text
stringlengths 33
45k
| url
stringlengths 33
141
| source
stringclasses 1
value | __index_level_0__
int64 314
1.02M
|
---|---|---|---|
Opalia calyx is een slakkensoort uit de familie van de Epitoniidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 2012 door Nakayama.
Epitoniidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Opalia%20calyx
|
wikipedia
| 763,770 |
Chlaenius baeticus is een keversoort uit de familie van de loopkevers (Carabidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1837 door Rambur.
baeticus
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Chlaenius%20baeticus
|
wikipedia
| 99,853 |
Bruneixenus squamosus is een keversoort uit de familie bladsprietkevers (Scarabaeidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1992 door Howden & Storey.
Bladsprietkevers
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bruneixenus%20squamosus
|
wikipedia
| 555,481 |
Idaea libycata is een vlinder uit de familie spanners (Geometridae). De wetenschappelijke naam is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1906 door Bartel.
De soort komt voor in Europa.
libycata
Dier uit het Palearctisch gebied
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Idaea%20libycata
|
wikipedia
| 934,375 |
De Chileense keuken komt voornamelijk voort uit de combinatie van de traditionele Spaanse keuken, de Chileense inheemse Mapuche-cultuur en lokale ingrediënten, met later belangrijke invloeden uit andere Europese keukens, met name uit Duitsland, Italië en Frankrijk. De voedseltraditie en recepten in Chili staan bekend om de verscheidenheid aan smaken en ingrediënten, onder invloed van de gevarieerde geografie en klimaathuishouding van het land met een breed scala aan landbouwproducten, fruit, groenten vis en zeevruchten. Chili is een van 's werelds grootste producenten van wijn en veel Chileense recepten worden versterkt en vergezeld door lokale wijnen.
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Chileense%20keuken
|
wikipedia
| 377,199 |
The Song of Life is een Amerikaanse dramafilm uit 1922 onder regie van John M. Stahl. Destijds werd de film in Nederland uitgebracht onder de titel Levenslied.
Verhaal
Mary Tilden heeft schoon genoeg van haar kleurloze leven als vrouw van een spoorwegarbeider. Ze besluit man en kind in de steek te laten om haar geluk te beproeven in de grote stad. Doch het steedse leven is minder rooskleurig dan Mary zich had voorgesteld. Ze vindt slechts werk als vaatwasser. Jaren later maakt ze kennis met de jonge schrijver David Tilden. Mary weet dat ze haar zoon voor zich heeft, maar hij koestert zoveel wrok tegenover zijn ontaarde moeder dat ze zich niet bekend durft te maken aan David. Zijn vrouw Aline is onderwijl van plan om ervandoor te gaan met een andere man. Wanneer David dat ontdekt, schiet hij haar minnaar neer. Om haar zoon te behoeden neemt Mary de schuld op zich. Op dat ogenblik onthult ze tevens dat ze de moeder is van David. Uiteindelijk blijkt de wond toch niet dodelijk te zijn. Aline zweert haar overspelige gedachten af en David kan eindelijk vrede sluiten met zijn moeder.
Rolverdeling
|-
|||David Tilden
|-
|||Aline Tilden
|-
|||Mary Tilden
|-
|||Buurjongen
|-
|||Officier van justitie
|-
|||Richard Henderson
|-
|||Amos Tilden
|-
|||Politie-inspecteur
|-
|||Man van het hoofdbureau
|}
Externe link
Film uit 1922
Dramafilm
Amerikaanse film
Film van John M. Stahl
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/The%20Song%20of%20Life
|
wikipedia
| 134,444 |
Bagatelle (muziekstuk), kort, licht muziekstuk
Bagatelle (metrostation), metrostation in Toulouse
Parc de Bagatelle, attractiepark
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bagatelle
|
wikipedia
| 499,804 |
Coralliophila wilsoni is een slakkensoort uit de familie van de Muricidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1898 door Pritchard & Gatliff.
Muricidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Coralliophila%20wilsoni
|
wikipedia
| 47,058 |
Masoandro viettei is een vlinder uit de familie spinneruilen (Erebidae), onderfamilie donsvlinders (Lymantriinae). De wetenschappelijke naam van deze soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1977 door Griveaud.
De soort komt voor in tropisch Afrika.
Donsvlinders
Dier uit het Afrotropisch gebied
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Masoandro%20viettei
|
wikipedia
| 230,198 |
Mollia mauritiana is een mosdiertjessoort uit de familie van de Microporidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1888 door Kirkpatrick.
Microporidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Mollia%20mauritiana
|
wikipedia
| 389,392 |
Enderleina froehlichi is een steenvlieg uit de familie borstelsteenvliegen (Perlidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1996 door Ribeiro-Ferreira.
Borstelsteenvliegen
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Enderleina%20froehlichi
|
wikipedia
| 301,781 |
De slag om de Blauwbrug is een novelle geschreven door A.F.Th. van der Heijden, gepubliceerd in 1983. Het werk doet dienst als proloog voor de romancyclus De tandeloze tijd, waarvan inmiddels acht delen zijn verschenen (negen, wanneer deze proloog wordt meegeteld). In de proloog wordt de lezer voorgesteld aan het hoofdpersonage van de cyclus, Albert Egberts.
Verhaal
Het boek volgt Albert Egberts in de tijd rond zijn dertigste verjaardag, wanneer hij in Amsterdam woonachtig is. Albert dwaalt door de nachtelijke gebeurtenissen van Amsterdam, in vier verschillende episodes:
Joyriding
Passen op de plaats
De slag om de Blauwbrug
23 juli 1980
Werk van A.F.Th. van der Heijden
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/De%20slag%20om%20de%20Blauwbrug
|
wikipedia
| 525,588 |
Iphiaulax dissolutus is een insect dat behoort tot de orde vliesvleugeligen (Hymenoptera) en de familie van de schildwespen (Braconidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Cameron in 1912.
dissolutus
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Iphiaulax%20dissolutus
|
wikipedia
| 154,112 |
Archaeodictyna ulova is een spinnensoort in de taxonomische indeling van de kaardertjes (Dictynidae).
Het dier behoort tot het geslacht Archaeodictyna. De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd in 1987 door Griswold & Meikle-Griswold.
Kaardertjes
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Archaeodictyna%20ulova
|
wikipedia
| 286,497 |
Omiodes chrysampyx is een vlinder uit de familie van de Grasmotten (Crambidae). De soort is voor het eerst wetenschappelijk beschreven als Sylepta chrysampyx door Alfred Jefferis Turner in een publicatie uit 1908.
De soort komt voor in Australië (Queensland).
chrysampyx
Dier uit het Australaziatisch gebied
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Omiodes%20chrysampyx
|
wikipedia
| 223,612 |
Tenuignathia is een geslacht in de taxonomische indeling van de tandmondwormen (Gnathostomulida).
Soorten
Tenuignathia rikerae
Tenuignathia vitiensis
Tandmondwormen
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Tenuignathia
|
wikipedia
| 649,276 |
Zamarada eogenaria is een vlinder uit de familie van de spanners (Geometridae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1883 door Snellen.
eogenaria
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Zamarada%20eogenaria
|
wikipedia
| 207,438 |
Ergasilus australiensis is een eenoogkreeftjessoort uit de familie van de Ergasilidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1981 door Roubal.
Ergasilidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ergasilus%20australiensis
|
wikipedia
| 715,494 |
Asyntactus rhogaleus is een insect dat behoort tot de orde vliesvleugeligen (Hymenoptera) en de familie van de schildwespen (Braconidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Marshall in 1898.
Schildwespen
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Asyntactus%20rhogaleus
|
wikipedia
| 892,740 |
Metopius laticinctellus is een insect dat behoort tot de orde vliesvleugeligen (Hymenoptera) en de familie van de gewone sluipwespen (Ichneumonidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Horstmann & Yu in 1999.
laticinctellus
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Metopius%20laticinctellus
|
wikipedia
| 867,023 |
Bowdoin College is een Amerikaans particulier liberal arts college in het kuststadje Brunswick in de staat Maine. Er studeren een kleine 1800 studenten aan Bowdoin College, dat sinds 1971 gemengd is.
Bowdoin College is een prestigieuze school die hoog genoteerd staat in verschillende rankings. De school wordt tot de "Little Ivies" gerekend, een reeks kleine en exclusieve liberal arts colleges in het noordwesten van de Verenigde Staten. Bowdoin College staat bekend om z'n vele gerenommeerde alumni, waaronder de schrijvers Nathaniel Hawthorne en Henry Wadsworth Longfellow.
Alumni
Onderstaande personen hebben gestudeerd aan Bowdoin College, met hun jaar van afstuderen tussen haakjes:
William Fessenden (1823), politicus
Franklin Pierce (1824), president van de Verenigde Staten
Henry Wadsworth Longfellow (1825), dichter
Nathaniel Hawthorne (1825), schrijver
John P. Hale (1827), politicus
Oliver O. Howard (1850), generaal en oprichter van Howard University
Joshua Chamberlain (1852), militair
Melville Fuller (1853), opperrechter van de Verenigde Staten
Thomas Brackett Reed (1860), politicus
Robert Edwin Peary (1877), ontdekkingsreiziger
Alfred Kinsey (1916), bioloog en seksuoloog
Fred Tootell (1923), atleet en olympisch kampioen
Thomas R. Pickering (1953), ambassadeur
George Mitchell (1954), politicus en diplomaat
William Cohen (1962), politicus
Kenneth Chenault (1973), zakenman
Christopher R. Hill (1974), politicus en diplomaat
Geoffrey Canada (1974), schrijver en activist
Ed Lee (1974), burgemeester van San Francisco
Joan Benoit (1979), atlete en olympisch kampioene
Reed Hastings (1983), ondernemer
Angus Wall (1988), filmmonteur
Paul Adelstein (1991), acteur
Externe link
Website van Bowdoin College
Onderwijs in Maine
Liberal arts college in de Verenigde Staten
Bouwwerk in Maine
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bowdoin%20College
|
wikipedia
| 817,028 |
Chlaenius anthracoderus is een keversoort uit de familie van de loopkevers (Carabidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1851 door Laferte-Senectere.
anthracoderus
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Chlaenius%20anthracoderus
|
wikipedia
| 514,013 |
Bracon isomera is een insect dat behoort tot de orde vliesvleugeligen (Hymenoptera) en de familie van de schildwespen (Braconidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Cushman in 1931.
isomera
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bracon%20isomera
|
wikipedia
| 237,205 |
Triplophysa qiubeiensis is een straalvinnige vissensoort uit de familie van de bermpjes (Nemacheilidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 2008 door Li & Yang.
Nemacheilidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Triplophysa%20qiubeiensis
|
wikipedia
| 45,736 |
Labrorostratus jonicus is een borstelworm uit de familie Oenonidae. Het lichaam van de worm bestaat uit een kop, een cilindrisch, gesegmenteerd lichaam en een staartstukje. De kop bestaat uit een prostomium (gedeelte voor de mondopening) en een peristomium (gedeelte rond de mond) en draagt gepaarde aanhangsels (palpen, antennen en cirri).
Labrorostratus jonicus werd in 1961 voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Tenerelli.
Oenonidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Labrorostratus%20jonicus
|
wikipedia
| 887,606 |
Hypercompe simplex is een beervlinder uit de familie van de spinneruilen (Erebidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1855 door Walker.
Hypercompe
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Hypercompe%20simplex
|
wikipedia
| 4,416 |
Aponurus tschugunovi is een soort in de taxonomische indeling van de platwormen (Platyhelminthes). De worm is tweeslachtig en kan zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtscellen produceren. De soort leeft in zeer vochtige omstandigheden.
De platworm behoort tot het geslacht Aponurus en behoort tot de familie Lecithasteridae. De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd in 1928 door Issatschikov.
Zuigwormen
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Aponurus%20tschugunovi
|
wikipedia
| 1,009,800 |
Caenohalictus iodurus is een vliesvleugelig insect uit de familie Halictidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1903 door Vachal.
Halictidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Caenohalictus%20iodurus
|
wikipedia
| 114,415 |
Tetreres varians is een borstelworm uit de familie Sabellariidae. Het lichaam van de worm bestaat uit een kop, een cilindrisch, gesegmenteerd lichaam en een staartstukje. De kop bestaat uit een prostomium (gedeelte voor de mondopening) en een peristomium (gedeelte rond de mond) en draagt gepaarde aanhangsels (palpen, antennen en cirri).
Tetreres varians werd in 1901 voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Treadwell.
Sabellariidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Tetreres%20varians
|
wikipedia
| 860,469 |
Mysidella sulcata is een aasgarnalensoort uit de familie van de Mysidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 2002 door Murano.
Aasgarnalen
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Mysidella%20sulcata
|
wikipedia
| 379,748 |
Zarhipis integripennis is een keversoort uit de familie Phengodidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1874 door LeConte.
Phengodidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Zarhipis%20integripennis
|
wikipedia
| 426,299 |
Bradoria is een geslacht van uitgestorven kreeftachtigen uit de klasse van de Ostracoda (mosselkreeftjes).
Soort
Bradoria scrutator Mathew 1899 †
Uitgestorven kreeftachtigen
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bradoria
|
wikipedia
| 377,611 |
Prorivulus auriferus is een straalvinnige vissensoort uit de familie van de killivisjes (Rivulidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 2004 door Costa, Lima & Suzart.
Rivulidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Prorivulus%20auriferus
|
wikipedia
| 419,738 |
Xenorthrius mouhoti is een keversoort uit de familie mierkevers (Cleridae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1892 door Gorham.
Mierkevers
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Xenorthrius%20mouhoti
|
wikipedia
| 554,094 |
Schacontia medalba is een vlinder uit de familie van de grasmotten (Crambidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst gepubliceerd in 1904 door William Schaus.
De soort komt voor in Brazilië.
Grasmotten
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Schacontia%20medalba
|
wikipedia
| 296,523 |
Urogymnus dalyensis is een vissensoort uit de familie van de pijlstaartroggen (Dasyatidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 2008 door Last & Manjaji-Matsumoto.
Pijlstaartroggen
IUCN-status niet bedreigd
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Urogymnus%20dalyensis
|
wikipedia
| 969,390 |
Calomicrolaimus jenseni is een rondwormensoort uit de familie van de Microlaimidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1999 door Muthumbi.
Desmodorida
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Calomicrolaimus%20jenseni
|
wikipedia
| 613,895 |
De Hoofdstraat in Emmen in de provincie Drenthe is een lange straat die dwars door het centrum van de stad loopt.
Aan de Hoofdstraat lag tot 31 december 2015 de ingang van het oude deel van Dierenpark Emmen. Aan de straat liggen de rijksmonumenten 14956 (Kantongerechtsgebouw), 510948 (De Lindenhof) en 510949 ('t Hosperhuis). In het verlengde van de Hoofdstraat, in zuidelijke richting, ligt de Wilhelminastraat.
Straat in Emmen
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Hoofdstraat%20%28Emmen%29
|
wikipedia
| 801,553 |
Uca (Tubuca) capricornis is een krabbensoort uit de familie van de Ocypodidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1975 door Crane.
Ocypodidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Uca%20%28Tubuca%29%20capricornis
|
wikipedia
| 836,086 |
Brycon striatulus is een straalvinnige vissensoort uit de familie van de karperzalmen (Characidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1863 door Kner.
Characidae
IUCN-status niet bedreigd
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Brycon%20striatulus
|
wikipedia
| 930,738 |
Peter Kilsdonk (Doorwerth, 1954) is een Nederlands architect die vooral bekend is geworden als stationsarchitect van de Nederlandse Spoorwegen in de jaren tachtig, waarin hij enkele vernieuwende ontwerpen maakte.
Loopbaan
Kilsdonk studeerde bouwkunde en architectuur aan de TU Delft en trad in 1978 in dienst bij het architectenbureau van de NS, dat onder leiding stond van Koen van der Gaast.
Met de in 1983 aangetrokken architecten Harry Reijnders en Rob Steenhuis en constructief ontwerper László Vákár was hij verantwoordelijk voor de nieuwe generatie stations van de jaren tachtig, waarin veel staal en glas werd toegepast en er voor het eerst sprake was van een expressief kleurgebruik. Deze stations worden gerekend tot de architectuurstroming "High Tech".
In deze periode ontwierp Kilsdonk onder andere de stations van de Flevolijn in Almere en Lelystad: Almere Centrum, Almere Muziekwijk, Almere Buiten, Almere Parkwijk (later uitgevoerd met wijzigingen) en Lelystad Centrum. Die laatste is inmiddels benoemd tot gemeentelijk monument.
Ook de stations van Zaandam, Oss en Doetinchem zijn van zijn hand.
Eind jaren tachtig restaureerde hij station Wolvega en werkte met Benthem Crouwel aan de integratie van het NS-station Schiphol met de luchthaventerminals.
In 1993 werd zijn laatste NS-werk voltooid: het kruisingsstation Duivendrecht.
Daarna startte hij zijn eigen architectenbureau.
In 2012 werd hij door de gemeente Zoetermeer aangesteld als "stadsbouwmeester".
Bekroningen
In 1989 kreeg Kilsdonk de Charlotte Köhler Prijs voor architectuur, een aanmoedigingsprijs van het Prins Bernhard Cultuurfonds.
Verschillende door Kilsdonk ontworpen stations behoren tot “De Collectie”, een in 2009 opgestelde lijst van 50 NS-stations ("stationserfgoed").
Afbeeldingen van stations
Zie ook
Lijst van Nederlandse architecten
Kilsdonk, Peter
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Peter%20Kilsdonk
|
wikipedia
| 523,725 |
Opius nigeriensis is een insect dat behoort tot de orde vliesvleugeligen (Hymenoptera) en de familie van de schildwespen (Braconidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Fischer in 1983.
nigeriensis
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Opius%20nigeriensis
|
wikipedia
| 746,845 |
Elyces subglabrata is een keversoort uit de familie bladkevers (Chrysomelidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1887 gepubliceerd door Martin Jacoby.
Bladkevers
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Elyces%20subglabrata
|
wikipedia
| 581,206 |
Fritz Rudolf Kraus (Spremberg, 21 maart 1910 – Oegstgeest, 19 januari 1991; roepnaam: Rudolf) was een Duits-Oostenrijks assyrioloog en hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Leiden.
