text
stringlengths
96
60.7k
hij is goed geworden, he? nog een reserve. ja, maar. heb je nog een reserve? ja, dan leg je die boven op de trein. dat kan toch? op een klein treintje. op je kleine reserve treintje. waar is die nou? moet dit huis er ook bij, Thijs? nee. nee nee nee, van blokken maak ik eh. xxx. xxx trein eh xxx. wat? mooie treinestationnen. waar de trein door kan gaan. oh, een station alleen voor de trein? ja. waar de trein door kan gaan? oh. moet ie heel hoog worden dan? ja. oh. oh ja. deze moeten hier onder. deze dingen. oh ja. moeten deze dingen. zo horen ze! oh nee nee. nee dat hoort niet zo. hee, ik zat te denken. als je nou. of is dat niet breed genoeg. dan kunnen we de nee, langer! moeten ze langer? zo kan het. oh nee. xxx. weet je. hee, je hebt een beetje een groot blok op die overgang, he? ja. is dat niet een beetje te groot? nee, ik kan zo beter zo maken. beter zo. ja. zo is het handiger, he? zo kan het ook, ja. ja. en zitten de overslagbomen wel goed nu, of niet? ja. ja, ze zitten goed, he. zo. en hoe gaan?. op dat plaatje op dat doosje, hoe zaten ze toen? weet je nog? moet je eens aan Evelien vertellen. zo dom van die winkelmeneer. hoe had ie de bomen? zo. zo, he? kan dat zo? maar dan. kan de trein er helemaal niet door! nee! nee. nee, dat is dom, he? dat is dom! nee toch. de autos die moeten wachten, he. ja. dan gaat ie zo en dan www. nou kan zo de auto er door! www. kijk hij kan zo! ja. maar kijk, nou kunnen we hem niet hier dicht doen, he. oh, dit is een beetje krap hier. dat is niet zo handig, he. want nou kan die niet zo. oh, dat ook nog eens. moet eigenlijk omgedraaid, of niet? moet je toch omdraaien? nee, dat hoort zo. oh. oh. waar moeten de autos dan rijden? zo. een beetje zigzag? zo er door heen? eens even kijken. of er wel een auto door heen wil. wat is dit voor speciale auto? die kan zo op de rails. oh. oh oh! waar is de trein? daar is de locomotief! moet ik nog maken. locomotief. waar is de locomotief? die locomotief. oh, die was helemaal daar. naar achter gereden. hee, en waar is dat bakje? in de duploemmer of zo? nee. in de grote doos. xxx. oh ja. hier. ja. xxx. zullen we nog een station er bij maken? nee. oh, wat vind ik hier nou in? likkoekje. wat is dat? van mij! hoe komt ie daar in? ik had in gedaan. oh, had jij. in de duploemmer gedaan? nee, toch? eh wie heeft het dan gedaan? waar had je hem dan in gedaan? xxx. nou. dat kan toch niet! dat kan toch niet! nee. stop hem maar ergens anders in.
nee, misschien in de koekjestrommel. ja? en als je hem nou hebben mag van mama? bij de koekjestrommel. zal ik hem maar opruimen in de koekjestrommel? xxx. eh. oh, die kan er nog op. kan die dat. ja. en waar gaat ie nou naar toe? oh, xxx. niemand in. hier wel. weet je, deze trein kan zo gaan. weet je, deze trein kan. ja? &~s. zo gaan. hoe dan? oh, achteruit! ja dat horen altijd treinen 0te 0doen. als het hier dicht is. dan kan die ook weer achteruit. als het hier dicht is. ja. ja, dan kan die. als het hier dicht is, dan eh. dan moet ie hier achteruit gaan eh. en achteruit en achteruit. ja. deze gaat zo achteruit. en ik wil een. deze ook eh Evelien? xxx je thee. ah lekker. boeh boeh boeh boeh boeh! tuut! oh. wachten! wachten! nee kan niet. oh, nou moet ie maar wachten tot ie weer open gaat. wanneer gaat ie nou open? nee, dat. nee eh. www. als eh. www. toet toet toet! tuut tuut tuut tuut tuut tuut tuut tuut tuut tuut tuut! tuut tuut tuut tuut! wil jij ook een paar pepernootjes? ja. mmm! zullen we er een paar in je bakje doen? ja! hierin! oh. ehlelele. wordt een koekjestreinkoektrommel. oh, een koekjestreintrommel. xxx. pepermuntjestreintrommel. oh, hij moet. oh nee! oh nee, hij moet niet zo! moet ie niet zo? en nou? nee. oh oh. dat kan toch niet? kijk! nee, die moet zo. nou kan de autos nou niet door! nee. nee. 0we 0moeten de autos laten wachten. moeten wachten. zo. tot de trein voorbij is. wachten. nu nog een paar autos. ja, ik dacht dat er nog een paar. oh, hier is een paar. oh ja. ja ja. ja ja. en de vuilnisauto staat daar ook nog. naast jou. oh ja. zo. file. ja, moeten ze wachten he. tingelingelingelingelingelingeling! nee, het. trein gaan daar niet door. treinen gaan daar niet door. en een brommer. nee, een wals! is een wals. oh het is een wals. oh is een wals. domme mama! ik. ging dat nu doen. zijn die autos allemaal kapot? oh, dat zijn allemaal reserve stukjes. ja. ik zie het. stukjes van de trein en een stukje rails. dat is zeker voor als er wat is met de rails. ja. dan kunnen we het repareren. of is het niet, Matthijs? waar is dat voor? voor. auto. de auto? voor. wat moet je dan doen dan? klein treintje. xxx auto. anders was het een. nog zo'n. zo'n. hoog station maken. zo een hoog. waar de treinen door kannen. je bedoelt zo? gaan. hier? nee. nee, daar. hier? die grote moet hier staan. nee, die. hier. voor mij. ook. een lange. rij! ja, een lange rij autos. hem hem hem hem ps! hij kan. tjoeketjoeketjoek. ts ts ts ts ts! ho ho! ho! botsing! oh botsing! hoe moet dat nou? gaat dit. eh die zo rijden. die zo. pas op.
hee hee hee hee, hij duwt het hele station omver! nee hij is nog. station waar de treinen door kannen gaan. ja. &~ma: kan dat veel mooier. beter maken. wie? zo'n ding. mama. wie kan dat veel beter? ja. ja, het lijkt me wel dat het heel mooi wordt, hoor. nou, ik dacht dat jij het beter kon. nee, ikke niet! nee, jij niet? oh. oh. kijk, hij komt terug. tuut tuut tuut tuut tuut tuut! tuut tuut tuut! tuut! oh! en nu? een botsing. een botsing. ja? tuut tuut tuut tuut. deze wiel moet even zo maar weg. dat is een locomotief. want dan kan die. tuut tuut. wel mooi rond xxx. tuut tuut tuut. dat doen altijd treinen als ze. nou, hopelijk gaat het zo goed. oh oh! mooi! nog hoger. nee, kan nog hoger. ja, probeer maar even of die er onderdoor kan. nee, nog hoger wil ik. nog hoger? past die? nee. ik weet niet of hem dat lukt hoor. nee. tuut! oh oh oh. nee. nee, de autos mogen! oh. toet toet, dit is een taxi. hee. een taxi. maar. de taxi die doet heel gevaarlijk. die gaat zomaar er onderdoor terwijl het nog niet open is! wat een enge taxi! dat is wel. hee, die toch omhoog eerst! nee, nee. krijgt ie een bekeuring. ik zal het even zo doen. dan kunnen ze er makkelijker door. nee, hij is dicht xxx. oh, moeten ze zigzaggen? ze moeten heel precies er door. moeten ze goed kunnen rijden? zo. tuut tuut. en die er nog door. oh, die wil er niet door. nee. nee? en nou? ook omhoog. oh, dat kan ook omhoog. dat is ook een soort. slagboom. handig. moet die ook. hi hi hi hi hi! hi hi hi hi hi! hi hi hi hi hi! hij rijdt hier. wat zit je te giechelen? nee. xxx die wals. over die wals. oh, daar moet je om lachen? vind je dat een grappige? is die eigenlijk van Frederike, of niet? bam bam! nou. hee, maar wat moet er nou met deze? kijk eens, die is aan het ontsporen. oh help. nee. dat komt omdat die ene past niet zo goed op deze rails, he. nee. raar is dat. deze. die wil niet goed over de kruising. oh, dat is het. zie je wel, Thijs? ja. dat is het probleem. hier. kijk, hier past ie niet. en de echte trein die wil wel goed over de kruising. kijk maar. zo, die gaat er heel makkelijk over heen. kijk deze xxx maar die auto die past er eigenlijk niet goed op. oeh! hee met die trein. daar gaat die. slagboom zo. tuut tuut. tuut tuut. omhoog. hij is wel zwaar beladen, he. allemaal van die reserve spullen er op. wordt dat ook ergens naar toe gebracht? deze xxx. moet heel. nog hoger maken. oh, dat past volgens mij nooit tussen dat station door.
nee, oh, dat gaat mis! hij is veel te breed! help help! hoe moet dat nou? xxx. ja. nog hoger. probeer maar even. nog een hoger. nog hoger? nee, dat durf ik niet Thijs. dan moet jij het maar doen. nee. ga je hem nog hoger maken? jij doen. moet ik het doen? ja. weet je het zeker? ja! hm. weet ik. hoe zal ik dat doen dan? als dat nou gewoon niet past, dan past het toch gewoon niet. kijk, want deze moet er door kunnen. nee, dat lukt niet hoor. veel te breed. maar deze. wil ik ook. hng. oh! oh! oh! help help help, een ongeluk!. nog een keer. boemerdeboemerdeboem! oh nee. he, verdorie toch. hij ging door. ja. daar zat ik. misschien wat. hoe moet dat nou? veel. heel veel ver wegger doen. veel ver wegger? ja, maar dan kan er geen eh. ding over liggen. dan hebben we niet genoeg ruimte. nou ja. ik kan alleen zo nog een station maken dan. of we moeten een station maken met de duplo. dat is eh xxx nee dat doe ik met. hele sterke. grote blokken. met hele grote. nou is er. nog veel meer duplo hebben. ja, we hebben niet zo veel. waar is alles eigenlijk gebleven? nee &~də. weet jij waar het is gebleven? nee oma komt toch weer. gaan brengen. oma? ja. had oma nog duplostukjes dan? in omas winkel. ja. waar is omas winkel dan? heel ver weg. ja, bedoel je dat ze nieuwe moet kopen? ja. hm. xxx. ben jij wel eens mee geweest dan? naar zo'n winkel? ben jij wel eens mee geweest met oma? naar zo'n speelgoedwinkel? naar de duplowinkel. dan moet mama ook mee. moet ik ook mee dan? ja. en wat moeten we dan doen? nou duplo. kopen. maar je hebt daar ook nog heel veel duplo staan. ja? ja. zijn daar de grote bladden? daar zijn de grote bladden, ja. die heb je hier voor gebruikt. kijk maar. voor dat huis. die mooie bungalow. oh, dat is mooi. die kan varen. ah. door de duplo heen. oh, oh. oeh, hij vaart door de duplo heen. Thijs toch! en nou even wat los. die xxx. hij moet weer even vast of niet? ja. nou, het is daar wel heel gezellig op die grote boot. kijk! oh. kijk. opa en oma zijn er! ja, en wie nog meer? wie nog meer? Thijs en Iekie! hee. oh ja. is dat Iekie? Ie Iekie. slaapt. en papa en mama en Thijs slapen. oh. en oma &~sla:. zingt en die papa zingt en. xxx zingt? zingen? ja. wanneer oh. waneer ze gaat slapen. oh. maar waarom gaan ze dan ook zingen? voor het slapen. ja. oh, voor het slapen zijn ze aan het zingen. voor Ieke. voor deze Iekie. ik ga slapen, ik ben moe. gaan ze dat zingen? dat is leuk. ja. heb jij goed bedacht, want dat doen ze altijd, he. daar moeten. even. eh hier zit nog.
kijk dat raampje voor. het kleine babietje. oh ja. als ze in de box zit. dan moet dit open en dan gaat ditte deurtje er af. ja. xxx. ah, er af? hoeft toch niet? dat kan wel. oh ja. is er af. ja. kan het er ook weer aan? ah, kiekeboe! zit je neus er door? ja. kiekeboe! kiekeboe! kiekeboe! ah ah! en dat is wel leuk, want dan kan die baby, eigenlijk Ieke, die kan er ook wel door heen kijken dan. nou, wie zit er nu? nu zit opa er door heen te kijken. nee, die zit te kijken of. die al in de box gaat. oh. nou is ze wakker. s middags gaat ze xxx. xxx stap! ze kan staan! ja. oh, wat knap. hee, ze heeft geen speelgoed in de box, he? ik ga eventjes in de oven kijken. oh ja. even kijken of het wel goed wordt. wil je nog thee Evelien? ja, lekker. hee, ga jij mij nog. mooi, heel hoog station maken? ja. we gaan nog helpen. ja. tot. want daar is nog een lamp. tot. helemaal tot de lamp? tot het plafond? nee, daar is geen lamp. nee, daar is waar is wel een lamp? daar. ja. daar en daar en daar. ja, ja, ja. dat is een hanglamp en dat is een. staande hanglamp. en dat is ook een hanglamp. ja. als daar een lamp. komt dan eh. dan? dan eh kan die lamp ook aan. ja. we moeten. nog eh. ga je nou mij helpen daar mee? ja. moet je even zeggen wat ik moet doen. en nog. daar een. moet jij even zeggen ja? nou. station nog maken. moet het een station worden? dan eh. moet ie zo. moet ie hoog? ja, dan moet ie zo lang worden. zo lang? ja. maar dat kan niet, want zulke lange hebben we niet voor het dak. nee, deze lange. ja, dit is de langste. dus dan moet ie zo. zie je? ja. of, wat we ook kunnen doen, is een lange van duplo maken. dat we het dak van duplo maken. zullen we dat doen? dat is wel een beetje gek, he. nee, nee, nee weet je? ja. die grote blok, dan maak ik die nog xxx. welke grote platte? deze. oh, nee, maar die zijn nou juist zo leuk! of ga je de dieren er af halen? xxx voor de dieren. met deze dan kan ik een mooi station maken. oh, die vinden dat niet zo erg dan? gaat iedereen zo maar weg? nou, doe Ieke dan maar weer in het bedje hier, he. dat is nog wel gezellig voor papa en mama en oma. oh nee, dat is Thijs, he. nee, nee. opa en oma gaan ook weer naar Hattem. oh. ook weg. en papa ook? ja, weg. iedereen gaat weer naar huis? de dieren gaan met de trein naar opa en oma. oh. dat is handig. ik moet even grootvaders aardappels schillen, Thijs.
vind je dat wel goed? ja. oh. zo. nou, nu hebben we heb je Evelien al verteld wat we vanmorgen hebben gedaan? oh. ja. wat hebben jullie gedaan? ja. wat? nou? ja. moet je vertellen. weet ik niet zo goed. je hebt volgens mij iets gekocht. zijn jullie naar de winkels gegaan? ja. wat had je gekocht? de slagbomen. nee, die hadden we in Pesse toch gekocht? wat had je nu gekocht in de winkel? vandaag? vanochtend? ben je naar de markt geweest? ja. ja? ja, ook naar de markt, he. oh. en. ben je naar de Appie Happie geweest. nee! oh! nou niet. nee? deze keer niet? nee. nou niet. er was een winkel en dan kon je. sturen. weet je nog? ja. sturen? wat was dat dan voor stuur? dat was een stuurauto. een stuurauto. en wat was er nog meer in die winkel? kijk eens. een beest ook, he. ja. een beest? waar je op kon zitten? ja. ja? wat voor een beest was het dan? een kangoeroe. een kangoeroe! oh, dat is wel een leuke. en wat heb jij daar gekocht? ja. wat heb je daar gekocht? weet je het nog? weet ik niet. kijk eens achter je. wat ligt daar op de bank? nieuwe trui! ja! oh oh! en wat nog meer? moet ik effe kijken. xxx. even kijken, hoor. oh, wat een leuke. wat een leuke kleurtjes. en die ook. en die ook? oh, wat stoer. leuk hoor. dat zijn wel echte feestkleren, eigenlijk. nee. of voor als iemand jarig is. eh dak van maken? kijk zo. dat wil niet, hoor. nee, moet zo. en dan kunnen we hem heel lang maken. kijk maar. want dan kunnen we. het. verder weg maken. kijk. dat wou je. oh. oh oh. weet je wat ik kan doen? deze onder doen. en deze ook nog. en dan. xxx. hee, je moet Evelien ook vertellen wat we in Pesse gedaan hebben. oh ja, jullie zijn naar Pesse geweest? ja. ah. wat hebben jullie daar gedaan? wie waren er allemaal? niemand. hm! was jij er? wij waren er! oh. wij alleen, he. ja? ja, hij dacht dat Hannah en Mirjam er ook waren. en die waren er niet? nee, niemand. Thijs stapte uit de auto. en wat vroeg je als eerste? waar is de. ? en wat vroeg je als tweede? waar zijn de. dieren nou? nee. en als derde “waar zijn de mensen”. oh wat leuk. er was niemand? waren jullie. er was niemand. alleen jullie? moest je een eind lopen. maar anders zijn er altijd wel dieren, dichtbij of zo. nee, er waren ook best wel aan de overkant van de weg. wat stonden er aan de overkant van de weg? koeien! koeien, ja! ah. en helemaal ver weg zijn ook nog sommige koeien. ja? ja, helemaal ver weg staan ook nog sommige koeien. en wat waren er nog meer heel ver weg, op de hei? wat waren daar voor beesten ook al weer? ja.
weet je dat nog? waar is de hei nou? achter de boerderij. daar gingen we wandelen. en dan had jij je schep mee genomen. daar kon je mee gaan spelen in het zand. waar is de zandbak nou? ja. dat is een hele grote zandbak, he. waar is. ik zag die niet zo. zag je die niet zo? nee. oh. maar in de verte waren daar schaapjes, he. oh, leuk. hadden ze ook lammetjes? nee. nee? waren die allemaal al weer groot geworden, al die lammetjes? ja, ik denk het wel. nee, in de lente komen de lammetjes. goed zo! ja. ja. herfst. en nou komen de schaapjes. ja. en nou vallen alle blaadjes van de bomen. ja. ik zie dat. ja. ik zie het ook. en het regent. ja. en in de winter dan komt er. ? wat is er dan? wil ik. niet. wil je dat niet? nee. nee. wil ik alleen in de lente. wil je alleen in de lente? hoe komt dat? waarom wil jij alleen in de lente? eh. wordt een. xxx. een hoge station wil ik. xxx hoog station. een station maken? heel hoog station. wil ik. hm? nou, zal ik eens even een heel hoog. station proberen te maken? en hier kan ook nog een station komen. wie is er in de winter ook al weer jarig? oh ja. dat weet ik. Thijs! dat is heel grappig. is Matthijs in de winter jarig? oh, ik dacht dat ie in de lente jarig was. ja. nou een. hoog station. maken. nou. oh, kijk eens. , he. het is wel een heel wankele toestand hier. xxx. xxx. nee ik kan nog. van zulke blokjes. zoeken. welke blokjes? ja, goed idee. hee, wat doe je nou met die eh. microfoon? oh, is die gevallen? ja, die ligt ook een beetje. raar. maar soms. neemt ie niet goed op. zo. weet je hier zijn. nog een. een paar dieren. xxx. oh ja, die zaten zo maar bij de blokjes. ja. oh. nou. xxx. hee weet je. nou. aardappeltjes voor grootvader. zo. zo. oeh. wat een hoog station wordt dat. treinestationnen! ja. ja, ja, ja. ik weet dat nee. nee? weet je, alleen die langes. wat is er met die ladders? die langes. vind je die niet goed? die langes die moeten zo. naar die toe. ja, maar dat past niet, Thijs. kijk, daarom hebben we dit dak gemaakt. kijk. let op. let op, he. mooi, he! moet je wel voorzichtig doen, want het valt zo om, denk ik. vind je het leuk? nee moet. nee ik moet. een strependak wil ik. een strependak? wat is dat dan? zo'n lange dak. nee maar dat kan denk ik niet. met die blokken bedoel je? xxx. Marlies? ja? xxx. ja. hai. www. www. zo een pepernootje. oh, mag ik eentje? mmm, lekker zeg. xxx. lekker he. wat zijn dat? pepernoetjes. pepernootjes, he. pepernoetjes! pepernootjes! of pepernootjes? of. pepernoetjes. pepernoetjes? nee, pepernootjes. nee, pepernoetjes. pepersnoetjes? nee. pepernoetjes! peper.
goedjes! nee! peperhoedjes! nee. hee, ben je nog naar Kiko geweest van de week? ja! heb je iets leuks gedaan? ja. wat dan? 0met de boot gespeeld. wat heb je gespeeld? met de boot. met de boot! een boot daar? ja. oh, dat wist ik niet. een heel klein bootje. een klein bootje? maar kun je echt varen met dat bootje? nee, die gaan niet varen die boten. wat? ze gaan niet varen. gaan ze. niet varen? nee. oh. hm. hee, en heb je nog iets geschilderd of getekend? of een werkje gemaakt? nee alleen &~xə. wat? eh gekleid. alleen gekleid. ah. wat heb je gekleid? xxx. xxx. ja. mmm. ja. ja. ja, ja, ja. weet je het nog? ik weet het niet. nee. niet zo goed. weet je het niet zo goed? ik weet niet wat xxx is. wat? kijk. wat zei je? bij die brug. die langes die er onder zitten. ja. die moet je. bij die zo. ding doen. wat moet ik precies doen? zo. ja. leg eens uit. ik snap het geloof ik niet. hoe moeten ze? zo. er over heen? ja. zo? maar kijk, dat past niet. zie je? dat valt. je kunt ze niet aan elkaar maken zo xxx. kijk. floep! valt het weer er af. daarom had ik het grote dak gemaakt. van deze. kijk. daarom had ik deze zo gemaakt. nee, nee, nee. kijk. nee, nee. wil je dat niet? nee, nee weet je, zo maak ik het. met een hoek er in? dat kan ook, ja. ja? ja. die moet zo. maar, past het wel dan? nee. nee. dan moet het anders, he. zo? ja? www. nou, ik denk dat dat nog steeds niet past, hoor. maar we kunnen wel even kijken of het past. denk je dat dat past? nee. nog niet. nee? past ie nog niet? nee. ik denk niet dat dat met een hoek kan. het is moeilijk, he. je kunt handiger volgens mij gewoon een station van duplo bouwen. dat wil wel. ja, of zonder hoek. want dat is wat steviger. of zonder hoek. dat is waar. in de lengte. nee, hier kan je. twee poten doen. ja. je kan daar twee poten doen. jij weet het. hier ook een. maar dan moeten we even duploblokjes bij elkaar zoeken. hee. deze. ene. is voor mama. kijk hier. is die voor mij? ja. maar jij mag hem ook opeten. nee hier. oh oh oh. nou, ben ik een hondje? hap hap hap hap. moet dat zo? nee. zo, op. Evelien wil vast ook nog wel een paar pepernoten. op. in je treinkoektrommel? nee. oh. helemaal op? op. opperdepop. nog een paar in doen? dan moet je er ook eentje naar Evelien rijden. en mij ook doen. hng. oh, dank. Boudewijn wil koffie. maar wil jij ook nog wat thee? eh ja. dit zijn er drie. oh. twee. drie samen. een twee drie. nou, ik moet eerlijk zeggen begint het te komen? www. hier maar! die ook nog. www.
mama, die ook nog. mama die ook nog! mmm! dank je. mmm. mmm! maar wat moeten we nou. met dat station doen? ja, dat? ja. heb jij een goed idee? moeten we een dierentuin bouwen? oh, dat is ook leuk. dat kunnen we ook doen, he. en dan maken we een station van duplo. ja. en de dierentuin van blokken. dat is een goed idee. ik ga even de dieren er bij zoeken. nee, zijn al paar dieren, hoor mama! kijk. deze. xxx. maar die had helemaal geen. nog geen vriendjes. zijn ze geen vriendjes? toen eh. vanmorgen. en eh. kijk eens? ja. allemaal diertjes! waarom waren ze vanmorgen dan geen vriendjes? nee ehm. ruzie? nou heb die wel paar vriendje ja. wel een vriendje. maar vanmorgen had ie nog geen vriendjes? was ie toen een beetje alleen? en toen had ie alleen nou alleen de ijsbeer. ja. oh. ja. jij hebt ook heel veel dieren gezien toen we in Pesse waren, he? oh, daar zitten koeien in! ja. de koeien! oh leuk. in de dierentuin waren ook koeien, he? jonge koeien waren dat. kalfjes. oh wat leuk. die kon je zelfs aaien, he? kon je er aankomen? weet je nog? vonden ze dat leuk? ja. alleen Thijs vond het niet zo leuk. beetje eng? en wat kon je nog meer aaien daar? ik zie nog een koe. is dat zo? oh. twee, kijk! kijk, deze zijn het. ho. deze. laat eens zien. kijk, deze zwart met wit en eh met zwart en wit en die eh witte en eh. nou. rose en wit en wit en eh. en zwart. en wit. wit en wit. ja. mooi. oh, leuk. die moeten in de. de dierentuin moet daar komen. bij mama? moet hier bij mij een dierentuin komen? ja. okee. moet even. die. eerst een hok voor de koeien? ja en eh. koe. eh. is hier ook een hele hele gevaarlijke krokodil! &~xxxxx:. oeh. hee, hee, pas op! nou, die moet wel in een apart hok hoor. die kan. anders is die veel te gevaarlijk. rang rang! die. varken in zijn billen! oh. pas maar op, straks bijt ie jou nog in je billen! nee, hij hoort hier. oh ja, veilig achter de muur. dat de koeien. daar kannen. niet kannen komen. want hier moet. zo dicht. oh. oh. ho! deze xxx. wel. staan. kijk? die zetten we hier. oh, wat een leuke. nee. nee die kan niet zitten! nee? op zijn paard zitten, geloof ik, he. oh. de enige plek waar die op blijft zitten. eh weet je, deze is de boer van de koeien. kijk. boer van de koeien? oh ja. kijk, dit is de boer! die kan wel zitten! zo. zo. die kan wel zitten. nou, laat zien. deze kan wel zitten. ja. nee, daar moet nog een. hok. oh ja. kijk, nog een hok voor de paard! oh. oh ja. nou. even bouwen? ik kan toch niet alles in mijn eentje? oh nee. oh nee. nee.
ik kan wel helpen. kan jij helpen? ja, zo zo zo moet je hem doen. oh, zo blijft ie ook goed staan, ja. heeft ie een steuntje. zo. steuntje in de rug, he, heeft ie af en toe nodig. ja. net als mama. zo. oh nee, niet hoger! nee, niet hoger? nog. ho. lange voor de krokodil. want die heeft nog niet allemaal muur om zich heen. moet je kijken. gauw wat eh. want die heb al een stukje muur. die heb al een. klein stukje muur. als die je gaat bijten en dan gaat ie jou bijten! oh. wie gaat ie bijten? mama! oh! ah! ik ga jou bijten! weet je, weet je, dit. hee, en ik heb ook een olifant hier. klein olifantje en een ijsbeer moet ik ook hebben. oh. want dat waren twee vriendjes toch? ja. oh, dat is wel gezellig. die kunnen wel samen in een hok. hee, waar moet die leeuw? die moet in een heel apart hok. waarom? waarom moet ie in een apart hok? die kan eh. daar heel snel komen. kan die heel snel komen? een tijger hoe doet ie dat dan? die tijger. die tijger. is er een tijger? help jij eens zoeken naar de tijger. daar! waar moet de tijger dan? ook bij de leeuw. bij de leeuw? oh. maar waarom moeten die dan bij elkaar? hier zijn xxx. heel gevaarlijk voor de tijger. die woont precies dichtbij. wat doen ze dan? bij die dier. bij die dier. ja. maar wat doen ze dan? gaan naar. ook naar. de krokodil toe kijken. gaan ze allebei? oh, ze kijken zo even naar de krokodil? &~xxxx. dan gaat de kroko. hoep! hup! ah! die krokodil wil. van die stenen! wat wil die? hier. deze deed! gaat ie zo. en hoe moet dat nou? als ie over de muur kan springen, wat moeten we nou doen dan? dat is toch niet veilig dan? nee. daar moeten we toch wel wat aan doen. hoe moeten we dat nou oplossen? dan moeten we ruilen. waarmee? met eh deze en deze. oh. ruilen. ja, maar dan kan die nog over de muur springen, he. springt ie rustig over die muur! hoe moet dat dan? de krokodil mag altijd eh. oh, Matthijs! kijk! &~brrbrrbrr. oh, gaan ze weer over die muur! ze zitten weer te pesten. hoe kun kan dat nou? wat kunnen we nou het beste doen? hoger maken! hoger maken! dat is een idee. weet je. , moet ik die er op zetten. ja. oh, dat kan ook. ja, nou, die, dan gaan ze natuurlijk door dat gat heen. denk je ook niet? zo, nou. &~brr. &~brr. nee. nee, nee de krokodil is ook gevaarlijk. moet het hok weer elke keer hoger! ja? en dan eh. maar de krokodil kan niet springen, he. die kan alleen maar kruipen zo. oeh! nee! nee, de koeien waren hier xxx. hier toch! ja.
gingen ze wat voor dieren zijn er nog meer in de dierentuin? er zijn nieuwe dieren. nieuwe? oh, wat voor nieuwe? hier woont. een hond. die is ook nieuw. oh. deze. hee, kijk. hoe kom je aan die nieuwe dieren? van pap gekregen. van papa? wanneer dan?. toen we weggingen. waar naar toe? daarheen. waarheen? zo ver weg. zo ver weg? ja. wanneer was dat dan, Thijs? kijk, eh. deze horen in dat hokje. inderdaad. deze hoort bij die. oeh, dat is wel een heel paarden! wel kan! nieuw hok voor ze maken?. hij kan wel op het muur! op de muur? ja, zo kan het ook eigenlijk wel, he. en deze ook. deze ook. ook het schaap! of is dat niet het schaap? jawel, dat is het schaap, he? en hond en de paarden. waar kwamen die diertjes nou vandaan? weet je het nou nog? weet ik niet. toen gingen we naar. ? xxx. Frankrijk, he. toen kwamen we uit Frankrijk terug. oh. toen had papa ze gekocht. wat leuk. en toen was het, he? jullie waren wel heel ver weg geweest, dat klopt. oh, oh, oh! maar wat moet deze neushoorn? waar moeten we die laten? in eh heel xxx xxx. dit hok. dit hok. oh ja. oh ja. de neushoorn. wie mag er bij de neushoorn? dinosaurus. de dinosaurus? die heb ik ook nog. oh, ik zie het, ja. kijk, dit is een grote dinosaurus en. die kan goed staan! ja. ja. en hoe kwam je nou ook al weer aan deze dinosaurus? dat ben ik helemaal vergeten! hoe kwam je daar aan? van wie heb je die gekregen? weet ik niet. maar dat weet ik niet. weet je dat niet meer? ook van papa? ik weet het niet. die hadden we ergens gevonden, of zo. hm. nee, mensen hadden. nee, een mevrouw had. dinosaurus. had die ze vergeten? xxx vergeten. hm. hm. nou. nou. nog een hok. voor de kippen. die kan glijden. tjoem! zo. tjoem! glijden? van de glijbaan? glijden ze zo. ah! kijk, zo naar de rails! tjoem! kijk, hier staat een boompje nog in de hoek. oh ja. hm. die kan. daar. niet. heeft ie. xxx dingetje. hij gaat toch op het paard zitten? kijk, hij zit zo! ja. wat is dat? hij zit. hoe kan dat nou? hoe zit ie nou dan? achterom. achterom zit ie, wat gek, he! hij zit gewoon achterstevoren! dan kijkt ie achteruit! dan weet ie helemaal niet waar die naar toe gaat. naar de krokodil! zo wordt ie nog duizelig, joh. als ie achteruit rijdt. op het paard. en. achteruit. xxx. en wat moeten die dieren eten? hee! die is leuk! waar moet die dan? oh, giraffe! de giraffe, he. die kan niet blijven staan. die moet even. tegen een muurtje aan. in Emmen hadden wij ook giraffen gezien, he Thijs. weet je het nog? ja. ja, die waren mooi, he? mama vond die mooi. hele hoge! vond jij die ook mooi? hele hoge, ja.
ja, hele hoge. oh. die. hoe moet dit Thijs? grote ding moet het. met die ding. wat voor een ding? xxx. weet je. zo moet het. ja. wat is dit toch voor ding? weet jij wat dat is? voor de fiets. fiets? maar wat doe je daar dan mee? pompen. is het een fietspomp? ja. oh. oh. waar is de fiets dan? oh, hier is de fiets. nee. nee, nou kannen niet. kijk, ik had deze ook al gevonden! deze had ik ook al gevonden! oh, de zweep. denk ik, he. van het paardje. of niet? eh xxx daar. ja. daar worden ze dik van. wat kun je daarmee doen? xxx. xxx. om de paard heen doen. ja. oh, een lasso. dat kan ook nog. ja, het kan ook een lasso zijn. dat is een idee! kijk, dan doen we het zo. zo, dan kan die niet weglopen. kan die niet weg. nee moet ergens aan vast. ja, hij moet eigenlijk nog ergens aan vast, he. dat zou nog beter zijn. weet je wat. dan leggen we er zo'n blokje tegen aan. zo. nee jij moet ə. echt blokje. ander blokje? hier, ik heb nog een ander blokje. die? zo. vastgeklemd. oh, oh. leuk hoor. ja. ja, dat lijkt wel een glijbaan zo. ja, alleen voor de kippen. oh, is het een kippeglijbaan? ja, die kunnen dat wel heel goed, he. laat eens kijken? doe nog eens? hee, wat ligt die mens daar bij die krokodil in het hok! dat lijkt me niet zo lekker voor hem! huu! bijna opgegeten door de krokodil! die xxx zo in zijn bil. mama. xxx ja, ik wou even een paar bloemetjes in het water zetten. nee. anders worden die zielig. oh, wat een mooie bloemen. ja, jij vindt dat ik bij jou moet spelen. ja. nou, ik kom er zo aan. als ik van jou even de bloemetjes in het water mag zetten. mag ik ook even bij de dierentuin kijken? en even ruiken of de oven nog goed gaat. oh ja. wat denk je? moet nog veel grotere dierentuin, want eh. voor de zebra. ja? hee, hee! zo. hee! daar loopt ie weg. ja, oh oh oh! kan die weglopen. moeten we ook eigenlijk wel. staat bij het krokodilhok! ja, het is maar goed dat er zo'n grote muur tussen staat. als. die muur dan open is dan kan de krokodil komen. naar de zebra toe zwemmen. ja, en wat. is dat goed? nee! nee! en als. dat is heel gevaarlijk! oh deze. kan gaat komen. laat eens kijken? www. die. die mogen niet komen. nee. maar dat kan ook niet, want de muur is heel hoog, he. deze muur en deze muur moet ook wel zo hoog. ja. ja. zo. als de man. nou kan die echt niet meer weglopen, deze. nee, die kan niet weglopen. hee, maar die giraffe die ligt er ook een beetje zielig, vind je niet? ja. wat gaan we daar mee doen? ook een hok maken.
ook een hok maken? daar tegen aan. waar? nee eerst. voor die dieren maar eh. kijk, die heb geen. wie? wie heeft geen hok? die. hier kunnen we een hok maken. kijk eens. die heb niet zo veel. lieve. vriendjes. www. die xxx lief zijn. www. wil je ook koffie, Evelien? nou, als je toch gaat zetten. ja. www. www. nog een grote dierentuin! ja, ik vind het een ontzettende mooie. het lijkt Emmen wel. Emmen? oh ja. ja. hoewel ik er nog nooit geweest ben. ik moet er maar eens heen. nou. het is wel de moeite waard, he? www. ik ga nog een paar blokken pakken. alle blokken doe ik daar heen. www. 0hier zijn. een paar blokken. gaat het? ja hoor. een paar blokken! xxx zebra. wat een rare zebra. die heb strepen. kijk, deze heb strepen! welke? laat eens zien. deze. oh. ja, daarom heet het een zebra, of niet? ja. denk ik wel, he. xxx weggelopen. nee, nee, nee. nee. dat is niet de bedoeling. we moeten even gauw een. gauw een hok gemaakt worden. hek moet ə. hek omheen maken. ja. want hij. staat al bij een hek. oh, nee geen. niet geen zo'n hek! niet zo'n hek? nee, dat is geen echt hek! oh. wat is dat dan? deze zijn echte xxx. een nephekje? www. nee, deze. met deze moet je. met deze moet je. ja. met deze blokjes? deze. deze palen. die ook. deze palen? die. zijn. en eh. deze ook en. alles is xxx. hm hm. alle blokken. oh jeetje. alles. alles veel, he? heel veel hebben wij. wat wordt dat nou? een mooie dierentuin. ja, prachtig. ja, ik vind het heel mooi. kijk. oh, ze komt niet. zo? wat wordt dit? nog een xxx. hier kunnen we wel met een deur. kijk, dit is de deur. nee. oh. nee, de zebras zijn altijd heel lief. ja? die lopen nooit weg? kijk! ze kannen door het deurtje kijken! ja? hee, er zijn wel heel veel ijsberen hier, zeg. moet je eens kijken! drie, of niet? en die dieren moeten nog in die hok. want dat. is wel een heel groot hokje, he? dit? dit is wel een heel groot hok, ja. daar kunnen wel heel veel. kijk, daar kan eigenlijk het paard ook wel in, of niet? ja. ja. en. en die dieren ook nog. welke? deze? en die twee. welke twee? wat zijn dat voor twee? die twee. die heel veel kan ook nog in. die heel veel, ja. het zijn er inderdaad een heleboel. ah! nou, dit wordt een gezellig hok. zitten ze met zijn allen in. deze nog. hier in. oh, kijk en dit kleintje. leuk hoor. die moet bij die grote. ja. hee, zijn er ook mensen die naar de dieren komen kijken in de dierentuin? nee, dat is een. een boer. is er een boer? en deze.
