tsja. wat zou ze eten? bloemkool. bloemkool. en wat nog meer? aare^pels. mmm. vind jij dat lekker? vind jij echt bloemkool lekker? kijk Tula eens aan. vind jij bloemkool lekker? ja. zal ik ook bloemkool gaan halen? ja. morgen zullen wij bloemkool eten. hm? kijk. ə. poppetje. &+ps. kan niet eten hè? nee, denk je dat poppetje niet kan eten? maar ze heeft wel een slab voor. ja, hè. ja, maar dan kan ze toch wel eten, als ze een slab voor heeft? denk je ook niet? nee? &+k &+kI Kim hoe^f ook ə Marion Hummeltjes Kim. Hummeltje. ook. geen slab om. hoef je bij Hummeltje ook geen slab om? ə bij. Kitty ook geen slab om. nee. soms wel eens hè? nee hè? &+nə. poppetjes. wel slab om hè? ja, waarom zouden de poppetjes een slab om moeten? zo. ja, maar waarom? zo. omdat ze knoeien hè? ja hè? ja. kijk.
en wat zitten de pannen wie zitten de poppetjes nu te kijken? uit. ja, om uit te kleden. oh! en hier gaan ze mmm lekker slapen. tsja. heel zachtjes hè? ssst. ja. nou, en waar zijn we nu? xxx. hè? weg. weg? ja. ja? ja. en. is het dag of nacht? xxx. wat is het? xxx. is het dag of nacht? dag. nacht hè? &+nə waarom is het nacht? xxx. waarom is het nacht, Kim? zo slapen. om te slapen is het nacht hè? ja. oh! nou, wat gaan ze nou doen? stappen. ja, ze gaan stappen. en waar stappen ze heen? naar ə. trein. naar de trein? ja. ja. en waar gaan ze met de trein naartoe? rijden. gaan ze rijden. en waarnaartoe rijden ze? zo. kijk nou waar ze naartoe rijden. huh? waar rijden ze naartoe? kijk eens. wat doen ze daar? eten. ja, uit de ijskast hè? en dan gaan ze op de rug klimmen. kijk. poppetje gaat bij jou op de rug klimmen. en dan kan die zo. bij de ijskast. bij de plank waar hele lekkere dingetjes staan. nou, als ze dan gegeten hebben, wat gaan ze dan doen? kijk eens. rijden. ja, rijden. naar ə paarden. naar de paarden. en het is midden in de nacht. het maantje staat hoog aan de hemel. waar zouden ze naartoe gaan? kijk eens waar ze naar toe gaan. naar het gras. ja, en dat gras is heel hoog geworden. ja. of zijn zij zo klein geworden? ja. zij zijn heel klein geworden hè? kijk eens zo klein als ze zijn. zo: hoog is het gras en zo: klein zijn zij. jij. jij bent groter dan het gras hè Kim? dus zij moeten heel klein zijn. ja. en nog steeds is het nacht. de maan staat hoog aan de hemel. ja. kijk nou eens wat de kindjes doen. 0wat doen ze nou? ja, wat zouden ze aan het doen zijn? springen. ja. springen over elkaars rug. ja hè? dan gaat dit meisje gaat gebogen staan, en springt zo de dat is de jongetjespop hè? ja. en kijk eens. wie spring daar? huh? wie is daar aan het springen? konijn. ja. konijntje kan ook goed springen. of zou het een haasje zijn? haasje. en haasje-over springen. haasje^over. ja. springen. ze springen haasje-over. en die en uil. ja, die schrikt wakker hè? de kindjes maken zoveel lawaai ja. ja, die gaat heel hard te keer. nou, en dan vallen de kindjes waarin? ə water. ja, en dan gaan ze zwemmen hè? 0dan gaan ze heel goed zwemmen. en wie komen ze allemaal tegen? meneren. allemaal meneren? ja. meneren. &+z zijn dit allemaal meneren? kijk eens? ja. zijn dit meneren? dit? nee. dit wat zijn dat dan? dit is meneren. zijn dat meneren? ja. dat is toch. de kindjes? dat zijn toch de kindjes? xxx. dit is. meneer. nee, dat is een kindje. ja? het lijkt wel een beetje op een meneer met een snor hè? ja.
nou, wat gaan ze daar doen? hok. wat doen ze daar? oef! eten. eten? ja. zijn ze daar aan het eten? en wat eten ze dan? bloemkool. alweer bloemkool. xxx. goh, wat eten de kindjes toch veel bloemkool! zouden ze dat dan nog wel lekker vinden? als ze iedere dag bloemkool eten? ja. ja? die is groot hè? ja, dat is een grote. dat is de grote pop. pop met de donkere haren. ja. en wie is dat? wa is dat voor een vogel? een:. ooi^vaar. ja, en kijk eens wat waar de kindjes nu zijn. huh? wat doen ze hier? &+sp. wat? ja. wat is dat? daar. staan. staan. en ze hebben een vuurtje gestookt. en 0dan gaat he::leboel rook de lucht in. ja. heleboel. weet je nog dat jij vorige week met lucifers aan het spelen was? huh? toen deed jij au aan je vingertjes hè? tsja. dat is Kim. aan de zo. xxx. moet ie dicht? moet ie dicht? ja. kijk nou eens waar ze zijn. waar zijn de kindjes nou? in de trein. zijn ze in de trein? ja hè? ja, bij de haasje. bij de haasjes. bij &+a ja. kijk eens wat ze hier doen. wat zijn ze hier al al in slaap gevallen hè? ja. wat is dat? nou dat is een gek beest. wat voor beest is dat nou? ə koe:. ja, de kont van een koe. klont van ə koe. tsja. wat een grote kont hè? ja. nou. 0dat kan toch niet? nee, zo gek groot. ja. zo &+w &+er even zo. gaan. kijk eens waar de kindjes 0nou zijn de kindjes hier in de boom geklommen. net als jij van de zomer met Sam. ik ga ik. grote koe. gaan we hee! blijf jij eens in je bed. deken moet nee nee nee! in bed blijven. deken moet. even zo. gedaan. nee, kom maar. in bed. kom in bed. hee! poeh! bijna vallen hè? nee, kom even in bed. nee, je gaat er niet meer uit, Kim. uit. nee, je gaat niet meer uit bed. nee. nou! nog even het verhaaltje uitlezen? ja. ja? nou, dan moet je bij Tula blijven. nou:, kijk nou eens. niet zoveel rust meer hè? kleine poesjka. lees je het verhaaltje niet meer uit? wel. nou, ga het maar vertellen nog aan Tula. 0dat is een hond. ja, daar is de hond weer. die was ook aan het begin van het verhaaltje. en waar lopen ze naar toe? naar ə trein. naar de trein. alweer naar de trein. ze blijven naar de trein gaan. ja. nou, en kijk eens. waar zijn ze hier nou? huh? waar zijn ze hier aangekomen? huh? naar huis. ja. gaan. nou horen. hè? wat? gaan nou horen. gaan we het nu horen? moeten we hem dan maar indrukken? ja. indru^kken. wil je graag horen wat er op staat? ja. wat zou d'r allemaal opstaan? Trudy en. Kim. ja, en wat doen Trudy en Kim?. kijken. kijken.
en waar kijken ze naar? naar ə hond. naar de hond. vind je dat leuk om naar de hond te kijken? ja. oh, wat ben je toch onrustig Kim. je &+s ligt mij helemaal weg te drukken. hee, Kim. zullen we hem dan maar indrukken? ja. één, twee. &~eh er loopt een indiaan. en die wijst naar de appels die in een boom hangen. ok &~eh bij de boom lag een steen. daar ging ie opstaan zodat ie een appel kon pakken. maar hij viel van de steen af. daar maar er kwam een cowboy aan. en die had een ladder. en die pakte de appel. en. xxx nog een keer bladzijde? ho. en die gaf hem aan de indiaan. toen was de indiaan heel blij met zijn lekkere appel. de prinses staat bij een ijscokraam. &~hm. en ze gaat een ijsje kopen voor één euro. ja. ze kocht een ijsje met drie bolletjes. en daar loopt ze lekker mee weg. ze vindt het een lekker ijsje. ze wil hem aan de heks geven. even de heks laten proeven. de heks nam het ijsje aan. en de heks had ook een smile op de mond. de heks die likt aan het ijsje. en toen ging het prinsesje weer een ijsje halen. weer voor een euro. ja heel goed. de piraat met de houten been die gaat voetballen. hij schopt de bal hoog de lucht in. of laag. ik weet niet hoe hoog of laag. hij schopt de bal de lucht in. maar de bal belandt in een plas water. &~ehm de ridder die die was net komen kijken. en die had een heel groot schepnet. en daarmee schepte hij de bal uit het water. en toen was de piraat weer blij. want hij had zijn bal terug. ja. de ballerina die heeft een gieter in dr hand. en die gaat haar tuintje verzorgen. ok. kijk. maar eerst moet ze de gieter vullen bij een kraantje. dan giet ze het water over de bloemen. en de verpleegster komt aanlopen. de verpleegster plukt een bloemetje. en geeft het aan de ballerina. die ballerina ja. &~hm. en de ballerina stopt hem in haar haar. ballerina loopt met de gieter door de tuin. ze vult de gieter met water. ze geeft de bloemetjes wat water. daar komt de dokter aan. &~hm. hallo ballerina. wat heb jij een mooie bloemetjes. mag ik er eentje plukken? vraagt de dokter aan ballerina natuurlijk dank je voor de bloem. zegt de dokter tegen ballerina je mag hem toch zelf houden dank je. zegt ballerina zelf aan de dokter heel goed. de piraat die loopt met de voetbal op straat. hij ziet een meer. hij schopt de voetbal in het meer met zijn houten poot. de piraat is verdrietig. daar komt de ridder aan. laat mij dit maar oplossen. zegt de ridder ik heb een visnet. dan haal ik de bal wel uit het water. de ridder haalt de bal uit het water.
de piraat kijkt hoe hij dat doet. de piraat zegt jippie. mijn bal is weer terug. wat een leuk verhaaltje zeg. prinsesje gaat naar de ijscoman. ze vraagt om twee kie euro een ijsje. ze krijgt een ijsje met wit ijs met chocolade ijs met vanille ijs en met het kabouter en met het smurfenijs dr op. prinsesje likt het. daar komt een heks aan. hallo heks. zegt zegt prinsesje wil je ook een likje van dit ijs jawel. zegt de heks met een lieve stem de heks neemt een likje. maar prinses wil je even terug naar die andere bladzijde? was je nog niet klaar? nee nog niet met die. &~oh ok dan gaan we even. prinsesje zegt hou jij hem maar. dank je. zegt de heks nu ben ik wel klaar. ze gaat weer naar de ijscobar. en nu koopt ze voor één euro weer een ijsje. ok heel goed. indiaan gaat naar de appelboom. in de appel hangt een verse groene groene lekkere appel in de boom hangt een lekker verse groenige appel. naast de boom staat de steen. hij wil graag die mooie groene appel plukken. maar hij kan er niet bij ook al staat ie op de steen. daar valt de indiaan op de grond. daar komt cowboy aan. hier heb je een ladder om die appel te plukken. zegt cowboy ik doe jij het maar. zegt indiaan hij cowboy klimt in de boom. en pakt de appel. hier heb je je appel weer. zegt cowboy &~hmm lekker een lekkere verse appel einde. ok nou dat was hem. xxx mama? yyy. yyy. yyy. xxx. yyy. ginder kijken? kijk eens hier. dat is plezanter. xxx. vogel. xxx. yyy. xxx. een vleermuis. vleermuis! verder kijken? oh wat is dat? een libel. wat is dat? een sprinkhaan. oh wat is dat? dat is geen paardje! dat is geen paardje. dat is de vos! wat is dat? wat is dat? wat is dat? kikker? een kikker? dat hebben wij ook! een kikker! wat is dat? nee geen paardjes! geen paardjes. wat is dat? een hertje. wat is dat? een zwaantje. ja. dat is geen paardje! xxx. xxx een kusje xxx? xxx eens een kusje? geef eens een kusje. wow! yyy. yyy. yyy. allee. yyy. xxx nog eens? gij den auto? waar is den auto? pakt hem eens. pakt xxx eens. yyy. pakt den auto zene. pakt eens den auto. ah kusjes geven. kusjes he. pakt eens den auto. pakt eens den auto. Anskar pakt eens den auto. wat is dat? bordjes. bordjes. xxx. yyy. kijk eens naar den auto. doet den auto? doet den auto? doet den auto? deugniet. xxx. xxx. dromerke. hela. pakt eens den auto. pakt hem eens. pakt eens den auto. pakt eens den auto. luistert eens. yyy. nen bal. yyy. pakt eens den auto. waar is den auto? waar is den auto? waar is den auto? waar is den auto? waar is den auto? zoek het eens uwen auto. zoekt eens den auto.
waar is hem? waar is den auto? waar is den yyy. yyy. andersom. yyy. xxx? xxx. vliegtuig? vliegtuig? vliegtuig. yyy. yyy. xxx aan het raam. xxx aan het raam? nee. nee. nee. nee. nee. nee. kikker. bloem. zo. handje. beer. dansen. wenen. ja. pakken. varken. konijn. xxx. lepel. een. bal. slapen. bed. kleuren. een. bal. een. bal. gans. ja. ja. ja. hier. kikker. vogels. een. beer. beer. zusje. wenen. wenen. bedje. kaka. gedaan. pipi. potje. kijk. nee. nee. nee. engelje. ja. ja. een. engeltje. koe. koe. ja. geitje. ja. ja. geitje. paardje. eendje. poesje. bumba. ja. bumba. ja. hier. bumba. daar. bumba. xxx. balletje. balletje. clown. een. kippetje. balletje. ja. eitje. een. kuiken. olifant. balletje. neus. banaan. kijk. eens. bumba. tutje. fluit. ja. xxx. bal. xxx. ja. daag. bumba. bumba. daag. bumba. xxx. xxx. ja. ook. ja. aardbei. aardbei. xxx. bordje. bordje. bordje. potje. ja. aardbei. ja. ja. dank. u. wel. dank. u. wel. koe. koe. ik banaan. ja. ja. ja. ja. ja. nee. nee. nee. banaan. peer. ja. peer. appelsien. laat. je. zien. op. eet. die. op. appel. appel. pitje. pitje. nee. mama. mama. nee. nee. nee. ja. hier. hier. hier. dank. dank. u. wel. weg. carmen. xxx. xxx. weg. weg. weg. weg. school. xxx. cake. ja. nee. koe. xxx. geit. koe. uil. kip. nog. beetje. cakeje. xxx. ja. xxx. xxx. water. weg. water. ja. water. xxx. een. tafel. tafel. puzzel. maken. puzzel. maken. maken. puzzel. maken. ja. die. die. ja. lepel. varken. varken. ja. paard. kijk. eens. koe. hier. zo. hier. paard. hier. ganzen. een. koe. weg. geitje. geitje. hier. hier. zo. zo. xxx. draaien. xxx. zo. xxx. kijk. eens. kijk. eens. xxx. xxx. schapen. voila. voila. voila. vogeltjes. nee. zo. puzzel. maken. ja. die die. die. die. voila. ja. zo. hier. hier. hier. hier. hier. zo. kip. hier. hier. hier. zo. zo. zo. nee. huisje. ja. zo. auto. xxx. ja. hier. zo. hier. de. koe. ja. zo. en. hier. hier. hier. xxx. zo. een. ander. puzzel. maken. hier. kruiwagen. ja. een. andere. puzzel. maken. xxx. xxx. xxx. xxx. in. kikker. in. kikker. ja. nee. nee. ja. zo. zo. zo. zo. zo. hier. poesje. hier. hier. daar. xxx. nee. ja. ja. xxx. xxx. xxx. nee. nee. ja. voila. haan. xxx. xxx. appel. appel. appel. zo. voila. nee. nee. xxx. sandy. ja. ja. pakken. voila. ja. ja. xxx. ja. ja. kijk. dansen. ja. nee. nee. nee. kijk. eens. kijk. eens. papa. ja. zo. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. xxx. xxx. nee. papa. papa. papa. nee. kijk. kijk. eens. xxx. papa. zitten. paardje. stoute. mensen. vogeltje. xxx. ik. kijken. paardje. nee. een. boekje. lezen. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kijk. kijk. ja. hier. papa. xxx. ja. muisje. kijk. pipi. kaka. gedaan. nee. en wat is dat? een boom. een hert. en een zwijn. en mama denkt dat dat een miereneter was. er staat zelfs een vleermuis in. dat heeft mama al eens op haar slaapkamer gehad. en dat wat is dat? een bekertje. ja. wat is dat? potje.
ja wie zit er daar zo geruisloos in den hoek? een standbeeld. ligt er nog een boekje? yyy. wat is dat? een broek. een muts. en handschoenen. ja dat ook he handschoenen. wat is dat? schoentjes. jij hebt ook schoentjes aan. dank u zoetje. geeft dat ne keer terug. ja. dank u. yyy. niet boos zijn. kijk kijk naar dat boekje van mama xxx. oh. zijde gij nog een beetje moe. kijk eens wat dat ge met die potjes kunt doen. ge kunt die in elkaar steken ja. ja. en wat is dat? ziet eens. en hier heb ik er nog ééntje. yyy. ja. yyy. en er zijn ook dekseltjes bij he. kijk eens da dekseltje dat kan daarop. yyy. moet mama het opendoen? voila. yyy. ja. yyy. yyy. jaja. en wat is dat? lakentje. zo. Emerante? yyy. hello. dat plezant he. boe. yyy. en waar is mama nu naartoe? yyy. xxx yyy. dat is leuk! wat is dat dan? wat leuk! even wachten. even wachten. ja. dat is leuk. 0dat mag ik hebben hè? nou, niet. je mag het niet hebben maar we gaan er samen naar kijken. kijk. kom eens hier! kom maar even zitten! moet je eens kijken! nee. kom maar even aan mijn kant zitten! zo. hier. ja. kijk eens! zo. vier plaatjes zie ik. zie je dat? ja. ga jij mama eens vertellen. ga jij mama eens voorlezen van de plaatjes. wat gebeurt er?. gewoon praten. poes in de boom. een poes in de boom? ja. onze poes? nee. is dat is zijn poesje. oh. is dat zijn poesje. maar ik zie twee jongens. welke, welke jongen heeft dan dat poesje? kijk! hij vliegt uit de boom! ja. maar ik was nog even wat aan het vragen over dit plaatje. van welke jongen is het poesje dan? deze. ja. hoe weet je dat? 0dat weet ik niet. weet je niet hè? nee. hoe komt die poes dan in de boom? 0hij lijkt wel op Dikkie Dik hè? 0hij lijkt wel op Dikkie Dik. ja. ja. wat zie je onder de boom? water. ja:! ja. en wat gebeurt hier? ook water. oh. 0dat is ook water. en wat gebeurt er nog meer? poes uit de boom gevallen. gevallen hè? ja. hoe komt dat nou? ik mag wel duim in de mond stoppen. nee. dan kan ik je niet verstaan. en ook water is daar. en hier? wat gebeurt hier? nou vertel jij maar aan mama. kijk je hebt ook water. ja. ook water. maar je zegt steeds “ook water”. maar de poes, zei je, die valt uit de boom. ja. en wat doen de jongens? lachen. nee toch. jawel. nee. vind jij dat lachen? ja. dit is een maar als de poes nou uit de boom valt, wat doe jij dan? ga jij dan lachen? nee. nee! dan wat gebeurt er dan, dan? 0dan gaat de poes in het water gevallen hè? ja. ik bedoel wat er met de jongens gebeurt. nee. die schrikken.
0die slaat een hand voor zijn mond. oh! de poes valt in het water. en dan vangen ze de poes. vangen ze hem? ja? en dan de knippen de krabben ze kapot. nee. je ziet toch helemaal geen krab op het plaatje. die is in het water. je bent over dit plaatje aan het vertellen. nee. over dit plaatje. die hadden we toch al af. nee. die moeten nog meer over vertellen. wat dan, wat wil je er nog meer over vertellen? wat heb je vergeten? de krabben krab, als ze in het water &~ge &~ge &~ge gevallen is, dan knippen ze de poes kapot, de. de krab? krab. gaat de krab de poes kapot knippen? ja. nee. jawel. nee. hier op de tekening in dit water is geen krab, want je kan hem niet zien. kijk, hier schrikt de poes en de kinderen schrikken ook. en dan hier, wat dan? wat doen de jongens? ja. wat doen ze? schrikken. ja. dat was hier. nou, die zijn klaar. en die, wat doen ze? en, vangen. ja. vangen. ja. poes vangen. ja. de poes vangen. maar waar is de poes nou? in het water, plons! oh! plons in het water! ja! is wel hier, in welnee. ik zie helemaal geen krab. jij met je krab. en daar heeft ie een poes gevangen. hij heeft hem gevangen. en wat kan je nog meer vertellen daarover. is ie blij? ja. hij is blij. kan je dat zien? ja. hoe kan je dat zien? zo. ja. zullen we nou de volgende doen? kijk! moet je eens kijken wat hier gebeurt. hondje hondje uitlaten. wie laat de hond uit? deze. wie is deze? deze. deze laat de hondje hardlopen. is ie gevallen. hier. wat gebeurt hier? helemaal vies vies. schoon in het bad. ja. hij vindt het leuk. vies, is vies vies. water. nou, vertel jij zo weinig over de plaatjes? ja. wassen zijn dat. wat is nou het hele verhaal? vertel het nog eens een keer aan mama. mama snapt het niet. vertel jij mij het verhaal nou eens. daar beginnen. we hebben al. ja. maar vertel jij mij het nog een keer. vertel jij mij een heleboel erover. wat je allemaal op de plaatjes ziet, okee? hondjes, hondje, hi hi. schaap, poes, mevrouw. ja. wat doet de mevrouw? voeren. melk uit doen. melk uit doen? uit melken. gaat ze dat schaapje melken? ja. 0dat gaat ze doen. wat gebeurt daar? 0daar gaat ie drinken. 0daar gaat ie drinken. ja. nou andere. is op. oh. wat doet ie? in de emmer stoppen. nou andere. oh! dat is leuk. is dat leuk? ja. wat gebeurt er dan? poes in de melk. poes in de melk? ja. hoe komt dat? het schaapje kan niet meer drinken. nee. wat doet het schaapje nou? lachen. nee. jawel. wat voor geluid maakt het schaapje dan? 0dan gaat ie iemand roepen. ja. ja? wie gaat ie roepen? de mevrouw. de mevrouw. je hebt gelijk! wie is dat? mevrouw. is mevrouw.
ja. wat doet ze? poes uit het water. poes uit het water. en toen? 0die vangen ze! ja. maar je zei eerst dat er melk in die emmer zat. ja. en later zeg je dat er water in zit. wat denk je nou dat erin zit in die emmer? melk! ja. toch wel? ja. als je nou alle verhaaltjes ziet hè kom eens even hier zitten. 0dan gaan we even ruimte maken. ja. die. deze. en die. welke vind jij dan het leukste? die. ja? en waarom? 0dat weet ik niet. weet je niet? ik vind deze ook leuk. die vind je ook leuk. deze ook. deze vind ik niet leuk, deze wel. ja. en die. waar gaat dit verhaaltje dan over? poes in het water. ja. en waar gaat dit verhaaltje dan over? melk van geitjes van geitjes. melk van geitjes. wil je de kaartjes nog even laten liggen, of zullen we ze nu opruimen? nou laten liggen. ja. 0dat vind je wel leuk om naar te kijken? ja. ja. één, deze, vind ik leuk om te lezen. nou, lees maar. lees maar voor aan mama. dit is een poes gevangen. ja. wat zijn dit?. hè? je kan ook met je eigen kaartjes gaan spelen, met Memory. is dat ook een goed idee? nee. dat moet hier op deze kantjes blijven liggen. oh. ja. hij moet op die plaats blijven liggen. dat is waar. waarom waarom moet ie daar blijven liggen eigenlijk? bij deze grote kaartjes. ja. 0dat moet op een plekje. 0dat moet op een plekje. ja. ja. bij deze grote kaartjes. ja. nou, dan gaan we maar de mijn doos pakken. deze deze kaartjes laten liggen. ja? Memorydoos. 0er zit nog ergens een stukje los hè? nou, die komen we vanzelf dan wel weer tegen. alsjeblieft! dan kan die op deze rijtje. ho! zo! zo. 0dan moet jij me helpen. jij moet me helpen! ja. ja. ja. wat moet ik doen? je moet mij meehelpen. zeg maar wat ik moet doen. jij moet me heel meehelpen. ja. dat begrijp ik. maar hoe moet ik je dan helpen? wat moet ik dan? 0dan moet je kaartjes op de rij doen. alle kaartjes op een rij leggen. ja? wil je dat? deze kaartjes hier. ja. ja. en welke mag ik neerleggen? deze. waar moet die? hier. ja. en deze nog een keertje hier. daar. en wat wat voor spelletje speel jij altijd met Memory? wat ga jij dan altijd doen met die kaartjes? een rijtje maken. een rijtje? nee. op, van deze kaartjes. ja. maar dit is een echt verhaaltje. dit ook. maar van de Memorykaartjes is niet echt een verhaaltje. 0dat mag jij hier. leggen. vertel nou eens wat je altijd met de Memorykaartjes doet. en hier. als je die hebt, wat zoek je dan? een bal. ja. 0dan zoek je nog een bal. weet je wel? eerst een bloem. hier liggen. ja. moet ik die daar neerleggen? zo. ja. en nu die andere kaartjes. paddestoel.