Kraus werd in Spremberg (Pruisen) geboren als zoon van een uit Oostenrijk afkomstige joodse lakenfabrikant die zich tot het christendom had bekeerd, en een protestantse moeder. Hij studeerde assyriologie in München bij F. Hommel (1928-1930) en in Leipzig bij Benno Landsberger en Paul Koschaker. Hij volgde ook colleges Arabisch, Turks, Oud-Egyptisch en Koptisch. In augustus 1935 promoveerde hij bij Landsberger op het proefschrift Die physiognomischen Omina der Babylonier. In 1937 vertrok hij naar Istanboel omdat er voor hem als halfjood onder het nazi-regime geen beroepsperspectieven waren in Duitsland. Zijn promotor Landsberger was ook naar Turkije geëmigreerd en regelde voor hem een aanstelling bij de afdeling kleitabletten van het Archeologisch museum van Istanboel (2 augustus 1937).
Als conservator was Kraus verantwoordelijk voor de collectie van ruim 70.000 kleitabletten (of fragmenten van tabletten). Zijn taak was deze te classificeren en te catalogiseren. Hij pakte deze grote klus systematisch aan en produceerde een catalogus die nog steeds wordt gebruikt. Zijn werk moest hij vaak onder moeilijke omstandigheden verrichten. Hij werkte steeds op tijdelijke contracten; er was ook een periode waarin hij geen aanstelling had en door vrienden onderhouden moest worden. In Istanboel leerde Kraus Chariklia Anastasiadis kennen, een Turkse van Griekse afkomst, met wie hij trouwde op 15 april 1946. Vanaf 1941 gaf hij ook college aan de Universiteit van Istanboel.
In 1949 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar Semitische taalkunde en Archeologie van Klein-Azië aan de Universiteit van Wenen. Hij verhuisde naar Wenen en nam de Oostenrijkse nationaliteit aan. In 1953 werd hij benoemd aan de Rijksuniversiteit Leiden tot hoogleraar Assyriologie. Hij ging met emeritaat in 1980. Op 21 oktober 1988 overleed zijn echtgenote Chariklia; zelf stierf hij twee jaar later.
Kraus’ werk als conservator in Istanboel en zijn studie van de Oud-Babylonische periode worden beschouwd als zijn belangrijkste bijdragen aan de assyriologie. Hij was lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (1960), Honorary Member of the American Oriental Society (1978) en Corresponding Member of the British Academy (1988). Hij ontving het Ereteken van Verdienste voor de Republiek Oostenrijk (1968) en de Orde van Verdienste van de Bondsrepubliek Duitsland (1989).
Externe links
Profiel bij Universiteit Leiden
Archief F.R. Kraus in de UB Leiden
Bronnen
G. van Driel, Th.J.H. Krispijn, M. Stol, K.R. Veenhof (eds.), Zikir Šumim. Assyriological Studies Presented to F.R. Kraus on the Occasion of his Seventieth Birthday. Leiden: Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten, 1982 (met bibliografie op blz. 485-491).
Dietz-Otto Edzard, “Fritz Rudolf Kraus”, Zeitschrift für Assyriologie und vorderasiatische Archäologie 81, 1991, pp. 1-3.
M. Stol, “In Memoriam F.R. Kraus”, Bibliotheca Orientalis 48 (1991), pp. 325-336 (met foto en aanvullende bibliografie).
M. Stol, “Levensbericht F.R. Kraus”, Levensberichten en herdenkingen, Amsterdam: KNAW, 1992, pp. 33-38 (met foto).
Jan Schmidt, “Exil im Orient – Die Briefe von Fritz Rudolf Kraus aus Istanbul, 1937-1949”. In: Ludmila Hanisch (Hrsg.), Der Orient in akademischer Optik. Beiträge zur Genese einer Wissenschaftsdisziplin. Halle, 2006 pp. 145-153.
Jan Schmidt, “Fritz Rudolf Kraus in Istanbul (1937-1949) and the Development of Ancient Near Eastern Studies in Turkey”, Bibliotheca Orientalis 67 (2010), pp. 5-21.
Jan Schmidt, Catalogue of Turkish Manuscripts in the Library of Leiden University and Other Collections in the Netherlands. Minor Collections, Leiden: Brill, 2012 (pdf), pp. 110-138: papieren van Kraus in de Universiteitsbibliotheek Leiden, BPL 3273.
Jan Schmidt, Dreizehn Jahre Istanbul (1937-1949). Der deutsche Assyriologe Fritz Rudolf Kraus und sein Briefwechsel im türkischen Exil (2 vols). Leiden: Brill, 2014.
Duits wetenschapper
Oostenrijks wetenschapper
Nederlands hoogleraar
Duits assyrioloog
Hoogleraar aan de Universiteit Leiden
Lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Fritz%20Rudolf%20Kraus
|
wikipedia
| 342,019 |
Mesochorus aquilus is een insect dat behoort tot de orde vliesvleugeligen (Hymenoptera) en de familie van de gewone sluipwespen (Ichneumonidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Dasch in 1974.
aquilus
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Mesochorus%20aquilus
|
wikipedia
| 631,364 |
De kleine zwaardschede (Ensis ensis) is een tweekleppigensoort uit de familie Pharidae. De wetenschappelijke naam is gepubliceerd in 1758 door Linnaeus in de tiende editie van Systema naturae.
Kenmerken
De schelp heeft de vorm van een ouderwets scheermes, vandaar de naam. Hij heeft een korte, trechtervormige sipho.
<div align=center>
Rechter en linker klep van hetzelfde exemplaar:
</div align=center>
Leefwijze
Dit dier graaft zich meestal diep in het zand in en voedt zich alleen bij vloed. Met de sipho zuigt het dier water, zuurstof en voedseldiertjes op, die in het met trilharen bedekte slijmvlies van de kieuwen terechtkomen en naar de mond worden gebracht. Als het dier zich terugtrekt in het zand, is er regelmatig een straaltje water te zien, dat wordt uitgespuwd. Het dier kan zichzelf met zijn gespierde voeten optillen van de zeebodem. De voortbeweging geschiedt door middel van waterdruk. Eerst vult hij zijn lichaam met water en perst dit dan onder grote druk door zijn sipho.
Verspreiding en leefgebied
Deze soort komt algemeen voor in de Europese wateren.
Pharidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kleine%20zwaardschede
|
wikipedia
| 854,384 |
Yasushi Fukunaga (Tokio, 6 maart 1973) is een voormalig Japans voetballer.
Clubcarrière
Yasushi Fukunaga speelde tussen 1995 en 2003 voor Urawa Red Diamonds en Vegalta Sendai.
Zie ook
Lijst van spelers van Urawa Red Diamonds
Externe link
Japans voetballer
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Yasushi%20Fukunaga
|
wikipedia
| 808,813 |
De ploegenachtervolging voor mannen tijdens de wereldbeker schaatsen 2011/2012 begon op 20 november 2011 in Tsjeljabinsk en eindigde op 11 maart 2012 tijdens de wereldbekerfinale in Berlijn.
Titelverdediger is de Noorse ploeg, maar die wisten zich net als de nummer twee van vorig seizoen, Rusland, en de olympisch kampioen, Canada, zich niet te plaatsen voor de wereldbekerfinale. Het team van Nederland won drie van de vier wedstrijden en schreef ook het eindklassement op zijn naam.
Deze wereldbekercompetitie was tevens het kwalificatietoernooi voor de WK afstanden 2012.
Podia
Eindstand
Mannen ploeg
2011/12
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Wereldbeker%20schaatsen%202011/2012%20-%20Ploegenachtervolging%20mannen
|
wikipedia
| 342,254 |
Ichneumon rubriornatus is een insect dat behoort tot de orde vliesvleugeligen (Hymenoptera) en de familie van de gewone sluipwespen (Ichneumonidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Cameron in 1904.
rubriornatus
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ichneumon%20rubriornatus
|
wikipedia
| 912,535 |
Journal of Bioenergetics and Biomembranes is een internationaal, aan collegiale toetsing onderworpen wetenschappelijk tijdschrift op het gebied van de biofysica en de celbiologie. De naam wordt in literatuurverwijzingen meestal afgekort tot J. Bioenerg. Biomembr. Het wordt uitgegeven door Springer Science+Business Media en verschijnt tweemaandelijks. Het eerste nummer verscheen in 1976.
Celbiologisch tijdschrift
Biofysisch tijdschrift
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Journal%20of%20Bioenergetics%20and%20Biomembranes
|
wikipedia
| 437,638 |
Melipona fulva is een vliesvleugelig insect uit de familie bijen en hommels (Apidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1836 door Lepeletier.
Bijen en hommels
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Melipona%20fulva
|
wikipedia
| 178,734 |
Silesis inconspicuus is een keversoort uit de familie kniptorren (Elateridae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1996 door Platia & Schimmel.
inconspicuus
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Silesis%20inconspicuus
|
wikipedia
| 110,227 |
The Only Game in Town is een Amerikaanse dramafilm uit 1970 onder regie van George Stevens.
Verhaal
Fran Walker is een revuemeisje in Las Vegas. Ze heeft een relatie met zakenman Thomas Lockwood, die zich niet aan zijn belofte houdt om te scheiden van zijn vrouw. Ze wordt verliefd op de gokker Joe Grady en gaat samenwonen met hem, hoewel ze als stel niet bij elkaar passen. Wanneer Thomas eindelijk weggaat bij zijn vrouw, moet Fran een keuze maken.
Rolverdeling
Elizabeth Taylor: Fran Walker
Warren Beatty: Joe Grady
Charles Braswell: Thomas Lockwood
Hank Henry: Tony
Olga Valéry: Prostituee
Externe link
Film uit 1970
Amerikaanse film
Dramafilm
Film van George Stevens
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/The%20Only%20Game%20in%20Town
|
wikipedia
| 10,035 |
Dermatobranchus pustulosus is een slakkensoort uit de familie van de Arminidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1824 door van Hasselt.
Arminidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Dermatobranchus%20pustulosus
|
wikipedia
| 940,596 |
Cymothoa brasiliensis is een pissebed uit de familie Cymothoidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1884 door Schioedte & Meinert.
Cymothoidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Cymothoa%20brasiliensis
|
wikipedia
| 757,565 |
Melinnata americana is een borstelworm uit de familie Ampharetidae. Het lichaam van de worm bestaat uit een kop, een cilindrisch, gesegmenteerd lichaam en een staartstukje. De kop bestaat uit een prostomium (gedeelte voor de mondopening) en een peristomium (gedeelte rond de mond) en draagt gepaarde aanhangsels (palpen, antennen en cirri).
Melinnata americana werd in 1965 voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Hartman.
Ampharetidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Melinnata%20americana
|
wikipedia
| 122,819 |
Walter Rusk (Belfast, 1910 - Peterborough, 8 oktober 1940) was een Iers motorcoureur die vooral succesvol was in de jaren dertig.
Carrière
1931: Walter Rusk was al vroeg geïnteresseerd in snelheidssport en in 1931 won hij zijn eerste race, de Temple 100 met een Norton. Hij werd onmiddellijk opgemerkt door de fabrikanten en voor de Ulster Grand Prix van 1931 kreeg hij van AJS al een fabrieksracer. Door mechanische problemen viel hij echter uit.
1932: In 1932 kreeg hij een contract bij Rudge om in de 250cc-klasse aan te treden. Hij werd nog niet ingeschreven in de belangrijkste wedstrijd in die tijd, de Isle of Man TT. In de 250 cc Lightweight TT zette Rudge Graham Walker, Wal Handley en Ernie Nott in.
1933: In 1933 startte Walter Rusk voor het eerst in de TT, maar hij deed dat met een Sunbeam in de 500 cc Senior TT. Hij haalde de finish niet, maar trok de aandacht van Joe Craig, die teammanager was van het fabrieksteam van Norton. Craig bood hem onmiddellijk een contract aan voor de rest van het jaar. Daardoor kwam Rusk in het team met Stanley Woods en Percy "Tim" Hunt. Zijn eerste race voor Norton was de Ulster Grand Prix. Woods was ook een Ier en wilde zijn thuiswedstrijd winnen, maar volgens de teamorders moest de winst naar Hunt gaan. Hunt en Woods vochten een harde strijd uit, die eindigde toen Hunt uitviel. Daarna viel ook Rusk Woods aan, maar uiteindelijk werd hij tweede.
1934: In 1934 reed Walter Rusk met de 350 cc Norton International Model 40. Hij won de 350cc-klasse van de North West 200. Toen kort daarna de TT van Man plaatsvond, reed Walter Rusk voor Velocette. In de 350 cc Junior TT werd hij zevende, in de 500 cc Senior TT werd hij derde. In dat jaar won hij ook de Ulster Grand Prix. Hij reed daar een nieuw ronderecord met een gemiddelde snelheid van 92 mijl per uur (148 km/h).
1935: In 1935 keerde Walter Rusk terug naar Norton. Hij won de 350cc-klasse van de North West 200. In de Junior TT was het Norton-team oppermachtig: de eerste drie plaatsen waren voor Jimmie Guthrie, Walter Rusk en John White. De Senior TT moest een dag worden uitgesteld door het slechte weer. Stanley Woods was intussen ingelijfd door Moto Guzzi en had met de Moto Guzzi Monoalbero 250 de Lightweight TT al gewonnen. Hij leek met de Moto Guzzi Bicilindrica 500 geen bedreiging te vormen voor de Nortons, maar dat bleek een misvatting. Woods startte 15 minuten na Jimmie Guthrie en Guthrie ging gemakkelijk aan de leiding. Bij het ingaan van de laatste ronde had hij 26 seconden voorsprong. Bij Norton ging men ervan uit dat Woods vóór het ingaan van de laatste ronde moest tanken, en bij Ramsey kreeg Guthrie een teken om het rustig aan te doen. Toen Woods de TT Grandstand zonder te stoppen voorbij reed was het te laat om Guthrie te waarschuwen. Woods reed een recordronde en finishte 4 seconden vóór Guthrie. Walter Rusk werd met meer dan twee minuten achterstand derde. De Ulster Grand Prix van 1935 was tevens de wedstrijd om het Europees kampioenschap wegrace (dat was een eendagswedstrijd). Uiteraard wilde Rusk deze wedstrijd op eigen grond winnen, zoals hij dat in 1934 met de Velocette had gedaan. Hij vocht hard met zijn teamgenoot Guthrie, maar beiden vielen op een stuk gesmolten asfalt. Guthrie was snel weer op de been, maar Walter Rusk brak een arm. Deze blessure was dermate ernstig, dat hij pas in 1938 weer kon racen.
1938: In 1938 was Walter Rusk nog steeds niet helemaal fit, maar hij startte met een 250 cc OK Supreme in de Lightweight TT. Daarin viel hij uit, maar hij had meer succes op het continent waar hij aan internationale races met Nortons deelnam.
1939: In 1939 kreeg Walter Rusk een fabrieks-AJS V4 waarmee hij in de Senior TT elfde werd. Hij reed deze machine ook in de Ulster Grand Prix. Hij ging aanvankelijk aan de leiding en reed zelfs als eerste op een Brits circuit de "Ton" (een gemiddelde snelheid van meer dan 100 mph). Hij had uiteindelijk 20 seconden voorsprong toen hij de machine met een kapotte voorvork aan de kant moest zetten. In de Junior TT van 1939 viel hij uit met de nieuwe Velocette KTT Mk VIII.
Overlijden
Twee dagen na de Ulster Grand Prix brak de Tweede Wereldoorlog uit. Walter Rusk meldde zich als vrijwilliger bij de Royal Air Force. Hij werd opgeleid tot piloot. Tijdens zijn opleiding op de no. 7 Training School in Peterborough crashte zijn Hawker Hart lesvliegtuig op 8 oktober 1940 tegen een heuvel waarbij Walter Rusk om het leven kwam.
Rusk, Walter
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Walter%20Rusk
|
wikipedia
| 538,260 |
Neopodoctis taprobanicus is een hooiwagen uit de familie Podoctidae.
Podoctidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Neopodoctis%20taprobanicus
|
wikipedia
| 59,148 |
Diapetimorpha leucopygus is een insect dat behoort tot de orde vliesvleugeligen (Hymenoptera) en de familie van de gewone sluipwespen (Ichneumonidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd voor het eerst geldig gepubliceerd door Taschenberg in 1876.
leucopygus
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Diapetimorpha%20leucopygus
|
wikipedia
| 200,384 |
Indiaca is een sport die is ontstaan uit het Braziliaanse peteka-spel. Het komt, vooral wat de spelregels aangaat, veel overeen met volleybal. De 'bal' kan men echter het best vergelijken met de badmintonshuttle, hoewel de indiaciapluim met de vlakke hand wordt geslagen.
Geschiedenis
Nog voor de komst van de Portugezen in Brazilië, werd het peteka-spel gespeeld door de inheemse bevolking, hierbij werd een pluim met de hand over en weer geslagen. Het oorspronkelijk door de Indianen gespeelde spel wordt tegenwoordig veelvuldig beoefend op de Braziliaanse stranden. Het aangepaste spel onder de naam indiaca heeft in Europa, met name in Duitsland, veel aanhangers gevonden.
Regels
Indiaca kan worden gespeeld in de open lucht of in de zaal. Het speelveld, dat 16 meter lang en 6,10 meter breed is, wordt door een net in twee helften verdeeld. De hoogte hiervan varieert al naargelang de leeftijd of het geslacht van de deelnemers en bedraagt tussen de 2,00 en 2,35 meter. Een team bestaat uit vijf spelers op het veld, en maximaal vijf wisselspelers op de bank.
De indiaciapluim wordt in het spel gebracht doordat een speler de pluim vanuit de opslagplaats (rechts achter) over het net in het veld van de tegenstander slaat. De spelers van de tegenpartij proberen nu de pluim, zonder dat deze de grond raakt, terug te slaan. Ieder team mag de pluim maximaal drie keer met de hand of arm (tot de elleboog) aanraken voordat deze wordt teruggeslagen. Er wordt gespeeld voor punten, alleen het team dat de opslag heeft, kan punten halen. Een team scoort één punt als de pluim in de speelhelft van de tegenstander de grond (binnen de lijnen) raakt, of doordat tegenspelers een fout maken. Voordat het scorende team mag opslaan (serveren) dient het kloksgewijs één plaats te roteren.
Het team dat het eerst 25 punten behaalt, met ten minste 2 punten verschil, heeft de set gewonnen. De match wordt gewonnen door twee van de drie sets te winnen. Hierdoor kan een wedstrijd bestaan uit twee of drie sets.
Materiaal
De indiacapluim is plat van onder, en heeft een middellijn van 8 centimeter. De steel wordt gevormd door 3 gekleurde veren. De pluim weegt 40 – 50 gram en heeft een totale lengte van 25 centimeter.