ja, maar die zat naar de koeien te kijken, toch? want dat waren zijn koeien, of niet? nee, dit zijn. ook nog boer. zo'n boer. deze boer. en dit dan? xxx. kijk, hij kijkt! ja. en wat denkt ie? vindt ie het leuk? ja. bij de dieren kijkt ie. hier kan nog een hok. en hier hebben we geen. zoveel blokken, he? nee. maar we hebben hier. kijk eens, hier is nog een hok open. er ligt zomaar een giraffe uit. eigenlijk moet voor de giraffe wel een heel hoog hok, of niet? nee, hij kan hier heel hoog. kijken. eens kijken, kan die er nog over heen kijken? ja, een klein beetje. hij kan wel naar de koeien kijken. hij moet nog een beetje groeien, de giraffe. eet ie wel genoeg boterhammen, Thijs? nee. wat eet ie dan? niks gegeten. had ie niks gegeten? ja. oh, dat is niet goed. nee, nog even hier gras eten. oh. hap hap! nee, de giraffe heeft een lange nek. hij kan niet bij het gras. hij moet in de bomen eten. de blaadjes uit de bomen moet ie eten. oh ja. van deze kan die wel eten. hap hap hap hap! eh zo! zo staat ie in het hoekje. nee, de boom die kan niet staan. jawel, zo wel. kijk maar. hee, en ik zie nog wel een olifant daar liggen. er ligt zomaar een olifant buiten de dierentuin! he? en een kip! en ook nog kippen, ja. ja, die kippen die lopen altijd wel weg. , die kan altijd glij glij! oh, die gaan altijd glijden. hee, maar waar gaat die olifant bij? əbədəbədəbədəb. nee die oli. oh ja. xxx in zijn hokje. xxx. dat vindt ie altijd leuk. vindt ie dat leuk? want giraffen hebben altijd geen broertjes. nee? nee. hebben ze wel zusjes? zulke kleine olifantjes. is dat zijn broertje? oh! nee, nee, ze hebben ook zebra. en ə. kijk, die heb altijd de zebra! heeft ie altijd de zebra bij zich? zijn dat vriendjes? ja, dat klopt, he. xxx de giraf giraffen en de zebras bij mekaar. oh ja. dat komt omdat die altijd in het echt ook bij mekaar zijn, he. ja, dat is waar. die wonen. op het zelfde bos wonen ze. de zelfde savanne. zo heet dat. dat is een soort bos, Thijs, met veel gras er tussen. in Afrika. zo. ho. nee, die mag. nee, zit al. nee, nee, niet zoveel bij de xxx. nee, want die moet ook nog. zorgen voor die. zo. weet je, kan ook nog de dop er af. dit is de directeur denk ik dierentuin. nee. nee, die kan ook nog de. xxx afdoen. nou! hm. wat doe je nou? hee? is zijn kop er af? en zijn benen! ah. oh, nee, Matthijs! dan. moet ie gauw naar het ziekenhuis! en nou? nou weer aankleden. aankleden! kan die weer heel worden nu? zo. jij bent ook een mooie, hoor! nou de broek er in. gaat de broek er onder.
zo niet! zo! he, gelukkig, zeg. nou weer xxx. kan zo. dat kan! ik vind het maar raar. en wat moeten we dan met deze hekjes doen? ook een hon. hokje maken. ook een klein hokje maken? voor xxx. zo. voor wie is dat hokje dan? voor een heel hier, voor een klein diertje. hi hi. ho! oh, ho! nee, die kan niet staan toch! jawel, kijk. zo, staat ie al. zie je? tegen het hekje. kan ie toch naar buiten kijken. en die. die boer kan ook nog bij kijken. bij 0het kleine koetje. kijk! zo. nou, moet die boer niet eigenlijk even kijken of het wel goed gaat met de koeien? nee. nee die zitten zo ver weg. zitten ze zo ver weg? zo ver weg. xxx. want deze boer zit nog bij de koeien te kijken. kijk, die koe gaat naar buiten. mm mm mm mm mm mm mm! oh oh oh! nou, dan moet de boer wel even wat doen, he. kom jij eens gauw terug! nee! hij loopt zo weg! oh, loopt die koe heel ver weg? wat is daar toch aan de hand? wat is daar toch aan de hand? oh! er gaat geloof ik even iets niet goed daar. nou, nou, nou. nou gaat die andere koe ook nog weglopen! nou. eh eh eh eh! wat? pas op voor het draadje, Thijs. pas op voor het draadje! oh. oh, nou ja. dat is inderdaad niet zo handig, maar ja. eh eh eh! zo. eh ah oeh! oh oh. oh oh. was er een koe ontsnapt? daar komt ie. oh, hij is gelukkig weer terug. eh eh! hallo! hallo, waar was je nou? waar was je nou? ik heb je wel gemist! oh, hij heeft maar een oor! waar ben je geweest? eh die loopt weer weg. gaat ie zo en dan gaat ie zo weer xxx. ja, moet je nu wel blijven, hoor. zo ongezellig. ho. ho. he, gelukkig, de boer kan ook weer zitten. nou gaat deze koe weg. het zijn wel een beetje uitbrekerige koeien. nou, wat zijn dat voor koeien. ze zijn erg ondeugend, hoor. xxx. oh. xxx. over het draadje. ja, gaat goed. xxx koedolheid. ja. het zijn allemaal dolle koeien. ze kunnen zo weglopen! he, die boer die wordt er ook maar moe van! www. dat kan! en daar gaat die. zo. zebra weg. toepetoep, toepetoeptoep. oh oh. gaan alle dieren weglopen? ja, dat doen ze altijd. ja? dan gaat die zo en dan gaat die zo en dan gaat die xxx. zijn die hekken dan niet zo goed? of gaan die wel eens open? en dan gaan ze stiekem er door heen? nou, dan moeten ze beter opletten, he, die mensen van de dierentuin. tik tik tik tik tik! deze. deze maken. deze. die hier. ə &~kou. ə &~kou:. jij ook? nou. zeg maar even dat dit de opname van zeventien februari is. zeg maar. “dit is Daan”. toe maar.
nee! ik durf moet ik het doen? ja. nou. het is wel een raar gevoel hee. hoe kan dat nou? hee Daan, wat heeft mama hier? wat is dit? foto. foto? nee, wat is het dan? wat is dit? &~pel. een wat? een libel. dit is een koptelefoon. kijkkoekoelfoo:n. ja. nog even oefenen. koptelefoon. kelekoediefoon. nee, kop zeg maar,. koppetelefoon. goed zo. heel goed. wat kun je dat goed zeggen. nu doet mama hem weer af ja? is wel gek. xxx. hee, Pino! deze. Pino. ha! deze. wat. xxx krei bouwen. met de trein bouwen? ga je trein bouwen? hie hier Paulien hier de trein bouwen. Paulien. eerst even zelf. eerst even zelf, ja? Daan begint vast. xxx zelf. ja. kun jij heel goed zelf. ja. xxx met Paulien. doe het hier maar, kom ik je zo helpen. ja. koffie. en dan zet jij alles daar maar neer pak je vast de rails? rails. ja. dit s ə rail. deze. rail. rails. heb je nog meer? ja. nou, doe niet zo sloom. hallo, contact Daan. nog meer rails. pakken. ja. ehaa. hee, actie. xxx oh ik moet nou echt een stok kopen. www. www. www. www. zullen we hem iets deze kant ophalen? deze kant xxx. xxx. nou. hee Daan, moet je eens even aan Paulien vertellen, je bent bij de kapper geweest he? hee Daan. je bent bij de kapper geweets he. deze. ja. je hoofd. en hoe is je haar nu. Daan. heel kort heel kort he? oh jonge het heeft een beste indruk op hem gemaakt. hij was helemaal overstuur. xxx. dat is ie elke keer he? vanmorgen, hier hij, elke morgen zodra ie wakker wordt “ik ben naar de kapper geweest, doet geen zeer, heel kort”. heel kort is je haar, he Daan? xxx. papa zei “doe maar heel kort dan hoeven we voorlopig niet weer te komen”. hm. het staat heel goed. ja leuk he? ja. zeg Daan, deed het geen pijn? zo deze moet hier hier erin,. wel. ik zal ze jou aangeven dan kan jij een rails leggen goed? goed zo. daar die andere brug maar Daan. hoh. ja. zo. goed zo. zo,. deze. zo? nou daar maar Daan. daar. zo? hier Daan, deze kant. xxx ook niet zo snel he. deze kant. die kant. ja doe maar aan die kant. ja dat is goed. niet zo. ja heel goed. zo. hier. dit dit voor mij. ja is van jou. ja, nou ja Daan je moet kan het beter omdraaien, de bocht naar de andere kant. kan je zo, deze kant op? dan kun je een mooi rondje maken Daan. moet je ja. ja. nee andersom. die andere. waar is de wissel? zo. nou. ja misschien kan het zo ook wel. xxx. misschien kunnen we op een wissel uitkomen. als je nee lieverd, nou deze. xxx. zo. zo moet ie. alle voor die mij. hier zo. die alle v die allemaal voor jou? nou zeg! kijk eens, die kant op. xxx. alleen.
speelt ə met xxx deze. is het niet goed? is ə niet g deze. is ook een en xxx &~kuib. zo. deze auto, voor mij. dit. maar dit moet aan elkaar Daan. anders kan de trein niet rondrijden. rijden. zo? die xxx deez kan ik, deze. deze kan wel. die kan tussen die, over die. au. hee, kan niet Daan. die kan niet! kijk,. de trein kan er niet langs zo. nah. xxx. nu kan ie niet. nee. hoe moet dat nou. xxx. ja zo wel. kijk eens. ik zie het. ik zie rails. ja. nou je trein opzoeken. opzoeken. ja, zelf. kun je zelf wel even toch. ja. kijk. deze. haal maar even zelf eh de trein eruit. oh dit vind ik mooie rails Daan. ja vind ik ook. heel mooi gebouwd. het is niet echt een achtbaan, maar nou trein? ja. ja, nu de trein nog. hee nog een voetbal. jij moet jij ook een trein. oh ja, dat is de locomotief. deze. ja die twee andere ook nog he? die er achter horen, die wagons. ik zie 0er nog een. ik zie deze nog. nog. hee. en nog. deze nog. oh ja. hm. hem kan niet. ja, is niet echt nodig meer he? xxx eh deze. daar op het eind kan ie wel. maar deze moet. oh. dat is ook wel mooi. eh &~appelau. ja. deze ik heb wel. hm. ja, kan wel. kijk deze, wel. nou nog een treintje opzoeken. trein? deze? ja. deze. ja. oh. die nog, ja. en nog een heb je he? zijn er toch drie. zo moet ie. oh ja. hm. hm. zo. ja. nog een. nog meer. www. www. waar is ie? www. waar is ie. oh. oh daa:r! oh ja. die. deez deze. ja. goed zo. nou nou kan je wel rijden. ho. toe maar. een twee, tuuttuut. tsjoektjsoek. olifant! wat nu? huh, er staat een olifant op de rails. oh jee. hoe moet dat nou? misschien moet je die wegduwen. wegduwieuw. wegduwen met de trein straks, als ie hier langskomt? zie je wel als de trein eraan komt. ga eerst maar rijden met de trein. eh. ooh olifa ə fa:nt. trein botsen trein. pas op eh trein! tuuttuut. ah die olifant die denkt “die trein komt niet”. nee die staat daar toch maar stil. xxx. ja nu kan je rijden. tsjoeketsjoek. is dan hier nou? ja. eeh onder de brug door. ja. xxx onder rijden. zo. tatuut. ehm mmm. tatuut. tuut. kan oh zegt ie nou, daar komt de trein. ə komt de trein. oh jee. oh jee. bijna het verkeerde spoor opgereden. hier. &~bop. hee ongeluk gebeurd. ja! trein ontspoord. daar moet de politie bij komen. ja. tatuutatuutatuut. Daan waar is de politieagent eigenlijk. goeie vraag. Daan. waar is de politieagent. zoek hem eens op? die moet even op de motor hoor. ja die moet die trein weer eventjes helpen. even zien. iets met een blauwe pet? nee die past er niet op.
Daan waar is de politieagent? deze? dit is hem ook niet. oh ja! &~gajudaa politieagent. ja waar? oh hier, is ie. ooh hee. oh ja. en een politieauto. kijk ja politie hee politie. hee politieagent. zet hem op de motor. nou, die kan wel op die motor joh. die kan ja mo. tor. ja, want. die moet die trein helpen toch? dat moet hier op ə trein? hier. moet ə op ə trein. deze. deze kan je hier. zo. ja. goed zo. gaat het? nee. xxx. kijk. ja goed zo jongen. keurig. oelala. politieagent. hm. op ə rails. op de rails? wat is dat nou? stoppen! moet ie stoppen?. moet de trein stoppen? zo. kan niet. hier zo zo moet ie. kijk xxx. &~okkoelugtug! &~wagaawze. &~iedooree. huppa. daar is ie weer! ja. oh gelukkig. &~tsjoeketsjoek. eh tatuutatuutatuutatuu:t. heee. pas op Pino. pas op Pino! hee. Pino is omgevallen. nee heeft Daan zelf gedaan. ooh. hij heeft Pino gewoon aan de kant gedrukt. oh. moet Pino niet aankondigen dat de trein eraankomt dan. nee. nee? ooh! daar! is ie bijna weer ontspoort. deze zo. hee daar ə kleine kerk. ja. een kerktoren. weet je een kerk? hm. moet ie bij ə huisje. kijk maar is huisje. ja. een kerk en een huisje. w doet ie kerk? xxx. oh kijk eens. een station. sjon. eeh mag. xxx bij de kerk? oh oke. oke! en. het station heeft ook een dak, natuurlijk. dak atuurlijk. dat kan je ook ə tuurlijk. xxx dat wel kan j kerstbomen boom. het lijken kerstbomen ja. nog. heb je nog een xxx. &~pen nog. nog. moeten we nog een, die. nog een. dit is wel een heel raar huisje. ja heel modern. meisje. moderne architectuur is dat. ja moet je deze allemaal langs, hier. ja, laat de trein maar verder rijden. langs de kerk. toe maar. ja. xxx dat moet station. deze ook een huisje. ja. maar dat is niet echt een dak. xxx hier kan nog huisje. hier moet. waar moet een huisje? hier. hier maar. erbij aan? ja, die huisje. okee. en dit wordt ook. een raar huisje. zit een raar dak op. nee:. nee? deze kan. hier bij. toch? deze die kan ik ook. een geel dak? okee. zetten we deze weer ergens anders bij. en nog een klein schuurtje, zonder dak. moet je s de deze. xxx deze. nog een huisje. ook huisje. misschien deze nog. ik heb nog een huisje in de aanbieding. dan moet je dit iets opschuiven dan kan het er nog wel bij. zo. nee zo. kijk! mooi hoor. poeh. het is wel een aparte kerk hoor. met een station erbij. ja. en allemaal huisjes. muisjes. nog een. huisje nog een huisje. ehm. nog een huisje. nog een. nog een. nog een. deze nog. oeh kijk eens. nog een huisje. dit nog. met. een klein dakje. en een klein geel dakje. ehm auto zit autoto, deze. xxx. ooh. hier is nog een dak. er is nog een dak. hier.
en nog een auto. ook nog bij dak. deze xxx. en nog een flat. erbij. deze kan ik xxx. deze bij. hier. wil niet. past het niet? deze wel. oh okee. lukt wel. deze. &~eff deze. alles keurig op een rijtje. ooh verschrikkelijk. geordende geest heb jij. ja. kijk! keurig hoor Daan. ja, je bent net mama. ik kon vroeger ook niet slapen als mijn schoenen niet precies naast mijn bed stonden. kijk! ongelofelijk. verschrikkelijk. ja. kon ik niet slapen. dan riep ik mijn moeder en dan moest het precies kerk! heel mooi Daan. ja. dit huisje>. nog een wit huisje. nog een huisje? ja. nou eeh hier ga je ook xxx koffer. we ook wel eens een keer uit je spaarpot nog wat van die blokjes kopen. dat is ook nog wel leuk. weet je xxx koffer. is dat een koffer? ja. oh. xxx. dan moet ie misschien op de trein, die koffer. van die mensen die hoe vind je dit als flat? vind je dat eh acceptabel? kan dat er mee door? ja? is dat een huis? nee. ja kinderen zijn altijd conservatief. ja. een vierkantje met een driehoekje. punt. geen emmer. nee. he Daan, het nieuwe museum enzo. is maar niks he? www. www. deze moet. moet. moet ie zo? moet zo. ja leuk hoor. ja. ja, dat vind ik ook wel eh zo? mooi. he, Daan? ja. ik wil nog een dit is er nog. nog zo een? volgens mij heb ik geen blokjes meer. nog een blauwe ligt daar. bij jouw been. nog ə been! nog zo een? ja. zo een? oh haha. oh ja. de boomstam. die moet op de trein. nog een driehoekje. kijk! ooh. mooie versiering langs de rails. ə kan niet. die kan niet 0over de rails. oh okee. die moet xxx. ja die moet over de rails heen he? dat kan inderdaad niet zo goed. zo? ja. een tunnel. een tunnel voor de trein. ja nu moeten we eens even die trein eh nou moet je eens even rijden, met de trein overal langs. ja, moet je is kijken wat ie allemaal tegen komt. gaat de trein vertrekken? xxx. tuuttuut. xxx niet. xxx. ja. doe hem daar maar langs. oh even goed op xxx letten Daan. oh het wordt wel lastig ja. het wordt wel druk daar. een hele volle stad he Daan. ja. kan ie xxx langs. ja. de autos staan daar bij de file naast de trein. auto. ja. maar de trein die kan mooi doorrijden. ja. de trein is onder de brug doorgegaan. moet deez auto. oh jee. kan je er zelf niet meer bij zo? hadden we iets eerder aan kunnen denken. oh jee de bomen zijn omgevallen. heeft het vast heel hard gewaaid. autootje. tje rijden. hier rijden auto. hm. deze ga auto is ie kijk hier xxx deze. die past niet. die past niet. deze kan wel. nee hoor. deze kan wel. nou ja, een beetje dan. maar niet goed.
nou en die hee! trein die rijdt maar door. nee nee moet. wat? nee nee moet hier moet hier. zo. moet die auto er achteraan? ja. er zit, dat kan niet. okee. okee. hee de auto! auto moet hier rijden. xxx. nou die auto die duwt de hele trein weg, zie je dat? nee. duw jij &~ziere. hier moet jou. oh. op ə auto. xxx. hier op ə station. op het station? jaha. oh? hier b moej xxx. deze. moet hier. ha! ohoh. oh jee oh jee. nou is er een heel groot ongeluk gebeurd. weer een treinongeluk. het het het. oh oh. ə valt ie hier om? valt ie om? hij was al omgevallen he? hier nou. ja. hier. hier. zo hier nou. hm. xxx zie je hier langs. ja daar moet ie langs. wil er langs. oeh, moet jij ook al hoesten? een xxx koffertje. he nog een koffertje. ja. ho, dat klinkt goed. he waar is ie nog koffer? nog koffer. ik zie nog een koffer. had je hem niet in het vliegtuig gedaan? ja. geeft ook altijd antwoord. in de vuilnisauto, heb je daar al gekeken? oh nee. Daan? nog xxx een baby. he nog een baby. ja, dat is een baby. een playmobil baby. laat eens zien Daan. Daan? laat eens zien? een baby. aah. wat een lief babietje. xxx. deze maken. is dat de mama? ja. ja. hier ook papa. waar is papa? deze papa! is dat papa? huh. dat ja. is papa politieagent? papa 0is politiegent. ja? hallo? ha politie deze heb papa politiegent. en wat ben jij dan? ben jij een aap? ja. hee g deze politieagent. nee dat is een boer. die moet op de trekker. trekker? is toch een boer. hij heeft toch een pet op? hier xxx. deze hier trekker. ja. hm. deze moet hier oooh. deze moet hier 0op 0de trekker. kan hier trekker. oh ja. ooh. trekker. deze moet ok ə trekker. ik kan dat. ho oh. kan wel. gaat het? ja. mooi. xxx Paulien doen. ja gaat moeilijk he? dat dacht ik al. deze. nou. moet erachter. ja, daar gaat achter. oh ja. zo. ja. oh kijk. die meneer komt die baby ophalen. met zijn moeder. die kunnen er mooi achter in zitten. hier &~mag. toch? als ze blijven staan, dan kunnen ze mooi achter in. deze 0moet ook staan. babietje 0moet ook staan. kijk. zo. klepje dicht. en dan gaan ze op vacantie. koffers mee. vacantie. koffer. er was net een koffer. oh die koffers jonge dat is wat. oeh. kom kijk xxx daar gaan ze. daar gaan ze. doeg. doeg. doeg, tot de volgende keer. xxx in trekker. xxx. doeg, doeg! doeg. doeg. huh. aah. bi bi bieker xxx die beker baba. xxx. ja die. van die politiegent. mama zal even bij Rosa kijken. politieagent? he moete Rosa kijken. even kijken. even of ze goed ligt ja? ben zo terug. he kijk eens. Ernie die staat langs de kant. van de weg.
en die zwaait. daag meneer, daag. nee xxx moet hier deze toch? oh ja, de chauffeur mist, sorry. deze moet hier xxx hier erin. zo. goofie. ja, dat is de kan met koffie erin. zit 0er nog koffie 0in? er zit nog koffie in. ja. zit nog een. erin. ooh doe:g. nou doeg. xxx ook een koffer er ook. andere koffer? ja dat is het probleem. dat is nou net xxx olifant! olifant in de wagen erachter aan. xxx. xxx. okee, dan gaat Ernie moet hier xxx Ernie. Ernie in het bakje? in het eh doeg. doeg. ook op vacantie. op vacantie. iedereen gaat op vacantie. ja. gaan ze op ə bus. ja. doeg. doeg. nou en dan hebben we Koekiemonster ook. &~op &~de &~motor. op de motor. Koekiemonster op de motor. ook op vacantie erachteraan. daag. doeg. ik weet het niet hoor Daan. ze moet zo staan. oh moet ie zo, sorry. doeg. doeg. xxx ook in de bus. ook in de bus. gaalie in auto. Koekiemonster die staat op de motor. motor. oh nee sorry ik heb xxx. op vliegtuig. nou een koffer hebben we in elk geval. oh ja. oh die kan wel bij eh een koffer mee op vacantie. bij Ernie in de bus. vacantie. een koffer mee op vacantie. op vacantie. en Pino zwaait ze allemaal uit. doeg. doeg. doeg. doeg. doeg koffer. hier vliegtuig. eh grote vliegtuig. gaat ie naar? &~gaan &~ze &~in ə &~vliegtuig. oh dan gaan ze heel ver weg dan? ja. oh. doeg. doeg. xxx ik ga niet in de vliegtuig. ehmmm wij gaan op de vliegtuig. doeg. doeg vliegtuig. nah. wij gaan ə op ə bu:s. op de bus. gaan ze op ə trei:n. op ə auto. op de auto? xxx. in de auto. hou je sok maar aan. sok aan? nee. en waar gaat die trein naar toe Daan? gaat die trein naar opa en oma? pake en beppe. vliegtuig xxx in vliegtuig. viesot. oh jee, vieze neus? vieze neus? ja. moet ik je neusjes even doen? ja. nou doe maar. kom maar. kom maar. snuiten. nou het valt wel mee. nou ja. zo. klaar al weer. deze. nee ik. nee Daan pas op hoor, niet aan trekken. xxx. hier. hallo, hoor je mij? hallo hallo. kan niet xxx niemand. is er niemand? oh. leg maar neer. afgelopen. nee, het bandje is nog niet afgelopen. laat eens even horen? ik hoor vast nog wel wat. xxx. pas op Daan, je staat bovenop het snoer. ik hoor vast nog wel wat. een auto. komt een brommer langs. ik ook. wil jij ook nog even luisteren. past precies. ja. nee. ja. &~ko die mama doen. moet mama het doen? ja. hier moet jij nog wat drinken? oh hij zit hier onder de bank. hallo Daan. mm. hallo. nou. hallo. hallo? haallo. hallo vriendje. ik heb nu op. nou jij weer? ja. nou, we blijven een beetje bezig zeg. ja. ik ook. ja? ja. wat is dit dan? hoe heet dit?.
ik ook. wat wil jij ook?. bril. ko xxx telefoonkoch. koptelefoon. koo helicopterinnefoon. helicopterfoon? nee, koptelefoon. foon? koptelefoon, zeg maar. koptochtelefoon. ja, bijna goed. kop ik ook ə kop koptelefoon. goed zo lieverd. ja. ik ook. jij ook? ja. echt waar. ja. &~laa! hah mooi. staat heel mooi. ja. nee. ja staat heel leuk. nee. erg eh grappig. nee mama doen. oh Daan. nog een keer, dan houden we er mee op ja? zo. hallo Daan. ik ook. ja. ik wil ook xxx koptelefoon. nee nu mag ik hem houden. ikke moes houden. nee is van mij. telefoon 0is 0van mij! waarom is alles hier van jou? is van mij ehh van jij ə koptelefoon. nee. hij is eigenlijk ook niet van mij hoor. van mij! van Paulien. hij is van Paulien. van mij. nee. niet alles van mij. nee, niet alles is van jou. je zou toch gaan drinken? waar is je beker? au au, niet aan trekken. he van mij. nog een keer dan. wil jij hem? ja. hm. hallo. wah! zing eens een liedje. nee. zing eens van eh poesje mauw. kom eens gauw. nee. ja. ik ook. ik heb lekkere melk voor jou. jou. en voor jij. mij. en dan? rijste brij. ik ook. ooh wat heerlijk smullen wij. ja. xxx die doet. ga eens een liedje zingen. Daan zing eens van ehm. visje. oh ehm poesje mauw. van poesje mauw zingen? ja? ja. toe maar. mama doen. ahh joh doe niet zo verlegen. ik wil een langejan. poesje mam wil langejan. ja eerst een liedje zingen dan krijg je een langejan. poesje mauw. kom eens gauw. ik lekker voor je melk. ik lekkere xxx. ja toe maar, verder. ik vond het heel mooi. je kan heel goed zingen. en voor jou. mij. rijstebrij. oh 0wat lekker vullen wij. goed zo! goed zo. wil je nou een langejan? ja. nou mag het. nou heb je een liedje gezongen. was je het al weer vergeten. xxx. jaa! nou heb je hem verdiend jonge. je moet je geld en je langejannen verdienen. deze xxx bij de bank. oh gelukkig ik wist al helemaal niet meer waar ze stonden. xxx. ik wil lekker voor je melk. xxx. langejan! hm. aardbei. ja. goed zo jonge, dat heb je al weer gezien. aardbeitoep. aardbeiensoep? ja. oh. is dat lekker, aardbeiensoep? &~deze. deze is aardbei. aah! lekker joh. wil. ja lekker. ik heb het geloof ik. daar staan. mjamjam. weet ik niet zo goed. weet je niet meer wie dat was? dat is een danseres. wat gebeurt er? hij heeft een gieter in ze hand. ja goed zo! en hij. gaat de gieter vullen. goed zo. en hij strooit het over de bloemen. hartstikke goed. en de dokter die plukt er één. en die geeft hem aan de. jong meisje. ja. en die doet ze in haar haar. de piraat speelt met de bal. en hij schopt hem. en hij is verdrietig. ja. en toen zag die een ridder staan. ja.
die ging de bal weer pakken. toen ging die dr weer mee spelen. de prinsesje wou een ijsje kopen. en toen had ie dr één. toen gaf ze hem aan de heks. ja. en daar was die blij mee. en toen eette die hem op. en toen kochte die nog een. de indiaan ging een appel pakken. toen klomde die in de boom. toen ging die één pakken. en toen ging de. cowboy de trap wegpakken. en toen kon de indiaan dr niet meer uit. weet ik niet die. een elfje. en een gieter. een elfje. wat gebeurt er? doet de plantjes water. ja goed zo. en wat gebeurt hier? een mei elfje. ja. wat gebeurt er? bloemetjes water geven. en wat gebeurt er op het volgende? de zuster pakt er één. ja goed zo. en die geeft aan het me elfje. heel goed. het elfje doet in zijn haar. een Pietpiraat. ja. wat heeft ie? een bal. Pietpiraat gooit de bal in de zee. ja. de ridder en de Pietpiraat. wat gebeurt er? de bal valt in het water. en die is nat. en wat doet de piraat? huilen. ja goed zo. de ridder en de Pietpiraat. wat heeft de. ridder? een net. vertel maar goed wat er gebeurt. de Pietpiraat en de ridder. de ridder vangt de bal op. ja goed zo. Pietpiraat. wat gebeurt er? de fee. wat is ze aan het doen? een ijsje kopen. ja. de fee eet het ijsje op. heel goed. de fee geeft die ijsje aan de heks. de heks en de fee. wat is de heks aan het doen? ijsje opeten. ja. de heks en de fee. wat gebeurt hier? ze slikt het ijsje af. ja. wat gebeurt er nu? de prinses koopt nog een ijsje. de indiaan. wat gebeurt er? die pakt appeltjes. die klimt op de ladder. ze pakt één van de boom. en de cowboy neemt de trap weg. goedzo. de indiaan kan dr niet meer af. de indiaan schreeuwt. xxx. xxx. xxx. xxx. klok. klok. xxx. xxx. xxx. Bob. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Bob. Bob. Bob. Bob. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. puf! puf! puf! xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. toren. toren. toren. xxx. xxx. toren. xxx. toren. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. boekje. van. mij. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. toren. toren. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx.
xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. dicht. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. toren. toren. xxx. nee. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. papa. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. toren. toren. toren. xxx. toren. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. Bob. xxx. Bob. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. toren. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. kast. kast. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. wat. is. dit. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. oh, de speldjes, ja. ja. het is een juni negentiendrieennegentig, he. ja. nu spelletje. ah. xxx bovenaan. yyy. wil je appelsap? oh, ik heb geen appelsap meer. oh jawel, of chocolademelk. nee, cho appelsap maar, he. chocolademelk! ja? dan krijg je straks onder het eten een beetje sinaasappelsap, hoor! lust geen sinaasappel. nee, beetje verse sinaasappelsap, dat lust je wel. uitgeperste sinaasappel. ja? denk nu wel dat je nu wel op schoolreisje is. wat zeg je? denk nu wel dat ze op schoolreisje is. wie? Laura. dat denk ik ook wel, ja. al anders moet ik zo stil anders moet je zo gewoon zo die langzaam rijen. ja, is ook niet leuk. nee. xxx. of of je moeder komt in de auto ophalen. wie komt morgen Laura ophalen? wie komt morgen Laura ophalen? nu is het ook nog een een morgen. nu is het ook morgen. ja. gisteren was het morgen,. en morgen is het morgen morgen. yyy. yyy. is echt niet waar. nee? an anders is op dezelfde morgen morgen. xxx. moet je ook die puzzelen. doet een beetje zeer, he. zit te strak. doet ie niet zeer? Saar? jawel. zit strak. veel te strak, of niet. ja. xxx strepen op je buik. ja. deze trui zit te strak. xxx broek zit te strak. weet je, soms soms ga je xxx en soms soms ga je soms ga je waar is spulletjes nou gebleven? welk wat voor spulletjes? oh. oh, die snoepjes. wat zei je nou “wat is mn spulletjes nou gebleven” of waar? wat. en weet je hier liggen de xxx. hier ik zi hier. ja. hier hier ga ik puzzelen, hier kan je toch wel bij? ja hoor. xxx wel bij.
en dat? hier zullen xxx op mij pakken? soms. mag ik van een van jou pakken, jou een pakken, van jou even pakken, ja. ja, zoiets. als je dat wilt. jij jij maakt vast en ik ga een snoepje eten. yyy. ik maak het wel vast. je weet hoe het moet, he. ik weet ook hoe het moet, he. ik doe alleen de puntjes. ja? ik doe alleen de puntjes. jij doet de puntjes, ja. t is wel een hele grote puzzel, he. ja. of zullen we eerst maar die hoekjes er even uithalen? zo. moeten deze hoekjes ook weg? nee, we hebben. zijn dit hoekjes? xxx. hier beginnen we. xxx. jij gaat neerleggen. xxx gaat neerleggen, he. ja. xxx is echt wel lekker. ja, xxx echt wel lekker. ja. xxx deze xxx. deze hoort erbij, he. ja. en deze hoort er niet bij. nee. die moeten we hee hier neerleggen. ja. maar daar gaan we dr beginnen. puzzel daar doen. deze hoort erbij. nee. die moeten we even neer wegleggen, he. ja. doen we eerst alleen de randjes. xxx. dit moet deze xxx ook? nee. die moet weg. weet je waar allemaal Kastors hoed? hier moet allemaal Kastors. ja. wa waar je Kaston ziet. waar je Gaston ziet, ja. dat stuk van Kaston ja een stuk van Gaston. ja dat stuk is van Gaston xxx. xxx. ik xxx ook een paar van Kaston hieruit pakken. ja. ja xxx. ja. ja. emme. ja. goed. ga gaan we beginnen. die gaat de xxx. we moeten even kijken, hier, zo, zetten we em zo neer. ik ik weet ook hoe die moet en jij moet kijken, want ik weet al hoe het moet. heel goed, Sarah. nou, ga jij alle hoekjes eruit zoeken. hoekje en hoekje. goed Sarah. enn waar zie k nou nog een hoekje? waar zie je nou “nog een hoekje”? hier een hoekje en hier nog een hoekje. ik weet het niet waar jij nog een hoekje ziet. die heb ik al, deze drie drie heb ik al. jij moet even goed kijken als je een hoekje ziet. moet je het aan mij geven. ja. is geen hoekje! is dit een hoekje? zulke hoekjes zei ik toch. jij zei ja! zei ik ja? oh nee, dit is geen hoekje, nee. nee. domme mama. domme mama. yyy. xxx. huh. xxx. daar aan mijn teen te wiebelen? ikke! dat doet de kindje. doet de kindje dat? ja. aaaaah, wat kriebelt dat. ik doe dat. a waar zit nog een hoekje nou? waar is nog een hoekje nou? jij moet zeggen. yyy. dat is helemaal geen hoekje! nee, dat is helemaal geen hoekje. dat zei je dat ik ga even mama zegt allemaal domme dingen. xxx ik ga even snoepje eten. dees is nog weet jij je moet niet Laura ophalen. nee, Laura hoef ik niet op te halen, want Laura gaat een nachtje slapen. “Laura gaat een nachtje slapen”. maar xxx Arnold terugbrengt brengt Laura? als Arnold Laura terugbrengt. naar huis.
nee, dat doet ie niet. van schoolreisje. oh, die is toch ver weg, he. ja. schoolreisje is toch ver weg. daar kan je toch niet met de fiets heen. nee. xxx weg. welke kant niet. xxx toch niet welke kant. nee. waar heb je je hoekjes? schuif eens een hoekje aan. nee, xxx helemaal geen hoekje. gaat dat nou nog goed allemaal? xxx. dit is niet goed. xxx. waar heb jij nog een stukje, zo n bruin stukje? xxx? ja. ha. nou en toen? xxx hier xxx? ik moes dat doen. ja nou, ik zit op jou te wachten. zooo. ik zit op jou te wachten. en xxx. xxx bijna. hee, mafferd. ik ga nog een snoepje nemen. ik lust ze xxx die snoepjes, he, Saar. ja. dit is e xxx papiertje in mond houwen. xxx. nou, ik schiet volgens mij wel op. of jij nou zo hard opschiet, dat weet ik niet. een klein papiertje, geeft toch niks in je mond? een klein papiertje smaakt wel. “dat smaakt wel, een klein papiertje”. ja. dat geloof ik best wel. nou. ik> ik heb deze. weet je wat, kauwgom ik heb? nee. xxx kauwgom. hmmm lekkere snoepkauwgom. ja. xxx. ik heb nog xxx snoepjes. nou. ja? ja. xxx even daar neer. ja. dat xxx ik niet snoepen, he. dit is geen snoep, he. dat mag je wel hebben, he. wat mag je wel hebben? dit is geen snoep. xxx. e mag wel drinken, he. ja, vertel eens een verhaaltje. daar zit ik eigenlijk op te wachten, een leuk verhaaltje, Saar, dat wil ik wel horen. over de dierentuin die is gestopt. xxx vuur gekomen. is de dierentuin in het vuur gekomen. ja. heeft het daar gestormd? ja, en vuur gekomen. oh jee. en en hele hek is dr af gegaan. en en toen gingen de dieren naar huis en toen konden ze hij en waar was dat dan? ehm, in Afrika. das een eind weg zeg, helemaal in Afrika. en toen gebeurde een ongeluk, heeele ongeluk. ja. xxx. ja, Kastor xxx schieten. Kastor schieten? ja. oh jeeminee. xxx. schoot ie op? op het dak van de vleermuisje. bij de vleermuis xxx. xxx. en daar xxx gelukkig xxx. zeg dat wel, gelukkig niet. en nu xxx. ik weet het stukje. ja, ga jij het laatste stukje zoeken. zie je, zo xxx. hier xxx. moet ook een keer a welke stukjes ma mag dit stuk we je mag je e hierna moet je deze stuk doen. je even zeggen, wa wat zei je nou? welke stukjes? zeg het nog es. xxx. dees. wat moest je zoeken? deze stukjes moet. deze stukjes moet e zoeken. ja, welke stukjes moet je zoeken? wat moet je zoeken? die stukjes? ja. xxx. xxx. xxx mag ik ook. je mag je schoen uit hoor, xxx. ja. ben je in de zandbak geweest? ja. xxx zand uit. mag ik ook snoepen. xxx. xxx ik wil xxx.