en hier eerst die hier leggen. zijn d'r al twee gelijke kaartjes? nou moet 0er heel veel. ik heb heel veel! ja. ik zie twee gelijken. ja. wat is dat voor een kaartje? 0dat weet ik niet. Memory. nee. ik bedoel wat staat erop? regen. regen? ja. alleen maar regen of staat er nog meer op? mannetjes en paraplu, zwarte paraplu. waar is jouw paraplu? dat weet ik niet. opgeborgen. ja. ja. ga maar verder met de kaartjes. zo hier. jij mag hier deze hier neerleggen. goed, 0dat zal ik doen. wat staat daarop dan? sokken. ja. gele sokken met rood. oh. ik zie nog twee gelijke. ik zie nog twee gelijke kaartjes. van sokken? nee. niet van de sokken. waarvan? zie jij ze ook? nee. nee? jawel. van muts. ja. een muts hè? twee keer een muts. nee. ja. zullen we die apart leggen dan? nee. eerst deze. die moet hier hier. deze moet hier. even opzij hè? waar kan de kaartjes nog meer bij hè? 0het zijn wel heel veel kaartjes hè? ja. kijk eens! ja! wat zijn dat? sokken, paar gelijke. moet je dan de mutsen ook niet bij elkaar leggen en de kindertjes met de paraplu? vind je dat niet leuker om ze dan bij elkaar te leggen? nee. 0dat vind ik niet leuk. 0dat moet zo. oh. moet nog meer veel kaartjes. ja. 0die kan er niet zo bij hè? nee. maar dan ga je aan deze kant d'rnaast leggen. dat kan nog wel. 0die kan best d'r nog naast hè? nee. dat moet hier blijven. kijk! je kan het uitbreiden, het rijtje. zo. zo kan je het veel breder maken. help maar mee! zie je. 0het wordt mooi hè? nou jij verder. nou hebben we een hele brede straat met kaartjes gemaakt. kom maar weer verder leggen! hé! dit niet waar. dit is een plakkertje op. even opschuiven opschuiven. ja. dan hebben we heleboel. nou, je moet me helpen. je moet me helpen. dit is heel moeilijk. je moet me helpen. dat is toch niet moeilijk. je legt ze zo allemaal neer. je moet me helpen, wel. zullen we wat anders gaan doen? jij moet me helpen! ik heb je al geholpen. je kan ze allemaal zelf neerleggen. dat is heel makkelijk hè? ja. twee gelijke. ja. die en die die. je moet alle gelijke d'r eens uithalen, joh. dat is leuk. nee. en aan mij vertellen welke je ziet. vertel maar aan mij! kijk eens! kijk eens! ja. dat is het. haal ze d'r maar uit. nee nee nee nee nee nee. niet doen, mam. 0dat moet zo. 0dat moet blijven liggen. 0dat moet blijven liggen. 0dat moet blijven liggen. kijk eens! twee. hou eens op met je voeten tegen die tafel. ik ga helemaal duiken onder de tafel. kijk eens! heleboel! kleine babykoetje. kleine babykoetje. het kleine babykoetje. mam. ik zie het. ja. ja. zijn moeder. waar is zijn moeder? die is d'r ook bij. ja? ja. kan jij d'r zien? nee.
even wachten xxx bijkomt. ja! hier. ja! moederkoetje, dat is moederkoetje. mam. moederkoetje. ja. nou, dat wordt nou. één hier. is d'r veel? de schaar is d'r niet meer. de veel. daar. zal ik zo alvast de tekenspullen voor jou klaarzetten, als je klaar bent met de kaartjes? moet laten liggen. laat je ze allemaal liggen? ja. en heb je al gedacht aan de tekening voor pap? nee. 0ik moet iets anders al maken. wat dan? xxx een stoel voor mooi gemaakt heb. ja. die heb je al leuk gemaakt. ja. ja. verder hoef je toch niks voor papa te maken. je was toch van plan om een tekening te maken? het hoeft niet van mij. heb jij dan wel een kadootje om dan te geven? ja. wat dan? ik denk een skateboard voor papa. hoe kom je daar nou bij? ik denk een skateboard voor papa kopen. ik denk een skateboard, mam. oh. ik denk een skateboard. wat kan papa dan met een skateboard doen? ook vliegen. vliegen? ja. gaat ie de lucht in dan met een skateboard? nee. nee? nee. moet je moet zo doen. ik krijg ook een raceboard. ja. kano, en een kano hè? en een kano. ja. ik hoor je wel. van wie krijg je dat dan? van de winkel. van de meneer. van de witte winkel. ja. zullen we samen de kaartjes opruimen? nee. dan kan jij nog even tekenen en dan ga ik koffie zetten. , met jouw serviesje mag jij de koffie inschenken. vind je dat gezellig? ja. ja. de kaartjes moeten liggen. ja. deze kaartjes. die kaartjes, hoor. dan moeten 0ze allemaal, allemaal even op een stapeltje. 0we leggen ze op een stapeltje. ik leg ze op een stapeltje. 0ik kan ze morgen weer maken hè? doe je ze gelijk in de doos? nee. 0dit moet op een stapeltje. ja. maar als de stapeltjes klaar zijn moet een hele hoge stapel van kaartjes, mama, hele hoge stapel. moet die hele hoge stapel. van dat stapeltje. dat. van dat stapeltje. van dit stapeltje. dit is een snor. nee. zo moet ie niet dicht. nou kan je zo is het xxx geen borstel. dit is geen borstel. dat is een snor en die lijkt op een borstel. die kun je ook als borstel gebruiken, toch. www. hier zitten geen haartjes aan. nee. dat heeft papa weggeschoren, ja, met het scheerapparaat. ja ja. ja. kan je nog meer voorlezen uit het boekje of niet? nou hierover. een borstel, een spiegel, een wastafel en een laars, ja. en nu de andere kant. schoen. wanneer ben je naar school geweest voor het laatst? dat weet ik niet. dat weet je niet. dat is een tijdje geleden. en was Sjoerd toen ook op school? nee. die is naar Bergenbosch, naar de crèche. en wat heb je gedaan op school de laatste keer dan? nee. 0dat weet ik niet. 0dat weet je dat niet meer? nee. 0het is een tijdje geleden. nou hierover. klok, lamp. bed. ja.
hoe noem je die dingen dan? dat zijn de spijlen van een bed. spijlen. ja. spijlen. dit is de stoel en de televisie en de tafel. dit is de beer. dit is de laatste keer en dan komt er een ander programma. programma? is dit van de televisie dan? nee. waar is het dan van? boek. ballon, tractor, beer, bal, pop. dit is de andere programma. ik schrik van de politie van de televisie. banaan, ei, appel, fles, dop, beker en bord, lepel, ander xxx. dit is de laatste programma. veel programma's. veel. wat is dat dan “een programma”? dat is een dit is de laatste programma. bladzijde toch, of niet? laatste bladzij. 0dat is niet zo. 0hij kan niet dicht. hij kan niet dicht. hij blijft open, hij. hij blijft open. wat blijft open? boek. zo! hoe was het dan bij oma? hoe vond je het dan bij oma? leuk. wat heb je allemaal gedaan bij oma? nee. we gaan eerst de plaatjes. wat is dit nou? wat is dit? wat is dit? een hè, wat is dit? dat is een eendje toch, of niet? een schildpad en een hertje. en wat is dit al waar? wat is dit al weer? hertje. en dat heet een zwaan. een schildpad en een xxx. klok, berg, knikker, nog een knikker, boot. volgende. kruiwagen, paddestoel, tractor, bloem. pap, je moet aanwijzen, hoor, papa. je moet aanwijzen. moet ik aanwijzen? ja. dit is fiets. jij moet kijken, hoor. jij moet kijken. moet ik kijken? ja. waarom moet ik kijken dan? je moet je moet het boek je moet naar het boekje kijken. uil. kuikentjes. dit is een xxx. dit is een varken. dit is een kindjes. kip, scheppen, telefoon, fiets, parasol, vliegtuig. nee. vliegtuig. vliegtuig. kan jij dat al goed zeggen? ja. vliegtuig. vliegtuig. goed zo. kan Ernst het ook al goed zeggen? nee. die kan vliegtuig zeggen. oh. vliegtuig. hebben jullie in Nieuwegein ook vliegtuigen gezien? nee. ik heb hier teer. wel ballonnen? nee. ook niet. ik heb hier teer. teer heb ik hier. 0ik heb hier teer, pap. ja. dat weet ik wel. hoe kom je d'r aan? 0dat is niet van de aarde, van de schoenen. zit er teer in je schoen dan? ja. hoe kan dat nou? kijk! van dit is teer. ja. waar is dat dan van? is denk ik van de aarde. kijk! daar is teer. nou, ik wil naar buiten. nee. we gaan straks naar buiten. als Ernst wakker is, gaan we naar buiten, goed? ja. als Ernst wakker is. krijg je het zo niet koud? nee. krijg ik niet koud. ik word warm bij papa. pak je andere boekje eerst eens dan! zo vind ik het lekker warm! zo. het is toch veel te warm, joh. zo vind ik het een beetje warm. beetje warm. ikke ben ook warm. voel maar! ja. 0ik ben ook warm geworden van jou. voel eens! lach eens! je moet hem niet naar beneden doen, papa! ja.
je moet hem niet naar beneden doen! niet doen. niet doen. jawel. dat is lekker. nee. wel. wel lekker. 0dat is wel lekker. wel is dat wel lekker. wel wel wel wel wel. nou: even stil zijn. nou, ik wil ook. zal ik je limonade bij je zetten? ja. kom maar aan deze kant. 0dan kan je ze lekker wassen. mag ik de schelpjes op een vel &~pa &~pa karton neerleggen? ja hè? ja hè? jawel, natuurlijk. dat is goed. maar nee, kijk! je moet dus het karton niet nat maken. dat moet je niet doen. want dan kan je er niet meer op plakken hier. want dan houdt het niet meer. leg laat dat karton maar even weg! eerst alles schoonmaken en dan droogmaken hè? wat ga je doen? schoonmaken. ga maar lekker met mama praten wat je doet. ik ga schoonmaken. heeft je mijn eigen speldjes d'rin? ja, dat zie je goed. al mijn haar gaat voor mijn ogen anders hè? ik heb die theedoek ook neergelegd om, als je de schelpjes afgewassen hebt, de schelpjes af te drogen. snap je? nee nee, dat kan niet. dat kan echt niet. 0die moet je ergens anders overheen hangen. over je stoel of zo. niet aankomen, Maik. je hebt hem toch zo weer nodig voor je schelpje. mag ik mag ik nou doen? wat kan je 0er me mee doen? nou, daar kan je dus lijm op smeren. maar je moet uitkijken dat je het papier niet nat maakt. want als het nat is je moet dus aan de kant lijm smeren waar het niet nat is hè? anders plakt het natuurlijk niet goed. hier. hierop. kan je hier de schelpjes op plakken, mama? ja. ik ga eerst ze wassen. daar gaat ie. eerst wassen, hè, en dan droogmaken. ik heb ook een slak d'rbij gevonden. ja? ja. nee, dat gaat zo niet, hoor. nee. ik moet hem goed droog maken. ja. je hebt hem niet afgedroogd hè? ik heb hem nu wel afgedroogd. goed. zo kan dit dus niet. zo kan dit dus niet. zo niet hè? nee. we zouden ook eigenlijk eerst beginnen met zand opplakken. daarvoor had ik de lijm neergezet. ik heb hier zand opgeplakt. ja, dat is heel leuk. dan maak je hier dus een strand. ja. nog meer. nog meer lijm. deze kant zo. hier het strand maken. en hier straks daarboven, dus aan deze kant alleen dat je hier daarboven de zee kan tekenen. hier hier hier is het meertje voor de krabbers. oh. zoals in het boekje. ja ja. als deze niet blijven liggen, dan doe je die hieronderaan vast met een stukje plakband. dus maak eerst maar meer lijm voor je strand. goed? oh:! hier ook hè? hier ook hè? nee, niet naar boven toe, natuurlijk. daarboven komt de zee. die moet je daar tekenen. dus alleen daarnaast komt nog meer strand. hier xxx. ik ga even de plakband halen, hoor. goed. deze die met andere rol. ik wil deze.
ik wil deze plakband hebben. ja. dat is niet zo handig afscheuren. nee. dat kan ik &~w. nee. maar je mag hem wel pakken. 0dat kannen grote mensen wel doen. hé! waar waar is het waar is het begin? ja. ik zal zo even voor je kijken. het stop. het plak. weet je waar dat die is? die is d'raf, denk ik hè? 0die is daar nee, andere andere xxx. deze deze vind ik wel hele mooie, deze. die is makkelijker hè? ja. nou, als je nou eerst even je strand afmaakt hè? 0dan ga je daarna je schelpen plakken. oh! beetje zand. ik ga me wel een beetje ja! dat wordt leuk, joh! hier blijft het zand zitten. hier is een ver land. zo. hier is het pad! kijk, hier! oja. nog meer op smeren, mama. dit is vastgeplakt, mama! kijk, nog meer zand opgeplakt! ja. leuk, hè, is 0het op plakken. kijk eens! ja. lukt het goed? ja. het lukt goed. en zand is er nog op. kijk eens, nog meer! mam. kijk eens, nog meer opgeplakt! oja. het wordt een heel groot strand hè? ja, het wordt een heel groot strand. ja. hoe heet het dan daar? dat heet Sesamstraat. oja. ik wil de schelpjes d'rop plakken. mama. ja. moet ik even helpen dan? ja. met de plakband. als jij nou d'r zelf, schelpjes klaarlegt, dan zal ik een paar stukjes plakband klaarleggen. kom maar! ja. nee. eerst moet jij nog meer schelpjes plakken. eentje is niet genoeg. goed zo? nog meer veel voor de schelpjes. dit is het laatste stukje, geloof ik. ja. dan is ie op. ja, hij is op. ga eerst die maar doen, dan zal ik straks eens kijken of ik nog meer heb. ga maar beginnen. je hoe moet je het doen? nou, dan leg je eerst het schelpje neer waar je hem wil hebben. waar moet ie neergelegd worden? hier. daar? heb je die? ja. dan doe je die d'roverheen, zo. 0dan zit ie toch vast. dan kan je hem toch zien. zie je? ja. we kunnen het ook met die andere lijm proberen. dat is misschien nog beter. ik zal je het wel even laten zien. kijk! 0dan wordt het misschen toch nog mooier. 0dan maak je allemaal kleine rondjes. die moet je eerst laten drogen. ja? ja. 0dan moet je dus nog niet meteen d'rop plakken. deze die ook. ga eerst nog maar een paar schelpen klaarmaken. nou, 0dan kunnen ze d'r straks op hè? heeft je d'r veel gemaakt? ja. ga jij eerst maar een voorraadje schelpen klaarleggen die schoon zijn. dat kan ook, zo! ja hè? kijk maar! blijven ze zitten? we moeten ook de maken. even goed inwrijven, ja. dan blijven ze straks wel zitten. leuk! deze moeten maken. ja, ik moet één ding groter maken. ja. anders doe je die op twee van die stukjes. zo. zie je? nee. moet je die moet wel een beetje meer lijm hè? ja. zo. zie je? ja.
0je moet nog ééntje maken. ik heb nog meer. nou, doe het zelf maar. wat heb je nou gepakt? wat heb je nou in je mond? ik heb niks in mijn mond. ik ga even een nieuw glas voor papa klaarzetten. ik kom zo weer bij de schelpjes kijken. je moet wel de schelpen opplakken, voordat de lijm droog is. ik heb nog een xxx ook op. ik neem ook wel een klontje voor jouw glas mee, hoor. als je belooft het in je glas te laten zitten. ga daar maar naar toe, dan kom ik er ook aan. zo. nou de lijm niet verder op laten drogen, meisje. anders doet ie het niet meer. gauw de schelpjes d'rop plakken. ja? heeft papa ook drinken? heeft papa ook drinken? ja. ik heb het op. ja, ik zie het. 0dan krijg je straks nog meer. nou moet je even opletten dat de lijm niet droog wordt. het zelf doen. ik kan het ook met deze lijm doen. ik wil deze open. ik wil deze open. Maike, als je nu eerst op de plekjes de schelpen doet. ja. eerst die plekjes volmaken. ik moet nog hier plekjes. eerst die: plekjes volmaken. nee, daar heb ik geen zin 0in. dan heb ik geen zin meer om die lijm aan jou te geven. het droogt zo op. snap dat dan. pak die andere schelpjes die je d'rop wil doen. ik wil niet. nee. je zou het toch op de lijm doen? wat moet je nou met dat plakband? dit is een grote. dat je moet eerst even die kleintjes doen. hier, leg hem maar op dat plekje. 0dat is een kapotte hè? 0dat kan niet meer d'rop zitten? ja, dan moet je toch even doorwerken, dan. je hebt te lang gewacht. waarom zou je d'r nou aan zitten, als je het niet nodig hebt? zo. je krijgt pas weer nieuwe lijmplekjes als die opgeplakt zijn en als de nieuwe schelpjes afgedroogd zijn. dan pas. welke kant moet ik d'rop plakken? net zoals de andere schelpjes moet je het doen. nou nog meer, mama. kijk eens! ja! hoeveel zijn dat er? veel. veel. nou, hier moet &~e nog meer rondjes op. nee. jij moet nog meer schelpjes klaarmaken, weet je nog? nou, ik heb nog meer! zijn ze droog? ja. eerst afdrogen. ik heb ze al drooggemaakt. ja? ja. goed. ik kom eraan. ik heb hier nog ééntje. 0ik moet goed droogmaken. zo. je moet eraan komen! waar heb je de lijm? oh, daar. welke plekjes nog meer? hier. en hier nog plekjes. aan de zijkanten dus wil je. en hier ook. bovenin? hier! oja. hier en hier en hier. ja nou is ie begonnen. negentien oktober. negentientachtig. bij het ontbijt zitten we. &+wawawa &+wawa &+wə wij zijn &+ɘ eten. wij zijn aan het eten ja. niet doen! Hein! niet doen! xxx. en wat had Alexander toen gedaan? mij &+bɛlə bellen &+bə &+kø &+køp &+køp kop. de bellenblaas op zijn kop gehouden? mm. o.
konden jullie niet meer bellen blazen zeker? &+m-m &+nɛ &+nɛ nee he? nee. heeft Lucie toen niet meer een nieuwe gemaakt? mm. o. dus jullie hebben toch nog wel bellen geblazen. mm. ja. &+ɘm:. Alexander zit op de kleuterschool he? mm. en kwam ie nog een keertje met jullie spelen? zeg wil jij de badkamerdeur even open doen voor Pepijn? mm. het is er? &+hididi &+di &+di &+di &+di &+di &+di &+di &+di die nog. heeft ie zijn kuikentjes al op? o. &+dədədə deur &+dɨdɨ xxx &+dɨ dicht. ja. dan moeten we in in. jawel. wat ga je &+zə opzoeken? &+s-sə Sinterklaas. Sinterklaas. vind je die zo mooi? he? &+wigig &+hihihihihihi hier? daar is ie ja. Sinterklaas Sinterklaas Sinterklaas Sinterklaas. ja. hier. ja. ja nou kunnen we weer praten. zo. &+ɨkɨ &+wɨ ik &+wiwi wil niet &+mɨ &+mɛmɛ &+mɛ meer. wil je niet meer brood. geef maar aan mama. zal ik het opeten. &+ɘm: &+ɘm: nee. mag ik het ook niet opeten dan? nee. ga je het strakjes misschien nog opeten? ja. o. het is er? heb je pijn in je oogjes? &+ɘnm ja. &+kɨkɨkɨkɨç ik &+oe &+wɨwɨwɨ wil nog &+mɛ &+mei &+mɛ melk. je wil nog melk. nou dat kan. he? zal ik even voor jou pakken. &+ɘmhmm. wil je ook nog een stukje kaas? ja. &+wɨwɨ &+wə wil ik. ook. ook. kijk eens. hier staat je melk. en hier is je kaas. o. &+jɛjɛ jij &+nə nog. &+tə thee? ik heb het op. maar ik ga nog even wat halen he. nog een kopje thee. heb je daar gemaakt? met de gekleurde ringen allemaal. wat mooi. he daar. mm? ja. wat is dat? uh. zomaar iets? mm? &+dɨdɨ &+dɨ &+dɨ dit. &+Fyj &+Fyj &+Fyj &+Fyj fiets. een fiets mm. wat &+ç &+ç. &+çɛçɛ gekke. &+Fyj &+Fyj &+Fyj &+Fyj fiets. ja. gekke fiets hoor. ga je doktertje spelen mm? nee. nee? je gaat ga mama uitkleden. mm? ja. ja. zo maak je niet de knopen open. niet zo rukken! niet zo rukken! zo. &+vɘv uit. ja. uitgedaan. &+v &+vt uit. datte. nee. doen we niet verder uit. dan wordt het zo koud he? en ik heb al pijn in mijn keel. o. heb jij ook pijn in je keel? mm. ja? laat eens kijken. ho. &+jeijə. &+jɛjɛ jij &+mf. &+fə &+fə vast. mm? maak je hem nou weer vast. ja. &+ja &+hə &+ja &+ja jij. moet ik hem vastmaken? dat jij hem weer los kan maken? ja. o. drie knopen. ja. het is weer vast. wat heb je met Lucie in het park gewandeld? &+n: &+nə nee &+nene &+ne &+ne &+ne &+ne &+ne &+nə in. tuin. in de tuin? o. en hebben jullie daar bladeren gezocht? herfstbladeren? he? &+høshø-hɔfhəf. &+papəpəpəpə Pepijn. &+hi hier &+køkø komt. &+v &+v uit. ja goed zo. mnm. ging je toen met je vinger zo langs dat blad verven? mm? heb je dat helemaal zelf gedaan, of heeft Lucie je geholpen. &+tsɛ &+sə zelf. helemaal zelf gedaan? o. mm. wat knap. &+di &+di &+çi drie.
&+kø &+kø &+køp &+kløp knopen. drie knopen ja. &+jɛ &+ja &+ja &+ja &+ja &+ja jij &+t &+du &+du &+dun doen. wat moet ik doen? &+di die &+kø &+glø &+glø &+kø: &+klə &+klø knopen. dichtmaken? mm. &+kli &+kl drie &+ko &+k &+kə knopen. een. zeg eens een twee drie. een,. twee, &+mnmn. ja. twee, drie. zo. wat heb ik hier aan mijn pijama. uh &+bɑbɑbɑbɑbɑbɑbɑbɑ:bɑ walvis. o. wat een jokkebrok! au! niet doen. niet doen Hein! dat doet pijn. niet slaan! ik &+wɨ wil &+xəx nog beetje kaas. wil je nog een stukje kaas? ja. o. heb je nog honger. ja. en je laat mama je boterham opeten. he? je hebt lekkere honger jij! lekkere honger. heb je he?. &+tɑxtat. kaas honger. &+dɛ:t &+tɛ:t. teet. &+tɛ:p_t. &+tɛ:p. &+dɛ:p &+ɘɛ:p. &+dɛ:p. &+tɛ:p. &+tɛ:p! zelf. kaas. nee niet zelf doen hoor! mag &+kik ik &+ka kaas? jij mag nog wel een stukje kaas. moet je ook nog melk of niet? mm. dit is. &+pɑpɑ pakken. xxx. xxx. wat grote kaas. zo. moeten straks maar een stukje gaan wandelen he. zulk lekker weer buiten. &+fnjə &+təzɨ &+tɨ-hɨ &+baba &+wawawawawa &+wɑrmə &+wes &+kɑ koud. ja maar dat is niet erg. trek je een dikke jas aan. &+mf. he? dan trek je gewoon een dikke jas aan dan voel je het niet. nee. nee. wil je wel een stukje wandelen? mm. in &+bɑ &+bɑs &+pɑ &+pɑ park. in het park wandelen. wij. ja. ga je daarna nou eens onder de douche? nee. waarom niet? het is heel lekker hoor. onder de douche. durf je niet? nee. het is dat? weet ik niet. gaan ze naar een kleedjes kloppen geloof ik. mama. ja. wat is er? wat wou je zeggen mm? mammie! ja. wat wou je zeggen hm? wat. wou je vertellen? &+pa Pepijn. &+dən &+do:n &+pa Pepijn &+ku koekepeer. Pepijntje koekepeer? o. &+jajajaja &+jaja jij. ook op? nee. ik moet nog een paar slokjes opdrinken. o. hier? ja daar. mag ik m'n kopje nou? &+ne nee. aah! ik wil graag een slokje drinken. zit &+hihihihihi hier. nee. ja. nee. op? opperdepop. op? ja. nu hebben we alletwee alles opgedronken. ja. ikke. rustig hoor. en &+mɑmamɛmɛ. &+ɛjɑjaujəɘ. &+kwɑx-jax-wah-wɑh-wɑh. www. Hein pas op! anders gaat het kapot. hee &+kis. hee! kijk eens. helemaal. dat gaat zo niet. &+so &+so &+so &+so zo? ja. www. uhoh! fiese. &+lə &+lə &+le lezen. nee. mama gaat zich aankleden he. onder de douche eventjes. en aankleden. kleren aantrekken. xxx. &+hə in. park. lopen. in het park lopen ja. ja. zullen we gaan kastanjes zoeken. &+jə ja! in het park. he? ja. &+løloəɘ o gossie. ook al pijn in je keel. nou. we zetten het apparaat nou maar af. een indiaan wijst naar een appel. de indiaan wil de appel pakken. en gaat op een steen staan. maar hij valt. dr komt een cowboy aangelopen met een ladder. de ladder zet hij tegen de boom aan. hij pakt de appel. dan geeft hij hem aan de indiaan.
de indiaan is blij met de appel. een prinses wil een ijsje kopen. ze heeft een ijsje met drie bolletjes. het ijsje geeft ze aan de heks. het ijsje pakt het ijsje aan. nee &~eh. de heks pakt het ijsje aan. de heks likt aan het ijsje. de prinses gaat gaat een nieuw ijsje kopen. de piraat heeft een voetbal. de piraat schopt tegen de bal aan. maar de bal komt in het water. daar komt de ridder aan. de ridder heeft een vangnet. of. of gewoon een net. de ridder pakt met de net de voetbal uit het water. nee de piraat heeft zijn bal weer. hij is blij. de ballerina heeft een gieter. de ballerina vult de gieter met water. de ballerina die geeft &~ehm. de bloemen water. daar komt de dokter aan. de dokter plukt een bloem. de dokter geeft de bloem. aan de ballerina. de bloem zet de ballerina in haar haar. zo. 0dan eten we eerst lekker alles op. ja. jij was nog niet niet klaar met eten hè? nee, ik was nog niet klaar met eten. en ik heb nog meer honger. ja. oh, hier is nog een halve. 0dan eet ik die ook nog op. en die die rijstwafel mag je ook nog opeten, als je wil. oh, dank je. ik heb nog twee rijstwafels in deze pak zitten. maar die eet ik zelf op. ik heb dan nog meer honger. als ik nog &~hong rijstwafel ik wil twee keer. ik wil heleboel. als ik helemaal twee wil ik heb dan nog meer honger. weet je, ik heb al klaar. www. en dan gaan we dadelijk met de kleine poppetjes spelen. &~hm. waar zijn die mannetjes? in die schoenendoos. weet je wel? en ik heb ze. op de trap gezet, boven. &~hm. en Fatima had iets. gevonden. had Fatima iets gevonden? ja, een poppetje. had ze een poppetje gevonden? ja. ja? van van die &~wan want kijk! van van van op de straat. maar dat weet ik niet &~waa waar dat nou is. ik zag het al net. &~hm? ik zag het al net. zag je het al net? &~hm. waar had ze dat gevonden? Fatima. waar had ze dat gevonden? in de gang. in de gang? van die kleine poppetjes? ja. nou, dan vinden we het dadelijk wel. ja. ik wil d'r nog één. nog één? nee, ik heb d'r al één. kijk! ja. weet je wel? &~hm. &~hmm &~hmm, wauw. maar een klein beetje op. ik neem ook pindakaas nou. ja, dat mag wel. oh, dank je. &~maa. maar niet zoveel pindakaas, want dan heb ik niet meer. nou, het is nog een bijna volle pot. ja, dat weet ik ook. nou. smeer het maar op de. rijstwafel. eerst even mijn hand schoonmaken. ja. zo heb je dadelijk niks meer voor op je rijstwafel. smeer het nou eerst op de rijstwafel! ja, maar ik wil nog een klein beetje. ik wou nog maar een klein beetje.