Teamsport
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Indiaca
|
wikipedia
| 681,254 |
Idaea catopolia is een vlinder uit de familie van de spanners (Geometridae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1938 door Prout.
catopolia
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Idaea%20catopolia
|
wikipedia
| 102,093 |
Oelitsa Novatorov (metrostation Moskou)
Oelitsa Novatorov (metrostation Moskou, Kommoenarka-radius)
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Oelitsa%20Novatorov
|
wikipedia
| 155,246 |
De Ronde van de Toekomst 1968 (Frans: Tour de l'Avenir 1968) werd gehouden van 13 tot en met 22 september in Frankrijk.
Etappe-overzicht
Eindklassementen
Algemeen klassement
Puntenklassement
Bergklassement
Ploegenklassement
Externe link
Officiële website
Startlijst
Referenties
1968
Ronde van Toekomst
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ronde%20van%20de%20Toekomst%201968
|
wikipedia
| 720,294 |
Bill Sage (New York, 3 april 1962) is een Amerikaans acteur.
Biografie
Sage heeft gestudeerd aan de Staatsuniversiteit van New York in Harrison (New York) (Westchester County).
Filmografie
Films
Selectie:
2013 We Are What We Are – als Frank Parker
2009 Precious – als Mr. Wicher
2004 Mysterious Skin – als coach
2000 Boiler Room – als FBI agent David Drew
2000 American Psycho – als David Van Patten
1999 The Insider – als jonge ziekenhuisassistent
Televisieseries
Uitgezonderd eenmalige gastrollen.
2019 Reprisal - als Jukes - 4 afl.
2017 - 2018 Power - als Sammy - 10 afl.
2017 Orange Is the New Black - als gouverneur Hutchinson - 3 afl.
2016 Hap and Leonard - als Howard - 6 afl.
2013 White Collar - als Andrew Dawson - 2 afl.
2011 Boardwalk Empire – als Solomon Bishop – 4 afl.
2010 – 2011 Nurse Jackie – als Bill – 7 afl.
2008 Cashmere Mafia – als Bobby Walsh – 2 afl.
2004 Third Watch – als Orland – 2 afl.
Amerikaans filmacteur
Amerikaans televisieacteur
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bill%20Sage
|
wikipedia
| 641,868 |
Verhalen van een vampier is een verhalenbundel (raamvertelling), vertaald uit het Sanskriet door prof. dr. Willem Caland.
De Nederlandse vertaling verscheen in 1923 en bevat drie vierde van "de vijfentwintig verhalen van den Wetāla" (वेतालपञ्चविंशति); onderdeel van de "Oceaan van vertelling-rivieren" (कथासरित्सागर; een verzameling van legendes, sprookjes en volksverhalen uit India) van dichter Somadewa (11e eeuw).
Inleiding (aanvang der raamvertelling)
Aan de oever van de Godāwari ligt het land Pratishthāna met als vorst Triwikramasena, zoon van Wikramasena. Bhikshoe Kshāntiśīla komt dagelijks met een vrucht voor de vorst en deze gift geeft de vorst daarna aan de schatmeester. Op een dag wordt de vrucht aan een aap gegeven en deze bijt hem doormidden, waarna een prachtige parel zichtbaar wordt. De vorst vraagt de Bhikshoe waarom hij deze rijkdommen krijgt en hoort dan dat de Bhikshoe hem nodig heeft een queeste te volbrengen. De vorst moet op de eerstvolgende dag van de maandhelft van afnemende maan bij het vallen van de nacht aan de voet van een waringin bij het grote crematorium komen. De vorst hoort daar van de Bhikshoe, die een tovercirkel trekt, dat hij zuidwaarts moet gaan om het lijk van een man van een eenzame Śimśapāboom te halen.
De vorst gaat zuidwaarts en haalt het lijk van de boom, maar het lijk schaterlacht. Als de koning hierover spreekt, hangt het lijk onmiddellijk weer aan de boom. De vorst haalt het lijk opnieuw van de boom en de Wetāla in het lijk vertelt een verhaal om de weg terug korter te maken.
Eerste verhaal - De prins, die door zijn vriend in 't bezit zijner geliefde gesteld werd
In de stad Wārānasī is Pratapamoekoeta koning. De zoon van de koning, Wājramoekoeta, is bevriend met de zoon van minister Boeddhiśarīra. Ze gaan samen op jacht en komen in een woud, waar een schone maagd zich met haar gevolg gaat baden. Ze worden verliefd en Wājramoekoeta is bedroefd als hij weer thuis is, maar de ministerszoon heeft tekenen van de maagd gezien:
Ze stak een lotus in haar oor
Ze bewerkte haar tanden – ze is dochter van een ivoorbewerker
Ze bekranste zich met een lotus
De prins gaat met de ministerszoon naar Kalingaland en ze komen bij een oude vrouw die de min was van de maagd en nu als dueña aan haar is toegevoegd. Ze gaat niet vaak naar de maagd, want haar zoon is dobbelaar en steelt haar overkleden. De ministerszoon vraagt deze vrouw om Padmāwatī te vertellen dat de koningszoon haar bemind. Als de oude vrouw terugkomt, vertelt deze dat ze op beide wangen is geslagen door de met kamfer besmeerde handen van de dochter van de ivoorbewerker. De ministerszoon legt uit dat de koningszoon moet wachten, de tien maanlichte nachten van de maanhelft der wassende maan zijn niet geschikt voor een samenkomst.
De ministerszoon verkoopt goud en laat voor het geld een maaltijd bereiden en begerig gaat de oude vrouw weer naar de dochter van de ivoorbewerker. Ze wordt met drie vingers, besmeerd met lak, op haar borst geslagen. De ministerszoon legt uit dat ze drie dagen ongesteld is en na drie dagen keert de oude vrouw opnieuw terug. Ze wordt deze keer vriendelijk ontvangen en als ze 's avonds terug wil keren, kan dat niet via de openbare weg. Er is namelijk een olifant losgebroken en daarom wordt ze met een bankje uit het raam gelaten en moet over de muur klimmen. De ministerszoon legt uit dat de prins via dezelfde weg naar de dochter van de ivoorbewerker moet gaan en het paar sluit een Gandharwa-huwelijk.
Na enkele dagen wil de prins zijn vriend bezoeken en de dochter van de ivoorbewerker vraagt of de vriend haar tekenen ontcijferd heeft. De prins vertelt dat de ministerszoon alles heeft uitgelegd, hijzelf begreep niets. De ministerszoon vertelt dat dit niet de juiste manier is geweest om te antwoorden. De volgende dag wordt door een dienares van de dochter van de ivoorbewerker voedsel en een betel gebracht en de ministerszoon geeft het voedsel aan een hond, die daarop sterft. De ministerszoon waarschuwt dat de vrouw de prins op deze manier voor zich alleen wil houden. Dan horen ze dat de jonge zoon van de koning is omgekomen en de ministerszoon stuurt de prins met een bedwelmende drank naar de dochter van de ivoorbewerker. Als de vrouw slaapt, moet hij een drietand in het vuur leggen en haar een merkteken aan de ronding van de heup geven, hij moet al haar sieraden stelen en dan terugkeren.
De volgende ochtend kleedt de ministerszoon zich als asceet en gaat naar de crematieplaats. De prins kleedt zich als zijn discipel en moet een parelsnoer verkopen. Maar hij moet zo'n hoge prijs vragen, dat iedereen het ziet maar niemand het koopt. De prins wordt door stadsbewakers naar de magistraat gebracht en vertelt dat hij het sieraad van zijn leraar heeft gekregen. De magistraat hoort van de asceet dat hij op het crematieterrein van alle kanten een groep heksen zag komen en ze staken het hart van een prins door en boden dit als offergave aan Bhairawa. Een van de heksen wilde de rozenkrans van de asceet ontroven en hij maakte hem met een toverspreuk gloeiend en merkte haar heup en nam het parelsnoer van haar af. Dit sieraad is niet passend voor een asceet en daarom wilde hij het verkopen.
De koning hoort het verhaal en vraagt de asceet welke straf passend zou zijn, waarna Padmāwatī uit de stad verbannen wordt. De prins en ministerszoon pikken haar op en nemen haar mee, waarna ze gelukkig verder leven. De ivoorbewerker sterft van verdriet en zijn vrouw volgt hem in de dood.
De Wetāla wil dan van de koning weten wie schuldig is aan de dood van het echtpaar; de ministerszoon, de prins of Padmāwatī. Als de koning niet eerlijk antwoord geeft, zal zijn hoofd in honderd stukken splijten. Bang voor deze vloek antwoordt de koning dat geen van drieën schuldig is, maar koning Karnotpala. De ministerszoon behartigde alleen de belangen van zijn heer, de prins en de vrouw waren door Amors pijlen gepijnigd. De koning ging af op spionnen en kende de regels van praktische politiek niet. Het juiste antwoord is breken van stilzwijgen en het lijk verdwijnt van de schouder van de koning.
Tweede verhaal - De schoone Mandārawatīl, die door hare drie aanbidders in 't leven teruggeroepen werd
Vorst Triwikramasena gaat opnieuw naar de Śimśapāboom om de Wetāla te halen. Het lijk ligt knorrend op de grond in het licht van de brandstapel en de koning neemt het op zijn schouder. De Wetāla vertelt een verhaal om hem te verstrooien.
Aan de oever van de Yamoenā ligt het landgoed Brahmasthala. De Brahmaan Agniswāmin woont daar, hij heeft de Weda bestudeerd. Er wordt een mooie dochter geboren met de naam Mandārawatī. Als ze de huwbare leeftijd bereikt, komen drie mannen om haar hand vragen. Elk van deze mannen gunt haar geen andere man en de vader geeft haar aan geen van drieën, uit vrees dat de anderen zelfmoord plegen. Het meisje sterft en de drie cremeren haar. Een van de mannen blijft daar en bouwt een hutje en leeft van liefdesgaven. De tweede gaat met haar botten naar de Ganges en de derde wordt asceet en doolt rond. Deze asceet komt in Wakrolaka en eet bij een Brahmaan. Een kind begint te huilen en als het niet stopt, gooit de huisvrouw het kind in een vlammenvuur.
De asceet zegt in het huis van boosaardige demonen, meestal reuzen, gekomen te zijn. De Brahmaan pakt een toverformulierboek en strooit stof, belezen met een toverspreuk, over de as. Het jongetje leeft weer en de asceet eet met de Brahmaan. Ze gaan slapen, maar de asceet pakt stiekem het toverformulierboek en gaat naar de crematieplaats van Mandārawatī. Hij vertelt zijn plan en strooit stof, belezen met de spreuk, op de as. Mandārawatī herrijst met grotere glans dan daarvoor. Ze is in het vuur gelegd en lijkt uit goud gevormd. De drie mannen twisten wie haar huwen mag. De eerste zegt dat de as behoed is door zijn ascese, de tweede zegt dat de terugkeer komt door de bedevaart naar de Ganges en de derde zegt dat de toverspreuk haar heeft teruggehaald.
De Wetāla vraagt de koning wie de vrouw huwen mag. Als de koning geen antwoord geeft, zal zijn hoofd splijten. De koning antwoordt dat de derde man haar vader is door wat hij heeft gedaan, de tweede is de zoon. De eerste is uit liefde gebleven, dus dit is haar man. De Wetāla verdwijnt van de schouder van de vorst, omdat het stilzwijgen is verbroken.
Derde verhaal - De vraag, wie slechter zijn: de mannen of de vrouwen, behandeld door sārikā en papegaai
Koning Triwikramasena gaat opnieuw naar de Śimśapāboom om de Wetāla te halen en deze vertelt een verhaal om niet moe te worden. Pātalipoetra is een stad met als koning Wikramakesarin, deze koning heeft een papegaai met als naam Widagdhacoedāmani. Op advies van deze papegaai is de koning met een prinses uit Magadha getrouwd. Deze prinses heeft een sārikā met de naam Somikā. Beide vogels wonen in één kooi en dienen hun meesters met hun kennis en inzicht.
De vogels krijgen een twistgesprek of de man of de vrouw slecht is, met inzet slavernij of huwelijk. Ze gaan naar de vorst en de toekan vertelt dat koopman Arthadatta in Kāmandikā woont. Zijn zoon dobbelt na de dood van zijn vader en het fortuin verdwijnt op deze manier. Hij vertrekt en komt in Candanapoera in het huis van een koopman en huwt de dochter Ratnāwatī. Hij krijgt een rijke uitzet en gaat na een tijd terug naar zijn eigen land met zijn vrouw (die rijke sieraden draagt) en een oude vrouw. In een bos neemt hij het sieraad van zijn vrouw en zegt dat er rovers zijn, hij gooit dan beide vrouwen in een afgrond. De oude vrouw komt om, maar Ratnāwatī blijft aan een liaan hangen en keert naar huis terug. Ze vertelt dat rovers het gezelschap hebben overvallen en denkt alleen aan haar man.
Dhanadatta verdobbelt opnieuw zijn bezittingen en besluit naar zijn schoonvader te gaan. Hij zal zeggen dat zijn vrouw nog thuis is. Bij het huis van zijn schoonvader valt zijn vrouw aan zijn voeten en vertelt wat ze haar ouders heeft verteld. Er wordt een feest gegeven nu de schoonzoon is vrijgelaten door de rovers. Op een dag doodt de man zijn vrouw en neemt haar sieraden mee naar zijn land.
De papegaai vertelt dat de rijke koopman Dharmadatta in Harshawatī woont. Zijn dochter Wasoedattā wordt uitgehuwelijkt aan de koopmanszoon Samoedradatta uit de door Aryas gezochte stad Tāmtaliptī. Hij gaat naar zijn eigen land en zij neemt een minnaar. Als de echtgenoot terugkomt, weigert ze hem 's nachts te wille te zijn. Een dief breekt in de slaapkamer in en zij vertrekt naar een rendez-vous met haar minnaar. De dief volgt haar, want hij wil haar sieraad. Samen met een dienares ontdekt de vrouw dat haar minnaar door een stadswacht is opgehangen en ze haalt hem van de boom. Ze siert het lijk met zalf en bloemen, maar er is een Wetāla in het lijk gekropen en die bijt een stuk van haar neus. Ze gaat terug naar huis en beschuldigt haar man, die in boeien geslagen wordt en voor de koning wordt geleid. Hij wordt ter dood veroordeeld en naar de executieplaats gevoerd.
De dief vertelt dat deze man niet mag worden gedood en wordt door de gerechtsdienaren naar de koning gebracht. De dief vertelt dat de neus nog in de mond van het lijk zit en de vrouw wordt uit het land verbannen, nadat haar oren zijn afgesneden. De bezittingen van de koopman worden geconfisqueerd en de dief wordt tot stadsmagistraat aangesteld. De vervloeking van de vogels wordt opgeheven en de papegaai gaat als Gandharwa, met name Citraratha, ten hemel en de sārikā als nimf Tilottamā.
De Wetāla vraagt de koning wie slechter is, de man of de vrouw. Als de koning geen antwoord geeft, zal zijn hoofd splijten. De koning antwoordt dat vrouwen altijd slecht zijn, mannen zijn af en toe boosaardig. De Wetāla verdwijnt van zijn schouder nu het stilzwijgen is verbroken.
Vijfde verhaal - De schoone Somaprabhā en hare drie pretendenten
De koning gaat opnieuw naar de Śimśapāboom om de Wetāla te halen en deze vertelt een verhaal. De Brahmaan Hariswāmin is de geliefde minister van koning Poenyasena van Oejjayinī. Hij heeft een zoon met de naam Dewaswāmin en een dochter met de naam Somaprabhā. De dochter krijgt de leeftijd om uitgehuwelijkt te worden en wil een man die buitengewoon dapper, kundig of knap is. De vader wordt door de koning naar de koning van Dekkhan gestuurd om een verdrag tegen de oorlog te sluiten.
Een Brahmaan vraagt de hand van zijn dochter en zegt knap te zijn. Hij laat een door de lucht vliegende wagen ontstaan en vliegt door toverkracht met Hariswāmin ten hemel en andere wereldruimten. Thuis heeft een andere Brahmaan de broer om de hand van Somaprabhā gevraagd, hij zegt dapper te zijn. De moeder heeft de hand van haar dochter inmiddels beloofd aan een kundig man die antwoorden weet op vragen van vroeger en toekomst. Alle drie hebben beloofd na zeven dagen het huwelijk te sluiten, maar de bruid blijkt verdwenen. De kundige vertelt dat ze naar het Windhyāwoud is ontvoerd door de rākshasa Dhoemaśika. De knappe brengt het gezelschap daarheen en de dappere vecht als Rāma en Rāwana. Het hoofd van de rākshasa wordt door de halvemaanvormige pijl afgeschoten en Somaprabhā wordt meegenomen. Thuis redetwisten de drie.
De Wetāla vraagt de koning wie haar toebehoort. Als de koning geen antwoord geeft, zal zijn hoofd splijten. De koning antwoordt dat dit de dappere is, die met eigen levensgevaar de rākshasa versloeg met de kracht van zijn armen. De rekenaar en de timmerman zijn steeds tot ander nut. Nadat het stilzwijgen is verbroken, verdwijnt de Wetāla.
Zesde verhaal - De vrouw, die de hoofden van echtgenoot en broeder omwisselde
De koning gaat opnieuw naar de Śimśapāboom en haalt in alle stilte, net als vroeger, de Wetāla eruit en die vertelt een onderhoudend verhaal dat ook een vraag is. In de stad Śobhāwatī regeert Yaśahketoe. Er staat een tempel van Gaurī en ten zuiden daarvan ligt het meer Gaurītīrtha. Elk jaar komen daar mensen baden op de veertiende dag van de lichte helft in de maand Āshādha voor een processie.
Een jonge bleker, Dharwala uit Brahmasthala, ziet Madanasoendarī, de dochter van Soeddhapata, en keert ziek van verliefdheid naar huis. Hij wil geen eten en vertelt zijn moeder over deze vrouw. De moeder gaat naar haar man Wimala en die gaat naar de vader van de vrouw om haar hand te vragen. Er wordt een astrologisch gunstig moment bepaald en de volgende dag trouwt het paar. Op een dag komt de broer van de vrouw om hen uit te nodigen voor een feest ter ere van Dewi en de volgende dag vertrekt het gezelschap. Ze komen langs de tempel van Gaurī en Dhawala wil zijn opwachting maken aan de godheid Bhagawatī. Zijn zwager wil hem tegenhouden om met lege handen voor haar te verschijnen, maar hij buigt voor het beeld met achttien armen en knotsen die Dīnawas vernietigen en onder haar voeten Asura Mahisha vermorzelt.