xxx ik ga straks eten en dan kan je zo kan je em wel pakken xxx. ik ga in jou staan. xxx puzzelstukjes. ja? nou ga jij maar pakken. hij xxx. xxx. oh, kan deze xxx. ja. kan deze xxx. weet je wat xxx dit stukje xxx. weet je wat jij, wat zei je nou? weet je wat jij ik doe dit stuk, jij doet dit stuk. ja. goed? goed. ik niets van Belle pakken, he, want ik ga Belle doen. oh ja. dit dus dit doe ik. ik doe Belle. maar als je zo zit, dan kan ik niks zien. dus misschien moet je gewoon daar, dit, deze kant, zo, deze kant xxx en die kant van mama xxx. ik moet die doen, he. ja. zo, andere stukje moet je wel voor deze, he. ja. deze deze kant, he. xxx die kant zoeken. nee, je moest die kant doen zei je daarnet. deze moet ik doen, jij moet die. xxx nou weer? oh, gewoon verkeerd. xxx. maar deed jij ook dat? die. oh, stuk op de grond gevallen. weet je xxx gevallen. echt niet goed ut echt wel goed de die is kapot. oh, je hebt dat ding kapot gemaakt xxx. jij jij mag van mij de Belle stukjes. ja. stukjes van Belle xxx. wat hoor ik? vogel. wat hoor ik, ja, een vogel. a vogel die die xxx. xxx. gelukkig was xxx wel veel eten. xxx. mag wel even leunen he, mag wel even xxx. maar even lekker hoor Saar, he. anders kan ik niet zo goed zien. ja. xxx en ik mag wel xxx van Kastor. jij mag een stukje van Kastor xxx. ik ik doet jij dit is voor allebei. ja. dit Belle maken we allebei. ja. “Belle maken we zo alletwee”, samen. ja samen, ik heb al een stukje gedaan, gg. ik heb al een stukje gedaan. ja. dat klopt xxx. hier nog een stukje van Belles gezicht. xxx. xxx. xxx hand. xxx hoofd. xxx Kastor xxx stukje van Kastor. jij moet een stuk van xxx. xxx. ik moet stukken van Kastor pakken. Kastor. ik moet ook dit xxx. jij jij maakt dit even af, ik maak dit even af. ja. samen doen we dit. ja, samen doen we dat. die Belle doen we samen. dit van Belle. oh, moet hier. stukje van Kastor. hier. xxx dit moet zulke stukken. nou, ga jij maar zulke stukken xxx. ja maar jij moet ook een stuk zo zo zitten. welke zoek je? wat voor stukken? laat es zien. die. xxx kijken xxx hier gaan zitten. deze, zie je? ja. ja. ja, maar Kastors voet? die leggen we even hier neer. oh oeee. deed niet zo erg zeer, hoor. oh, gelukkig. xxx. dat kan ik toch xxx. xxx. ja, volgens mij xxx. xxx. je bent natuurlijk ontzettend xxx, zie je. xxx. ja, dit hoort er straks bij. ja, aan de andere kant ergens, dit is van Kastors been. oh, daar hoort het been, ja.
nou, dan moeten we nog maar een stukje jas nog, he. stukje jas nog en dan draaien we em om. xxx. ja. deze, zie je? oh xxx je moet ze dat ie Kas Kas heet. je moet zeggen dat ie Kas heet. je moet zeggen dat deze Kas heet. ja. is echt niet waar. Kas tor. xxx Kas tor. Kas tor. nu mag nu mag ik wel nog even snoep pakken, he. na vooruit maar, xxx zo uitnodigend, he, die snoepjes. das de laatste, he, dan mag je er morgenochtend ook nog een. ja? morgenocht. deze twee is voor morgenochtend. ja. goed? allebei zijn voor morgenochtend. ja, is dat goed? ja. kijken zit een papiertje om kauwgom. jaaaa, kauwgom met een papiertje dr om. ja dat was zo gemaakt. xxx. zo xxx kauwgom. xxx. dat is echt kauwgom dit. echt waar, hoor! k heb echte kauwgom. je je jij xxx jij was een heks. xxx. we moeten nog wat dingen vinden. jij weet jij dat? xxx ik mee, zei jij. ja, zei ik dat? jij zei dat daarnet. jij zei xxx. jij zei dat. ik xxx. ik ben al weg. ja hee, hoor es, je moet wel helpen, hoor. okeee. zo komt de puzzel nooit af. zoek jij nog es een stukje xxx met die groene broek. xxx bruin en een stukje gras. stukje gras moet ik hebben en een stukje met die kleur groen. okee. die misschien? nee haha, k heb em. daar nog een stukje xxx stukje gras en een stukje en zn schoenen. waar zijn zn schoenen nou, van die meneer? van deze meneer? dit is een papa van Belle. ooh, is dat de papa van Belle. xxx meneer. maar Kastor is niet de papa. van wie zijn dit de schoenen, Saar? zoek jij dat es op. ja, nou dan moeten daar xxx komen. maar daar passen ze helemaal niet. misschien de andere groen? nee, hij is niet groen. hier? ook niet? jaaa. nou nog xxx, deze? zou die xxx? ja xxx, nou xxx. xxx op xxx hebben we ook nog stukjes xxx. hier, Kastors hoofd. ligt zomaar op de grond. misschien ligt die schoen wel op de grond. is toch nog wel een flinke schoen nog. xxx? nee? piew. oh bij Kastor. of we hebben em per ongeluk bij Kastor gelegd. xxx. xxx. xxx honger van die snoepjes. heb je zo n honger van die snoepjes? ja. kijk es. ik heb heel honger. ja, nou xxx geen snoepjes meer. ik zit maar de puzzel te doen. of wat anders. wat anders eten,. we gaan straks pannekoeken eten, lust je geen pannekoeken meer. xxx. ik geloof niet dat als jij een hele rol snoepjes op zit te eten, en toastjes dat je nog pannekoeken lust. ja. je wordt ontzettend verwend, he. mm. en waarom verwen ik jou zo? daarom dat ik dat lekker vind. daarom dat ik het zo lekker vind. jaja. en. moet jij ook een stukje proeven? moet jij een stukje proeven? ja xxx lekker.
nou, nou eet je even niet meer, he. nou ga je even gewoon ja. wat is dat? Belle haren. wat zeg je? Belle haren. Belle Bel wat zei je, zeg dat nog es? Belle haren. Belle haren. niet Belles haren maar Belle haren. ja! de schoen. de schoen. de schoen van Zwarte Piet. yyy. van Belles papa. van Belles papa, nou, volgens mij is het helemaal geen schoen van Belles papa. echt wel! hij past niet en hij is veel donkerder. en wie heeft er zo n donkere schoen? Belles papa, Kastor of wie is dit? Kas. wie heeft er nou zo n donkere schoen? wat xxx van wie is die schoen, die, die laars? ja, dat heb je goed gezien. nou, leg hem dan maar neer. leg em dan neer, waar die hoort. ik heb em al dr in gelegd. je hebt em al xxx neergelegd. ja. yyy. ik zie niks. leg em es neer waar xxx de schoen. yyy. xxx. yyy. waar is ie dan? zo, zullen we dat eens even allemaal nee! ja, maar we zetten ze even weg, ga je straks maar verder. ik weet wel xxx. xxx. yyy. en nu ben je helemaal niet bij xxx. en nu weet je helemaal niet waar je neergelegd hebt, he. nee, neergelegd hebt, he. waar heb ik em neergelegd? kijk maar, kijk maar even. yyy. oh, op de grond. nou, ik ga em nu passen. oh, hier past ie. kijk, daar past ie. zie je? nou ikke weer. xxx. nu gaan we Belle haren maken. gaan we wat maken? Belle maken. oh, Belle gaan we maken. nou, dan moet je dan wel wat doen, he. want tot nu toe zit je alleen maar eh, beetje flauwekul te doen. niet falauwekul doen. xxx. kijken of hier nog stukjes van Belle. hee, ik zie stukje van Belle. heel fijn, Saar. een stuk van Belles strik. mama en een arm, en arm. en een arm van Belle. en dit is het strik. dit is stuk van strik. mama dit is stuk van strik. ja. xxx een stukje van de strik. heel goed, Saar. xxx. zal ik een andere spelletje pakken? een ander spelletje? voor straks. vind je dit niet leuk meer soms? nee. aah, nou, we moeten eerst xxx spelletjes afmaken, Saar. dat begrijp je wel. xxx xxx. andere spelletjes gaan verzinnen. zullen we gewoon gaan zo inschuiven? hee, je gaat toch niet mn spelletjes weghalen? nee, alleen maar even in de doos doen. alleen maar even in de doos doen. xxx. zo> kun je em xxx pakken. die donkere was goed, nog een donkere. jij moet gewoon een beetje meehelpen. ja, ik help wel mee, nu help ik mee. dit stukjes, pakken. das ook van Belle. sss. , een schoen van papa. een schoen van papa, aah. mmm. knapperd van me. hele knapperd van me. hoeft niet e knapperd zeggen. xxx. ik help wel even xxx. daar moeten nog een paar stukjes tussen. maar welke stukjes? ik moet xxx.
okee okee, ik bemoei me er niet meer mee. niet goed. dan is deze xxx. perhaps perhaps ja, en die daar. nee, dat kan niet xxx. xxx overgang van xxx. er is hier iets wat niet klopt, Saar. dit gaat helemaal verkeerd. ja. kijk der gewoon xxx. volgens mij moet er nog een tussen, ja. yyy. heb jij vinger in xxx, deze bijvoorbeeld. dexe xxx. deze klopt niet, die zit xxx. oeeeh, straks vallen ze allemaal xxx. xxx nog een stukje van de hoek hebben van jou. xxx. kijk, wat vind je hiervan? die is goed. xxx stukjes xxx. deze misschien. en deze misschien. xxx. jajajajaja! we redden het, het lukt ons! joechei, nou hebben we nog een stukje staart. is dat een stukje staart, Saar? en een stukje mond xxx. het was leuk in de xxx. xxx. ja. stukje wit van zn mouw nog hier. xxx. yyy. ze gaat met de handen over elkaar staan, kijk mij es! vier stukken achter elkaar xxx vie vier verschillende, ja zo. kijk mij es, dat heb ik gepresteerd, zomaar. kijk es xxx hoe heb gemaakt. ja. dit is de xxx gemaakt en is dit xxx en dit hebben we gemaakt. en de strik gemaakt hier. nou moet er nog een stuk van de xxx en een stuk van de hand, he. xxx. even kijken. ik xxx stuk van de hand, he. xxx. xxx. nee. nou nee, niet helemaal. nog een stukje, Saar. xxx. hier moet ook nog een stukje. xxx. hier heb je nog een stukje xxx Saar. hier heb je xxx. xxx. andersom, zo ja ja. jaaaa. en die? xxx. xxx een stukje hoekje. ik xxx. hier xxx ja, ik heb het. ik heb het al. xxx. xxx. bijna, maar niet helemaal. van Belles haar. en als je deze probeert? oh ja, van Belles haar is dat. ja. dit is van Belles haar xxx. xxx. ja. xxx. het gaat goed met ons. kan niet open? kan niet dit open? daar zitten de bandjes in. ja. zo Thomas wil jij even met Kermit praten? ja. Kermit. ja. roep hem maar. vraag maar Kermit wil je met me praten? &+Loek. praten &+tətə &+d &+p de praten? ja. geef mij maar eerst het doosje dan. he. zal ik Kermit pakken. en wat is het nu? het is nu een januari. negentien eenentachtig. na de lunch. en we gaan met Kermit praten. dag Thomas. moet jij dag Kermit zeggen. zeg maar dag Kermit. dag. dag Kermit. broodje. heb jij nog een stukje brood? ja. eet dat maar gauw op dan. &+hɑ:n &+na jij. jij niet. nee. ik hoef niet te eten ik heb al gegeten. xxx. Thomas kom eens met me praten. xxx. hm? wat ga je nou doen? heb je het clubhuis erbij gehaald? ja. xxx. ik ga spelen. bleh bleh. lepel? xxx. nee. Thomas je moet geen lepeltjes in het clubhuis doen. zeg ik wil nou even met je praten. heb je je mond leeg? mm. heb je je mond leeg. Thomas! Thomas.
gisteren. toen waren er veel. knallen he? ja. d'r waren echte sterren! ik versta d'r niks van. eet eerst je mond maar leeg. allemaal sterren. allemaal sterren! en en slingers. en slingers. ja. dat waren leuk he? dat was heel leuk. dat was allemaal kerstballen. hoezo? allemaal kerstballen. waar? allemaal kerstballen. ja. ja. eerst mondje leeg. &+w is &+tə dat? zeg Thomas. Thomas. Thomas Kermit vraagt je wat. waar waren die kerstballen? ja. in de lucht. oh gingen die in de lucht. ja. oh dat was vuurwerk. ja. ja. en wie liepen d'r met sterretjes? allemaal allemaal Ad. kleine sterretjes. had Ad sterretjes? ja. ja. en wie nog meer? Chiel. ja. en Bas. en Bas. ja. en vertel nog eens? allemaal &+f allemaal vuur op. straat. ja. mag dat? een keer per jaar, met Oudjaar, dan mag dat. hm? uh &+də &+mɑ &+œyt en &+d &+d &+pt zijpe ook niet. wat niet?. &+m morgen ook niet. nee. morgen niet meer. nee. dan niet hoor. nee. en vertel nog eens. wil mag ikke dit pakken? vertel nog eens over het vuurwerk. &+ma &+ma. &+hɨl makke? ja? vertel nog eens aan Kermit. &+m &+də dit pakken. en was je toen bij Doortje en Ad? bij pap eten. he? bij Doortje en Ad. pap eten. nee. toen hebben we toch een slaatje gegeten. Thomas was wakker geworden. he? ja! ja. &+nadə wie is dat? wie is dat? dat zijn schoenen. ja. &+wə &+wə &+wə wat is dat? zeg Thomas. Thomas. was jij bang? ja. was jij bang? nee. nee? was jij niet bang voor de knallen? nee. nee? vertel nog eens. &+dətəwəl ga die knal &+tk zo. dan gaat ie weg en dan gaat ie door! oh. ja. gaat ie door. o. gaat ie naar links en dan gaat rechts! ja. dan gaat ie omhoog gaat ie allemaal &+stst allemaal vuur op. straat. omhoog. ja. ja. en de auto's? ja. en en de &+t. ene auto &+r de. uh ene auto. is op een. &+sx een &+fə. een &+b roken. oh was er rook?. bij die ene auto? ja. oh. ja. en jij zei dat de auto's niet bang waren he gister. ja. of waren de auto's toch wel een beetje bang? ja! ja? en die vuren een andere. grote vuur gaat slapen! oh &+x ja. het grote vuur ging slapen. maar het kleine vuurwerk ging nog door he. ja. ja. en hoe vond je dat? vond je dat? wat ga nu jij pakken? hm? wil jij niet meer praten met Kermit? moet Kermit weer gaan zitten? uh &+nə nee. &+pə dit pakken? nee. moet Kermit dat pakken? ja. o! Kermit kan er niet bij. nee. Loekie kan er wel bij. moet. &+dəwədə zal ik. Kermit helpen? ja? jahoor. ja. Kermit? oh krijg ik een poppetje van jou. ja? dankjewel. wat ga je met het poppetje doen? mama xxx en de schommel. oh gaat ie in de schommel? ja. kijk. kijk gaat ie dicht. ja. gaat de schommel dicht. hoe! valt ie. ja.
hij valt. xxx. hoe. hoe! is de schommel nu dicht? nee. popje is. putje. he? ik kan niet pakken. zo. mag xxx. dankje. zo dan zal ik dat popje hier. in het draaiwiel doen. he. moet de poppe &+t &+t poppetje Thomas. Thomas jij moet nou gaan slapen he. poppetje. moet daar ingelegd. &+mu moet uh &+də daar hier. daar. moet ie daar? uh ja. mag ik mag draaien hoor. Thomas. jij mag naar bed. poppetje. poppetje moet poppetje pakken. poppetje. xxx. zo nou. dat wordt wel erg lawaaiig he. dat moet daar nog. in. daar nog. daar nog. daar nog. ho ho! ho! valt. valt ie. valt ie he. valt ie. een balletdanseres. heeft ene. sproeier. ze ze vult hem met water. dat &~eh doet ze op de plantjes. de dokter plukt de planten. de dokter geeft de ene bloemetje aan de fee. nee balletdanser. ze doet hem in het haar. ok heel goed. een piraat heeft een bal. hij schopt hem in het water. en ie huilt. en de ridder gaat de bal pakken. en dan heeft ie hem met een net. en dan is die piraat blij. ok heel goed. de koningin koopt een ijsje. en daarna eet ze hem op. en daarna ziet ze een heks. en dan geeft het ijsje aan de heks. nu is de heks ook blij. en de koningin koopte nog een ijsje. nou heel mooi. een indiaan wil een appel pakken. hij kan er niet bij. en dan valt ie van de rots af. en dan pakte de cowboy hem. en hij geeft hem aan de indiaan. en nu is de indiaan heel blij. de ballerina heeft een gieter. de ballerina vult vult de gieter gieter door met water bij &~eh bij de kraan. de ballerina geeft de planten water water terwijl de zuster dr bij staat. de zuster plukt een bloem. de zuster geeft de bloem aan de ballerina. de ballerina &~eh pakt het kopje van de bloem. en doet doet die in haar haar. mooi. de piraat heeft een bal. wat moet ie daar eigenlijk mee? de piraat trapt &~eh trapt de bal bal met zijn houten been. de bal ligt in het wa water. de piraat ligt &~eh zit te huilen. en de ridder komt eraan. de ridder &~eh pakt een net. de ridder vist vist de bal uit het water. de piraat heeft de bal weer. de prinses die komt komt bij de ijskraam ijskraam. de prinses die heeft een ijsje gekocht. de prinses geeft het &~eh ijsje aan de heks. de heks pakt het ijsje aan. de heks likt aan het ijsje. de prinses gaat weer een ijsje kopen. heel goed. de indiaan die &~eh gaat gaat naar de boom toe. hij probeert een appel te plukken. hij valt om. en er komt een cowboy met een ladder aan. de cowboy cowboy zet de ladder tegen de boom aan. en plukt de appel. de indiaan &~eh de cowboy geeft de appel aan de indiaan.
de indiaan heeft een appel. nou dat was hem alweer. negentientachtig. &+le tikken, Tula? drukken. niet tikken hè? drukken? Tula! drukken? ik heb al gedrukt. huh? 0dan mag jij zo direct ook weer drukken hè? drukken. nee, nou niet. xxx. nee. nou moet ie ingedrukt blijven. huh? hij moet nu ingedrukt blijven, anders neemt ie niet op. dan kunnen we zo afluisteren wat we zeggen. huh. ? dit ə. ook een beetje? ja. okay. dit is bami. lekker? is het lekker. ? xxx ook hè? ja. oeh, dat is een grote hap, Kim. dat kan bijna niet in je kleine mondje hè? je lust het niet. xxx. goed kauwen. doe dit maar hierheen, want dit lust je niet. kijk zo. wil wel wat hier neem maar wat van die appelmoes. sorry. dit dit hoef je dan niet hè? dat vind je niet lekker. nee. nou, ik vind het wel lekker. ik xxx ba-lami. wat wil je? lami. bami. bami. vind je dat lekker. ? weet je wie zo op de tv komt? Tommy. huh? Tommy komt zo op de tv. op ook auto? komt ook de auto op de tv? ja. ? xxx. Doris krijgt vlees hè? wat zeg je? Doris krijgt vlees hè? Doris krijgt zo direct vlees, ja. en dit is een muis en die krijgt ook zo vlees. xxx. dit vind 0ik ook niet meer lekker. nee. dat is allemaal xxx. xxx. wil je nog een hapje bami? nee, niet. Doris mag hapje bami. huh? nee, hoor. dat krijgt ie niet. Doris krijgt vlees. geef maar stukje vlees voor Doris. geef jij maar. 0dat kan ie zo opeten, hoor. ja. mag wel opeten, hoor, Doris. hij heeft het al opgegeten, Kim. huh, xxx. ? zo direct krijgt hij ook eten hè? is dit xxx? nee, dit is een neus. ik vind lekker. vind je dat lekker? goed zo. je hebt het net wel uitgespuugd. xxx bami. het is machtig. grote bami. lang hè? vandaag xxx. huh. ? wil je een stukje komkommer? ja, komtommer. wat trek je toch gekke gezichten, Kim. deze komto^kommer. deze? ja. ha ha. nee? ikke eten rijst. jij eet ook rijst hè? ik eet bami. nee. xxx. wat? jij eet rijst en bami. waar is mijn rijst dan. ? ik bami, jij rijst. ja? ik bami, ja? ik vind het een leuke deal. nee, je krijgt af en toe wel een hapje van mij. nee. ah, daar gaat bami in mijn water. huh? nee. kom maar. dit is van Tula. dit is van Kim! ik zal zo een beetje bami voor jou halen hè? vind je dat lekker? ja. eet je vlees maar op, Kim. huh. ? dit ə. niet. hoef je ook je vlees niet meer. ? hee, dit maken. tikken? hee, daar komt Tommy, hoor. daar komt Tommy, ja? bijna. huh? bijna. daar komt Tommy, hoor. daar komt Tommy. xxx. xxx meer. wil jij je vlees niet meer, Kim? xxx.
zullen we het aan poesje geven jouw vlees? hoef jij echt niet meer. ? xxx. beer beertje beer. die xxx niet meer. be be bami. nou, je krijgt zo een beetje bami. bami. eerst Tula even d'r bami opeten, anders is mijn eten koud. uit! schoen uit. d'r is altijd wel wat. of je beertje is gevallen, of je schoen is gevallen, hè, Kim? schoen aan. schoen. nou, 0dat kun je best zelf. ikke schoen aan. als je hem uit kan trekken, 0dan kun je hem ook aantrekken, Kim. schoen aantrekken. schoen aantrekken. xxx. hee! schoen! oh. het zit nog een doosje in. oh. wacht. mama gaat het doosje opendoen. oh. het zit nog een doosje in. dank u. oh. nog een doosje. en dat doosje is leeg. ja. maar kijk. kijk. dat is voor hier op. kijk kijk. klein doosje. voilà. yyy. zeg. dank u. oh. oh. wat heeft Benoit nu gedaan? dekseltje. mama gaat het vasthouden. mooi? kijk 0een keer wat dat mama gaat. kijk. kijk. kijk. oh. oh. zeg. mama mooie toren. en nu? mama toren opnieuw maken? kijk zo. zo. neen? is het voor te steken? kijk. zo. yyy. kijk. en yyy. en. yyy. dat is ook voor. kijk. zo. yyy. en. en. yyy. oh. yyy. dank u. dank u. yyy. dank u. yyy. yyy. dank u. yyy. dank u. wat heeft mama nu weeral gedaan? ze heeft ze er allemaal terug ingestoken. Benoit. allez. ge kunt het. kom. xxx. he? dan komt jouw stemmetje weer op de band. hier staat mooi huisje. ikke. ga meenemen. op. het huisje zet je even waar ga je met dat huisje naar toe? nee. xxx. zo. huisje hier in de xxx. zo. huisje ik ga het huisje. hier neer ik neem huisje mee. je neemt het huisje mee. ik doe licht aan. kunt ook de gordijnen een stukje opendoen. he? he. zeg jij nou? je kunt ook de gordijnen een stukje open doen. nee:. ik doe ook. licht &~o aan. zo. ik doe deurtje dicht. hee. hij valt af. hop. ik valt ie d'raf? ik heef. huisje in de bad. zet. mama. het huisje in het bad gezet? ja. niets. hij gaat niet kapot. geen licht aan. xxx. nee. we gaan de speentjes even weg leggen. want dat was voor in bed he. nee:! ja! nee. niet voor. in eh bed. xxx. wat ligt daar nou? voor mij. voor snoepies kopen. o ja. xxx. ja. we voor jou snoepies kopen? nee! ja. dat is niet voor jou om snoepies te kopen. dat is. toch voor snoepies kopen? xxx. ja. hij zeg toch. ja. ik heef af. papa. ik xxx. toch? mam. wat zei je nu? jij zeg toch. ik zeg helemaal niet toch. dat is niet voor snoepjes te kopen. ja. wel. ben jij. stout. au! au! ja. dat doet heel erg hard pijn! ik weet niet waar jij zo hard mee sloeg. maar dat doet pijn op mijn knie. in mijn mooie huis. in jouw mooie huis.
is mijn mooi huis. kijk es! nou geef maar. nee. voor mij. nou als je het kwijt maakt dan ben xxx kwijt. ja. nee. het geld groeit niet op onze rug. he. ik bewaar het wel even. moet heel even huisje bouwen. ga jij maar een huisje bouwen. boven. boven ga ik doen. pa. xxx. niet uit. hee. kunnen daar de koekjesmonsters niet uit? nee. zitten ze d'r dan in? nee. o. kan ik daar in. dakpannen zo. badkamer? hier. wat is dat? een badkamer? ja. &~hi hier ligt dakpannen op. o dakpannen ja. ja. zij zitten eten zo. hier zit. spulletjes. ja. doe ik. dit kussens. zo hier op schuiven. daar daar daar daar. pa. ja? ja. &~E en dan? nou waarom doe je dat dan? nou is ie klaar. o is ie klaar. bijna. bijna. bijna klaar? ja. als je die kussens d'rop hebt? ja. en als die kussens d'r niet op zitten is ie dan niet bijna klaar? nee. nog niet. dan nog niet? nee. maar je kan d'r ook in? ja. ik ga es dat heel even proberen. ja ga dat maar even proberen. zo. hier zit al gordijntjes. wat zitten daar? papa. kijk dan! ja? hoho! het is een beetje laag he die deur. hier? he? voor mij? ik grote ben? jij bent te groot ja. ja. maar als jij nou daar gaat zitten dan kan ik het huis wel over je heen doen. moet je even gaan zitten. en dan moet je je knietjes opvouwen. nou ho ja. rechtop zitten! ja. zo. nee. o. ben je nog te groot. ja? o! nee het past niet. nee. het is meer een huis voor de poes. ja? ja. voor past past toch niet meer. ja. o. xxx. huisje bouwen. staat huis. kan je huis bouwen. op. ik zet dat. zo. kijk es! kijk dan! ja? o ja. mooie muren. ja. ik heef mag ik. nog. een. kussen? ja. ik ga zo nog een pakken. pa. ja. hier. bij mama. is ie. zo xxx. pak ik zo af. xxx afpakken. oe. nee nee nee nee nee nee nee! nee! nee! nee. laat die maar liggen. dat kussen moet &~a nee! maar daar ligt mama toch met d'r hoofd. nee. moet. nee niet doen! die niet. je hebt er al drie. dat is wel genoeg. pak je eigen kussen. o je hebt geen kussen. uh oho. hij is aan. dat is pest. ik. dit is dekentjes. af &~ha halen. zo. huisje bouwt. ja mooi. voor. poes. maar wat wat ja. ja. wat doet nou die graafmachine d'ronder? graven. ja. op het dak van het huis? ja. xxx. dan graaft ie toch het &~re dan &~vra graaft ie toch het hele dak kapot? &~m dat doe xxx. dan gaat toch het &~k dak kapot? &~m nieuwe dak maak. moet je een nieuwe dak maken. ja. o. hij is een nieuw dak aan het maken. ja. hij rijdt zo achteruit. zo groot op kiepen. hij is nou niet &~tə xxx.
hm? wie woont er nou in het huis? poes. maar is ie thuis? ja. hee. poes. hij slaap. hij slaapt? ja. xxx. ik doe kussen wel. kijk! o ja. maar hij is niet thuis hoor. zie je dat? hij zit niet in hokje. nee hij is niet thuis. hij is even &~Vy uit gegaan. is ie nou doen? wat denk jij? boodschappen doen. dat dacht ik ook. hij is daarheen gereden. hee. daar was die. poes. zo. ik heef poes pak. ja? ja. hop. in hokje. xxx d'rin. ja. xxx. ja. hij kan niet meer oh. hij komt weer uit. komt ie d'r weer uit? ja. o. waar gaat ie nou weer naar toe? boodschappen doen. alweer? ja. bij welke winkel dan? in daar. wat is dat voor winkel? een boodschappen. ja? is het een groenteman? ja. een xxx. AlbertHeijn? spenenboer. spenenboer? ja. hier. o. nee. moe en wat verkoopt de spenenboer? twee. twee spenen. ja. kom jij zometeen. nog. kijken? pa. ja. moet ook schep hier. moet schep hier. hoho! hoho! xxx. xxx. pa. ja dat is goed joh. zo. dat heef. poes nog niet nodig. hij is de wel nodig dus bedoel je. ja. hij. wil in hokje. hij vindt koud. hee. koud? ja. heeft ie dan geen trui? nee. of heef heeft ie een kachel in zijn huis? ja. ik doe. kussen uit. wat? hier is. lekker zonnetje. hier is een lekker zonnetje. ja. kom poesje. kom poesje. hij wil niet. wil ie niet? nee. wil ie niet naar buiten? nee. hij loop. hoog op boom. ja. moet brandweer komen. ja. ja. maar moet die brandweer oh. kijk! kijk! waar waarom moet de brandweer dan komen? moeten ik ga xxx. telefoontje. okido. moet eh. poesje uit halen. ja. ja maar je moet toch niet zeggen “hallo telefoon”. je moet zeggen “hallo brandweer”. o. verkeerd. nee. telefoon. moet poesje brandweer. moet. poesje ophalen. ja. xxx. ja. hoe komt de brandweer aan? hij moet helpen. xxx. daar heeft ie. poes. heeft ie de poes? ja. echt. xxx. poesje. hij eet. papiertje op. hij heef honger. eet ie een papiertje op? ja. oe bah! nee. vindt die poes lekker. o. hm. ik ga &~bo ik ga deurtje maken. ja. voor poes. uh Niek. ik wou naar beneden gaan. o. kan. ik niet. jij niet. o. ga jij doen? nou uh. koffie zetten. &~tə ga jij koffie boven. halen? nee. mama gaat zich ook aankleden. gaat ze ook naar beneden. ik blijf omhoog. blijf jij omhoog? kom jullie zo boven! hij wat? waar is wat zeg je? kom jullie zo weer aan? papa. nee. jullies blijven beneden. o. wij. ik. mama niet? mama gaat naar beneden. gaat even douchen en dan gaat ze naar beneden. hij zit nog niet dicht. ik ga mee. nee. moet &~mə ik ga zo oma opbellen. zo opa oma op ja? en wat ga je dan zeggen? hee. opa oma nog speen. heef voor mij. o! ja. rooie. een rooie? ja.
heef heef opa oma voor Leonie. &~tə thuis in pomphuis. ja. hebben ze voor Leonie wel spenen? en ga je nu vragen of ze voor jou ook spenen hebben? ja. heef ik toch gezegd. ja dat zegt ie toch. ik wist niet of ik het wel goed begreep. nee. dat is voor potlood. mag ik even potloodje? nee. wou even schrijven. ik moet schrijven dan. ja maar op een ander ja &~m maar dat zijn geen boodschappen. jij denkt alsmaar dat dat boodschappen boodschappen is? nee dat zijn geen booschappen. dat zijn gewoon aantekeningen. dat &~n. kan is daar. watte? dat kan ik. dat ken jij? ja. echt waar. weet je wat erin staat? nee. wat staat erin? tekeningen voor mij. wat? voor mij is dat. wat staat erin dan? ja. xxx. dat opschrijven toch? pa. he? wil dat opschrij wil jij dat opschrijven? zal ik jou dan maar je hebt toch een schriftje? hij had een schriftje. heb je niet een schriftje? nee. ik heef tekening zit het niet in die bruine doos daar? ik heef alleen dit. alleen een potlood ja. wil ik mee. ik heef ook niet nog niet op. ik ga xxx knip. gordijntje ga. maken. www. niet doen! niet met potloden in kaas tekenen. ik wil hier mooi gaatjes maken. gaatjes &~ma ja. d'r zit het is geen gatenkaas. het is meikaas. nee. hier kan gaatjeskaasje maken. dat is toch gaatjeskaas maar. nee. dat dat is heel prettig. wat is het? heel prettig? hm. heel even &~tei wat is er? die hier moet op &~te o. hier moet nog optekent. &~da dat zijn. laat mij heel even doen. kan ik xxx. ja. doe maar even abc dan. abc. xxx. dat is de. kijk xxx. he! nou is de wel mooi. ja? is dat een? ja. kijk als je hem zo vasthoudt dan gaat het weer een stukje beter. zo. ja. zo. ga maar proberen. beetje dichter bij het puntje. kan je beter richten. ga je een maken? je maakt hele kleine kriebeltjes. ja. kijk. zal papa es een doen? ga jij hem natekenen. ja. tussen de lijntjes. xxx. xxx. xxx. ja. nou jij. nou jij. hier niet hier doen. ja dat hoort ook. je hoort drie streepjes. teken jij d'r maar een onder. hier. ik heef mooi huis bouw. xxx. dat is. huis tekent. ja. kijk. een die lijkt eigenlijk wel een beetje op een huisje. xxx. ja. zo? is een A_woning. ja. is een. weet je wat ook een weet je wat een is? ja? ja. die gaat zo. &~pepepepe. &~bebe &~ba beer. de van beer. beer. ja. ga ik hier. zoeen teken. groot maken. je moet niet zo ver van het puntje vasthouden. dan gaat xxx zo. zo. zo. zo. zo doen. zo. o. ja dat is even een kunst om dat te leren. ik heef zo groot maak. wat is dat? wat heb je daar gemaakt? een tijger xxx. een wat? een tijger? ja. en met oortjes. oortjes hier.
waar zijn de oortjes? hier. o. dan moet d'r daar nog even een tekenen. hier voetjes. voetjes. hier nog een voetje? nee. dat is zo toch voet? hele grote voet. ja. hee. hij is niet hier bij tijger. hij zit er niet aan vast? hee. dan moet je ook heel goed je best doen. dan gaat het wel. dat is heel moeilijk. ja? ja. ik hou zo vast. ja dat kan je wel. xxx. hm. dat moet zo dichtbij. zo &~m moe hij moet die hebben jullie lekker gespeeld eigenlijk gisteravond? ja. of werd er weer continu opgebeld? nee. zo moet die. tijger omhoog. he? zo moet die. bij dat punt. moet ie omhoog? ja. zo. haal jij maandag boodschappen? ik wil hier. hier hier hier nog op tekenen. pa. nou ja dat doe maar niet. &~p &~pa &~bla laat nou maar papa is een beetje gehecht aan dat schriftje. ja. ik moet nog zo veel opschrijven. nee:. ja. wil ik nog doen. nee. jij jij krijgt toch een eigen schriftje. trouwens is. ga es in je &~d doos kijken of daar niet. dat schriftje in zit of zoiets. een schrijfblok. in die doos daar. daar zitten schrijfdingen in. nee die is van papa eigenlijk. dit. nee. de dat is voor mij allemaal. Peter die is uh Peter Nagel die is met de trein door naar huis xxx. ik ga daar even teken. nee Niek. nou nou wil ik niet meer dat je in dat schrift tekent joh. moet je zelf maar je eigen schriftje gaan zoeken he. kijk. we leggen dit weer weg. nee. nee! dit is een soort boekje. dit is een boekje voor papa. nee. ik heb een heel leuk schriftje boven. wil jij dat hebben? jij hebt een Snoopy schriftje ooit gehad. xxx. rommel. opzoeken. nee. xxx dicht. xxx. xxx. xxx. hier! o het is er nog. kijk es. kun je nog allemaal lege blaadjes. kan je nog best in schrijven. die is van Niek. met Snoopy d'rop. xxx. xxx. nee. ik vind het mooi. ik heef dat getekend. wie heeft dat getekend? Leonie. Leonie heeft dat getekend ja. ja dat zie ik dat Leonie dat getekend heeft. xxx. Niek. heb je je nieuwe broek aan Niek? Niek. heb je je nieuwe broek aan? dit hebben. dit wil ik hebben. ja. loop maar even om joh. mama wou even de krant bekijken. huh. Harry. hee. nee. dat is de Peugeot van de mevrouw van de overkant. en Harry heeft een Renault. heef Harry nou auto? Harry heeft een Renault. Renault auto heef ja. maar die is ook wel wit. xxx. heef. Harry ook wit? een witte auto ja. heb jij papa verteld wat je op op de kleuterschool gezien hebt? hoe zag het eruit? &~n toch niet aan papa. vraag. eh. ditte. vertellen. xxx. haal dat potlood es uit je mond. nee. moet dat nou? zo? zo? na. hijmoet dichter bij het puntje. nee. tussen. deze twee &~o tussen de duim en de wijsvinger.