hier mag je wel hè? &~hm? hier mag je wel komen met je tong hè? je moet het helemaal niet doen. ook niet aan die kant. alleen maar met je duim. &~hm. 0dat doe jij ook. &~hm? ik wou nog maar een klein beetje. oh. kijk. ja. ik zeg. en 0dan moet 0je niet meer hele dag meer rijstwafels eten, want dan krijg je pijn in je buik. ja. en, nee, niet heel veel. boterhammen. nee. dan krijg je nog meer pijn in je buik. Bob had nog een beetje roosvicee hè? &~hm. maar ik niet. ik wil dadelijk nog die opeten. nee. jij had pap gedronken toch? jaha:! en Bob had roosvicee gedronken. kijk! ik wil nog deze, hoor. ik wil nog die, hoor. ja? ik eet een heleboel wafels stroopwafels. ik heb maar. ééntje gegeten. rijstwafels. &~hm. nee. ja. volgens mij heb je 0er al twee gegeten nou. , onee, ik ben nog niet klaar. ik eet dit ook nog even op. ja. de rijstwafel van Koen. ja, dat had ik ook gezegd. &~hm? dat had ik ook gezegd. ja, dat had jij zeker gezegd. dat was ik helemaal maar je mag niet meer die opeten want je mag nog een boterham. die is helemaal op. ja. het brood is helemaal op. nou, dan pak je nog een nou, als ik dit op heb heb ik wel genoeg gegeten. ja. &~hm! ik heb wel honderd opgegeten. wat zeg je? &~ho twee. honderd? honderd. zo. maar ik heb d'r al drie opgegeten. één, drie. nee, drie drie. nog één. een beetje dichterbij. nou, doe maar! daar kan je toch zelf bij. bij zich. je bent het nou toch zelf aan het doen. jaha:. dan luister je er ook naar. dat lijkt me wel een beetje veel. jaha. 0er moet toch ook veel op? voor rijstwafels. kan ik het er d'r bijna niet meer op. 0dan zeg ik tegen papa. “ik kan al dit &~s smeren”. ja. dat weet ie nog niet hè? nee. met een mes. dat is vandaag de eerste keer dat jij dat doet hè? een klein beetje maar. 0die kan ik zo ook schoonmaken. 0dat gaat weer &~svlie vliegen opeten. wat zeg je? 0dan gaat de vlieg dat opeten. nou, dat vind ik niet zo leuk. wat was dat jongetje aan het doen? welk jongetje? dat kleinste jongetje. ik weet niet welk jongetje jij bedoelt. die bij die andere mensen hoort die die die doet zo zo. gek. bij welke mensen? die jongen die alleen maar twee meisjes hebben. en nog één jongetje. twee meisjes en nog één jongetje. waar? 0dat heb ik op de televisie gezien. oh, op de televisie. dat weet ik niet wat die aan het doen was, want ik heb dat niet gezien. &~hm. nee. helemaal niet. wat was dat jongetje dan aan het doen? net als Alex wel eens doet? hè? net als Alex wel eens doet? ja. helemaal. doet dat jongetje. op! ja. nou, we hebben alles opgegeten.
de rijstwafels zijn allemaal op. het brood is allemaal op. &~hm. het vlees ook. 0nou kunnen we opruimen. allemaal opgegeten. weet je wat? dan ruim ik dit op en dan ga jij de poppetjes halen boven op de trap. 0dan moet je wel zachtjes doen, dat Bob en Koen niet wakker worden. okee? drink op. 0nou moet ik even drinken. ja. 0nou moet ik dit nog even opdrinken. dan neem je het mee. en dan neem ik het wel mee naar de keuken. &~hm. zo. 0dan ga ik. 0dan ga heel zachtjes doen. ja. dag. kom maar. zullen wij het op de bank doen? wil je het op de bank doen? ja. okee. en samen. samen? dan gaan wij zo zitten, zo. okee. deken even. zo. boek daar. daar. en. waar. is nou, meer hoef ik niet te hebben. &~hm? zit er niet meer in? ,. ik zie ze. ja. die helicopters moeten d'ruit. die moeten d'ruit. waarom? omdat dat. chauffeurs zijn. dat is lekker. dat is lekker koud hè? nou nog even haartjes knippen. gaat ekkele dag. beetje scheef, hè, haar haartjes. ja, want dan kunnen ze niet meer haartjes trekken. kunip. haartjes geknipt. zo, nou nog even spuiten. ho: ho:. 0nou gaat het weer niet. ho. anders gaat me duim kapot. wat gaat er dan kapot? beetje me duim. 0dat heb ik al op stoepkrijt ook gezien. &~hm? 0dat heb ik op stoepkrijt ook gezien. oja. 0het leek net of tie. stuk was. hé! zo. moet het zo? of zo? dat moet je zelf weten. het kan allebei. zo. 0ik doe zo. nou, ze ziet er wel mooi uit nu. ja. ho:. oh, ik ben vergeten om de. schort om te doen. ojee. schort. kun jij ze even doen? 0dan kan ze even zitten op jouw schoot. op jouw schoot. net als Bob? ja, zo. doe maar? kan de handjes ook hierin? nee, dat gaat niet echt hè? nee, hier kan ze d'r. koekje in doen. mag ze dat neememen, gewoon? oja. handig voor je. dat is heel handig. als ik dat ook soms heb. nou, 0dat kun je best want anders heb ik hem. net als jij hebt hè? net als oh, wil ze maar een beetje beetje wil Tinke maar klein beetje. &~l. wil Tinke lange haren? ja. ja, dus d'r mag maar een heel klein beetje afgeknipt worden. ja, maar ik doe een beetje. ver. ik heb een beetje zo. 0dan pak ik dat. nou, want ze wil hele lange haren. ze wil haar haren laten groeien. oho &~k. ja, dan moet ze nog een keer komen om haren lang te maken want dan moet ik helemaal lange haren maken. want ik heb net afgesproken met de kapper. &~hm. ik ben een kapper. &~hm. ah:. tss. 0nou knipt ie in me duim. 0nou knipt ie een beetje in mijn duim. dat moet je maar niet doen. dat lijkt me pijn doen. ja. 0nou vallen d'r allemaal haartjes hier. ja. nee, hier. op de grond, ja.
nee, hier niet. niet echt hè? jaha. wel echt. okee. 0nou moet ik even spuiten. want ze heeft niet nou, 0die heeft niet zoveel verdiend hè? &~hm? nee. 0die heeft niet zo verdiend. als ze niet nou! oh. je schrikt ervan. hoe moet dat ook alweer? oh, een handdoek. moet je een handdoek hebben? , ja. 0dan gaan we verven. zal ik even een handdoek voor je pakken? dat kan wel. 0ik moet een beetje. nat maken. wacht even! ik had hem ik had niet ik had hem niet gezien. wat had je niet gezien? ik had jou niet gezien. oh. ik had is Bob d'r ook? nou, die is even weg nu. is tie &~me naar Tno? nou, hij is eigenlijk even naar bed. hij was zo moe. ja. &~el en had ie wel een boterham gegeten? nee. maar die krijgt. ja. oja. okee. ja ja. hij had heleboel boterhammen gegeten. oh. ja. maar niet echt. oh! en toen was tie aan het slapen. nou. toen ik naar de kapper was, toen had ik ook een beetje pijn in mijn buikje. ja? ja. maar dan had ik niet beesj gegeten. echt niks. maar ik had boterhammen gegeten, heel veel. en toen had ik buikpijn. nou, het was niet ik. het was &~ts stiekem. maar. gaat goed want ik heb de 0nou doe ik alleen maar met de verf. 0nou moet ik even verven. mag ik even dan bij? 0nou moet ik even die. 0dan heeft ze ook nog niet verf op haar hoofd. want ik heb zo nooit zo verf op mijn hoofd. nou, ik heb het &~t kgkregen, joh. daar heb ik het gekregen. jongen. nou, dat was persé huilen. nou, ik huil en ik huil en mijn moeder. had het toch gedaan. wat een moeder heb jij! nou. &~hm. mijn moeder wilt het persé. wilde ze het persé? wat wilde ze persé? ze haar haar, zo moet het zo, rooi maken. rood maken? ja. ik huilde persé. heel hard. ja? zo hard. dat ik het niet wou. en deed ze het toen toch? ja, ze deed het toch. oh, wat een gemene moeder. ik wou het toch niet. &~hm? en ik meen het niet dat. ik het nog niet spuit. heeft ze mooie haartjes? krijgt ze nu mooie haartjes? ziet ze d'r nu een beetje blond uit? ja. 0nou wil ze lange haren. nou, maar ze heeft wel lange haren. kom maar. wat is dat voor kaartje? dat hoort hierbij. 0dat doe ik in het doosje. is dat een? ja, dat is een cassettebandje. even opschrijven. Saskia Claassen, Tinke Claassen. ja. nou, weet je wat? dan gaan we nou met die kaartjes doen. die zitten in mijn tas. en waarom? omdat ik ze daar in had gestopt. kijk, hier zitten ze in. oh, ik ga even om het hoekje zitten, dan kun,, kan ik ze ook een beetje zien. ik moet even opschrijven, hoor. even wachten met de kaartjes.
nier eruit halen hè? 0dat moet ik even opschrijven. 0nou mag je stoel zitten. ja? nou. ja. wat schrijf je nou op dan? ik Saskia. Tinke. je mag ze uit. okee. nou eerst één verhaaltje. het zijn verhaaltjes. en dan moet je heel goed kijken. dan kun je zien waar het over gaat. okee? wat zijn dat voor kaartjes? ja? nou moet jij héél goed kijken. 0dan mag jij vertellen wat er gebeurt. ja? ja. 0dan mag jij vertellen wat je ziet. een hond. &~n weet je wat dat is? 0dat is een kalfje. een kalfje. ja. wat gebeurt er allemaal? en melk uit. &~hm? 0er komt ook melk uit hè? nee, uit kalfjes nog niet. als tie groot is. als tie een koe is geworden. kijk eens! een mevrouw. en dat is een poes. van de mevrouw. &~hm, ja. en het kalfje krijgt wat &~hm. te drinken. en het poesje blijft bij de kalfje. en wat zit er zo in die? water? dat is melk wat daarin maar. kijk eens! wie klimt er in de emmer? de poes. ja. en wat zit er dan in die? kijk maar goed! ja. en wat doet de mevrouw dan? zie je dat? ja. en wat zie en nou is tie helemaal kapot. nee, hij is helemaal nat. vol met melk. maar hier maar wat gebeurt er dan met poezen? &~hm? wat gebeurt er dan met poezen? als ze in de emmer met melk vallen, dan worden ze nat. nee. maar mama, dan worden ze. ook. kapot, hoor, mama. waar dan? waar zie je dat? nee, hoor. nee:. maar maar die mevrouw trekt hem aan zijn staartje uit de emmer. en waar en het kalfje lacht. maar maar mama mama, wat zie ik hier? oh, dat zijn streepjes van de melk omdat het helemaal wit is geworden van de melk. en dat zijn ook zijn haartjes. natte haartjes heeft ie nu. kijk! maar die melk was niet voor de poes hè? voor het kalfje. kijk! wat zit er dan nou in? wat zijn dat? nu is tie helemaal nat. ja. dat zijn zijn pootjes en zijn staartje. ja. nou nou wil ik de andere. ja. zullen we deze hier leggen? dan kunnen we het dadelijk nog een keer vertellen. zo. en nou de andere. nou. 0nou moet ik even kijken. van Jasper. &~hm, ja. misschien heet ie wel Jasper. nou moet je goed kijken. hé hé, ik zie iets! van Rindindin. wat is dat dan? Rindindin. deze. heet ie, Rindindin? nee, deze is Rindindin. oja. wat gebeurde d'r met Rindindin? die rare. die rare snuiter. die viel in het water. jaha. jaha. dat zie jij. hij &~val en nou zit ie in bad. &~hm. ja. die rare , joh! je hebt het nog niet verteld. wat er allemaal gebeurt. 0dat mag jij vertellen. en wat is dit? dat is een jongetje. hoe heet ie? even denken. heet ie Jasper? ja. nou, moet je kijken hier. 0dan mag jij vertellen van Jasper.
dit is Jasper. ook Jasper. &~hm. ja. nou? nou, hier valt &~Ja Rindindin. nee. Jasper heet ie toch? maar die heeft een beetje &~n natte haren. &~hm. maar dit is toch Rindindin? en dat is nou! neehee. dit is Rindindin en dit is Rindindin. ook, en dat, en dat. allemaal. neehee. &~ga geen Rindindinnen. dat dat zijn geen Rindindinnen. kijk, dit is een Rindindin. dit en dit. maar niet dat en dit. jawel, kijk maar! want hij was helemaal vies geworden en toen moest ie in bad om weer schoon te worden. zie je dat? zit ie nou in &~i zit ie nou in het babybadje? nee, dat is de wastafel. en hij staat bij de wastafel. en daar is een spiegel. maar kan die daar ook staan? &~hm. hij is al groot. nee. heeft ie een vloer? &~hm. hij staat op de vloer. nou, laat maar liggen, dan kunnen we dadelijk nog een keer vertellen. oh. zo, even hé, ik wil nog van deze. wil je nog van die? okee, doe maar nog van die. ga maar doen. nou. hè? zal ik het even goed leggen? nee. nee nee nee. nou! wat doe je nou? zo. kijk maar! okee. 0nou drinkt ie van de melk. 0nou heeft ie melk &~hm. die mevrouw? en is dat een poes van de mevrouw? &~hm. nee, hier is ie een beetje kapot. ja. dat lijkt. nou. zullen we nog die andere doen? die ik hebben we nog niet gezien. nee. wat had hier nou, vooruit dan maar. dan doen we deze even weer in de zak. 0dan pak ik even de zak. ja. zal ik hem even geven? nee, ik kan hem ook wel zelf pakken. hebben we eigenlijk zo anders &~k nee hè? 0dat moet niet toch zo? nee. 0het kan wel. 0dan kun je ze makkelijker d'rin doen zo. zo. en Rindindinnen ook. de Rindindin ook. wat zijn dat? is dat ook een poes? oh, die mag je nog niet zien. jaha. zo. even kijken. ook Rindindinnen. nee. zo. eerst die. dan die. gaan ze daar zwemmen in? misschien wel straks. nu niet hè? nee, want nu hebben ze. kleertjes aan. ja. ja. en nu wel. maar gaat ie een vis vangen? hij gaat wat anders vangen. kijk maar eens! poes. ja. maar een poes. de poes zit op de tak hè? en dan? 0dan springt ie d'raf. en kan je hem dan ook vangen. ja. ik zie hem. ja. deze. zit ie in het mandje. jaha. ja. in het &~m hij heeft de poes gered. heeft ie de poes gered? &~hm. poes was in het water gevallen. en hij kon nog niet zwemmen. nee. en en en gaat ie dan zo in het water vallen? &~hm. hier is tie hè? ja. nou is tie d'ruit. gelukkig wel. nou, nou hebben we die gekeken. en dan gaan we nog één keertje opschrijven of we nog een keer mogen. ja? ja. jij mag 0er even niet aankomen hè? okee. even opschrijven. xxx.
mogen we nog een keer? oh, ik heb het nog niet gezegd. nou. je mag wel. als je wil dan mag je precies. ja? want het is xxx spelbaar. wat zeg je? als ik het niet mag jij nog een keer. ik heb. die in mijn tas gestopt. alweer had ik mag jij nog niet kijken hè? de balletdanseres heeft een gieter in dr hand. waar ze denk ik de plantjes mee water gaat geven. ok. ze doet water water in de fles met uit uit uit het buitenkraantje. in de gieter was het. daarna geeft ze de de bloemetjes water die ze in de tuin heeft gezet. de meneer van het ziekenhuis. die magt een bloemtje plukken. de dokter. &~eh nee ik weet het niet. vertel maar wat je ziet. &~ehm. wat gebeurt er. &~oh ik weet niet meer. wat gebeurt er daar? vertel maar gewoon wat je ziet. de de verpleegster heeft heeft de bloem in in zijn hand. nou helemaal goed. de verpleegster heeft ze aan de balletdanseres gegeven. en die stopt ze in haar haar. die piraat heeft heeft een houten been. en een voetbal in zijn hand. hij schiet met zijn houten been. de voetbal weg. de piraat huilt. want hij de bal ligt in het water. &~ehm de de ridder heeft een visnet in zijn handen. en daar gaat ie de de bal mee uit het water halen. de ridder heeft de bal uit het water gehaald. en de piraat is reuzeblij. de piraat heeft zijn bal weer in de handen. de prinses wil graag voor een ijsco bij het ijscokraampje. daarna loopt ze ermee. met het ijsje. en ze likt eraan. daa de: de prinses die steekt het ijsje uit naar de heks. de prinses heeft het ijsje aan de heks gegeven met zijn lange neus. de heks likt eraan. en hij is heel erg vrolijk. ok. daarna koopt ze een ijsje voor haarzelf. he. bij de ijscokraam. de indiaan ziet een groene mooie groene appel in de boom hangen. hij staat op een kei. en pakt de appel uit de boom. daarna valt hij van de kei af. en hij heeft zich pijn gedaan. daarna komt de brandweerman. nee wat is het voor mens. ach de brandweerman met zijn ladder. om de appel te pakken. die pakt hem. en de indiaan is blij. en die geeft ie aan de indiaan. indiaan die wil de appel opeten. kijk nu. nog een potje. doen we dat open. nog een potje. doen we dat open. nog een potje. en nog een potje. oh. allemaal potjes. kijk. yyy. kunnen we wel nen toren mee maken he. kijk. muts. yyy. kijk. een jas. en een bloesje. en schoentjes. schoenen. ook schoenen nu he. sloefen. sokjes. sokken. sokken. hier zijn ook sokken. in den boek? dan gaat den boek niet toe. zo. dat is het dekseltje van dees van dit potje. oh nee. kijk. Driesje kijk eens. ja. nog een potje? ja. nog een potje. yyy. ja. yyy.
ja. yyy. yyy. yyy. oei. oh. in de zetel gegooid. oh. gaat Driesje den bal halen? yyy. ga den bal maar halen he. gaat den bal halen. een meisje die geeft de planten. water. goed zo. en in een gietertje doet het. water drin. en ze doet de plantjes. ja. en en de dokter die plukt de bloemen. ja. en die geeft het aan het meisje. en die doet ze in het haar. een piraat die die die heeft de bal. ja. en en die schopt ie in het water. en de bal die ligt nou in het water. en de piraat die moet huilen. ja. en en nu is die weer opgehouden met huilen. en en de ridder die vangt met een net de bal dr weer uit. en de piraat is heel trots. een een prinses die wil een ijsje kopen. en dan heeft ze dr een. en die geeft ze aan aan de heks. en die heks die. die vindt het lekker. en de heks die eet het op. en ze geeft het muntje. de indiaan die wil een appel. en hij klimt op de ladder. en dan pakt ie dr één. en dan pakt een boef die die pakt hem af. en dan zit ie op een tak. en de indiaan roept help! een meisje met een bloempot. ja. de danseres weer. ja. ze doet water via een kraan. ja. en die doet de bloemen geeft ie water van een dokter. en de dokter plukt een bloem. en ze geeft het aan de danseres. en ze zet het in er haar. Pietpiraat met de bal. en die schopt. de bal. de bal gaat in het water. en hij is verdrietig. ja! de ridder haalt een net van de piraat denk ik. en die vist hem druit. en toen pakte en de piraat met de bal in ze hand. de prinses wou graag een ijsje kopen. en ze had een ijsje gekocht. en ze gaf dat ijsje aan de heks. en de heks had hem in ze hand van een prinses. en ze slikte hem op. de heks die hebt een ijsje ja. en koopte de prinses nog een ijsje. een indiaan die ging naar een appelboom. die deed de ladder tegen de boom. en hij plukte een appel. en toen kwam de cowboy erbij ja! en die pakt de ladder weg om nog een appel te plukken, om de ladder iets ander. van de andere boom. toen loopte hij naar de andere appelboom. merkte de indiaan niet denk ik. hij roepte heel hard help. omdat de ladder weg was. ga maar even brengen. uh. nee. kom op. eet jij ze allebei op. Caroline even een koekje geven Tomas. doe even. nee. nee? geen koekje? gaat ze huilen. oh, dankjewel. wat lekker zeg. xxx. ja. ja. kijk eens. xxx. oh, ja dat zei je als tweede xxx. sorry, mijn naam is Corrie. ja moeder is verstrooid. Het Harener Weekblad. ja. Tomas.
heb je het? wat ga jij nou doen? ga je aan de keukentafel zitten? ok. zo nou moet ik eerst even naar de wc. oh, je hebt de babyfoon er uit gehaald. nee hoor die zat er uit. was die er al uit? ja. dan heeft Be dat gedaan. ik heb geen ba babyfoon er uitgehaald. doe je? ik zit even de krant te lezen. en ik eet een koekje. en jij dan? wat doe jij dan? zit jij lekker uh te drinken? heb je je koekje al op? nee. nee? vind je hem wel lekker? ja. oh, ik mag hem niet? nee hoor. ik heb de mijne al op. nee. uh. jawel hoor. nou ja zeg, hebben we dat net gemist vandaag. wat? vandaag heeft de Groninger onderwijswethouder de montessoristroom van het Zernike College geopend. oh. ga ik net vandaag niet naar school. en jij loopt op het Zernike stage? ja. ik loop op het montessori stage. is het vandaag net geopend. jaja. ja je kunt niet alles hebben Caroline. nee, blijkbaar niet nee. zo. en maar zo'n xxx lopen. xxx thuis weer niet. nee, dat stel ik altijd zeer prijs hoor. dat je gewoon je gang gaat. zo. wou je tekenen Tomas? ja. oh. wat is dat? auto. maar er zitten maar drie wielen aan. ja. hele bijzondere auto. xxx wil je die stoel dan? is wat handiger. ik neem je spullen wel mee. een twee. jippie. kun je al tellen Tomas? of niet. doet. dat nou? ja, wat is dat? xxx. een sterretje. antenne. ja, heb jij dat getekend? nee. wie dan? mamma? kijk, nou moest je hier nog wat autos tekenen. en wielen er onder plakken. zullen we nou even doen? wielen auto. een eigen knutselboek? auto. ja. met wielen. ja. hebben we zelf in mekaar geknutseld. wat voor kleur wielen wil je? geel. gele wielen. alsjeblieft. niet doen. mag ik niet even kijken. nee. ik doe niks. ik ga kijken hoe mooi jij welke autos jij allemaal gemaakt hebt. maar dat is niet goed? Caroline mag toch wel even kijken Tomas? nee. oh, nou dan leg ik het gewoon weer weg hoor. zo. ə dat moet wielen hebben. ja, nou, zet er maar wielen op. ik kan ə niet. oh nu moet ik je even helpen dan. welke welke wil je? deze wielen of deze wielen? deze wielen. die kleintjes? waar oh xxx. hier pak hem maar vast. die ook? pak ze maar af. oh xxx. halen? hij haalt xxx over de grond en als die dan gaat lopen dan struikelt ie er tegen. ja. nog ə pappa mamma auto. hoe heb xxx. niet dezelfde hebben xxx pappa mamma auto. ja, he wij hebben dezelfde. moet die ook wielen hebben? nee, die niet meer wel wielen. die heeft al wielen, maar die dan? wil je van dat soort wielen? die grote of die kleine? oh zie je dat je het wel er af kunt krijgen. ja, xxx al zelf.
zei die van niet? ja, dat zei hij van niet nee. ik dacht misschien kan ie de stickertjes er niet af krijgen. nee, kan het helemaal zelf. ik had eerst van die plakplaatjes die je. moet likken. dat is moeilijk hoor. moet je die witte kant likken. oh ja. nog pappa ə mamma auto. ja. hoeveel auto hebben pappa en mamma dan. hoe heet die auto. weet je dat ook? ja. Re Re. nault. &~n &~n no. ja. ja. vertel Caroline wat waar zijn we gister geweest met Sam? waar gingen we naartoe? tatiebo. waar? consultatiebureau. verstaan jullie dat niet? nee. wat moest Sam dan? wat kreeg die? ja prikkie. ging ie huilen. ja he? ja. ging niet zo hard huilen he? moedig. wat voor prikje kreeg die dan? in zijn arm? nee. nee? in zijn been. been. oh. hoeveel kreeg die er, een? kreeg die een prikje? nee, ja. kreeg er twee he? en die gote wielen moet ie hebben. ja, die moet grote wielen hebben. weet je waar ik ben geweest? ja. in de dierentuin. ben je ook wel eens in de dierentuin geweest? ja. ja? wat voor dieren heb jij toen gezien? ja. ja, welke. olifanten? uh zijn ze olifanten nou? die zijn in de dierentuin. oh. ja, daar ben ik geweest. was niet koud? nee, was hartstikke lekker. was maandag. oh ja. toen ging de zon ik was maandag jarig jij? dus toen gefeliciteerd. dankje. even kunnen zeggen. nee, ik had geen zin in mijn verjaardag. dus ik dacht uh ik ga lekker naar de dierentuin op mijn verjaardag. alleen? nee, ik ben met Roel geweest. wij gaan altijd naar de kinderboerderij he? Tomas. heb je alle autos geplakt? ja. heb je ze ook allemaal getekend? ja, dan heb je een deel van de opdracht af. nou moet je ze nog tekenen. he, nog een auto. ja. ga je nog even tekenen dan. nog auto? hij gaat niet naar de peuterspeelzaal dus uh xxx. nog ə boekie maken? nog een boekje maken? je kunt hem eerst nog even tekenen. wil ik nog wel een boekje voor je maken. waarom gaat ie niet naar de peuterspeelzaal? nou, ik ben er op zich niet zo'n hele erge voorstander van. he, dat is jouw schriftje helemaal niet. wel. dat is Hildes schriftje. nee hoor kijk maar dit is jouw schriftje. Momas schrifie toch. deze is toch van jou? nee, die is voor jou. mag ik even kijken? nee. uh uh, wil je even niet zo schreeuwen. nee hoor deze is van Hilde. Hilde ja. oh, maar dat is een mooie tekening. daar zitten allemaal dieren al op. autos en een beer. een trekker. ja. ja. nou, ik weet niet ik heb zo iets van ik vind hem nog heel jong om er heen te gaan. auto. zit er wel een leeg blaadje nog in. plus dat hij natuurlijk nee. hij ziet wel genoeg kleine kinderen dus ik heb zoiets van ja xxx. xxx. nou wat is dat? vast wel.