Aan Dewi worden verschillende levende wezens geofferd en Dharwala besluit zijn haar aan de ketting van de bel te binden en pakt een zwaard uit de door mensen verlaten adyton, waarmee hij zijn hoofd afhakt en dat rolt op de grond. De zwager gaat naar binnen en doet hetzelfde en de vrouw vindt hen beide en bidt tot de godin die de helft van het lichaam van haar echtgenoot betrokken heeft. De vrouw wil haar man en broer opnieuw in een volgend leven en maakt een strik van lianen aan de voet van een Aśokaboom. Een stem uit het firmament zegt haar dat ze geen zelfmoord moet plegen, maar de lichamen en hoofden van beide mannen aan de strik te bevestigen. De vrouw doet dit, maar verwisselt per ongeluk de hoofden. De mannen herrijzen en ze buigen voor de gemalin van Śarwa en gaan alle drie waarheen ze willen.
De Wetāla vraagt de koning wie van beide mannen de man van deze vrouw is en als de koning geen antwoord geeft, zal zijn hoofd splijten. De koning antwoordt dat degene met het hoofd van de man de man van deze vrouw is. Het hoofd is het voornaamste onder de delen en daaraan herkent men iemand. De Wetāla verdwijnt nu het stilzwijgen is verbroken.
Achtste verhaal - De drie zoo uiterst kieskeurige jonge Brahmanen
De koning gaat opnieuw naar de Śimśapāboom en neemt de Wetāla op zijn schouder. De Wetāla vertelt een verhaal om de vermoeidheid te vergeten. In Angaland ligt het landgoed Wrkshaghata. De Brahmaan Wishnoeswāmin die de offers voor de Weda verricht heeft drie zonen en zendt hen op een dag uit om een schildpad te halen. De oudste zoon wil het dier niet aanraken en zegt dat zijn broers dit moeten doen. De broers weigeren ook. De oudste is een kieskeurig kenner van vrouwen, de middelste is kenner van voedsel en de jongste is fijngevoelig op het gebied van matrassen. Ze laten de schildpad in de steek en gaan naar de stad Witankapoera om de vorst van Prasenajit de zaak te laten uitmaken.
De drie krijgen voedsel met al de zes smaken (zoet, zuur, zout, bitter, bijtend, samentrekkend) en dit is een koning waardig. De oudste weigert echter te eten, omdat hij de geur van verbrande lijken waarneemt. Na onderzoek blijkt de gebruikte rijst van een veld te komen dat naast een crematieplaats ligt. De oudste mag nu een ander gerecht nuttigen. 's Nachts wordt een mooie hetaere van de koning naar de middelste broer gebracht. Haar gezicht is gelijk een Rākānacht. De middelste broer vindt deze vrouw naar geiten stinken en de koning vraagt zich af waarom, want ze is geparfumeerd met kamfer, zwarte aloë en sandel. Het blijkt dat ze als baby niet door moeder of min is gezoogd, maar met geitenmelk is gevoed. De jongste krijgt een ledikant met zeven matrassen, maar midden in de nacht wordt hij wakker door pijn en er is een indruk in zijn lichaam te zien. Boven het rustbed en onder de onderste matras ligt een haar.
De koning ligt wakker van deze lieden met wonderbaarlijke scherpzinnigheid en fijngevoeligheid en schenkt ieder drie lak goudstukken. De broers blijven daar, de schildpad vergetend. Het offer van de vader mislukt hierdoor en ze beladen zich met zonde.
De Wetāla vraagt wie het meest kieskeurig is geweest. De koning moet antwoord geven, anders zal zijn hoofd splijten. De koning antwoordt dat de jongste broer het meest kieskeurig is, de indruk van de haar was voor ieder zichtbaar. De andere twee hadden de informatie van iemand anders kunnen vernemen. Na dit antwoord verdwijnt de Wetāla van de schouder van de koning.
Negende verhaal - Anangarati met hare vier bruidegoms
De koning gaat naar de Śimśapāboom en neemt de Wetāla op zijn schouder. De Wetāla vraagt zich af of de vorst Triwikramasena geen spoken ziet op de dodenakker en vertelt een quaestie. In Awanti ligt een stad die in de Krta-, Treta- en Dwāpara-eeuw Padmāwatī, Bhogawatī en Hiranyawatī genoemd werd en nu Oejjayinī wordt genoemd. Koning Wīradewa heeft als eerste vorstin Padmarati en ze gaan naar de Ganges om genade van Śiwa te krijgen door middel van ascese. Ze willen graag nakroost krijgen. Een stem vertelt dat een heldenzoon en prachtige dochter zullen komen. Padmarati baart een zoon, Śoeradewa, en later een dochter met de naam Anangarati. Als de dochter volwassen wordt, kan de koning geen passend gemaal voor haar vinden en zij mag dan zelf kiezen. Dit weigert ze, omdat het niet zedig is. Ze wil uitgehuwelijkt worden aan iemand die volleerd meester in één kunst is, met een edel voorkomen.
Uit Dekkhan komen vier mannen. Een Soedra met de naam Pancapattika maakt elke dag vijf kleden en geeft één aan de godheid, één aan de Brahmaan, één houdt hij voor zichzelf, één is voor zijn vrouw (als hij gekozen wordt) en één verkoopt hij om in het levensonderhoud te voorzien. De tweede man is Waiśya met de naam Bhāshājña en hij verstaat de taal der vogels en viervoeters. De derde is de Kshatriya met de naam Khadgadhara en hij is zwaarddrager. De vierde is de Brahmaan Jīwadatta en hij is in staat de doden weer adem in te blazen.
Aan wie moet de vrouw worden uitgehuwelijkt, vraagt de Wetāla aan de koning. Als de koning geen antwoord geeft, zal zijn hoofd splijten. De koning zegt dat het onmogelijk is haar uit te huwelijken aan de Soedra (wever), de Waiśya en de Brahmaan. Ze moet aan de vierde, de Kshatriya, gegeven worden. Hij is gelijke aan haar stand en de Wetāla verdwijnt nu het stilzwijgen is verbroken.
Tiende verhaal - Madanasenā en de drie edelmoedige mannen
De koning gaat naar de Śimśapāboom om de Wetāla te halen en deze vertelt een verhaal om de moeheid weg te nemen. Vorst Wīrabāhyoe regeert over de stad Anangapoera, er woont een groothandelaar met de naam Arthadatta met zijn zoon Dhanadatta en dochter Madanasenā. Een vriend van de zoon ziet de zus en wordt verliefd. Hij droomt 's nachts van haar en valt de volgende dag aan haar voet en zegt niet zonder haar te willen leven. Ze is bang dat hij haar geweld zal aandoen en zegt zich naar hem te zullen begeven, nadat ze getrouwd is. Ze is namelijk al verloofd met de koopman Samoedradatta. De man wil dit niet, omdat haar lotus dan al genoten is door de ander en dan belooft ze na de huwelijksvoltrekking eerst naar hem te komen. Ze bevestigt haar toezegging met een eed en wordt door de man vrijgelaten.
De astrologisch gunstige dag breekt aan en na het huwelijksfeest gaat Madanasenā met haar man naar de slaapkamer. Als Samoedradatta haar wil omhelzen, begint ze te huilen en draait haar hoofd af. De man zegt dat ze naar haar geliefde moet gaan. Ze vertelt dan wat er is gebeurd en de man geeft haar toestemming te gaan waar ze wil. Ze loopt 's nachts naar de vriend van haar broer en een dief ziet haar lopen. De dief grijpt de zoom van haar gewaad en vraagt waar ze heen gaat. Ze biedt sieraden aan, maar de dief weigert. Ze belooft dan terug te komen nadat ze bij de vriend van haar broer is geweest. Deze man hoort van de vrouw wat er is gebeurd en laat de vrouw gaan, waarna ze naar de dief terugkeert. De dief hoort wat er is gebeurd en ook hij laat de vrouw gaan. Met ongeschonden eer komt de vrouw bij haar man.
De Wetāla vraagt wie van deze mannen het meest edelmoedig was. Als de koning geen antwoord geeft, zal zijn hoofd splijten. De koning antwoordt dat de dief het meest edelmoedig was van de drie. De man beschouwde haar als zijn vrouw, wetend dat ze een ander toegedaan was. De koopmanszoon liet haar gaan, omdat hij bang was dat de man het aan de koning zou melden. De dief werkt in het geheim en liet de parel onder de vrouwen met haar sieraden gaan. De Wetāla verdwijnt van de schouder van de koning en gaat naar zijn eigen plaats terug, nu het stilzwijgen is verbroken.
Dertiende verhaal - De door vergiftigd voedsel gedoode Brahmaan, wien eerst zijn jonge vrouw ontroofd was
De koning komt bij de Śimśapāboom en haalt de Wetāla opnieuw, deze vertelt een kort verhaal. Wārānasī is het verblijf van Śiwa en de Brahmaan Dewaswāmin woont er. Zijn zoon Hariswāmin is getrouwd met Lāwanyawatī en zij is zo mooi als hemelse nimfen zoals Tilottamā. Een luchtgeest neemt de schone mee en als haar man wakker wordt, vraagt hij zich af of ze boos is weggegaan of dat ze zich verborgen houdt en hem uitlacht. Hij zoekt haar en krijgt zijn zelfbeheersing terug na enkele dagen. Hij geeft zijn bezittingen aan de Brahmanen en gaat de heilige badplaatsen bezoeken om zijn zonden af te werpen. Hij baadt zich en de volgende dag geeft hij voedsel en drank en zijn hele vermogen als meerdaags Somaoffer aan de Brahmanen. Na een lange zwerftocht komt hij bij de woning van de Brahmaan Padmanābha. Daar wordt een meerdaags Somaoffer verricht en hij ziet de Brahmanen aan de maaltijd.
De huisvrouw ziet de man en neemt een schaal met in melk gekookte rijst met gesmolten boter en suiker en zegt dat hij dit aan de oever van een vijver moet nuttigen. Onder een vijgenboom zet hij de schaal en wast zijn handen en voeten en spoelt de mond. In een boom landt een valk met een slang in zijn poten en als de slang sterft, druppelt er gif in de rijstebrij. De man eet van de rijstebrij en wankelt terug naar het huis en zegt de huisvrouw een kenner van vergifbezwerende spreuken te halen, anders is het haar schuld dat de Brahmaan gedood is. De man sterft en de Brahmaan verjaagt zijn huisvrouw, die onschuldig is en slechts gastvrijheid oefende. Zij gaat naar een heilige badplaats om zich aan ascese over te geven. Voor Dharmarāja rees de strijdvraag: wie van de drie is schuldig aan doodslag.
De Wetāla vraagt de koning of de slang, de havik of de gever van de rijstebrij de schuldige is. Als de koning geen antwoord geeft, zal zijn hoofd splijten. De koning vertelt dat de slang niet schuldig is, in de doodstrijd drupte het gif uit zijn mond. De havik had honger en de voedselgever deed wat recht en plicht is. Alleen de domoor die zonder overleg een van de drie aanwijst als schuldige, treft schuld.
Veertiende verhaal - De koopmansdochter, die op den ter dood veroordeelden dief verliefd werd, en waarom deze voor zijn dood weende en lachte
De koning gaat opnieuw naar de Śimśapāboom en haalt de Wetāla eruit, deze vertelt een boeiend verhaal. Ayodhyā is de residentie van Rāma en hier heerst koning Wīraketoe. Koopman Ratnadatta en zijn vrouw Nandayantī hebben een dochter met de naam Ratnawatī. De dochter heeft een afkeer van mannen en wil zich het leven benemen als ze haar zal uithuwelijken. De stad heeft last van dieven en er worden nachtwakers aangesteld. Op een nacht gaat de koning zelf op zoek en ziet een man op de stadswal en zegt dat hij een dief is. Als gelijke wordt hij uitgenodigd en ze gaan naar een verborgen woning midden in een bos dat in de grond is ingegraven. De woning wordt door lichtende lampen verhelderd als nieuwe onderwereld.
De koning krijgt een zitplaats en de dief gaat een binnenvertrek in. Een dienares waarschuwt de koning en vraagt zich af hoe hij in de muil des Doods is gekomen.
De koning gaat naar het paleis en roept zijn troepen te wapen. Ze bewaken de uitgang van de woning in het bos en de dief valt aan en hakt paarden de poten stuk, hakt olifanten de slurf af en slaat soldaten het hoofd af. De koning slaat zwaard en dolk uit handen van de dief en overmeesterd hem. Hij veroordeelt de dief tot opspietsing en de volgende ochtend volgt de terechtstelling. Ratnadatta hoort dat zijn dochter deze dief tot man kiest en vraagt de koning om vrijstelling. Zelfs voor honderd miljoen goudstukken wil de koning dat niet en de dochter baadt zich en bestijgt een palankijn.
De dochter gaat naar de plek van de terechtstelling en de dief ziet haar met haar familieleden. De dief hoort van toeschouwers wat er aan de hand is en weent en lacht, voordat hij de geest geeft. De dochter laat het lijk van de spies nemen en bestijgt de brandstapel. De onzichtbaar op de crematieplaats aanwezige Heer Śiwa laat haar een wens doen en ze vraagt honderd zonen voor haar vader, zodat hij zijn leven niet zal opgeven als ze dood is. Zo'n standvastige vrouw verdient meer en Śiwa laat haar nog een wens doen en ze vraagt haar man levend en deugdzaam terug. Nadat Śarwa gesproken heeft, herrijst de man en de vader geeft een feest in het eigen paleis. De koning stelt de man aan tot bevelhebber van de troepen en de man huwt de dochter.
De Wetāla vraagt de koning waarom de dief huilde en lachte voordat hij stierf. Als de koning geen antwoord geeft, zal zijn hoofd splijten. De koning vertelt dat de dief schreide uit droefheid, hij kon zijn schuld aan de koopman niet kwijten. Hij lachte uit verwondering, wonderlijk is het hart van een vrouw. De Wetāla verdwijnt nu het stilzwijgen is verbroken.
Vijftiende verhaal - De tooverpil
Koning Triwikamasena gaat naar de Śimśapāboom en haalt de Wetāla opnieuw, deze vertelt dat koning Yaśahketoe in Śiwapoera in Nepal woont. Hij krijgt bij zijn vrouw Candraprabhā een dochter met de naam Śaśiprabhā. Als het feest ter gelegenheid van de processie er is, gaat ze bloemen plukken in de tuin en de Brahmaan Manasswāmin wordt verliefd en vraagt zich af of dit Rati is. Ook het meisje wordt verliefd en vergeet de bloemen en haar lichaam.
Er breekt een olifant los en de Brahmaan redt het meisje en ze wordt door haar verwanten naar het vrouwenverblijf gebracht. De Brahmaan gaat de volgende dag naar zijn leraar, de listige tovenaar Moeladewa, die de wonderweg der magie bewandelt. Moeladewa neemt een wonderpil in en wordt zo een bejaarde Brahmaan en geeft zijn leerling ook een pil. Manasswāmin verandert hierdoor in een mooi meisje. De tovenaar brengt het meisje naar de koning en zegt dat het de bruid van zijn zoon is, maar zijn zoon is verdwenen. De tovenaar vraagt de koning het meisje onder zijn hoede te nemen, zodat hij zijn zoon kan gaan zoeken. Op deze manier komt de Brahmaan bij de koningsdochter in het vrouwenverblijf. Na enkele dagen vraagt de Brahmaan in vrouwengedaante aan de koningsdochter waarom ze wegkwijnt en ze vertelt wat er in de tuin is gebeurd. De Brahmaan neemt de pil uit de mond en krijgt zo weer zijn mannelijke gedaante. Er wordt een Gandharwa-huwelijk gesloten en overdag is de Brahmaan met de pil een meisje en 's nachts zonder pil een man.
De zwager van de koning, Mrgānkadatta, geeft zijn dochter Mrgānkawatī ten huwelijk aan de zoon van de eerste minister Prajñāsāgara. Deze ministerszoon wordt echter verliefd op Manasswāmin als hij haar ziet en komt in het zevende stadium van liefdeskrankheid terecht. De koning vraagt zich af hoe hij het meisje aan de ministerszoon kan geven, omdat hij de bejaarde Brahmaan heeft beloofd haar onder zijn hoede te nemen. Alle ministers vertellen dat het de plicht van een koning is om zijn onderdanen te beschutten. De basis is de raad, als deze ten onder gaat zal recht en plicht dat ook doen. De dood van de ministerszoon is ook een misdaad, dus het meisje moet aan hem worden gegeven. Als de bejaarde Brahmaan vertoornd is, moeten er tegenmaatregelen genomen worden. Het meisje stemt alleen in met het huwelijk als de man na een zesmaandelijkse pelgrimstocht terug zal keren, anders zal ze zelfmoord plegen door haar eigen tong af te bijten.
De ministerszoon laat zijn eerste vrouw en het meisje achter in een bewaakt vertrek en gaat op pelgrimstocht. De vrouw vraagt Manasswāmin om een verhaal en hoort over de koninklijk ziener uit het zonnegeslacht. Het hart van de vrouw wordt dof en Manasswāmin vertelt haar dat dit een symptoom van liefde is. Hij neemt de pil uit zijn mond en er wordt een wellustfeest gevierd. Als de ministerszoon terugkeert, vlucht Manasswāmin met de vrouw. De bejaarde Brahmaan keert terug met zijn vriend Śaśin, als jeugdige Brahmaan, en vraagt zijn schoondochter terug. De koning weet niet waar ze is en biedt zijn eigen dochter aan. De tovenaar vertrekt en ontmoet later zijn leerling, er volgt een twistgesprek. Manasswāmin zegt dat Śaśiprabhā hem toebehoort, want ze zijn gehuwd. Śaśin zegt dat ze aan hem is gegeven door haar vader voor het heilig offervuur.
De Wetāla vraagt de koning aan wie ze toekomt, de vloek is nog altijd van kracht. De koning antwoordt dat ze op openlijke en wettige wijze door haar vader is gegeven aan Śaśin. De dief heeft geen wettig verhaal op andermans bezit, ook niet door het Gandharwa-huwelijksgebruik. Nadat het stilzwijgen is verbroken, verdwijnt de Wetāla van de schouder van de koning.