ja en je derde vinger. de derde vinger? o. tussen je duim en je kijk maar. o. die drie vingers daar moet ie tussen. xxx. bij die? hij. hij. hij ligt op je derde vinger. en dan klem je hem tussen je wijsvinger en je duim. daar. moet je niet. zo vasthouden maar zo. dichtbij de punt. ja. toe dan. doe je in xxx. nee andersom. dit is een wat verwarrend potlood omdar er twee punten zijn. xxx. omhoog. zoek het maar uit. eh. zie je &~d &~d die &~d de kleuterjuffrouw blij met je zijn. met zo'n eigenwijs produkt. moet je het allemaal zelf uitzoeken. xxx. xxx. wil je daar allemaal puntjes gaan zetten? ja. ik wil. heel even kijken moet. wil je heel even kijken hoe het hoort? hier. nee. ben ik weer dommerd. ja? ben je weer een dommerd? nou dat valt nogal mee dacht ik. ik zet chocola hier neer. xxx boekje. zit nog meer houtje? zijn xxx houtjes. houtjes? blaadjes. blaadjes zijn dat. hee. heef ik hier nou tekent. een poesje. een poesje met het melkboer. een. drie. wat dacht je van twee. uh drie twee drie vier. een twee drie vier. ja zo is het wel. een. wat vind je nou het leukste &~v als naar school zou gaan. wat je daar zou doen? uh. hoppehoppehoppe. ja. dat ga ik doen. o. hee. o. dat is de gymnastiek die je gezien hebt. o. drie. ik zat al te denken wat is nou hoppen. maar dat xxx. deze een. drie. drie twee drie vier. jaja. nou eet ik broodje kaas. moet afsnijden. moet zo. moet afsnijden. gaat toch best zo hier. zo. moeten we een mes halen he. www. op het plankje doen Niek. het plankje d'r ook onder staan. snijdt beter. net zo als gisteren. weet je nog? harde ondergrond. dubbelmaken. soepel maken? dubbeltje maken. ook bij snijden moet je toch een soort heen en weer beweging maken. zo moet dat. druk en heen en weer. druk heen weer. ik druk es aa. he? wat zeg je me nou? ik druk es? ja. dat is. xxx. au. &~n dat nou? een beetje dik geworden. xxx. xxx. alleen klein stukje daar. hier komt altijd kaas uit. ja? ja. altijd. pa. nog even voor dit oorbellen. gekocht. papa. wie heeft er oorbellen gekocht? dit voor mama. ja? voor. xxx. bij jopie heef. xxx. o ja. ja. bij Jopie. en wat deden ze met de oorbellen dan? tingeling. xxx. ja. waren dat belletjes? die oorbellen? ja. die ga niet weer af xxx. xxx. buiten het eerste. wat zie je daar? wat gebeurt er? meisje. een meisje ja. en verder? ijsje kopen. goed zo. ga maar verder ja. wat nog meer? nee ik mag niet naar de plaatjes kijken hoor. ijs vallen. wat? ijs vallen. uitvallen ja. ijs vallen misschien. ja. huilen! huilen ja!. prima. goed zo. doe hem maar dicht. prima. um dan de volgende. kijk hierzo. het begint hierzo. en het gaat zo verder.
wat gebeurt er xxx xxx? um. naar het strand ja. ja. vissen vangen. spelen. ja. wat? ik kan het niet verstaan. wat zeg je? emmer meenemen. emmer meenemen ja. huilen. en huilen. ja. goed zo. en hierzo. wat gebeurt er daar? ik ja. voetballen. ja voetballen goed zo. hond wil pakken. ja. maar die krijgt geen botje meer. goed zo. &~s xxx xxx. de botje is in de grond. ja. goed zo. en dan is het op. prima. het gaat goed he. ja. kijk dit is het vierde verhaaltje. het begint hierzo. en het loopt zo verder. begin het maar te vertellen. xxx lopen. ja. vertel maar verder. je praat zo zachtjes. ik kan het gewoon niet verstaan. xxx uh de ballon gaat weg. de ballon gaat weg ja. huilen. en huilen. en dit verhaaltje is het volgende. de bal spelen. ja. voetballen. ja. en wat nog meer? dat. krant. ja. he? de papa wil uh. en deze. kun je nog meer vertellen over het verhaaltje? nee?. dank je wel. even kijken. dan hebben we er nog eentje. oh! moet je wel zo houden. wat gebeurt er daar allemaal? hierzo begint ie. um boek lezen. ja. &~sla slang kijken. en pakken. en de poes pakken. daar. visje. ja. en toen. daar uit. goed zo! uit! uit. ja. begin maar. kan ik &~nie niet goed. jawel vorige keer kon je dat ook hartstikke goed. nou niet. nou niet? &~n. nou zal ik je een beetje helpen. kijk. ik had verteld he? het verhaaltje gaat over een jongetje en een hondje. nou zie je op deze plaatjes wat wat zie je hier allemaal? hond. een hond. en een? een jongetje. een jongetje. en wat doen die? naar de kikker kijken. ja. ze kijken naar de kikker. nou dat is eigenlijk al genoeg. dan gaan we verder. wat gebeurt er verder? kikker is er dur uit. ja!. en wanneer doet ie dat? kijk eens? kind. ja jongetje slaapt. dan gaat ie dur stiekem uit he? mm. en dan? dan is die weg. ja prima. dan gaan we verder. dan gaat ie zien &~k waar die is. ja! uh. okee vertel zelf maar verder. gebeurt er dan? die weet &~nie waar die is. nee. en daar is die kapotte glas. ja. hoe is dat gekomen? zelf. ja okee. vertel maar verder. um. die gaat de kikker zoeken. ja. daar is die ook niet. nee. ja vertel maar verder. kan ik niet. jawel mark! tuurlijk kan je dat. wat uh wat gebeurt er hier allemaal? wat doet de jongen bijvoorbeeld? die gaat kijken waar de kikker is. ja. en waar kijkt ie? in het holletje. ja. en wat komt er dan daaruit? ja. is het een kikker? nee. nee wat is het dan? weet ik niet. cavia. ja daar lijkt het wel op. op een cavia. xxx xxx. en wat doet het hondje intussen? wat doet het hondje? die kijken. ja. de boom. ja. en waar is de kikker nou? ja. die weet ik niet.
nee die weet het niet. maar dat komt straks wel hoor. ja. goed wat gebeurt er dan? dan &~wa waar de kikker is. maar daar woont ie niet. nee? &~nie nee. ga maar verder ja. uh uil. mm. en daar. en wat doet die uil? daar gaat ie kijken. ja. daar is. wat doet het jongetje nu? &~da dan komt dat eraan. &~i en dan &~z die daar wat eraan komt. ja. dat is de uil maar daar komt dat aan. &~m. maar dat uh dat weet ik helemaal niet. nou het gaat toch goed. prima hoor. xxx. verder. daar xxx xxx nou is. wat zeg je? en nou weet ik wat die is. en nou komt een hert daar. ja. een hert! goed zo. en die hond. maar dat mag niet! nee en wat doet dat hert? pakt hem. ja. even kijken hoor. wat gebeurt er dan? dan dan heeft die hert hem. en doet ie zo van de weg berg af. nou! dan vallen ze naar beneden en dan daar en daar valt ie in water. ja. mm. en wat zegt het jongetje hier? wat doet het jongetje hier? in water. ja. ja. en wat doet ie met zun hand?. kijk. dit doen &~t. waarom doet ie dat? om uh. hij hoort iets. mm. wat zegt ie dan hierzo tegen de hond? weet ik niet. hij doet zo doen. en xxx zegt. ja hij zegt. uh. en dan? daarvoor gaat ie kijken wat dur is. ja. en dan. en wat is er dan? de kikker. drie kikkers. ja. heleboel kikkertjes. ja. dat is dur gebeurd. en op het laatst wat gebeurt er dan? daar komen de kikkers aan. ja. dan is het verhaal af? okee. xxx. ja, hij heeft al zo echt door dat het gaat om het praten, he. ja. hebben die andere kinderen dat ook? www. www. heb jij verteld aan Ieke, he? ja. of niet? ik kom met jou praten, of niet? kom ik ook met Frederike praten? nee die is naar bed. oh. kan die wel praten? nee! nee? wat zegt ze dan? een beetje wel. ze kan toch wel een paar woordjes zeggen. wat kan ze ook al weer zeggen? papa, mama. ja. en wat nog meer? en. ja! ja, dat kan ze ook heel goed. en ja zeggen, he. en. en wat nog meer? en. en. hihi zeggen ook. en ze zegt nog meer. wie zijn naam kan ze nog meer zeggen? nee. weet ik niet. wat zegt ze tegen jou? Matthijs zegt ze nog. Thijs toch? vanochtend probeerde jij Matthijs te leren aan haar. maar dat ging nog niet. dat vindt ze nog een beetje moeilijk? weet je nog? toen zei jij &~ieke, &~zeg &~maar &~matthijs. en zei ze dat toen? kon ze dat zeggen? nee. nee? Thijs kan ze zeggen. Thijs zegt ze nog. nou, dat is ook nog wel even goed, he? je moet Evelien maar eens vertellen wat je gister gedaan hebt allemaal. op Kiko. nee.
waar heb je gespeeld? in de zandbak. en wat hadden jullie bij de zandbak? ja. wat hadden jullie er bij in? allemaal. ? nee. weet ik niet. hadden jullie een heleboel emmers met water er bij? ja. oh. was het wel lekker weer dan? ja. oh, mocht je toen. regende het niet? xxx. en wat hebben wij toen op het balkon gedaan? ja. hadden wij toen ook water op het balkon gedaan? nee ja! water in emmers? nee! we hebben geen. emmer &~wa: ik heb water in de emmer gedaan. oh. wij hebben geen veel emmers! nee? een emmer? ja! en zat die helemaal vol met water? het was volgens mij het rode badje dat vol met water zat. wat lekker zeg! ik wil met water in de zandbak. ja, maar dat is nu niet zo handig, Thijs, denk ik. nee. wil ik wel! ik moet ook nog! wat moet jij ook nog? een broodje. nou, het ligt op tafel. ga het maar halen. nee, hier is niks meer. dan moet je naar de tafel. kijk hier is. hier is niks. kijk maar. wat moet jij? volgens mij moet jij wat doen. ja. volgens mij moet jij wat doen! je staat een beetje te wiebelen. xxx. hele xxx hengel ben jij! ben ik een hengel? ja. en wat moet ik dan doen? hengelen. hengelen met jou? hengehengehengelenhenge! nee. wat is dit nou? wat? dit nou? die botten? ja. dit? dit zijn botten. heb jij ook. zit hier. sleutelbeen heet dat. gek he? heet geen sleutelbeen. ja, heet wel sleutelbeen. nee heet geen sleutelbeen. hi hi, dat heet geen sleutelbeen! hoe dan? hoe heet het dan? gekke sleutelbenen! paardje hop doen! hop paardje hop doen? ja. nou even dan. hop paardje hop, hop! hop paardje, hop! nou, nou is het wel genoeg. nog een keer paardje hop. 0het 0is veel te warm om te doen met dit weer, Thijs. ja, het is wel heel warm zeg! ja, het is ontzettend benauwd. ja. www. kietekietkiet! wat ga je doen? ik ga jou omgooien. ga jij mij omgooien? ja. oh! oh oh oh! hoe moet dat nou? help! kom me redden! wie komt me redden? ik ben omgegooid door Matthijs! oh Matthijs, wat ben je toch sterk! nee wil ik niet. ga je een slaapje doen? ja. dat moeten we zien te voorkomen, jongen! kietelkietelkietelkietel! ik ga je even wakker kietelen hoor. kietelkietelkietel! je zou toch met Evelien praten? dan moet je wel wat vertellen. ja, je moet wat vertellen over de zandbak. dat is wel leuk. of over de kuikentjes. kuikentjes? waar zijn kuikentjes? nee. Evelien weet dat niet, he. heb je kuikentjes gezien? ja. waar dan? die hebben wij niet gezien. oh nee? waar waren die kuikentjes dan? in het. ? niet ə. in het niet ə park! niet in het park? waar dan? waren die kuikentjes soms in jouw bed? nee.
nee? waar waren ze dan? in papa en mamas bed? nee! nee, Thijs, ik vind het niet meer leuk! omgooien! ja, omgooien. gooi je zelf maar om. he he. moet ik jou soms omgooien? eh. moeten we even boekje lezen, Thijs? even kijken wat je allemaal hebt. en wat heb je gister gegeten? wat heb je gister gegeten met papa? nou nou nou nou nou! nou dit. boekje. dat boekje? ja. wat heb jij gister gegeten met papa? nou. die boeken op ə grond. heb je iets lekkers gegeten? ja, papa kwam thuis. toen was mama net weg gegaan, he? en toen gingen jullie naar buiten. waar gingen jullie naar toe? naar. de. ? nee. xxx. wat? nee. hoor ik het goed? Appie Happie. Appie Happie? man! jij ging een ijsje eten, volgens mij! ijsje Xe:t. oh oh, wat lekker! wat voor ijsje heb jij gegeten? ja. hoe zag die er uit? nee. welke kleurtjes had ie? oranje! oh oh, wat lekker! en had papa ook een ijsje? nee. papa niet? nee. nee? volgens mij wel. en Ieke dan? xxx had zij ook. toch wel. had Ieke ook een ijsje? kon dat wel? ging het niet smelten? gingen jullie het gauw opeten? lekker zeg! bofferd! ben niet bofferd! niet bofferd? nou, ik vind het wel hoor. nee! nou, welk boek moeten we doen? van. deze? van de koe! nou, moet je het wel vertellen, hoor. van de koe! oh, nou zoek maar even dan. hier. zit ie daar achter? nee. zoekt ie eitje, he? eitje is weg. koe, heb je een ijsje? nee. geen ijsje. nee. eitjes? nee. nee. nee. wat moet ie hebben? ijsje of een eitje? nee. wat? nee de kipjes hebben eitje. niet. die heeft ə eitjes! eitjes. nee, die heeft ie niet. varken, heb jij. eitjes? nee. nee. nee, geen eitjes hier. en toen? xxx heef jij eitjes? nee! nee. nee. paardje heef jij eitjes? nee! nee, ook niet. nou, hij moet wel lang zoeken voordat we. eendje, heef jij eitjes? nee! nee. wat heeft het eendje wel? wat zijn dat? kuikentjes! ja! heb jij wel eens kuikentjes gezien? in het park zijn die. ja? ja. hoe zien die er uit dan? die zijn. xxx. bruin! bruin? nee. jij gaat ze wel eens voeren, he Thijs? ja. en. zijn ze groot? nee. hoe klein zijn ze dan? wijs eens aan. heel piepklein! piepklein! hee, en wat doet de. moedereend dan? die pakt een stukje en. ? voor de. moet je eens vertellen aan Evelien. voor de kuikentjes. en wat doet die dan met dat stukje brood? naar de kuikentjes brengen. oh. brengt ie het naar de kuikentjes toe? ja. en wat doen die kuikentjes dan? daar ophalen. &~pə. dat doen ze dan, he? ja? eten ze het uit de bek of zo? nee. of stopt die moeder het bij de kuikentjes in de mond? ja. ja? hoe doet ze dat dan? gewoon met de handen. oh, met de handen.
doet ie niet xxx met de handen hoor. en de moeder heeft een keer bij jou uit de. ? hand gegeten. oh. xxx. heeft die bij jou uit de handen gegeten? ja! ja, he? en wat deed die toen met dat stukje? naar de kuikentjes brengen. oh ja. dat was leuk he? daar kwam die ə moeder. er aan. ja. van de kuikentjes ook. en wat ging ze toen doen? hap hap hap gingen ze happen. he. en vonden ze jou stukje brood wel lekker, of niet? ja. wie. wie had je nog meer gevoerd? dat heb je toen met opa een keer gedaan. dat waren geen kuikentjes. maar wat waren dat dan voor dieren? vissen. vissen? oh. ja. waar waren die dan? goudvissen! waren het goudvissen? waren grote. Xau. grote goudvissen waren zo groot! zo groot wel! oh oh. en wat deden die dan met die broodjes? habben. die heven grote monten. hebben die grote monden? ja. oh! en die happen het zo uit het water of zo? ja. hoe doen ze dat dan? hap hap hap hap hap! hap doen ze zo! oh, zo doen ze dat! komen ze er dan snel aan zwemmen of zo? ja! oeh. dat doen ze dan. en dan komt ə. die met de &~sla:n. slaan? met de sla:n. die dan komt. dat is ə dan, he? ja. met wie ben je daar geweest? met opa. oh. wie nog meer? nou die waren. alleen met opa? ja. hoe ben je daar toen heen gegaan dan? nou ver weg, he? was het ver weg? ja. hoe ben je daar dan heen gegaan? kwam. toen er uit he? toen moest ik. brood voor de grote vissen halen. zo bij. ons in de Ramstraat. oh, dus toen moesten jullie terug om brood te halen? ja. en waren jullie met de fiets of met de auto? of zijn jullie gaan lopen? hm. ja. hoe zijn jullie er heen gegaan? toen gongen wij. onder ə brug. toen zeggen we. “oeh, ah”. oh! jullie gingen onder een brug door en toen kon je heel hard roepen? ja. kon je lekker roepen en gillen! oeh! xxx! deed opa dat ook? ja. ja? kon die hard? opa? kon die heel hard roepen? ik moet. er bij. hee pas op voor Eveliens been. ja. leuk hoor. is dat lang geleden, dat je dat hebt gedaan? wanneer heb je dat met opa gedaan dan? xxx. nog niet zo lang geleden. www. deze. nou, we waren bij de eendjes, he? die eendjes had wel kuikentjes, maar geen eitjes. dus moeten we even verder zoeken. xxx. kikker! waar? dit is een kikker. oh ja. wat zegt die kikker? weet ik niet. weet je dat niet? nee. kikker zegt ook kwak kwak kwak kwak! lijkt wel een beetje op een eend. nee. nee, het geluid lijkt op een eend. maar hij lijkt er niet op, he? de eend is wit. en de kikker. ?. is groen. ja. met geel. een beetje. met een klein beetje geel.
geel. ja. hij is geel he? ja, dit kindje lijkt eigenlijk wel op Thijs, of niet? nee. nee? hij heet niet Thijs, mama! nee, hoe heet ie dan? nou weet ik niet. volgens mij heette die Buster of zo. of niet? eens even kijken. Buster. ja, Buster. met oma. xxx. heb jij ook een mandje als jij brood naar de eendjes gaat brengen? of niet? waar doe jij het brood altijd in? in een mandje. in een mandje? nee in een tas. in een tas, oh. en als je daar dan komt, komen de eendjes er dan al aan? ja. weten ze dat dan xxx? hoe weten ze dat dat je allemaal lekkere broodjes meeneemt. nou, die weten dat, he, dat Thijs altijd lekkere broodjes heeft. dan zien ze Thijs, en dan. zien ze de tas. ah oeh, wij moeten broodjes eten! leuk hoor. ik heb in mijn handen hoor. ik heb wat in mijn hand. oh. wat heb je in je hand, dan? dit. wat is dit? deur van het paardje is dat. oh ja. het is eigenlijk de deur van het paard. maar dat was al los, he. ja, dat moeten we even bewaren. het lag altijd hoog omdat het geplakt moest worden. xxx. kom maar. zal ik hem even open maken weer? nee, nee. jawel, dan kan het geplakt worden. nee! oh. nou, even verder kijken, hoor. die heeft ze! kijken dan? oh. xxx. heeft eitjes! ja. zij heeft eitjes. en wat gaat ie met die eitjes doen dan? opeten! opeten? ja. vindt ie eitjes lekker dan? ja. oh ja? eet je ook wel eens eitjes? nee! nee? wie dan wel? kip! de kip? eet die ook eitjes? ja. de kip legt eitjes. ja, net als met melk en koeien. ja, ja, moeilijk he? uit. hebben we het. toch? of was er nog een bladzijde? oh ja! kip heeft eitjes! ja! ah. ei! oh, dat ei dat staat nu in een kipje. ja, wat leuk. uit! uit! nog meer boeken! boek! heb je allemaal weer nieuwe boeken? ja! ja? wie heeft die gehaald? ik heb die gehaald. oh ja? helemaal alleen? nee. wie ging er mee dan? papa. oh. ga je altijd met papa naar de bieb? ja. oh. naar de &~bibibote:k. en is dat ver dan? ja. hoe ziet dat er uit daar? die heet. ia! Evelien, ik zet even de melk en zo in de koelkast. ja. ik blijf. eventjes weg want ik moet ook de boodschappen nog in de koelkast zetten. ja dat is goed. hee is dat ver de bibliotheek, of niet? nee. nee? hoe gaan jullie daar dan heen? op de. ? nee niet. op de fiets! of niet? niet op de fiets? moet je plassen, Thijs? nee. weet je het zeker? nee. je weet het niet zeker? moeten we plassen samen? even naar de weecee? nee! okee. je moet wel een beetje wiebelen. niet in je broek doen, he! hee, waar gaat dit boek over? over konijntje. over vogeltje.
over een vogeltje? en een konijntje? ja. nou, ik zie het vogeltje wel maar ik zie dat konijntje niet, hoor. konijntje. waar? xxx konijntje. oh. hee! dat zijn de oren! zit ie daar in dan? ja. ja, ik zie het. waar zit ie in? zit ie in ə emmer. oh ja. het lijkt wel een gieter, he? kijk, hier. kun je zo gieten. heb je ook een gieter? ik heb hele kleine gieter. ja? wat ga je er altijd mee doen dan? mee gieteren. mee gieteren? wat is dit? dat is een kaartje. dat moet in het boek. nee. weet je wat er op staat? xxx. dat je het boek weer terug moet brengen. staat op wanneer je het terug moet brengen. wanneer je weer nieuwe boeken moet halen en deze moet je dan inleveren. xxx. hu! hee, wie wonen daar? konijntjes! oh. heb je wel eens konijntjes gezien? echte konijntjes? nee. nee? kleine konijntjes. hele kleine konijntjes. ik zie konijntjes die bos. bloemen. plukken. wat? xxx ze plukken zelf dat. wat plukken ze dan? dat. dit. wat zijn dat voor dingetjes? even kijken. bosbessen. oh ja. eh nee! hee! een uil. wie is dat? uil. een uil? ja. nee. wel uil! waar zie je die uil dan? nou daar is. een uil! is dat een uil? ja. dat is een meneer. meneer Verhoef heet ie. oh, dit lijkt wel op een uil. ja. dat is waar. het lijkt er wel een beetje op. hier is de uil niet. nee. wie zijn hier wel dan? weet ik niet. nou, wie is dat? nee. wat is dat voor een beest? nee. weet je wel! nee! een poes. ik denk dat die poes in het water kijkt of er lekkere visjes zijn. vissen! want. zitten er visjes in? vissen. ja. ik zag ə ze. hee! een konijn! een konijn! ik was de eerste. wat? ik was de eerste. jij was de eerste. jij had hem weer het eerst gezien, dat is waar ja. konijnen. ja. konijn! ja, ook weer een konijn. die slapen gaat. hoor, slapen gaat die. ja, die gaat slapen. uit! uit! dat is snel. he he. nog een boek! moeten we alle boeken doen? ja. okee. zit je goed? ja. nou. dit boek gaat over. ? papegaai! ja. in de dierentuin. moet je echt niet plassen, Thijs? nee. nou. en ook niet een poepje dan? nee ook niet. hier hadden we al eh. ik geloof er niks van. hij zit een beetje te wiebelen. hier hadden we al! dat kan ook niet anders. want het is nou al. vier uur geleden xxx. die hadden we al! oh! een echte dierentuin, he? okee. thee. jij bent ook wel eens in de dierentuin geweest, of niet? nee,. die is ver weg. ja. vannacht had je weer gedroomd van de dierentuin. oh ja? van de dieren in ieder geval wel. weet je het nog wel? van welke dieren had je gedroomd? van. die poes! van die grote poes? van een kleine poes.
een kleine poes? hoe zag die poes er uit? nee. niet. uit. welke kleur had ie? nee. die hebben. de. alsjeblieft. ah lekker. nee! nee? wat? wie hebben er. ? die zijn. dat is de plattegrond, he? ja. hee. hee. geit! ja, een geit. hee hee! slingerapen. xxx. slingerapen zijn dat. zijn dat slingerapen? ja. he? tenzij je veel bezwaar hebt. nee, nee. kameel! een kameel. nou. niet een kameel denk ik. wel kameel! nou okee. maar hij heeft geen bulten. een kameel die heeft. zo. misschien zit er wel een kameel in dit boek. zullen we eens kijken? ja. is dit een kameel? nee. nee, he. een olifant. ja, he. had je die ook gezien? echte &~oli otters! wat goed zeg! ja. die zwemmen onder water. ja. wat knap. apen! ja. oh, ook een babyaapje. hadden ze ook apen in de dierentuin toen jullie daar waren? hadden wij ook apen gezien, Thijs, in de dierentuin? nee! nee? wat hadden wij dan gezien in de dierentuin?. s morgens waren wij naar dierentuin geweest. ja, wat hadden we toen voor dieren gezien? we hadden olifanten gezien. oh olifanten, ja. en wat deden die? ehm weet ik niet. die liepen een beetje rond he? en wat zaten ze dan te eten? nee. wat waren ze aan het eten? dat weet ik niet. niks? niks. dat waren stokken, he. stokken. grote takken. oh. hoe deden ze dat dan? hap hap hap hap hap hap hap! deden ze dat met hun handen? nee! waar dan mee? met &~sə slurfen. oh. dat is handig. hadden ze die. ja. zo van de grond. op. pakken ze. ja. die eten ze zo maar op! ja. gek he? kunnen wij dat ook eten, de takken? nee. nee, wij niet he? niet lekker, he. jij verzamelt altijd wel allerlei takken, he. oh ja. wat ga je met die takken doen? bij de poort liggen een heleboel stokken van jou. ja. ja, wat doe je daar mee? vissen vangen! vissen vangen? ja. zijn dat hengels? xxx takkehengels! takkehengels, ja. en heb je al eens een keer wat gevangen? nee. nee? waar ga je dan vissen? in het water. oh. vissen. welk water? in dit water. in dit water? ja. nou, hier zie ik geen vis in. wel zeehonden. hee en wat hadden we nog meer voor dieren gezien in de dierentuin? nee. waar kwamen we na de olifanten? waar gingen we toen. heen? naar welke dieren? naar de. ? nee. hebben we alleen maar olifanten gezien toen in de dierentuin? ja. hadden ze alleen maar olifanten? en een zebrapaard! oh! oh ja. hoe ziet een zebrapaard er uit dan? met. strepen heeft ie. oh. welke kleur hebben die strepen? hele bruine strepen. oh. xxx! leuk hoor. maar het leken wel een beetje paarden of niet? nee. nee? niet? leken niet paarden! jawel toch? nee! oh. en heb je ook een giraffe gezien? nee. nee? volgens mij wel. nee! zo'n hele hoge? oeh. en die had zelfs een jonkie.
oh ja? weet je het nog? een klein girafje. ja. een piepklein girafje. ah, dat was wel lief, of niet? oh waar is die? ja, in de dierentuin. ja. is die. in de stal nog geloof ik. hm hm. geloof ik in de xxx ja, die bleef altijd maar in de stal, he. die durfde niet naar buiten. dat weet jij nog heel goed. was ie een beetje bang? ja. ja die durfde wel. die wou ook komen! die wou ook komen! ja? ja, wou die wel komen? ja. ja. nou gelukkig maar, want dan konden jullie weer even kijken. want als die in de stal blijft dan kun je hem niet zien, of wel? nee. nee. &~si in de stal blijft dan kun je het niet goed. zien hoor! hee en wat hadden wij toen in de dierentuin gegeten? ja. weet je dat nog? weet ik niet. weet je niet meer? nee. we gingen wat eten in de dierentuin. buiten. aan een tafeltje. weet je dat nog? had jij toen met papa opgehaald. ja. wat waren dat? ja. waren dat. steentjes? of patatjes? nee! wat dan? giraffen! giraffen? hebben we giraffen gegeten? nou. die waren er ook in hoor! ja, die waren er wel. waren wel er in! ja, waren wel in de dierentuin, he? ja, dat weet je wel. ha! nou, zullen we eens kijken? we gingen een kameel zoeken. zullen we eens kijken of er een kameel is? zijn hier kamelen? nee. nee. papegaaien alleen. ja. waren die ook in de dierentuin? nee toch. wat doen die papegaaien? nu zijn ze hier. is hier een kameel? nee. nee! wat is hier? zijn vissen. ja. heten die. hee, wat lijkt dit wel? nou. het lijkt wel een. ? weet ik niet. zebravis of niet? nee. een zebrapaard en een zebravis. nee. nee? vind je het niet lijken? die dan? nee. ook niet. aai aai aai. ah, wat lief! aai aai aai. een heel klein konijntje! aai aai aai. kun je deze ook aaien? nee. hm nee, ik denk het niet. die is heel glad, denk ik he? die heeft helemaal geen haren. wat is dat voor beest? nee. hoe heet die? nee. weet je wat dat is? nee. jawel. een. ? dat weet ik niet. een hele grote lange. ? die is lang. ja, een lange lange. ? xxx. ja. een slang. Thijs, volgens mij ben je in. slaap aan het vallen. we moeten we even wat anders gaan doen? misschien toch even in de zandbak? we kunnen het wel proberen met het verlengsnoer. ja, we hebben het wel eens eerder gedaan, he? ja. xxx Thijs? nee. ja, vind ik wel even leuk. ik ga deur dicht doen, hoor. deur dicht doen? ja. oh. gaan we niet in de zandbak spelen? nee. ik vind het wel leuk. het is nou wel weer mooi weer buiten. zit dicht. de zon schijnt zelfs. we kunnen. zit dicht. ja maar, we kunnen hem toch open doen? ja.
mag ik even op het balkon kijken? ik ga helemaal alleen! oh ga je helemaal alleen? dat is ook iets nieuws zeker, of niet? xxx. het is nat hoor! is het nat? ja. oh. www. eens even kijken, hoor. ga jij dat balkon eens even laten zien aan Evelien. daar is ze volgens mij nog bijna nooit geweest. nee. want het is eigenlijk altijd zo slecht weer! ja man, wat een zomer, he? nee! mag ik even kijken, Thijs? hier. ik wil even kijken op het balkon. joh, we gaan even lekker naar buiten. ik wil even kijken hoor. het is hardstikke mooi weer aan het worden weer. ja, het is droog. ja. kom maar. de zon schijnt. nee, nee! oh. oh. moet je dan maar naar bed? ga je dan maar een slaapje doen? ga je dan maar een slaapje doen? nee. nee? je wou zelf graag in de zandbak spelen. ja. en nou mag het en nou wil je het niet. ik wil wel even kijken wat je allemaal in de zandbak hebt. Evelien heeft nog helemaal niet je nieuwe schepjes gezien. en de graafmachine. daar kan je ook zo mooi mee spelen in de zandbak. ja toch! ik wil er bij. oh oeh! nou, trekken dan. hier is mijn traktor. oh! ja, oh ik zie het. ja hoor. www. zo, even naar het balkon. xxx. hee, niet zo veel water in de zandbak, he? nee. nee. xxx. moet je op blote voeten? ja. nou, dan moeten we even je schoenen uit doen. oh, lekker! als je nou even hier komt, dan doen we even je schoenen uit. dan kan je ook in je bak met water gaan staan. nee! en als je echte modder gaat maken, als je echte soep gaat koken, dan doe je dat hier in, he? want ik wil niet dat de hele zandbak drijfnat wordt, want dan wordt ie zo langzaam droog. kom maar hier. hee, is je nagel er nou af? laat eens even zien aan mama. ja, hij is er helemaal af he? www. laat mama. ik zal hem niet aanraken. ik wil hem alleen even bekijken. hij is er af! ja. ja. hij had een hele vreemde nagel. het leek wel zo'n kalknagel. heel dik en zo. die heel gek gegroeid was? heel raar gegroeid. en die had ie echt. al wel anderhalf jaar. oh. die mocht je ook nooit knippen. maar nu is die er af. en nou zag ik dat ie van de week er los bij hing. is er kennelijk afgevallen. doet die teen nog zeer, of niet? nee. oh mooi. ja, dat komt goed uit. zo ga ik er in staan. lekker he? oeh, lekker! kan zo he? wil. als je van mama mag je ook wel je broek uit. wil je dat liever? nee. nee? ga ik zo weer er uit he? www. wordt allemaal modder.
wordt dat modder? oh, ga jij lekker modder maken? mmm! ga je een soepje koken? nee! oh, wat dan? zand ook. er bij. zand ook er bij. ja, doe maar veel zand. dan wordt het een lekker dik sausje. dan nog. dit. dan wordt het. zo, een beetje van dat er bij. lekker hoor. pak een stoel, Evelien. ja. xxx. zo. moet ə. even van dit erbij. hoort ook, he? hoort dat allemaal? ja. oh, wat lekker zeg. het wordt zo modder. zo maar wordt het modder. ja. hij wordt. als je soepje. wordt het een lekker soepje? ja. en voor wie wordt dat soepje dan? voor mama! oh. en wat moet mama er mee doen dan? eerst koken toch! oh. dan. en dan? dan. naar mama. naar mama brengen. dan weer zand. ga je het naar mama brengen? oh, heb je een lekker soepje voor mij? nee, koken mama! oh ja, xxx. nog wat water er bij. dat hoort. oh, ja. gaat het wel goed met die soep? nee. en eh. ga je ook nog wat bakken? nee. nee? een lekkere taart? en wordt. dit soepje, he? mmm. dit wordt soep, he? beetje van dit er bij. en zitten er ook balletjes in de soep? nee. nee? nu even van. dit erbij. en. vleesjes dan? nee. ook niet? oh, mmm! lekker! is het lekker op je blote voeten? ah, lekker warm. nu even van dit er bij. ja. en nou dan? dit. waar gaat dat heen? xxx. oh ja. wordt wel een heel bad vol met soep. hee nou was het water. gezakt, he? xxx. wat? het water was. gezakt. oh, was het water een beetje gezakt? pets! lekker he? ja. gaat in het water. ga je in het water? oh ja, ga er maar in staan. ja, je mag van mij je broek wel uittrekken, hoor. dan wordt ie niet vies. nee. ik moet plassen! moet je nou plassen? met al dat water! nou, kom op dan. veeg even je voeten op die mat. kriebelt dat? kom maar, gaan we even naar binnen. zo, ben je er weer? oh, lekker. xxx. wat? dit heb ik. hier heb je een beetje zand. ja. nou. lekker hoor. nou, en nou? nou weer spelen. lekker spelen. je had een gigantische straal meneer! hij moest echt heel nodig volgens mij. www. het water eerst er in he? dan. ja? zand. ah. wordt modder. nu weer wat water er bij. oh ja, zeg. dat wordt een goed mengsel he? nee. even goed roeren. nu even. met de. waar is de hark? moet je even zoeken. die is. daar! ja? dat is de schep. oh. je zoekt de hark? zit ie daar onder? zitten wel veel spulletjes ook in de zandbak, he? die is het hoor! oh, gelukkig. ik heb. de modder. nu wat water er bij weer. weer wat roeren. zo gaat het roeren. ja, dan moet je roeren, he? wat wordt het, Thijs? nou. een soepje.
een soepje? wat voor soort soepje? vies soepje! een vies soepje? ja. vies soepje, he? kunnen we die niet echt opeten? nee. oh, dat dacht ik. oh domme mama, he? nog wat water 0er bij. www. gaat dat beter met dat bakje? ja. oh. die had een klein bakje, he? ja. nou weer roeren hierbij. oh, je doet het met de achterkant. vind je dat handiger. kan het ook met de voorkant? van die hark? oh. dit kan beter. ja, je kan ook nog het molentje in het water zetten, he? en het molentje laten draaien. hee. xxx. nu weer met deze. doen. hier gooien. het water is een beetje gezakt, he? is het een beetje zwart? is een beetje gezakt. zat? gezakt. gezakt? gezakt! die ook xxx doe water altijd hier. in. dat doet ə. &~xit ook. water in. wie? &~xit doet het ook. &~xit? ja. wie wat is &~xit? xxx. wie is dat? dit. xxx. Geert. bedoel je Geert? ja. oh, je bedoelt Geert. is dat een kindje van Kiko? ja. oh. oh, die deed ook water in de emmer. ja, dat had je goed gezien. wou jij meedoen met Geert, he? mocht dat wel? vond Geert dat wel goed? nee. oh. en wat heb je toen gedaan toen Geert dat niet goed vond? nee. wat ging jij doen? xxx. oh. www. wordt het lekker modder. ja, lekker he. mmm! voor mama. oh, dank je. heerlijk, Thijs. daar zal ze blij mee zijn. www. water er bij. www. deze. weer zand erbij in. www. ja. hee ga je het even met de schep doen nou? een modderschep wordt het dan. nee, waterschep. oh, waterschep. oh, het is de waterschep. nu in mijn hand. ja. is het nou een modderhand? een waterhand. oh, een waterhand. hij is nou schoon. toch. nou! is ie schoon? ja. een beetje schoon. nu modder er bij. zit je te genieten, Thijs? nee. oh. hij heeft het veel te druk om te genieten. plons plons plons! het wordt. kijk! wat is dat dan? ik wou dit schoonmaken! xxx op. wat is dit? wat is dit nou? volgens mij is dat allemaal soepje. nee. wat is het dan? een druppel. nog een druppel. hee, wat zijn dat nou voor kloddertjes? ga je koekjes bakken? nee. daar lijkt het wel op. wat zijn dat voor kloddertjes, meneer? klodders! meneer! koekebakker! koekjes zijn dat. wat ben je daar aan het doen? koekjes zijn dat. wat voor koekjes? heel erg. bruine koekjes. bruine koekjes? ja. chocolakoekjes? is. in de emmer. daar houd jij zo van, he? oh, het worden wel heel veel koekjes. moet je zo ook bakken? nee. zijn ze al meteen klaar? nou. en zijn er ook oliebollen bij? nee. zijn ook biskwietjes, hoor. wat zijn het ook, biskwietjes? daar zijn ook. xxx. hoor. moet ik even aan die kant. ik doe die in het water! oh, je doet ze in het water. vind je dat zo grappig? pets! Evelien zit daar wel eh.