je boekje die moet je altijd nog even kleuren. zie je je hebt nog geen kleurtje. ga maar even tekenen. dit auto heb die niet kleurtje teken. nee, wat voor kleurtje heeft die dan? dit. gewoon papier. xxx. dat. ja. ja, is dat een vrachtauto? nee! oh, wat dan? wordt ə auto. oh. wat zit er achterin dan? wat is dit dan? een laadbak, of niet. zegt ie vanmorgen tegen mij nee, dat is geen vrachtauto dat is een oplegger. dat was ook zo. ja. een oplegger dus. nee. oh, waar is je oplegger. jij hebt toch een oplegger. ga maar aan Caroline laten zien wat een oplegger is. dat weet ze niet. die op ə geel bord. oh. ga je geen xxx pakken? jij hebt toch een oplegger? er liggen hier zo veel autos. nou Tomas kan het je allemaal precies laten zien. pak eens een uh potlood Tomas. ga het eens even tekenen. zeg maar ik heb er ook een voor Richard gemaakt want die was jarig he? een voor Momas. die is voor Tomas. en die hebben we ook. dat was erg moeilijk om er een weg te geven. bus twee wielen. ja, die heeft wielen. die heeft niet wielen. nee, hoe kan dat nou? kan ie nou wel rijden? ga hem gauw wielen geven. gele wielen? ja hoor. uh d die niet vinger. die zat aan je vinger he? kom zo precies joh. hij kan zo mooi tekenen. heel netjes. ja, je moeder is trots. ze ziet het wel hoor. goed zo. uh. nog plakkətie ben je nou. plakkie? wat? plakt ie kijt. ben je het plakkertje kwijt? ja. ligt op de grond naast je stoel. andere kant. een rooie zit daar. bedoelde je dat? ze hadden in de dierentuin ook in het in zo'n uh broedkast ja. hadden ze zo'n soort grijsachtig beest zo'n ja soort struisvogel idee. en dan hadden ze heel klein geel kuikentje er bij lopen. die duwde zo'n beetje tegen dat beest aan. je moet pikken net als ik. oh prachtig. want ze hadden dat kuikentje er dus bijgezet om uh dat beestje dus te leren pikken net als zo'n kip. plakt. zal ik die er even afhalen voor je? heb je die nodig die rooie? ja. dat wordt ə poot. wat voor kleur is dat? wat voor kleur is dat? weet je dat? is dat groen? wat je in je handen hebt. is dat groen of is dat geel? die. nee hier. en wat voor kleur is dat dan? wat jij hebt? daar. wat voor kleur is dit? kijk eens. wat voor kleur is dit? zelfde kleur als je trui. hoe noem je die? hoe heet die? is dat blauw? hoe hoe. is dat blauw? nee. hoe heet dat dan? zwart. nee. wat dan? weet jij het wel? mamma weet het niet. die heeft ook ə geen wielen. nee. maar wat voor kleur is dit nou? nat. weet jij dat? wat voor kleur is dit? is dit groen? ja. ach.
meen je dat? dit is toch groen. wat voor kleur is dit dan? ja. rood. en wat voor kleur is dit? weet je die? hallo, welke kleur is dit? xxx. he, simpele ziel wat voor kleur is dit? Tomas. zeg maar dat ik vandaag niet veel ga praten. ik heb er geen zin in. jullie kunnen me de boom in. ook xxx. heb je ook xxx. nee, die mag xxx. ik wil ook even wat tekenen. ook tekenen? ja, wat zal ik gaan maken? auto. nee, oh nou is ook goed hoor. ik wil eigenlijk een uh een uh kasteel maken. nee, auto. ok, zullen we een auto bij het kasteel zetten dan? nee, dat &~z auto ja, nou dit is het kasteel hoor. oh deze doet het al niet. zijn wel leuke kleurtjes maar hij doet het niet. welke? deze. die doet het wel. maar dan moet je wat harder duwen. precies. maar dan kan de kracht xxx. precies. weet jij hoe een kasteel er uit ziet Tomas. heb jij wel eens een kasteel gemaakt? doe je mamma? zo. Tomas hoe ziet een kasteel er uit? heeft ie torens een kasteel? ja. ja? ok, nou zulke torens? ja. goed. en een grote deur maken we er in. deurtjes aan de overkant. zo ophaalbruggetje er bij. zo? ja. zullen we nog raampjes in het kasteel maken? ja. kunnen ze een beetje naar buiten kijken he? is wel leuk. hebben ze nog een torentje? ja. ja? en vlaggen? ja. goed. het is een beetje een draaiende wind. kijk. het waait nu een beetje merkwaardig rond het kasteel. is een spookkasteel. wat voor kleur zullen we het kasteel geven. rose? ja. ja? zullen we de torens allemaal een beetje een ander kleurtje geven? zo. doe je mamma. ik maak iets heel moois. xxx maken. voor Tomas maak ik het. de auto in doen in &~ne nee, wacht even ik zal het je laten zien. doe je? wat doe je Caroline? ik zit nog uh aan het kleuren. ik heb nou net een toren gekleurd. die toren die is rose geworden. want ik hoop dat mijn tekening straks ook op de koelkast mag. nou moeten we wel eens even over nadenken he Tomas? zou ik wel leuk vinden. nee. heb ik gedaan hoor. ja, dan is het goed. geef mij de schuld maar weer. kijk eens. kieboem kieboem kieboem. kieboem kieboem kieboem. dat nou. dat is een speeltje. hoe noem je dat? hoe noemde jullie dat? in een volgens mij een zoutvaatje ofzo. ik weet het niet meer. een kikker. nee. hoe noemde jullie die dan? ja, weet ik ook niet meer. kikker. ja, lijkt het wel een beetje op he? wij deden zo'n spelletje er mee. jullie ook? ja, zeg maar hoeveel keer. ja. en dan ben je een oliebol. nog een keer? hap. wat doet ie? die pakt je neus. zal ik Caroline haar neus pakken? nee. ja. dat kriebelt. nee. nee? nee! wil je hem hebben? ja. voor Tomas.
doe je zo. doe je zo. kom maar. en daar moet je wijsvinger. kijk daar zit dat ook. daar je wijsvinger. ho. nee, met die. en dan die andere. een twee daar. en dan doe je nee, mamma. ik ga. dat nou? dit is mijn kasteel. dit is het water. in de gracht. ik loop heel even naar de xxx om te controleren. nou, een vrolijk kasteel vind je niet? kijk zeg. heleboel kleurtjes. kleurtjes kijken. ja, kijk, heleboel kleurtjes zie je dat? kleurtjes buiten kijk alle allemaal. wat zeg je? wat moet ik allemaal? wat zie je allemaal? meisjes heet die in het bad xxx. ja. die, ja. zul zullen we nou een meisje tekenen? ja. dan is dat de prinses. goed. nou hoe ziet de prinses er uit. zullen we hier de prinses tekenen? ja. ok. wat voor haar heeft ze? heeft ze krulletjes? ja. of een staartje. staatie. staat twee staartjes? ja. dat is leuk he? heeft ze nog een kroontje op? is natuurlijk echt een prinses he? prinses heeft altijd een kroontje op. zal ik een mooi kroontje doen? een gouden kroon zie je wel. nou maken we twee oogjes. twee blauwe oogjes. een mond, ze is heel vrolijk. ja, ze moet lachen. een mooie jurk aan. zullen we een mooie jurk maken? oh, zie je. xxx. nou een jurk maken. zie je dat. moet ze nog handjes hebben. hallo. daar ben ik weer. een handje. benen. handjes geven. en beentjes. ze is wel een beetje alleen he op het kasteel? dat is Lieselijsje die woont in een paleisje. die moet ook ə tekenen. ja, toe maar. wat ga je maken. ook water? of niet. regen. regent het. oh dan moeten we even de prinses een paraplu geven. maak jij nog een beetje regen dan, dan dan maak ik een paraplu ja. waar ze onder kan. anders wordt ze nat. dat is niet zo handig. net als de kinderen in het regenboek. zie je dat? die nemen ook een paraplu mee toch? heeft ze de paraplu vast. xxx. nou regenen maar. maak jij de regen maar. nee. mamma. mamma moet zo aardappelen schillen. dat kan mamma niet. doe jij maar. nee. en ik hoor Sam. hoor jij ook Sam? nee. ik hoor Sam heel zachtigs roepen Tomas teken maar de regen. bal. oh, het regent heel hard zie je dat? ja. helemaal niet leuk. zullen we ook een zon maken? ja. xxx regen en een mooie zon maken, ja. wat moet er dan ook komen Tomas. als het regent en de zon schijnt, wat zie je dan. een. regen. boog. oh, moeten we ook een regenboog maken. dit is de zon. die even de ogen opendoen. maar ze heeft hem toe maar. maak maar mooi hoor. auto. ja, teken maar een auto er bij. dan kan de prinses wel weg. hier maak maar een mooie auto. zal ik een auto maken? ja. och. op ə weg. op de weg. is dit weg? ja. maakt ze auto.
maakt ze een auto? nou, wat heb jij een mazzel zeg. zo, mag jij hem afmaken. teken er maar wielen bij en een raampjes dat ze naar buiten kan kijken. ja, heel goed. nog een wiel. ja. ook raampjes er in, anders kan ze niet naar buiten kijken. wat is dit dan? Tomas wat is dat? laat maar eens zien. oh dat is dat xxx. wat leuk. kan je ja, verkopen ze in allerlei uh modellen. waar heb je deze gekocht? bij de boekhandel. bij welke boekhandel? Brunawinkel. ze verkopen ook uh. uh engeltjes nee nee. nee? maar ik wil even een auto maken. nou, kijk. ga in de papiertjes een auto maken. he, maar uh ik heb het nog nooit gezien verder. nou, ze verkopen het wel. oh, is een beetje mislukt Tomas. kan jij dat niet Caroline? nee. je moet ook hem er inschuiven. ja, blijkbaar wel ja. ik dacht dat ik er al was. doe iets fout. ik wil een hoed maken, maar ik weet niet hoe het moet. een hoed? dat is toch heel eenvou oh ja, ik weet niet wat voor hoed je wilt maken. domme regen. met kranten doet toch? ja. zo'n hoed. nou, moet ik even kijken hoor. ik weet niet of die het wel haalt. regen. regent het? en hierzo regent het ook zie ik boven die paraplu. goed zo Tomas hoor. zo en dan doe je het zo prachtig. nu weet ik het weer. oh kasteel. zo en dan zo en zit oh kasteel ə waaie. oh oh kijk toch. nou wordt ie mooi. het stormt hartstikke man. oeh zeg. stom. het stormt. kijk, hij moet eigenlijk een beetje z zo he? het papier is een beetje te vierkant. zeg maar dat het zo moet. zo maak je ook een bootje. xxx zo moet. xxx. xxx zou niet weten hoor. kijk je slaat hem eerst dubbel, ja zo. en dan doe jij hem zo ja, maar dan uh eigenlijk moet je een beetje een rechte ik weet niet, zijn dit vierkanten? moet je hem eigenlijk een beetje rechthoekig hebben dan. dan kun je er zo een bootje van maken. en een hoed. een hoed. en hoe maak je een bootje ook zo? ja, je hebt ook een bootje en dan zit er nog zo'n uh komt er nog iets uit daar in het midden he? ja. ah die auto dat uh meememen. wat zeg je? gaat die auto ə ladder meememen. gaat die een ladder meenemen. goed zo, dat heb je mooi getekend. en maak daar maar een antenne. een auto met een radio. ik geloof nu toch echt dat jij gepoept hebt. ik weet het bijna wel zeker. Tomas. en vind je al dat ie op de koelkast mag hangen? met je mooie tekening. ja. ja, vind ik ook wel he? hij is wel mooi. nee voor Momas tekenen. oh. ja maar jij mag hem wel houden hoor. zal ik nog er nog wat bloemen bij maken? ja.
zeg maar ik wil ook altijd alles hebben. ja dat dacht ik wel. kijk eens Tomas. nou. leuk. ik heb er ook een hoor. kijk maar. wil jij ook een? nee. oh. wil jij ook een? nee. oh. ben je vandaag een beetje in de nee stemming. ja, maar dat draai ik zo weer om. nee. nee. he, we zitten nou aan tafel te eten en dan zeggen we Tomas mag niet eten, onder geen beding, geen hap. oh ja. laat ik niet zien dat jij je bord leeg eet. precies en schransen joh. &~n &~le bod leeg. en dan ik zei van uh. en die gingen opruimen jongen kwamen ze trots gezicht kijk wat we toch gedaan hebben. nou als straf krijgen jullie dan een ijsje. nee, hadden ze gezegd, dat kon helemaal niet. oh, was die stout. paste niet in het patroon. nee. ik vind dat jij het heel mooi tekent Tomas hoor. jij kan ook wel aan Caroline zien he dat jij ook heel netjes kan. xxx weet ik wel hoor. oh. ga je mijn hoedje er afgooien. of ga je op mijn hoed mooi tekenen? xxx. ho. ik heef. waar is mijn hoed? waar is mijn hoed? he, ga je mijn hoed versieren? dat kan ook. ja. kunnen we een randje van autos in doen. xxx. is het je nou gelukt met die autos? nee. ik werd alweer afgeleid. oh ja. maar waar blijft nu dat papier dan? ik ben een heel onnozel wicht hoor. xxx. gaat hier. oh ja. oh dit is ook leuk zeg. autotie he? ja, dat zijn allemaal kleine schattige autootjes. prachtig he? sgatte autotie. schattige autootjes ja. kijk die die kunnen eigenlijk hier zo weer op rijden, zo. ja. wil je hem nu hebben de muts. Tomas. ja. dacht ik al. he mamma. oh leuk ik heb het echt verder nog nooit gezien. met kerst hebben we oh ja, met Sint en wat hadden we toen toch gedaan. ik zit te denken waar we uh oh we hebben toen xxx hebben we nee, daar hebben we kaarten gemaakt. heb ik je dat laten zien? dat we hebben geverfd. hadden we kaarten opges om te versturen vorig jaar gemaakt. toen hadden we tekeningen van Tomas. had ik ze beplakt met boeklon. en hadden we een doosje gemaakt van karton xxx. he, ik heb toen ook zo'n kaartje gekregen met een gulden portokosten. ik moet verven. dacht dat bij jullie dat uh xxx. niet verven joh, ik ga even Sam halen. uh, dat de postzegel er afgevallen is ofzo. toen met die kerstboom er op verven mamma. en toen zat er een briefje aan dat ik een gulden porto moest betalen. ah, heb je ook gedaan? nee, nog nooit. wij kregen ook een keertje een briefje met een gulden porto en toen uh zeiden wij nou dat hoeven wij niet, dus retour afzender. en die afzender stuurde het weer naar ons. ja? toen zat er ondertussen xxx. even Sam halen.
mamma doe je? ik ga even Sam halen. doe je? xxx. ik doe helemaal niks. auw. sommige mensen tekenen nog. nog iets doen? ja. wat dan? nog auto xxx. nog meer auto. nog een auto. ja, oh ja jeetje ja zeg. maar zit geen. lijm in. geen plakband, nee geen lijm zit er in. dus ik kan niet die autootjes opplakken. kunnen wel een hele file maken van autootjes. ho. kikker. ja. weet je hoe dat moet? zo. zal ik hem even weer goed maken? wil jij ook proberen? nee. nee? hij doet niks hoor. kijk maar. zo is het weer een papiertje zie je dat? ja. en zo is die weer los. en als je hem zo doet, kijk zo nee, ik doe niks hoor Tomas kijk. zo. en als je dan je vingers er in doet. is een beetje moeilijk zo. kijk. dan uh doet ie het. en als je het weer los laat ik kan het zelfs met een hand zie je dat? kijk en als je het los laat. stuk. dan is het weer een papiertje. ja. ja. heel makkelijk he? nou, ik vind dat mijn tekening wel af is eigenlijk. vind jij niet? ja. nog papier. nog een papiertje. oh, er zitten nog veel meer autootjes daar. zal ik hier dan maar autootjes er in doen. hoe daar gaat de hoed. van mamma. wil jij hem niet op? dat mamma hoed. en dat is mijn hoed. ah jij hebt ook een op. valt ie op de grond. pop. nat zo. valt ie nou? dus nou hoef je hem niet meer? auw. zo. twee autos er bij. mooi he? leuk. leuk is dit. een auto maakt. ja. ja precies, een auto heb ik gemaakt. maar deze heb jij toch gemaakt? ja. jij hebt daar de wielen bij getekend. ja. ja. heb je nog meer getekend? nee. jawel. de regen toch. jij hebt het laten regenen bij op mijn tekening. nu werd de prinses nat. maar gelukkig had ik toen een uh. paraplu. zie je. anders was de prinses echt heel erg kletsie kletsie nat geworden. ik moet geel hebben. wil je een geel papiertje hebben? ja. goed zal ik pakken. kijk eens. wat ga je met het papiertje doen? opvouwen? ja. met ga je maken? een kikker? of niet. ik neem een blauwe. wat wil jij vouwen? even me geel blauw bouwen. wat wil je maken? blauwe. nee, eerst een gele. ik heb een blauwe. ik ga een schilderijtje maken. ik gaat ook schilderijtje maken. ja? nou, probeer maar eens. ik ga &~t tikker maken. oh is ook goed. ga maar een kikker maken. ja, dat is goed. ga maar tekenen hoor. hier ben ik. he. hallo allemaal. gezellig kom er bij. oh grote rijtemekraan maken. wat zeg je Tomas? ik gaat ə rote hijkraan maken. ga je een grote hijskraan maken? gaat die hijskraan bouwen. hijskraan wordt dit. ja, wordt dat een hijskraan? ik moet ə oh ja. net zoals hier bij die huizen? kikker.
ə kikker. ja. maar zo is het een papiertje he? zie je, zo is het niets. kan er niks gebeuren. en zo. en zo is het een kikker. hij doet niks. kijk maar. zo is het weer een papiertje. stuk. ja, zo is het geen kikker meer. maar zo. zo wel. oh, zit een beetje op. zie je wel? hup hup. zal ik er twee oogjes op tekenen? even kijken Sam. een oogje. blauwe oogjes, ja? gaan we er een vriendelijke kikker van maken, goed? een oogje. en nog een oogje. mamma moeten we eten. geef Sam ook eten, he? mamma zo ook even eten? Sam moet niet eten. Momas wel. oh, Tomas mag er ook wel een hapje van. bofferd. eerst Sam een beetje en dan Tomas. oh, hij kijkt een beetje scheel. hij kijkt heel erg scheel. Caroline die maakt het ook wel al mooier he Tomas? kikker. ja, je mag zo kijken ja. maak nog even leuke wangetjes. zo, kom eens even hier, zo. huppekee. huppekee. hij kijkt scheel en een beetje. ja het is niet echt gelukt zal ik maar zeggen. wat een bekentenis Caroline. ja, nou zijn ogen staan er nu een beetje wimpertjes zitten een beetje onder zijn ogen. geeft niet dat. helemaal goed. vinden wij niet erg he Tomas? daar kan Caroline ook niks aan doen, joh. nee, die is een beetje beter. beetje motorische xxx. Sam je moet niet moet je gooien. nee, is ook zielig. weet niet beter. gooien xxx. oh oh oh oh. stukje. dag Sam. heb je lekker geslapen? uhuh. wat ga je eten? fruit. gaat hij fruit eten? ja. oeh, vindt ie niet zo lekker geloof ik. nee, krijgt ie niet weg. Momas vindt ook niet lekker. het heel lekker. xxx. ja, wat is het voor fruit, banaan? sinaasappels met druiven en banaan. oh. ik maak het normaal zelf, maar hij krijgt dat nog niet weg. dus dan doen we het eerst maar is even zo he? ik ga kikker maken, zo. ja, ga maar kikker maken. ik weet nu eigenlijk helemaal niet hoe je een kikker maakt. dat wordt leuk. &~d kikker. nee, dat is nog geen kikker. goed zo. nee, dat moet je aan mamma vragen want ik kan geen kikker maken. kan jij geen kikker maken Caroline? nee, ik weet niet hoe het moet. ik kan alleen maar een schilderij maken. niet kan. ik ga even kikker maken. vliegtuigje kan je ook nog maken. oh ja. ja, ga maar een vliegtuig maken. want dat kan ik ook niet namelijk. ik ga die even op tekenen. nee, je kunt hier toch nog wel op tekenen? kijk maar joh. hier, ga eerst hier maar wat maken. nee. nee? ga je geen mooie tekening voor Sam daar ma op maken? geel doe. geel. oh ga je met Sam even overleggen dat je een gele mag. gele. wat ga je doen? een gele wat. nou, nou dan pak je dat toch. dat is jouw boekje hoor. pak maar.
heb je die andere ook oh daar ligt ie helemaal. ik kan er niet bij. kijk eens. wat ga je daar op maken? vliegtuig. oh, een vliegtuig. zo. lachebek. wat doet die baby. hoe kan het ook anders met zo'n rare moeder he? hoe kan het ook anders met zo'n rare moeder. doet ie Caroline. eten denk ik. weg. ja, ik keek even. ging ze stiekem kijken. oh, Caroline ging spieken. Sam. ouwe freubelaar. brrrr. moet je mond opendoen. je moeder is Donald Duck geworden. ho, wat zit mijn haar debiel. ach joh. dat zie ik opeens. &~k krik krak. daar letten wij niet op. ho, wat zit er nou weer voor appelsap op je tekening man. dat is toch vies. hier. is het nou weer gebeurd Tomas. had ik nog tegen jou gezegd dat dat heel vies is. dat moet je uh ophouden. dan gaat de appelsap weg. dat is helemaal niet de de bedoeling hoor. kan je niet meer tekenen. ja, xxx moet je opdrinken. waarom krijgt ie dit nog niet weg. is dat ook met ander eten zo, of is dat is normaal ik heb. ja? ze moet xxx. auto. xxx. ja jij hebt autos gemaakt. oh, daar op die tekening, ja. xxx. en uh in je mond te zien te werken. je denkt verrek ja, dat hebben ze helemaal nog niet geoefend, dus dat nee, niet vouwen. zullen we die op de uh koelkast hangen. nee. ja mooi. ik moet even kijken. oh, dat mag. dat autos gaat hebben. op een gegeven moment gewoon door en dan gaat het goed. tot die tijd krijg je dit ge wiesel. ja he? ja! kan het ook zijn dat jij gewoon een vieselaar bent he? ja? moet dat niet hiero? moet dat niet hiero? nee hoor, dat doen we straks. ja? ga maar vertellen. &~m het meisje. ja. &~m ze draait aan de kar dat ze komen. ja. &~m ze haalt een ijsje. ja. ze een ijsje. ja. ze laat dur ijsje vallen. ja. ze staat stil. ja. verder niet meer. is het klaar? goed zo. nou, doen we deze weg. doen we de volgende. &~m ze staan allebei stil. ja. iemand schommelt vist. ja. wou wat afpakken. ja. en ze pakte wat uit de emmer. ja. ze wou de ding terug. ja. ze ging huilen. ja goed zo. doe hem maar dicht ja. nog eentje. ja nog wel meer. hier is dur weer een. ja? ze gaan naar de vader toe. ja. ze de bal schoppen. ja. en de hond wil de bal lek maken. ik weet niet hoe dit heet. dat is een bot voor de hond, ja? ze wil de bot. ja. en de hond loopt op. ja. en nee de hond vlak bij de boom. ja goed zo. ja en deze? en deze? ja? &~m het meisje ging rennen. ja. het meisje keek naar de ballonnen. ja. de meneer ging aan dat meisje een ballon geven. ja. het meisje een ballon. ja.
de ballon valt bij die jongen. ja. en die jongen staat vlak bij de boom te huilen. ja goed zo. ja. en deze? &~m zun vader loopt achter het jongetje. mhm. de vader zit op de bank. mhm. de vader zit op de bank een krant te lezen mhm. een boek te lezen. oh ja. hij scheurt de krant haast. mhm. hij pakt haast de krant weg. hij gaat haast achter hem de krant weghalen. ja. hij zit te huilen op de grond. ja goed zo. ik moet vandaag naar de tandarts. moet je vandaag naar de tandarts? hij kijkt alleen maar even. oh hij kijkt alleen. komt ie op school? thuis? na school? nee ik mun vader komt me ophalen. ik moet om half twaalf naar de tandarts. oh. hij gaat alleen maar kijken. dan is het niet erg? nee. ja? moeder zit een verhaaltje te lezen en kind. ja. zun touwtje is helemaal dur af. ja. de kat gaat voetballen. de kat een vis. ja. de kat pakt precies de vis. hij bijt hem haast dood. mhm. en de kat daar te slapen. goed zo. ja keurig. nou en hier is een beetje een raar verhaaltje. kijk maar, want hier zitten wel plaatjes. en die hier aan het eind ook een. maar hier zit niks. dat is gek. die is weg. en eerst stonden daar wel plaatjes en nu zijn ze weg. als je nou heel goed naar deze eerste kijkt en naar het laatste plaatje. kun jij dan denk je verzinnen wat hier gebeurd is? wat je denkt dat daar gestaan heeft? nou kijk eens heel goed. een bezem. ja, en wat is dan hier gebeurd? &~m. hij wat. ja. en de man staat daar. ja, dat is hier gebeurd? ja. zullen we eens kijken? ja. zo, want ik heb het echte verhaaltje wel meegenomen. en hier is het echte verhaaltje. kijk maar. het begin is hetzelfde. het eind ook. en nu zijn er wel plaatjes. zie je dat? dat is allemaal gebeurd ja. wil je nou dit verhaaltje nog een keer helemaal vertellen nou die af is? het is de laatste laatste verhaaltje. ja? okee. moet je hier beginnen. ze gaan een hele grote bal maken van sneeuw. ja. ze maken een sneeuwpop. de sneeuwpop heeft een bezem in de hand. ja. hij met een bezem in zun hand. ja. de zon schijnt op de bezem. ja. de zon die schijnt op op het badje. ja. goed zo. ja. beginnen. het jongetje zit. ja. de hond kijkt in de bak. ja. &~m in de bak zit een kikkertje. ja. moet ik hem omslaan? ja als ie klaar is mag je hem omslaan. &~mm het jongetje &~s. ja? en er staan laarzen langs bed. ja. dur zit een kikker in de bak. ja. dur staan pantoffels. ja. een krukje. ja. &~mm een sok. ja. en een tshirt. mhm. toen zet hij de laarzen op de. mhm. de hond zit vast. mhm. de kruk staat op zun kop.