Zeventiende verhaal - De door den koning van de hand gewezene schoone, die de oorzaak werd van den dood diens konings
De koning haalt de Wetāla uit de Śimśapāboom en deze vertelt een verhaal. Kanakapoera ligt aan de Ganges en is ontoegankelijk voor Kali. Koning Yaśodhana heerst over Kanakapoera. Een koopman heeft een dochter, Unmadanī, en biedt haar aan. De koning stuurt Brahmanen om haar te keuren en deze vrezen dat de koning geen aandacht aan de regering zal schenken door haar enorme schoonheid. Ze liegen tegen de koning dat ze geen gelukvoorspellende merktekenen heeft. Ze vertellen dat ze ongunstige merktekens heeft en ze wordt hierdoor uitgehuwelijkt aan de legerbevelhebber Baladhara. De vorst komt op een olifant om het lentefeest te aanschouwen en ziet Unmadanī op het platte dak van haar paleis en wordt meteen verliefd. Hij hoort dat ze ooit is aangeboden aan hem en daarna verbant hij de Brahmanen. De koning kwijnt weg en de legeraanvoerder biedt zijn vrouw aan hem aan, maar de koning weigert dit misdrijf en sterft. De legeraanvoerder stort zich in het vuur.
De Wetāla vraagt aan de koning wie het edelst was, de vervloeking is nog steeds van kracht. De koning antwoordt dat de vorst het edelst was. Hij werd niet van wijs gebracht door Lakshmi, het gedrag van de legeraanvoerder was zijn plicht.
Negentiende verhaal - De koning met de drie vaders
De koning gaat opnieuw naar de Śimśapāboom en haalt de Wetāla. Deze vertelt een verhaal. Vorst Soeryaprabha heerst over Wakrolaka, maar hij heeft geen zoon bij zijn gemalinnen. De koopman Dhanapāla heeft een dochter met de naam Dhanawatī. Als de koopman sterft, vlucht zijn vrouw met haar dochter en een kleinodiëntooi uit vrees voor de erfgenamen. Ze stoot in het duister tegen een dief die op een paal is gespietst en deze vraagt de hand van haar dochter, zodat hij een bij haar een kind uit autorisatie kan krijgen om zo de hemel te kunnen bereiken.
De dief geeft aanwijzingen en de vrouw graaft bij de stam van een vijgenboom goud op, verbrandt het lichaam van de dief en werpt het gebeente in de heilige stroom. Ze gaat met haar dochter naar Wakrolaka en koopt van koopman Wasoedatta een aanzienlijke woning. De geestelijk leraar Wishnoesāmin heeft een discipel; de Brahmaan Manasswāmin. Deze discipel wil de lichtzinnige vrouw Hamsāwalī, maar zij vraagt honderd dīnars als loon en hij heeft geen bezittingen. Dhanawatī wil deze discipel en haar moeder zendt een dienares naar hem toe. Hij vraagt vijfhonderd dīnars om één nacht te komen. Dhanawatī wordt zwanger en krijgt een zoon.
Śiwa vertelt in een droom dat de jongen met duizend goudstukken ten vondeling gelegd moet worden aan de poort van koning Soeryaprabha. De koning vindt de jongen met handen en voeten gemerkt met lijnen van pajong, banier en andere en er volgt een twaalfdaagse periode van dans, muziek en feest. De koning noemt de jongen Candraprabha en de jongen is heldhaftig en heeft goede eigenschappen. Hij wordt tot koning gezalfd en zijn vader vertrekt naar Wārānasī. De vader bedrijft ascese en overlijdt. Candraprabha zal het gebeente in de Ganges werpen en naar Gayā gaan om śrāddha uit te voeren. Dan zal hij een bedevaart tot de oostelijke zee ondernemen.
Candraprabha komt in Prayāga en vast, geeft aalmoezen en voert śrāddha uit. Daarna gaat hij naar Wārānasī en Gayāśiras. Bij de put van Gayā rijzen drie handen op; een van de dief (met ijzeren spies), een van de Brahmaan (met offerboter en reinigers; twee grassprieten door offerformulier gewijd) en een van de koning (met ring en merktekens).
De Wetāla vraagt de koning aan wie Candraprabha de rijstbol moet geven. Als de koning geen antwoord geeft, zal zijn hoofd splijten. De koning antwoordt dat de rijstbol aan de dief toebehoort, hij is de echte vader. De Brahmaan had zich voor geld verkocht en de vaderkoning heeft geld aangenomen. De Wetāla verdwijnt nu het stilzwijgen is verbroken.
Eenentwintigste verhaal - De drie door hevige liefde plotseling gedooden
De koning gaat opnieuw naar de Śimśapāboom en haalt de Wetāla, die hem een verhaal vertelt. Wiśālā wordt door koning Padmanābha geheerst, hij heeft alle schatplichtige vorsten aan zich onderworpen. Koopman Arthadatta heeft meer rijkdom dan Koebera en zijn dochter Anangamanjarī is zo mooi als een nimf. Ze wordt uitgehuwelijkt aan Maniwarmana uit Tāmraliptī, maar blijft met haar man in de woning van haar vader wonen. De man is dol op zijn vrouw, maar dit is niet wederzijds. De man gaat naar zijn ouders en de vrouw ziet de zoon van de huisprelaat van de koning, de Brahmaan Kamalākara. Kamalākara wordt Koemoedāhara als hij haar ziet en ook zij wordt verliefd. Ze kunnen niet samen zijn en na enkele dagen wil de vrouw zich het leven benemen en gaat 's nachts naar de door bomen en lianen omgroeide vijver in de tuin.
Anangamanjarī bidt voor het beeld van de huisgodin Candikā dat Kamalākara in een andere bestaansvorm haar man zal zijn. Ze maakt een strik van haar overkleed en bindt dit aan de Aśokaboom, maar haar vriendin Mālatikā ziet dit en snijdt de strik door. Anangamanjarī vertelt wat er aan de hand is en valt flauw. Haar vriendin legt een snoer op haar hart en maakt een leger van lotusbladeren. Ze belooft Kamalākara naar de tuin te brengen en Anangamanjarī neemt een snoer van haar hals en geeft dit als beloning. De volgende dag gaat Mālatikā naar Kamalākara en vertelt dat de tranendruppels met oogzalf vermengd, als bijen, op het gelaat van Anangamanjarī komen alsof het een lotus is. Ze vertelt dat ze Anangamanjarī 's nachts naar het midden van een mangobosje in de tuin zal brengen en zegt dat Kamalākara daar ook moet komen.
Als Anangamanjarī Kamalākara daar ‘s nachts ziet, slaat ze haar armen om zijn hals. Ze sterft en Kamalākara valt flauw. Als Kamalākara bijkomt, neemt hij zijn geliefde op schoot en zijn hart barst. De verwanten van Anangamanjarī komen de dag erna en ook Maniwarmana keert terug en sterft ook van verdriet. De mensen bidden tot Candi en zij laat alle drie herrijzen, bevrijd van de passie. Kamalākara gaat beschaamd terug en de vader neemt Anangamanjarī en haar echtgenoot mee het huis in.
De Wetāla vraagt de koning wie het meest verblind door liefde was, de vervloeking is nog altijd van kracht. De koning antwoordt dat dit de echtgenoot was. Hij zag dat zijn vrouw uit liefde voor een andere man stierf en toch ontstak hij niet in toorn, maar gaf zijn leven uit verdriet. De Wetāla verdwijnt nu het stilzwijgen is verbroken.
Tweeëntwintigste verhaal - De vier broeders, die aan een leeuw het aanzijn schonken
Koning Triwikramasena gaat terug naar de Śimśapāboom en legt de Wetāla op zijn schouder. De Wetāla vertelt over koning Dharanīvarādha die heerst over de stad Koesoemapoera. In het rijk ligt het landgoed Brahmasthala en daar leeft de tweemaal geborene Wishnoeswāmin. Zijn echtgenote is als Svāhā voor Agni en zij schenkt haar man vier zonen. Als het echtpaar sterft, gaan de kinderen naar het dorp van hun grootvader van moeders zijde; Yajñasthala. Daar komen zij bij ooms terecht en wijden hun leven aan de studie van de Weda. De ooms geven de jongens later niet zoveel, omdat ze niks bezitten. De oudste broer vertelt dat hij op een dodenakker een lijk zag en ook rust wilde. Hij verhing zichzelf, maar het touw brak en een man wuifde koelte toe met zijn gewaad. Uit slechte daden komt leed en goede geven vreugde. Als het noodlot het niet wil, krijgt men zelfs aan de dood geen deel. De broer wil naar een gewijde badplaats om zijn lichaam door ascese uit te teren, zodat hij niet opnieuw in armoede komt. Maar dan vertelt de jongste broer dat de lichtekooi en het fortuin niemand trouw blijven, men moet zich een voortreffelijkheid eigen maken om het geld met geweld te krijgen.
De broers gaan ieder richting één der hemelstreken om magische kracht te leren en na een tijd ontmoeten ze elkaar op een afgesproken plaats. Eén kan vlees laten ontstaan op een splinter van een bot, de tweede kan huid doen ontstaan, de derde kan ledematen doen ontstaan en de vierde kan het wezen van adem en leven voorzien. Ze vinden een botsplinter van een leeuw en tonen hun kunsten, maar de leeuw doodt hen allen.
De Wetāla vraagt de koning wie schuldig is aan de dood van de vier broers. De koning moet antwoorden, anders zal zijn hoofd splijten. De koning antwoordt dat de eerste drie uit onwetendheid handelden, maar schuldig is degene die de gestalte van de leeuw zag en toch leven inblies om zijn kunsten te tonen. Alleen als de wortel onder gunstige auspiciën begoten wordt met water der wijsheid en de greppel eromheen uit praktische levenswijsheid bestaat, brengt de boom der flinke praestatie vrucht voort. De Wetāla verdwijnt nu het stilzwijgen verbroken is.
Vierentwintigste verhaal - De verwisseling van moeder en dochter, met dat gevolg, dat de eerste den zoon, de laatste den vader huwde
De koning haalt de Wetāla opnieuw uit de Śimśapāboom en deze vertelt over onderkoning Dharma van Dekkhan en hij heeft een dochter bij Candrawatī uit Mālawaland. Lāwanyawatī krijgt de huwbare leeftijd, maar haar vader wordt dan van de troon gestoten en hij vlucht met een kleinodiënschat in de richting van Mālawaland. 's Nachts komt het gezelschap in het Windhyāwoud in een gehucht van de Bhils. Vele Śabaras met wapens willen hem plunderen en de koning kan enkele verslaan, maar wordt gedood. Zijn vrouw en kind vluchten naar een ander dicht woud en gaan bij een Aśokaboom aan de oever van een lotusmeer zitten.
Candasimha en zijn zoon Simhaparākrama gaan jagen en ze zien de voetsporen van de vrouwen. De zoon zegt dat hij zal trouwen met de vrouw aan wie de kleine voetsporen toebehoren, dit zal de jonge vrouw zijn. Zijn vader moet trouwen met de vrouw aan wie de grote voetsporen toebehoren. De vader weigert, omdat zijn vrouw nog niet lang daarvoor is overleden. De zoon zegt dan een vers van de dichter Moeladewa op en ze gaan naar de vrouwen en nemen hen mee naar Wittapapoerī. Ze trouwen, maar door vergissing met de voeten worden dochter en moeder door huwelijk met vader en zoon elkaars schoonmoeder en schoondochter. Ze krijgen kinderen en deze krijgen kinderen.
De Wetāla vraagt de koning welke familieverhoudingen de kinderen hebben, de vloek is nog altijd van kracht. De koning weet het antwoord niet en loopt stilzwijgend door. De Wetāla wil met een list de roem die de Bhikshoe toekomt op de koning overbrengen. De Wetāla zegt dat hij uit het lichaam zal vertrekken. Als de Bhikshoe de koning opdraagt om zich met acht ledematen ter aarde te werpen, moet de koning hem vragen dit voor te doen. De koning moet dan het hoofd van de Bhikshoe afslaan en hij zal de ganse aarde beheersen door hem als offer te slachten. De koning begrijpt daarop dat de asceet Kshāntiśīla het slecht met hem voorhad en brengt het lichaam van de dode naar de vijgenboom.
Slot (einde der raamvertelling)
Koning Triwikramasena komt bij Bhikshoe Kshāntiśīla met het lijk op zijn schouder en ziet de asceet in een met bloed besmeerde cirkel gemaakt met het witte poeder van fijngestoten botten. Aan elke kant van de vier hemelstreken heeft hij een met bloed gevulde kruik gezet in een cirkel van uit mensenvet vervaardigde lichten. Hij heeft offeranden in een vuur gebracht en heeft alle benodigdheden voor de verering van zijn godheid.
De Bhikshoe eert de koning als grootheid der groten, die zelfs onder levensgevaar niet afwijken van een belofte. Hij pakt het lijk van de schouder van de koning en wast en zalft hem, hij voorziet het lichaam van een krans en legt hem in de cirkel. Het lijk draagt een van hoofdhaar vervaardigd brahmanensnoer en is met as bestoven, het draagt een lijkwade. Hij roept met een toverspreuk de machtige Wetāla op en verricht de handelingen van een eredienst. Hij biedt het erewater in een schaal bestaande uit een mensenschedel aan en doet hierin mensentanden met daarop bloemen en welriekende zalf, wierook gebrand uit mensenogen en een offergave van mensenvlees.
De Bhikshoe zegt dat de koning zijn huldiging moet brengen door zich op de acht ledematen ter aarde te werpen, dan zal de Wensvervuller schenken wat hij verlangt. De koning zegt dat hij niet weet hoe en vraagt het voor te doen. De Bhikshoe doet het voor en dan slaat de koning zijn hoofd af. Hij splijt het lijf open en haalt het hart er uit en offert het hoofd en het hart aan de Wetāla. De opperheerschappij over de Luchtgeesten zal van de koning zijn na zijn heerschappij over de hele wereld. De koning mag een wens doen, omdat de Wetāla hem zo heeft geplaagd.
De koning vraagt of de eerste vierentwintig vraagverhalen en het vijfentwintigste, dat het slot vormt, beroemd op de aarde zijn mogen en in ere blijven staan. De Wetāla vertelt dat de vierentwintig eerste en het ene dat het slot vormt onder de naam “de vijfentwintig verhalen van den Wetāla” op aarde beroemd en geëerd zijn tot heil der mensheid. Degene die een van de verhalen hoort of reciteert zal van zijn zonden bevrijd worden. Geen Yaksha, Wetāla, Koeshmānda, heks of boze demon zal macht hebben waar deze serie wordt voorgedragen.
De Wetāla verdwijnt uit het lijk en gaat met zijn Yogawonderkracht daarheen, waar hij wenst. Śiwa verschijnt in gezelschap van de goden en onderwijst de koning. Hij heeft hem als Wikramāditya geschapen uit een deel van zichzelf tot verdelging van de in barbarengestalte geïncarneerde Asoeras en nu heeft hij hem geschapen als de held koning Triwikramasena om een schurk te bedwingen. De koning zal met Śiwa verenigd worden en krijgt het “Onoverwonnen” hetend zwaard.
De koning gaat Pratishthāna binnen en wordt door zijn onderdanen gehuldigd. Hij brengt de dag door met baden, het geven van aalmoezen, huldiging van Śiwa, dans, gezang, muziekspel, etc. Na enige dagen bezit hij de onbetwiste heerschappij over de aarde en de onderwereld. Na op bevel van Śiwa voor lange tijd de opperheerser der Luchtgeesten te zijn geworden, wordt hij verenigd met de Heer.
Opmerkingen
Het niet kunnen slapen door een voorwerp onder meerdere matrassen, zoals in het Achtste verhaal, wordt ook gebruikt in De prinses op de erwt van Hans Christian Andersen.
Verhalenbundel
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Verhalen%20van%20een%20vampier
|
wikipedia
| 878,627 |
Mallacoota chandaniae is een vlokreeftensoort uit de familie van de Maeridae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 2005 door Lowry & Springthorpe.
Maeridae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Mallacoota%20chandaniae
|
wikipedia
| 472,485 |
Probaenia quadrivittata is een keversoort uit de familie bladkevers (Chrysomelidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1927 gepubliceerd door Maurice Pic.
quadrivittata
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Probaenia%20quadrivittata
|
wikipedia
| 43,139 |
Phalacrus mediocris is een keversoort uit de familie glanzende bloemkevers (Phalacridae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1916 gepubliceerd door Thomas Lincoln Casey.
Glanzende bloemkevers
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Phalacrus%20mediocris
|
wikipedia
| 208,169 |
Pachyna bogema is een vlinder uit de familie spinners (Lasiocampidae). De wetenschappelijke naam van deze soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 2009 door Zolotuhin & Gurkovich.
De soort komt voor in tropisch Afrika.
Spinners
Dier uit het Afrotropisch gebied
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pachyna%20bogema
|
wikipedia
| 144,100 |
Enneadesmus nigritulus is een keversoort uit de familie boorkevers (Bostrichidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1937 door Lesne.
Boorkevers
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Enneadesmus%20nigritulus
|
wikipedia
| 509,684 |
Chamaesphecia kautti is een vlinder uit de familie wespvlinders (Sesiidae), onderfamilie Sesiinae.
De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd door Špatenka in 1997. De soort komt voor in het Palearctisch gebied.
Wespvlinders
Dier uit het Palearctisch gebied
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Chamaesphecia%20kautti
|
wikipedia
| 827,794 |
Diamond Rexx is een Amerikaanse heavy metal/glam metalband uit Chicago, opgericht in 1985 door zangeres Nasti Habits en gitarist Scott St. Lust (ook bekend als S. Scot Priest, ook van D'Molls).