xxx hoor! ja, een beetje riskant! pets! pets pets pets! pets! pets! is het al bijna op? in de emmer? op. oh, het is nu op. nou, moet je een beetje beslag bij maken, of niet? of wordt het weer soep? weer soep. waar is het. water? waar zijn. mijn bakjes? nou, ik denk. 0waar zijn boel bakjes? in het water. zijn ze klein, die bakjes? die. oh die. dit is ə groot bak. oh. die andere liggen gewoon in het water. die kleine. ook groot. hier. en ga je niet al te veel water bij in de bak gooien? hee! hier is water! ja, zwemmen er ook eendjes in? xxx. ook dit erbij he? hoort ook dit erbij. waar is mijn bakje? www. deze water. www. is het lekker? water nog. ja. hee je moet Evelien eens laten zien hoe die molentjes werken. dat weet ze denk ik helemaal niet. nee. waar is de. grote molen? heb je molentjes? ja, die ligt daar in de zandbak. gewoon voor je neus. dit is hem. hoe werkt dat dan? moet ik wel even kijken. ehm. xxx zo. kan zand in. ja, ik denk. dat je het beter met water kan doen. denk je niet? handiger met water, Thijs. je moet gewoon een bakje water er door gooien. oh ja. kan ook. kan ook. laat eens zien. hoe werkt het dan met water? oh! zo. het lijkt een echte waterval zo he? ja. moet ook zand op. lekker kliederen. hee, wat is dat nou? die. wat was dat? oh, daar gaan ze! hee Thijs, Evelien vraagt je wat. hoor je dat? ze vroeg wat dat was. hij heeft het te druk. en hoeveel koekjes dan? hele bruine koekjes! hoe komen die koekjes daar dan? nou. hoe zijn die daar gekomen? hoe zijn die daar gekomen? zijn die daar naar toe. zo uit. emmer. uit de emmer? zijn ze zelf uit de emmer gesprongen? nee. nee? heb ik er uit gehaald. heb jij ze er uit gehaald? ben jij soms een bakker? nee. wat dan? wat ben je dan? een soepmaker? in het badje, hoor! ja, soepje. hee. is heel. bruin soepje he? ja, het wordt wel een heel bruin soepje. het wordt ook een hele dikke soep, he? of niet? weet je nog dat je met Hannah en Mirjam in Pesse toen ook zijn soepje hebt gekookt? hadden jullie allemaal een eigen pan. weet je dat nog? ja? ja. hebben ze in Pesse ook een zandbak dan? nee. nee, dat deden ze met gewoon zwarte aarde. oh, deed je gewoon zo maar. met zand dat daar op de grond lag. en wat nog meer er bij? wat hadden jullie in Pesse er nog meer bij? ja. ook grasjes geloof ik he? en stenen. oh. goed gevuld soepje. kijk, dit is nat! ja. wat is dat dan? weet je wat ik. weet ik niet. is dat een slang? oh! viel je bijna? is het een ketting? ah. ah. nee. wat dan? ah.
ah ah. 0wat ben je aan het doen? ik doe dit. eh voor mij. dit schroeven. volgens mij ga jij wat maken. oh, dat is een handig dingetje! wat kun je daar mee doen? schroevedraaier. oh. ga je iets repareren? nee. dit is. wat is dit nou? schroevedraaierdingetje toch? daar ga jij toch altijd de auto mee repareren? hoeft de auto niet gerepareerd nu? nee. nee? is dat niet nodig? is nu niet nodig. nee? is er niks kapot? 0ik ga. water doen. wat is. modder wordt dit. ja, volgens mij moet dat niet, of wel? wel! hee doe je niet al te veel modder. in de xxx? dan kun je beter modder in de emmer doen. nee. zou ik handiger vinden eigenlijk. wil ik niet. anders heb je straks geen zand meer over. we moeten toch al een keer nieuw zand halen. waar haal je dat eigenlijk? xxx. oh. dat moet hier ook in, he? dat hoort hier ook in. ja? je hebt geen last van hem zo. nee! moet in de zandbak. www. ja. wat heb ik hier nou weer? ja. wat is dat? schroevedraaier. weer een schroevedraaier! dat is de schroevedraaier van mij. ja. oeh. kijk! wat is dat? oh. dat is eh. pets! dat is wel hele vieze modder geloof ik. hele vieze modder. pets! ah vieze modder! wordt dit. pets! nou xxx. eventjes moet het. wil je nog weer wat thee? ja, lekker. xxx. pets! pets pets pets! pets! oh, dat was een beetje er over heen. dat was een beetje er naast. hee moet die eh. die kiepwagen, moet die niet even meehelpen? pets. kiepwagen! moet je alles alleen doen? dat is geen kiepwagen! wat is dat dan? nou, een graafmachine. een graafmachine. en kan die niet even helpen, die graafmachine? nee. nee? dat lijkt me juist wel heel handig. lijkt me niet. juist heel erg handig. oh. Thijs, houd je het een beetje beperkt? ja. www. moet er uit hoor, deze. hee, waar gaat die graafmachine naar toe? is water niet meer. is het water weg? moet zand. gaat het zand modder hier maken. zand modder hier maken. ja? zand. oh, wat een vieze modder Thijs! kijk. pets! hee houd je het een beetje aan die kant van het balkon. net als gisteren is de afspraak. aan die kant van het balkon mag er modder zijn, maar niet hier. goed? hier wel. ja. ja. broem broem. wat ga je het weekend doen? www. deze is groen. www. dat is ook wel een beetje vies geloof ik! kijk! oh Thijs! heb je een beetje vieze hand nou? ga je je hand verstoppen? oh, waar is je hand nou? hee! je hand is weg! volgens mij moeten we jou wel goed wassen zo dadelijk. denk je ook niet? dan moeten we jou weer even afspoelen in bad. wat is dat nou? oh Thijs! wat een klodder! klodder! je bent wel een echte metselaar, jij he? hee, daar zijn de handen weer! hee.
kun je ook je voeten. verstoppen? eh. kan je ook je voeten verstoppen? weer! xxx. oh. zo. kijk. oh. xxx. oh. schildpad. zo. schildpad. blauw. xxx. dat. xxx. xxx. groen. oh. kijk. van. een. twee. vier. vijf. negen. xxx. een. hondje. van. dat. dat. is. het. is. hoort. brommer. van. kleine. poes. xxx. oei. kijk. kijk. van. kuikentjes. xxx. kijk. een. papapoes. maar. papapoes. maar. papapoes. ja. moet. ik. puzzel. maken. van. van. poes. oh. pootje. van. de. poes. ja. ja. een. twee. drie. oh. zes. zeven. acht. negen. ja. daar. xxx. dat. zo. xxx. daar. xxx. ja. ja. ja. xxx. zo. kijk. daar. daar. daar. xxx. xxx. van. poes. xxx. drie. teentjes. van. poes. xxx. slang. staart. kleine. poes. ja. dat. grote. poes. grote. poes. ja. ja. nee. xxx. xxx. xxx. xxx. nee. nee. xxx. melk. xxx. oh. een. twee. xxx. kaarsjes. een. twee. jarig. twee. twee. xxx. ja. xxx. van. muis. ja. rood. grijs. ja. weg. van. van. oogje. ja. tegen. het. oog. zo. xxx. zo. xxx. xxx. van. daar. konijn. klein. konijn. oh. oh. kijk. kijk. klein. muisje. kleine. muis. zo. zo. grote. staart. grote. staart. xxx. xxx. vogel. maken. oh. kijk. blauw. blauwe. lucht. zo. xxx. xxx. xxx. xxx. schildpad. ja. daar. kijk. kleine. schildpad. kleine. schildpad. oh. puzzel. kijk. van. konijn. kijk. vogeltje. van. voeten. pootjes. zo. poot. van. van. vogeltje. stukje. oogje. ja. zo. van. dat. xxx. zo. van. xxx. zo. van. bek. van. de. bek. xxx. xxx. de. vleugeltjes. ja. ja. xxx. schildpad. daar. xxx. bovenkant. xxx. zo. kleine. schildpad. dat. dat. is. moeilijk. ja. en. nu. zo. dit. is. kleine. schildpad. van. groot. ja. xxx. xxx. kleine. hondje. zo. dat. dat. zo. xxx. xxx. dat. oog. ja. oei. dat. is. moeilijk. ja. ja. papegaaien. ganzen. papegaaien. ook. vissen. koalabeer. schapen. xxx. kleine. beer. veel. xxx. zebra. oh. wezel. ja. slang. slang. slang. aapjes. spelen. van. een. boom. xxx. hoog. ja. beetje. vuil. xxx. daar. daar. van. oor. oor. van. kleine. hondje. tuimelen. xxx. kijk. xxx. mag. dat. dat. is. moeilijk. dat. gaat. niet. xxx. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. xxx. makkelijk. plekken. zo. zo. een. poes. en. nu. poes. van. het. konijn. niet. stampen. nee. stampen. niet. xxx. van. konijn. oei. kliene. konijn. xxx. kleine. konijn. van. het. is. nat. ja. ja. ja. zo. de. oortjes. van. arm. xxx. staart. voila. zo. nog. eentje. waar. zo. en. nu. klein. konijntje. kijk. kijk. kijk. xxx. xxx. dat. is. mooi. schildpadje. eitjes. oh. opruimen. ja. weg. laten. liggen. laten. liggen. giraf. van. judith. ja. ja. van. van. carmen. van. papa. xxx. zo. en. waar. sandy. sandy. ja. oh. oh. ganzen. de. ganzen. mag. kijken. ja. een. pakje. pakje. op. oh. boekjes. oh. xxx. vogeltje. libel. libel. sprinkhaan. een. slakje. een. slakje. oh. oh. nee. lieveheersbeestje. de. slak. xxx. ja. een. huisje. vlinder. xxx. lieveheersbeestje. ja. oei. miertjes. oh. xxx. xxx. paardje. koe. een. schaap. ezel. ezel. lammetje. kalfje. veulen. het. is. gedaan. ja. xxx. xxx. wat. is. dat. asperges. paprika. pompoen. xxx. xxx. paprika.
xxx. ajuin. is. dat. radijsje. komkommer. sla. xxx. xxx. trommel. vlieger. vlieger. fiets. bolletje. tol. xxx. een. trompet. poppenkast. boekje. oh. muisje. papegaai. kijk. visje. kijk. visje. daar. ja. xxx. bambi. tonen. kijk. uil. xxx. egeltje. op. nee. varken. nee. xxx. everzwijntje. wolf. vos. xxx. fazant. bambi. de. papa. hert. papa. van. bambi. toekan. ja. die. specht. xxx. xxx. xxx. bad. xxx. kijk. oh. kijk. ja. eendje. pyjama. koud. xxx. kamerjas. oh. papegaaien. nee. knopen. mag. kijken. mag. kijken. judith. een. zakdoek. handdoek. een. washandje. washandje. borstel. dat. is. zeep. shampoo. oh. kijk. ja. kijken. wat. is. dat. nee. ja. draaien. katoen. xxx. xxx. xxx. boekentas. met. de. bus. school. naar. school. xxx. knippen. schaar. ook. boekentas. potloden. nog. eens. kijken. kijken. judith. staat. op. film. haan. xxx. kijk. oei. zand. ja. kijken. nee. nee. xxx. wat. is. dat. judith. kijk kijk. xxx. xxx. xxx. xxx. ja. kleine. stoel. van. oh. aap. hoera. banaan. huis. huis. het. is. hut. koekjes. nijlpaard. een. schildpad. balonnen. gele. ook. op. de. grond. slapen. hangmat. schilderen. tijger. vlindertje. bloemetjes. zonnetje. boekje. olifant. rietje. van. zebra. dansen. struisvogel. xxx. okee begin maar. oh dat meisje loopt op de straat. en toen zag ze een een ijsman. en toen ging ze een ijsje kopen. en toen ging ze &~m die ijsje opeten. toen viel ze. toen ging ze huilen. ja heel goed. pak de volgende maar. verhaaltje twee. een jongen en een meisje die liepen op het strand. toen ging dat jongen vissen. en toen de meisje die jongen tegen. en toen gingen ze trekken met de emmer. en toen wou de jongen het emmertje meenemen. en toen ging die meisje huilen. ja. zo nou drie. ja. twee heb ik al gedaan. drie. een jongen en een vader en een meisje die gingen met elkaar praten. toen ging de meisje voetballen. en die hond die gingt achter de bal an. heeft de meisje een kluiffie in dur hand. en toen &~b blafte de hondje. en toen ging de hondje een kuil graven. ging zo &~m &~d die kluif dur in. toen ging die hondje slapen bij de boom. ja. de meisje die ging stoep rennen. toen ging ze rennen. toen bleef ze in ene staan. want er was een man met ballonnen. en toen ging ze naar hem toe. en toen kreeg ze een ballon. ging ze ermee lopen. toen viel ze over een stukje boom. en toen ging ze huilen. ja. vijf. is maar tot zes? ja. een man en een jongen. die jongen liep er voor. en die man die liep achter. toen ging die jongen voetballen. en toen zei die tegen die man geef hier die krant. en toen neemt die jongen zo die krant mee. en toen viel die. toen ging die huilen. ja. zes. er waren een &~mei nee. er er was een meisje met een moeder en een hond. die gingen met de touw spelen. toen was er een poes. en die wou de vis.
en toen ging tie zo de vis opeten. en toen lag tie te slapen. ja hartstikke mooi. ja. oh is de kikker. ja. een jongetje die zat op een stoel. en die hond die keek naar de kikker. en de kikker keek naar die hond. toen ging die jongetje slapen. toen ging die kikker dur uit. en toen smorgens werd die jongen wakker. zit geen kikker dur in. toen ging die jongen kijken in een schoen. ging tie ruiken in het bak. en toen ging dat jongetje zeggen kikker kom. en dan in ene ging die hond ook kijken. maar toen zat die hond tegen het raam. en toen springt ie zo uit het raam. en en toen had die jongetje. en toen werd die jongetje boos. en toen gingt ie roepen. toen ging die hond naar boven ruiken. en toen zag die hond de bijen. wat zijn &~da die huisje van de bijen. en toen ging tie blaffen. toen stond ie op een twee poten. ging die jongen naar een gat kijken. en er ene een een hamster uit die gat. toen ging die hond tegen de boom blaffen. en toen ging die hond dat ding naar beneden laten vallen. en toen ging die xxx xxx. en toen ging die jongetje in die boom klimmen. toen viel die jongetje. toen ging die hond wegrennen. en toen een adelaar. en die maakt die jongetje bang. toen. en toen kwam in ene de hondje. toen was er in ene een hert. en toen werd die hond bang. toen toen vielen die jongetje en die hond naar beneden. en toen vielen ze zo in het water. &~s &~ging gingen ze lachen in het water. toen &~z zei die jongetje tegen die hond. en toen ging die naar de kikker kijken waar die kikker was. toen waren daar heel veel kikkertjes. toen toen ging die jongen daar doen. en toen die jongen een kikkertje meegenomen. en toen gingen die kikkers kijken. en klaar. en klaar. hartstikke mooi. mij ook. Vake weg. weg. nog schoenen. nog schoenen. mij boek. poppemieke. poppemieke hebben. poppemieke kammen. poppemieke haar. mij schort. mij ook trein hebben. mij ook. mij ook trein hebben. mij trein. mij ook. mij ook. mij trein. nog mij nog trein. zie wiel. het is wiel. wiel. nog wiel. nog wiel. mij nog wiel. mij trein. nog voor trein. nog voor trein. Lippelo. Lippelo. nog Lippelo. trein stop. trein stop. Lippelo. Lippelo. trein Lippelo. Lippelo. vuilkar mij op. vuilkar mij opzetten. trein weg. trein is weg. Lippelo. Lippelo. Lippelo. Lippelo. Moeke kijken. wat er uit. opzetten. nog opzetten. blokken. blokken. nog blokken. mij trein. gaat nie. gaat nie. Lippelo. Lippelo. trein Lippelo. blokken. blokken. terug maken. trein kapot zeker. nog blokken. Katelijne nog blokken. blokken. blokken. mij trein blokken zetten. blokken mijn. blokken mijn. trein blok. trein maken. nog. nog. nog. nog blokken. nog trein. mij trein maken Moeke. trein op. mij trein. blokken weg. kapot maken. mij trein kapot maken. vliegtuig. Joost trein.
mij kapot maken. kapot maken. mij kapot maken. trein kapot maken. mij trein kapot maken. toe. toe. mij ook. mij ook warm. mij ook kijken. mij ook nog. nog. mij zien. pap hebben. mij ook. Vake komen. mij ook pap. lekker pap. mij ook trein maken. mij ook trein maken. trein maken zeker. lekker pap. ook maken. mijn ook maken. Moeke maken. lekker pap. trein. trein brug rij. kapot maken. kapot zeker. mij trein kapot. ajaa. kapot maken. kapot zeker. autobus rij zeker. trein maken. kapot maken. mij trein kapot maken. terug maken. ook maken. ook maken poppemieke. poppemieke. poppemieke. mij stoel. mij stoel. mijn hebben. kapot ook maken zeker. beer kapot. ook kapot ja. ook kapot zeker. beer kapot zeker. beer maken. nog kleed. kapot. kleed kapot zeker. opendoen. mij ook groentenboer kijken. groentenboer. aardappel. groentenboer. Moeke. groentenboer. aardappel. aardappel. paard. poppemieke ook. kom. kom. kom Moeke. Joost weg. groentenboer. mij groentenboer kijken. groentenboer kijken. groentenboer kijken. mij hebben. mij ook kijken. ook kapot maken. maken zeker. het is op. mij ook kijken zeker. mij ook kijken. mij ook kijken. mij ook hebben. ook hebben zeker. mij ook. mij ook hebben zeker. mij ook hebben. blokken blokken hebben. ook blokken. trein kijken. ook trein kijken. Moeke ook kijken. ook blokken. ook blokken. mij stoel. een groentenboer. mij blokken. mij ook. mij ook buik. mij ook buik. mij stoel. mij ook buik. stoel tafel zetten ja. stoel weg. blokken. nog blokken. mij ook boek. nog. nog. blok trein steken. kapot maken. voet pijn. nog blokken. mij op staan. nog blokken. nog trein. nog trein. nog blokken. nog blokken. nog wagen. nog wagen. mij ook schort. kijk vrachtwagen. poppemieke. kijk poppemieke. mijn ook stoel zitten. mij schoot zitten. kijken poppemieke. mij schoot. poppemieke slapen. autobus kapot zeker. nog poppemieke in. voet in. mij stoel zitten. mij ook trein maken. nog trein maken. mij trein. mij trein maken. trein kapot. nog trein. mijn ook trein. mij ook trein maken. trein rij. trein weg. trein kapot. mij ook maken. mij blokken. blokken weg. nog trein. mij trein. trein maken. nog trein. op zetten. trein maken. mij trein. nog trein. nog trein. mij schort. auto garage zetten. mij ook. mijn stoel hebben. mijn ook soep. mij stoel. mijn stoel hebben. mijn ook soep. mij stoel. mij pakken. garage nie toe. mij pijn gedaan. mij aardappel. mij water. nog appel. nog appel. appel water mij ook. mij ook appel hebben. appel pakken. Moeke komen. mij ook tas. nog water. mij ook water. Karel tut hebben. nog blokken. warm. warm. kijk toren kijk. auto Vake. soep ook vuil. mij ook appel hebben. drinken weg. drinken weg bravo. hemd uit ook. kijk madam. mij stappen voort. mij ook relax. toren maken. ja toren kapot zeker. mij handdoek hebben. voeten vuil water. voeten water. nee boterham. nee boterham. vrachtwagen zand. wind buiten. kijken mij slab aan. mij slab aan kijk. winkel aardappel vlees. kijk blad. water plant. weegschaal Karel. boeken kijken mij ook. mij Moeke zitten.
mij ook lepel hebben. mij ook beneden. mij ook beneden Vake. mij ook boterham. poppemieke slapen nog. mij ook uit. vis water. lekker vis. kijk mot. kijk mot. vis zwemmen. mij pijn gedaan. mij pantoffel aan zeker ja. Gijs ook pot wegdoen. mij ook uit komen. bravo kaka doen. Joost slaapt. schoen aan. Moeke komen. kijk paard. poppemieke valt. nog poppemieke. poppemieke valt. nog poppemieke. de boot doe toet. nog boot. poppemieke valt. kijk poppemieke. ook uit. auto ook uit. paard ook uit. opendoen. ook hebben. ook open. wind buiten. de boot doe toet. kijken koe. auto hoort. mij poppemieke. kijk paard. dodo poppemieke. mij auto. nog auto. kijken auto. auto weg. kijk nat. auto valt. Moeke komt. de boot doet toet. lekker pap. nog kijken. nog kind. autobus kapot zeker. auto ook kapot zeker. Vake komen. dodo poppemieke. mijn toren. deur toe. mijn auto rijden. kijk auto. mij ook niknak hebben. moto wegzetten. trein hebben. mag nie. kapot maak. mij trein kapot maak. mij groentenboer kijken. groentenboer daar. mijn maken. groentenboer kijken. mijn emmer hebben. mij ook een schup hebben. mij ook een pot. mij ook vrachtwagen hebben zeker. mij put maken. Vake komen. Karel lacht. mij ook banaan hebben. mij banaan hebben. Vake daar. mij Moeke dekken. Joost binnen. mij ook binnen. kijken Karel boer. voet pijn. nog pijn. kijken vis. boot ook toet water. kijk nog boot. kijk boot op. mij confituur opdoen. nee confituur. nee confituur. een vlieg weg stout buiten. mij winkel. nog indoen. mij pijn. mijn ja. nee mond doen. mij ook moto. mij moto weg. mij auto hebben. pantoffel beneden. boek lepel. neen doen. zo zand uitgieten. mij onderdekken. zand steken. voeten water vuil. nog voeten water. kijk kous val. boek vallen. eend zwemmen water. gaat nie. mij taart kom. ook steen. die. met de Kerst. ja. en wat ga je doen met de Kerst dan? dan moet ik. zien xxx dan moet het. de balletjes, kaarsjes ophangen. en dan moet het zo. ja, in de boom. ja. ja, dat lijkt me een goed idee. moet ik je schoenen vastmaken? moet ik je veters vastmaken? ja. ah, heb ik het weer niet goed gedaan, he? nee. maar wat heb je nog meer voor Sinterklaas gekregen? een fiets. ja. en een kadootjes met zak, een zak met kadootjes vol en een fiets met zak. en daar moeten dan zo in zo'n gat. en dan moet je echt zo weer xxx. en dat moet het zo worden. wat moet zo worden? ah, dat het Kerst wordt. dat het Kerst wordt. en wie waren er nog meer met Sinterklaas? niks. niks? was Ruben ja, Ruben was er ook. heeft wat heeft Ruben gekregen? die heeft nog nog ook kadootje gekregen, chocolaatje misschien. oh. maar hij is nog klein. hij is nog klein. ja, dat weet ik. nee, maar Ruben die heeft toch ook poppetje gekregen? dat heeft ie mee naar bed. en heeft hij heeft een poppetje mee. en hij heeft een Piep gekregen.
een Nijntje Piep. oh leuk. Nijntje. Nijntje. heeft Nijntje Piep gekregen. ja ja ja. dat lijkt niet zo Nijntje Piep. lijkt ie niet zo op Nijntje Piep? nee. waarom niet? en hij heeft een trapeze gekregen. hij lijkt op Nij Nijntje Pluim. Nijntje Pluim. ja. en oh ja. deze. een vierkante voetbal. en &~ehm. wie heeft deze gekregen? ikke! aha. vakantieauto. nou, dat zal je net xxx. vakantieauto. oh, zo eentje die je zo ja, die kan je achteruit terug moet halen, ja. ja. en dan gaat ie vanzelf rijden. ja. ja, ik ken het systeem. oh, krak. komt ie an. oh. nou, en wat nog meer. hoor. daar aan, hoor. met notitieboekjes. zo, Josse, heb je dat ook gehad? deze, pennedoosje met notitieboekjes. ja. en een Jan. dat is Jan. dit is Jan. dat is Jan. hallo, ik ben Jan. hallo. dat is Jan. een poppekastpopje, he? ja, is poppekastpopje. daar kun je mee au! xxx. enne en dat wil die niet. veel, he? nee? ontzettend veel. xxx. oh ja, een Sinterklaas van chocola. en nog eentje van Sinterklaas gekregen, toen ik hier was. toen je hier was? ja. had ie een hele zak gebracht? ja. en hoe ging het nou, Josse? ja. want wij hadden het een beetje alternatief gevierd, he? weet je nog, Josse, we lagen nog in bed, he? en wat gebeurde er toen, is ochtends vroeg? toen ggebeurt de zak met kadootjes en de fiets. en gebeurt er. chocolaatje en ə zak met kadootjes. en toen ging de bel. daar ging de bel. Zwarte Piet en Sinterklaas hebben had die voor iets. en dan had kadootjes gebracht en de fiets ook. en toen wassen wij wakker. ja, en toen waren wij wakker geworden. ja. en toen lag er nog een heleboel. snoep op de trap, he? ja, enne pepernootjes. speculaas. jeetje. en chocola. goh. en we hadden ook nog allemaal chocoladeletters gekregen. ja. en ik heb ook nog iets gekregen van Sinterklaas. en Ab. en Ab ook. wat had ik gekregen? weet je het nog? chocolaatje en Ab ook. ja, ook. maar wat nog meer,? ook een speculaasletter gekregen van Sinterklaas. en een chocoladeletter. oh. ik heb het heel hard gedaan. ja, heel goed. en Sinterklaas was ook nog bij opa en oma langs geweest. en die had ook nog bij opa en oma wat kadootjes gebracht. en die kwamen ze toen is middags nog brengen. dat doet ie altijd, weet je dat? ja, dat doet ie heel vaak. dan komt ie twee keer, zeg maar. ja. maar waarom waarom hij waarom ie niet altijd in ene gewoon datgene brengt. ik begrijp dat nooit. wha. daar was ik weer hard slaan. ja, ik denk het. is een. iets vergeten. is een vakantieauto, ja. en met die vakantieauto heeft veel lampjes aan. ja. en Ab die heeft allemaal badspeeltjes gekregen. oh. een zo'n borstel voor voor op zijn rug en en en ik ook! ja? en we hadden met zijn allen hadden we badolie gekregen.
oh, dat had je al gezien, he? en we waren samen hadden wij badolie om de bad zo in in de haren te wrijven. en moet je hem weer afspoelen. en dan moet je dan mij met de badolie. dan moet je dan badzeep. en dan moet je zo wassen in je haren. ja, en dan ga je lekker ruiken, toch? ja. ga je lekker ruiken. ja. en moeten we daarna moet je zo ffff. een lekker cremetje. ruiken. ja. hoooeeeuuw. oei. en ik heb een stempeltje gekregen. oh ja, je moest natuurlijk. met mijn nieuwe adres. nee, want bij een vorige gelegenheid heb je mij uitgelegd hoe handig zo'n stempeltje wel is. heb ik dat wel eens verteld? ja. ga zo even kijken, waar dat was. zoeken. dan heb jij xxx natuurlijk. ja ja. maar zodoende. nou, goh. xxx. ertussen. moet dan ook nog gebeuren, he. effe Sinterklaas, moet je dan ook nog effe tussendoor vieren. toch wel leuk. dat staat tweede op de lijst van. ja? niet zien. wat zeg je? Sinterklaas xxx zien. wat? in de koelkast? nee. ik weet het niet. misschien heeft ie hem al opgegeten. of misschien heb ik hem ergens achtergelegd. wil je ook koffie? ja, die wil ik. die, dan zal ik die voor jou klaarmaken. van jou. die is van Gerard en mij. zitten stukjes uit. die neem ik wel. oh, maakt niet uit. nou, moet Gerard dan die met die stukjes eruit? hm? dan neem ik die. ja, en neem ik die. ja. moet je niet laten vallen, he, dat kopje. stukje die. jij hebt geen melk, he? xxx. ja, schooier. xxx. xxx. hoe heet jij nou? ik heet microfoon. nee, dat heet je echt niet. nee? nee. hoe heet dat zegt ie niet. hoe heet jij dan? hoe heet jij? ik heet Josse. ik heet Josse! en verder? Josse dat weet ik niet. Josse Bertholet. Josse Bertholet. en hoe oud ben je? drie. oh. en waar woon je? ik woon in vember. nee, het is nu november. helemaal? helemaal. helemaal woon dat. helemaal wat. in november woon je in de nee, het is trouwens nu al december. jazeker. jij ga stukje opschuiven. ja, ja, dat is goed. ja, er zitten al viltjes onder. oh goed zo, gelukkig. ja, ik was al ontzettend bang. maar onder de stoelen wel. kan niet. ja, maar jij hebt oh, je wil die stoel erbij hebben. ja, xxx die stoel zitten, he? oh ja, dat weet ik toch niet. nou, Gerard. ja. dat kan je toch wel xxx. zo, zal ik jouw koffie even klaar maken. zo, maar nou moet je ja, dan moet je er eerst op gaan zitten, dan schuif ik hem aan. ja. xxx. oh, dat is een mooie stoel voor jou. beginnen. kan ie niet wat lager? want oh je kunnen je benen nog onder tafel zo? ja. zo. nou, dat is prima. is dat van jou? ja, dat is van mij, ja. en dit? ja. is van mama.
en dat is van mama. ja. en die maakt mama klaar is is van mij. wat mama klaarmaakt is van jou, ja. dan wil jij natuurlijk ook nog een suikerklontje erin, he? ja. ik krijg ook een suikerklontje erin. lekker. dan moet ik hem er weer ingooien, he? ja, ik zal hem voor je pakken. hebben wij een lepeltje. ja, want wij moeten loeren. juist. nee, krijg xxx niet de suikerklontje xxx. anders moet ik loeren zonder suikerklontje. nou krijg ik ook een suikerklontje. ja, roeren zonder suikerklontje is natuurlijk onzin. zo. xxx. loeren. ik loer al. ga jij maar roeren. ik roer ook. nee, Sinterklaas komt natuurlijk in de nieuwe huizen. ja. het zal nog een heel gedoe zijn om dat allemaal uit te zoeken, zeg, voor die man, al die nieuwe adressen. ja. nou, misschien doet ie het gewoon allemaal in een keer, zo. dat kan ook natuurlijk. Sinterklaas komt ook eens bij mij. ja, dat hij is toch geweest? dat heb je toch laten zien. wat je gehad hebt. en Hanneke heeft heel veel opgenoemd. ja, toch. ja, toch. en we hebben ook zondag hebben we op de nieuwe fiets gefietst, he? je heb hem ik hem. een groene fiets, mooi. nou. hm, groot, he? nou, ontzettend groot. maar van grote fietsen kan ik wel er op, hoor. op grote fietsen kan jij wel? maar als ik op de grote fiets op zit, dan krijg ik ook vallen. ja, je bent een paar keer gevallen, ja. hm. oh. maar was toch niet zo heel erg? nee, maar ik gaat paar dagen niet vallen. maar ik gaat toch voor:zichtig vallen. ja, maar toen je je fiets net had, toen ging je er op zitten en toen ging je heel hard zo heen en weer over de stoep. en toen ga ik hard vallen. en toen ben je daarna ben je weer langzamer gaan fietsen. toen ging het beter. ja. toen was ik zo aan het fietsen. net net als Babar. ja, fietst die ook altijd? ja. de olifant. ja. gaat ie zo naar de speeltuin. hm. dan dan zegt ie, xxx. en dan komt schildpad. en daar komt rook uit. dan komt een schildpad. en daar komt rook uit? ja. dat doet de racewagen. oh. en dan gaat ie zo, brrrrmm. en daar komt rook uit. ja, als je zo heel hard rijdt, dan komt er natuurlijk rook uit die auto. ah, die schildpad heeft een racewagen? nee? nee dat heeft Zephyr. Zephyr is het aapje oh. van Babar. en die krijgt een botsing met Celeste. met het vrouwtje van Babar. oh. en dan gaan ze dan heeft een van beide of nee, ze ze hebben eigenlijk allebei schuld. dan gaan ze het allemaal net doen, alsof de ene als een monster reed en de gewoon op de schildpadje,. jajaja. en de ander reed dan echt als een racemonster. ja. en zo gaan ze het van elkaar dan het verhaal gaan zo racen. gaan ze zo boksen. ja.
jaja. en dan staan ze voor de rechter. en dan vertellen ze ieder het verhaal alsof zij dan heel rustig aandeden en de ander als een monster reed. en dan dan doen ze dat allebei, he? hm. ja. proberen ze elkaar schuld op de oh, doe eens een beetje melk in. beetje melk. wil je nog een beetje melk erin? ja. zit volgens mij wel genoeg in. een beetje van deze? ja, maar ik wil dat ik erin gooi. nou, even samen dan maar. dat moet maar een heel klein drupje. want anders wordt het niet lekker. ik vind het heel lekker, van deze. ja. heerlijk, ik vind deze heel heerlijk, van deze. is karnemelk. nee, het is koffieroom. oh. wil je nog iets erbij? volgens mij hebben we wel van alles. eh ja. banketstaaf of zo,. xxx namelijk. ik wil een rijstwafel. hm. nee, jij wil geen rijstwafel. wij hebben helemaal geen rijstwafel. kijk. dat wil ik ook. familie Bertholet Beneden. nou. die wil ik ook hebben. wil jij niet ook een stukje? ja. ja? oh ja, dat lijkt me ook wel lekker, hoor. ja, die had Sinterklaas bij opa en oma gebracht. jaja, een beetje verkeerd. ja. toen had ik ook wat. van Sinterklaas gekregen, een autootje van toen die in de bank was, dat. ja, die daar onder de bank is, ja. ja, dit. ja, ja, dat weet ik. oh. en heb je hier veel last van vliegtuigen, of niet? ja, dat valt wel mee. hm. ik vind het niet zo erg. hm. het is niet erger dan in de Watergraafsmeer. en in Zuid is het momenteel veel? want als ik daar doorheen fiets nu, dan fiets ik zo over de Koninginneweg zo xxx. en toen xxx xxx. ontzettend. ja. en toen was ik sjoe, toen was ik op dat plankje gereden. en toen was ik in de zand gevallen. oh jee. wie wil het kontje? ikke. ik heb het kontje. oh ja, dank je wel. heb jij ook een kontje? niet aan dit stukje banketstaaf. maar ik heb wel een ketstaaf. een banketstaaf met een kontje, ja. maar ik moet je me zo kontje af. moet je zo kontje in kontje. maar waar zit het kontje dan? dat zit hier. kijken. oh ja, daar zit het kontje, ja. kijk, ik gaat suiker opeten. dat is ook typisch een Amsterdams vind ik, wil je dat kontje. oh ja? ja, volgens mij wel. suiker opeten. he, bah. is het lekker. jeh. is lekker. en gisteren was Sinterklaas feest op de creche. ja? en toen kwam Josse thuis. en toen was tie helemaal als een clowntje. geschminkt. he? ja. was zo hier helemaal rood. hm. en glimmende zonnetjes. ja. en een zwart puntje hier. zwarte puntje. en toen had ik blauw en zwart. en toen was ik een helemaal blauwe. zo. toen was ik net op op Bassie gelijkt. op Bassie, ja. daar staat het clowntje. op Bassie. van Bassie en Adriaan? ja. hm.