mhm. de bed staat er. mhm. een lamp. mhm. moet ik die andere lampen ook meelezen? nee je hoeft alleen maar te vertellen wilt u koffie? graag. melk en suiker? ja alstublieft. je hoeft alleen maar te vertellen wat er allemaal gebeurt. oh. aan de stok hangt een &~d doek. handdoek. ja dat is goed ja. ja. het jongetje die heeft. wat voor voeten? bananen. ja. het jongetje de hond beet. ja en heb je die al gedaan? nee. &~mm doe ook die maar. het jongetje kijkt uit de net. ja. de hond zit vast. hier is het einde. ja. hij kijkt naar de boom. en zun ogen heeft ie dicht. ja. de hond staat voor de jongen. ja. en hij. ja. dur hangen twee vlees in de bomen, een. ja. het vlees wou de hond pakken. en de hond wou de vlees pakken. ja. en verder?. die jongen kijkt in het gaatje. ja. en de hond. het jongetje in de boomgat. ja. de hond achterstevoren en hij de boom vast. ja. er een peer op de grond. ja. het muisje kijkt. ja. ik weet niet hoe dit heet. dat is een vogel, een uil. een uil. ja. een uil zit op de. de hond rent keihard. ja. het jongetje die valt. dat is los. ja. hier ook, kijk. ja. hm:. met dat andere speelgoed mogen de kindjes niet spelen xxx. nee dat is voor een andere keer? hier xxx gaan overblijven. ja goed zo, klopt. daar gaan ze eten. ja. het zit een beetje vast. ja? hij wil dur op lopen. ja. hij dur niet. een vogel boven zich. ja. &~mm de anderen konden dur nu wel op. ja. moet omslaan. xxx xxx want dat heet een hert. ja goed zo. ja? het jongetje zat op de hert. ja. hij is helemaal boven. en de hert staat op het jongetje. mhm. het jongetje valt. mhm. &~m de hert. mhm. het jongetje. ja. de hond valt ook. mhm. ik ben al bijna bij het eind. goed zo. ja? de hond staat op het jongetje. het jongetje staat in een gat. ja. de jongetje valt in de gat. ja. zun laarzen zitten boven. stukjes zien zun laarzen. ja. zun laarzen zijn helemaal eruit. ja. de boomstok. de hond loopt erover. mhm. het jongetje pakt de hond. ja. het de hond zit in een gat. ja. hij doet zun vinger voor zun mond. mhm. waarvoor staat hier geen kerstboom? dat weet ik niet. omdat hier geen klas is, denk ik. omdat de kinderen altijd alleen maar een uurtje hier zijn. want in alle andere klassen staan wel kerstbomen. dit is niet echt een klas? het jongetje zit en de hond zit ook. ja. twee kikkertjes staan dur voor de boomstam. ja. en die de hond hondje wil dur overheen. het jongetje bij de hond. mhm. twee kikkertjes staan dur bij de boomstam. ja. hier is helemaal los. ja daar is ie helemaal kapot. ja ik zal hem maken.
moet je met een nietje xxx. ja. het jongetje een muis in zun hand. mhm. de hond kijkt naar het muisje. ja. dur zitten kleine kikkertjes en grote kikkertjes op de boomstam. ja. en beneden zit ook nog een kikkertje. ja. het is klaar. goed zo. hartstikke mooi. hier beginnen de verhaaltjes. op iedere pagina is een verhaaltje. en uh nou bekijk het maar. vertel het maar. ineke die loopt over de straat. ze ziet een ijscowinkel. ze pakt een ijsje. en ze eet het ijsje op. maar ze struikelt. en. het ijsje valt uit handen. en ze begint te huilen. waarom begint ze te huilen? omdat ze is gevallen. goed zo. ga maar naar het volgende verhaaltje. op strand staan een jongen en een meisje. het ene meisje gaat iets van zand bouwen. en het jongetje gaat vissen. en daarna krijgen ze ruzie wie nou het emmertje mag of niet. het jongetje neemt het emmertje mee. en het meisje moet huilen. en waarom moet het meisje huilen? omdat ze het emmertje niet krijgt. goed zo ja. papa staat op hun te wachten. ineke wil voetballen. maar de hond rent de bal achterna. ineke pakt een brok. en ze geeft aan de hond. de hond graaft. en hij gaat erop slapen. goed zo. het volgende. ineke loopt buiten op straat. en daar staat staat een ballonnenman. en vraagt aan ineke “wil jij een ballon meisje”? en ineke wou het. maar ineke struikelt over een boomstam en &~la laat de ballon los. en ze moet huilen omdat haar ballon kwijt is. goed zo ja. hartstikke goed. mag je naar het volgende. papa en kees lopen op straat. papa ziet een bankje. gaat erop zitten. en kees die gaat voetballen. kees vraagt aan papa “mag ik de krant ook”? en papa zegt. en kees trekt toch aan de krant. en. hij heeft hem. papa rent kees gauw achterna. en papa pakt de krant weer. en kees valt. en toen moest ie huilen. goed zo. ineke zit bij mama op de bank. does slaapt naast de bank. ineke pakt een bolletje wol. geeft het aan de kat. maar de kat gaat ermee spelen. en ineke roept. “timmie je krijgt een stuk vis”. timmie eet het vis gauw op. en daarna gaat hij slapen. okee. bij dit verhaal. ik me weer even om. ja. er zijn zes hokjes. ja. uh maar drie zijn er helemaal leeg. zie je dat? ja. dus het begin is er van het verhaaltje en het einde is er. zou jij het helemaal kunnen vertellen? dus dat je die ik denk het wel. ja? ja. okee. het is winter. en ineke en uh kees gaan een sneeuwpop &~pop maken. het wordt een hele mooie sneeuwpop. en als de sneeuwpop klaar is gaan ze. het aan mama laten zien. en de winter vliegt om. en het wordt zomer. ja en wat gebeurt er dan op het laatste plaatje? um. de sneeuwpop die gaat smelten. um. &~ma maar waardoor? door de zon.
goed zo. het volgende verhaaltje is eigenlijk hetzelfde verhaaltje maar daar staan de plaatjes wel getekend. ja. kun je het misschien nog een keertje vertellen? ja. ineke en kees gaan een sneeuwpop maken. en. het wordt een hele mooie sneeuwpop. maar de winter vliegt om. de zomer. komt. en de sneeuwpop die gaat smelten. goed zo. ja. dan zet ik hem nu aan. en uh begin maar te vertellen. een jongetje is een kikker kwijt. de hond zoekt mee. dan gaat het jongetje slapen. en de hond ook. de kikker &~s sluipt heel langzaam weg. de volgende morgen kijkt die jongen nog eens. maar de kikker die is weg. hij zoekt overal. nergens is het te vinden. hij kijkt uit het raam en roept eens. en de hond die heeft het glas op zijn kop waar. uh de kikker in zat. dan dan valt de hond uit het raam. meteen valt het glas kapot. en de jongen kijkt heel boos. en de hond die likt hem. hij roept nog eens door het hele bos xxx. hij zoekt overal. daarin daarin hij ziet een hamster. en de hond die ziet een bijenkorf. en die hamster die zit zo naar hem te kijken. en. en de bijenkorf valt neer. alle bijen vliegen eruit. de jongen zit in een boom. opeens vliegt er een uil uit. de jongen valt uit de boom. de uil vliegt weg. hij vliegt. en toen &~sne is een hoge sneeuwberg. hij roept iets. um en hij wordt opgepakt door een even kijken. ik zie hier rendier. de rendier laat hem van de berg af vallen. hun komen in het water terecht. de hond &~krui kruipt op de jongen zun hoofd. en dan zegt de jongen “sst daar zijn ze”. um ze kijken in. en daar zien ze ze zitten. um daar is vaderkikker moederkikker en kindjes. en op het laatst. pakt de jongen een kikkertje weg. en de ouders roepen. en is hij weer dolgelukkig met een kikker. tja goed zo. hebben jullie gestofzuigd? het is wel lekker schoon, man! lig je te slapen? ja, ze lag te slapen. word je nou wakker? xxx. mama. papa even dragen. even dragen? je hebt nog een beetje brok in de keel geloof ik he? waar moet ik de jas ophangen? waarom ga jij Evelien niet even aanwijzen waar de jas moet hangen? ja? hier op de stoel? nee. waar moet de jas? hier. daar! even kijken hoor, of ie er nog bij kan. ja. klaar. nou, we moeten misschien. zo meteen maar even naar boven gaan, want gisteren heeft ie dus. oh, ik moet hem nog even vasthouden. wat heeft ie gister? want eh. ja hij heeft zo ontzettend eh veel gekletst omdat ehm. hij heeft dus een poppenhuis. ah. dat wil zeggen het is een oud eh poppenhuis van Marlies. ja. wat haar moeder gemaakt heeft. een enorm ding, zo groot. en eh dat hebben we toen gister schoon gemaakt en ingericht.
oh, straks eens even kijken! dat vond ie zo leuk. ja. wat heb je met het poppenhuis gedaan gister Thijs? wat heb je gedaan met het poppenhuis? met mama? was het vies? moest je het een beetje schoonmaken? nog &~xo maken. nog schoonmaken? mama schoonmaken. oh, had mama dat gedaan? en toen? heb je er toen allemaal. dingetjes in gezet? hadden ze ook een stoel? &~hebul stoelen. heleboel? en. ? en wat nog meer? nog ə tafeltje. tafeltje. en nog ə tafeltje. en nog een tafeltje. wat nog meer? nog ə tafeltje. ja, en nog meer? tafeltje. zijn er ook kindertjes? en een bed? bed. hadden ze ook een bed? &~xas ook ə ook. garage? &~xas ook. was er een garage? oh. ja. ook. of gaas? gaan de kindjes ook slapen, in het huisje? of niet? moeten we zo maar eens gaan kijken, he? ja, we gaan zo maar eens even kijken he? ja. kom maar gaan wij eens even. nee. ga je even kijken? nee, nee, nee. zullen we roosvicee maken? nee. wil jij geen roosvicee? nee. xxx even dragen! xxx. en jij lag lekker te slapen in de box! dat zag ik wel toen ik binnen kwam. een beetje muggebulten heeft ze. ja. ze was gisteravond ook koortsig. en je hebt hele grote tanden. tanden. die had ik nog niet gezien. ja, ze heeft zeven tanden. veel, ja. hee, wat heb je daar? een trekker? een trekker, ja. xxx. hallo, met Boudewijn. dan moet je wel gaan praten, haha. ja. gaan we koffie drinken? nee. nee? nee. ho, haha. roosvicee drinken dan? nee. ook niet. he. zo. waar hebben we allemaal gestofzuigd, Thijs? hebben we ook beneden stof gezogen? boven ook zuigen. boven ook. oh. en onder je bedje? ə bij bedje &~syəx in. die in ə bedje. in het bedje? ja. ja? hij had daar net ook al zo'n mooie zin. toen zei die van onder het bedje ook nog niet zuigen. haha. kijken of ie nou opneemt. hee, had papa wel onder je bedje gezogen? of was ie dat vergeten? bedje. ook ə die. ook bedje onder zuigen! ja. was dat onder het bed ook een beetje vies dan? nat ə! oh, is dat nat? water! ja. moet je niet een doekje halen dan? nee. nee? hoeft dat niet? kan het zo met je hand wel? koffie er bij. en die ook koffie. bij. ja, is ook koffie. maar deze doen we erbij. deze is nog lekkerder. ah. ga je het goed doen? aanduwen, he? is belangrijk. haha. oh. zo. nou, dat wordt wel extra lekkere koffie denk ik. ja. haha. zo klaar. wacht even. &~fina. vingertjes doen. ging je dat met de vingertjes doen? zo. waar gaat die trekker helemaal heen? gaat ie naar de caravan? ik zag daar een caravan. eh. zie je hem ook? ha. ga je hem pakken? ja ga je hem pakken. ga je hem pakken! ah! ah. die. even maken. moet ik hem even maken? hoe moet ie dan? aan.
ja, waar moet ie aan?. die moet ə aan. waar? gaatje door gaatje! moet dat door het gaatje? hier. ik zal eens even kijken. en waar en dan, hoe verder? die? rijden! ga je dan rijden? oh. die. oh, oh papier! papier! oh is het papier op de grond gevallen? nou is niet erg. ik pak het wel even. papa pakt het wel. geeft toch niet. kijk, zo doen wij dat altijd maar dat is eigenlijk niet goed he? eigenlijk moet het zo. oh! zo. dat is sjiek. zo, nou kan die draaien. nou, waar gaat ie heen? brrrr. Ien ə voor Ien. oh, okee. dankjewel. het lijstje met huishoudelijke activiteiten. ja, haha. xxx. nou, misschien kan ik je nog ergens mee helpen? xxx. xxx. xxx. haha, kan Ieke ook xxx! Thijs. gaat ie weer naar Thijs. oh. gaat ie weer naar mij. hallo! nee! oh. koekje, koekje. even wachten he? koffie. koffie is nog niet klaar. kijken koffie klaar is. als koffie klaar is, ja. kijken koffie klaar is. even kijken of de koffie klaar is? haha, ik denk dat ie nog niet klaar is. nee. nee. papa een koffie. ja. Ien een koffie. ja. xxx. nee, twee koffie. zo. zo. zo. xxx. koekie. Thijsje mag ə koekie. nee, is nog niet klaar Thijs. nee. Thijsje &~sjokolakokuki. wil jij een chocoladekoekje? ja. ja! Thijs &~sjokolaəkukjə. een chocoladekoekje! die Thijs. zit dat daar in? oh. &~sjokoladəkuki. &~sjokoladəkuki. maar de koffie is nog niet klaar volgens mij, of wel? &~sjokəla. even wachten. als de koffie klaar is he? kijk, dan kun je er vast naar kijken. ziet er lekker uit he? haha. &~sjokəla. ja, even wachten. eh. eh, viespeuk! eh! lekkere snottebel. ja. ja. brrr, brrr, brrr! getsiederrie. brrr, brrr, brrr. haha, oh doet Thijsje nou? &~sjokoladə. haha. &~sjokola. donderdag is eigenlijk jouw eh. thuisdag? donderdag is mijn eh. thuisdag, ja. nou ja, jij hebt wel vaker toch dat je thuis werkt? ehm, nou, wel inderdaad, maar dan dan over het algemeen eh kun je de kinderen er niet echt bij gebruiken. nee. dan ben ik wel gewoon thuis. ehm maar donderdag en woensdagavond is de standaardafspraak dat ik in ieder geval altijd eh ja, in navolging van een of ander kranteartikel praat ik niet meer over oppassen. nee, precies! wat nou oppassen! oppassen. oppassen. maar ehm dat ik er ben. ik had het ook gelezen inderdaad. had je ook gelezen? ja, waar stond het toch in? Volkskrant of zo? Volkskrant of zo, ingezonden brief. ja. kan je hem openkrijgen jongen? ja. ja? krijgen niet. krijg je hem niet open? papa open doen. je hebt zo'n vieze neus he? wat ben je toch verkouden, oh. nog een. een. nog een. nog een? nog. zo, die er in. ja, die is er uitgevallen he? mooi he? koffie is bijna klaar. ə pappa doen indoen heleboel. papa heleboel in. moet ik daar heleboel in doen. ja ja, moeten we eens even kijken waar Ien zin in heeft. in zo eentje, met heleboel.
kruimels erom heen. of zo een. nou, die vind ik ook wel lekker hoor. jij wil een chocoladekoekje he? dat weten we nu wel. een. ik neem zo een. nee. ja, kijk maar. jij mag deze hebben Thijs. zo. oh, je heb al een. papa eet de kruimels op. papa ə heleboel. ja, misschien kunnen we ook wel dadelijk even naar het poppenhuis lopen. ja, is wel leuk. het is ehm. nog wel erg nieuw voor hem, tenminste hij heeft er nog bijna niet mee gespeeld. zal ik dan het apparaat gewoon meenemen? heb je boven een stopcontact? ja, daar is een stopcontact. ja, oh prima. met ə maulen. Ien Ien. zitten er maulen in? zitten er maulen in? nee, hier zitten maulen in. ja. is wel heel moeilijk om te zien. waar is mama naar toe Thijs? weg. oh. wat zit ze te doen? appiehappie. nee, niet naar Appiehappie. nee! haha, nee, dom! werken! werken he, ja. werken. ja. heb je ook gelogeerd? bij opa en oma? Thijs? xxx. ja. xxx. wat heb je toen gedaan? was leuk! was het leuk? &~spelt. heb je gespeeld? waarmee? tuin gespeeld. waarmee? die tuin gespeeld. oh, in de tuin gespeeld. oh. die tuin gespeeld. oh, in die tuin? ja. was de hond er ook? Thijs? ook ə speeltuin ook. gespeeld. ook een speeltuin? speeltuin. ja? speeltuin. xxx. ja. heb je met oma gewandeld in het bos? Thijs? ah. was ə koeien. oh, waren daar koeien? oh? ik geloof er niks van. in het bos? koeien. koeien in het bos? ah. nee. ə meer koeien &~wa in ət bos. haha. ah, ja! en was Ieke ook mee? in buggy. Ieke. koeien zien. waren er koeien in de buggy? ja. ja? haha. koeien in de buggy? nee. nee. koeien in bad! koeien in bad? nee. waren de koeien in bad? nee. wat dan? wat deden de koeien dan? schoenen in ə bad! schoenen in bad? schoen. ja? waren de schoenen vies. schoenen in ə bad. je verzint van allerlei. ja, volgens mij ook, haha. haha. allemaal dingen die niet mogen. wij zeggen altijd als hij niet in bad wil “nou moeten de schoenen dan maar in bad”? oh, ja ja. ə nog ə een koekje papa? dank je. ja, dankjewel. maar leg maar weer terug. zo, klaar. jullie hebben wel een lekker weekend gehad, hoorde ik van Marlies. hm. jullie hadden gewoon goed weer he? toch wel. ja, eerst xxx heeft het nog een paar keer zo geregend eh op die tent en zo. ja. toen moesten we er een halve groot deel van de tijd in zitten. maar, wanneer was dat nou, zondag of zo zondag toen klaarde het helemaal op. toen gingen we wandelen, toen werd het grandioos weer. ja, maandagochtend was het nog mooier, maar toen moesten we weg. ja. nee, we hadden wel genoten. ja. maar Marlies was een beetje ziek. ja.
het was wel koud, dus toen hadden we zo iets van “oh we moeten nu terug” he? nee, is ook wel slim inderdaad xxx. nog een. toen hebben we hier. geschilderd, dit helemaal. oh ja! en hier. want daar had ie al een grote puinhoop van gemaakt. wat slim ja. ja, dat kan niet als je de kinderen erbij hebt. dat eh. nee. ja, of je moet het s avonds doen, maar dan eh heb je vaak slechter licht. en. zeker die lakverf die blijft nog een paar dagen pikken. ja, dat is waar. oh, mooi. ik wil nog een. ik wil nog een. wil je er nog een? ja, ja. oh ja? nog een. mag dat wel? mag dat van mama? wat denk je? die. die? wil je die hebben? ja. en dan komt mama dadelijk thuis en dan zijn alle koekjes op? auditie. heeft ze auditie? ja. oh? haha, leuk he, die woordenschat van zo'n eh. haha van zo'n gezin. auditie. auditie. ja. mama. doet ze auditie? oh. goh. nou. wat moet ze doen dan? zingen? of fluiten? fluite maken. gaat ze muziek maken? nee. wat dan? fluite maken, fluitje maken. fluitje maken? fluitje maken. ik versta er niks van. je moet niet continu je beker in je mond hebben, jongen. brrr! brrr! viespeuk. haha. zullen we zo eens naar je poppenhuis gaan kijken? ja. nou. hoe kom je daar dan aan? heb je dat gekregen? van oma! van oma? ja. oh. oma dicht gedaan. had oma het weg gedaan? dicht. gedaan. wat? dicht gedaan. dicht gedaan? oh, had oma het dicht gedaan? oh. oma dicht gedaan. had oma getimmerd? en toen ging het mee in de auto? ja. ja? toen moest Thijs achter blijven he? paste Thijs niet meer in de auto dan? paste je er niet meer bij? nee. nee. ja, dat was wel grappig. wij namen dus inderdaad die auto mee. of eh dat huis mee en de achterbank plat terwijl zij achterbleven. maar het grootste probleem dat ie achter moest blijven was niet dat wij vertrokken maar dat het huisje mee ging. mee ging haha en dat hij niet bij het huisje dus toen kon het alleen nog goed gemaakt worden door het feit dat wij dus dat huisje op zijn kamer neer gingen zetten. en dat wist ie inderdaad ook eh het hele weekend te herinneren. wat goed. dat mama zijn huisje had neergezet. haha. xxx. hallo, daar komt de trekker aan. kom op Thijs, zullen we eens even naar je huisje kijken? ja. Ien ook kijken. ja, ik ga juist kijken naar jouw huis. nog koek. doen we dit even uit. moet ə in. oh, is er een bloempetje uit het vaasje gevallen. niet ə bloemetje uit ə fa:sje. oh ja? zo. nou doe de bloempjes eens in het vaasje. mooi zeg. nou, waar moet die staan? hier staan. hier staan. daar? in de vensterbank? zet jij hem maar in de vensterbank. haha.
oh, wat mooi! die? waar is de keuken, Thijs? bedje slaap. oh. ligt daar een kindje te slapen in het bedje? oh, bloemetje gaat er weer uit. zo. keuken. ditte moet ə keuken in. ja. oh. dit moet in de keuken he, hier zo. hier is de keuken. op tafel. op tafel in de keuken zetten? nee. op de grond? ja? okee. dit &~an niet ə &~bə:t in. wat zit er in? &~bə:ts in niet. beertje? oh. &~bə:wətjəs in. niet. spulletjes? ja. daar zijn de spulletjes misschien? zijn dat spulletjes? hier. allemaal spulletjes bij pak. allemaal spulletjes? allemaal spulletjes. nee, alle spulletjes zitten er al in. nog wat kindertjes. nog spulletjes. nog spulletjes. ja, hij heeft gisteren natuurlijk spulletjes er in zitten stoppen. het huis vol zitten stoppen en hij denkt dat er nog meer spulletjes zijn. ja ja. maar het is al helemaal vol! anders moeten we er spulletjes uithalen, dan hebben we ook spulletjes om er weer in te stoppen. ja, dat is slim, haha. nog ə spulletjes. oh, mooi! wat zijn dit nou allemaal? wat is dit nou allemaal? gieters. gieters? gieters? ja. of kun je daar mee koken Thijs? kun je daar mee koken? nee. nee? die nog. en deze. ja. kun je zo gieten. hier &~sitə. &~sinə mee koken. die mee. soep mee koken! okee. ga jij eens een beetje thee zetten voor ons. zo. doe er maar eens een beetje thee in. ik heb dorst. die thee in? ja. thee niet. nou, gieten maar. goed. doppie er weer op. nou, wie wil er thee hebben? oh, mmmm! oh, moet ik het vasthouden? nog thee bij! oh, nou. &~yyy! &~yyy. &~yyy. is het vol? moet er ook een beetje suiker in de thee? en een beetje melk? zo. zo, zo. een beetje melk bij. en nog een beetje suiker. zo. tuut. mmmm. opzetten. ja. die er ook op. nou, lekker hoor. die nog mee in. oh ja, die er ook in. wat een boel spulletjes hebben ze daar he? zo, nou. lekker zeg. mmm. moet ik het even. mmm. xxx. die uit elkaar. oh, weer uit elkaar. die, die. xxx. mmm! pak pak pak pak. pakken? en nou? wat moet ik er nou mee doen? he? nee. oh. in ə bekertjes. oh, hebben ze ook bekertjes? in &~də bekertjes ə doen. oh, nou, laat maar zien dan. zo. oh. zo. mmmmm! krijg ik lekker thee? wil jij ook een beetje? nou voor Thijs. ho. zo. lekker? lekker? nog beetje. krijgt papa ook nog wat? nog beetje. ja, doe maar wat voor papa er in. heleboel, heleboel! heleboel wat? kopjes? ja. zo, Thijsje. is een beetje water. oh lekker water. echte thee. die ook beetje water. ho. eh eh boenen. even de doek uitknijpen he? haha. ja, goed zo. goed zo, boenen. wordt het mooi schoon? oh, ja. moet je dit ook nog afwassen Thijs? hee, moet je deze ook nog afwassen? ja? zo, vies he? getsiederrie. zo, daar ook nog onder.
het wordt wel heel schoon hier. ook heel nat, haha. ja, het is gewoon nat. haha. nou, Matthijs, volgens mij is dat wel goed schoon. ja. klaar. zo, even afdrogen? beetje. nog ə Ien ə beetje water bij. oh, moet er nog een beetje water bij? &~dinə Ien ə Ien ə water er bij. nou, moet je eventjes pakken. zo. die. doe maar even wat water er bij. oh. dat moet in een kopje, denk ik. of niet? doe je het even in een andere? ja. zo, kan het ook. ja, zo kan het ook. goed zo. kopje thee. kopje thee wordt dat? mmm. zo. oh, lekker. mmm! nog ə water. klein druppie nog ə &~də. nog ə klein druppie. nog een klein drupje? oh. nog suiker bij. suiker bij he? waar is de suiker? papa ook beetje. ja, papa heeft ook zin. papa ook zin. dat is. eh. dat is zo. hoog. dat is zo. hoog. &~oməfalə. is dat omgevallen? wat is dat nou? die ook. wat is dat Thijs? wipwap. een wipwap. ja, lijkt wel zo, maar het is een weegschaal. laat eens kijken. oh, ja. is een weegschaal. kun je mee wegen Thijs. ja. wipwap, wipwap. ja hoor, het is een wipwap. hee, wie wonen daar nou in het huis? wie wonen daar? laat eens kijken. papa pak. ja, ja dankjewel. ligt er ook een kindje te slapen? ja xxx. oh. xxx slapen. hoe heet het kindje? klein babietje. is het een klein babietje? slaap. ligt het te slapen? baby uit xxx. oh, is ze wakker? moet ze boertje doen? nee. nee? wat dan? xxx. haha, lijkt ze op Ieke? beetje wel he? die ook ə water bij. heleboel water die ook water bij! moet er ook water bij? ja. maar we hebben al thee gedronken. we hebben het al op. nieuw water. nieuw water. moeten hier ook nog lampjes in gemaakt worden he? de hele toestand is er al, maar het is. eh het doet het niet meer. maar is echt knoertgezellig gezicht natuurlijk. ontzettend leuk. beetje suiker. maar ze heeft het allemaal zelf gemaakt? ja. goed zeg. en als je dat voor de eerste doet van de vijf dan moet je echt voor alle kinderen mmmm. ze heeft er echt vijf gemaakt? het is niet zo dat deze door. geschoven werd? nou, nee, dat was toch wel priveeigendom. ja ja. maar ik weet niet of ze er inderdaad echt vijf van gemaakt heb je daar de bekertjes? heleboel. heleboel bekertjes, ja. gaat die. ook ə bekertje. nou, het huis is wel weer een grote puinhoop. ja haha. hee. kunnen ze ook traplopen hier? in huis? xxx. xxx. waar lopen ze dan heen? kunnen ze naar boven lopen? kunnen ze de trap stofzuigen? ja. koffer! oh, een koffer. wat moet er in de koffer? spulletjes in ə koffer. wat voor spulletjes? die ook ə bedje. wat voor spulletjes Thijs? luiers? in. ə nog meer luiers in. nog meer luiers in. Ieke luiers &~a:. in.