Bezetting
Huidige leden
Nasti Habits (leadzang, 1985–heden)
S.S. Priest (lead- en ritmegitaar, 1985–1995, 2000–heden)
Dave Andre (basgitaar, 1985–1989, 2004–heden)
Johnny Cottone (drums)
Voormalige leden
Johnny Cottone (drums, achtergrondzang, 1985–1987, 2015–2017)
Johnny L. Angel (lead- en ritmegitaar, 1987–1990)
Chrissy Salem (basgitaar, achtergrondzang, 1988–1992)
Basil Cooper (basgitaar, achtergrondzang, 1992–1993, 2001–2002)
Tim Tully (drums, percussie, 1987–1988)
Billy Nychay (drums, percussie, 1989–2003)
Rob Pace (drums, percussie, 2003)
Bill Schmidt (drums, percussie, 2004–2007)
Tommy Evans (basgitaar)
Tommy Hanus (basgitaar)
George Lorenzi (drums, 1992–1993 & 2017 tot heden)
Bemanning en personeel
Danny Brasky (podium en geluid)
Jim Haupert – (verlichting en promoting)
Billy Cafero
Chris Johnson
Billy Johnson
Lynn Drake
Geschiedenis
Zanger Nasti Habits creëerde de oorspronkelijke vierkoppige bezetting met gitarist S.S. Priest in 1985. Vier maanden na hun eerste liveshow tekende de band een managementovereenkomst met Mark Nawala, die de band vervolgens intekende bij Island Records en met de toevoeging van bassist Dave Andre en drummer Johnny Cottone brachten ze hun debuutalbum Land of the Damned uit in 1986. In 1989 tekende de band bij het onafhankelijke Red Light Records, waar ze in 1990 hun tweede album Rated Rexx en hun derde publicatie Golden Gates (1991) uitbrachten. Met het album praalde S.S. Priest op gitaar, maar eigenlijk werden alle gitaren uitgevoerd door John Luckhaupt (ook bekend als: Johnny L. Angel) die de band vlak voor het uitbrengen van het album had verlaten. De band had tijdens de jaren 1990 een onderbreking, maar Habits formeerde in 2001 een nieuwe bezetting, nu met SS Priest op gitaar, Basil Cooper (ex-Daisy Chain/Mind Bomb) op bas- en achtergrondzang en Billy Nychay op drums, de band is nu beïnvloed door alternatieve metal. Deze bezetting nam het album Rexx Erected op, uitgebracht bij Diamond Records, waarna Cooper werd vervangen door Tommy Hanus. The Evil werd in 2002 uitgebracht bij Crash Music Records. In 2006 voegde bassist Tommy Evans zich bij de band en het jaar daarop keerde de oorspronkelijke drummer Johnny Cottone terug op drums. De band ging toen op non-actief en bleef de komende jaren stil. In 2009 werd de oorspronkelijke bezetting van Habits/Andre/Priest/Cottone herenigd voor een show ter gelegenheid van het 20-jarige jubileum.
Discografie
Albums
1986: Land of the Damned
1990: Rated Rexx
1991: Golden Gates
2001: Rexx Erected
2002: The Evil
Ep's
1989: Golden Gates
Amerikaanse metalband
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Diamond%20Rexx
|
wikipedia
| 487,298 |
Drepanophora birbira is een mosdiertjessoort uit de familie van de Lepraliellidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1967 door Powell.
Lepraliellidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Drepanophora%20birbira
|
wikipedia
| 275,440 |
Klimmeervallen (Astroblepidae) zijn een familie van straalvinnige vissen uit de orde van Meervalachtigen (Siluriformes).
Taxonomie
De volgende geslachten zijn bij de familie ingedeeld:
Astroblepus Humboldt, 1805
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Klimmeervallen
|
wikipedia
| 273,086 |
Pampoconis angustipennis is een insect uit de familie van de dwerggaasvliegen (Coniopterygidae), die tot de orde netvleugeligen (Neuroptera) behoort.
De wetenschappelijke naam Pampoconis angustipennis is voor het eerst geldig gepubliceerd door Meinander in 1990.
Dwerggaasvliegen
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pampoconis%20angustipennis
|
wikipedia
| 720,364 |
Eupithecia dominaria is een vlinder uit de familie van de spanners (Geometridae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1956 door Shchetkin.
dominaria
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Eupithecia%20dominaria
|
wikipedia
| 773,595 |
De Van Imhoff was een Nederlands koopvaardijschip van de rederij Koninklijke Paketvaart Maatschappij, dat in de Tweede Wereldoorlog door een Japans gevechtsvliegtuig tot zinken werd gebracht. Meer dan 400 Duitse geïnterneerde burgers verdronken.
Geschiedenis
De Van Imhoff werd in 1914 gebouwd door Maatschappij Fijenoord in opdracht van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, nadat het eerste gelijknamige schip in 1911 zonk.
Het schip is vernoemd naar gouverneur-generaal Gustaaf Willem van Imhoff en had een lengte van 103 meter en een brutoregistertonnage van 2980.
Het koopvaardijschip vervoerde vanuit Nederlands-Indië voornamelijk producten voor de Nederlandse en inheemse handel, waaronder tabak, zout en steenkolen. Later werd het ook ingezet voor het overbrengen van bestuursambtenaren naar verscheidene eilanden.
Laatste reis
De schepen van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, en zo ook de Van Imhoff, werden bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog door de Nederlandse regering gevorderd en ingezet voor het vervoer van legervoorraden, troepen en geïnterneerden.
Het bestuur van de toenmalige kolonie besloot in januari 1942 2300 Duitse burgers te verplaatsen van Sibolga in Nederlands-Indië naar Bombay in het toenmalig Brits-Indië. De verplaatsing werd gedaan uit vrees voor het naderende Japanse leger waarmee de Duitsers potentieel zouden kunnen samenspannen.
Twee boten bereikten Bombay. Op 18 januari 1942 verliet de Van Imhoff onder leiding van kapitein Herman Hoeksema de haven als derde en laatste transport. Aan boord bevonden zich naar schatting 477 geïnterneerde Duitse burgers, 62 bewakers en 48 bemanningsleden.
Na vertrek werd de Van Imhoff diezelfde dag getroffen door een torpedo uit een Japans gevechtsvliegtuig. De Nederlandse bewaking en bemanningsleden wisten via reddingsboten het schip te verlaten, maar lieten de Duitsers aan hun lot over. Slechts 65 Duitse gevangenen overleefden de scheepsramp, ruim 411 mannen verdronken of ontnamen zichzelf ter plekke het leven. De overlevenden spoelden aan op het eiland Nias, ten westen van van Sumatra. Hier werden zij, na een kortstondige machtsovername, opnieuw gevangen gezet door de Nederlandse autoriteiten op het eiland.
Onder de slachtoffers bevonden zich opmerkelijk veel Duitse Joden en anti-nationaalsocialisten wier staatsburgerschap in Duitsland was afgenomen. Zij waren daarom vanaf 1930 hun thuisland ontvlucht om in Nederlands-Indië bescherming te vinden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden zij beschouwd en behandeld als gewone Duitse burgers en ook in interneringskampen vastgezet.
Nasleep
Jaren na de ramp werd onder meer de Nederlandse overheid verweten moedwillig informatie achter te hebben gehouden over het drama. Hierdoor wordt het door sommigen beschouwd als een van de grootste Nederlandse doofpotaffaires van na de Tweede Wereldoorlog.
Op 19 januari 1942 werd in een geheim codebericht de mededeling gedaan dat de eerste twee transporten op 7 en 10 januari in Brits-Indië waren aangekomen en dat op 16 januari een derde en laatste transport uit Nederlands-Indië vertrok. Verder werd in dit bericht melding gemaakt van de aankondiging dat de evacuatie uit Nederlands-Indië een week later gepubliceerd zou worden, waarbij het feit dat de laatste groep onderweg is, zou worden verzwegen. Op de Van Imhoff waren veel te krappe en te lage kooien met te veel gevangenen; er was te weinig drinkwater; er waren geen sanitaire voorzieningen; er waren onvoldoende reddingmiddelen; er was geen bewapening aan boord.
De affaire moest koste wat het kost geheim worden gehouden om het bestuur in Batavia, Londen en later in Den Haag niet in verlegenheid te brengen, wat blijkt uit een zeer geheime correspondentie uit 1942 tussen gouverneur Van Starkenborgh in Batavia en minister Van Kleffens in Londen. Hierin schrijft Van Starkenborgh:
Daar vele geruchten reeds de omloop deden ook onder Duitsche vrouwen dat schip met geïnterneerden vergaan en aangezien het voorts ongewenscht is publicatie langer uit te stellen wegens kans eerder bericht buitenlandsche radio, is heden een korte verklaring uitgegeven dat een transport het voorwerp van Japansche actie is geworden welke een groot aantal slachtoffers heeft geëischt. Over behoud bemanning en bewaking is opzettelijk niets gezegd teneinde verkeerden indruk buitenland te vermijden.
De leden van bewakingsdetachement, destijds aan boord van de Van Imhoff, kregen een spreekverbod opgelegd over deze gebeurtenis. De affaire kwam echter toch via Duitsland naar buiten via enkele overlevenden van de groep van het eiland Nias. Na publicatie in Duitse kranten werd er in 1943 ook uitgebreid in Nederlandse kranten over bericht.. Er volgden geen represailles van de toenmalige Duitse bezetter omdat de KPM in een brief had bericht dat men er alles aan had gedaan om de overlevenden te hulp te schieten en dat dit bewust was verzwegen. Nadat duidelijk werd dat dit toch anders lag, viel de Duitse bezetter het KPM-kantoor binnen en nam een kleine 30 mensen gevangen die op transport werden gezet. Ook moest KPM 4 miljoen gulden schadevergoeding betalen aan de nabestaanden. Dat geld verdween in de partijkas en de nabestaanden hebben er nimmer iets van teruggezien. KPM vorderde dit bedrag later terug van de Nederlandse overheid omdat die hen immers had gedwongen hun schepen ter beschikking te stellen. Via een belastingdeal - het in mindering brengen van vennootschapsbelasting - werd aan KPM 2 miljoen gulden terugbetaald.
In 1953 trachtte een Duitse overlevende bij de Nederlandse Justitie in de zaak, met een klacht over moord, een strafvervolging in te laten stellen. Ondanks twee jaar onderzoek werd de zaak uiteindelijk geseponeerd onder verwijzing naar de door kapitein Hoeksema van de Van Imhoff op 4 februari 1942 in Tandjong Priok aan de havenmeester afgelegde scheepsverklaring, waarin Hoeksema stelde dat men sloepen had achtergelaten die de Duitse gevangenen hadden kunnen gebruiken en tevens vlotten te water had gelaten waarvan de Duitse gevangenen echter geen gebruik hadden gemaakt.
Toen de VARA in 1965 een in opdracht van Herman Wigbold door Dick Verkijk vervaardigde filmdocumentaire wilde uitzenden in de actualiteitenrubriek Achter het Nieuws over deze kwestie, werd de uitzending door toenmalig televisiecommissaris Jan Willem Rengelink verboden. De politiek had, gealarmeerd door de interviews met Verkijk, contact opgenomen met de VARA om de onwenselijkheid van een dergelijke documentaire te benadrukken. De omstreden documentaire werd opgeborgen en raakte zoek.
Verkijk, verontwaardigd over deze gang van zaken, publiceerde zijn onderzoeksresultaten in Het Parool van 16 april 1965. Hij werd op staande voet ontslagen.
Daarna plaatste het Duitse Der Spiegel twee uitgebreide artikelen met foto’s en ooggetuigenverslagen. Op daarop volgende kamervragen liet de minister van Defensie Piet de Jong weten dat reeds in 1956 aan de Duitse Bondsregering was medegedeeld dat geen strafvervolging zou plaatsvinden in deze kwestie en dat er geen onjuiste beslissingen waren genomen en dus geen grond aanwezig was voor een strafrechtelijke vervolging tegen de gezagvoerder van de Van Imhoff. De Jong besloot, na verdere vragen uit de Eerste Kamer, alle stukken over de Van Imhoff over te dragen aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie en vroeg militair historicus K.W.L. Bezemer de affaire te onderzoeken.
In december 2017 zond omroep BNN-VARA dit verhaal in een documentaire-drieluik alsnog uit.
Nieuw onderzoek
In 2021 werd besloten een door de Nederlandse regering gefinancierd en door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) uit te voeren hernieuwd onderzoek te doen naar de scheepsramp, de internering van Duitse burgers in Nederlands-Indië en de nasleep voor nabestaanden. De onderzoeksperiode duurt van 2022 tot 2024.
Literatuur
Gottlob Weiler: Der Untergang der „van Imhoff“: Ein Augenzeugenbericht (Auf den Straßen der Welt. Missionshefte der Jungen Gemeinde, Nr. 16). Evang. Missionsverlag, Stuttgart 1952 (diverse herdrukken).
C. van Heekeren: Batavia seint: Berlijn: Duitsers geïnterneerd in Nederlands-Indië. Den Haag 1967, hierin: „Transporten naar Bombay: De Van Imhoff“.
Jochen Buchsteiner: Tod vor Sumatra. Vor siebzig Jahren sank die „Van Imhoff“ im Indischen Ozean. In: Frankfurter Allgemeine Zeitung, 17 december 2011, pag. 3.
Markus Frädrich: Todeskampf im Indischen Ozean. Vor 70 Jahren sank vor der Küste Indonesiens die „van Imhoff“. In: Domradio, 18 januari 2012.
Dieter Gräbner: Die "van Imhoff" – das Totenschiff. Geschichte und Mythos einer Weltkriegstragödie. Conte Verlag, Libri Vitae Band XVIII, Saarbrücken 2012.
Loe de Jong: Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, Martinus Nijhoff, Leiden, 1984; deel 11a, tweede helft, "Van Imhoff-schandaal", p. 729-737.
K.W.L. Bezemer, Geschiedenis van de Nederlandse Koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog, Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1987, pag.643-680.
Externe link
Website VanImhoff.info
Schip gebouwd in Nederland
Schip op naam
Scheepsramp
Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië
Schandaal in Nederland
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Van%20Imhoff%20%28schip%2C%201914%29
|
wikipedia
| 193,822 |
Platyrhopalus imadatei is een keversoort uit de familie van de loopkevers (Carabidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1962 door Chujo.
Loopkevers
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Platyrhopalus%20imadatei
|
wikipedia
| 981,548 |
Prunum caledonicum is een slakkensoort uit de familie van de Marginellidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 2001 door T. Cossignani.
Marginellidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Prunum%20caledonicum
|
wikipedia
| 884,351 |
Jan Meewe (hertogdom Brabant, 11 oktober 1275 - aldaar, 12 november 1312) was een buitenechtelijke zoon van hertog Jan I van Brabant. Zijn moeder zou Mee(u)we geheten hebben. Hij was heer van Waver en heer van Dongelberg. Beide heerlijkheden waren gelegen in het Romaanstalig deel van het hertogdom Brabant, thans de Belgische provincie Waals-Brabant.
Synoniemen
Jan Meeuwe
Joan van Meuve
Jean Meeuwe
Levensloop
Meewe groeide op in het hertogdom Brabant. Zijn halfbroer Jan II van Brabant schonk hem in 1303 uit erkentelijkheid twee heerlijkheden: Waver en Dongelberg. De graven van Leuven bezaten Waver en Dongelberg al sinds de 11e eeuw, zodat Jan II, afstammeling van de graven van Leuven, familiebezit in leen gaf.
Meewe huwde met Margaretha de Pamele de Wedergraete. Zij hadden meerdere zonen van wie de volgende twee erfden:
Zoon Willem Meewe erfde Waver en was gehuwd met Margaretha van Wassenberg en zij resideerden in Waver. Het dorp Waver aan de Dijle groeide uit tot een stad en belandde later in handen van de familie van Spontin.
Zoon Lodewijk schrapte de familienaam Meewe en noemde zich 'van Dongelbergh'. Deze zoon huwde met Ida van Herbais. Dongelberg geraakte later in handen van de familie d'Argenteau en werd een baronie en een graafschap.
Onwettige relatie (Huis Brabant)
Adel in de Nederlanden in de 13e eeuw
Adel in de Nederlanden in de 14e eeuw
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan%20Meewe
|
wikipedia
| 56,736 |
Leucanella apollinairei is een vlinder uit de familie nachtpauwogen (Saturniidae), onderfamilie Hemileucinae.
De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd door Dognin in 1923.
Nachtpauwogen
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Leucanella%20apollinairei
|
wikipedia
| 768,920 |
Jan Hoek (Katwijk aan Zee, 14 september 1950) is een Nederlandse theoloog.
Levensloop
Hoek studeerde theologie aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij promoveerde in 1981 op de zeventiende-eeuwse theoloog Daniel Colonius. In 1975 ging hij aan de slag in de Hervormde Gemeente van Blauwkapel-Groenekan. Vier jaar later maakte hij de overstap naar Veenendaal, waar hij vijftien jaar voorging. Later werkte hij bij de HGJB. Vanaf 1994 gaf hij het vak dogmatiek aan de Christelijke Hogeschool Ede en Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond Johannes Calvijn. Hoek schreef een groot aantal boeken en zat in de redactie van verschillende bladen. Zo schreef hij 23 jaar voor het Gereformeerd Weekblad. Vanaf 2004 is hij niet-residerend bijzonder hoogleraar aan de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven en van 2006 tot zijn pensioen in 2015 was hij bijzonder hoogleraar Gereformeerde Spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit.
Privé
De theoloog is getrouwd met de arts Alie Hoek-van Kooten die in christelijke kring bekendheid geniet als schrijfster van boeken over gezondheid, relaties, seksualiteit en opvoeding. Samen hebben zij drie kinderen.
Bibliografie
Daniël Colonius (1566-1635): theoloog tussen reformatie en orthodoxie (proefschrift), 1981
Man en vrouw naar Gods beeld: een bijbelse bezinning , 1984,
Zonde: opstand tegen de genade : gedachten over zonde , 1988,
Leven en dood in hoger hand, 1988,
Incest, wat gaat ons dat aan?, 1989
Geloven de twijfel te boven: een reactie op Kuitert, 1993,
Problemen van de plurinorme samenleving, 1993,
Nabij de toekomst, 1997,
Doem of doel: een christelijke visie op geschiedenis, 1997
Verzoening, daar draait het om, 1998,
Gemeente-zijn, dat houdt wat in , 1999,
Kernteksten over het verbond, 2001,
Respecteer de heilige naam : omgaan met de naam van God, 2002
Hoop op God: eschatologische verwachting, 2004,
Evangelische en reformatorisch: duel of duet?, 2005, (samen met Pieter Roelof Boersema en René Holvast)
Spiritueel gereformeerd: essentie en relevantie van gereformeerde vroomheid, 2006,
Sola Scriptura: de actualiteit van de gereformeerde visie op de Schrift, 2008,
Handboek christelijk geloof, 2008, (samen met Alister McGrath)
Geroepen in een nieuwe eeuw: geheim en missie van de gemeente, 2008,
Calvijn spreekt: de actualiteit van een hervormer na 500 jaar, 2009,
De Geest, het kruis en de gaven : een ontmoeting tussen gereformeerd en charismatisch, 2009,
Eeuwige vriendschap: om de waarde van Gods verbond, 2010, (samen met Willem Verboom)
Vers christendom: getuigenissen uit de Vroege Kerk, 2010,
Hoe kom ik in de hemel?: de betekenis van klassiek-gereformeerde stervensbegeleiding, 2011,
Verantwoorde hoop: apologetische thema's, 2011,
Vreemde wereldburgers: christenen onderweg in de wereld, 2012,
Gereformeerde spiritualiteit: een actuele bezinning, 2012,
Profetisch licht: toekomst voor Israël en de kerk, 2013,
Vers christendom: getuigenissen uit de Vroege Kerk, 2010,
Werken met zin: het goede nieuws voor ons dagelijks werk, 2013, (met Dirk van Scheppen)
De kerk leeft: vitaal gemeente-zijn vandaag, 2014,
De preek werkt : bezinning op christelijke verkondiging, 2015,
Werkboek bij Christelijke dogmatiek, 2015, (samen met J.H. de Pater-Bakker, A.G. Kloosterman-van der Sluys en Jan van der Plas)
Tedere Majesteit: omgang met God in gereformeerde spiritualiteit , 2015,
Hoogleraar aan de Protestantse Theologische Universiteit
Nederlands theoloog
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan%20Hoek%20%28theoloog%29
|
wikipedia
| 709,214 |
Chalepus vicinalis is een keversoort uit de familie bladkevers (Chrysomelidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1885 gepubliceerd door Joseph Sugar Baly.
vicinalis
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Chalepus%20vicinalis
|
wikipedia
| 353,187 |
Eublemma viettei is een vlinder uit de familie spinneruilen (Erebidae). De wetenschappelijke naam is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1954 door Berio.