nou heb ik het clowntje afgehaald. ja. hebben jullie op de creche een boekje van Bassie en Adriaan? nee. nee? wat dan wel, een film? nee, ook niet. hoe ken je die dan? dat ik dat zelf in opa en oma gekijken. heb je bij opa en oma gekeken. nou, nou weet ik het. ik snapte het al niet. ik dacht, wij kijken toch nooit naar Bassie en Adriaan. Bassie en Adriaan heb ik op de televisie van opa en oma gezien. hm. ja, daar. Bassie en Adriaan zijn vrienden. het zijn clowns, he, ook? ja. vind je ze niet een beetje eng? nee. nee? oh. ik vind ze altijd een beetje eng. xxx jij ook niet. jij was vindt ze niet eng. ja, ik vind ze een beetje eng. maar Ruben vindt ze niet eng. nee? maar ik vind het clowntje die nou belt vind ik niet een klein beetje eng. maar die vind ik wel wel leuk. hm. het poppetje telt. en die zegt, een, drie, zeven, acht, negen, tien. oh. ja, zegt ie. nou, dat is een lekkere banketstaaf, hoor. hm. hm. van een echte bakker, he. hm. hm, lekker. heerlijk. lekker, zo'n extra kruimeltje. en op de creche hebben de kinderen. pepernoten gebakken, he, geloof ik. ja. had jij zelf ook pepernoten gebakken? of mocht je alleen maar kijken. maar ik had ook pepernoten zelf gemaakt. en. toen had Antoinette die gebakt. jij had zo'n balletje gemaakt zeker. ja. van van deeg. en wie had die dan voor jou gebakken? Antoinette. oh An ja, sorry, had ik moeten weten. motor rijden. motor rijden? ja. toen had ik een helm op. toen ging ik naar het fietsje. ging ikke motor rijden. en toen had ik een helm op. ja. dat was gisteren, he ja. zeker ook op de creche. hadden ze helms, he? helmen. helmen. helmi. helm. helmae. helmen, helmen, helmen. helms, ja, dat klinkt ook niet. helms. stoute Elsje. stout Elsa. stoute Elsa? ja. nee, Elsa was xxx. toch jouw vriendin? nu niet meer? nee? het kan zo plotseling over zijn, he? tja. doe maar niet met je handjes, Josse. he, maar. die helmen die hadden Jesse en Floor van van Sinterklaas gekregen, he? ja, die helmen. ja. die helm. en toen mocht jij hem eventjes opzetten. ja. en toen ging je even motorrijden op de fiets. ja. dat was leuk? ja, toen had ik ook handschoenen aan. oh ja, dat was net echt. en toen had Jesse hem afgepakt. ja, het was zijn helm, he? ja. wou die zijn eigen helm weer terug natuurlijk. ja. ja, maar ik had hem eventjes. maar ik had hem dan nog. toen had ik hem echt. dat is wel een &~ehm leuk idee. van Sinterklaas om die jongens een helm te geven. ik wil ook zo'n helm. ja, moet je misschien tot volgend jaar wachten, he? nou heb ik ook een fiets. ja. daar heb je misschien toch ook straks een helm bij nodig.
ja, zeker als je zo hard fietst. ja, ja. xxx. heb jij nog koffie? nee. nou, dan schenken we nog een beetje bij. nee. of wil je niet? ja, is goed, ja. ja, je zegt het maar, hoor. kijk! ik zeg het. meegenomen. wat is dat? aj, wat is dat? is dat een dat is een trompetje. nee. ja. waar is dat van? is van mij? van de kapstok. nee, is niet van de ss kapstok. xxx. nee? xxx. trompetje. zal het wel duidelijk worden, waar xxx. toe dodo. laat eens kijken. nee, nee, nee nee nee! hier zit iets. hier zit een gaatje. nee, nee, nee, mag niet. jawel, dat is vast iets van een gereedschap of zo. xxx. ik weet het niet. moet je maar eens even kijken. hoe zit dat? daar is een gaatje en daar. ik heb geen idee wat dit is. nee. met tri. het zijn nog Italiaanse zakjes. oh nou. dank je wel. ik ook. ja, heb jij je koffie al op? ja. hebbe ook. de drempel naar de keuken. xxx. xxx. ja hoor. nieuwe xxx suiker. op mijn koffie. maar jij heb geen koffie meer. he? ja, jij heb geen koffie meer. nee, is je koffie al opgedronken? ja, is weer koffie erin. moet ik nieuwe koffie in je kopje doen? dat heb ik. is van mij. xxx he, kijk. nee, dat mag niet. oh, dat is ook een Italiaanse. net als jij heeft. net als ik, ja. kijk, wat ik heb. oh ja. uit Venetie komt het. maar dat heb. best van sui suiker. suiker zit erin. de beste suiker zit erin? is wijn in. ja, dat is wijn, ja. Italiaanse wijn. tenminste, ja. oei. nou. hatsie, proost. en is Abel hier al geweest? nee? is Abel hier nog niet geweest. nee, moet nog komen. oh. niet toen Josse er was in ieder geval. oh. dat verklaart xxx. ja. hm. maar weet je, Josse was alleen maar op de creche. want Abel was daar niet gekomen op de creche. nee? nee. lukt het? nou moeten we maar eens ja. moeten we maar eens bellen. en vragen of Abel wil komen. ja. ga ik uitglijden met je nee. ging met Abel? want ze hadden geloof ik ze hadden keelonsteking allemaal. he,! xxx paar weken geleden, ja. ga ik jou uitsteken. uitsteken? ja, gaat ie jou uitsteken. aansteken. uitsteken. want Arjen die heeft nog geholpen bij de verhuizing. hm. en toen was het geloof ik al weer iets beter. oh. en dat is dus anderhalve week. ja. maar de verhuizing zelf ging heel goed. ja? hadden jullie goed weer? nog een keer keer? nog een keertje? ja. hm. nog een keertje? ja. ik vind het helemaal niet leuk. zo. nou. een Pietemuts, he, had je ook gemaakt op de creche. Josse, geef eens hier. nou, hou dan op met dat gegil, anders pak ik hem af, hoor. ja, ik zie die Pietemuts daar, volgens mij. is dat hem? laat eens zien.
wat had je gisteren er mee gedaan? vertel eens. bij xxx. wat? doe dat ding eens uit je mond. feest gevierd bij feest gevierd. hadden alle kinderen Pietemutsen? nee? ja! en iedereen was geschminkt? ja. iedereen was geschminkt. oh. en iedereen had Pietemutsen op. ja. en toen heb je gisteravond de Pietemuts bij Ruben op zijn hoofd gezet, he? ja. toen was die kijk, dit Pietemuts. oh ja. oh, dat is een mooie, zeg. nou, die zit goed. dat is een hele echte, dit. ik ben heel echte. jij bent een hele echte. is net als als de kroon van Sinterklaas. net alsof de? kroon van Sinterklaas. oh, de kroon, ja. de kroon van Sinterklaas? bij xxx. is dat een blauwe? ja maar dit is toch net als de Pietemuts? ja. net als de muts van de Pieten. nee, stop daar maar in. nee, daar moet ik. suiker. stop het suikerzakje maar in mijn borstzak. en moet ik als xxx het knoopje opendoen. kan ie daarin. nee, maar maar dat wil ik niet. doe maar. nee. kan ik hem mee naar huis nemen. heb ik thuis ook suiker. nee, maar dan moet is van mij. ja, maar anders heb ik thuis geen suiker. maar jij hebt thuis ook suiker. ja? ja. oh. hoe hoe weet jij dat nou? is van mij. want ik doet hem in de koffie van mij. oh nou, ok. dan kijk ik wel of ik thuis ook nog suiker heb. ok? maar bewaar je dan de volgende keer een suikerzakje voor mij? ja. ok. nou, het is een mooie muts, vind ik. en je naam staat er op. ja. Josse van de Pieteclub. ja. ik ben geen Pieteclub. ik ben Pietelub. ik ben Pietelub. ja. en de stoomboten en de pepernoten. en hadden ze ook nog schoentjes gemaakt. oh. ja. en die schoentjes. ja, die heb je er zelf in zitten want ik wil dat terug. nou ja, dan moet je het niet tussen zitten te friemelen. ja, dat gaat niet meer. nee, dat krijg ik er niet uit. kijk maar, mijn vingers passen er ook niet in. moet straks de tafel gedemonteerd worden. ja. moet ik helemaal uit elkaar halen. en zo. pas op. hier. heb ik al terug. ja, heb je hem terug. nou, heb je mazzel. dat er een mes op tafel lag. nee, niet nog een keer doen. want dan ben je hem weer kwijt. nee, zal ik niet meer doen. nee. ah. xxx. xxx openmaken. xxx geeft toch niet? nee, nou. moet je hem openmaken krijgen. moet ik hem openmaken? gaat ie stuk, hoor. is dat niet erg? wat ga je dan doen met die suiker? moet ik in de koffie ss gooien. en dan moet ik nou, dan zal ik eerst een beetje koffie in je kopje doen. ja. ja. zal ik dan nog even wachten met hem open te maken? nee, niet openmaken! ha. oh. hai thee, hai thee. wat zeg je? hai thee.
hai tee? heb jij thee? heb ik thee? ja. nee, ik heb koffie. nee. wel. heb ə jij xxx. ja, kijk maar. is koffie. ja. nee, maar ik zal ja, moet je hem openmaken, die. hm. huplakee, nou, nou staat de koffie klaar. nou mag ik het gooien. ja wacht effe. zo. nou. even goed roeren. zo suiker is lekker. die zakjes die zijn van het af vorige excursie met mijn werk. ja. wil room. en nu gaan ze weer vandaag vertrekken ze weer met zijn allen, naar Barcelona. oh ja, gaan ze weer andere projecten bekijken. ja. zit er al wat in? hier. maar kon jij niet mee. nee, ik wilde ook niet mee. ik vond die ene ervaring meer dan genoeg. hm. nee, je hebt er weinig aan, hoor, om met. met een dakkie erop. geef maar. en ik, ja, Ruben die zit nog aan de borst. ja. die wil ook niks anders. ik schuif je een beetje aan, goed? ja. zo. zit daar suiker in? ja, klein. nog. want de rest zit in het kopje. kan niet erin. hadden andere kinderen ook nog verteld wat voor kadootjes ze hadden gekregen? ja, had ik ook. op de creche. ja. wat hadden die voor kadootjes gekregen allemaal? hm? wat had Elsa gekregen van Sinterklaas? niks. niks? oh! die had ook iets gekregen. die had ook iets gekregen. en Brett niks. en Brett had niks gekregen. nee. dat is zielig. was Brett ondeugend geweest? ja, want hij hij is nog ziek. oh ja, nou, dat vind ik nou zielig, zeg. ja. extra gestraft. he, en ziek en dan krijg je ook nog eens geen kadootjes. maar als ik dat heb, dan bleh! is lekker zeg, dat suiker van dit. ja, dat is lekker die Italiaanse suiker, he? ja. ja, vin ik ook wel. ook dat vind je dat suiker wel lekker van dit? ja. maar ik had deze. ik had dit suikerzakje. vond ik ook wel lekker. dit? ja. nee, die was van mij. deze was van jou. maar die had ik. ja, die had jij. en deze had ik. en die ligt daar. want dat heeft Hanneke gedaan. maar ik had dat zelf mij suiker ingedaan. ja, ik kan dat nooit zo goed. dan ga ik altijd knoeien. dus dan doet Hanneke het maar even voor mij. maar maar ik kan het al zelf. ja. maar ik gaat nou zz zo niet zo knoeien. nee, maar ik wel. maar ik niet. je wel erg veel zin in koffie vandaag, he? ja. ga jij dan dit altijd knoeien? ja, daar ga ik altijd mee knoeien, ja. loop ik zo met dat zakje te zwaaien. overal suiker. bah. xxx. nou, die Gerard toch. ja. doe ik altijd. doe je dat ook altijd? ja, doe ik ook altijd. ja, maar als de suiker eruit is, dan is het niet zo erg, toch? zit niks in. nee, er zit niks in, nee. zit niks in. weg. nee, mag niet. nee, ik doe niks.
zit ook niks in. nee, dat is op. houden jullie van marsepein? jawel. ja? zal ik in je hand gooien? nee, doe maar niet. Josse vindt het niet zo lekker, marsepein. oh. of vind je het wel lekker? dat vind ik wel lekker. hm. nou, die vooral. Jason mwah. die. hm. die koffie vind ik niet zo lekker. die koffie niet? nee. en je drinkt al je tweede kopje. maar die xxx. xxx vies xxx. want ik hoef xxx. je moet even nieuwe maken. nieuwe maken. nee, ik ga geen nieuwe koffie meer maken, hoor. dan moet je straks maar wat anders drinken. en daarom vind je dat ook niet lekker, of wel? nou, ik ben sowieso niet zo hm. van amandelen is dat, he? ja. en marsepein toch ook. ja, die zoetigheid is ook niet zo goed voor mij. ik vind die suiker niet zo lekker. is een beetje. vies. niet zo lekker. koffie. ja. lekker koffie. kan je wel stellen, ja. blahh. maar het is nog wel ver weg, he? dit hier? ja. ja. hoe ben je gereden? over de ring? ja. toen was ik er in een kwartiertje. was je met je auto? ja. ja, die staat voor de deur. want dat voor onze auto. ja, onze auto staat ook voor de deur, ja. ja, mijn auto staat daar weer voor. mijn auto staat ook voor. ja, maar mijn auto staat voor jullie auto. ga ik effe kijken? ja, laten effe gaan kijken. jij ook. ja, ik loop effe mee. nee, het was wel heel druk. maar alles ging zo naar richting Zaandam. maar moet je zo boek kijken. dat is. ja, dat is het boek van Meneer de Koekepeer, he? oh ja. ja, dat heet ie gaat ie zo moet leren wat wat ie moet doen. en dan zegt ie moet je zo draaien. en dan zegt ie en doet ie geluidjes. oh. wat voor geluidjes? dat moet je op de televisie zien. en dan ga je horen dat dat muziek gaat maken. krijg je vier xxx. ja? en dan gaat ie altijd aan deze ding draaien. en wat voor ding is dat dan? dat is een pickup. een pickup. oh ja, daar gaat ie muziek mee maken, jaja. dat is een hele ouderwetse een slinger. nou. ja. dan gaat ie zo draaien. jaja, zo, en dan zet ie een plaat op. en dan krijg je muziek. en dan gaat ie vallen. en dan gaat ie vallen? ja. oh. ja, dat heb ik nog nooit gezien, Meneer de Koekepeer. ik had zo graag trompet gespeeld, is dat. ik had zo graag trompet gespeeld, applaus en oos en aas. nee, dat mag je niet zingen. ja, dat weet ik dat ik dat niet mag. ik doe het toch iedere keer weer. nee, stoute mama. je mag niet meer zingen. nee, waarom niet? nou, ik vond het wel mooi eigenlijk. ik kan heel mooi zingen, hoor. nou. Josse vindt het niet mooi. maar ik vind het niet mooi.
hm, nou, jammer. nou, kom ik nog wel eens apart terug om van jou een bandopname te maken. heb je nog video van Sneeuwpop gg thuis? nou, op het ogenblik is ie bij Abel. maar ging jij bij Abel? vanmiddag ga ik weer naar Abel, ja. ging je bij jij thuis? bij Jason? bij Jason, ja. maar die hoeft niet meer naar de Sneeuwpop te kijken. die kijkt liever naar naar weet ik veel. nou? van die gekke Amerikaanse films. tekenfilms of zo? nou, nee, van die maar ik gaat altijd naar Sneeuwpop van dat jongetje zien. ja. en dan gaat ie feest naartoe. ja, dan gaat ie naar het feest toe van de Sneeuwmannen, ja. ja. dat heb jij goed onthouden. want het is toch al weer een hele tijd geleden. ja. en dan ga ik ook altijd naartoe. xxx. daar wil ik ook eens naartoe. ja? ja. lucht vliegen. en Kerstmannetjes. ja, ja, daar waren ook Kerstmannetjes, ja, in de lucht. ik geloof dat jij hem heel erg mooi vond, he, die video van de Sneeuwpop. ja. nou, zullen we even naar de auto gaan kijken dan? ja. daar waren we eigenlijk naar op weg. ja, maar ja, er komt van alles op je weg. daar was ik ook geweest, toen jij me weggebrengt was. waar, waar had ik je weggebracht? hier. kijk, zie je hem al? of niet? nou, je kan nu de vitrage wel even opzij doen. oh,. of zo. nou, ja. zo dan. daar is mijn auto. daar is jouw auto. en dat is jouw auto. ja, die grote. ja, die asociale bak. ja, groot gezin, he. hm. dit is van jou, die daar achter. we moeten nodig een stoepje oh, politie staat hier. die staan hier voorlichting te geven over inbraak en zo. daar moeten we even naartoe. oh ja. over inbraak? ja, zie je? er was al ingebroken. hier? niet hier. maar daar. in een huis. ah ja. ja, daar heb je al een inbreker. dan kan je zo zien. dat zie je zo. kijk, die kijkt waar ie in kan breken. ja. je ziet xxx. ja, loopt ie weer terug. ja, niet goed, volgende. nee. kijk, nou kan ie terug. kijk, dat is de klusjesman. nou is die geweest bij ons. ja, die was bij ons geweest. en die ging dan kloggies verhelpen. ja. wat komt u doen? de kloggies. de kloggies? daar dan eten die man. daar eten ze, die, jaja, ja in de keet. daar eten ze. ja. ja. recht hiertegenover is de apotheek. ja. dat is ook wel makkelijk. verder is er helemaal niets. nee. xxx. maar Ab heeft wel een paar keer xxx. xxx. straks, eens een keertje terug. wat zeg je? die man komt straks eens een keertje terug. die man, ja. die heb je nog ə niet gezien, he,? wat had ik nog niet. nee, die man had ik nog niet gezien. oh, Josse. doe jij hem in dat doosje? ja. in dat doosje. goed zo.
zo, doen we hem maar dicht. Pietemuts, Pietemuts, Pietemuts. ja, ik vind hem heel mooi. Pietemuts, Pietemuts. Pietemuts. precies op maat. ja. en is het nog wat op de radio? nee. nee, hoor je niks? nee. oh, dan moeten we straks even luisteren. ja. ik hoor iets. wat hoor je dan. ik hoor de film. film, ja. okee ralph begin maar. er loopt een meisje over de straat. ja. die komt een ijscoman uh tegen. ja. die uh koopt een ijsco. en loopt ze. en struikelt ze. ja. en valt de ijsco. huilt ze. goed zo. nou dat was ut eerste verhaaltje alweer. nu komt het tweede. vertel ut maar. er loopt een jongen en een meisje op ut strand. maakt die ene meisje een zandkasteel. en de jongetje gaat vissen. en uh de jongen komt iets uh doen. en uh meisje doet terug. daar xxx. en um uh pakt ut jongetje de emmer af. ja. um uh &~m um uh. um uh &~i &~i meisje er achteraan. en uh huilt ze. ja. okee. nummer drie. un un un &~ne un jongen en un meisje. en uh dat is hun vader. gaat hij &~t &~voe voetballen meisje met un uh bal voetbal. en daar er un hond aan. en die uh ging de bal achterna. toen de meisje un bot. en toen &~d &~b de hond de bot onder. en toen ging ie bij boom liggen. ja. prima. ik ga um eventjes stopzetten. goed gaan we verder met nummer vier. &~loo loopt un meisje. die ziet un meneer met ballonnen. ze un ballon. loopt ze mee weg. struikelt ze over over de boom. um maar vliegt de ballon weg. en dan huilt ze. goed zo. verhaaltje nummer vijf. loopt een uh jongen en een vader. die jongen gaat voetballen. dan komt ie uh bij zun vader kijken die zun krant is lezen. dan uh trekt ie de krant uit zun uh handen. komt de papa um achterna. dan uh heeft de papa weer. dan huilt ut jongetje. ja. en. verhaaltje nummer zes. het laatste. un uh mama en un uh kindje. uh &~lee mama leest uh un uh. un verhaaltje voor. met de hond uh. &~a naast de bank. dan heeft ut meisje een uh draad. en dan heeft die poes ut. ja. en heeft die meisje vis. en uh eet die poes ut op. en dan gaat die poes slapen. ja. vertel ut maar ralph. hier &~ga kijkt de hond uh in un uh. vijvertje waar de kikker in zit. het is nacht. kindje kijkt er naar. ja. nou is ie aan het slapen. gaat de kikker uh. &~ui uit de &~k kom. en uh loopt ie weg. &~kom wordt ut jongetje &~wa &~wa wakker. en dan dan um is ie um kwijt. um kijkt ie in zun laars. en de hond kijkt in de kom. en dan kijken ze &~bui buiten. en dan roept ie. en en uh uh dan roept ie in un gaatje.
en en uh komt er un muisje uit. en dan uh komt er un bijenkorf omdat de hond die van de boom af gedaan. dan &~re rent die muisje weg. &~kij ut jongetje in un gat van un boom. dan komt er. die bijen weer. en dan komt er un uil uit de boom. dan uh komt er un uh vogel uit. en dan &~ko vliegt er un vogel. dan roept ie nog un keer op een steen. en uh en dan uh. en en hij had dan twee uh dingen vast. dacht ie dat ut takken waren. ze &~te twee uh dingen van een uh dier. en weet ie waarvan. en toen ut hond en uh en en de jongetje. en dur is un boom. en dan valt ie in ut water. dan komt ie boven. dan xxx zit ie achter un boomstronk. springen ze eroverheen. dan &~staa zitten twee kikkertjes uh met un heleboel andere kikkertjes. dan lopen ze dur over over de boomstronk uh heen de kikkertjes. en een die zit in ut water. en heeft ut jongetje een een kikkertje. ja. prima. xxx. zullen we een puzzel doen? ja. dat die is heel veel puzzelstukjes, he. heel veel puzzelstukjes. eerst even omdraaien, he. ja. anders kunnen we niet welke het is, he. anders kunnen we niet zien welke het is, nee. en mag wel es is na apen, he. mag wel, he. ja. mag nu wel na apen wat je zegt. ja. ook na apen wat je doet. ja. die xxx. hee, we leggen de deksel erbij, zo. mooie puzzel, he. ja. hele grote puzzel. wat staat er allemaal op? een konijn, twee konijnen, twee, nee drie! drie konijnen. vier wel! een twee, drie, vier, daar staat er ook nog een. oh. alleen zn oren kun je niet zien. ja. een twee drie. oh ja, een twee drie vier. ja. en een kikker. wat is dat nou voor beest? een eh, eekhoorn, grijze eekhoorn. eekhoorn. en slang, een muis, en. en wat is dat nou stinkdier. stinkdier? en wolf. xxx. ja. wat is dat nou voor dier? een bever. een bever. zoiets. oh! nee, is geen bever. is dat nou xxx? is dat xxx. dat is geen bever natuurlijk, tenminste, dat is een bever, en die andere was, zo eentje is er he, eh, otter, ja, dat is de goeie naam, otter. het is een otter. en ik ga even op xxx. ja, een otter. en een steen, water, hout. ja. gras. ja. bloemen. ja. ik moet alles zeggen van jou, he. nee, ja, nee hoor, we z gaan em nu maar maken, joh. ja. kan toch ook. ja. zal ik de kantstukjes doen? ja. xxx ook, ikke ook wat kantstukjes, he. wij doen samen de kantstukjes. dan leggen we de andere even weg. andere stukjes even. die zijn is ook een kantstukje. ja. kijk maar, dit i zit er. ja, daar zit ook een stukje kant. oh, deze. die niet weg,, die weg.
nee, die niet! oh. doe het nou niet te snel, die niet, leg die maar hier neer. hier neer? dit zijn allemaal kantstukjes, dit. die gaan we straks doen in het midden. doen we eerst de kant, he. deze niet, deze wel,. , kijk maar. oh ja. ja, dit zijn de kantstukjes. nou de hoekjes. zullen we eerst de hoekjes zoeken? ja, deze ook een hoekje. ja. jij mag ook een hoekje doen. een hoekje. ja, zo n hoekje. xxx jij ook een hoekje. ja, is ook een hoekje. dat hoekje hoort dit hoekje hoort hier. xxx, allebei twee hoekjes, he. ja, dat hoekje hoort daar. dat. dat hoekje. yyy. xxx die puzzel. ja? zo, hier en dat xxx hoort hier, maak je maar zo een puzzel, zo meteen, zo. zie je? die hoort daar, beneden! ja nou, die staat toch beneden, hier. die hoort hier ja, heel goed. zo. ah, nouxxx. xxx. een kantstukje, die, kantstukje. jaaa, die hoort daar. goed. das een otter. ja. ik zei toch dat is ook een otter, he. ja, dat is ook een otter, dat wist je nog. eh,, wacht even, met die xxx, wacht even met laag beginnen. kijk, deze zit los. oh ja. ja, laag beginnen doe jij maar, jij wilt de onderkant doen, he. ja. dat wil ik doen. m eh, die mag ook wel, van jou, toch. xxx, ik ga zo naar boven. ik ga naar boven. otterstuk. ook een stuk, is ook een otterstuk. oh ja, nou dan doe em er maar aan. ik mag ook wel van ik mag ook, toch. jij mag bij mij ook doen, he. tuurlijk. bij mij. anders ben je helemaal niet lief, he. ik mis een stukje. ik mis geen een stuk. deze, zo, dat is de bovenkant. mag e, meehelpen met deze. ja, maar het gaat hartstikke goed bij jou. volgens mij. ja, kijk maar, gaat heel erg goed. xxx. doe dit, ga maar hier naar. ik ga naar boven. ben je al daarin, of nog niet? ja, doe k alvast daarin. ja,. die moet ook een beetje naar boven. schiet al op. mag ik ook e uh hier, die is leuk. xxx. xxx, jij weet nog niet a, jij hebt deze puzzel nog geen een keer gedaan, he. nee, maar jij wel, he. ja. dus jij weet het allemaal al. ik heb em al tien keer gedaan. tien keer! zo, dat is een hoop keer. nog meer dan tien keer! ja. honderd keer! ja. veel, he. nou, zeg dat wel. nou de binnenkant. ja, nou de binnenkant. even die stukjes allemaal pakken, erbij. nee, dat is veel meer dan de buitenkant, he, toch. ja, zeker. zo. yyy. eerst eerst xxx hierin en dan an, en dan weer hier en dan weer hier en dan weer hier. ja. ja, kijk hier heb ik al een stukje. zo, die xxx is al bijna klaar. wat zijn wij goed he, weer, Saar. ja. jij weet nog niet alles, he.
nee, ik weet nog niet alles, nee. de otter is klaar. zie je? ik weet wel alles, he. ja, jij weet al een heleboel. de oog, oh daar. de oog, de oog xxx. hier,. dit xxx rijtje hebben af, dan moet je hier. ja. als dat hebben we een rijtje af. als we dat rijtje afhebben. hier, he. oh, doe gewoon straks zo zo gewoon zo. ik doe gewoon zo, he. ja. zo kunnen we dan ook zo, doe jij ook, he. zo bedoel ik, ook helemaal zo de binnenkant ook, he. zo, zo. ik ben hier goed in, he. zo, jij bent er heel goed in zeg. dat gaat in. , jij kan het ook, he. ik kan het ook wel, ja. straks gaan we nog een puzzeltje doen, he, of een spelletje. ja. oh ja, dit is het gezicht van de uil. xxx. xxx doe daar, ja, oh je hebt gelijk, ja. en de uil is ook af. en de vos is af. nee! ja, dit is een konijntje, zit op zn rug xxx. het gezicht van het konijntje, hoofdje. aha hier. aha, ja. t gaat steeds sneller zeg. je mag ook meehelpen nog. ja. daar! oh daar, ja, je hebt gelijk. ik zat te kijken naar een hoekje xxx. ja, ik be ik ik wijs al elke keer voor jou aan he, als je niet weet, he. ja. ik weet al heel erg nou? oh ja, oh de eekhoorn is dat, ja. ja, daar moet die. je kan het nog beter dan ik. oh die xxx. jij mag ook twee stukjes. jij mag. oh, hier ook nog een stukje, het oor van het konijn. een leuke, he, hij is af. moet wel even zo weer doen. oh, wat een mooie, ik wil em eerst even bekijken. we hebben em nou helemaal kijk die, dat hoekje, dat kan je hier niet zien. zie je? dat hoekje, dat zijn bomen. en het oor van het konijn, dat staat hier ook niet op. nee. uit dit hoekje, met die bomen, zie je hier ook niet op. de plaat. dan kan je toch wel hier zetten, he. xxx. die kan ik hier ook zetten dat puzzel, kan ik hier ook zetten. ja. dat moet klein puzzelstukje. xxx. ja, xxx. kan ook xxx? ja. ik kan het ook zo doen. kan ook zo doen, zo. zo, zo. zo xxx als je zo doet, zo kijk, zo xxx maken wel xxx. goed? en dan doe je ik doe nog eentje. goed? en xxx zo,. vergeten de datum te zeggen. het is vandaag zevenentwintig december negentiendrieennegentig. ja? xxx moest ik dat, toen xxx vandaag niet doen. nee, je mag zeggen wanneer papa jarig is. morgen. en morgen is het de hoeveelste? achtentwintig december. jaaa. en hoe oud ben jij Sarah? yyy. yyy. xxx. weet niet xxx. twee mei. ja, twee mei. duurt dat nog lang? he. duurt dat nog lang? ja. nog wel honderd dagen misschien. niet, honderd dagen is geweest.
oh, zestig dagen dan. ja. yyy. yyy. ehmmmm, kikker. yyy. kikker, kikker, ja. yyy. xxx ander spelletje gaan doen. we moeten papaas kadootjes ook nog inpakken, he. jij xxx. Peter komt ons op ophalen. nu en Peter is te laat! nee, die komt pas om half vijf. nee, het is al half vijf. stomme Peter! stomme kast. heb je netjes xxx de kast opgeruimd. puzzels xxx. xxx. stomme puzzels! xxx. dat kan xxx. zo. zal ik daar xxx. zal ik jou xxx erbij denken, of niet? ja. zullen we die even inpakken? ja. moet jij een schaar pakken ook. ja. oh, er ligt op tafel ook nog een schaar en plakband. oh, waar ligt de schaar? waar ligt de schaar? hier. ik ga nee, nog niet gaan knippen, ik wil knippen! okee, jij mag knippen. jij jij mag allebei plakkeband dr op doe doen, he. okee, dan doe ik de plakband derop. geef mij eens de schaar, ik heb de schaar even nodig. ik heb eerst de schaar nodig. tot hoe? toe hoe? nog iets verder. maar wel recht knippen, he. tot hier, ja daar. ja, zo is het groot zat xxx. oh xxx deze kant xxx. heel goed. ahah, voorzichtig knippen, niet scheuren. xxx. ja, beetje gescheurd, beetje xxx beetje ruimte xxx nog, ja. zal ik em even nog bijknippen. ik heb geen goeie schaar hier. jullie schaar, he, is wel een goeie schaar. mijn schaar, toch. zo. ikke, xxx. xxx. anders kan die wil je xxx? jaaa. nee, ik wil dat doen. jij mag dat doen. ik plakken en jij ook. xxx. , eerst zo, kijk es zo, die erover heen. zo. zullen we eerst hier een plakkertje aan doen, dat is makkelijker. wacht maar even. doe ik even. ja. kijk es. jij doet ook, jij doet Saar. eh eh eh! ik hou em wel even vast en jij plakt em erop. en jij doet dit ook zo doen, he. nee, hier op. jij houdt em zo vast. okee. zal ik nog een plakkertje pakken. zo. heel goed, Saar, gaat dat. zullen we voor de zekerheid nog hier eentje ook nog doen? ja, anders kan ie het hier zien, he. hier hier nog eentje, zo. nou gaan we de zijkanten doen. ja? das xxx gemakkelijker, ga ik de zijkanten vouwen, zo. zie je? ja, hou maar vast. mag je strakjes jouw zijkant vouwen. hier plakken. ja, daar nog een. plakken. ja, daar. yyy. nou, vouwen Saar, vouwen. zo? ja, goed, overtrekken, strak trekken, zo. zo. hier een plakkertje. doen we hier even over die scheur. ja, doe maar over die scheur heen. zo. anders kan ie het hier aan de zijkant aan die kant en aan die kant. anders kan ie het nog zien, he. oh, heel goed. andere kant nog. hier. jaaa. zo, nou, is toch een mooi pak! xxx mooi papier. eigenlijk is dit hier wel een beetje gescheurd. ja. xxx gelukkig niet allemaal, he, van die. oh, vergeten je tekening erbij te doen.
dan moeten we die even apart doen, he. nee, opplakken! erop plakken. dat is een beetje zonde. ja, met een elastiekje erom heen. ja. zal ik een elastiekje halen, want als we em opplakken is het een beetje zonde want dan xxx deze mooie tekening, he. xxx Peter, xxx Sarah achterop, dat doe je nou nog even. ja. Saar. dat heb je nog xxx. xxx. niet xxx. dan doen we die zooo. dat doe ik! oh, jij doet dat. dan doe ik dit even naar Laura, ja, of die even over haar spul doen. xxx, ja? stomme elastiek. stomme elastiek. stomme elastiek. wacht even. xxx, hou jij dit ding vast. oh, ik hou dat vast, doe jij het elastiek erom. nou, pak dan. zo, ik hou dat vast, zo. oh, ja. zo, dat is een mooie. yyy. okee, nou gaan we even hier weer op, zo. en deze, die, wat is dat nou weer? he. nou. yyy. daar mag ie wel uitpakken als ie wil, he. ja. yyy. en nou ga ik vandaag zien hoe hij hoe hij heel heel snel vroeg in naar de kamer toe gaat xxx heel hard en dan wordt ie en dan gaat ie lekker naar beneden. yyy. ja. en dan zeg ik hoera hoera xxx jarig. ja. en dan dan zeg ik wat is dat nou weer voor lawaai? nou liedje, je weet wel. verjaardag. , ben ik jarig, was ik helemaal vergeten. nee! zou die dat niet vergeten zijn? nee. dat weet ik xxx. okee, xxx, Saar. zo. even koffie inschenken. xxx. kwartetten. kwartetten? ja. kijk xxx. weet je waar ik mee wil kwartetten? zo, xxx. xxx op, xxx als je een kwartet hebt. he, daarom heet het kwartet, he. ja. een kwartet betekent vier, als je vier kaarten van dezelfde soort heb hebt, dan heb je een kwartet. xxx een kwartet. ikke wil xxx. xxx. en jij, ik doe even me a zelfde kleur xxx dat hoort altijd, he. ja. ma maar eigenlijk, als als je aan je geeft, dan mag je het wel zien, he. ja. toch. grijs, grijs xxx. twee xxx. ik ook grijs. xxx. rose. nog twee bruine. xxx. wie gaat beginnen? wie gaat beginnen? eh, ik. okee. mag ik van jou van oranje het jongetje dat de berg opklimt? heb je die? jaa, mag ik jou van jou oh ja, nou mag jij. mag ik van jou zou k wel rose even in van jou. jij mag niet kijken. welke rose? welke rose heb ik? zoeken welke rose. zon schijnt de zee in. de zon schijnt zei je? in zee en heb de zon schijnt dat heb ik. oh de zon, ik wil even mag ik van jou de zon schijnt? en nou mag jij weer. mag ik van jou van oranje de emmer met het schepje? ik heb dat niet.
oh ja, als je niet meer verder kan dan moet je nee, je moet altijd weet je, je moet het spelletje echt gaan je mag net zo lang vragen tot je niet meer verder kan en dan mag je een kaart pakken. ja? want jij mag nog een keer vragen. mag ik van jou m je mag ook een kleur vragen die je niet hebt. dus je mag ook je oude kaarten terug vragen. ik wou van, lopen. blauw van lopen, nee, die heb ik niet. mag ik een stapel pakken. mag ik van jou van grijs eh, het poesje? poesje, even zien, niet kijken, he! nee, ik kijk niet. dat heb ik niet. mag jij. maar we doen toch maar geeft niks dan we geen stapel hebben. nee. pak maar. eh ik pak er een. ja, dan mag jij weer. mag ik van jou mag ik van jou? blauw dat van jou paars. paars? wat wil je van paars hebben? de winkel. de winkel. ja, maar zijn allemaal winkels. welke winkel? eerste is een bakkerswinkel, de tweede is een slagerswinkel, de derde is een melkboer, de vierde is een kruidenier, de Albert Heijn. welke wil je hebben? yyy. de bakker of de slager of de melkboer of de Albert Heijn? hier kijk, de bakker, de slager. de de bakker. wil je de bakker hebben? hier heb je de bakker, alsjeblieft. zo, de wasmachine is gelukkig afgelopen, nou, de kachel een beetje zachter. nou mag jij. nou mag ik weer, nee, je mag nog een keer, ik had de xxx. oh, mag ik van jou tot je zelfde kleur van zulke hebt! ja. aha! ik heb twee dezelfde kleuren al. mag ik van jou je mag niet kijken, Saar. yyy. ik weet niet welke welke je van de grijze hebt. van de grijze, ja, die moet je raden. oh, paard. wil je het paard hebben? okee, heb ik. en dan mag je nog een keer. mag ik van jou, nou ehm, even kijken. even kijken. m, mag ik van jou, van het circus? van het circus. de rode. ja, wel een rode eerst. oh nee. nee, van de rood het circus, van oranje het circus, nee, het circus. oh ja, heb ik wel. is ik heb rood. oh rood, nee dai die heb ik niet. nee, je hebt geen een in het rood. die ik had xxx. ik had twee, maar maar jij hebt die kleur xxx. van jou, nou, mag jij er nog een. ja, nee, je mag die hebben! houde, nou ben ik. mag ik van jou van paars de bakker? mm, krijg je de bakker weer terug! mag ik van jou van paars de melkboer? paars de melkboer, nee nee, geen paars meer, anders heb ik geen paars meer. van jou van paars de melkboer, Saar? yyy. nee, vind ik niet leuk. oh, vind ik niet leuk, vragen wat ik wil, dus, jij mag van mij ook blauw en oranje vragen als je wil.