voor Ieke? thee. pot. dat is een theepot he? een hele grote. wat hebben ze hier veel theepotten zeg! nee. hij praat niet zo veel. die ook water in. nou, kijk maar. ah. ah. doppie op. ga je het zelf op drinken? is het lekker? mmm. nou ben je morgen verkouden. haha, ja. papa beetje ook. mmmm, lekker. oh, dat scherpe puntje er aan! nog Ien ə ook ə water. nee, ik heb nu genoeg gehad. nu hoef ik niet meer. ik hoef niet meer! kijk eens Thijs? kijk eens op de wipwap? als papa nou twee hier zet, dan gaat ie naar beneden zakken, zie je? zit er water in? nee. oh, een drupje. niet zo veel he? is maar een haags bakkie. moeten we het huis ook nog een beetje schoon boenen Thijs? ja. is het nog een beetje vies? nee! ja. geef eens het doekje. niet met die hele natte! wacht even. effe knijpen. oeh, knijpen! zo. die ook ə beetje schoon, die! ah, hier he? waar nog meer? die ook? hier ook? waar is het nog meer vies? die ook, die ook ə, die ook ə, die ook ə, die ook! ja. die ook ə die ook ə die ook! die ook ə die. oh, wat wordt het schoon! nou. die ook, die ook. klaar. nee. moeten we nou de vloer nog dweilen? hier, vloer dweilen? ja. brrrr. die ook. die ook, die ook. ja. zo. die, die ook. zo zeg, wat wordt het schoon daar! nou. en wat hebben ze allemaal op zolder liggen? dat is echt een rommelzolder, of niet? ja, het is echt een rommelzolder. kopje thee. lekker kopje thee. voor &~də water. deze is voor water. deze is voor &~də water. wat waarvoor is dat water? dit is voor &~də &~wa:t. wat is voor het water Thijs? hier schoon water! oh, daar ga jij de hij wil de emmer omkeren in dat bekertje volgens mij. zo. xxx. oh, wat wordt het schoon. nou. die ook schoon. koppie en een schotel he? is dat voor grootvader? komt grootvader theedrinken? nee. nee? nee? schoon ə water. voor &~də Ien. dat is voor Ien? is dit voor Ien. ja. oh. ja. dat is ə voor &~də ə waar is dat voor? heleboel water! nou! ja, waar is dat voor? voor Ien. oh, nou dankjewel. zet maar neer. dank. ook ə in. water. mmm. &~sitət. die heleboel water. die heleboel water. zal ik een beetje koffie voor je halen? ja lekker. die heleboel. ja, maar niet zo. laat maar staan de emmer. kijk, zo kan het ook. kijk? zo, kan het ook. een beetje schuin houden, dat mag wel. maar niet omkiepen hoor. zo, kijk eens. xxx. nog een beetje? kom maar. kijk. dan doen we dat zo. alsjeblieft. wil jij dat drinken? mmmm, is het lekker? is het lekker? nog water. nog meer water? zo. nog ə water. nu is het op. het is op. nieuw water. nou, pak maar nieuw water dan. hee.
en moet dat kindje daar niet uit bed een keer? misschien wil dat in de keuken wel wat gaan eten? hier. ja, dank je. gaat ie opstaan? oh, die Ien doen. die in doen? papa doen. nog een. papa thee opdrinken. wat is hier mee? Thijsje nog een! Thijsje nog een. Thijs. nou, mogen we nog een koekje. als je maar praat. ja. veel kletsen he? zul je dat doen? mmm xxx deze water. hm. oh. gordijntje open doen he? hi. haha. zo. brrr! ze hebben ook allemaal lakens in de kast, of niet? daar. wat zit daar in die kast? xxx. ja dat is het trapje. dat hoort er voor volgens mij, Thijs. dat hoort zo voor het huisje te staan. oh ja, dan kunnen ze naar binnen! kijk? dan kan die toch naar binnen lopen. stap stap stap stap stap. puup puup puup puup puup. puup puup puup puup puup. trappie op. nee. deurtje door. kijk? oh, hij valt om! haha. dat ə moet ə mens in. die. wat? mensjes in? &~tapətapətapə. daar mensjes in &~tapə. mensjes. waar moeten die in stappen? xxx. ze verliest haar pruik een beetje Thijs. kijk eens hier. kan toch niet? waar moet ze heen stappen? moet ze in de stoel gaan zitten? ja. is ze een beetje moe? gaat ze op de bank liggen? nee. kan niet he? moet ze zitten? moet ze hier zitten, Thijs? of gaat ze naar de keuken toe? die keuken. ja, daar is de keuken. gaat ze eten koken? wat gaat ze koken? wat gaan we eten? thee eten. thee eten? ja. en wat nog meer? rijst? nee. appeltjes? haha. papa. daar nee, die &~xinə &~tapə. wat? boven. mensjes in ə &~tapə. &~bo:. mensjes boven? moeten de mensjes naar boven stappen? ja. hier is nog een mensje. laat hem maar naar boven stappen. nee. hier gaat ie naar de keuken toe stappen. zo. door de deur heen. oh, bomerdebomerdebom! haha. oh, gevallen! bloemetje. heel veel water. in bloemetje. ja daar moet wel water bij, bij de bloemetjes he? hier? dat is wel belangrijk. hier ə beetje. honger. hebben ze hier hebben bloemetjes &~he honger. haha. ja. zo, hehe. hadden ze wel zin in. doe je ze nou 0er allemaal weer in? hier, deze ook. doe ze maar weer in het vaasje. xxx! sst! sst! zij moet ook iets hebben. xxx. xxx. xxx dit poppetje? wel aardig stevig. kijk eens, je eerste poppetje. zo. zo, zitten ze er weer in? zo. nou, dat staat leuk hoor. nog ə water in. nog ə water in. die ook ə water in. waar moet het water in? die ook water in. je doet overal water in he? ja. ja, haha. die ook ə water. nou, doe maar. kunnen ze zich wassen. het is een onbeschrijfelijke chaos, dit. ja haha. wat is dit dan toch? een deken? ja, met een lakentje. zo moet kindje in! &~dinkə. is wel akelig popperig. moet het kindje erin? die ə in moet ə. ə drinken.
moet het daar uit drinken? die ə. oh jee. die ə moet drink. waar is ze nou? die ə drink. mijn hemel. hier, dat meisje wil wel graag drinken. nee. nee. he, hoe kun je het denken, haha! Ien ə drinken. moet ik het even opdrinken? ja. Thijs drinkt het op, oh lekker. nou! ah! geniet er van, jongen. ja. dat vieze sappige water. lekker? Ien beetje ook. mmm. komt weer een lekkere snottebel aan. ja, dat loopt gewoon door. eh. en wat hebben ze veel stoelen zeg. je had wel gelijk toen je zei “heleboel stoelen”. ja. nog een stoel en nog een stoel. en. nog een stoel. en een bank. en die ook ə bank die ook in. wie moet er in die stoel zitten? mensje in ə stoel zitten. welk mensje? dat mensje? er ligt nog een mensje op de grond! dit mensje wil graag in de stoel zitten, die is zo moe. nee. nee, mag dat niet? jij kunt toch zelf niet in die stoel? veels te groot! Ien ə stoel in? ha, nee! kan Ien in de stoel zitten? ə pap in ə stoel zitten? ja, ik denk dat papa wel past. Ieke in ə stoel zitten? past ze denk je? nee. ze heeft wel het kleine poppetje. ja maar Thijs, daar zit Ieke mee te spelen. nee. moet eh mensje in de stoel zitten? nee he? xxx! Ieke wil graag het poppetje weer terug. oh. nee ə. beertje. beertje pakken. krijgt ze een beertje? ja? nou, moet je even kijken. hier is wel eentje voor Ieke. misschien vindt ze dit mag ze hier mee spelen? ja. okee. konijntje. kijk eens Ieke, konijntje. oh. dit &~nə moet ə. water drinken. niet. moet ze niet de fles hebben? volgens mij drinkt ze nog uit de fles. het is een heel klein babietje, denk ik. heeft ze wel een speen en een poesje? ja. oh. əwa:! zo. zo. ja Thijs, moeten we speen en poesje bij leggen he? die xxx. water. kijk hier komt. speen erbij. oh. oh oh. oh oh. ik ben benieuwd of we die allemaal terug vinden inderdaad. ja. en ze hebben ook hondjes zie ik. zijn er ook hondjes in huis? waar zijn de hondjes? poesje ook. poesje ook? poesje. het is bijna niet meer te herkennen als poesje. zo, daar ligt ze lekker te slapen. speentje bij, poesje bij. oh. slaapt ze al? mond open doen! moet ze hem ja, anders kan het er niet in he? probeer eens. nee. past niet he? veel te groot! de speen is veel te groot he? hier zitten. xxx speen en poesje xxx. die hoef jij nou toch niet te hebben. je gaat toch nog niet slapen? of wel dan? leg maar weer in je bed. die even. in bank. ga je hem in het stoeltje leggen? nog ə stoeltje. in? van wie zijn deze schoentjes Thijs? je gaat het hele huis leeghalen geloof ik. ja hij ramt het hele huis leeg.
nog een beetje klein natuurlijk voor dit eh fijne werk. ja, precies. nou, het gaat nog wel goed. ja, hij maakt het niet echt kapot. zo, hebben ze allebei een stoel? haha. in. nou. ja, dan kun je ze zo in je bed zetten, met stoel en al. dat is een goed idee. nee, nee. zo. nee, nee. als je dan gaat slapen, dan kun je ze zo uit de stoel pakken. haha. eh. niet? zo. nou. okee. wie gaat er nou in de stoel zitten? kindjes in stoel zitten. ja? nou doe maar. babietje in stoeltje zitten. wordt het babietje al wakker dan? xxx. jij wel he? haha. wat gaat kindje doen? een boterhammetje eten? ja. oh. wat moet er op de boterham? ehm. honing. honing! honing? oh. honing? lekker. nou, ga jij maar eens honing op de boterham smeren dan. oh. die. die moet ə. voor huis. die pap moet ə &~herə. die moeten we repareren he, ja. oh. is het een beetje kapot? voor &~də mensjes. voor de mensjes is het een beetje kapot ja. nou. voor &~də mensjes. wie gaat dat maken dan? wie moet dat repareren? papa maken. oh. moet ə me mensjes in ə. moet. &~tapətapə. oh ja. mensjes die moet ə &~tapə! moeten de mensjes stappen? ja. de trap op stappen? ja? nou, laten we maar eens proberen. een twee. oh. nee, niet. hop hop hop hop hop hop. goed zo. kijk? nee. kijk kijk kijk kijk kijk. stapt ie op de oh! nee. wat is dat nou? haha. hoe kan dat nou? waar is de haren nou? is die naar de kapper geweest? he, gelukkig, nou heeft ze weer haar. zo. of moet ze naar de kapper? nee. nee? haartjes knippen? nee. zal papa eens de schaar ophalen? nee. moet nog ə water in. nog ə water in. nog ə water in. zo, ik heb hier nog een bed. waar moet dat bed? mama? bed voor mama? nee, veel te klein bed. grote bed. nee, het is een klein bed. grote bed. groot. bed. van mama. mama heeft een groot bed, ja. maar dit is toch een klein bed? papa mama bed. ja, die hebben een groot bed, maar dit is toch een klein bedje? wie moet daar in? baby. de baby. papa. papa mama Ieke Ien. haha! xxx eigen konijntje xxx. xxx eigen konijntje pakken. ga je het eigen konijntje pakken? ja. ze heeft toch geen eigen konijntjes? dat is ə xxx. oh, wat is dat? een bad! ja. daar kun je wel water in doen. hee, laat eens kijken. is dat een bad? daar kun je water in doen. xxx. ja. doe maar. mama. ja. oh, wat een bad. leuk badje. doe maar water in. doe maar water in. ja. kom maar. nee, doe maar. Ien doen xxx. nee, kijk kijk. Ien ə hier. zo. oeh, een viezigheidje. zo, nou. wie gaat er in bad? de hondjes? de hondjes kunnen in bad.
ga jij ze pakken? oh, wat lekker in bad. mmm! die ook in ə bad. zo, he lekker he, vinden ze het. gaan ze een beetje zwemmen in bad. goed zo. eh. oh, doekje. wacht even. slab! slab! die ook. ja, pak hem maar. goed zo. hier, hier was het hoor. hier moet je even droog maken. kijk, hier is het een beetje nat. goed zo! zo. ə nog ə. beetje. be beetje. nog een beetje? &~kein! zo. een beetje erbij? oh, lekker hoor. wordt het schoon? zo, goed zo. zo klaar. nou. laat mij eens even kijken. waar gaan ze naar toe? moeten ze. op zolder? nee. hier in de badkamer he? zo. doe maar hier. hebben ze wel een handdoek? hebben ze wel een handdoek? om af te drogen. nee. ja daar, kijk in de kast. nee niet in. oh niet in? uit. en waar moet het kl bed van het kindje dan? xxx! bloemetjes uit ə vaas. bloemetjes uit de vaas? xxx! sst! nog ə. die uit. hee, daar kan niks in. nog ə Ien ə water in doen. moet ik er water in doen? zo. hadden ze honger? nog ə in. ja, nog eentje he? nog een. zo, doe maar. ah, lekker. mmmm! nog een? pak maar. ja, ligt nog een. dit is. kapot. dat is voor de mensjes. dat is voor de mensjes, ja. wat moeten ze er op doen dan? grote mensen. voor de grote mensen. ja, dat is voor de grote mensen. niet voor de kindjes he? zet maar neer, voor het huis. het trappetje. ə &~tapi. het trappetje trappetje. ja! zo. goed zo. hee, er ligt daar nog een bloem. die moet hier nog in. daar. pak je hem even? xxx! die. zo. nou, waar moeten de bloemen nou? op tafel? nog ə water! ja. hee, waar moeten die bloemen? zet ze eens op een leuk plekje. die plekje? op tafel? kijk eens hier. oh, wat mooi! zo. dan hebben ze leuke bloemen op tafel daar, he? en. wie gaat er op de bank zitten daar? wat heb je in je zak? heb je wat in je zak? nog een zak? haha. oh, niks in de zak. haha, daar ook niks? daar ook. daar ook niks. oh, eens even kijken wat hier allemaal bij hoort. hee, ik zie hier schoenen. van wie zijn die schoenen? xxx. oh, wat is dat? wat is dat? ə. moet die ook. wat wil je hebben? die ook in. die ook. water. moet daar ook water in? die ook ə water in. die ook. moet ik het even pakken? wacht maar. haha. heb je hem? ja. ah. die ook water in. die ook. zal ik eens even kijken? mensje! even kijken? voor de mensje. xxx. oh ja, voor de mensjes. maar dan moet je het wel even op laten drinken door iemand van de mensjes. kijk, want zij zit in de keuken en ze heeft nog helemaal geen drinken gehad! hier, geef even drinken. aan haar.
alsjeblieft, zeg maar. oh. oh. ə die ə. hondjes die &~finti lekker. vinden de hondjes dat lekker? in ə bad. ja, dat denk ik ook wel, he? oh oh, niet zo knoeien! haha. zitten ze in bad? ja, vinden ze lekker he, die hondjes. zijn ze een beetje vies? nog ə be beetje. oh jee. wat gaat er gebeuren? hij moet even schoonmaken. waar heb je geknoeid? hier. dat gaat niet goed met plastic denk ik. nee. zo. zo, zitten ze lekker in bad? oh oh. klaar, Thijs. goed. geef maar. zo, klaar. ikke nog &~ko:mə. ja. hee, en moeten die hondjes nou al uit bad? nee. nee? vinden ze het nog lekker in bad? nog koekje! nog koekje! wat is dat dan? twee babietjes in. twee babietjes in. zitten daar twee babietjes in? ja. oh, ja ik zie het. hebben ze zomaar op zolder, die mensen, twee babietjes. ah. laat eens kijken. wat doen die babietjes? slapen. oh, slapen. kunnen ze er ook uit? zal ik het even vasthouden? oh, wat een lieve babietjes zeg. hoe heten de babietjes? twee! twee! hoe heten ze? &~bau! bou? heet die bou? &~bau, die ook &~bau. &~bau. hoe heet die? is dat Hannah? Hannah. ja? Hannah en Mirjam? die niet. die niet? ə Hannah. welke is Hannah? die Hannah. Mirjam ook. Mirjam ook. is dat Mirjam? nee, niet xxx. oh, niet zo hard met de koppen tegen elkaar! doet au! doet au au au! hier, moeten ze weer slapen? nee. gaan ze zo op de grond liggen? hoeven ze niet in bed? lige in ə bed. oh. die in schone! die is in ə. die schone! nee kijk, zo. oh ja! en daar kunnen de hondjes op afdrogen he? ja. zo. oeh, afdrogen! nee! moet die niet afdrogen? wil die niet uit bad. oh, ik word gek. laten ze hem er liever opknallen. haha. hoewel, ik heb het antwoordapparaat er af gehaald. zo. niet. zo. zo. ah. afdrogen. nog in ə bad. nog weer in het bad? oh. en die andere? die grote? ook. grote even afdrogen? die ook. die ook in. hee, kijk eens Thijs? kijk eens? hee? wat doe ik nou? wat is dat nou? ha. kan dat wel? schoenen in bad! heleboel in ə bad. heleboel in het bad, ja. nog ə een. en nog ə een. nou. in. en nog een erbij. xxx! moeten alle bekers er ook bij? nou nou. wat een vol bad! ah! zo. kindertjes zite bad. wat? water. wat? zo in. zo. xxx in ə emmer. wat? bij emmer! bij de emmer? ja. oh ja. en nou? &~xa:t. zo, gaan ze nou drinken? ook. ja, jij gooit alles in het bad. moet je nou kijken wat een vol bad! wat een puinhoop Thijs! willen de hondjes daar mee spelen, met de wipwap? dat ə wipwap! gaan ze mee spelen? die ook ə.
ook! wat is dat dan? ja, dat mag niet in bad hoor! nee! voor de Ben je al klaar? Ben je al naar de wc geweest? poppie. poppie. poppie daar. poppie daar. poppie daar. oh ja, daar is het poppie, in de auto. is ie aan het rijden? wie is dat nou Tijn? job. oh is dat nou Job. hai Job. wat doe je nou? dat kun je niet opeten. wat voor kleur is die jas? jas. wat voor kleur is die jas? jas. nah hoe heet dat nou? tijn hoe heet deze kleur? jas. ja. e jas. rood he? is rood die jas. die ook. die? zoek er nog een met 'n rooie jas. blauw. dat is blauw ja. goed zeg. blauw hebben. blauw hebben. blauw ja, en dit dan? wat is dit dan voor kleur? hoe heet die? jeel. nee deze. groene. hoe? wat zeg je? oranje. ja, oranje en deze dan? tijn, die, bolletje van z'n muts, hoe heet die? weet je niet meer? koek. koek. koek. koek. oppe op. oppe op. zit ie me met grote ogen aan te kijken. nou. An, kijk es, hier. dank je wel hoor, heerlijk, lekker. zijn zij altijd zo vrolijk want ja, meestal wel. ze zijn allebei zo opgewekt. ga jij hangen zeg. poing, hij valt om. wegwezen. Anne! ga, waar zijn je drumstokken? drumsokken. ja waar zijn ze. drumsokken kast. daar. hier. daar. laat es zien. had ik ze daar in gedaan? daar. ah, hier. an open. had ik ze verstopt? oh ja. daar bovenop had ik ze zien liggen. ho gered. daar. daar. hier. dieda. tijn. ad ook. ad ook. ja, maar Ad is er niet he? Ad e lummen. nee, maar Ad is er niet, dus dan moet jij maar drummen. kan je drummen? ja, nou en of. goed zo! wacht effe, voorzichtig he? neem die stoel maar. hij doet zo eng met die dingen. op die stoel ook. moet je die ook even omdraaien. boem. moet je er 'n liedje bij zingen. zing maar “bie ba boe”. helemaal verlegen. bie ba bea, Tijn, bie ba bee. die deg. die deg. die deg. wel 'n beetje voorzichtig doen he? anders maak je er maar 'n piano van. piano. of 'n gitaar. die. die. tloon. tloon. ja, telefoon. oh, dat is 'n moderne uitvoering met druktoesten. ad. ga je Ad bellen? ga Ad maar even opbellen, Tijn. da die da. goede daan. ja, je hebt 't goed gedaan, goed zo. nou, maar niet meer he? je doet best wel 'n beetje gevaarlijk met die stokken. nee. je gitaar, ligt nog aan de andere kant. ga je even gitaar spelen. heb je ook nog 'n gitaar? daar. oh ja, die andere gebruikt ie ook als gitaar. ja. ga jij maar bellen dan, Job. tata. ah, 'n gitaar, ga je wat spelen? lummen. lummen. lummen. lummen. heb ik verstopt. 'k heb ze verstopt. weg. ja, weg, ga maar zoeken. xxx. xxx. nijlpaard. nijlpaard. nijlpaard. wat zeg je nou? nijlpaard.
oh nijlpaard. xxx. waar is die dan? daar. pak 'm maar. daar. daar. haal'm er maar af. af. nee, haal er 'm maar af. omhoog. zo. ja. an doen. an doen. an doen. nou je moet 't zelf proberen. kom. laat es zien. pak 'm maar. hoeps. deze af. deze. d'r zit wat in. kok. kok. oehoehoe. ja d'r 'n potlood in, heb ik ook al geprobeerd om eruit te krijgen. wat is dat voor ding? nijlpaard. oh, daar is 't nijlpaard. wat doet die? die doet verder niet zoveel. oei hoei. hij kan koppeltje duiken, maar dat is stuk. die. daar. nijlpaard, hoehoe. oh ja. daar. dada. slak. slak. bij. he, dat nou? slak. “he wat is dat nou” zegt ie. ja. dat. slak? taart? loop buiten. loopt er 'n taart buiten? he xxx. binnen toe. dat nou? taart? oh, flessie. lekker? taart. teta. volgende week weer he, taart he. en Job vindt het ook wel leuk spelen. ja, hij maakt niet de indruk dat hij veel slaap heeft dus. nee, 't zal wel niet. tijn is weg. is ie weg? ja, ik hoor je wel, he? kiekiek. kiekeboe. dich. kijk Job is aan 't opbellen, Tijn. job gaat oma opbellen. hallo oma met Job. dich. dicht. xxx. oh, kijk uit, je hoofd. dich. dich. dich. dich. hou op! wordt ie jaloers? dich. dich. dich. dedich. dedich. dedich. dich. dich An, dich. dich, ah. ah dich. nee, nou niet meer. dich An, dich. nou niet meer, nee. ga even 'n boekje pakken. tijn, pak maar even dat grote boek. groterd. ja, van die biggetjes, varkentje. varkem. ja. boven. nee, hier ligt ie helemaal onderop. onner op. onner op. daar. xxx. xxx. xxx. he xxx. toto. dat is de poes. dat is Wiedes. die wil naar beneden denk ik. ditte. tjip. tjip. tjip. tjip. tjip. he Wiedes. tjip. melk. melk. melk. melk. xxx. kijk, hier zo, deze, van die varkentjes. ja? nee. kom dan, Tijn, kom dan. xxx. anner boek. anner boek. nou pak die andere maar dan. ah, grote boek. deze is toch ook groot? oh, slak. oh, slak. ziet ie nou 'n slak of die hond die blaft dan zo. d'r hoeft maar iets langs het raam te gaan en die hond blaft. ja. zegge we altijd “ach Bik is niks”. zeiden we 'n keer “ach, Bik dat zijn gewoon slakken die langs komen”. toen moest ie zo lachen. vanaf die tijd is het steeds “Bik 't is 'n slak”. “bik d'r loopt gewoon patat voorbij met mayonaise op hun hoofd” zegt ie dan, oh. peyenaise. oh. xxx oh. peynaise! mayonaise. oh tat. oh tat. tat. bik hou op! xxx buiten! bik is gewoon patat buiten. niet mee bemoeien. nou vertel! hier blijve, hond de dief. zie je hij fluit op z'n fluitje. fluitje. he oh. oh, kimmen ah. klimme? wie moet klimmen? optillen. optillen? varkentje? zo doet 't varkentje he? oh! gebeurt er? tloon pakken. tloon pakken. ja, gaan ze heel hard rennen naar de telefoon. xxx.
ah. wat zit er in 't brood? daag. wat zit er in? xxx. nee, is 'n rups. rupsie. 'n rups. poppie. poppie. poppie. ja, laat mij effe met dat poppetje spelen. poppie, An. poppie, och. poppie, An. poppie. ja. wat doet die pop dan? poppie tas he? poppie tas. wat? poppie in de tas? oh ja poppie zit in de tas. kokke bovenop, kok. de klok, gaat ie d'r bovenop? ja, 't lijkt wel. springt omhoog he? hij schrikt ervan. help de wekker gaat! kijk, moet ie opstaan. an. zwemme, An. ja, lekker zwemmen. oe, hon. is 't hond? wel ja. nou je vertelt niet veel zeg. tijn vind je 't niet zo leuk? oh oh. xxx. he toetje. xxx. he. wat zeg jij? zeg jij? ik zeg mmm. wat ga je doen, Laura? verven. oh! mag toch? ja, je mag wel, ja. oh. ik ga verven. mag toch? xxx. nee. doosje doosje pakken. wat ga jij doen? he, ga ging je in de pot doen. ja. wil je dat even open maken? ja hoor. ik wil het wel even open maken. moet ik het een beetje oh ja, je kan het wel. moet je even voorzichtig zijn, dat niet alle verfjes door elkaar oh jee. wat gebeurt dr nou? ik wil niet apart. ik wil in het potje doen. wil jij ook verven? he xxx. he, die ook. nou, ik weet het niet. nee, ga jij maar verven. ja. oh, wat gebeurt er nou? ja, wat gebeurt er nou? eh, volgens mij zit dr een beetje uitgedroogde verf aan de dekseltjes. zo, de andere doe ik maar even in de keuken. he. lijkt me slimmer. t moet er wel af kunnen, maar toch. mag je met je vingers verven, ga je met een kwastje verven. Laura. tot het vol is, dan mag ik weer een xxx. ik mag niet een eentje, he. een wat? ik mag niet de een verven? oh nee, je mag wel nog meer. maar je moet het wel helemaal netjes doen. ik bedoel xxx vol enzo, niet een streep op een blaadje en dan vlug. je xxx toch op een xxx. binnen tien minuten heb je tien vellen vol. met twee strepen op elk vel of zoiets. je moet er echt een tekening proberen te maken. kan je toch heel goed. mama? ja? waar zijn die andere potjes? die heb ik even in de keuken opengemaakt. zo. waarom heb je die even in de keuken xxx? waarom ik dat die dan in de keuken heb open gemaakt? , omdat ze allemaal eh, eh, korstjes aan aan de dekseltjes zaten en dat viel weer allemaal op de grond. gedroogde verf zat aan de dekseltjes. dat ben ikke. oh nee! nee, ik zal even kijken wie het is. nou xxx door. dr is niemand. t zijn jehovagetuigen of zoiets. ze zijn doorgelopen. wie is dat? dat was een meneer en mevrouw. die kwamen iets vertellen, maar ik zei van nou we zijn nou aan t xxx verven.