De soort komt voor in tropisch Afrika.
viettei
Dier uit het Afrotropisch gebied
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Eublemma%20viettei
|
wikipedia
| 644,624 |
Concert voor klein orkest en soloviool is een compositie van Gerald Finzi.
Geschiedenis
Het was een vroege poging van Finzi om te komen tot een vioolconcert. Hij had ook een bepaalde soliste op het oog: Sybil Eaton, niet alleen muzikaal, maar Finzi was ook verliefd op de violiste. Het werk bleek echter naar de smaak van de componist onvoldoende. Hij had het in 1927 al gereed, maar was ontevreden met name over het eerste deel. De delen 2 en 3 kregen daarom een eerste uitvoering op 4 mei 1927 met Eaton als solisten, begeleid door het British Women's Symphony Orchestra onder leiding van Malcolm Sargent. Finzi trok het hele werk terug, maar dankzij inspanningen van zijn vriend Ralph Vaughan Williams kreeg het gehele concert een uitvoering op 1 februari 1928. Eaton was opnieuw de soliste, ditmaal begeleid door het London Symphony Orchestra. Vaughan Williams dirigeerde zelf. Finzi bleef moeilijkheden houden met het eerste deel, daarin gesterkt door recensenten en gaf het op. Het werd niet uitgegeven, behalve deel 2, dat zelfstandig door het leven ging als Introit opus 6 van circa 8 minuten lengte. Nog even is er een kans op rehabilitatie van het gehele werk geweest, toen Finzi het raadpleegde toen hij aan zijn Klarinetconcert begon, maar het bleef bij inzien.
Het kwam pas veel later weer uit de la. Het beleefde eigenlijk een tweede première op 20 november 1999, het was toen de tweede uitvoering van het totale werk.
Muziek
Het werk is geschreven in de traditionele drie delen:
Allegro
Molto sereno
Hornpipe rondo: Allegro risoluto.
Voor de muziekstijl koos Finzi voor een mengeling van Britse volksmuziek (hornpipe) en de contrapunt van Johann Sebastian Bach. Het bleef daarom een wisselvallig werk. De verbinding met Bach gaf wel aanleiding van de premiere van het gehele werk; het werd gespeeld tijdens een BACH Choir-concert. Dat Finzi niet geheel tevreden was over zijn muziek, is terug te vinden in een opmerking die hij maakte richting Eaton tijdens repetities: "Mijn taak is een werk te componeren, jouw taak is om het juiste tempo te vinden". Zij kreeg ook nog de opmerking van de componist "dat ze het tweede deel niet zuiver had gespeeld".
Orkestratie
soloviool
2 dwarsfluiten, 1 hobo, 1 althobo, 2 klarinetten, 2 fagotten
2 hoorns, 2 trompetten
pauken
violen, altviolen, celli, contrabassen
Discografie
Het werk kent in 2012 slechts één opname, het is een opname die gemaakt is vlak nadat het werk voor de tweede keer werd uitgevoerd:
Uitgave Chandos: Tasmin Little (viool), City of London Sinfonia o.l.v. Richard Hickox, een opname van 2 december 1999.
Concert voor klein orkest en soloviool
Compositie van Gerald Finzi
Compositie voltooid in 1927
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Concert%20voor%20klein%20orkest%20en%20soloviool
|
wikipedia
| 48,188 |
Boveycantharis holzschuhi is een keversoort uit de familie soldaatjes (Cantharidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1999 gepubliceerd door Svihla.
Soldaatjes
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Boveycantharis%20holzschuhi
|
wikipedia
| 468,181 |
Bornholmer Straße is een station van de Berlijnse S-Bahn aan de gelijknamige straat in het Berlijnse stadsdeel Prenzlauer Berg en ligt langs de Stettiner Bahn. Het station ligt precies onder de Bösebrücke. Het station werd geopend op 1 oktober 1935. Tussen 1961 en 1990 passeerden West-Berlijnse S-Bahntreinen het in Oost-Berlijn gelegen station zonder te stoppen.
Bovengronds kan worden overgestapt op de tramlijnen 50 en M13 van de BVG.
Bornholmer Straße
Pankow (district)
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Station%20Bornholmer%20Stra%C3%9Fe
|
wikipedia
| 632,365 |
Pico bello is een pseudo-Italiaanse uitdrukking met een bijbehorend gebaar, dat betekent dat iets uitstekend of piekfijn in orde is.
Herkomst
De uitdrukking is waarschijnlijk een vervorming van piekfijn in iets wat lijkt op Italiaans. Het heeft daardoor een theatrale lading en wordt vooral gebruikt om te benadrukken dat te zien is dat er moeite is gedaan om het besprokene netjes en in orde te krijgen.
Gebaar en gesticulatie
Het gebaar pico bello bestaat uit het vouwen van wijsvinger en duim in een denkbeeldige cirkel en het naar boven uitstrekken en uitspreiden van de overige vingers. De uitgestrekte vingers bevinden zich vanuit de gebaarmaker gezien achter de denkbeeldige cirkel. Om het gebaar te benadrukken kan de hand een aantal keren een stukje heen en weer van voor naar achteren bewogen worden en kunnen de mondhoeken naar beneden worden gekruld. Dit gebeurt met name als het gebaar wordt gebruikt om waardering over iemands werk te uiten.
Buitenland
In het buitenland kan het gebaar ook andere betekenissen hebben. In Angelsaksische landen heeft het een vergelijkbare betekenis als in Nederland en België. Onder water wordt het gebaar gebruikt om te vragen en te antwoorden dat een duiker in orde (OK) is. Een andere betekenis echter is "nul", wat zowel negatief als positief kan zijn. Daarnaast verwijst het gebaar bijvoorbeeld in Turkije en diverse Zuid-Amerikaanse landen naar de anus en homoseksualiteit en wordt zo als vulgair gebaar gebruikt.
Uitdrukking in het Nederlands
Gebaar
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Pico%20bello
|
wikipedia
| 615,754 |
Xestagonum morholt is een keversoort uit de familie van de loopkevers (Carabidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1996 door Morvan.
morholt
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Xestagonum%20morholt
|
wikipedia
| 607,731 |
Nychiodes persuavis is een vlinder uit de familie van de spanners (Geometridae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1929 door Wehrli.
persuavis
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Nychiodes%20persuavis
|
wikipedia
| 208,760 |
Onychocella alula is een mosdiertjessoort uit de familie van de Onychocellidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1930 door Hastings.
Onychocellidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Onychocella%20alula
|
wikipedia
| 699,238 |
Euptychia ernestina is een vlinder uit de onderfamilie Satyrinae van de familie Nymphalidae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1911 door Gustav Weymer.
Satyrinae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Euptychia%20ernestina
|
wikipedia
| 149,933 |
Flanders DC of Flanders District of Creativity ondersteunt, promoot en verbindt creatieve ondernemers uit Vlaanderen. De organisatie ondersteunt creatieve ondernemingen bij hun start, groei of professionele uitbouw.
De vzw wordt ondersteund door de Vlaamse regering, meer bepaald door het Agentschap Innoveren en Ondernemen, dat onder de bevoegdheid van de minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw Hilde Crevits valt.
Geschiedenis
Flanders DC werd opgericht door minister Patricia Ceysens op 7 mei 2004 met als doelstelling de Vlaamse economie te stimuleren door middel van creativiteit, ondernemerschap en internationalisering. Sinds 2009 maakt ook Flanders Fashion Institute deel uit van de organisatie. In 2016 werd ook Design Vlaanderen erin opgenomen.
Doelstellingen
Het oorspronkelijk doel was om zowel bedrijven, onderwijs, beleidsmakers als particulieren bewust te maken van het belang van creativiteit en innovatie. Samen met de Vlerick Business School en Antwerp Management School werkte Flanders DC ook aan kennisopbouw op vlak van ondernemingscreativiteit en innovatie in Vlaanderen.
Na de fusie met het Flanders Fashion Institute en Design Vlaanderen in 2016, verschoof de opdracht en vandaag ligt de focus op het professionaliseren van mensen uit de creatieve sector. De organisatie biedt daartoe advies aan en zet promotionele activiteiten en evenementen op.
Activiteiten
Via evenementen en workshops (vaak in samenwerking met partnerorganisaties) wou Flanders DC het belang van innovatie breed ingang doen vinden. Eind 2012 organiseerden ze een eerste festival van de creativiteit: een stadsbreed massaevent in Turnhout.
Flanders DC is de initiator van de wereldwijde Creativity World Forum conferenties die sinds 2004 jaarlijks georganiseerd worden. Het CWF werd in november 2011 georganiseerd in Hasselt, in 2012 in Rio de Janeiro en in 2014 in Kortrijk.
Voor bedrijven, onderwijs en beleid ontwikkelde de organisatie de GPS brainstormtool. Met "Een idee per dag" lanceerde de organisatie een uitdaging voor heel Vlaanderen om zo veel mogelijk ideeën te bedenken.
Met de Henry van de Velde Awards, reikt Flanders DC ook een Belgische designprijs uit. De prijsuitreiking vindt jaarlijks plaats eind januari in de BOZAR in Brussel en geldt als de onofficiële nieuwjaarsreceptie van de Vlaamse designwereld. 2 van de 12 prijzen worden uitgereikt in samenwerking met andere organisaties: de Crafts by Bokrijk en de OVAM Ecodesign Award.
In september 2018 zette ze samen met heel wat partners het SuperNova-festival op poten. Op dit vierdaagse evenement kwamen sprekers van over de hele wereld de nieuwste innovaties toelichten voor Vlaamse bedrijfsleiders, maar het grote publiek kon er ook kennismaken met innovaties bedacht in Vlaanderen.
Televisieprogramma's
Flanders DC zat achter het televisieprogramma De Bedenkers. In januari 2013 kondigde de organisatie het door Agentschap Innoveren en Ondernemen gefinancierde programma Topstarter aan, een zoektocht naar de meest beloftevolle jonge starter van Vlaanderen. Ook het programma De Leeuwenkuil is ontstaan uit een project van Flanders DC om het imago van ondernemers positief te veranderen.
Internationaal
Internationaal zit Flanders DC achter het Districts of Creativity netwerk, een organisatie die twaalf creatieve regio's in de wereld samenbrengt.
Externe link
Officiële website
Vlaamse overheidsinstantie
Economie van Vlaanderen
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Flanders%20DC
|
wikipedia
| 296,432 |
In 1950 werd het 31ste Campeonato Potiguar gespeeld voor voetbalclubs uit de Braziliaanse staat Rio Grande do Norte. De competitie werd gespeeld van 17 mei 1950 tot 28 januari 1945 en georganiseerd door de Federação Norte-rio-grandense de Futebol. ABC werd de kampioen.
Eindstand
Kampioen
Externe link
RSSSF
Campeonato Potiguar
Braziliaans competitievoetbal 1950
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Campeonato%20Potiguar%201950
|
wikipedia
| 229,795 |
Dasychira omissa is een vlinder uit de familie spinneruilen (Erebidae), onderfamilie donsvlinders (Lymantriinae). De wetenschappelijke naam van deze soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1926 door Hering.
De soort komt voor in tropisch Afrika.
omissa
Dier uit het Afrotropisch gebied
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Dasychira%20omissa
|
wikipedia
| 371,325 |
Marianus IV van Arborea, Marianu in het Sardijns, Marainus in het Latijn en Marià in het Catalaans (Oristano, 1319 – aldaar, 1375), was van 1347 tot aan zijn overlijden giudice, rechter, van Arborea. Arborea was een van de vier giudicati (provincies) van Sardinië binnen het gelijknamige koninkrijk.
Hij stamde uit de familie De Serra Bas en was de tweede zoon van de Sardijnse rechter Hugo II en van Benedetta. Hij zette het culturele en politieke erfgoed van zijn vader voort en versterkte het met als doel de autonomie en onafhankelijkheid van de provincie te behouden. Dit wist hij uiteindelijk uit te breiden tot heel Sardinië. Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste personen uit de veertiende eeuw van Sardinië en hij heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de landbouwsector van het eiland dankzij de afkondiging van de Codice rurale (landbouwwet), een wetswijziging die vervolgens door zijn dochter Eleonora werd opgenomen in de Carta de Logu.
Hij was ook een rijke mecenas. Beroemde beeldhouwers en schilders uit die periode, waaronder de beroemde Nino Pisano, waren verbonden aan zijn hof.
Biografie
Familie
Marianus werd in 1319 geboren als de tweede zoon van Benedetta en van Hugo II, die rechter van Arborea was. Zijn vader was de zoon van rechter Marianus III van Arborea en diens concubine Padulesa de Serra. Begin twintigste eeuw waren de meeste historici echter van mening dat zijn vader een cadet was van Marianus II. Marianus II was een zoon van Peter II en van een zekere Sardinia en hij werd beschouwd als een van de belangrijkste vorsten van Arborea; zo was hij getrouwd met een achterkleindochter van keizer Frederik II van Zwaben. Peter II was op zijn beurt weer de zoon van Hugo I, die als zoon van burggraaf Poncio de Cervera en van Sinispella van Arborea, dochter van Barisone I koning van Sardinië, die stamvader was van de familie De Serra Bas.
Kinderjaren en jeugd
In 1323 had Hugo II aan koning Jacobus II de Rechtvaardige gevraagd deel te nemen aan de oorlog tegen de Republiek Pisa met als doel hen van het eiland te verjagen. In datzelfde jaar was een gezantschap uit Arborea onder leiding van de aartsbisschop Guido Cattaneo naar Avignon gekomen om een verdrag te sluiten met Aragón. Hierin stond dat de autonomie van de giudicato (provincie) Arborea werd erkend op voorwaarde dat de rechter een jaarlijks bedrag van drieduizend gouden florijnen uit Florence aan de Catalanen zou betalen. Er ontstond dus een tegenstrijdige situatie: Arborea beschouwde de koning van Aragón als bondgenoot, maar diezelfde koning behandelde de De Serra Bas als vazallen die aan hem onderworpen moesten worden, zij het met behoud van een zekere mate van autonomie. Beiden hadden een verschillende visie op macht, wat bijdroeg aan de controverse. Het Aragonese koningshuis was opgezet volgens het Europese feodale leenstelsel, terwijl er op Sardinië nooit sprake was geweest van feodalisme. De rechters erkenden het dus niet, sterker nog, ze beschouwden zich niet als onderdanen van de Catalaanse vorst.
Aanvankelijk onderwierp Hugo II zich aan de feodale eisen die Jacobus II als voorwaarde voor een alliantie had gesteld, maar dit was slechts een manier om een onmiddellijke oorlog te vermijden.
De koningen van Aragón, van Jacobus II tot Alfons IV en daarna Peter IV, probeerden op verschillende manieren om Arborea als bondgenoot te behouden en aan zich te binden door de rechter en zijn zonen meerdere privileges toe te kennen en door huwelijken met hen te sluiten. Ze lieten hen aan het hof verblijven en gaven hen diverse baronale titels. De kinderen van de rechter van Arborea werden tijdens de plechtigheden aan het hof in rang vlak achter de kinderen van de Aragonezen geplaatst. Maar deze concessies waren niet voldoende om van de De Serra Bas riccos homines te maken, d.w.z. vazalbaronnen van de Aragonese koning. De kinderen van de rechter hadden aan het hof van Barcelona overigens ook geen enkele titel, want voor de rechter zou elke adellijke titel inferieur zijn geweest aan die van de rechter zelf. Ondanks deze verschillen in inzicht, waren de banden, zelfs de familiebanden, tussen de Aragonezen en de rechter van Arborea aanzienlijk. Zo was ook Marianus IV van Arborea, conform de wensen van zijn vader Hugo, opgevoed aan het hof van koning Alfons IV.
In het jaar 1335 werd Marianus ziek tijdens de onderhandelingen omtrent zijn huwelijk en dreigde te sterven. Hij was op dat moment nog in Barcelona. Na toestemming te hebben gekregen van de koning van Aragón, stuurde rechter Hugo zijn persoonlijke arts Grazia Orlandi naar Catalonië, en die wist Marianus te genezen. Op 5 april van datzelfde jaar stierf Hugo echter.
Marianus was actief betrokken bij de kroning van de zoon van Alfons IV, Peter IV van Aragón in 1336 en trad kort daarop in de Catalaanse stad in het huwelijk met Timbora van Roccaberti (dochter van de Burggraaf Dalmazio). Ze kregen samen vier kinderen: Hugo, Beatrice, Eleonora en een meisje dat al vroeg stierf.
Graaf van Marmilla en van Goceano
In 1339 kreeg donnikellu (een term die werd gebruikt voor de naaste verwanten van de rechter van Arborea, meestal zijn erfgenamen) Marianus van Peter van Aragón de titel graaf van Marmilla en van Goceano (een gebied dat de curatorschappen van Dore omvatte met de plaatsen Orotelli, Nuoro, Ottana, Sarule en Anela). Dit betekende dat de toekomstige rechter een vazal werd van de Aragonese koning van Sardinië en Corsica. Deze verhouding kwam ook tot uiting in het wapen van Marianus: boven de vertakte boom met wortels werden de Catalaanse palen afgebeeld.