vraag je ze straks toch weer terug. mag ik van jou van paars de kruidenier? ik heb geen paars meer. dan vraag je ze straks maar weer terug, he. nou mag jij. mag ik de bakker? de bakker van paars, zie je wel. yyy. xxx, nou. mag ik van jou mm, wat heb jij eigenlijk? ja, ik je niet vertellen. yyyy. de slager. heb ik ze weer terug gekregen. ja, maar je hebt ze nog niet allemaal terug. mag ik van jou kijk dan maar boven wat welke je nog niet hebt. de rooie. nee, oh van paars. wil je niet meer hebben van paars? nee kijk, nou ja, laat maar, ga nu maar iets eentje vragen. mag je zelf weten. mmm, heb jij van blauw de step? nee. dan mag ik van de stapel pakken. mag ik van jou van paars de bakker? nou moet je niet steeds terug vragen. ja, daar xxx moeten vragen. tuurlijk, je mag ze telkens terug vragen. xxx. mag ik van jou van paars de slager? oeps. en de bakker ook, he, dat die had je ook gevraagd, he. ja, de bakker had ik al gevraagd. de bakker. ga ik ze weer terug vragen. ik van jou van blauw eh, het jongetje op de fiets? jongetje en meisje op de fiets? niet kijken, he. nee. je keek wel. heb ik niet. helaas, de pindakaas. oe, nou heb ik em wel. nou mag jij. nou, mag ik van jou de paarse ik heb maar eentje paars. nee, maar dat geeft niet, je mag ze wel vragen. mag ik van jou de xxx de paarse? xxx die heb ik niet. yyy. mag ik van jou van eh, eh groen eh, het jongetje met de bal? die heb je nog ook. yyy. mag ik van jou van groen het meisje met het springtouw? even zoeken. die, had ik die wel eerst? dat weet ik niet, ik mag niet op jouw kaarten kijken, dus. nee. goed, dan pak ik er een. ik zou als ik jou was, zou ik gewoon blauw vragen. ja. mag ik van jou mm. de bakker? de bakker. paarse bakker. mag ik de slager? mag ik de kruidenier? nee, die heb ik niet, xxx. mag ik van jou van blauw ja? het meisje dat wandelt? bij het stoplicht. nee, met het jongetje. met het jongetje. ja, maar dat dat plaatje staat erboven. kijk dit plaatje is het, dat helemaal donker is. zie je? dat is dat plaatje. mag ik van jou van blauw welke xxx, dat jongetje op de step? even zoeken. oh, je keek. ik keek? nee, heb ik niet. oh, mag ik er een pakken. mag je weer vragen. mag ik vragen. mag ik van jou, van de kruidenier? heb ik niet, joh. probeer dan iets anders te vragen. ik heb de melkboer, maar ik heb de kruidenier niet. goed.
mag ik van jou van paars de bakker en de slager, eh, de bakker? nou, ik wil die niet terug geven elke keer! ha, mag ik van jou van paars de slager? weer terug geven. ja. moet dat van jou? ja. mag ik van jou van eh, oranje, het strand, het emmertje en het schepje? ja, die heb je! mag ik van jou van oranje bij de bomen in het bos? ik heb nou ook rood. xxx. oranje. heb ik die weer gevonden. ja. nou, oranje heb je niet meer dus. oh. goed, dan pak ik er een. ha, nou. nou mag ik. nou mag jij. mag ik van jou, van grijs de konijn? ik heb geen grijs! puppelepijs. konijn heb ik nou toch gekregen. goed zo. xxx. mag ik van jou van rood, de olifanten? heb ik niet. goed, dan vraag jij mij maar een paar. mag ik van jou nou van rood, bijvoorbeeld. oh nee, want rood heb ik niet van, he. ja, jawel, deze hier. alleen eentje. oh, je mag niet nakijken. mag ik van jou heb jij ook rood? mag ik van jou dat ze televisie film aan het kijken zijn? mag ik van jou dat eh, ze, in het circus zijn? ja, oh, wat ben jij goed. mag ik weer? ja. mag ik van jou de groene met de het jongetje met de bal? mag ik van jou met de groen dat ze aan het knikkeren zijn pakken? mag ik van jou dat ze met de gele bal zijn? gele ah, die heb ik de gele, nee. heb ik ze helemaal niet of, de gele kijken. mag ik effe op een gele kijken? mag ik even op een? die maar. okee, nou mag ik, he. of niet? nee, want deze gele pakken. moet je me een gele vragen? hier, asjeblieft. mag ik van deze xxx? nee, heb ik niet. oh nee, die zit daarop. ah, heb je die zelf, suffie. yyy. ha, das dom, pak er nog maar een. hier. mag ik van jou van geel de xxx zei ik? yyy. mag ik van jou van geel ehm, zullen dat schapen zijn? yyy. dat heb ik niet! nou, oh, ik heb em! ik pak em zo van de stapel een kwartet, ik heb een kwartet. nou, doe je best, vraag ook een kwartet. mag ik van jou, eh, drie rooie, dan wordt het vier, kwartet. mag ik van jou, ehm van rood van rood. dat is eh, de olifanten? heb ik niet. ja ik heb ik em zelf al gepakt! oh, wat goed zeg! en een kwartet want ik heb er drie. vier, bedoel je. vier jaaa! jaaa! kwartet! hier leg ik de kwartetteer tetten neer, en hier leg ik ze hier leg ik de andere neer. zo. hier leg ik de andere neer. nou,. mag ik van jou van oranje ik xxx oranje, heb geen oranje. oh, heb je geen oranje? dan pak ik er een.
okee, nou mag jij, oh weer een kwartet! zie je, ik heb ook een kwartet van blauw, twee kwartetten. mag ik van groen oh, ik heb het springtouwtje zelf! yyy. mag ik van jou dat ze aan het knippen en het plakken zijn? heb ik niet. oh, mag ik van de stapel pakken. oh, je hebt nu ook al drie bruien of zoiets, hoeveel bruine heb je nu? een, een twee drie, drie bruine heb ik al. oh ja. xxx is dit? xxx. knippen en plakken heb ik zelf nog! nou, vraag er maar een. mag ik van jou, ehm, van jou, bruin, dat ze dat aan het doen zijn? dat aan het doen zijn? die heb je zelf, kijk maar. niet waar, die had ik eerst helemaal niet. ja maar, dit dit plaatje betekent dat ze dit aan het doen zijn. dit is in de ringen, dit is gymnastieken. als dat plaatje donker is, die moet je vragen, die die heb je al. xxx. wel nog een. nee, ik heb geen bruin, dus, pak er maar een. mag ik de paars! nou, dan zal ik ze straks maar heel vlug. oh, oh, maar jij krijgt die xxx ja je hebt er al eentje heb je ook een kwartet. heb xxx. heb je kwartet? kijk xxx. twee kwartet. mag ik dan van oranje van jou, in het bos? even kijken, hoor. ja. ja? begin maar. Sabrina heeft geld in haar zak. ze koopt een ijsje bij de ijsman. ze zegt een ijsje alstublieft met drie bolletjes. ze likt het af. au. ze valt. ze moet huilen. nu is haar ijsje weg. en ze heeft maar een likje genomen. ze vind het niet leuk. ze huilt zo hard als ze kan. ja. de volgende? ja. Martijn en Yorinde gaan een een heuvel maken een toren. Martijn en Yorinde maken een beetje ruzie. Martijn wil de emmer pakken. en Yorinde wil ook de emmer. Martijn rent weg. hij heeft de emmer over. Yorinde ging achter hem &~n aan. Martijn ging vissen daarom heeft hij de emmer nodig. Yorinde moest huilen. ze vond het helemaal niet leuk. de vader van Martijn en Yorinde gingen voetballen. ze hadden een plan om te voetballen. ze gingen partijtjes maken. Yorinde schopt de bal. de hond komt opeens er aan. die heet Kluifje. Kluifje gaat achter de bal. Yorinde zegt hier heb je een kluifje Kluiffie. eet maar lekker op. Kluifje graaft het onder de grond. hij graaft en hij graaft en hij doet het in de grond. nu gaat hij bij het plekje slapen onder een boom. Tjiletji loopt op straat. ze ziet een man met heel veel ballonnen. ze zegt tegen die man mag ik een ballon? ja. zegt die man alsjeblieft je mag een ballon. ze loopt er mee. au. daar gaat de ballon in de lucht. ze moet heel hard huilen. dat vind ze niet leuk. de vader van Martijn die ging lezen op een bank. Martijn is aan het voetballen.
Martijn zei mag ik ook een stukje krant? hij scheurde hem. hij pakte het uit zijn handen. Martijn holt zo hard als die kan. de vader was heel boos. en toen had ie hem neergelegd. had ie de krant afgepakt. Martijns vader ging nu verder lezen. en Martijn ging huilen. hij vond het echt dus niet leuk. de moeder van Yorinde ging een een lezen voor Yorinde. ze vond het heel leuk. toen ging ze met een touw spelen. ze ging het oprollen. de poes ging haar. &~w &~w hij is heel gek op wol. toen opeens zag de poes een visje. hij is heel dol daar op. hij eet hem op. en toen ging die slapen. klaar. hartstikke mooi. Jan gaat naar bed. het is avond. het is al tien uur. hij zegt nog gedag tegen zun kikker. de hond snurkt in de pot. de kikker kijkt omhoog. hij lacht. hij gaat zun bed in. de kikker gaat weg. de hond slaapt op Jantje zun bed. de kikker gaat uit de pot. het is morgen. Jantje kijkt. hij denkt oh mun kikker is weg. waar is tie nou? de hond die keek ook. snel deed ie zun broek aan. hij keek in zun broek. nergens was de kikker. hij keek uit het raam. de hond had een pot over zijn hoofd. hij viel uit het raam. en het glas was kapot. Jantje was wel boos. de hond likte Jantje. Jantje kikker waar ben je? waar ben je nou? kom nou tevoorschijn. de hond snufte. de bijen kwamen op hun af. de hond ging springen. want hij &~k was bij het huisje van de bijen was tie. en Jantje riep maar steeds kikker waar ben je nou? kom nou tevoorschijn. hij keek in een gat. maar nergens was kikker. de hond ging tegen de boom aan. hij schudde de boom een beetje. de bijen gingen uit het. huisje. Jantje zei kikker kom nou tevoorschijn. waar ben je nou? toen kwam er opeens een ander dier uit het hol. hij schrikt zich rot. Jantje ging zitten in een boom. de hond die had het huisje uit de boom geschud. oh oh. Jantje viel uit de boom. de hond rende zo hard als tie kan want de bijen gingen hem. Jantje was bij een hele grote steen. hij zag een vogel die niet zo aardig was. hij was een beetje bang en boos. hij ging op een tak klimmen. maar het was geen tak. het was een hert. hij kwam op zijn hoofd terecht. de hert ging heel hard rennen. en toen viel die met zijn hond in het water. Jantje was boos. maar hij vond het toch leuk. Jantje ging kijken. hij zei tegen zun hond ssst. stil zijn. hij ging dur overheen en hij keek. hij zag twee kikkers met kinderen. en hij zei tegen zun hond zo die zijn gelukkig. en ze leefden nog lang en gelukkig. de kikkers. toen zei hij dag kikkers.
ik neem mun eigen kikker weer mee. daag. ja goed zo. heel mooi. vandaag is het drieentwintig februari eenentachtig. nee. en Kim is Tula aan het uitkleden, of ik bedoel Tula is Kim aan het uitkleden en aan het wassen. hoorde je dat nou,. wat Trudy zei? Kim? dat Kim Trudy aan het uitkleden was? hee? Kim? hoorde je dat, wat Trudy zei? ja. Kim is Trudy aan het uitkleden. xxx. die. kijk uit! kijk uit! kijk uit! nee. eventjes hee. even uit je handen leggen. dat is veel te gevaarlijk. als Trudy dat in d'r ogen krijgt. nee, kom nou. we zijn toch aan het uitkleden. snot. nou nou nou. oeh:! xxx. zo, eventjes je snotneus. &+sn snot op je xxx. snot op je. xxx. snot op je. xxx. hee. waar is de snot op je dop. zo, andere neus. zo. 0ik moet plassen. 0ik moet plassen. ah. &+i-a. &+i-a. gaan. naar dolfijnen kijken. xxx bij. &+kE: &+kE: &+kE:. &+kE:. oh, bluh. zo! slaan. zo:. zo? 0dat is nog. vuil:. 0dat is nog vuil:. wat? 0dat is nog vuil. bloed. wat? vuil bloed? ja. yyy. zo:. bloed op. je gezicht. op hier gezicht. is dat bloed:? xxx. slaap kind^je slaap. daar buiten loopt ə s^chaap. daar buiten loopt een schaap. met witte voetjes. die drinkt zijn melk zo zoetjes. slaap kindje slaap blijf nou even liggen! daar loopt een schaap. schaap. kindje schaap. daar buiten loopt sch^aap. naar buiten loopt een schaap. witte voetjes. die drinkt zijn melk zoetjes. twee, één. één, twee,. hoepsekee. zakdoek xxx. xxx. witte voetjes. drinkt. melk. zo zoetjes. xxx. xxx xxx. &+tEtEtEtEtEtEtEtEtEtə. ik heb. xxx eten. xxx. ik zeg xxx. hoepekee. kindertjes kindertjes. van het xxx. ja, ja. xxx. oeh:, boekje le^zen. nou, Kim. 0dan gaan we boekje lezen. eet maar even je boterhammetje op. nee hè? xxx. oh. boterham is. gevallen. au. wat is dat nou? knie gestoten! ah, knie gestoten! ook. nee, alleen Trudy even. 0wat ga jij doen:? xxx. mag ik ook? nee nee nee. even Trudy alleen. oh. 0je moet even goed ingesmeerd worden, want je wangen zijn heel ruw. mag ik ook een beetje? nee. heel klein beetje. nee, nee nee. wat dan:? je xxx boekje xxx. anders dan. xxx. xxx. waar zo Kim. gaan we boekje lezen? ja, jij. jij, ja. xxx hè? hm? geen xxx. zo. krom, recht. dat is nat hè? ja. hè? ik ik. ik in gestapt. ja, heb je zo in de emmer gestapt hè? stap! ja. en toen. ben jij boos. ja, toen was ik boos. dan huil ikke hè? en toen huilde jij hè? hè? hè? kom ik &+hE:: &+kEk. ik wil boekje lezen. 0dan gaan we dit boekje lezen. ja. ga jij mij het boekje vertellen, Kim? hoe heet dit meisje? Jollie. Jollie? ja. ja? en hoe heten haar poppen? Tjimmie. hè? Tjimmie. Tjimmie? en hier zijn. Tjimmie. Kim. en Thomas. Tjimmie. waar is Tjimmie en waar is Kim en waar is Thomas? wijs eens aan.
hier is Thomas en dit is. Kim. en waar is Tjimmie? en die is &+A op ə ander plaat. oh, die is op andere plaat. hier is Jimmie. Jimmie. Jimmie. ik dacht dat dat Thomas was? en dat. Jimmie. en dat is. Kim. dat. heb ik en dat heet mei^sje. xxx. ja. &+sjə. wat heeft dat meisje veel speelgoed hè Kim? wat zie je allemaal voor speelgoed? xxx. en ə. paard en nog ə paard. ja. ja. heb daar kun je mee springen, hè,. heb ik ook. heb jij ook zo'n paardje? ja? ja. en wat is dat dan? een gitaar. heb jij die ook? nee? nee. xxx geen gitaar. hij heeft blote benen. ja, hij heeft blote benen. en blote voeten, blote benen. ja, en het is ook zomer hè? mooi weer buiten. blote billen met blote piemel. heeft een meisje een piemel? ja? nee, een jongetje heeft een piemel. is dit een jongetje? ja? ja. en dit? een meisje. is dat niet hetzelfde meisje, Kim? nee? nee. wat heeft het meisje allemaal voor speelgoed hier? poppetjes. poppetjes. en wat is dat? xxx deze hè? ja. hm, gelijk jou vertellen. wat zie je daar? sst, ze slapen! xxx heel zachtjes. wat zie je hier? een huis. ja, en in dat huis wat doen de mensen daar? spelen. en wat nog meer? drinken. ja, en wat nog meer?. koffie maken. koffie maken. en wat nog meer? een koekje eten:. oh, koekje eten. en wat nog meer?. en: boterham eten. oh:! wat lekker allemaal hè? wat gaan ze nou doen? 0nou gaan ze naar de stad toe. wat is dat meisje klein geworden hè? 0ze is even klein geworden als de poppetjes. hoe kan dat nou? dat heet. Kisje. heet zij Kisje? maar ze is zo klein geworden Kim. ja, Kisje is klein geworden. en dat is Kim. en dat is. Tula. xxx. is dat Tula? ja? nee, Tula is op andere plaat. ja? waar is Tula? hier. daar, oh. het hond. xxx hond. en hier. daar ben ik ook. ja? 0daar is Tula ook heel klein geworden hè? ja. wat gaan de kindjes doen daar? 0daar gaan ze. melk drinken. oh, en wat nog meer? brood eten. oh, lekker. en daar nou? wat gaan ze daar nou doen? drinken. drinken? en dan? een. ooievaar. hm? &+ə-n. koekj^es eten. oh, goh nou, allemaal hele lekkere dingen hè Kim? xxx um. thee drinken. en wat? thee drinken? wat heb jij kouwe voeten, hee! ja. oef! moeten we daar die even warmen? xxx. nee nee. nee. nee? oh, koud. kouwe handen ook hè Kim? en ə 0wat gaat die. hond doen? heel hard lopen. ja. door de kindjes. tsja, net zo hard als de kindjes lopen hè? ja. met veel groot. tsja, een hele grote hond. en die is ook groot. ja, en de kindjes zijn heel klein. die is. groot. ja, zijn de kindjes ook groot? ja? ja. ik dacht dat ze heel klein geworden waren? kijk maar eens.
zijn ze hier klein of groot? groot. goh. en wat zie je nog meer gebeuren? poepen. moet je poepen? echt waar? nee nee! oh. eerst xxx. moe moet je poepen, Kim? eerst lez^en. eerst lezen. wat zie je nog meer hier op het plaatje? bloemen. ja. korenbloemen hè? huh? korenbloemen. en wat zie je hier? maan. heu? dit is maar een blaadje, Kim. ja. wat zijn de kindjes hier aan het doen?. buiken. duiken. zij aan het buiken? wat is dat nou? koppetje duikelen. oh, koppetje duikelen. of haasje over aan het springen. haasje over. aan het springen. ja, en. de haasjes springen gauw weg hè? huh? die vinden dat helemaal niet leuk dat er kinderen komen spelen vlakbij bij die hazenholletjes. nee. hè? zie je wel. haasje kijkt heel bang. gauw weg wezen. ja. en net als ik. ik ben ook bang. ben jij ook bang? ja? waarvoor ben jij bang? voor de uil. ben jij bang voor de uil? ja? waarom? omdat niet leuk vind. vind je de uil niet leuk? oh, Trudy vindt de uil heel leuk. ik gaat. heel hard weglopen. ik ben bang. ja? ben jij bang. voor de uil? ja. xxx. 0het is toch een hele mooie uil? &+nda. &+ən. &+ə. haasje. vindt niet leuk. nee, maar haasje is niet bang, hoor. het haasje schrikt alleen als. d'r mensen komen. ja. dan loopt ie heel hard weg. ja. sja. dan wil die niet. kijken. nee. als. mensen komen. dan vinden haas. dat niet hee, kijk eens! tsja, wat is die nou aan het doen? hij gaat. &+mb. duiken in het water. ja, en wat wou je net zeggen? als de mensen komen, dan gaan de haasjes ja. wat gaan ze dan? dan gaan ze. duikelen. oh. en dat vinden. kon vindt de. haasje niet leuk. nee, 0dat vinden haasjes niet leuk. nee. wat doet die daar? zwemmen. sja. die duikt met zijn koppie onder water hè? huh? en de kindjes zwemmen zo tussen de eendjes door. ja. hee, kijk. ik vind eend ə meer. nee. en daar? nou zijn ze groot. nou zijn ze groot, ja? ja. 0nou hebben ze schoenen gevonden hè Kim? 0dan gaan ze. van de schoenen een bootje maken. ja. en hij? wat is dat? hij wil xxx. wat is die “hij”. hij wil hem opeten. nee, hij staat zijn veren schoon te maken. maar wie is dat? ooievaar. een ooievaar. ooievaar lepelaar hè? ja. kijk, hij krabt zichzelf met zijn snavel. ja. nee:. ə worden ze groot. tsja, nou worden ze ineens weer groot. wat zijn ze aan het doen de kindjes? vuur maken. ja, om het warm te krijgen hè? hier is gloef. groen. ja. ja. en. nu. de. kijk, wat zijn ze nou aan het doen? waar zijn ze terecht gekomen, Kim? xxx hier. in. ja. bij wie zijn ze terecht gekomen? hij wil koffie. ja, maar hoe heet dit beestje? een konijn. ja, 0daar zijn ze bij de konijnen in een hol hè? ja.
dat is een mooi holletje hè Kim? ja. en hier? waar zijn ze hier? 0daar zijn ze in ə holletje. ja. 0waar zijn ze nou? en wie is dat? zijn. Kla^s^Vaak. dat is KlaasVaak hè? KlaasVaak. die strooit ook zand in jouw oogjes hè? ə ook in jou. ja, en dan gaan we allebei slapen. ja. en en nou komt. Kim niet. hè? zo direct komt ie. ja. 0dan komt ie ook zand in jou oogjes strooien. xxx. 0ik vind niet leuk. nee, want dan moet je gaan slapen hè? ja. hij komt niet. nee. nee. hè? nee hè? 0dat zijn papegaaien. zijn dat papegaaien, ja? volgens mij zijn dat kraaien. nee, 0dat zijn papegaaien. mja? boze. oh, zijn het boze papegaaien. boze papegaa^ien. kijk eens. en waar lopen ze nou naar toe? kijk eens. tsja, dat is wel een hele grote koe hè? vergeleken bij de kindjes. nee, die heeft. zo valt. wat heb &+ə-əm. hebt. een slang. ook gedaan. wat hebben ze? 0dat kan niet. wat kan niet? kan die niet slang. over koe doen. waar is de slang dan? hier:. oh, is dat de slang? ja. of is dat de staart van de koe? ja. ja, de koeienstaart. maar omdat de kindjes zo klein zijn geworden, is de koe zo groot. 0dan heeft ie ook zulke grote uiers. ja. en is zijn staart ook zo groot. dat lijkt net een slang. ə mag. niet die. geitje. ə mag. die geit, hee? ja, 0dat zal ik zo voor je pakken. pakken. oh, kijk eens. nou gaan ze terug naar huis hè? wat zie je allemaal? paarden. ja, en wat nog meer? wat zijn dit? emmers. ja, melkemmers hè? ja. en wie zie je daar nog meer op staan? huis. ja. en wat nog meer? kijk eens. ,. kindjes. ja. nog meer huis. xxx. ja, kijk daar lopen ze nog hè? ja. en nou wordt het meisje ineens veel groter. zie je dat? ja. 0dan gaat ze groeien. kijk, en hier ligt ze in bed. daar is ze weer heel groot geworden. met de kleine poppetjes. nou gaan ze. 'ruit. tsja, dan krijgen ze lekker ontbijt van moeder. ja. kijk eens. nou is het meisje weer heel groot hè? de poppetjes zijn klein. ja. zo klein is zij ook geweest hè? in dat hol. ik dat heeft ze allemaal gedroomd hè Kim? ik ben ook zo klein gisteren. ja:. hè? ja. ə kon ik zo goed. heel kruipen. jij bent. ook een baby'tje geweest. ja. kan ik goed kruipen. kun je dan goed kruipen? die baby'tjes. hm. nu niet. nu niet, nee?. mag ik die geit? ja. geit. xxx xxx geit geit. ja:. hij heeft. alsjeblieft. heeft ook een uier? ja, wil jij nog een beetje melk drinken, Kim? ja. ja? tanden poetsen. ja, ook nog tanden poetsen. kalk. wil je nog een beetje, ja? en kalk. pilletje. en pilletje. ə hoestdrank. en hoestdrank. ik heb. gehuild. en moet je ook nog poepen? nee.
hoef jij echt niet meer te poepen? xxx. hee, Kim enne. hoef je huh? wil je nog die melk opdrinken? ja. ja. daar. xxx. daar staat ie. huh? Ivo. Ivo. Ivo. Ivo! wie is Ivo? Ivo van Hummeltje. Ivo van Hummeltje? ja, ja. wacht even. wacht even. wacht even. weg. xxx. even: stangen. e^ven sta^ngen. e^ven &+s hee, maar wie is Ivo van Hummeltje? haar. zit ie bij jou in de groep? ja? ja. zul je nou niet meer krabben? je maakt zo'n lelijke xxx, hee. &+mə. ja. nou, drink nog maar eventjes je melk op. ik hoef. niet meer. 0ik hoef niet meer. hoef jij niet meer? nee. nee. is de mijn boterha^m. nog? nee, die heb je al opgegeten. nou gaan we tandjes poetsen. oh. oh, 0ik heb al gedaan. wat heb je al gedaan? 0ik heb ook. tanden gepoetst. heb je al je tanden gepoetst? oh, nee. oh, nee. ik zeg “oh, nee”. ja, kom eens. hapje, Kim. hee, doe eens aan! ə vind nog ə beentje op. oh, nog een beetje op. zo. mag ik? mag ik? mag ik? mag ik? &+ooo. xxx. zo, Kim, hapje. voorzichtig, hoor. niet tegen Trudy aanstoten, want daar komt ie. zo. zit. nog. beet komt beetje. aan. zo. nou, lekker hè? nou gaan we tanden. poetsen. nou gaan 0we. tanden poetsen en een pilletje 0dat heb ik nog niet gehad. pilletje heb ik nog. niet gehad. heb jij nog geen pilletje gehad? nee:. morgen krijg je die hè Kim? nog een pil. ook. zo. au. zo. xxx. xxx tandjes poetsen. poets. je. nog. xxx. zo. spugen. en een beetje drinken, kleine Kim. en een beetje drinken drinken, kleine Kim. kleine Kim die gaat wat drinken. en nou het bed in. ik ga die xxx. nog eventjes een beetje creme op je lip smeren. kom even. even nog uitsmeren. zo. ik ik &+ek &+kekek &+kike. ik heb deze stuk. gemaakt. ja, die heb jij stuk gemaakt hè? ja. die zal ik mee naar boven nemen. om te maken. zo. kom maar. ikke. dankjewel. moet ik weer gooien? oeh. zo zitten, he. gooi maar met de bal. is die. wat die? die. wat die? gooien? ja. nou? moet ik weer gooien? ja. waar moet ik naar toe gooien? waar moet ik hem gooien, de bal? oeh. waar is pappa nou naar toe? waar is pappa naar toe? ə pappa nə toe? waar is pappa naar toe? waar is tie naar toe? ik ga spelen. ga je spelen? wat ga je spelen? oeh. is vrastauto. is vrachtauto, ja. is wel een mooie auto. oeh. boem. mooie siets. mooie lego auto, he. nee. nee? moet maken auto. o, ga je auto maken? ja. so. en die maken. moet je die wip ook nog doen, ja. ja. dese moet boseop. die ook bovenop ja. oeh oeh. ook boseop. oeh. oeh. ja. nee. niet. pop moet boseop. moeten die niet bovenop? moet die dr bovenop? en boseop. boem. yyy. dat ging niet goed, he. en boseop.
oeh. o, wat een mooi, uh, zonnetje is dat. een mooi koppie heeft ie, he. die? is fa mij. is dat van jou allemaal? zo. , boem. o! en die. en daarna die. o! is aan bouwen. mag wel. oeh. is soot. die. aah! wat een mooie hoge toren! wat een mooie hoge toren! mooie toren, he. straks valt. nu moet nog maken, he. ga je nog hoger maken? valt ie niet? he. nee. goh. isse maken. die maken. zet hier maar in. goh. hier op tafel. ja. op tafel liggen dr ook nog. hij is bijna net zo groot als jou, de toren. een mooie lego toren. oeh, voorzichtig hoor. ja! hij is net zo groot. kijk eens, Laura. hij is net zo groot als Laura. kijk maar. zie je? zo groot. bijna net zo groot als Laura, de toren. een bouwen. so een bouwen. wat ga je nou weer bouwen nog? wat moet er dan bovenop? nog? die. die bouwen. moet eerst dees. dan nos. kom maar. so boos. en dees nos. dese boo. dese boo. oeh, ik denk niet dat dat gaat. niet. nee. weet je hoe, welke je nog op kunt doen? deze. zie je? die so dr op. oeh. daar. oeh. ja! nou is tie op zijn allerhoogst. ja. ach o. mooi. nou is tie groot, he. so maken. oeps. so. nou is tie groter dan jij bent. nu is tie nog groter. kan die dr nog bovenop, of niet? en die? xxx? mooi, he. en so sits. ga je ook zitten? samen zitten kijken naar de toren. he. ja, leuk, he. mooi, he. boem. brr. en ga je hem nou omgooien? wat zullen we dr nou mee doen? met zo n hoge toren? ikga scheppen xxx doen. daar? dit xxx sjep. schep. xxx. ja, wat ga je met de schep doen? oeh. boem, ja. ja? nee, niet op de grond, krassen. die. op de tafel? nee, die, de hark is om in het zand mee te spelen. ja. het regent buiten. kijk. ga maar kijken. kijk maar door het raam. je kan toch kijken. door het gordijn. ik buiten p spelen. buiten spelen? nee. het regent. moet een hoed maken. kwil een hoed. ga je hoed maken? ha, mooie hoed. een emmer op je hoofd. mooie hoed. xxx. hoed op. mamma. ik ben je mamma, hoor. zo. nou, ik heb nou ook mooie hoed op. he. ik moet hoed op. ik ook moet hoed op. heb je ook een hoed op? o ja. alle twee een hoed op. nee. die heb niet op. nee. wil jij deze nemen? neem jij die maar. neemt mamma deze. ik moet hoed op. ja, voorzichtig hoor. xxx. nee, dat gaat niet zo, he. zo. o. viel de toren. de emmer viel er tegen. moet bouwen? moet bouwen. ga je weer bouwen? ja. xxx daar. ik ga bouwen. ga maar bouwen. uh. moet bij. moet bouwen. ja. wat is dit? nee. o. so bouwen.
ik vroeg alleen wat het was. nee. haren kammen. je haren kammen. je haar kammen. zo. mamma kammen. ja, ik ga ook mijn haar kammen. zo. ook mijn haar gekamd. moet jij die maken. oeh. oeh, voorzichtig, viel bijna om. zag je dat? o. ə bouwen. wou je weer overnieuw. mag je weer overnieuw beginnen. oeh. jee moet bij sitte, hoor. kom bij sitte. moet ik erbij zitten? ik kom er wel bij zitten, ja. ik kom er weer bij zitten. o, voorzichtig. beetje voorzichtig met je moeder. gaan we hem hier op zetten? zo, gaat beter. deur maken ook. je wil alleen maar hoge torens bouwen, he. hoge torens. oeh. nou, daar in de kast liggen ook nog. een bouwen. en die. bouwen. denk je dat het nog gaat, dr boven op? moet ik dat doen? poppetje is helemaal verdwenen. dit is. ja, ik weet ook niet waar die anders moet. dat gaat niet. kan alleen maar zo. of onderop. misschien. nee, gaat niet. nee. moet boseop. bovenop. ja, goed. zo. die maak. ja, pak hem maar. die kan dr ook nog wel bovenop. daar. achter de emmer. daar sies. die. ja. sies doet. op. zo, nou is het weer weer klaar. zullen zullen we nou iets anders doen? een liedje zingen. wil je een liedje zingen? poesje mauw? poesje mauw. nee? slaaplied. slaapliedje. o. aah. ja nou. wil je niet zingen? nee. o. poesje mauw. poesje nee! o! mooie! mooie jurk, he, heeft mamma gekocht. jurk. ik moet vanavond naar een feestje, dus. een jurk gekocht. ja. oeh, ga je verstoppen onder de jurk. he. niet trekken dr aan, zeg. doe maar niet. hoef niet. hij is nu nog mooi, dus. so open? moet ik em open doen, de doos? de bus. o, wat zitten daar in? kijk eens. wat zit daar in? wat is dat, wat daar in zit? wat zit dr in? lettertjes. ja. ja, lettertjes. oeh. xxx die? ik wou hem even opzij zetten. is gevallen. ik wou gewoon even opzij zetten, maar toen viel de hele toren om. zo. staat ie weer, he. moet weg. moet die weg. moet hierin. zo. he Laura. o, mamma die maakt er een puinhoop van. ik wil die maken. ik wil die maken. zo zo. ja, zetten we hem even opzij. zo. kan die niet meer omvallen. dan zetten we hem daar neer bij de stoel. zo. maken. wat ga je maken? Laura, wat ben je aan het doen? wat ben je aan het maken? koekje. ben je iets lekkers aan het maken? op. is op, ja. en dese. en die. en dese. die. oeh. maken. soep. so roeren. krijg ik niks? nee. krijgt mamma niks? he, krijg ik niks? soep. soep, ja. zou ik ook denken. een beetje soep lust ik wel. geef maar. pappa soep bij. he. pappa soep. pappa. schenk voor pappa ook maar alvast maar in. die komt wel straks. ook soep bij. ikwil soep bij. en zo. zo. ah lekker, dank je wel.
mmm, wat een lekkere soep. dit moet so. so. so. mmm. mmm. mmm. op. ha, ben je aan het eten? yyy. ik hoor het. ikwil soep. ben je soep aan het eten? o. op. op. nog meer maken soep, he. ja, maak nog maar een beetje soep. dank je wel. sss. sss. dit. dit. dit. ja. daar. blaas. so niet. niet ə soep. dese soep niet meer. wil je soep? wil je soep? ja? ja? ja, ik lust nog wel een beetje soep. dees. dat is een mooie toren, he, ja. ook soep? ja ik lust wel een beetje soep. dese so de hoed. dat is een hoed, ja. mooie hoed zet jij op. een hoed. daar zat eerst de soep in, in die hoed. maar nou, zet je hem op je hoofd. en op mammaas hoofd. is een koek. koek. een koek is ook lekker, ja. so. mijna op. isse mijna op. is het bijna op? ja. hebben we veel gegeten, zeg. dank je wel! een koekje. mmm, lekker koekje zeg. so. heerlijk. isse koek. isse koek eej. ja. een koek eej. een koek eej. koek. ik wil koek met Ejie. ik wil koek eej. koekje. een koek. jij koek? ja. mama ook koekje. koek? ja? ja, dank je. koekjes. lekker hoor. of niet? nu eten. xxx koken. eten ga ik koken. o, ga je eten koken? ja. o, zeg je dat? ik ga eten koken. nu eten koken. lust je eten nu? ja? wat zeg je? wat vraag je? nu eten? ja, ik lust nog wel een beetje eten. mmm. lekker, dank je wel. mmm. lekker, dank je wel. so nog maken. ja, ik lust ook wel een beetje. nee! krijg ik niet meer? nee. waarom niet? de koek op, he. is het op? koek op. ja, de koek is op, ja. ja. ja. koek op. ja. en toen? ook koek? ja? ja, ik lust nog wel een beetje koek. nee. nee? wat nee? niet koek. op ə nek. wat nee? op ə nek. op mijn nek. o. ga je nou op mijn nek zetten. oeps. o, en op mijn hoofd, he. een koek, ja? ja. xxx. ik ga eten koken. oh, ga je eten koken op het fornuis? nu zie ik dat je een fornuis gebouwd hebt, en daar ben je eten op aan het koken. nou. kook nog maar wat. wat ben je aan het koken? wat ben je aan het koken? eten koken. o, eten koken. even roeren met de lepel. he. ga roeren maar in de pan, ja. met lepel. wat zeg je. ? isse eten koken. ja. eten koken. sien. wil je dat zien? oh, was een klein stokje alleen. ik zal straks wel stofzuigen. ja. ja. hetis nu heet. is het nog niet klaar? is het heet? wat zeg je? niet klaar. het is niet klaar nee. xxx, he. wat zeg je? niet klaar. niet klaar, nee. ah, koek. ah, koekje, he. wat koek? is dat koek? ja.