dacht ik dan. ik dacht nou niet even. he. nee. wat ze wilde vertellen vond ik toch ook niet zo leuk, dus, ik had geen zin in. om naar te luisteren. waarom dan niet? omdat ik het leuker vind vind om te kijken naar jou vinger verven. blauw. weet je zeker dat dat blauw is? blauw. ja. rood. eh, dit is rood. dit is groen. en dat is geel. ja, dat klopt. ik ga en als je kleuren door elkaar doet, wordt het weer anders. heb je dat gezien? ja. als je rood doet met eh, groen wordt het paars. rood met groen. ja, he. en eh, rood met blauw wordt ook eigenlijk wel een beetje paars. volgens mij. je moet blauw nemen. blauw met geel wordt groen. en nu? dat is xxx. dat is gewoon een geklodder wat je nu doet. dr zitten wel heel erg dikke klodders op het vel. dat moet je wel een beetje uit smeren. dat droogt natuurlijk nooit van zn leven. van die dikke klodders. he! ben je ook iets aan het schilderen? moet het iets voorstellen, of niet? ja. wat dan. ? oh, dat is het grove werk. even je hele hand vol smeren. dat is geen vingerverven meer. dat is handenverf. goed. xxx handen xxx zijn Laura. uh! xxx helemaal in plakken. je hebt het niet goed verdeeld. yyy. nee. nee! nee nee water. je doet het me niet aan, Laura! nee, niet aan je trui doen. nee, waar dan aan? aan je vingers. aan me vingers. oh ja, dat is wel goed zo, ja. nou, eigenlijk heb ik eigenlijk niet zoveel zin in. ik wil helemaal niet vingerverven. he, met die vieze handen van je van je uit de buurt bij mij. daar bellen ze alweer. zijn het alweer jehovagetuigen. wie is dat. ? xxx. zie je wel. zei ik al. zie je wel. stonden ze daar buiten xxx. dacht ik het niet. wie is dat? was ook een meisje dr bij? een klein kind was dr ook bij. oh, waarom nou? wat is dr nou? ik weet niet waarom dat kind erbij was. die ging met zn papa en zn mama mee. bah. wat bah? bah. wat is dr bah? dit. wat is dat? ja. niet bij min gezicht. niet. niet! yyy. waag het es. waag het es. ik stop je heel onder de douche, hoor. misschien kun je gewoon even je handen gaan schoon maken. mn handen schoon maken. okee. ik zal alle deuren voor je opendoen en de kraan voor je open. kom maar. en zeep. niet teveel. ik denk wel dat je dat nodig hebt. xxx moet even dr handen wassen. gaat het er wel af? nee. gaat het er niet af? nee. helemaal niet? oh jee Laura, wat erg. dan moet je altijd met vieze vingers lopen. bij deze plaats gaat het af. dat moet je met zeep doen. moet je met zeep doen. daar ligt toch zeep.
oh jee, dan moeten we ook zo op vakantie. met vieze handen. tjonge jonge. t gaat dr wel weer af. oh gelukkig. xxx. gelukkig, Laura. ik was hartstikke bang dat je het niet af kon krijgen meer. xxx. ik xxx wel dr af, hoor. het gaat je dr wel weer af. gaat het wel dr af. t gaat wel dr af. oh ja. hier aan de zijkant nog een beetje. ja. zie je? xxx. goed zo. deur dicht. wat ga je nu doen? deze moeten af. is die af? ja. kijk es. hij gaat ook verven. hij. gaat hij ook verven? kijken. zij. gaat verven. gaat gaat t is natuurlijk ook ook weet ik xxx tijd ook niet droog. klieders klodders. ik weet het niet. ik weet niet of je talent hebt, Laura. volgens mij niet zo veel. even kijken wat ik ga maken. kijken wat ik ga maken. deze xxx ga ik. als je dr maar plezier in hebt, he. ik ga die maken. ga je die maken? ja. nou, dat is een ge gewaagde onderneming. een beetje overmoedig volgens mij. ga moet ik wel een beetje kijken hier op het plaatje. xxx doe zo. ik zal even kijken hoe we dat doen. ehm. na, nemen we toch gewoon een vel dr uit. kan toch? ja. we maken zo wel weer schoon. de tafel ook, he. kijk maar op het plaatje. zo. xxx. moet ik wel even met een kastje doen. ben je bang dat je handen weer vies wordt? ja. kijk. er valt een druppel af. xxx. als je dus een beetje nat xxx. moet jij op het plaatje kijken. jij moet op het plaatje kijken. ik toch niet. jij maakt het toch. wat wat is dit? een huis. een huis. een groot huis. een groot huis, ja. een groot huis zit er in. en een groot vuur ding. een groot vuur ding, ja. zo zeg jij dat. xxx. misschien kun je gewoon wat minder verf nemen, want die verf gaat zo heel gauw op als je die hele dikke klo en dat komt, omdat je met je vieze kwast in dit geelhebt gedoopt. dat wordt nou een andere kleur. ja. kijk wat. kijk, nu hebt je hele klonters. liggen dr dik op. een raampje. een deurtje. zo, een deur. zo, het lijkt nu op de tekening. niet zo, he. nee. hij lijkt niet zo op het plaatje. wil jij die dan maken? nee. nee, hoe je moet leren tekenen. kan je wel met het kastje doen? is to kan wel een beetje tekenen hoor, maar xxx hier. wat moet ik met het kwastje doen? eh, verven. zo eh eh, zo een maken. he,, dit moeten wij maken. dit. die. hoedje van papier. ja. daar is een hoedje gevouwen. zie je? daarvan. zo een? ja. zo een. een gezicht. moet jij kijken of het goed gaat. ja? ja, ik ga even op de het plaatje kijken. kijk jij maar op het plaatje of het goed gaat.
eh, niet veel zoveel geel, he. een beetje geel moet dr toch wel op, he. ik xxx hier op het plaatje kijken. zo. nou twee ogen. grote oren en een neus. xxx. een mond. he, dat is niet een mond. nee? oh wel. ja. ja. zo. hoedje. hoedje. xxx ook xxx hoedje. tasje dr onder. hier, kijk. tasje. gaat het goed, nog. ? oortje. hier. oortje. en nu xxx maak met me handen. ja, pak jij de hoed maar. anders als dit xxx. xxx. de hoed nog. en xxx. xxx verven, he. mag die kleine meisje niet verven. zeg jij? die buiten aan de deur was? ja. nee, die kwamen niet om te verven ook. die wilde niet verven. zo! , een eh, een oor. he, dat is niet leuk. een kant een oor en de andere kant niet. zo. zo. nou! waw! groot. niet die. nee. dit is te xxx volgens mij, hoor. he. die gaan we boven hangen. je moeder hebt talent. of niet soms? ja, nu gaat t kan wel voor jou tekening door gaan. t is net of je em zelf gemaakt hebt, he. Laura? ja. ik heb die maak he, mama. ja. nu een zon? een zon? een zon is ook mooi. een mooie zon maken. ik xxx zelf nog wel xxx en zo. he. xxx. een fiets maken. een fiets staat niet erbij. xxx. wat wil jij maken? een xxx is xxx. jij moet het xxx en ik een een olifant. en ik een zon. goed? ja. mag ik nog een maken? ja. ik mag lekker nog een maken. ik ga lekker. ga dr maar even een eh, een vel uit halen. xxx was. zo. jij vel. xxx. zal ik xxx vel uit halen? dat vel? je moet een beetje dichter bij mij zitten. de tafel. zo. ik een zon maken. met blauw. met blauw. de zon. dat mag van mij wel, hoor. blauw. hoe moet dat eigenlijk? xxx een rondje? xxx een heel rondje gemaakt. geel, rood en geel in en pukkeltjes dr op en heeft ook geel zo van die stralen heeft ie zo gedaan. en toen hier heeft ie gras op bergen getekend. zie je? xxx met blauw. stralen. stralen. stralen. stralen. stralen. stralen. zo! zie je het? zo. ja. ja. ik vind nog niet dat het vel helemaal vol is. oh. nog even? ik bedoel, je hebt nog erg veel leeg hier op het vel. ja, moet je op het dopje doen eh, pa eh, ding. zo een. op het dopje doen. op het dopje doen. op het dopje doen? ja? maar het dopje zit allemaal korrelige verf in. dus laten we dat maar niet doen. wel. je moet gewoon een beetje voorzichtig. je moet eerst het kwastje helemaal goed schoon maken, voordat je t erin, in een pot weer stopt. anders doe je het maar met je vingers.
zal ik een beetje water dr bij doen, want je doet eh, het eh waar je het eh, kwastje aan kan schoonmaken. niet? ja. pak ik wel een beetje water. straal. hier kleine straal. niet te veel water. alleen een beetje schoonmaken, dan een beetje uit wringen. als je teveel water doet, dan wordt het eh, papier helemaal eh, helemaal zacht. wordt helemaal klef, kleverig. eh, nee. helemaal eh helemaal doorweekt en dan gaat het helemaal scheuren. of zoiets. nu nog niet? nee. als jij teveel water dr op doet. wil die niet kijken? naar mij? wie wil niet kijken naar jou? die meneer en die mevrouw? die zijn al lang weer weg. die kwamen niet om te verven of om naar jou te kijken. die kwamen een verhaal vertellen. wat dan? ja. eh over de bijbel. dat is een boek waar allemaal verhalen in staan. wat is dr met die meneer? dan? ik xxx weer. ik heb dat boek al gelezen, zei ik tegen die meneer. nietes. ja. ik heb het boek al gelezen. vroeger. bij opa en oma. welke oma en opa? ja! hoeveel heb je dr? hoeveel opaas en omaas heb je? ik heb maar een opa. nou dan. had je die xxx? xxx. dat zijn toch mijn papa en mama. daar woonde ik toch vroeger. toen ik klein was. ja. deze is klaar. is die klaar? t is niet zo van eh, ik heb nog ontzettend veel wit over? daar doe ik nog iets bij? nee? nee. die is voor jou, voor Saar, voor papa. ja? is die voor papa? okee. die oude zal die mooi vinden. en die mooi, en die heel mooie die is voor jou. ja? moet je die niet op je kamer ophangen? die is wel voor jou, hoor. die die mooie mag jij op je eigen kamer. goed? ja? oh ja, is goed. ja. nee, op mijn kamer wel. dan mag je nog een viltje? wil je nog een velletje? ja. een velletje van wat. van wat? van dat. een velletje van wat? een velletje? heet dat. of een eh, ja tekenvel, schildervel. schetsboeken. van een schetsboek. dank je wel. waw. wat een xxx. alsjeblieft, Laura. wat zijn al die vellen nou xxx, he. zo. we hebben straks geen ruimte meer in de kamer om ze te laten drogen. moet jij dr een biskwietje dr bij? ja. xxx zijn. niet niet zo. nee, zal ik het in je mond stoppen, he. nee. nee nee. nee? wil je niet? laten liggen. hoeveel wil je dr hebben? hier liggen. hoeveel wil je dr hebben? eh, ja! is wel erg veel. twee? zullen we met twee beginnen? nee. doe maar drie. nou vooruit. drie dan. en een he, die is kapot. die. oh, geeft toch niet. welles. he, ik had nog niet gezien dat r een molentje op staat. molen. zaanse molen. kijk. zie je dat? dat is een molen. had jij dat al gezien? jij natuurlijk wel. op de kres. op de creche.
heb je die ook wel es gehad op de creche, deze? ja die. die xxx ikke wel verven op de kres. wat? een molen kan je verven of een koekje? een molen. zo. kijk es. kijk es op het plaatje. ja. nou begint ie op die zon te lijken. heel goed. even het pakje weg. zo. wat zeg jij? even het zakje weg zetten. t is hier xxx mensen. toch. ? oh! xxx. zo! uit. ! kijk het op dat plaatje. een een zon. hm. een zon met pukkels. ja. nee, een zon met stippen. kijk. dat is rose. he, wat ga je doen? zeg ik wat gaat ze doen dan? zo. en wat is dat, zo? hand. he, die is niet goed. en die ook niet, he. ze zijn niet helemaal goed allemaal, nee. sommige wel. die ook niet. die ook niet. die vinger die gaat hier door heen. zie je? en die vinger gaat daardoor heen. daardoor heen. over elkaar heen, de handen. net zo groot als mijn hand, he. nietes. nee? kijk maar. kijk es heel goed. nee. is mijn nou kleiner? is mijn hand groter? ja. groter, he. mijn hand is veel groter, ja. die niet. hij is maar een nul, he. , zij, is dat. t is een meisje. ik denk dat zij wel wat ouder is dan nul. maar die foto is wat kleiner. de foto is nooit zo groot als je zelf bent. nee. nee dit ook niet. nee. ik wil niet meer verven. nee? ik wil min koekjes opeten. ga je handen weer even schoon maken. nee. nee? en dan? dan kun je je koekjes opeten. en dan? met de koekjes? dan zijn ze op. en dan! weet ik niet. vertel jij maar wat dan. met die koekjes. hoe is het met die koekjes dan dan? dan zijn ze vies. als je het nu gaat opeten met deze handen worden die koekjes wel een beetje vies, ja. ik ga niet xxx ja. handen wassen! zal ik de deur maar weer open doen dan? ja. zo. deur. moet ik de kraan ook voor je open zetten? ja. nou gaat het er zeker niet meer af! zoveel verf. xxx. Laura! ja? gaat het eraf? he. gaat het eraf? ja. ben klaar. ben klaar. ben je klaar? oh, wat schoon zeg. waw! alleen hier nog. wat zit daar nog? kijken. groen. groen. he, dit is xxx. nee xxx. ik wil nu even niet meer verder. nee. nee. maar we hebben ook geen ruimte meer om die eh, vellen te laten drogen. t bureau ligt helemaal vol. xxx. waarom dat bureau vol ligt? ja. omdat het xxx allemaal tekeningen liggen. en er ligt een lap stof. en er staat een naaimachine. en er staan liggen allemaal tijdschriften. en dr ligt xxx. nou een xxx, zeg. dat is een hoop. ja. de schaar ligt ook nog. de schaar ligt ook nog. xxx. ik heb lekker een. ja, ik heb dr maar een koekje gehad. en ik drie.
jij hebt er drie, ja. drie. xxx. nee. ik ga het zo doen. ik ga lekker wat is dat xxx. wat ben je nu aan het doen? ik heb xxx en xxx. nee, wat heb je nu gedaan, Laura? weet niet. weet je dat niet? je verbergt het nou. nee. en jij? ik weet het wel. ik heb het even gezien. ik weet niet of ik dat leuk vind. volgens mij vind ik dat gewoon niet zo leuk. wat denk je? zou ik het leuk vinden of niet? nou. nee. xxx. al je koekjes ga je toch niet op de bank zitten kruimelen? hier. je moet het wel zelf opruimen nou, hoor, even, zo, al die kruimeltjes. ik heb net gestofzuigd. zal ik je een schoteltje bijgeven. ik denk dat is een goed idee, want dan kun je bovenop het schoteltje kruimelen. yyy. welk monster briest er nou xxx? het monster Laura. xxx. die vind ik zo leuk. wat eh, vind je zo leuk? deze. ja, dat dat kruimelen. dat begrijp ik, maar niet op de bank graag. zo! xxx. banken zijn om op te zitten. en oude banken kun je ook nog lekker koppeltje op duiken en zo, maar koekjes op kruimelen, nee. nee. wat is dat? dat is een eh een olifant. nee. een maan. oh, is dat een maan? oh, zo xxx. ja. waar is zn oog? manen heb toch niet een oog? oh nee, alleen de zon heeft een oog. wat dom. he he, zon heb ook niet oog. oh. niet echt, he. nee. hij kan toch niet praten! niet een mond toch? nee. kijk zo goed op het plaatje. heel goed. he. xxx. zo. komt dr bezoek binnen. he. yyy. vertel maar aan papa wat je gedaan hebt. voor leuks. ik kijk naar papa. haar haren. yyy. yyy. zn haar. hij haren. hij haar zit een beetje door de war volgens mij. ja. t lijkt wel een eh gewas. t lijkt wel een eh wat lijkt het wel? een aap. een aap. yyy. je bent wel leuk. een aap. ja kijk, met die harige armen erbij. yyy. yyy. stomme douche. he. stomme douche. heeft de douche dat gedaan? ja. dat heeft de douche gedaan. ja. ja, stomme douche, he. nou. hij xxx bijna op de bank. zit ie bijna op xxx bank? ik zal wel een kopje koffie zetten, Laura. voor papa. xxx kun je uitdelen, he. ja. nee, nog niet. nee! nog niet, he. nee. de stukjes zijn nog niet fijn genoeg. de stukjes moeten heel klein worden. maar ook niet zo zo klein dat je ze helemaal niet meer kunt eten. dan zijn het alleen nog maar kruimeltjes. of niet. ? moet wel heel veel. oh xxx. zo. xxx. zullen we uitzetten dat ding? joep. xxx kom maar even bij jou zitten. &~un. kan jij. xxx helpen. mag jou helpen? ja. die is. voor. steentjes. die steentje. dit kan zo. val dit. die stenen moeten boven daar. die moet. zo hier op. zo.
boven. ja. maar ik moet even kijken wat Saar doet. xxx. ik ben bijna klaar pa. ja. zo. de huis is nog niet klaar. is nog niet klaar? nee. xxx. moet ik wat steentjes voor je aangeven? ja. grote steentjes of zulk zulke? ja. ik moet deze huis weer opbouwen. deze mooie huis. ja. is dat genoeg? even kijken. nee. hij moe je hebt een hele stad gemaakt. xxx. xxx. hij is niet zo hoog genoeg. xxx. hij is niet &~otnu hoog genoeg. hier is nog een steen. ik bouw even beetje hoger. xxx. xxx. dat kan jij wel mooi zeg. ja. hihi. vind jij dat. niet grappig? ja. ik. vind niet grappig. ik vind het mooi. hier. maak je d'r nou een dak op? jawel. ja. beetje hoger. ja. hier. hier nog. Niek. heb jij toevallig mijn pen ergens gezien? welke pen? nou mijn. uh. floatingball of zo. xxx. hier zit het ook niet in. die heef ik niet gezien. heb je die niet gezien? nee. die is weg. ja? ja. snuit. die ligt ergens ergens boven. op mij kamer. snuiten. ligt ie op jouw kamer? op mijn. hele grote studeerkamer. op jouw studeerkamer? ja. heb jij een studeerkamer dan? ja? is nog niet goed hoor Niek. he? nog meer snuiten. nee. nog meer? ja. spijkers kan niet bij. die die blokjes? blokjes? ja? hier. nog een keer. even die kleine touwtje passen. nog niet. hij moet weer nog hoger. hier. ho. even hoger. hoger. nog blokje pakken? hier is nog een blokje. hij moet hoger. beetje. hoger. hij moet zo zo hoger. naast deze kachel. net zo hoog als de kachel? ja. dat haal je niet hoor. denk ik. nee? nee. hier. xxx toch over lego? zo. ik heef hier nog paar. hier. dat wat tuut jij? stil es! wat? die liedje? ik heb zo &~wawawa waanzinnig gedroomd is dat. zing dat es! ik weet alleen maar de eerste regel. www. ik weet niet hoe het verder moet. xxx. o! www. ja. hee. weet je het al weer? ja. maar d'r zijn geen steentjes meer. xxx. dit is een raampje. ho. ik heef hier hele doos vol. ja. hier. die kan je d'r wel bovenop zetten. xxx. hier ook mee. ja. zo. ho. zit niet vast. hij moet hoog dat deze. randje. moet ie net zo hoog als dat randje? xxx. ik bouw ik die huizen op. poe. xxx. kom jij. die deze steentjes wel even. opzetten? wat zeg je?. even op die steentjes wachten. moet ik daarop wachten? ja:. anders lopen die meteen weer weg. nou dat lijkt me niet. dat lijk ik wel. ja. jawel. jaja. ik kan ook altijd dromen. wat kan jij ook? altijd dromen. rommelen? he? kan jij altijd rommelen? xxx. dat jij zingt. xxx jij niet zingt. dat liedje wat ik zing? ja. van dromen? ja. ik heb zo waanzinnig gedroomd? ja. &~statapih dat kan ik ook in bed. dat zingen &~ka in bed kan jij ook dromen? ja. ja. altijd.
ik wil altijd in liedjes in bed zingen altijd. o. en dat vind ik altijd gek. wat vind je dat altijd? gek. gek? ja. o. waarom? is toch niet gek? liedjes zingen in bed is toch niet zo gek? o. hij moet nog een steentje bij. ik dan ben ik klaar klaar. pa. dan mag je kijken xxx. is nog steentje van die? zo. ja. hier. nog eentje. zo. zo. dat is een groot huis. nou. nou. hee. hier is nog een. nou is ie net zo hoog als de kachel. ja. die kachel is een centimeter. nou niet die xxx we moeten het denk ik d'r maar niet tegenaan laten staan. nee? want als de kachel warm wordt dan gaan die plastic stenen misschien smelten. dat zou zonde zijn. een beetje d'r vanaf staan. zo. als ze d'r tegenaan staan gaan ze misschien kapot. die huis? ja. ik deze. paar blokken o. hij gaat ga je daarmee doen? even stukje achteren toe. wat doe je met die blokjes? even dit. weer die huis opbouwen. die is zo kapot weest. moet zo blijven. www. waanzinnig gedroomd. ja. dat zing ik &~he van &~wawawa waanzinnig gedroomd? dat zing ik toch? &~wa &~wa waanzinnig. gedroomd. waarom zingen ze dat? waarom zingen ze dat? ja. voor nou het is een. leuk kinderliedje. daarom zingen ze dat. ja? ja. valt alles erui binnen toe. xxx. valt alles naar binnen toe? ja. dat valt alles binnen in het huis he? ja. die huis is wel erg groot. o. ik zie dat dit eraf is. die dat heef ik zitten maken. ja. xxx. ja. hier nog steentjes. xxx. ja. hou even vast! xxx. xxx. wat is het voor een huis? politiehuis. een wat? een politiehuis in de een politiehuis? ja. hee. hier is het niet. en dan ga je dat weer afbreken? nee. ik even een stukje afbreken. xxx. xxx. is ie niet meer zo hoog als de kachel? &~j:e. eerst moet even dit &~Afpa opbouwen. uhhuh. hier zijn ook nog wel een paar kleine steentjes. denk ik. nee. hier? nee? ja. ik moet dat zo bouwen. dat kan o. nou dat past wel. past wel. zo? ja. ho. zo val het erom. moet je het wel recht doen. zo ja. zo. ja. o. hier nog. hier heb je ook nog. ja. die moet niet zo. die moet. ergens zo. ho. dat kan niet. nee. dat komt omdat het scheef is. moet je zo doen. dan moet je hier nog blokje passen. zijn nog van die blokjes? heef xxx wel zoeen. ja. hee. dat is xxx. hee. daar is nog eentje. xxx. ho. xxx. te klein? jawel. die kan niet blok opbouwen. die zo grote blokken. want kan die niet bouwen? blokken. nee. niet deze blokken. xxx. dat zijn blokken. dat moe je niet &~me met handen doen. jawel. die die moet dan deze stapel moet zo. moet die stapel net zo hoog? nou dat kan denk ik niet. want er zijn niet genoeg blokjes. nee.
ja. dat is. een centimeter die blokken. zijn die allemaal een centimeter? dit is even acht negen tien. is daar nog een? zijn nou niet zo hoop? ja. hoop. dank je wel. huh? ja. dank je wel. hand. lig. een blokje? vier. een twee drie vier. ja. zo stapel. xxx. nou zijn ze op. o. oh. oh. xxx. in huis? hier? waar? hier. moet je die weer afbreken? ja. eerst afbreken. hoppetee. eerst dan dat? zo. hm ja. vind dat niet o. hier is blokje voor. zo doen. ja. een stukje eraf breken? o. hier is blokjes. hee. dat zijn twee deurtjes. ja. die en die. xxx wel weer kan hier mee xxx. dat vind ik wel leuk. xxx. nee. dat kan beter niet. xxx. hee. dat is een erg. groot huis. waar is die ene deur trouwens Niek? die andere die hier aan zat. die is is ie weg? ja. die heef ik zitten met leonie. spelen. ik ga even met wij met ruzie. had. heb je ruzie gehad? en toen is de deur weggegaan. ja. ja. maar zo blijft zo is het niet stevig. wacht es even. hij heef xxx. xxx. en dat ze hierin. he? de waarom doe je dat? dat is toch leuk? anders. xxx lopen. daar loop van die mannen. ja. xxx. xxx. die hoop mannen. een politieagent. die hoe! wat doet die politieman? hij piept. ja? hier heb je de vliegenier. hee. hier heb je een bouwvakker. nog een bouwvakker. xxx. xxx. hier heb je een mevrouw. een schooljuffrouw is dat. hier heb je de boekhoudster. hier komt nog een xxx aan. die die xxx is xxx. xxx. wat? dit zij mannen van van huis. alle mannen. dit is. mannen van mij. dit is. jij. en dit is weer. van. opa. van. oma is dit. en Harry. die heef een vliegtuig gekregen. en die wat? wie is dit nou? die is opa. van Helene en Harry. de opa van Helene en Harry? jawel. o. o. daar valt man alweer. die xxx. op. die help even met wegbouwers. die helpen. van politieman. en dat moet. ja. hier is twee. en die ene maak weg. huh. d'r ligt een politieman onder de kachel. ja. xxx. dit even naar boven xxx. stap. stap. dit is een trappetje geworden. uhhuh. pap. ja. hoppetee. daar zijn daar boven lullen. zo. hier. hop. dit. is een patatje. dat heef ik zitten maken. hee. dat dat heef jij weer zitten doen. ja. dat heb ik weer zitten doen ja. dat moe je niet hard doen. dit is ons huis. ja. ja. maar d'r wonen wel allemaal vreemde mensen in. hier. hier. dit is mij huis. dit is mam huis. dit is papa huis. dit is. mijn holletje. is dat jouw holletje? ja. waar ik in slaap. waar je in slaapt? jawel. dit is mij moeder. die slaap hier. uhhuh. en hier slaap. ik. met mij moeder. daar bouw ik even muurtje van. zo. waar de kleertjes hangen.