Als graaf van Goceano - hij was op dat moment nog geen rechter- deed Marianus een politiek gezien slimme zet door het dorp Castel di Goceano, dat toen Burgos heette (su Burgu in het Sardijns) weer van bewoners te voorzien. Ook herstelde hij het oude kasteel, om de noordelijke grens van de provincie te verdedigen. Hij stimuleerde de landbouw in de gebieden die onder zijn graafschap vielen. Door de oorlogen tegen Pisa verkeerde de provincie in een crisis, maar het stimuleringsbeleid zorgde voor een economisch herstel. In deze periode vaardigde Marianus een eerste reeks geschreven juridische normen uit die vooral de fokkerij en de landbouw reguleerden, om zo de productiviteit te verbeteren. Een gedeelte van deze normen vielen al onder het strafrecht. Vervolgens ontwikkelden deze voorschriften zich tot de Carta de Logu, het corpus van de wet. Het tot stand komen van de Carta de Logu wordt, vaak ten onrechte, toegeschreven aan zijn dochter Eleonora die het alleen liet bijwerken zoals haar broer Hugo III had gedaan.
Rechter van Arborea
In 1347, na het overlijden van zijn broer Peter III, werd Marianus door de Corona de Logu (Kroon van het Rijk) tot rechter van Arborea uitgeroepen. In het begin van zijn regeerperiode toonde hij echter weinig interesse in de politieke gebeurtenissen op het eiland.
De oorlog tussen Sardinië en Catalonië
In datzelfde jaar 1347 verzochten de mannelijke telgen van de adellijke familie Doria - Nicolò, Giovanni, Antonio en Matteo - koning Peter IV van Aragón om teruggave van de kastelen van Bonuighinu en Ardara. Deze kastelen waren na een opstand in beslag genomen. Ook vroegen ze handelsprivileges voor de steden waarover ze heersten: Castelgenovese, tegenwoordig Castelsardo, en Alghero. Als tegenprestatie beloofden zij de kroon trouw te dienen als vazallen en ervoor te zorgen dat de koning de kastelen van Osilo en Capula weer in bezit kon nemen. Volgens de Doria’s waren deze landgoederen in handen van de rebellen, maar in werkelijkheid hadden zij de kastelen zelf bezet. De koning stemde in, maar verleende de Doria’s geen privileges voor Castelgenovese en Alghero, omdat hij over deze steden zelf wou heersen. De Doria’s waren ontevreden over dit resultaat en riepen soldaten en huurlingen bijeen nabij de stad Sassari, dat van de Aragonezen de status van stad met een directe koninklijke jurisdictie had gekregen.
De koning stuurde een leger onder leiding van Hugo de Cervellon naar Sassari. In de tussentijd vertrokken driehonderd kruisboogschutters onder leiding van Gherardus de Cervellon, zoon van de gouverneur-generaal Willem, vanuit Cagliari richting Sassari om zich bij de mars van Hugo te voegen. Rechter Marianus liet deze troepen begeleiden door een kleine groep militieleden uit Oristano en adviseerde Cervellon om een directe confrontatie te vermijden. Maar toen de mannen de bergpas van Aidu en Turdu bereikten, werden ze volledig omsingeld door de soldaten van de Doria’s en in plaats van de strijd uit de weg te gaan, gaf Cervellon het bevel aan te vallen. Hierdoor werd een bloedbad aangericht onder hun troepen. Ook Gherardus sneuvelde. De rechter stuurde vervolgens een groep militieleden die, na hulp te hebben geboden aan de overlevenden, het beleg van de strijdkrachten van de Doria’s neersloeg.
In 1349 werd er een wapenstilstand bereikt waarna de koning, volgens de historicus Raimondo Carta Raspi, verdeeldheid probeerde te zaaien tussen de Arborea door aan sommigen van hen lenen toe te kennen in ruil voor de stad Alghero. Maar niet alle Doria’s waren bereid de stad aan de koning over te laten en vroegen daarom in 1351 Genua om hulp bij een mogelijke aanval tegen de Aragonezen. Terwijl Marianus in een fel conflict met zijn broer Johannes was verwikkeld, organiseerde de koning een grote expeditie met als doel de inname van Alghero. De vloot die de manschappen moest vervoeren bestond uit vijfenveertig galeien en vijf grote vrachtschepen. Vanuit Cagliari voegden zich twintig galeien uit Venetië bij de expeditie. In de Slag van Porto Conte op 27 augustus 1353 versloeg admiraal Bernat de Cabrera, hoofd van het Catalaans-Venetiaanse leger, de vloot uit Genua en dwong de Algherezen zich over te geven. Daags na de inname van de stad werd Fabiano Rosso Doria, een van de meest fanatieke verdedigers van Alghero, door De Cabrera terechtgesteld zonder enige vorm van proces.
Daarop stuurde De Cabrera een bode naar Oristano met een bevel voor Marianus om naar Alghero te komen om rekenschap af te leggen over zijn besluit de Doria’s niet aan te vallen. De rechter ging niet persoonlijk, maar stuurde begin september zijn vrouw Timbora, een nicht van de admiraal De Cabrera, onder begeleiding van een kleine gewapende escorte. Maar tijdens haar ontmoeting met de admiraal arriveerden drie ruiters uit Cagliari die gestuurd waren door de gouverneur-generaal om de admiraal te ontmoedigen verder te onderhandelen met Timbora. De rechter was namelijk de steden met een koninklijke jurisdictie binnengevallen en hij was op dat moment begonnen aan de bestorming van de stad Sanluri.
De vijftiende-eeuwse historicus Geronimo Zurita vermeldt in zijn werk Annalen van de Kroon van Aragón (Annali della Corona d’Aragona) een citaat van Timbora op het moment dat de admiraal door de ruiters op de hoogte werd gebracht van de militaire manoeuvres van de rechter:
Marianus voerde nu dus oorlog tegen de Catalanen, en nadat zijn bevelhebbers Azzone da Buquis en Cino de Zori in de stad Decimomannu Gherardus van Gherardesca gevangen hadden genomen, begaf hij zich richting Noord-Sardinië, naar Alghero. Het lukte hem de stad in te nemen, waar ondertussen de bewoners tegen de Catalanen in opstand waren gekomen. Vlak voor zijn vertrek liet de rechter twee Sardijnse mannen ophangen, omdat zij de menigte hadden opgestookt om de gevangenis te bestormen waar tweeënveertig Catalanen zaten opgesloten.
Peter IV, die de ernst van de situatie inzag, organiseerde in 1354 een expeditie van bijna twaalfduizend mannen om Alghero te heroveren en de rechter te onderwerpen. Als aanvoerders dienden onder andere Peter de Xèrica (getrouwd met Bonaventura, de zus van Marianus), Johannes van Grailly en een Duitse hertog. Deze expeditie liep op niets uit, en na ruim zeven maanden werd er een wapenstilstand bereikt en in 1355 werd in Sanluri vrede gesloten.
Tijdens deze periode van vrede die tien jaar duurde, lukte het Marianus zich zo te reorganiseren dat hij de oorlog op een later tijdstip weer voort kon zetten. Dankzij het huwelijk van zijn zoon Hugo met de oudste dochter van Johannes van Vico en het huwelijk van zijn dochter Beatrice met Aimeric VI, Burggraaf van Narbonne en toekomstige Admiraal van Frankrijk, kreeg hij er belangrijke en invloedrijke bondgenoten bij. Aan het begin van dit decennium werd er tevens onderhandeld over een huwelijk tussen een van de dochters van Marianus en de toekomstige koning Peter II van Cyprus. Twee documenten die over dit onderwerp gaan uit 1362 en 1370 zijn getuigenverklaringen in het strafrechtelijk proces tegen de Arborea (Proceso contra los Arborea), dat aanhangig werd gemaakt door Peter IV van Aragón en dat werd afgesloten in 1393 tijdens de heerschappij van Johannes I. Tegenwoordig wordt Beatrice als de verloofde beschouwd, ook al werd lange tijd gedacht dat Eleonora de aanstaande bruid was, aangezien Beatrice in 1370 reeds getrouwd was.
In 1365 werden de vijandelijkheden hervat, dit keer met de goedkeuring van Paus Urbanus V. Volgens de historicus Raimondo Carta Raspi besloot men hiertoe door de eis dat de Aragonezen, en dus Peter IV, een bijdrage zouden leveren in het conflict. Nu echter kan de koning niet zelf naar Sardinië komen om de Arborea te verslaan, want de Catalanen waren op het thuisfront in een oorlog verwikkeld met Peter I van Castilië. De bijdrage bleef beperkt tot een enkele compagnie. Dit terwijl de rechter opnieuw Cagliari belegerde, Villa di Chiesa (de huidige stad Iglesias) innam en reeds de baas speelde op het hele eiland.
Pas na het einde van de oorlog tegen Castilië wist de koning van Aragón voldoende manschappen te verzamelen om tegenstand te kunnen bieden aan de rechter. In 1368 stuurde koning Peter een expeditie onder leiding van Pedro Martinez de Luna, de echtgenoot van een nicht van Marianus, Elfa de Xèrica. Martinez voerde zijn leger tot aan de stadsmuren van Oristano en bestormde de stad. Het Catalaans-Aragonese leger dat in de rug geen bescherming had, werd echter omsingeld tijdens een gezamenlijke aanval van Marianus en zijn zoon Hugo, waarbij Martinez tijdens de veldslag werd vermoord.
In 1370 nam Marianus Sassari in en in hetzelfde jaar arriveerde een gezantschap van Marianus in Avignon, omdat enkele kardinalen de Paus hadden verzocht de ‘ruzie’ tussen Marianus en de koning van Aragón te beslechten. De afgezanten uit Arborea verwierpen alle voorstellen van territoriale concessies, ondanks de herhaaldelijke druk van de Aragonese vicekanselier Francesco Roma. De Arborea eisten dat alle grond en landgoederen op het eiland die eigendom waren van de Kerk, aan Marianus in leen werden gegeven. Daarnaast onderhield Marianus contacten met belangrijke en invloedrijke personen uit die tijd, zoals Catherina van Siena, aan wie hij de belofte had gedaan deel te nemen aan een kruistocht naar het Heilige Land.
Overlijden
Marianus kreeg niet de kans zijn ambities te verwezenlijken, vermoedelijk door het uitbreken van de pest. Er is een tijdlang discussie gevoerd over de precieze datum van zijn overlijden. De historici Francesco Cesare Casula, Raimondo Carta Raspi en de schrijfster Bianca Pitzorno plaatsten zijn overlijden in de zomermaanden van 1376. Dankzij een gevonden brief van de koning van Aragón gedateerd 1 juni 1375, was het echter mogelijk met zekerheid vast te stellen dat hij in juni van datzelfde jaar overleed.
Wetgeving
Hoe belangrijk Marianus is geweest voor de geschiedenis van Sardinië in de dertiende eeuw, blijkt uit de talrijke wetgeving door hem uitgevaardigd tijdens zijn lange regeerperiode. De eerste bekende wet is de Carta del Goceano (omstreeks 1340) waarin speciale privileges werden toegekend aan personen die zich in het dorp van het kasteel (de huidige gemeente Burgos) vestigden, dat op dat moment ontvolkt was geraakt. De belangrijkste en bekendste wetgeving van zijn hand was de zogenoemde Codice rurale (landbouwwet), uitgevaardigd tussen eind jaren vijftig en begin jaren zestig van de dertiende eeuw. Het wetboek bestond uit 66 hoofdstukken en behandelde hoofdzakelijk steunregelingen voor de ontwikkeling van de landbouw op Sardinië en precieze regels omtrent het agrarische leven in de provincie Arborea. Na het overlijden van Marianus en de troonbestijging van zijn dochter Eleonora, werd de wetswijziging opgenomen in het wetboek, de bekende Carta de Logu.
Mecenaat
Marianus geniet ook bekendheid als een belangrijke mecenas van de Sardijnse kunst. Tijdens zijn bewind liet hij verschillende kunstwerken in de provincie Arborea bouwen of bestaande werken restaureren, zoals de kathedraal van Oristano die hij in de jaren zestig van de dertiende eeuw opnieuw liet bouwen in de Gotisch-Catalaanse stijl. Daarnaast is Marinaus de enige vorst van Arborea waar een portret van bestaat, als jonge Marianus, in de polyptiek van de kerk San Nicola in de gemeente Ottana. Ook is Marianus te zien in een fragment van een fresco in het klooster Santa Chiara in Oristano, dat gesticht werd door zijn broer Peter III. Hierop is te zien hoe Marianus zijn erfgenaam Hugo voor bescherming aanbiedt aan de non Clara van Assisi. Op de bovendorpel van de kerk San Serafino in de gemeente Ghilarza zijn enkele figuren gebeeldhouwd (ca. 1360), die bijeen zijn gekomen voor de afkondiging van de Codice rurale. Onder hen de rechter, zijn vrouw Timbora en hun oudste zoon Hugo. De historicus Francesco Cesare Casula ontdekte in 1981 in de vier hangende kraagstenen van de apsis van de kerk San Gavino Martire in San Gavino Monreale de beeltenissen van Marianus, zijn kinderen Hugo en Eleonora en zijn schoonzoon Brancaleone Doria. De familie van de rechter verbleef inderdaad regelmatig in het nabijgelegen kasteel Monreale. Een andere interessante ontdekking betrof de vier vermeende Arborense denarii (met de heraldische ontwortelde boom erop gegraveerd). Men dacht dat de provincie Arborea geen eigen munten had en dat er alleen Aragonese munten in omloop waren. Maar volgens sommigen waren de denarii geslagen tijdens de regeerperiodes van Marianus en Hugo III. Er zijn echter geen documenten om deze theorie te bewijzen.
Huwelijk en kinderen
Marianus en zijn vrouw Timbora di Roccaberti kregen vier kinderen:
Hugo (1337 - 1383): het eerste kind en de enige zoon. Hij werd later rechter van Arborea. Hugo werd gedood in een hinderlaag in Oristano samen met zijn dochter Benedetta op maart 1383.
Beatrice (1342/43 - 1377): trouwde met Burggraaf Aimeric VI van Narbonne. De laatste rechter van Arborea, de Franse Willem, is een afstammeling van haar.
Onbekend (1343 - 1343/46/47): van dit meisje is geen naam bekend. Het overlijden vond plaats tussen 1343 en 1347. Haar overlijden wordt genoemd in een brief van haar aangetrouwde tante Sibilla van Moncada aan haar moeder Timbora.
Eleonora (1347 - 1403): zij werd regentes voor haar twee zonen, en kondigde een herziening van haar vaders wetten af, de bekende Carta de Logu.
De kinderen werden enkele jaren na elkaar geboren in de Spaanse plaats Molins de Rei, toen hij nog graaf van Marmilla en van Goceano was, dus nog vóórdat hij de troon besteeg van Arborea (1347). Vervolgens woonde het gezin in Oristano en in het kasteel van Goceano.
Volgens Bianca Pitzorno trouwde Beatrice in 1361 met Aimeric VI van Narbonne (1341-1388). Uit haar testament kan men opmaken hoe groot en waardevol haar bruidsschat was. Aan de hand van een brief van Aimeric aan koning Peter IV van Aragon, kan worden vastgesteld dat Aimerics vrouw Beatrice Marianus' inderdaad tweede kind was - zij droeg ook de naam van de voorvader van haar moeder - en dat Eleonora de jongste dochter was. Na de dood van zijn zwager Hugo in 1383, claimde burggraaf Aimeric in zijn brief dan ook de troon van Arborea ten gunste van zijn eigen zoon, die ook Aimeric heette.
Na de dood van Marianus werd zijn troon geërfd door zijn zoon Hugo. Na de moord op Hugo in 1383 eigende zijn jongste zus Eleonora zich onrechtmatig de troon van Oristano toe als regentes voor haar twee kinderen. Volgens de wetten inzake troonopvolging die destijds van kracht waren, behoorde de troon in feite toe aan de zonen van Beatrice en Aimeric VI van Narbonne.
Toen de zonen van Eleonora stierven zonder erfgenamen achter te laten, kwam het erfgoed van de Arborea terecht bij Willem III, de oudste zoon van Willem II van Narbonne en Guèrine Beaufort-Rogier-Canillac. Met Willem III eindigde de belangrijkste familietak van de dynastie van de Arborea.
Wapenschilden
Om verschillende redenen die te maken hadden met de geopolitieke orde van Sardinië, zag Marianus zich tijdens zijn leven meer dan eens genoodzaakt zijn blazoen te veranderen. Kort nadat koning Peter IV van Aragón hem de titel van Graaf van Goceano en Marmilla had toegekend, voegde de toekomstige rechter de vier Catalaanse strepen toe afgewisseld met vijf gouden strepen boven de ontwortelde boom van Arborea als symbool van zijn ondergeschiktheid aan de Aragonese vorsten. Iets meer dan een jaar voor het uitbreken van de Sardijns-Catalaanse oorlog liet Marinus de vier Catalaanse strepen onder de Arborense boom plaatsen. Dit wordt bevestigd in de processtukken van het zogenaamde Proces tegen de Arborea (Proceso contra los Arborea). Het jaar daarop, tijdens de meest heftige periode van het conflict, liet Marinus de strepen geheel verwijderen.
Geschiedenis van Sardinië
Wikipedia:Vertaalde artikelen uit het educatieprogramma
Persoon in de 14e eeuw
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Marianus%20IV%20van%20Arborea
|
wikipedia
| 148,116 |
Taleporia discussa is een vlinder uit de familie zakjesdragers (Psychidae). De wetenschappelijke naam van deze soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1921 door Meyrick.
Zakjesdragers
Dier uit het Afrotropisch gebied
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Taleporia%20discussa
|
wikipedia
| 668,879 |
Ceradocus (Denticeradocus) ramsayi is een vlokreeftensoort uit de familie van de Maeridae. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1879 door Haswell.
Maeridae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ceradocus%20%28Denticeradocus%29%20ramsayi
|
wikipedia
| 666,095 |
Lydella is een geslacht van vliegen (Brachycera) uit de familie van de sluipvliegen (Tachinidae). De wetenschappelijke naam van het geslacht is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1830 door Robineau-Desvoidy.
Sluipvliegen
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lydella
|
wikipedia
| 246,151 |
Cymbovula is een geslacht van weekdieren uit de klasse van de Gastropoda (slakken).
Soorten
Cymbovula acicularis (Lamarck, 1811)
Cymbovula bebae Fernandes & Rolán, 1995
Ovulidae
|
https://nl.wikipedia.org/wiki/Cymbovula
|
wikipedia
| 243,422 |
Subsets and Splits
No community queries yet
The top public SQL queries from the community will appear here once available.