nou, volgens mij is dit gewoon uh gewone aardappeltjes zijn dat. he. zijn het geen aardappeltjes? ja. ja, het zijn aardappeltjes. ook. zullen we een liedje zingen? ja. wat voor een liedje? xxx. poesje mauw. slaapliets. nou,. nee. toesje mauw. ja. smullen wij. kom je weer hier in de kamer zitten een beetje? kom je in de kamer? je zit nou half in de keuken. kom in de kamer zitten. kom maar. kom je hier zitten? kom je? kom je hier? kom je hier zitten? ga maar een liedje zingen. kom maar. neem dat maar mee, ja. zullen we nog een keer poesje mauw zingen? yyy. je gaat op je knien lopen. moet je niet doen, joh, dan wordt je broek helemaal die wordt helemaal kaal. zo ja. zo. se xxx. erg enthousiast is het niet. en in de maneschijn? nee, nee, wil je niet zingen. ? , een rammelaar. nee. nee? is geen rammelaar? nee. wat dan? is zaap. een zaap. een zaap? nou, maakt wel een herrie jij, hoor. daar gaan sitte. mamma moet sitte. moet ik gaan zitten? mag ik ook even in een stoel gaan zitten, of niet? het is koud, he. o, wat is het koud. sitte. bij sitte. moet mamma blijven zitten? yyy. sə moe. ja, ik ben een beetje moe ja. dat klopt. xxx. oeps. strakjes nə bed. wat zeg je nu? zo nə bed. zo nə bed. niet? nee. niet dat? Nienke heeft een beeje. Nienke heeft een baby, ja. ja. gaan we de volgende week weer even naar kijken, naar de baby. ja? ja. goed zo. een beeje, he. een beeja, he. ja. Nienke heeft een baby. ja. he. jee moet roewe. ja, ga maar roeren. xxx die. een buik. een dikke buik. wat buik? wat dikke buik? ga je op mijn buik liggen? oei. en toen? , en toen? he. nou, kom maar op mijn buik liggen. au. dat doet zeer. ja ja. au. dit is mijn buik. o, boem. viel je? yyy. yyy. au au. ja ja. zachtjes, beetje zachtjes. ik lach wel, maar au. ikke maken. wat ga je maken? wat ga je doen? kijken. wat kijken? o, xxx toch maar weer. poe. je wil hem om laten vallen. ik zie het. als je hem blaast valt die om. is xxx. ik kan wel. moet dees op. sə een auto nou? waar is de auto nou? daar is de auto. xxx. niet? dit kan dr wel aan hangen, hoor. zo, ja. zie je? ga je met de auto rijden? en mamma moet sitte. wat? door zitten? ik mag wel hier blijven zitten, he. ik ga wel zo een dikke trui aan doen. baar ben je sitte? daar sitte! daar zitten. mag ik niet even een stoel gaan zitten? het is koud op de grond. en we hebben geen kleed op de grond. baa sitte. dese. baa sitte. daar zitten? ja. moet ik daar zitten? ik wou even daar zitten.
mag ik daar even zitten? bij de toren ga ik zitten, ja? goed, ga ik hier even zitten. he, hier zit ik veel lekkerder. we kunnen de kachel wel aandoen, zo koud is het. ik wil daar sitte. ja. o! een bal. dese maken. dese xxx nog. so. zo, ja. is fan mij. oeh. zo. die xxx. yyy. zo. en die maken, he. ja. die maken. ja, gaan we die maar eens maken, ja. xxx. o. o. boem. ja? boemə. tosje boem. boem. boem. wat gebeurt er dan? met het kopje? ha. boem. ja, wat is boem? die een boem was. ja, wat is een boem? boem. boem? ja. ja. tosje boem. ja,, wat is dat, met boem? tosje ə boem. wat is ter, met boem? tosje een boem. wat is er, met boem? tosje boem. ja, het kopje boem ja. dat snap ik. ə pakken tosj. moet ik het pakken? ja. het is gevallen. moet je zeggen het kopje valt. het kopje valt. boem. pakken mamma pakken. moet ik doen? ja. wat moet ik doen? bukken? oprapen? ja. schoonmaken? nee. nee? oprapen? maar er ligt ook een plens koffie op de grond, dus. zo, gaan we het even oppakken. en schoonmaken maar even, he. lijkt me toch wel mooier. zo. zo. nu wordt het weer schoon. Laura, doe dat ding eens uit je mond. mag niet in je mond stoppen. he. doe eens uit je mond. nee, vind ik niet leuk. doe eens uit je mond. ja, goed zo. want anders stik je dr in. ik “stik”, hoor. ja, dan stik je dr in. kak stik je. ja. stikken. ja, dan stik je er in. daar sit een ding. ja, er zit een dingetje in, ja. dese ikke. ja. dese ikke. oh, die is van jou. ja. o, deze ikke. die is van jou ja ja. maar dan mag je hem nog niet in je mond stoppen. dese is ikke. ja, die is ook van jou. wat is dat voor een i? een i is dat. nee. is dat geen i? nee. wat is dat dan? i, ja. i, ja. niet in je mond. als je slikt niet in je mond. nee, ook niet stiekem half. als je slikt dan uh slik je hem door. nee, niet doen, Laura. he. fan mij! ja, maar je mag het niet in je mond. ikwil maken, he? ja. ikwil maken. ik. ik mag niet ə mond. xxx. ja. ja. is van mij. xxx. pappa! nee. moet xxx. oeh. boem. pappa nou? xxx prinses en de koning gaan wandelen op hun vogel. door hele: grote tulpen. allemaal tulpen met gouden harten. o:! de prinses uit de tulp is precies goed voor de kleinste koning van de wereld. ze komt mee &~s naar zijn rijk. de fanfare staat al te wachten. nee, deze nog. hieperde pieperde piep hoera! hiep hiep hiep hoera! alle mensen zijn zo blij Iris. de kleinste koning viert bruiloft in de tuin. met de tulpenprinses. nou.
en de tulpenprinses is nu. de tulpenkoningin. ja:. mooi is ze, he Iris. is echt een tulpenprinses. en de kleinste koning van de wereld is nog nooit zo gelukkig geweest. dit is het kasteel van de kleinste koning van de wereld. hij staat altijd om twaalf uur op. met zijn kleine koningin. ja. ze zijn allebei gelukkig. want ze houden allebei van tulpen. en ze houden. van elkaar. kan je kijken. daar zijn ze weer. zijn ze weer. dag kleinste koning. dag kleinste koningin. dag tulpen. dan is het boekje even uit. moeten we deze weer netjes hier omheen doen. zo. dan kan het boekje niet kapot. wat een mooi boek he Iris. het is wel moeilijk vasthouden met. al dat plastic er omheen. wie is dat? prinses. prinses? dat denk ik niet. wie heeft er nou zo'n grote neu rooie neus? en zulke grote rooie wangen. en is toch maar zo groot. is die dan groot? of is die dan klein? klein! dat is de koning he Iris. &~n koning he. xxx? ja. ə koning. zeg ə ook huis. dat is het huis van de koning he. en wat gaat de koning doen? uh. in ə buiten. hij gaat naar buiten. en wat gaat ie buiten doen? gaat. werken. gaat ie werken buiten? ja. ja:. dat is wel mooi. wat voor werk gaat ie doen? in ə buiten &~tə stop bloemen. hij gaat een heleboel bloemen planten Iris. ja. maar is de koning blij? nee. nog niet. hij is niet blij he. is lief. hij is wel lief. maar hij is een beetje alleen. oh! koning. weet je wat ie nodig heeft. als koning? ook grote oog. en. mond. ja. dat is zijn wang. hier zit zijn mond. daar. daarzo:. mond. dit is zijn neus. maar wat het ook is mijn lieve schat. hij wil een prinses. dit is ə neus. hier zit zijn neus. net als bij mama die heeft hier een neus. huis. dat is ə huis. dat zijn huizen he. ja. daar is ə oog. gaat het regenen. dan wordt het nacht. hee kijk eens! dat zijn allemaal. tulpen! en die groeien op de maan. de illustraties zijn echt schitterend. ja die zijn leuk he. daar viel ik ook op. nou. in de winkel. me dunkt. prinses xxx. tja. deze ook. o ja. weet je waar die hoort. we zullen hem eventjes. hierzo. zo. zo. okee. kijk. daar heeft ie zijn prinses gevonden he. ja. de koning. en wie was dat? prinses. prinses. o:! is die:. ja. die wonen ook in het paleis. die gaan muziek maken. ho: ha hee! ook muziek. ja. o. de zon. en:. ze gaan een. bloemetje geven aan de prinses. ze gaan zeggen. “alsjeblieft prinses”. voor jou. ja. o: kijk eens. wie is dat? prinses. dat is de prinses. en dat? koning. dat is de koning. ja. ze gaan trouwen. oh:! want de koning en de prinses. die vinden elkaar heel erg. lief. die houden van elkaar. o:! ja.
daar zijn ze. ja. dag koning. dag prinses. hm:. koning prinses. ja. even openmaken. wat moet opengemaakt? o het luikje. ja. als je hem omslaat dan kan ie mooi open. kom maar. zo. xxx. dag koning. dag prinses. dan doen we het boek dicht. xxx. deze is wel erg mooi. &~mə &~a:j zitten ook &~tə &~eilə aan. o! ə prinses. dag: prinses. dag koning. laat maar zitten. dat zit goed. doe maar weer dicht. en dan schuiven we hem iets naar beneden. want zo hoort ie. kijk. zo is het klaar. mooi he. wat een mooi verhaal. kijk. prinses in. prinses in he. dat is nee. zit de koning in. koning in. dat is de kleinste koning ter wereld Iris. ja. xxx. de kleinste koning die heeft niemand om te knuffelen he. totdat ie een prinses tegenkomt. dan mag ie ook eens een keertje knuffelen. kadootje. ja. heb je het als kadootje gekregen? dit is kadootje. uhhuh. weggooi. moet het papier weggegooid? ga je dat even doen? dat moet op ə tafel. of zal mama het weggooien. terwijl ze even een kopje koffie inschenkt. nee. wil graag ə knuffel. wil baby zijn. jij wil even baby zijn. maar misschien kan je ook wel even baby zijn bij Frank. misschien vindt die het ook wel leuk om eens een keer weer een baby te hebben. ja best wel. boek. eerst even mijn neus snuiten. hooikoorts is weer zo toegeslagen. ook papiertje. ja. papieren zakdoek. ik zit alsmaar te snotteren. en dat is niet van ontroering. gisteren en eergisteren heel veel gema gras gemaaid. en toen. werd het ineens heel erg. ja. prinses kijken. erg he. zielig he. kom maar. ga jij mij vertellen wat het is? ja. wie is dat? prinses. is dat de prinses? nee he. koning. dat is de koning ja. en dit is iets heel moois ook. dat is een soort vogel. hm? die zegge stap stap. die zegt stap stap? ja. dat staat ə in. jouw haartjes ruiken heel lekker. die zijn fris gewassen he. dat kan open ja. kan ook ə uit. kan er ook helemaal uit. dat kan ook. dan kan je dat er even af leggen. en deze xxx. deze. het plastic uh is een beschermhoes. moet het weer open? er weer omheen doen? kom maar. nee. af. eraf? okee. doe maar hier. leg maar even neer dan. zo. daar is ie nog steeds de kleine koning. en hij woont in een huis. in een kasteel. kasteel. he. ja. en wat doet ie in zijn kasteel? dat lopen in &~t buiten. plantjes water geven. ja. hij geeft de plantjes water. de bolletjes om precies te zijn. de bollen. en wat doet ie dan? hij wacht. en wacht. en wacht. en dan komen er. allemaal. ja. tulpen uit. kijk eens wat een ontzettende grote tulpen. nou kan je pas goed zien hoe klein de koning is. want die tulpen die zijn ontzettend groot. kijk. en. de koning is wel blij. maar hij is niet. gelukkig.
hij. wil nog iemand erbij hebben he. wie wil ie gaan zoeken. een? o! grote oog! o wat een groot oog heeft die koning zeg. mond. en. neus. en een &~xr en en een hele. grote. rode neus. hij gaat op zoek naar een ə vogel. hij zit op een vogel ja. en hij gaat zoeken naar een prinses. kijk eens. hier regent het heel hard. maar hij is nog steeds op zoek naar een prinses. op zijn vogel. oei! wat is dat? ə maan:. de maan. en de maan heeft een. &~lax tanden. heeft tanden ja. een lachend mondje met tanden. he he he he. een lachend mondje met tanden. zo ja. zo ja. en een groot oog. en een. bont gekleurde neus. ja. o:! wie is dat? prinses. prinses. oe! die gaan dansen. ze gaan dansen. en ze gaan ook toeteren. toeteren. tuut tuut tuut tuut tuut. ze gaan heel erg vreselijk toeteren omdat ze heel blij zijn. dat is de fanfare. die gaat toeteren. met hun rode. neuzen. en grote rode monden. blazen ze op de toeter. toeter. de trompetten. trompetten. hiep hiep hoera. ə bloemetje geven. hij gaat een bloemetje geven. voor prinses. voor de prinses. aan de prinses. alsjeblieft! wat? alsjeblieft. alsjeblieft. ah: ja. en dan komt ook nog een clown. met een trommel. &~n:. en een Iris aan het zingen? hoera hoera hoera. ho. je zakt af. zo. en daar heb je ze hoor. de kleine koning. en. het prinsesje. maar. ze gaan trouwen dus de &~k prinses wordt nu een. koningin. oh:! de tulpenkoningin. en wat ziet ze er schattig uit. oh. en? is de kleine koning blij? of is ie verdrietig? verdrietig. is ie verdrietig? ja. nee. hij is juist heel blij. hij is heel gelukkig. oh:. xxx. zo kunnen ze samen naar de tulpen kijken. de koning en de koningin. o. hallo. en daar is een luikje. hallo. dicht. dicht. en het boekje gaat ook. dicht. uit. het boekje is. uit. openmaken. moet je dat. er doorheen doen? oe. nee. dat zal moeilijk gaan. dat gaat niet zo goed. dan gaat het misschien scheuren. dat is jammer. nou. ho maar. zo. doe je die er weer om? ja. o. moet &~en even open. en dan. er omheen. juist. deze. heel goed. ho! zo. klaar. klaar. leuk he? kan je ook vertellen van je verjaardag? ja. hoe was dat? taartjes eten. taartjes eten? lekker. dat is lekker ja. en. was er nog bezoek? kadootjes gegeven. jij hebt kadootjes gekregen. ook. taartjes. en ook taartjes. en van wie heb je allemaal kadootjes gekregen? en. puzzels. puzzels. daar. puzzels. ja. ik zie ze. en van wie heb je die gekregen? opa oma komt &~n bad. o. opa en oma. kwamen die bij jou op bezoek? en zeiden hartelijk. gefeliciteerd. he. en toen gingen jullie taartjes eten. leuk he verjaardag? leuk he. en zijn er ook nog kinderen komen spelen of &~n of niet? &~janə Lianne en Jeroen. Lianne en Jeroen. Lianne en Jeroen.
ja aha. is goed hoor. ja. en gingen ook taartjes eten? ja. zo. en limonade drinken. gezellig. dat was een feest. en hebben ze gezongen. voor jou? lang zal ze leven. ja. fijn. ja. lang zal ze leven in de gloria. in ə gloria. in de gloria ja. nog ə keer doen. ja hoor. kijk nog maar een keer. dat is nummer een uit de liedjestoptien. lang zal ze leven in de gloria. ja. in de nacht van zaterdag op zondag. werd ik gewekt door. reutelgeluiden uit de slaapkamer van de kinderen. ja. dus ik daar naartoe. toen ik binnenkwam was het stil. dus ik ging op het bed van Iris zitten. plotseling hoor ik uit haar bed opborrelen “Mickey jarig. Mickey kados. Max jarig. Max kados”. nou dan weet je ook weer hoe dat geregeld is. ja. zo zit de wereld in elkaar. moet ie er even af. kom maar. ik hou hem wel vast eventjes. of we leggen hem zo neer. nee. die even weg wegleggen. ja. toe maar. xxx boek. geef hem maar. dan leg ik hem hier. zo. heb jij het boek weer. xxx even moet je even mijn benen wat. meer anders neerzetten. glij je niet zo he. weer aan het begin beginnen. vertel jij maar. er was eens een prinses. er was eens een koning. &~p jij met je prinses. dat is een koning. koning. dat is een koning. ja. koning. prinses komt later pas. he. en de koning woont in een. kasteel. ja. wat is een kasteel? daar is ə kasteel. daar is een kasteel. dat is duidelijk. kasteel. een kasteel is een heel: groot huis. met heel: veel: kamers. ja. in kastelen wonen. koningen. en prinsen en. aartshertogen. maar in dit kasteel woont een koning. en de koning is heel erg klein. floep. ga je weg? o. verder kijken? en wat wat heeft de koning hier allemaal. in de tuin? &~bru &~blum bloemetjes. bloemetjes. en hoe heten die bloemetjes? tulpen. tulpen. juist. o. tulpen xxx dat. kijk maar. hier zijn de tulpen. zijn de tulpen. zijn grote tulpen. kleine tulpen. o. ja. o ja. o ja. ja. xxx kapot. zo. xxx. doe je alsof het een luier is? nee. o lieverd. is dit nou nodig? gauw. poppeluier. poppeluier maken. poppeluier maken mama. een poppeluier maken. o. maar. lieverd. dat kunnen we daar niet van doen. dat lukt net even niet. die hoort gewoon om het boekje heen. en daar was ie wel mooi ooit. zeg maar. nee nee nee nee nee nee! kom maar. geef maar aan mama. ik zal hem voor jou bewaren. ergens op een hele hoge en veilige plaats. dan mag. jij iets anders doen. is. het is geen muts. nee. het hoort om het boekje heen. hoort op ə boekje. ja. het hoort om het boekje. niet doen. niet muts. ja okee. weet je wat. ik zal aan Frank vragen of. hij mij dat boekje eens even wil aangeven.
dan zal ik het daar eens eventjes netjes omheen doen. zo. Iris. Frank is op vakantie geweest. ja. vraag eens of ie een fijne vakantie heeft gehad. vakantie gehad. ja. ik heb een uh hele fijne vakantie gehad. en weet je waar ik geweest ben? in ə ziekenhuis. in een ziekenhuis? nou dat lijkt me niet zo fijn. uh in de bergen. o! in de hele hoge bergen. hoge bergen. maar de &~b de bergen waren zo hoog dat ze de wolken er aan vast bleven hangen. en hoog in de bergen is het ook nog koud. en er lag ook nog een beetje sneeuw zelfs. en regende het ook? nee. dat gelukkig niet. dat gelukkig niet. nee. het was voor het overige gewoon mooi weer. dat is wel fijn. ja. moet zeggen dat uh dan ben jij uh op een van die zeldzame plekken geweest in Europa ja. ik geloof het ook ja als ik de verhalen hoor. blokje in. het is echt verschrikkelijk namelijk. yyy. wat heb jij daar? blokje. xxx. een Duploblokje? ga je daar een show mee doen met het Duploblokje. o. weg. dit weg. dit xxx. weg. waar niet mee eigenlijk. ja. &~n even aan doen. hij is aan hoor. hier kijken. moet je even een liedje zingen. dan zie je de lampjes. zing jij even lang_zal_ze_leven. əm: vast. xxx vasthouden? moeilijk te zien. kijk maar. o wat gaan de lampjes hard branden. oe! lang &~səsəwəwəlanə. ja:. gaat ie weer dicht. hee Iris. kan je nog meer liedjes zingen? ken jij bijvoorbeeld een liedje over een:. poesje? nee. zoiets als Poesje_mauw of zo. bijvoorbeeld. noem een willekeurig liedje. he. moet jij kijken? kijk maar. ja. ə het wonderlijke is dat je daar moet praten. en hier zie je de lampjes branden. www. mama. zal mama eens een liedje zingen Iris? ja. &~ma:əz mama! &~n:e! mama. lampje. ja. en toen was je net te laat. ha ha ha ha ha! nou kom op. kun jij nog zingen Iris? nee. o. hoe kom je erbij. even kijken nog. ja. dat uh. ontgaat ons iets. nee. het is ook zo'n. buitengewoon intrigerend. machientje. alle kinderen zijn daar helemaal weg van. Iris. heb jij verder verteld wat je gekregen hebt? behalve de puzzels. ja. want je hebt nog veel meer gekregen. oei. niet aan het draadje trekken hoor. vertel het maar. puzzels gekregen. puzzels. maar wat nog meer? en. nog. nog ə puzzel. nog een puzzel! zo:. ja. je hebt inderdaad je hebt twee puzzels gekregen. en wat nog meer Iris? kijk eens op het kastje. wat staat daar allemaal. daarzo op op het op het witte kastje. wat staat daar allemaal? ja. moeilijk he. het is eigenlijk nauwelijks te zien. is dat allemaal nieuw? dat is allemaal nieuw. zo! wat is dat allemaal? wat is dat allemaal? ja. een garage. een garage. en keukentje. een keukentje! ik wil wel even met dat keukentje spelen. mag dat? ja.
doe je mee? zullen zullen we het even pakken? zullen we het hier op het tafeltje zetten Iris? okee. kan wel. en dan moet die maar even in de vensterbank. zo. kom eens. vertellen wat er allemaal in het keukentje te zien is. telefoontje erop. xxx. een telefoon? &~ha o! ja. hallo. o het is voor jou. het is voor jou. het was voor jou. je moet even wat zeggen. wie wie is het Iris? mama. o is het mama? is het voor mama? ja. ja. mama even praten. hallo met wie spreek ik? o: is dat oma Naam. ja. wil die wel even dag zeggen tegen Iris? ja he. nou. daar komt ze. zeg maar even “dag oma Naam”. daag. nog een keer. zegt oma. daag. op. lekker ophangen. ja. hoppekee. zo. klaar. en nou nog ə Frank. en nog aan Frank. zo. daag. ja. tot ziens. zo. afgelopen. zo. nu is het tijd om te koken. nu is het tijd hoepsakee boem. daar gaat de telefoon. om te koken. zo. ga je mee een eitje bakken? doen we even het ei erin. wil jij nog een kopje koffie trouwens? graag. ja. lekkere ei. de microfoon is xxx flauwgevallen zag ik. lekker ei. op het vuur. aan doen. ho. die hangen wel een beetje in de weg zo he. niet helemaal doordacht. even heet. even roeren in de pan. ga jij maar even roeren in de pan met deze vork. zo. is het lekker? is het al klaar? ja. okee. pakken we een bord. pak maar een bordje. zo. Iris bord pakken. Iris' bordje pakken. dat kleine bordje. nou moet je nog even opscheppen. dankjewel. ja. voor wie is dat? voor mama. voor mama. o: dankjewel Iris. mm. alsjeblieft. dankjewel. en. nou jij zelf nog. zo. ik neem er ook even een vorkje bij. misschien willen jullie ook. zo. is de pan al leeg? Iris. is de pan leeg. pan leeg. goed. zet ik die even terug. vork erbij. eet smakelijk. eet smakelijk. mm! nou dat is heerlijk zeg. smullen! mm! mm! goh! dat is vlees. dat is vlees. ja. ah dankjewel. ook vlees. dankjewel. even proeven. mm! wat een heerlijk vlees! en Iris. krijgen we ook groente? ja. we krijgen ook groente. waar eens even kijken. hebben we hier niet nog een pan waar wel wat groenten in zouden kunnen zitten? zo. ook even op het vuur. zal ik even roeren? ja. roeren in de groenten. nou ja goed. wat is het? bloemkool? ja. o heerlijk. nou geef mij maar een beetje bloemkool. o. zo:. zo. &~n daar. op pannen. oe een ongeluk. daar gaat de braadpan. nou. even de bloemkool proeven. lekker. mm. vooral met zo'n. gemalen kaas er overheen. heerlijk. o. ah. ik ben wel. klaar met eten. ik denk dat ik uh. de hele handel in de afwasbak stop. ja. stoute kachel. stout. kom maar. niet? nou. dan niet. xxx. zo. hoe. aha. een tomaat. xxx. mag ik die hebben? ham hammam mjam mjam. op.
je hebt het wel weer door. ik had hem ingeslikt hoor. kijk maar. nou uh nou is ə wel telefoon. alweer telefoon? hallo zeg. wat is er nu weer? ik zit te eten ja! bel morgen maar terug. zo. hang maar op. yyy. uh oma! oma? o. ja oma? ja ik dacht dat het iemand anders was. daarom zei ik bel morgen maar terug. &~s in de kast kijken. uh de Groningse kinderboekhandel. ja. nul vijftig. honderdveertig nul negen zeven. ja. okee. daag. waar moet ie? daar. zo. o. telefoon. weer oma. slagerij Van_Kampen? nee. dat niet. dat is drie twee een. en niet drie drie een. hee! ja ik ken mijn klassieken. www. ik uh vrees dat je nu vreselijk genoeg van van die telefoon. neem jij hem maar even aan. &~fə Frank is niet meer thuis momenteel. ik ben even weg. je weet wel. van die vaders die vanaf de tafel gebaren. ik ben er niet! xxx voor mama. nee. na het eten is het eten al op? nee. nee. het is nog niet op. duidelijk. mij vorken. vork. hm:. ja. xxx. dat kan ik niet afslaan. he. wat is dit allemaal voor lekkers? is dit het toetje? nee. is dit uh nee? niet het toetje? Iris wil ook xxx. mama. ma? mama hoeft even niet meer te eten. mama heeft even genoeg gegeten. mama wil opruimen. mama is wel klaar met eten. toch wel. ja maar mama wil niet eten. toch wel. niet jawel. mama wil niet eten. niet wel. wel! mama wel eten. mama wel eten? of mama bel eten? wel. wel. helemaal verbijsterd kijkt ze me aan. ja ja ja ja. waar heb je het over joh. hee nog een pan! nou ja goed. laat ik niet alles tegelijk doen. ik ben klaar. het was heerlijk. erg lekker. nu drink nog even mijn koffie op. ja. dat hoort zo na het eten. ja. en dan uh moeten we maar even afwassen. zal ik helpen met afwassen? het is wel de vrolijke keuken he? en helpen he. het is een vrolijke keuken. ja moet ik even wat water erin doen. dat uh moet vervoerd worden denk ik in dit pannetje. zo. kan er echt water in het keukentje? zo. okee. o jee. de hele keuken wordt nat Iris. zo. we zullen even een lapje halen. en nu? even afwassen. zo. nou kan je lekker. afwassen. hier. lapje om alles weer droog te maken. zo. lekker drinken. lekker drinken. lekker drinken? nou zeg nee. bedankt. dat is afwaswater joh. deze opdrinken? ga je dat opdrinken? dat lijkt me niet zo'n goed idee Iris. dat is niet zo'n goed idee joh. dat is &~a om af te wassen. lekker drinken. zo. goedzo. zal ik het even afdrogen? ja. kom maar. die is klaar. zo. wil je drinken? of ik wil drinken? nee ik heb nog. kijk maar. klein slokje. ə klein slokje. dankjewel. nee:. zit water in. ja. er zit water in. maar dat wil ik niet. weg.
juist. op. ah:! wat zijn dat? kleine borreltjes? ja. &~enzə drinken in. er zit drinken in. ja. ah:! zo. zo. o o o. wat gebeurt er? paniek in de tent. he? zo. gaan we de boel opruimen. &~tson bah. was dat vies? ja. &~wa maar. &~opə. &~owə: slokje water. wat zeg nou? moet ə slokje water. je moet een slokje water. o. drink drink niet te veel he. zo. drinken. drinken. op. doe je dat altijd. het afwaswater drinken? dat is toch afwaswater. bah. bah wat een geknoei! o: wat een vies geknoei. kom eens hier. hier ə:. je maakt er een potje van meid. hihihihi hahahaha hohohoho. Iris. moeten we de keuken niet even opruimen? ja. telefoon weer op zijn plaats. anders kan er niemand bellen. ho. ja. jij hoeft niet om te vallen. wat is dit hier? ən bakje. een bakje. die valt om. dit om. en wat kan je daarin doen? kan water in. ja er kan water in. dat is zo. zo. en nu? niet opdrinken hoor. doe maar in de gootsteen. hier. nee. in bakje. in ə dit bakje. nog slokje! lekker drinken. jij. ik drink niet echt hoor. ən drinken. o kijk daar eens! oh! zo op. ho. voorzichtig. wat moet jij? wilde spelletjes? ja:. hoei! floep. boem zegt je kop. boem zeg je kop op de grond. wat is dat nou? waar ben je nou? yyy. oehoe! nee. je bent helemaal verstopt. nou. Iris is weg. kan ik niet meer vinden. dan ga ik maar alleen met de keuken spelen. o: pas op. denk om je koppie. heb je je hoofd gestoten Iris? ja. tjeetje. mama toe. ja. ga maar gauw naar mama toe. oei. heb je je hoofd gestoten? ja. ik dacht ik zal maar even zelf maar eventjes ergens anders gaan spelen. ja. moet in binnen blijven. o ik moet wel binnen blijven. zo. ben jij er een lekkere rommel van aan het maken Iris. ja. goedzo. dat klinkt heel erg goed. en lukt dat ook goed? ja he. o:. overal lekker een scheutje water in doen. drink ə op. hm:. ja. wij houden niet zo van van afwaswater drinken he. dat doen wij niet. oh:. ja. warm. en nu? warm. warm. mag plas. volgens mij worden ze hier warm Iris. ja. hier moet je koken. op op het kookplaatje. daar heb je hier een knop. daar kan je het regelen. dit is meer de snijplank. daar kan je een mooi tafeltje voor jezelf. dekken. ja. met een bord. en een mes. en een vork. &~m mes. dat is een vork. vork. ja. dit is ook vorkje. ja. nog een vorkje. kan er niet genoeg van hebben. lepel erbij. wat eet je met een lepel? &~plup soep. soep. ja. jammejammejamjam. jamjamjam. en wat nog meer? ook nog. vla. en yoghurt. vla. en yoghurt ook misschien. ja. toetjes. toetjes. en wat eet je met je vork. eet ə de vork. ja. dat zei ik. wat eet je daarmee? je. stukje brood he.
of niet? brood &~oməmə of doe je dat met je vingertjes meestal. of uh aardappels. aardappels. aardappels. aardappels. en uh. vlees. vlees. en wat doe je met je mes Iris? en. mes. doen we eten. ja. maar ook vooral. beetje water bij. snijden. beetje water erbij. prakken. zo. wat lekker. nu heb je er wel een lepel bij nodig. nee. ja. zo. zo veel lepel? moet meer water in doen. nog meer water erin doen. nou. mama. meer water. xxx. nee schatje. ik denk dat dat niet nodig is. dat water. nou &~wə dat is de kraan xxx. doe de kraan open. zo. klaar. klaar. uit. uit. zo. nog water bij. ja. het is een mysterieus. spelletje wat jij daar doet. dat heeft een water. dat spelletje dat heeft wel een duidelijke naam hoor. ja. knoeien. kliederen. maar ja. dat is toch wat kindjes het allerleukste vinden. ik geloof het wel he. ja. vaak wel. ik pak gordijntje. zo. wat doe je nou? water. &~ik &~maak &~gordijntje verstond ik. maar dat is misschien niet wat je bedoelde. alhoewel ik ook van kindertjes wel ken dat ze bijvoorbeeld aan het strand in het zand spelen. niet leuk vinden. zo. voor jou! als ze op een bepaalde leeftijd. voor jou hee. kan me toch voorstellen. zo van. voor jou he. voor jou:! dankjewel. oe:! maar even de lepel erbij. en water drinken. ja. dan moet je maar even die kant op kijken. dan zal ik het snel opeten. op. zag je het? ja. snel he. razendsnelle gebeurtenis. kom &~da maar eens even hier met het lapje. zo:. hee. op ə grond. dit is uhoh. ho. gemorst ook nog. hier. oei! als dat maar goed gaat. we mogen allemaal mee genieten. hier. hier is ook nog nat. zo. bah. handig zo'n uh. vloerbedekking. schoon he. zeer! ik moet zeggen. ik heb hem er dan ook echt speciaal voor neergelegd. ja. o! ongelukken. een ongeluk! en alles is. vies nat. maar gelukkig kan jij het allemaal goed schoonmaken. he Iris. nou. nou. de lap. is niet leuk. xxx. is niet leuk. is niet is is niet leuk. ze gaat weer naar buiten. www. niet knoeien. waar is de lapje. in de keuken. xxx. waar is het lapje. in de keuken? www. www. wil ook. nou ook:. nou ook. nou. vind niet &~jakjə ook. vind niet leuk. vind niet leuk:! het is echt zo. toen was het weer allemaal droog en schoon en opgeruimd. ja. Matthijs heb ik al een tijd niet en hier beginnen. ze gaat naar de ijscoboer. ja. ze koopt een ijsje. en en ze ging ergens anders naar toe. ze valt toen. en toen ging ze huilen. goed zo. doe maar dicht. ja heel goed. krijg je een andere van me. wil je die ook vertellen? ja. die begint ook hier. ze waren eens bij de strand. ze gingen een grote berg bouwen. ze gingen toen daarna ruzie maken voor een emmer. de jongen had het afgepakt.
de meisje wou het afpakken. de meisje ging weer huilen. goed zo. doe hem maar dicht. ja. en dan deze? xxx. wat zei je? en hier begint het. ja daar begint het ja. ze vragen aan zun vader of ze mogen te voetballen. en dat mocht. een meisje ging voetballen. de hond die ook voetballen. en de voetbal die &~sch die voetbal ze krijgt een een zo'n zo'n brokje bedoel ik. zo'n en toen ging tie het graven. en toen ging tie bij het boom slapen. goed zo. ja heel mooi. en deze? oh hier is weer het begin? ja. okee. een meisje wou een ballon kopen. ze kon het want ze zag de ballonnenverkoper. ze een ballon. ze ze eventjes &~na daarna weg. en toen &~v vielt ze. en toen laat ze de ballon los. en toen ze huilen. goed zo. dank je wel. alweer daar beginnen. ja ook weer daar beginnen ja heel goed. eerst ging de jongen voetballen. een meneer zat te lezen. die jongen wilde die krant afpakken. en dat deed ie ook. en daarna. rent die meneer achter hem na. en toen pakt ie het af. en toen ging die jongen huilen. ja goed zo. dit is alweer de laatste. en die begint ook weer hier. eerst waren ze in een &~b boekje aan het lezen. en toen het boekje uit was toen ging ze met de draad spelen. en toen geeft ze de draad aan de poes. en daarna geeft ze een vis. de poes eet die vis op. en daarna ging tie slapen. harstikke goed. heel mooi. ja ga maar beginnen. een jongetje heeft een kikker en een hond. ja. en zun hond kijkt in de pot van de kikker. ja. en toen ging kikker snel uit want de kindje ging slapen met de hond. en toen keek tie naar de potje en de kikker was weg. ja. en toen hij dat de raam open was. en toen was de kikker al weg. en hij deed zun schoenen aan en zun trui ook. hij kleedt zich helemaal aan. en toen ging tie op zoek. en toen likt de hond de kindje. de hond viel met die glas. en toen ging die kindje ook uit raam. en daarna likt die hond die jongen. en die jongen kikker waar ben je nou? en de hond hem na. en de hond &~ki keek in. en jongetje in een gat. en toen zag tie de kikker dur uit komen. en toen had was tie in de boom zitten klimmen. en de kikker lag op het zand. en de hond die had de laten vallen. en toen kwamen alle bijen er uit. en toen viel tie, die hond. toen kwamen uil uit die boom. en toen bijen die zat achter de hond. en toen kwamt hij achter een rots. de uil die weg. en toen zat hij op een een beest leek op een hert. zun nek. en de hert gooit hem naar beneden.
de jongen &~vlie viel toen in het water. en de hond die was nog op zun kop gevallen. en toen die joehoe kikker kom es. en toen xxx kikker &~ach achter de boomstam. en daar was tie dan weer bij zun moeder. en de moeder en de vader hadden nog veel geluk want ze hadden nog babietjes gehad. wat hadden ze gehad? babietjes. babietjes ja. en toen was het verhaaltje afgelopen. goed zo. hartstikke mooi. dat mag je vertellen bij dit plaatje. is loopt. ja. ga maar verder. ik zie de taartjes. ja. en verder? hij een ijs. ja. kun je nog meer vertellen? hij likt aan het ijsje. ja. hij laat het ijsje vallen. meisje huilt. goed zo. kun je nog meer vertellen over dit verhaaltje?. zullen we naar de volgende gaan? ja. de volgende. prima. dit is het volgende verhaaltje. hier begint het. en het gaat zo verder. vertel het maar. hun een kasteel maken. ja. en verder?. &~pa. papa gaat vissen. en wat gebeurt er nog meer? het meisje doet haar hand zo. dur voor. ja. wat kun je nog meer vertellen? ze hebben ruzie. ja. ga maar verder. het jongetje het emmertje. ja. nog meer? het meisje huilt. ja. kun je nog meer vertellen? nee. okee. dan gaan we naar het volgende. doe maar dicht. goed zo. dat is deze. vertel het maar. wat wat ze zijn in het bos. ja. en verder?. de bal rolt weg. ja. ga maar verder. hij de hond pakt de bal. ja. vertel maar verder. &~ma de hondje blaft. kun je nog meer vertellen? de hond ziet steentjes. en wat nog meer? uh hij gaat uh lekker slapen. goed zo. okee. de volgende. het gaat goed he? kijk eens. ja dank je wel. het volgende verhaaltje. begin maar daar te vertellen. ga maar zo verder. je hoeft niet te wachten. je mag gewoon doorgaan met vertellen. het meisje loopt. ja. ga maar verder. daar zijn ballonnen. ja. vertel maar verder. het meisje wilt een ballon. ja. ze lopen met de ballon. en verder? de ballon valt. zij huilt. goed zo. hartstikke goed. prima. ja. dit is de volgende. ja? in het bos. papa wilt de krant lezen. en verder? papa kijkt boos. ja. wat kun je nog? ja. uh pakt de krant af. goed zo. wat gebeurt er nog meer? het jongetje rent weg. kun je nog meer vertellen over het verhaaltje? hij is gevallen. ja. goed zo. hier is het volgende verhaaltje. ja. begin maar weer hierzo. wat zie je allemaal? mama leest boekje voor. ja. dat meisje loopt op sokken. ja. vertel maar verder. de kat heeft het rolletje touw. en wat gebeurt er nog meer? meisje heeft een lekker visje. ja. hij hapt van het visje. ja ga maar verder. het poesje gaat slapen. goed zo. slapen. prima. okee begin maar. uh het hondje kijkt naar de kikker. ja. vertel maar verder. het kindje kijkt ook naar de kikker. ja. vertel maar gewoon verder.