waar de was van mama hangt. zo. hangt de was van mama? ja. hier. ja. hieronder. daaronder? jawel. anders zie je toch. en is die hoge toren is dat de schoorsteen? wat? hier dit? ja. ja. dat heef ik weer zitten maken. uhhuh. pap. ik niet jou zitten maken. ja. ik steek kachel aan. jij haalt hout. jij haalt hout. moet ik hout halen? ja. ik ook. ik mag ook hout halen. dacht dat hier nog een heleboel houtjes lagen. ik zal es even kijken. nee. nou zie ik het niet meer. waar die houtjes gebleven zijn. ik heef ze met die houtjes. ruzie gehad. heb jij met die houtjes ruzie gehad? ja. dat zeg ik met jou overtee &~tee zometeen. doe je ogen es dicht. je hebt nog een slaapje in je ogen. zo. hee. hm? daar had ik. met jou over. ja. is dat? is het toch. o. het is wel een mooi huis geworden. o. hier is nog blokje kwijt. hee. daar ligt d'r nog een. wat pa? achter het huis. achter het huis. nee. achter. d'r helemaal achter. o. dank je wel. hier moet nog een blokje van. xxx. die zijn er niet meer denk ik hoor. op die losse die is een beetje lang xxx. van dit? hier? nee. kan wel een bruggetje. zo doen. zo. &~da dat kan wel. ja. hier is d'r nog een. kan je d'r nog bovenop maken. gaat dat? beetje xxx. die. xxx huh. kijk. hier zijn de houtjes. ze zitten gewoon in de vrachtauto. kan je in de kachel doen. xxx. dat ze. dat leg 0ik. lekker. hier neer. buiten. ik kan. niet. word houten &~ditə lekker nat van kachel. kachel moet toch nat zijn met houtjes? kachel nat zijn. ja. anders kan de houtjes niet erin. kachel nat zijn. kachel moet de houtjes moeten droog zijn. kachel moet altijd ik wil die houtjes. vastmaken. hee pap. hee. hee. de toren. valt die toren om? ja. even. wie was dat was iemand die het verkeerde nummer had gedraaid. ik maak eh niet kapot. nee nee. ik bouw het weer op. ja. dat is goed. bij jouw huis. jouw witte huisje? ik. wil niet dak erop hebben. nee nee. xxx. xxx. xxx. jij mag van mij niet op werk. een biertje pakken. xxx. je jasje. ja. hier kan wel hout in schroef. ho. hou es op! valt daar een dubbeltje uit? ja. daar valt een dubbeltje. xxx. een boerderij. boerderij? jawel. en daar komt een. bootje boven uit. pa. ja? ik ga houtjes in de kachel doen. waar de kachel brandt. even dit kacheltje. xxx. en ditte brandt. hier ditte is kachel nu. ik wil de die houtjes in. de kachel. nog houtje. nog houtje. nog houtje. ho. en dat kan lekker drogen. en dat drogen lekker van mij. xxx. hier zit een bewaar jij dat tot morgen. in de xxx xxx het al, zit hier al in je beker. beker.
nou, zet de fles maar terug in de kast, ja? klaar, Thijs, klaar. terug in de kast zetten. xxx. oh oh. ben je wel naar Kiko geweest, Matthijs? ben je naar de kindjes van Kiko geweest vandaag? eh. ondanks het feit dat hij vannacht de pus. zeer weinig heeft geslapen. ja? hij ging pas om half elf naar bed gisteravond. hij wou niet. hij wou gewoon niet slapen? nee. want we waren waren om half negen thuis gekomen. we waren het hele weekend weg geweest. zijn jullie nog naar Groningen geweest? ja. ja? ja, ja. dus toch. ja. maar ehm eh. we kwamen dus pas om eh half negen s avonds thuis. ja. toen moest hij direct naar bed en dat wou hij niet. dus toen werd het half elf. oh oh. en toen eh maar hij werd wel gewoon wakker en eh. hij is niet in slaap gevallen bij eh de kinderen? of dat weet je niet? nee, nee, het is uitstekend gegaan. maar hij werd s nachts om vier uur weer wakker. huilend. oh. hij wou niet meer in zijn eigen bed. dus hij heeft bij mij in bed gelegen. mm. aan mijn kant. fijn! en ik heb dus niet meer geslapen. nee, dat eh maar hij wel. oh, nou ja, goed. nee. pus. hebben. pu pus. ja, zullen we die puzzel gaan maken? xxx. xxx. nou. en waar gaan we dat doen? op de grond, hier? kom maar. eh eh eh andere! wil je een andere? even kijken. xxx. we gaan eerst even gewoon theedrinken. xxx? xxx. ze zit echt helemaal zo, om te kijken. ja. xxx. en zijn jullie op de boot wezen kijken? ja, waren we al eerder geweest, hoor. oh, daar waren jullie al eerder geweest. maar we hadden een hele tijd hun niet gezien. ja. xxx. Janneke. &~jank. oh? Matthijsje! wat is dat? wat heb je daar? van wie heb je die kaart gekregen? oma. nou! haha, van oma? van wie heb je die kaart? dag papa 0en mama. dag papa en mama, staat daar op. nou dat is aardig eh ja, en wie zijn dit dan? richting in de waarheid, maar toch heb je die kaart van iemand anders gekregen. van wie heb je hem nou gekregen? van Evelien! ja. ja! ja. had ik opgestuurd. kreeg je post. post. ja, post. ja. nou. komtie, komtie, komtie! wie komt? xxx. xxx. zakkie, zakkie. oh! oh! Ernie. een veter. wat heb je een mooie rugzak. 0daar 0staan Bert en Ernie op. Bert en Ernie. xxx. xxx. Bert en Ernie. oh, Bert en Ernie. laat eens kijken. ja he? luier in. zit er een luier in je rugzak? ja. oh. moet ie weer dicht? krijg je vingers er niet tussen. hij heeft nog steeds hier eh zo'n plek van toen ie eh daar tegen de stoel aan kwam. je bedoelt deze? ja, of is dat wat anders? dat is een nieuwe. is een muggebult, van van het weekend. xxx. xxx. zullen we hem ophangen? zo.
zo. xxx. xxx. xxx. xxx. hee, kijk eens! xxx. nou, meneer Janssen junior, wat wil je doen? ben je een beetje boos? pluk een roos. hee, wat zullen we doen? ik vind je lief, hoor. je bent zo'n lieverdje van mama. wat is er? eh, eh puzzel. nog een puzzel pakken? ja. moet ik de puzzel pakken? okee. die andere. nou, gaan we de puzzel pakken. oh. deze. die doen? okee. kom maar. kom, we gaan die doen. die doen, of wat wil je? ah! niet? wat wil je nou? xxx. die andere. van eh. kraaltjes. kraaltjes ook, okee. puzzel. kom maar. xxx. doos. xxx, xxx. welke doos? doos van de kraaltjes? ja. ja, die heeft grootvader weer. die was eigenlijk van grootvader. xxx. of zit dat hier vastgeplakt, of niet? oh nee. nee. hij is ook heel erg koppig. ja? ik word er bekaf van. ja. nou, wat ga je nou doen? wil je een ketting rijgen? zullen we niet gewoon deze gaan doen? deze? wil je niet met deze beestjes spelen? eh eh. nee? nou, dan doen we die weer dicht. je wil een ketting rijgen? eh. ja? nou, ik weet niet of dat wat wordt vanmiddag. nou ja. we zien het van zelf. hij is niet al te goed te pas. nee, maar ja na zo'n fijne nacht kraaltje. wat? daar. daar. oh, ga je ze even bij elkaar leggen? mooie kleurtjes, he? oei oei oei. ja, en vanmiddag werd hij weer huilend wakker. nadat hij krap een uur in bed had gelegen. xxx rijgen. en ik was dus zelf zo moe dat ik ook was gaan slapen. ja. maar ja. xxx rijgen. heb ik hem bij mij in bed gelegd. toen sliep hij weer maar jij weer niet. en toen sliep hij weer. hij sliep binnen vijf minuten weer verder. hij is nog geen minuut wakker geweest. ah. xxx. nee, moet je even wachten, kijk zo. xxx. xxx. dromen. ha, dromen. hij komt soms heel slecht in slaap. hm. hij ligt dan ook uren te kletsen. nou, ga jij rijgen? oh. nou, hier toe maar. moet Thijsje het zelf doen. laat eens even zien aan Ien dat jij het kan. ja! laat eens effe zien aan Evelien. mama doen. oh. een twee ja, gaat goed. goed zo. eh. je kan het best wel zelf. moet ik je nog een keertje voordoen? zo, trek jij hem erdoor? oh. oh, oh! en die er door, door het gaatje. nou, moet jij hem er door trekken. trek maar naar beneden. oh, dat wordt een mooie ketting. xxx. xxx. xxx. xxx klein gaatje in. goed zo! ja, trek hem maar door. ja, maar je had het goed man! ja. ja. ja. nou even andere kant pakken en dan door trekken. draadje vastpakken hier. hier het draadje vastpakken. in je andere hand het draadje vastpakken. pak maar. weet je nog? een twee, trekken. doet ie hem weer terug, haha. nee, zo trekken, kijk. zo. trek maar. je kon het toch Thijs.
nee. oh oh oh! past niet. past ie niet? nee. jawel, kijk maar. nee. laat mama nou eens even gewoon niet zo beschaamd staan. zit ze aan iedereen trots te vertellen dat jij zelf een ketting kan rijgen. op, op, op! ja, waar zijn ze allemaal, al die kraaltjes? hier, trek deze er ook maar door. eh. ja. goed zo, daar komt ie. blauw, blauw. is die blauw? dank je. ja, dat gaat goed hoor! goed zo. xxx. haha, vrolijk, haha. leuk, leuk. is dat leuk? ketting maken. ketting maken, ja. wordt het een leuke ketting? kan hij al om? nee, hij is toch nog niet klaar! is hij al klaar? nee. nee toch. die nog. zo. xxx. Boudewijn heeft net auditie gehad bij het Nederlands Kamerkoor. oh jee. en? spannend. ja, dat weet je nooit xxx. nee. xxx. xxx. ah! bal, bal, bal. boekje, boekje. mama, mama. xxx. een, twee, xxx. ik ga even shoppen. wat ga je doen? shoppen. is dat niet slimmer om het aan het eind van de middag te doen? ja, prima maar ik dacht misschien wordt het wel te laat dan? maar anders vind ik het best. ja, ik weet niet. want dan kan ik hem misschien meenemen. meestal ben jij toch om een uur of. ja ik weet niet ja, om een uur of vijf zijn we gewoon klaar. ja, dan doen we het dan. ja, dan kun je nou nog wat anders doen. ja. wat doe je nou, Matthijs? je gaat het allemaal weer eruit halen? ga je ze er allemaal afhalen? haha. waarom? beetje gek. nee. nee, wil hij niet? nee? kan niet. kan hij er niet af? oh! oh help, waar gaat die kraal naar toe? zal ik hem eens even hier weer halen. zo, daar is ie weer. eh. nou. vertel jij eens aan Ien, waar ben jij geweest gister? ja, waar ben je geweest? vertel eens aan Evelien, Thijs, waar ben je geweest gister? bij. ? Ien. nee, waar ben je nou geweest gister? kindjes Kiko. ja, dat heb je vanmorgen gedaan. wat heb je vanmorgen bij de kindertjes van Kiko gedaan? eh, eh. kraaltje. ja, maar je hebt de verkeerde kant. daar kun je niet de kraal aan doen. hier moet die aan. je moet hem aan deze kant pakken. pak hem maar aan deze kant. hier. eh! haha. de deur dicht, he? xxx. en ben jij ook bij bonpa en bonma geweest in Pesse, Matthijs? Pesse. op de boerderij? waar ligt dat? vlak boven Hoogeveen. oh. het is een gehucht van vier huizen. ja ja. dat heb je nog echt in eh. in die streken heb je gewoon die hele kleine ja. is wel erg leuk. maar eh, wat zijn dat dan van jou? jouw grootouders. dat zijn mijn schoon eh ouders. oh, de ouders van Boudewijn. hier is jouw thee. je wil er niks in he? nee. die wonen daar. ja. ja. ketting maken. kraaltje. maken. ja. hm.
waar heb jij je drinken eigenlijk gelaten? wil je ook een koekje? ja. Ien. Ien. ik heb al een. Ien heeft er al een. pak er maar een. kijk maar. Thijs ook een? xxx. xxx. doosje. doosje. xxx. xxx. Matthijs, zullen we de ketting nog afmaken? anders gaat mama eerst maar eens even de was vouwen. er is zo'n stapel was. xxx, goed? xxx. je bent nog niet zo spraakzaam, he meneertje? koekepeertje. koeken. koekjes zitten maulen in. zitten er maulen in? ja. lekker he? zijn hele lekkere koekjes. heb je eigenlijk twee dingen. bofferd. koek en maulen. ben je een bofferd? hee, ben je een bofferd? ben je een bofferd? hoe is het met je vader, Evelien? ja, iets beter, hij eh. is maandag geopereerd. xxx. xxx. Hannah en Mirjam. Hannah Mirjam. Hannah Mirjam. Hannah Mirjam. Mirjam? waar zie je Mirjam? oh, Hannah en Mirjam die staan op de foto he? oh. ja. wat doen ze daar? xxx. wat? wat zijn ze aan het doen daar? zandbak. oh, in de zandbak aan het scheppen. scheppen, ja. Thijsje zandbak. Thijs heeft ook een zandbak, he? hi, ja! ja. ja. hee, kijk eens wat ik met jouw ketting heb gedaan? om. om. nu al om? moet ik hem helemaal afmaken voor jou? ik vind dat je er zelf ook nog wel een paar kralen aan kunt doen. hee. ga je zelf nog een paar kralen doen? mama. mama moet ze allemaal doen? schootje zitten. schootje zitten? ja. nou. gezellig. trek hem er maar door. trek hem er maar door. zelf er door trekken, Thijs. ja, goed zo. knap hoor. klaar! ja, is ie klaar? nee, moet je kijken hoeveel kralen er nog zijn. hier, trek er nog maar een door. eh. die? die, die. goed zo. ja! goed zo, trek hem er maar door. xxx. anders moeten we er in het stoeltje zetten, want ze kan natuurlijk weinig zien van wat er gebeurt. heb je het stoeltje hier? ik pak het wel even. goed zo, zo moet ie er door heen geregen, he? hee Ieke, ik pak jouw stoel hoor. xxx. gaan we eens eventjes kijken hoe goed jouw grote broer kan kralen rijgen. kijk eens daar. zo, mevrouwtje. zo! zo! leuk! is het leuk? haha. leuk, he? goed zo! haha. goed kauwen. goed kauwen? haha. hoe kom je daar nou bij? moet ze goed kauwen? kralen. kralen. ja. ga je kralen rijgen? ja. ja. hij wordt wel mooi hoor. ketting rijgen. ketting rijgen, ja. eens even kijken, welke moet er nou nog aan? deze? die blauwe? eh. goed zo, joh. Thijsje kan het wel. rijgen, goed rijgen. goed rijgen, ja. goed rijgen, ja. pap werk, pap werk. is papa aan het werken, ja. ja, papa is aan het werken ja. eh. wat doet ie voor werk dan? nog een. ga je er nog een aan maken? wat doet papa, Thijs? wat is papa nou aan het doen? piano spelen. oh. piano spelen, he? ja. waar doet ie dat? studeerkamer.
in de studeerkamer, hm. xxx. wat zeg je?. Thijsje puzzel hebben. dat is eigenlijk Matthijs zijn puzzel. maar mag Iekje daar niet even mee spelen? hm. ga jij dan wat anders aan Ieke geven. wat ga jij dan aan Ieke geven? boekje. okee, ga jij het boekje aan Ieke geven. hier ligt het. zoek maar even een boekje op. het Nijneboekje of zo. ja. zo. boekje. heb je het boekje gevonden. ja. mooi. dat vindt ze ook wel leuk, denk ik. eh eh, nog een. oh, nog een puzzel? oh, hier liggen die andere stukken. nou, meneer Janssen. hoe heet jij ook al weer? Thijs! oh. en verder dan? hoe heet je verder dan? Matthijs. ? en dan? wist ie gisteren zo maar ineens spontaan te melden, zijn achternaam. haha, is op zich wel handig, haha. ja. als ie kwijt is. eh eh eh, meer kralen. meer kralen rijgen? oh, oh, ik dacht dat je al bijna klaar was. ga ze maar rijgen. ga maar even verder maken. ehm, hier een rooie. die is wel mooi. bijna klaar. bijna klaar. bijna klaar! wat? is ie bijna klaar? ja. nou, maak hem helemaal maar af dan. hee, heb je hem klaar? eerst de ketting afmaken en dan pas puzzelen. kom eens. wat doen we nou? wat ga je doen? wat ga je doen? haha, nou. vliegende projectielen. haha. zo, boemerdeboemerdeboem. zo, nou, ga jij de puzzel maar maken dan. boerderij. boerderij. boerderij pakken. xxx. ja. wat? boerderij pakken? die, die. die. hier, doe hem er maar in. koe. ja. xxx. varken. varkens erin. ja, doe de varkens er ook maar in. eh, eh. nou die nog afmaken. wat moet er nog meer in? de kipjes he? zal ik hem even vasthouden? hee, wat ga je doen? ga je hem niet zelf maken? xxx. wat is dat? motor. waar hoort die bij? bij de vrachtwagen, he? vrachtwagen. rijden. ja, waar is die? zal mama de vrachtwagen voor je halen? daar heeft mama eigenlijk niet zo'n puf in. zullen we eerst even deze maken? we gaan eerst de puzzel afmaken. waar moet die? waar moet het varken? eh. Matthijs, luister eens. als de puzzel klaar is, dan gaan we de vrachtauto halen, goed? ja, even de puzzel maken. eerst even de puzzel maken. ga ga Evelien maar helpen. kachel. wat is er met de kachel? zullen we hem even maken? varken. ja, waar moet het varken dan? hier. ik denk hier. hier moet het varken. moet daar het varken? nee. nee. nee, he. hier. oh, hier. en. hier moet de boer. nee? nee, he. past ie niet? nee. nee. hier. daar. en wat moet daar dan? schaap. het schaap. zie jij het schaap. ja. ja, ik ook. denk ə ook. ja. denk jij het ook? Ieke ook. oh! kan Ieke het ook? oh. volgens mij zegt hij “ikke ook”. ikke ook. ja, nou, ik heb al een paar keer vaker gedacht dat ie het zei. Boudewijn papa.
volgens mij bedoelde hij “ik zie het ook”. ja ja. broem broem. broem broem broem. broem broem, waar moet die trekker in? nee. rijden. hee rijden. gaat ie rijden? waar gaat ie naar toe rijden? gaat ie eh naar de garage rijden? broem, broem. hij moet maar naar zijn plekje toe, he? waar is zijn plekje, Matthijs? ik weet het wel. weet jij het ook? hm, hm. waar moet die in? hier. oh, ja. ja, daar moet die in, he? motor. rij motor. ja. rij motor. is het een motor? ja. rijden. gaat ie rijden? waar gaat ie naar toe? hm. viezigheid. is dat een viezigheidje? ja. oh, is niet erg. wat moet daar in? wie moet hier in? hoe komt dat viezigheidje daar? paard. volgens mij. een maul van jou, een van de maulen. een paard moet er in he? had je goed gezien. ga het paard maar zoeken, Thijs. paard &~un. paard &~un. ja, goed zo. wat moet er nou nog meer in? eend. een eend. &~fa eend. wat zegt de eend? kwak kwak! haha. kwak kwak kwak! eh, eh kwak kwak. zo, varken. varken. wat zegt dat varken? koe. ja, een koetje. xxx. he. hatsjie. wat nou? ah, wat is dat? huis. huis. koe. zo, hij is bijna klaar, he? kip. ja. goed zo. eh eh xxx. waar is die? hier. oh, daar is die. wie zijn dat? kip. kip. en wat heeft ze daar allemaal bij zich? piep piep piep piep piep. heeft ze kleine kuikentjes bij zich? kleine kuikentjes. ja, kuikentjes. oh. hier, vrachtauto. nou vrachtauto. oh ja, halen we nou de vrachtauto, he. ja. ja, je hebt gelijk. kom maar, dan doen we deze in de zak. ja! haha. hier nog ə puzzel. oh, moet die ook nog afgemaakt? ja. maak die ook nog maar even af. waar zijn al die stukjes? oh ja, daar, achter de tafelpoot. ja, die hoort ook nog af, he? dan pakken we zo de vrachtauto. maak die ook maar even af. bijna klaar. bijna klaar. keer dit om. keer dit om. keer dit om? die, die, die. yyy. moeilijk. moeilijk? ja. waar moet die? ja. ik denk helemaal achteraan. helemaal achteraan, Thijs. kijk daar eens, past die dan? ja? is dat de goeie? nog. nog puzzel. waar is de andere stukje dan? even zoeken. heeft Ieke die nog? ja. kijk eens? had jij die te pakken, hee dametje? xxx. eh eh eh eh, hee! he? ben jij een kleine dievegge? klaar. een kleine dievegge? zo, is die klaar nu? hier. ja. in de zak, he? kom maar. nou vrachtauto halen! nou vrachtauto halen! ja! haha, nou. Thijs ə bal. Thijs zijn bal? balletje, balletje. pak hem maar. ho. ho. wat is dat? is dat de vrachtauto? boem. boem boem boem. wil je liever ballen? wil je liever voetballen? nee joh, die moet toch zo, weet je toch wel? kijk, deze doen we er op. ah ah ah! ah ah! oeh! nou. af. nou moet het eraf.
wat ga je nou doen? nou ja. xxx. maar dat is wel spannend voor Boudewijn. wanneer hoort ie wat? wat denk je? volgende week of zo. het zal wel niet zo snel gaan. xxx. xxx. vrachtauto! ja. ga je nou nog rijden met de auto? ə nog ə vrachtauto. nog een vrachtauto? die gele, oh, ik denk dat die in de box zit, bij Ieke. zoek maar even. xxx. ja. hier, die gele ligt daar in. moet ik hem even voor je pakken? hij kan dat wel zelf pakken, hoor, xxx. kan hij er bij? je moet er maar even omheen lopen. eh. hier, daar ligt ie toch, kijk? xxx. xxx. xxx. zo, wat heb jij een mooie vrachtauto! wat een mooie vrachtauto! Thijsje. die omhoog. wat een grote he? die omhoog. moet die omhoog? hoe bedoel je dat? ja. hier die, 0je moet deze erop zetten. hier moet 0die erop. probeer probeer die er maar op te krijgen. dat is de oplegger. ja. goed zo. hier krijgen. ə box. achter box. achter de box? goed zo. iong! haha! hee, weet je wat je moet doen? je moet even dat plankje pakken, wat daar bij jouw stoel ligt. bij jouw kinderstoel ligt een plankje. kijk eens, naar de kinderstoel? daar ligt een plankje op de grond, en dat moet je er eerst op leggen. eerst plankje er op. zo. ja precies, nou de autos er op. nou kan die rijden. vrachtauto. ja. ja, broem, broem. waar ga je heen, hee? waar ga je heen, vrachtauto? opa en oma, alweer? tjonge, wat krijgen die vaak bezoek. ha ha. ga je ze een kusje geven, opa en oma? ja. okee, dan is het goed. doeg! ja. xxx. xxx. xxx. die open doen! openkrijgt. eh. wat wil je? openkrijgt! maar wat wat wil je dan? waarom moet die deur open? wil je naar de gang rijden met de vrachtauto? ja. ja, maar dat vindt Evelien niet zo handig, want dan kan ze de muziek niet opnemen. nee. blijf maar lekker hier. kan die vrachtauto ook weer hier heen rijden? ah, komt ie aan! ja. broem, broem broem. ah, daar komt ie aan. oh, wat rijdt ie hard, zeg! sturen, sturen. oh help, hij verliest wat! oh. ja! ha ha! haha. wat verliest ie nou dan? tatu tatu. tatu tatu, daar komt ie aan. jongens, aan de kant. daar komt Matthijsjes vrachtauto aan. broem. heeft Thijsje ook in de auto gezeten van het weekend? Thijsje? hij wou gisteren de auto niet meer uit. nee? toen jullie xxx thuis kwamen? ja, we waren op een gegeven moment helemaal uitgepakt, alles was er uit. hij zat los in de stoel, dus hij kon er zo uit. ja. xxx. xxx. wat ben je aan het doen? wat is dat? eh. wat doe je? ging je gieten? ga je plantjes gieten? hm, kan niet! kan niet, he? zit geen water in. zit er niks in? oh, maar dat vinden ze zo ook wel lekker denk ik. psss.
beetje water er bij, psss. wat doe je? hee, wat doe je? niet zo smeren, he? nou. boem. boem boem boem boem. boem boem boem boem boem. bij Ieke bij. oh, ga je naar Ieke toe water geven. xxx. hallo, Iekje! xxx. xxx. hee joh. pas op he, stik niet in de xxx. xxx. tatu tatu. tatuut. daar komt Matthijsjes vrachtauto aan. pas op, aan de kant! boem! waar is die nou? oh oh oh. was die er af gevallen? ja. ja. he. doe maar goed. er op. staat ie weer goed? goed zo, hee. zo hee, is dat zwaar rijden? Thijs? ja, trek er maar af. trek hem er maar af. dan kunnen ze er zo af rijden. dat heb je goed bedacht. trek dat plankje er maar af, dan kunnen ze er zo af rijden. afrijden. ja, toe maar. ja. je moet het zo doen. die, die. kom eens, kom eens, kom eens. iong! even zo. eh, eh. zo. nee. eh eh. hoe moet het nou? je hebt je gulp nog open. kijk eens, zie je dat? haha. is ook geen gezicht. een open gulp. eh eh. moet je gulp niet dicht? hee? nee. die rits moet toch dicht? kan toch niet voor een echte heer. oh, zo kan die er mooi op. ja, mooi zo. hij rijdt er op. iong! iong. iong. iong. iong, iong. wat ben jij aan het doen? haha. wat doe jij allemaal, hee Dikkertje Dap? pret maken. zo ook. ja, zo kan het ook. misschien nog wel beter, ja. vrachtauto. vrachtauto. vrachtauto. ja. xxx, dan is eigenlijk zijn dag gelijk helemaal weer goed he? haha. plank! ja, is een plank he? vrachtauto! vrachtauto, ja, de plank. dat is de oplegger. zeg maar, oplegger. eh eh vrachtauto. hee, oplegger. is dat. ditte oplegger. ja, dat is de oplegger. hee hee, pas op! haha. Ien! ja, wat moet ik doen? nou boot maken. xxx nou dan. ga jij uh. xxx boot maken met masten en zo. en zeil. o. au. niet meer een potje verf &~Om omsodemieteren! xxx. ik wil ook niet. wat is er nou? &~n: ikke wil niet. wat wil je ook? kijk. je hoeft niet te verven. ik dacht dat je het leuk vond. ga je niet meer verven? jij doen? wat is dat nou voor manier van spelen? xxx. moet papa of mama moet iets gaan doen en dan ga jij kijken! jij doen. xxx. datte. mij xxx he? ja zeg! wat is dat nou weer voor gesodemieter hier? eerst moet ik het gaan doen. en als ik aan je kwast zit dan uh. ook niet goed. nee. jij kleine verf niet hebben? kleine verfje? kwast heet dat. dat. ding dat noem jij alsmaar verf. maar dat is de kwast. ho. ja. of penseel he. xxx. moet je nog een plasje doen? ik doe. zo. mama. ja. je staat een beetje heen en weer te wippen. mag. chocolamelk hebben? ma. mag. chocolamelk hebben? ma. wil jij nog wat chocolademelk? ja.